Nr. 5. ONTBINDING VAN ARBEIDSOVEREENKOMST. OBU-REGELING OF FLEX-PENSIOEN?
Nr. 5. ONTBINDING VAN ARBEIDSOVEREENKOMST. OBU-REGELING OF FLEX-PENSIOEN?
Bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal klinisch chemicus niet in aanmerking kunnen komen voor flex- pensioen. I.c. is aanbod van ziekenhuis van een storting voor een stamrechtregeling redelijk en billijk. Scheidsgerecht gaat er van uit dat verweerder gebruik zal maken van OBU-regeling.
Scheidsgerecht voor het Nederlandse Ziekenhuiswezen (xxxx.xx X.X.X. Xxxxx, vice-voorzitter, drs X.X. Xxxxxxxxxx, X. Xxxxxxx, dr G.T.B. Xxxxxxx en dr X.X.X. xxx Xxxxxxxxxxxx, leden, met bijstand van mevrouw mr X.X.X. xx Xxxxx, griffier)
10-7-98
Bindend advies (97-24) in de zaak van: De stichting A,
gevestigd te Z, eiseres,
gemachtigde: mr. P.J.W.M. Theunissen, tegen
B,
wonende te Y, verweerder,
gemachtigde: xx. X. Xxxxxxxxx.
1. De procesgang
1.1 Eiseres heeft bij memorie van eis het Scheidsgerecht verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 januari 1998, althans met ingang van een door het Scheidsgerecht in goede justitie te bepalen datum, met veroordeling van verweerder in de kosten van dit geding.
1.2 Verweerder heeft bij memorie van antwoord verweer gevoerd en het Scheidsgerecht verzocht: primair: het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen;
subsidiair: voor het geval het Scheidsgerecht tot het oordeel komt dat de arbeidsovereenkomst met verweerder ontbonden behoort te worden verklaard, verweerder ten laste van eiseres een schadevergoeding toe te kennen van f 760.000,- bruto met veroordeling van eiseres in de kosten op deze procedure gevallen.
1.3 Nadat eiseres nog enkele producties had ingezonden heeft de mondelinge behandeling plaats gevonden te Utrecht op 19 maart 1998. Daarbij waren aanwezig de gemachtigden van partijen, namens eiseres voorts de heren C, directeur algemene zaken, D, directeur zorgzaken, dr. E en F, hoofd P&O, alsmede de verweerder in persoon. De gemachtigde van eiseres heeft pleitnotities overgelegd. Aan partijen is vervolgens gelegenheid gegeven nog nader schriftelijke informatie te verschaffen.
1.4 De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 1 april 1998 nog producties toegezonden, de gemachtigde van verweerder bij brief van 2 april 1998, daarop heeft de gemachtigde van eiseres gereageerd bij brief van 14 april 1998 en de gemachtigde van verweerder op zijn beurt bij brief van 23 april 1998. Xxxxxxxxx heeft de gemachtigde van eiseres nog een brief van 13 mei 1998 ingezonden.
2. De samenvatting van het geschil
2.1 Verweerder is sedert 1 januari 1970 tot op heden als klinisch chemicus in dienst van eiseres, laatstelijk tegen een bruto salaris van f 16.693,- per maand exclusief 8% vakantiegeld. Sedert 1 december 1992 is verweerder voor een deel van de werktijd werkzaam in het laboratorium van het G te Y op basis van een later geformaliseerde detacheringsovereenkomst. Xxxxxxxxxx werd geboren op 00 H 1937 en zou gebruik kunnen maken van de OBU-regeling.
2.2 Eiseres legt aan haar verzoek ten grondslag dat er sprake is van gewichtige redenen in de zin der wet bestaande primair in een verstoorde arbeidsrelatie, althans een vertrouwensbreuk, subsidiair in gewijzigde omstandigheden als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst behoort te eindigen.
2.3 Aanvankelijk kende het ziekenhuis een drietal laboratoria. Verweerder stond aan het hoofd van één daarvan. In 1989 is besloten tot een integratie van die laboratoria. Verweerder werd aangewezen als coördinerend klinisch chemicus en als zodanig als eindverantwoordelijke. Mevrouw I werd aangewezen als coördinerend hoofdanaliste. De samenwerking tussen verweerder en mevrouw I was niet optimaal. Na interventies door de directeur algemene zaken en het hoofd personeelszaken is door de directie aan het bureau J opdracht gegeven tot een onderzoek. De heer K van dat bureau heeft op 6 november 1991 tussentijds gerapporteerd. Na een concept rapport van 10 januari 1992, heeft de heer K definitief gerapporteerd op 10 mei 1992. Naar aanleiding van die rapportage heeft de directie besloten mevrouw I te laten terugtreden en vervolgens werd getracht uitvoering te geven aan de integratie. Tenslotte is besloten tot de instelling van een management-team bestaande uit drs. L, klinisch chemicus, en de beide hoofdlaboranten. Dit team werd benoemd op 1 november 1994. Toen het managementteam te kennen gaf dat het niet kon functioneren wegens gebrek aan medewerking van de klinisch chemici, werd het integratie-project stopgezet en xx.xx. E als extern organisatie-adviseur ingeschakeld. Door hem is op 17 april 1996 gerapporteerd. Vervolgens is de heer E als interim-manager aangesteld. Na een tussentijdse evaluatie van 9 oktober 1996 heeft de heer E op 10 februari 1997 zijn eindverslag opgesteld. Met verweerder gevoerde gesprekken hebben er niet toe geleid dat van hem een loyale medewerking aan het ontwikkelde beleid te verwachten was. Feitelijk is verweerder nog slechts werkzaam in Y.
2.4 Vervolgens heeft in 1997 tussen de directie en verweerder overleg plaats gevonden over de beëindiging van het dienstverband van verweerder. Daarbij heeft eiseres voorgesteld dat verweerder gebruik zou maken van de OBU-regeling waarnaast hij werkzaam zou blijven in Y. Via een stamrechtregeling, te financieren uit de vergoedingen van het ziekenhuis in Y, zou het verschil tussen het huidige salaris en de OBU-uitkering worden aangevuld.
2.5 Verweerder wenst daartegenover in dienst te blijven, het dienstverband voort te zetten en desverkiezend te zijner tijd gebruik te maken van het flex-pensioen, waarvan hij verwacht dat dit over enige tijd zal worden ingevoerd. Hij acht zich, ook bij ontbinding, niet gehouden gebruik te maken van de OBU-regeling. Xxxxxxx van ontbinding wenst hij de door hem gevraagde vergoeding zonder de verplichting om in Y te blijven werken.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
De bevoegdheid van het Scheidsgerecht om in dit geschil bij bindend advies te beslissen wordt door partijen erkend en berust op het bepaalde in de arbeidsovereenkomst in verband met artikel 50 van de CAO Ziekenhuiswezen en het Reglement van het Scheidsgerecht.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Uit de stellingen van eiseres vloeien geen dringende redenen voort als bedoeld in artikel 7:677, lid 1 BW op grond waarvan de arbeidsovereenkomst onverwijld had kunnen worden beëindigd. Daarom zal in verband met de gevraagde ontbinding de vraag moeten worden beantwoord of er sprake is van verandering van omstandigheden van dien aard dat de overeenkomst billijkheidshalve behoort te eindigen.
4.2 Xxxxx omstreeks tien jaar geleden werd een aanvang gemaakt met de integratie van de drie laboratoria. Nadat het intern niet gelukt was deze operatie te voltooien heeft eiseres externe adviseurs ingeschakeld. Hoewel de interpretatie van de overgelegde rapportage tussen partijen verschilt, neemt dit niet weg dat daaruit blijkt van een langdurig en moeizaam proces van reorganisatie van de laboratoria.
4.3 De expertise van verweerder als klinisch chemicus is niet in het geding. De reorganisatie heeft echter de organisatorische taak van verweerder overbodig gemaakt. Eiseres stelt geen mogelijkheden te zien nog verbetering in de relatie met verweerder te brengen. Ook verweerder draagt geen mogelijkheden daartoe aan. Feitelijk is hij reeds lange tijd niet of nauwelijks meer in Z werkzaam. Uit een en ander volgt dat er sprake is van een verandering van omstandigheden zoals hierboven onder 4.1 bedoeld. De gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst is daarom toewijsbaar.
4.4 Verweerder verwijt het ontstaan van de huidige situatie aan eiseres en verbindt daaraan de gehoudenheid van eiseres tot betaling van de gevraagde vergoeding. De verwijten van verweerder acht het Scheidsgerecht, mede gelet op het aanbod van eiseres, in dit geval niet doorslaggevend. Immers in gevallen zoals het onderhavige pleegt het Scheidsgerecht veelal een vergoeding te bepalen met overeenkomstige toepassing van de wachtgeldregeling van artikel 44 van de XXX Xxxxxxxxxxxxxxx. Tegen deze achtergrond zullen de door verweerder gevraagde vergoeding en de door eiseres aangeboden regeling worden beoordeeld.
4.5 Verweerder is gerechtigd om gebruik te maken van de OBU-regeling. Tot het bereiken van de leeftijd van 65 jaar belopen de inkomsten daaruit f 172.598 per jaar. In aansluiting daarop beloopt het ouderdomspensioen f 107.500 per jaar. In het aanbod van eiseres zal tot het bereiken van de 65 jarige leeftijd het verschil tussen het salaris van f 215.748 en de uitkering uit de OBU-regeling worden opgevuld door de stamrechtregeling.
4.6 De flexpensioenregeling zal volgens een brief van PGCM van 25 maart 1998 de volgende mogelijkheden bieden:
datum ingang flexpensioen | hoogte flexpensioen tot 65 jaar | hoogte ouderdomspensioen vanaf 65 jaar (excl.AOW) |
1.1.1999f 122.300 | f 107.500 | |
1.1.2000f 177.000 | f 107.500 | |
1.1.2001f 215.748 | f 118.000 | |
1.1.2002f 215.748 | f 136.000 |
4.7 Vergelijking van de inkomens- en pensioencijfers van de beide voorgaande berekeningen laat zien dat wanneer verweerder van de flexpensioenregeling gebruik zou maken op 1.1.1999 of op 1.1.2000, de daaruit te verwerven inkomsten tot de leeftijd van 65 jaar lager zijn dan in het geval van de OBU-regeling met de aanvulling uit de stamrechtregeling. Het ouderdomspensioen is in beide situaties gelijk. Pas bij voortzetting van het dienstverband tot een latere datum ontstaat een hoger ouderdomspensioen in de flex-regeling.
4.8 De combinatie van OBU en stamrecht, zoals weergegeven onder 4.5, garandeert verweerder het volle inkomen van thans alsmede een ouderdomspensioen op basis van de huidige pensioenregeling. Een voordeel uit de te verwachten flexpensioenregeling in de vorm van een hoger ouderdomspensioen ontstaat pas na voortzetting van het huidige dienstverband gedurende enkele jaren. Het resultaat van genoemde combinatie van OBU en stamrechtregeling gaat uit boven dat van de wachtgeldregeling.
4.9 Eiseres gaat er van uit dat de vergoeding van het G te Y voor de werkzaamheden van verweerder zal worden bestemd om de stamrechtregeling te financieren. Xxxxxxxxx valt niet volstrekt uit te sluiten dat de drie betrokken partijen ondanks haar inspanningen uiteindelijk niet tot overeenstemming komen over de voortzetting van de werkzaamheden van verweerder in Y of dat die werkzaamheden tussentijds worden beëindigd. Het Scheidsgerecht acht het redelijk en billijk dat dit risico voor rekening van eiseres zal blijven. De stamrechtregeling dient derhalve te worden gegarandeerd ook al zijn er geen of onvoldoende baten vanuit Y.
4.10 Nu er gronden zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, doet zich de situatie niet voor dat verweerder met toepassing van de flexpensioenregeling in aanmerking zal kunnen komen voor een hoger ouderdomspensioen. Derhalve dient de keuze te vallen op de door eiseres aangeboden regeling met inachtneming van het onder 4.9 nader overwogene. Het Scheidsgerecht acht deze regeling in de omstandigheden van deze zaak in overeenstemming met de vergoeding bedoeld in artikel 6:685, lid 9 BW zelfs als het ontstaan van de grondslag van die ontbinding in overwegende mate aan eiseres zou moeten worden verweten.
4.11 Uit het voorgaande volgt dat er gronden zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 augustus 1998. Voorts wordt er van uitgegaan dat verweerder met ingang van die datum gebruik zal maken van de OBU-regeling. Als billijke vergoeding wordt bepaald dat eiseres een bedrag van f 150.000,-- zal fourneren ten behoeve van een in overleg met verweerder te scheppen stamrechtregeling.
5. De beslissing
Het Scheidsgerecht stelt het volgende bindend advies vast:
5.1 Eiseres wordt tot 25 juli 1998 in de gelegenheid gesteld haar verzoek in te trekken. Voor het geval zij haar verzoek intrekt wordt het door partijen verzochte afgewezen.
5.2 Voor het geval eiseres haar verzoek handhaaft:
a. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 augustus 1998.
b. Eiseres zal een bedrag van f 150.000,-- fourneren ten behoeve van een in overleg met verweerder te scheppen stamrechtregeling.
c. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
5.3 Eiseres zal de kosten van het Scheidsgerecht, begroot op f 9.600,- dragen; overigens dragen partijen ieder haar eigen kosten.