Contract
Akkoord overlaten werkgeverschap NWO-VSNU 2004 (VSNU is in 2022 verder gegaan onder de naam Universiteiten van Nederland, afgekort: UNL – red.) |
Dit akkoord bouwt voort op de afspraken gemaakt bij het vorige akkoord (2001), aangepast waar nodig of gewenst. Het beoogt op eenvoudige wijze de wederzijdse verplichtingen vast te leggen met betrekking tot de bij de universiteiten in dienst zijnde medewerkers die door NWO worden gefinancierd. Uitgangspunt is dat de desbetreffende medewerkers worden aangesteld conform de CAO NU, met dezelfde rechten en plichten als andere (tijdelijke) medewerkers.
NWO vergoedt personeelskosten en materiële kosten zoals aangegeven bij de subsidieverlening (toekenning). Definitieve vaststelling van de subsidie vindt plaats na ontvangst en goedkeuring van eindverslag en eindafrekening. Na toekenning kunnen desgewenst wijzigingen plaatsvinden in het type aan te stellen onderzoeker of in de aan te schaffen apparatuur, in overleg met NWO. De toegekende subsidie zal echter niet naar boven worden bijgesteld. De instelling wordt geacht te voorzien in de benodigde infrastructurele voorzieningen, zoals gebruikelijk bij onderzoek gefinancierd door NWO.
Voor de personeelskosten wordt op grond van dit contract een vergoeding beschikbaar gesteld voor het aanstellen van personeel, uitgaande van een aanstelling van minimaal één jaar en minstens 50 % van een voltijdsaanstelling, die bestaat uit:
− een lumpsum ter dekking van de kosten van de onderzoeker(s) en/of ondersteunend personeel
− een benchfee voor de onderzoeker(s)
De lumpsum wordt op het moment van toekenning als volgt berekend, uitgaande van de duur van de aanstelling:
a. een basissalarisbedrag uitgaande van de vastgestelde normen, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering;
b. een opslag voor werkgeverslasten (te berekenen met behulp van VALK, hierna te noemen VALK- lasten);
c. een opslag voor overige personeelskosten;
d. een ‘einde project vergoeding’ ten behoeve van eventuele verlengingen, (afkoop) wachtgeldlasten, bindingspremies, afwijkende inschalingen, etcetera.
Voor de berekening van de lumpsum wordt telkens na 12 maanden de afgesproken indexering toegepast (zie paragraaf 3).
Als basissalaris geldt voor promovendi (waaronder worden begrepen naast promovendi mogelijke andere vergelijkbare functies bij de gesubsidieerde instellingen) het salaris voor promovendi conform de CAO- NU. Voor de overige medewerkers gedurende de gehele looptijd van het te financieren dienstverband geldt (ongeacht de werkelijke inschaling en eventuele toelagen):
− Senior wetenschappelijk medewerker (waaronder worden begrepen postdocs en andere onderzoekers op vergelijkbaar niveau): schaal/trede 11.0 CAO-NU
− NWP op MBO-niveau: schaal/trede 7.5 CAO-NU
− NWP op HBO-niveau: schaal/trede 9.3 CAO-NU
− NWP op academisch niveau: schaal/trede 11.2 CAO-NU
Voor de periode 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 geldt het salarisniveau volgens de CAO-NU op 1 juli 2004, een vakantietoeslag van 8% en 2% eindejaarsuitkering.
Voor de periode 1 juli 2004 tot en met 30 juni bedragen de VALK-lasten 22,2% van a.
ad c. opslag overige personeelskosten
De vergoeding voor overige personeelskosten (waarin begrepen advertentiekosten, opleidingen) wordt voor de gehele duur van de overeenkomst vastgesteld op 7.2% van a.
De einde projectvergoeding wordt uitbetaald na afronding van het project. De vergoeding is vastgesteld op een bedrag ter hoogte van de kosten voor verlenging van het dienstverband met 1 maand per jaar dat het dienstverband feitelijk heeft geduurd omvattend de posten genoemd onder a., b. en c. op basis van het meest recent vastgestelde basissalarisbedrag en VALK-lasten. De vergoeding wordt bij delen van een jaar aanstellingsduur proportioneel op maandbasis berekend (bij bijvoorbeeld 3.5 jaar aanstelling dus
3.5 maand vergoeding). Bij een feitelijke aanstellingsduur van minder dan een jaar wordt geen
‘einde project vergoeding’ uitgekeerd.
Voor promovendi (uitgaande van een vierjaarsaanstelling) en senior wetenschappelijk medewerkers (uitgaande van een tweejaarsaanstelling) wordt een persoonsgebonden benchfee van € 5.000 ter beschikking gesteld. Bij een aanstellingsduur korter dan 2 respectievelijk 4 jaar wordt de benchfee proportioneel toegekend.
Deze benchfee is bedoeld voor promotiekosten en (buitenlands) congresbezoek. De benchfee staat volledig ter beschikking van de werkgroepleider ten behoeve van de projectmedewerker. NB: projectgebonden materiële kosten maken separaat deel uit van de aanvraag/toewijzing.
Elk jaar uiterlijk 1 juli, voor het eerst op 1 juli 2005, stellen NWO en VSNU in overleg een nieuw basissalarisbedrag (als bedoeld onder 2 sub a), indexcijfer (als bedoeld onder 2) en vergoeding voor
VALK-lasten (als bedoeld onder 2 sub b) vast, voor de vanaf dat moment te starten projecten. Een en ander op basis van de op dat moment geldende CAO-NU (salarisbedrag), de verwachte stijgingen (indexcijfer) in contractloon en verwachte ontwikkelingen in de sociale wetgeving. Dit basissalarisbedrag en deze VALK-lasten blijven gedurende de daarop volgende 12 maanden van kracht.
Het indexcijfer is het gemiddelde van de door het CPB gepresenteerde verwachte ontwikkeling van het contractloon in de marktsector voor het jaar waarin deze overeenkomst ingaat en het daarop volgende jaar en de gerealiseerde ontwikkeling van het contractloon in de marktsector in de twee jaren voorafgaand aan het jaar waarin deze overeenkomst ingaat. Na 3 jaar zal worden beoordeeld of de ontwikkeling van het contractloon in de marktsector niet teveel afwijkt van de ontwikkelingen in de publieke sector. Een naar het oordeel van partijen te grote afwijking kan leiden tot een aangepaste methodiek om het indexcijfer te bepalen. Voor de contracten die in de periode 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 op basis van deze overeenkomst worden afgesloten geldt een indexeringspercentage van 2%.
De betaling van de vastgestelde vergoeding voor personeelskosten vindt plaats op basis van jaarlijkse tranches, te beginnen met een eerste betaling na ontvangst van het personeelsinformatieformulier. Dan zal ook de benchfee worden uitbetaald. Betaling van de tranches in de jaren daarna vindt plaats overeenkomstig het door NWO afgegeven financieringsschema. Betaling van de eindeprojectvergoeding zal plaatsvinden na ontvangst en goedkeuring van eindverslag en eindafrekening.
Betalingen van toekende subsidie voor materiële kosten vinden eveneens plaats na start van het onderzoek op basis van het door NWO afgegeven financieringsschema. De laatste betaling (20% van het subsidie) vindt plaats op grond van het besluit tot subsidievaststelling (na ontvangst en goedkeuring van eindverslag en eindafrekening). Ten aanzien van de uitbetaling van de vergoeding voor de materiële kosten kan een uitzondering gemaakt worden voor de aanschaf van grote apparatuur waarvan de aanschaf meer dan € 50.000 bedraagt.
Betalingen kunnen tijdens het project worden stopgezet als de werkgroepleider niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, zoals het tijdig aanleveren van gevraagde rapportages.
Voorschriften voor de aanlevering van de eindafrekening zullen nader bekend worden gemaakt. Uitgangspunt is dat wordt voldaan aan de in het controleprotocol van OCW vastgelegde richtlijnen voor de controle van NWO projecten.
5 Intellectuele eigendomsrechten
Op grond van haar werkgeverschap is de universiteit juridisch eigenaar van alle juridische rechten die gevestigd zijn dan wel zullen worden gevestigd op door NWO/STW gefinancierd onderzoek. Echter, vanwege de financiering door NWO/STW deelt de universiteit deze rechten op basis van gelijkwaardigheid met NWO/STW.
De exploitatie van de rechten van door STW gefinancierde projecten geschiedt door STW. De exploitatie van overige door NWO (mede) gefinancierde projecten wordt in overleg geregeld en aanzien van de opbrengsten van kennishandel gelden de huidige bepalingen en werkwijzen. Dit geldt ook voor de STW- beleidsregels voor kennishandel.
In NWO-aanvraagformulieren wordt de vraag opgenomen of het bevoegd gezag van de betrokken universiteit
d.m.v. een kopie van de subsidieaanvraag door de aanvrager op de hoogte is gebracht van de aanvraag en akkoord is met alle voorwaarden waaraan voor uitvoering van het project moet worden voldaan. Wanneer deze vraag niet bevestigend beantwoord is, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. De toewijzingen gaan c.c. naar het facultair management.
De universiteiten nemen, waar het gaat om door NWO/STW (mede) gefinancierde projecten, het NWO/STW-logo op in wervingsadvertenties.
De overeenkomst is volledig toepasselijk op alle niet-persoonsgebonden steunvormen tenzij expliciet bij de
‘call’ anders is aangegeven. Waar de overeenkomst niet integraal van toepassing is, wordt de overeenkomst zo
veel mogelijk analoog toegepast.
Het contract gaat in op 1 juli 2004 en loopt tot en met 30 juni 2005 en wordt stilzwijgend verlengd voor telkens een jaar, tenzij NWO of de VSNU tenminste 6 maanden voor de einddatum de overeenkomst schriftelijk opzegt.
De betrokken universiteit verschaft NWO bij het eindverslag van een project en desgevraagd daarna informatie over de vervolgbetrekking (of anderszins van de projectmedewerker na afloop van het project (andere baan, wachtgeld, et cetera)).
Indien er sprake is van stelselwijzigingen of andere ingrijpende veranderingen treden partijen in overleg, met name als ten tijde van het sluiten van de overeenkomst dit niet was te voorzien.
(VSNU is in 2022 verder gegaan onder de naam Universiteiten van Nederland, afgekort: UNL – red.)