COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST (CAO) NEDERLANDSE ORKESTEN BIJZONDERE BEPALINGEN
Cao Nederlandse Orkesten Bijzondere Bepalingen
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST (CAO) NEDERLANDSE ORKESTEN BIJZONDERE BEPALINGEN
1 januari 2020 tot en met 31 december 2020
Tussen de ondertekenende orkesten:
Nederlands Philharmonisch Orkest
Het Gelders Orkest en het Orkest van het Oosten Noord Nederlands Orkest philharmonie zuidnederland
Residentie Orkest
Rotterdams Philharmonisch Orkest Het Balletorkest
Koninklijk Concertgebouworkest Metropole Orkest
Stichting Omroep Muziek (SOM)
Te dezen vertegenwoordigd door de Vereniging van Nederlandse Orkesten (VvNO)
als partijen ter ene zijde
en
FNV Media & Cultuur, Klassieke Muziek en Kunstenbond
als partijen ter andere zijde
is de volgende collectieve arbeidsovereenkomst aangegaan.
Preambule
Deze Cao Nederlandse Orkesten Bijzondere Bepalingen geldt naast de andere cao’s in de sector. De cao is van toepassing op de ondertekenende orkesten en op hun werknemers. Deze cao is tot stand gekomen om voor de remplaçanten die in dienst zijn van de aan de orkesten gelieerde stichtingen, gebruik te kunnen blijven maken van de aanwijzing van de functie van remplaçant in dienst bij de door de Nederlandse orkesten opgerichte Stichtingen Remplaçanten of het Muziekcentrum van de Omroep, waarvoor de ketenbepaling buiten toepassing is verklaard in de Regeling ketenbepaling bijzondere functies en hogere vergoeding kantonrechter (Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 juni 2015, 2015-0000159867). Door deze aanwijzing kan op grond van het bepaalde in het achtste lid van artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 668a voor de remplaçanten bij collectieve arbeidsovereenkomst buiten toepassing worden verklaard. Dit is steeds gedaan in de Collectieve arbeidsovereenkomst Remplaçanten Nederlandse Orkesten. De inzet van remplaçanten in orkesten sluit aan op de intrinsieke aard van de arbeidsmarkt in de orkestensector. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat met de verruiming van de mogelijkheid om tijdelijke contracten aan te gaan met remplaçanten, de vaste formatie van het orkest wordt aangetast. De inzet van remplaçanten is en blijft gericht op vervanging en versterking van het orkest en/of koor.
Per 1 januari 2020 is de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) van toepassing. De regering wil met de Wab de kloof tussen vaste contracten en flexibele contracten kleiner maken. Daarom krijgen oproepkrachten en payrollwerknemers meer zekerheid. Payrollkrachten krijgen recht op dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers in dienst van de inlener.
Door de Wab kwalificeert de inleen van remplaçanten door de orkesten vanuit de aan de orkesten gelieerde stichtingen, op grond van de artikelen 1 en 8a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) per 1 januari 2020 als payrolling.
Op grond van het bepaalde in het vijfde lid van artikel 692a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, kan dan vanaf 1 januari 2020 alleen nog worden afgeweken van artikelen van driekwart dwingend recht, als in deze afwijking is voorzien in de cao die van toepassing is op de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt.
Daarom is in deze cao de afwijking van artikel 668a van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek opgenomen zoals die geldt voor de remplaçanten. Op grond van deze cao-bepaling kan de afwijking steeds in de payrollovereenkomst worden opgenomen. Naast de remplaçanten in dienst van de stichtingen, geldt de cao-bepaling ook voor de remplaçanten in dienst van de Stichting Omroep Muziek (SOM).
Artikel 8a van de Waadi bepaalt ook dat payrollkrachten met ingang van 1 januari 2020 recht hebben op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die gelden voor werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de inlener. Dit met uitzondering van pensioen, waarvoor geldt dat er voor payrollkrachten per 1 januari 2021 een adequate pensioenregeling moet zijn. De eisen waar een adequate pensioenregeling aan moet voldoen, worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur die in de loop van 2020 zal verschijnen.
De stichtingen moeten de remplaçanten schriftelijk of elektronisch melden welke cao of arbeidsvoorwaarden op grond van artikel 8a van de Waadi van toepassing zijn.
Onderzocht dient te worden hoe de arbeidsvoorwaarden zoals die gelden voor de musici die voor onbepaalde tijd in dienst zijn van het orkest toepasbaar zijn op de remplaçanten. Bijvoorbeeld omdat
de vaste musici op jaar- of maandbasis een bepaalde vergoeding ontvangen, terwijl de remplaçant wordt ingezet voor een specifieke productie. Daarom is een vertaalslag nodig. Partijen bij deze cao hebben afgesproken om dit onderzoek vóór 1 maart 2020 te verrichten, en het resultaat daarvan daarna aan de wederzijdse achterbannen voor te leggen. Het resultaat van het onderzoek zal dan, met terugwerkende kracht, gelden vanaf 1 januari 2020. Bij het onderzoek zullen de taken en rollen van remplaçanten en vaste musici worden betrokken.
Artikel 1
Definities
a. Werkgever: elk der partijen ter ene zijde
b. Werknemer: de musicus, deel uitmakend van het orkest van de werkgever, die met de werkgever een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan. Onder werknemer wordt zowel de vrouwelijke als de mannelijke werknemer verstaan.
c. Remplaçant: de musicus, die op basis van een arbeidsovereenkomst als remplaçant in dienst is van een Stichting Remplaçanten met het oog op zijn inzet bij het betreffende orkest dan wel de musicus met wie SOM een arbeidsovereenkomst heeft gesloten als remplaçant met het oog op zijn inzet bij een van de ensembles van SOM.
Artikel 2
Indiensttreding
1. De arbeidsovereenkomst met de werknemer kan worden aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd. De werknemer ontvangt bij indiensttreding een exemplaar van de geldende cao, evenals een schriftelijke individuele arbeidsovereenkomst. In de individuele arbeidsovereenkomst zal worden vermeld dat deze cao van toepassing is.
2. Een dienstverband met een werknemer zal worden aangegaan:
- hetzij voor onbepaalde tijd
- hetzij voor bepaalde tijd overeenkomstig artikel 7:668a BW.
3. De ketenbepaling is niet van toepassing op de remplaçant in dienst bij de door de Nederlandse orkesten opgerichte Stichtingen Remplaçanten of het Muziekcentrum van de Omroep.
Artikel 3
Arbeidsvoorwaarden
1. Uitgaande van de gelijkwaardigheid van de functie van remplaçant en de functie van vaste musicus hebben de werknemers op grond van artikel 8a van de Waadi met ingang van 1 januari 2020 recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden, al dan niet vastgelegd in een cao, als de arbeidsvoorwaarden die gelden voor de musici dienst van het orkest.
2. Uitgaande van de gelijkwaardigheid als genoemd in lid 1, zullen partijen bij deze cao zich maximaal inspannen om vóór 1 maart 2020 tot een principeakkoord te komen over de wijze waarop de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden technisch vorm gegeven moet worden.
3. Na goedkeuring van het principeakkoord door de achterbannen van beide partijen zal het nieuw overeengekomen arbeidsvoorwaardenpakket van de remplaçanten met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2020 geïmplementeerd worden. Dit is van toepassing op alle arbeidsovereenkomsten die op of na 1 januari 2020 met remplaçanten zijn gesloten, ongeacht of een werknemer op het moment van implementatie nog een relatie met de werkgever heeft.
4. In afwijking van lid 1 geldt voor de arbeidsvoorwaarde pensioen dat er voor payrollkrachten per 1 januari 2021 een adequate pensioenregeling moet zijn. De eisen waar een adequate pensioenregeling aan moet voldoen, worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur die in de loop van 2020 zal verschijnen. Partijen bij deze cao treden over de pensioenregeling in overleg nadat de algemene maatregel van bestuur is vastgesteld.
Artikel 4
Duur collectieve arbeidsovereenkomst
1. Deze cao is afgesloten voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020.
2. Uiterlijk drie maanden voor het tijdstip waarop deze cao eindigt treden partijen in overleg over al dan niet gewijzigde voortzetting van deze cao.
3. Indien het overleg er niet toe leidt dat aansluitend per 1 januari 2021 een nieuwe cao van kracht is, wordt deze cao ongewijzigd verlengd tot 1 april 2021. Deze verlengde cao eindigt van rechtswege.
4. Als per 1 januari 2021 een nieuwe cao van kracht wordt waarbij niet alle ondertekenende orkesten partij zijn, geldt voor de orkesten die geen partij zijn dat deze cao ongewijzigd wordt verlengd tot 1 april 2021. Deze verlengde cao eindigt van rechtswege.
Aldus op 19 december 2019 overeengekomen en getekend door: Partijen ter ene zijde:
Nederlands Philharmonisch Orkest
De xxxx X. Xxxxxxxxxxx, algemeen directeur
Het Gelders Orkest en het Orkest van het Oosten De heer J. Post, algemeen directeur
Noord Nederlands Orkest
Xxxxxxx X. Xxxxxxx, algemeen directeur
philharmonie zuidnederland De xxxx X. Xxxx, intendant
Residentie Orkest
De heer S.A. Tepl, algemeen directeur
Rotterdams Philharmonisch Orkest
De xxxx X. Xxxxxx, algemeen directeur
Het Balletorkest
De xxxx X. xxx Xxxxxx, directeur
Koninklijk Concertgebouworkest De xxxx X. Xxxx, directeur
Metropole Orkest
De heer J.G. Xxxxxxxx, directeur
Stichting Omroep Muziek (SOM) De heer R.C. Xxxxx, directeur
Partijen ter andere zijde:
FNV Media & Cultuur, Klassieke Muziek De xxxx X. Xxxxxxx, bestuurder
Kunstenbond
De xxxx X.X.X. Xxxxxxxxx, voorzitter