UITSPRAAK
Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer Noord Referentie: 20200067
UITSPRAAK
Inzake
De heer [naam] Wonende te [plaats] Klager
Gemachtigde: [naam] tegen
De heer [naam], huisarts te [plaats]
Verweerder gemachtigde: mr. L. Rippen
DE PROCEDURE
Xxxxxxx een brief heeft klager een klacht ingediend jegens verweerder.
Klager heeft zijn dochter, mevrouw [naam], gemachtigd namens hem op te treden in de onderhavige procedure.
Klager heeft op 12 november 2020 de Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer Noord (hierna verder te noemen: de (geschillen)commissie) schriftelijk gemachtigd alle relevante gegevens betreffende de klacht op te vragen.
Verweerder en klager zijn gehoord op basis van een schriftelijke procedure van hoor en wederhoor.
De geschillencommissie heeft kennisgenomen van en zal beslissen op basis van de volgende en tussen partijen gewisselde stukken:
• de klacht van 24 februari 2020;
• de aanvulling op de klacht van klager van 10 november 2020;
• de aanvulling op de klacht van klager ontvangen op 25 november 2020;
• het verweerschrift van verweerder van 25 januari 2021;
• de repliek van klager ontvangen op 2 maart 2021;
• de dupliek van verweerder van 16 maart 2021.
In haar vergadering van 22 april 2021 heeft de geschillencommissie besloten op basis van de schriftelijke stukken tot een uitspraak te komen.
SAMENVATTING VAN DE KLACHT
Klager klaagt over het handelen van verweerder ten aanzien van de mogelijkheden om 24- uurszorg en begeleiding te organiseren.
1. DE FEITEN
De geschillencommissie gaat uit van de volgende als vaststaand aangenomen feiten:
1.1 Op 9 januari 2018 is in het medisch dossier van klager genoteerd dat een bij hem afgenomen MMSE test en kloktekentest afwijkend is. Op 30 januari 2019 heeft het CIZ een indicatie "Beschermd wonen met intensieve dementiezorg indicatie" afgegeven.
1.2 Op 28 januari 2020 vermeldt het journaal als volgt: Dementie syndr waarsch Alzheimer type (p70.01)
S Xxxxxxx met Case manager [naam] en dochter en zoon. Graag dossier mee voor de casemanager. dat lees ik de avond ervoor overleg om 12.20 uur en ik had zelf al eerder afsrp voor overleg met [naam] in de middag Ik bel [naam
casemanager dementie] 06 die zegt dat ik uitgenodigd ben om druk te zetten op zijn verhuizing naar de [naam verpleeghuis], ha kan die druk zetten, blijkt dat dochter xxx gehad heeft en kan niet voor hem 24 uurs zorgen. Ik bel [naam] v [naam woonlocatie klager] en aanleunwoningen en zegt dat ze de 24 uurs zorg zoals gevraagd zou zijn ook niet kunnen geven. Ik voel dat pt niet accoord zal zijn met verhuizing en ik ben persoonlijk niet overtuigd vh feit dat het niet langer kan zoals het nu gaat, geen signalen van grote ernst daarover. Ik bel dan [naam dochter klager] om haar op de hoogte te stellen dat ik niet kom tussen de middag, dat ik eerst met haar vader wil spreken onder 4 ogen ze neemt en nog een ander fam lid zeer kwalijk dat ik niet meewerk. Ze zouden het aan de ass doorgeg hebben van de situatie
P Blijf bij mijn standpunt dat ik nu niet kom en dat ik zeer binnenkort met mijn pt overlegd. Fam zit met rug tegen de muur dat ze de hulp willen geven wat nu niet lukt, [naam dochter klager] kan dit niet vanwege […] haar en ze zijn erg betrokken en willen het beste voor haar vader en dat is in een setting waar 24 uurs zorg is
1.3 Verweerder legt op 29 januari 2020 een visite af bij klager. Later die dag geeft xxxxxxx dochter aan dat ze willen dat xxxxxx wordt opgenomen in een psychogeriatrisch verzorgingshuis met een eigen kamer en 24 uurszorg.
1.4 Op 18 februari 2020 vermeldt het journaal als volgt:
S casemanager dementie [naam] wil graag een RM verklaring van [naam verweerder] t.n.v. Y. Wil je die schrijven?
P ik zie geen indicatie om in deze casus de RM af te geven. Heb ik overigens nooit gedaan, ik sta hier niet achter de 18 tbl pcm in 3 dg is geen gevaar, wie is Y?
1.5 Op 20 februari 2020 vindt een gesprek plaats met xxxxxxx zoon en dochter. Verweerder herhaalt dan zijn standpunt dat hij niet achter een onvrijwillige opname staat en het aanvragen van een RM.
1.6 In april 2020 wijst de Rechtbank het verzoek om een RM af.
1.7 Klagers dochter zegt in juni 2020 het contract met de thuiszorgorganisatie op, waardoor klager zijn aanleunwoning zal moeten verlaten.
In het medisch dossier is op 30 juni 2020 de visie van mevrouw [naam], psychiater, weergegeven: “patiënt voldoet niet aan de criteria voor een RM. Patiënt geeft aan niet in een verpleeghuis te willen wonen en wordt hierin wilsbekwaam geacht. Patiënt wordt in zorg genomen om mee te denken over de diagnostiek rondom het type dementieel beeld, het onderzoeksverslag van [naam thuiszorgorganisatie] zal hiervoor bij u opgevraagd worden. Daarnaast zullen we meedenken over een geschikte woonplek, nu patiënt vanwege het niet ontvangen van zorg, zijn aanleunwoning dient te verlaten.
Momenteel wordt door de familie gezocht naar een geschikte woonplek. Ook wordt er gekeken of er medicamenteus mogelijkheden zijn rondom het dwangmatig gedrag. Verwachting richting huisarts Ondersteuning van beleid.”
1.8 Klager verhuist per 1 augustus 2020 naar [plaats], verweerder neemt op 28 juli 2020 afscheid van hem.
2. TOELICHTING OP DE KLACHT
De klacht houdt zakelijk en samengevat het volgende in:
2.1 Klager is gediagnostiseerd met dementie. Klager onderneemt daardoor veel dat hij niet meer overziet en dat gevaarlijk is. De zorg die klager had was niet langer voldoende. Verweerder heeft echter niet mee willen werken aan het verkrijgen van 24 uurs-zorg. Indien klager een indicatie 7 had kunnen krijgen had hij niet hoeven verhuizen. Verweerder ging ervan uit dat de zorg die klager kreeg goed en afdoende was.
2.2 Het CIZ was bereid een indicatie af te willen geven voor 24-uurszorg in een verpleeghuis. Voor een bezoek van de casemanager dementie op 28 januari 2020 was ook verweerder uitgenodigd, met het verzoek de medische gegevens van klager mee te nemen. Die gegevens waren nodig voor de indicatie aanvraag van het CIZ. Vlak voor de afspraak plaatsvond, gaf verweerder aan niet te zullen komen. Hij wilde zich niet voor een karretje laten spannen en klager eerst zelf spreken. Vervolgens vertelde de assistente dat de medische gegevens nodig voor de CIZ aanvraag niet klaar lagen.
2.3 Klager heeft tijdens het gesprek met de casemanager, waarbij verweerder niet aanwezig was, aangegeven wel te willen verhuizen naar een verpleeghuis, al zag hij er wel tegenop, en heeft ook zijn handtekening gezet op het aanvraagformulier van het CIZ.
2.4 Verweerder heeft xxxxxx vervolgens bezocht en aangegeven dat hij het niet nodig vond dat hij zou verhuizen. Klager heeft daarna aangegeven toch niet te willen verhuizen. Het CIZ gaf aan dat er wel iets diende te gebeuren en adviseerde een Rechterlijke Machtiging (RM) aan te vragen. Er was een groot verschil van mening in wat verweerder dacht dat goed voor klager zou zijn en wat de kinderen van klager noodzakelijk vonden voor de 24-uurzorg. Ook de thuiszorg vertelde tegen verweerder te hebben gezegd dat ze het niet meer verantwoord vonden dat klager zonder begeleiding woonde. Verweerder is maar enkele keren bij klager geweest. Verweerder was niet in staat een oordeel te vormen over zijn wilsbekwaamheid.
2.5 Klagers dochter geeft aan dat er veel gevaarlijke situaties zijn geweest met wasbenzine, elektriciteit en geld dat verdween. Zij geeft aan spijt te hebben niet alle voorvallen gemeld te hebben, maar zij wilde niet onnodig lastig vallen. Klagers dochter vindt dat verweerder geen goed beeld heeft van de werkelijkheid en de verkeerde beslissing nam door niet mee te werken aan meer zorg en begeleiding. Ook heeft verweerder gezegd
dat de kritiek van xxxxxxx dochter over de thuiszorg de zorg bemoeilijkte en dat verweerder die kritiek niet ondersteunde.
2.6 Toen klager uiteindelijk verhuisde, kwam verweerder afscheid nemen. Hij was toen echter niet meer klagers huisarts, omdat klagers dochter meermaals om een andere huisarts heeft verzocht. Klager bedankte verweerder toen, hij wist echter niets over het nalaten van verweerder omdat hem dat niet was verteld door zijn kinderen. Het gebeurde heeft ook grote impact gehad op de kinderen van klager, fysiek en emotioneel. Zij hebben tegenwerking ervaren daar waar ze verwachtten hulp te ontvangen.
2.7 Klager vordert een schadevergoeding. Klager komt maandelijks financieel tekort nu hij in de huidige woonvorm woont. Wanneer hij in een zorg in natura voorziening had gewoond had hij voor zijn zorgverzekering en eigen bijdrage en pedicure en kapper nog
€ 300,00 mogen houden als "zakgeld." Nu hij daar niet woont houdt hij alleen dat over wat er overblijft nadat alle zorgkosten van de woonvoorziening er af zijn. Dat betekent dat hij niets over houdt voor kleding, een uitstapje, een televisie en telefoonabonnement. Hiervoor dient zo lang klager leeft een bedrag van maandelijks
€ 100,00 gerekend te worden. Door het beleid van verweerder kon klager niet volgens de Wet Zorg en Dwang worden opgenomen.
Onkosten verhuizing:
reiskosten [naam plaatsen A,B en C] 9 keer retour.
9X 746,2 km a 0,25: 328,00
Voor het bezichtigen voor een nieuwe woonlocatie en de gevonden woonlocatie opknappen en inrichten en verhuizen.
4x naar de vuilstort rijden: [naam plaatsen A en B] 41,4 km retour.
4X41,4 km: 165,6 x0,25 | 41,40 |
Latex 2 emmers van 10 liter: | 49,99 |
Laminaat | 489,45 |
Overgordijnen | 65,00 |
Bed en enkele meubels | 120 |
Ikea | 129,28 |
Plakplinten en mat | 37,44 |
Kledingkast en lampen | 180,00 |
Xxxxxxxxxx 0 euro per persoon tijdens klus en verhuis momenten. | |
6 dagen x 4 personen: | 120,00 |
Per maand € 100,00 tekort aan inkomen, door hogere woon en service kosten woonvorm particulier namelijk 1.350,00 p.mnd
100,00 X 4 jaar: 4.800
Totale onkosten: 6.460,50
3. HET VERWEER
Het verweer houdt zakelijk en samengevat het volgende in:
3.1 Verweerder begrijpt dat hem kwalijk wordt genomen dat hij op 28 januari 2020 aan het begin van de middag niet aanwezig was bij een gesprek tussen xxxxxx, zijn dochter en de casemanager dementie. De bedoeling van dat gesprek was om een opname voor klager te regelen in een psychogeriatrisch verpleeghuis, eventueel via een RM. Verweerder had van de assistente niet vernomen dat dit gesprek was aangevraagd, hij hoorde dit pas de avond ervoor. Verweerder had die dag echter al een afspraak die hij niet kon afzeggen. Verweerder maakt excuses voor deze miscommunicatie. Bovendien wilde verweerder het gesprek niet aangaan zonder eerst onder vier ogen met klager over een eventuele opname gesproken te hebben. Het was reeds vier maanden geleden dat verweerder hem had gezien en gesproken. In de tussentijd hadden hem geen verontrustende berichten over het gedrag van klager bereikt.
3.2 Verweerder heeft in de ochtend van 28 januari 2020 de casemanager dementie en xxxxxxx dochter gebeld. De familie wilde 24-uurs zorg en begeleiding voor klager, mede omdat zijn dochter die zorg vanwege gezondheidsproblemen niet kon bieden. Verweerder heeft die ochtend telefonisch een uitgebreide toelichting op zijn handelen aan klagers dochter gegeven. Ze was erg boos dat verweerder niet aan het gesprek kon deelnemen. Het bevreemdde verweerder dat hij niet van te voren over de reden van het gesprek was benaderd en ingelicht. In feite werd hij voor een voldongen feit geplaatst. Hierin kon hij niet meegaan.
3.3 Verweerder heeft klager op 29 januari 2020 thuis bezocht. Klager vertelde verweerder dat ze hem via een truc hadden laten tekenen voor opname in een verpleeghuis. Meerdere keren vroeg hij aan verweerder of hij uit zijn woning moest, verweerder vond van niet.
3.4 De familie vond dat klager moest verhuizen omdat hij niet meer veilig alleen zou kunnen wonen. Verweerder had te weinig aanwijzingen en argumenten voor een opname in een psychogeriatrisch verpleeghuis via een RM. Het medisch dossier biedt daarvoor tot dan toe ook onvoldoende aanknopingspunten. Verweerder heeft aan xxxxxxx dochter als optie een verhuizing naar een verzorgingshuis genoemd waar klager onder specialistische ouderenzorg zou vallen. Verweerder was op de hoogte van problemen tussen de familie en de thuiszorgorganisatie. Klagers dochter wilde meer hulp en toezicht dan de hulpverleners nodig achtten. Ze uitte veel kritiek op de verzorgenden, hetgeen tot veel ergernis leidde bij de thuisorganisatie. Na 28 januari 2020 heeft xxxxxxx dochter meerdere keren bij de assistente meldingen gedaan over voorvallen en verwondingen om een dossier op te bouwen. Verweerder kwam samen met de thuiszorg tot de conclusie dat deze door klagers dochter gestelde verwondingen niet ernstig waren.
3.5 Verweerder en klagers dochter verschilden aldus van mening over de te verlenen zorg aan klager. Klager wilde in zijn woning blijven en gaf op 19 februari 2020 aan dat hij zich zou verhangen als hij moest verhuizen. Verweerder heeft op 19 februari 2020 nogmaals bij klagers dochter aangegeven dat hij geen indicatie zag voor een rechterlijke
machtiging. Verweerder betwist dat sprake was van gevaar of nadeel voor omwonenden, dit valt ook niet te objectiveren aan de hand van het dossier.
3.6 Op 20 februari 2020 bezochten xxxxxxx dochter en zoon het spreekuur van verweerder met het verzoek een RM voor klager aan te vragen. Zij dreigden met een klacht als hij niet aan hun wens tegemoet zou komen. Zij waren ervan overtuigd dat de afwezigheid van verweerder tijdens het gesprek op 28 januari 2020 ertoe heeft geleid dat xxxxxx niet werd opgenomen in het psychogeriatrische verpleeghuis. Verweerder voelde zich onder druk gezet en in de situatie dat hij klager moest beschermen tegen een te bezorgde familie. Hij heeft uitgelegd dat hij niet de persoon is die een RM kan aanvragen en dat er bovendien volgens hem en de hulpverleners die betrokken waren bij de zorg geen indicatie was voor het aanvragen van een dergelijke machtiging.
3.7 Blijkens de stukken die klagers dochter in het geding heeft gebracht heeft de Rechtbank [plaats] het verzoek van CIZ om een RM tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd op 1 april 2020 afgewezen. De familie heeft verweerder hiervan niet op de hoogte gesteld.
3.8 Op 22 april 2020 is in het medisch dossier van klager genoteerd dat de nieuwe casemanager dementie niet achter het beleid van xxxxxxx dochter kon staan en een nieuwe aanvraag voor een RM niet steunde. Op 28 april 2020 is in het medisch dossier genoteerd dat klagers dochter de thuiszorg heeft opgezegd per 1 mei 2020. Op 29 april 2020 is in het dossier genoteerd dat verweerder GGZ [naam] heeft ingeschakeld na uitvoerig telefonisch overleg met mevrouw [naam], psychiater. De psychiater was op 30 juni 2020 van mening dat klager niet voldeed aan de criteria voor een RM.
3.9 Verweerder heeft op 15 april 2020 zijn praktijk aan een collega overgedragen. Hij heeft op 12 mei 2020 voor het laatst een visite aan klager afgelegd. In juni 2020 is in het medisch dossier genoteerd dat klagers dochter vertelde dat de woningstichting van de aanleunwoning van klager de huur had opgezegd omdat de familie de aan de aan de huur gekoppelde thuiszorg had opgezegd.
3.10 Op 17 juli 2020 ontving xxxxxxxxxx het bericht dat de familie voor xxxxxx een nieuw onderkomen in [plaats] had gevonden, in zijn geboortestreek en dichtbij zijn zoon. Klager was tevreden met deze nieuwe plek en op 28 juli 2020 heeft verweerder afscheid van hem genomen. Klager bedankte verweerder voor de verleende zorg. Het verbaast verweerder dan ook dat klager zijn dochter heeft gemachtigd voor het indienen van deze klacht.
3.11 Verweerder is van mening dat hem niet verweten kan worden dat klager 24-uurs zorg is misgelopen omdat verweerder niet aanwezig was bij het gesprek op 28 januari 2020 dat xxxxxxx dochter zonder voorafgaand overleg met verweerder had aangevraagd. Verweerder meent dat hij klager moest beschermen voor opname in een gesloten psychogeriatrisch verpleeghuis omdat dit geen passende setting was. Verweerder heeft
xxxxxxx dochter meermalen 24-uurs zorg en begeleiding voorgesteld in een verzorgingshuis maar klaagster heeft dit voorstel afgewezen. Daarnaast wilde klager zelf niet verhuizen en ook andere hulpverleners stonden niet achter de aanvraag van een rechterlijke machtiging.
3.12 Van een verplichting tot schadevergoeding kan pas sprake zijn als komt vast te staan dat verweerder jegens klager onzorgvuldig heeft gehandeld, dat ten gevolge daarvan schade is ontstaan die klager anders niet zou hebben geleden en dat die schade in redelijkheid aan de vastgestelde onzorgvuldigheid kan worden toegerekend. Verweerder betwist de hoogte van de onkosten voor de verhuizing en de hoogte van het maandelijks tekort aan inkomen. Het ligt op de weg van klager als eiser in deze procedure om te stellen en te bewijzen dat, en zo ja in hoeverre, de gestelde schadeposten een rechtstreeks gevolg zijn van de aan verweerder verweten gedraging. Daartoe is het enkel benoemen van schadeposten zonder te benoemen en/of onderbouwen waarom die schade een rechtstreeks gevolg is van de aan verweerder verweten gedraging onvoldoende. Om die reden zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om het vereiste causaal verband vast te kunnen stellen. De verhuizing was bovendien een indirect gevolg van de door klagers dochter opgezegde thuiszorg. Klager had ook kosten voor een verhuizing gemaakt als klager als gevolg van een RM naar een andere woonvoorziening was verhuisd. De vordering betreffende aanvulling van het maandelijks tekort kan verweerder zonder nadere onderbouwing niet begrijpen. Verweerder kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de huidige financiële situatie van klager en voor de situatie van de komende vier jaar.
4. BEOORDELING DOOR DE GESCHILLENCOMMISSIE
4.1 Op de arts-patiënt relatie zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) van toepassing. Deze bepalingen leggen de hulpverlener de verplichting op om bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard.
4.2 Klager klaagt over het handelen van verweerder ten aanzien van de mogelijkheden om 24-uurszorg en begeleiding te organiseren.
4.3 Op 28 januari 2020 zou een gesprek plaatsvinden over de zorg voor klager, waarbij de aanwezigheid van verweerder was gevraagd. Verweerder had echter een andere afspraak en kon niet aanwezig zijn. Dat verweerder dit op de dag zelf pas aangaf is ongelukkig, maar was te wijten aan miscommunicatie met zijn assistente. Verweerder heeft daarvoor ook excuses gemaakt. Los van zijn verhindering, wilde verweerder ook eerst met klager zelf spreken, voor hij zou deelnemen aan een dergelijk gesprek. Verweerder kreeg de indruk dat hij deel moest nemen aan het gesprek om druk te zetten zodat klager opgenomen zou worden in een psychogeriatrisch verpleeghuis.
4.4 Verweerder dient primair te handelen in het belang van zijn patiënt, zijnde klager, los van de wensen van familie of andere deskundigen. Het toepassen van dwang kan alleen als ingrijpen noodzakelijk is om ernstig nadeel voor de cliënt of zijn omgeving te voorkomen of af te wenden. Om vast te kunnen stellen wat het beste is voor klager, was het nodig voor verweerder om klager eerst zelf te zien. Verweerder had klager toen het verzoek om een gesprek bij te wonen kwam al vier maanden niet gezien. Verweerder heeft direct de volgende dag een visite afgelegd. Na dit bezoek was verweerder niet overtuigd van de noodzaak van een opname of het afgeven van een RM. Het is een huisarts ook niet toegestaan om betrokken te zijn bij het aanvragen van een RM, of druk te zetten zodat het komt tot een opname. Ook had klager zelf aangegeven een opname in het verpleeghuis niet te willen. Verweerder heeft zijn standpunt uitgelegd aan klager, maar ook aan diens dochter. Verweerder heeft vervolgens andere opties aangegeven bij klagers familie, zoals een ander verzorgingshuis in de buurt.
4.5 Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder niet verwijtbaar of onzorgvuldig gehandeld. Verweerder kon de wens van klagers familie tot opname niet volgen, maar heeft aangeboden te praten over geschikte alternatieven. Het behoort tot verweerders professionaliteit om in te kunnen schatten wat het beste zou zijn voor klager, klager was over verweerders zorgverlening ook tevreden. Verweerder heeft dan ook niet geweigerd mee te werken aan het organiseren van 24-uurszorg, verweerder heeft een eigen inschatting gemaakt, waartoe hij ook bevoegd is. Het was beter geweest als eerder duidelijk was geweest dat verweerder geen deel kon nemen aan het geplande gesprek, dit is echter niet voldoende om de klacht gegrond te verklaren.
5. DE GEVORDERDE SCHADEVERGOEDING
5.1 Klager vordert een schadevergoeding van € 6.460,50. Nu het geschil ongegrond is verklaard, komt de commissie ook niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade.
DE UITSPRAAK
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is genomen door:
De xxxx xx. X. xxx xxx Xxxxx , voorzitter
Xxxxxxx xxx. X. Xxxxx-Xxxx, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging/Ineen Mevrouw drs. K. Slot, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging/Ineen
De xxxx xx. X. Xxxxxxxx, lid op voordracht van Patiëntenfederatie Nederland Mevrouw drs. D.F. Bakker, lid op voordracht van Patiëntenfederatie Nederland
bijgestaan door mw. xx. X. xxx Xxxx, ambtelijk secretaris.
Eindhoven, 26 mei 2021 namens de commissie:
De xxxx xx. X. xxx xxx Xxxxx, voorzitter.