BINDEND ADVIES
BINDEND ADVIES
van de Geschillencommissie Energie
in het geschil tussen:
[naam van de consument], wonende te [woonplaats] (verder te noemen: de consument)
en
[naam van de netbeheerder], gevestigd te [vestigingsplaats] (verder te noemen: de ondernemer).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Energie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op 26 februari 2018 te Utrecht. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
De consument werd ter zitting vergezeld door [naam van de persoon die de consument vergezelde].
De ondernemer werd ter zitting vertegenwoordigd door [namen van de vertegenwoordigers van de ondernemer], beide bedrijfsjurist.
Door [naam van één van de vertegenwoordigers van de ondernemer] is bij aanvang van de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt in verband met de aanwezigheid van [naam van de persoon die de consument vergezelde] ter zitting.
De commissie heeft dit bezwaar, na partijen te hebben gehoord, afgewezen en bepaald dat door [naam van de persoon die de consument vergezelde] een geheimhoudingsverklaring ondertekend wordt wat als zodanig ook is gebeurd. Deze verklaring houdt in dat [naam van de persoon die de consument vergezelde] alle tot partijen herleidbare gegevens waarvan hij ter zitting kennis neemt geheim houdt.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de opzegging van de Aansluit –en Transportovereenkomst en de kosten van het verwijderen van de gasaansluiting.
De consument heeft op 12 september 2017 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. De door de consument overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de consument op het volgende neer.
De consument heeft geen gasaansluiting meer nodig voor zijn woning en hij wil van de vaste lasten daarvoor af. Dat is de reden waarom hij de overeenkomst met de ondernemer heeft opgezegd. De fysieke aansluiting en meetinrichting zitten de consument niet in de weg. Voor hem is daarom beëindiging van de Aansluit- en Transportovereenkomst genoeg.
De kern van de klacht is dat de ondernemer de ‘Algemene voorwaarden voor aansluiting en transport elektriciteit en gas voor kleingebruikers (versie 2013)’ (verder te noemen: AV) en speciaal artikel 3.6 daarvan niet nakomt, door de opzegging van de consument van 24 augustus 2017 van de Aansluit -en Transportovereenkomst (verder te noemen: ATO) voor wat betreft gas niet te effectueren. De consument heeft aan de gestelde voorwaarden van artikel 3.6 AV voldaan. De ondernemer heeft zich daarentegen niet aan artikel 3.6 van de AV gehouden; er is niet eens een poging gedaan om de voor beëindiging noodzakelijke handelingen te verrichten, terwijl de consument daartoe alle gelegenheid heeft geboden.
De ondernemer biedt slechts één optie om definitief van de vaste lasten voor gas af te komen en dat is door via ‘xxxxxxxxxxxxxxx.xx’ opdracht te geven tot het weghalen van de aansluiting en
meetinrichting, en presenteert vervolgens daarvoor een rekening van € 605,--.
De grondslag voor deze enkele optie van demontage en verwijdering bij permanent (dat wil zeggen langer dan 12 maanden) niet –gebruik is enkel gelegen in het eigen beleid van de ondernemer. De ondernemer wordt hiertoe niet gedwongen vanwege een wettelijke of fysieke noodzakelijkheid. Een dergelijke door de ondernemer opgelegde verplichting is dan ook onredelijk bezwarend op grond van artikel 6:236 lid b BW; gezien de aanzienlijke hoogte van het bedrag zou dit een beperking betekenen in de mogelijkheid tot opzegging.
De consument verlangt nakoming van artikel 3.6 van de AV door de opzegging van de ATO d.d. 24 augustus 2017 te effectueren, door de ‘noodzakelijke handelingen’ te verrichten zonder de kosten van verwijderen van de aansluiting op de consument af te wentelen. Hij is wel bereid de kosten te vergoeden voor noodzakelijke werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6 van de ATO.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. De door de ondernemer overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de ondernemer op het volgende neer.
De ondernemer stelt dat zij, indien er sprake is van de situatie dat een aansluiting permanent niet meer nodig is, zowel op grond van tussen partijen geldende contractuele afspraken als op grond van wet- en regelgeving gerechtigd en zelfs verplicht is om de kosten bij een afnemer in rekening te brengen en dat die afnemer gehouden is deze kosten aan de netbeheerder te voldoen.
Op grond van artikel 10 lid 1 Gaswet heeft de ondernemer tot wettelijke taak om haar transportnetten in werking te hebben en te onderhouden op een veilige en betrouwbare manier. Het is aan de ondernemer om te bepalen op welke manier zij haar gastransportnetten beheert. Om de belangrijkste reden van veiligheid zal de aansluiting verwijderd worden, in een situatie waarin aansluiting permanent niet meer nodig is. De ondernemer kiest niet, zoals sommige andere netbeheerders, voor verzegeling om wille ter voorkoming van fraude, het vermijden van periodieke onderhoudskosten en het besparen van maandelijkse kosten.
Artikel 3.6 AV geeft aan hoe de ATO kan worden opgezegd en artikel 14.1 van deze AV verwijst voor de kosten die daarmee gepaard gaan naar het tarievenblad, dat is te vinden op de website van de ondernemer. De gebruiker van de aansluiting draagt de veroorzaakte kosten en het zou niet wenselijk zijn wanneer niet de afnemer maar de rest van de maatschappij deze kosten zou moeten dragen.
De ondernemer komt tot de conclusie dat zij correct heeft gehandeld en de regelgeving correct heeft toegepast. De ondernemer concludeert dan ook tot ongegrondverklaring van de klacht.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In essentie gaat het in dit geschil over de daadwerkelijke opzegging van de aansluit- en transportovereenkomst (ATO) door de consument. Kern van de vraag die in dit geschil aan de orde is, is of de netbeheerder de verplichting aan de consument mag opleggen dat de consument opdracht geeft aan de netbeheerder om de installatie en meetinrichting te laten verwijderen en de daarmee gepaard gaande kosten voor rekening van de consument te laten komen.
Tussen de consument en de ondernemer is op 17 januari 2003 een zogenaamde aansluit- en transportovereenkomst (ATO) gesloten. Op die overeenkomst zijn de ‘Algemene voorwaarden voor aansluiting en transport elektriciteit en gas voor kleingebruikers (AV, inmiddels versie 2013)’ van toepassing. Op grond van artikel 3.6 AV heeft de consument de aansluit- en transportovereenkomst met de ondernemer schriftelijk opgezegd, teneinde van zijn vaste lasten voor gas af te komen.
Artikel 3.6 AV bepaalt dat elk der partijen gerechtigd is de aansluit- en transportovereenkomst schriftelijk met inachtneming van een opzegtermijn op te zeggen. Artikel 3.6 luidt verder: ’Uiterlijk tien werkdagen voordat de aansluit- en transportovereenkomst beëindigd dient te worden, dient de contractant zijn leverancier op de met de leverancier overeengekomen wijze van de gewenste beëindiging van de aansluit- en transportovereenkomst op de hoogte te stellen en, voor zover dit nog niet gebeurd is, zijn leverancier te machtigen de aansluit- en transportovereenkomst voor hem op te zeggen.
Indien niet voldaan is aan deze vereisten, alsmede indien de netbeheerder niet binnen de opzegtermijn in de gelegenheid is gesteld de voor beëindiging van de aansluit- en transportovereenkomst noodzakelijke handelingen te verrichten (cursief door commissie aangebracht) blijft de contractant gebonden aan hetgeen in of krachtens de aansluit- en transportovereenkomst is bepaald totdat hij aan al zijn daaruit voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan.’
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de consument aan de gestelde vereisten heeft voldaan teneinde de aansluit- en transportovereenkomst gas op te kunnen zeggen.
Het is voor de commissie op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting tevens voldoende aannemelijk geworden dat de ondernemer, in het kader van de veiligheid van het gasnet, als noodzakelijke handeling stelt dat de consument opdracht moet geven tot het weghalen van de aansluiting en meetinrichting door de ondernemer, alvorens de opzegging van de aansluit- en transportovereenkomst daadwerkelijk wordt gerealiseerd/ geeffectueerd.
De ondernemer biedt slechts één optie aan om het contract tussen partijen te beëindigen en daarmee definitief van de vaste lasten voor gas af te komen. Die optie is via ‘xxxxxxxxxxxxxxx.xx’ opdracht te geven tot het weghalen van de aansluiting en meetinrichting.
Vervolgens zal de consument daarvoor een rekening van € 605,-- ontvangen op basis van de tarievenregeling 2018 van de onderneming.
Het gaat in deze zaak naar het oordeel van de commissie om de vraag of de ondernemer terecht en/of op juiste gronden aan deze opzegging als noodzakelijke handeling de voorwaarde verbindt van het weghalen van de aansluiting en meetinrichting (en de daarmee gepaard gaande kosten in rekening mag brengen aan de consument).
De ondernemer baseert deze noodzakelijke handeling in beginsel op artikel 10 lid 1 van de Gaswet, waarin staat vermeld dat een netbeheerder tot taak heeft zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie op economische voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van dat gastransportnet of die installatie en van het transport van gas waarborgt en het milieu ontziet.
Hoewel de commissie de veiligheid van het gastransportnet van onmiskenbaar groot belang acht en niets wil afdoen aan het na te streven veiligheidsniveau, heeft de ondernemer naar haar oordeel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het volledig weghalen van de aansluiting en meetinrichting de enige mogelijkheid is om deze veiligheid te kunnen waarborgen.
Zo is het de commissie onvoldoende duidelijk geworden waarom bijvoorbeeld met het volledig drukloos maken van de leidingen het veiligheidsbeleid niet naar behoren kan worden gewaarborgd.
De door de ondernemer gestelde voorwaarde dat uitsluitend opgezegd kan worden als aan de voorwaarde van verwijdering van de installatie wordt voldaan, acht de commissie dan onjuist.
De noodzakelijkheid van de handeling, het weghalen van de aansluiting, is de commissie op grond van het voorgaande onvoldoende gebleken. De ondernemer heeft ook onvoldoende weersproken dat en waarom alternatieve, voor de consument voordeligere oplossingen, onvoldoende veiligheid bieden.
De commissie komt tot de conclusie dat noch een wettelijke basis noch een basis in de AV is te vinden die haar tot een ander oordeel doen komen.
Dat de opzegging van de aansluit- en transportovereenkomst op grond van artikel 3.6 aanvullende werkzaamheden en kosten voor de ondernemer (netbeheerder) met zich meebrengen, acht de commissie begrijpelijk. Echter slechts de met de opzegging verbonden redelijke kosten, die voortvloeien uit de werkzaamheden die proportioneel van aard zijn, mogen – naar het oordeel van de commissie - in rekening worden gebracht bij de afnemer c.q. consument.
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht van de consument gegrond oordelen. Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie stelt vast dat de opzegging van consument van de aansluit- en transportovereenkomst door de ondernemer conform artikel 3.6 AV zal worden geëffectueerd. Daarbij mag de ondernemer enkel de in verband met de afsluiting gepaard gaande redelijke kosten in rekening brengen, niet zijnde de kosten die verband houden met het verwijderen van de aansluiting en meetinrichting.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit [naam van de voorzitter], voorzitter,
[namen van de commissieleden], op 26 februari 2018.