Arbeidsvoorwaardenregeling voor kosters – 2008 1
Arbeidsvoorwaardenregeling kosters 2008
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Arbeidsvoorwaardenregeling voor kosters – 2008 1
(uitgave november 2007)
INLEIDING
Voor u ligt het document “Arbeidvoorwaardenregeling voor kosters 2008”. Deze regeling is ten opzichte van 2007 op de volgende punten inhoudelijk aangepast, te weten:
- indexatie loon (2.1.% verhoging) per 1 januari 2008
- vergoeding reiskosten; vastgesteld op 28 ct/km.
- Telefoonkosten € 40,= en ADSL € 20,= per maand (naar rato voor parttime kosters)
- Artikel verhuiskosten uitgebreid en aangepast aan fiscale norm
- Pensioenvoorziening conform PGGM-regeling
- Verruiming arbeidstijdenwet niet toegepast op arbeidstijden kosters
Gezamenlijke overeenstemming
Deze wijzigingen zijn tot stand gekomen na overleg en in overeenstemming met christennetwerk GMV (vertegenwoordigd door N. Rook en M. van Eerde) en het SKB (vertegenwoordigd door X.Xxxxxxxx en H.W. Klinker). In 2007 is aan dit overleg voor het eerst op een constructieve wijze inhoud gegeven middels een gezamenlijk overeengekomen protocol collectieve belangenbehartiging. Dit protocol alsmede de inhoudelijke materiële wijzigingen zijn formeel door de kerken (als lid van het SKB) goedgekeurd in de Algemene Vergadering d.d. 2 november 2007.
In 2008 zal een werkgroep actualisering arbeidsvoorwaarden de gehele regeling op alle punten evalueren en bijwerken voor een nieuwe versie 2009.
Artikel 1
Begripsbepalingen
a. werkgever: De kerkenraad van de gereformeerde kerk ter plaatse
b. werknemer: Degene met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten in de zin van het Burgerlijk Wetboek en die werkzaamheden verricht overeenkomstig de in de bijlage genoemde functieomschrijvingen
Artikel 2
Algemene bepalingen
1. De werkgever is verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen of na te laten.
2. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar zijn beste vermogen te verrichten en al datgene te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandig- heden behoort te doen of na te laten.
3. a. De werknemer met een volledig dienstverband aanvaardt geen bezoldigde nevenwerkzaamheden zonder voorafgaande toestemming van de werkgever.
b. De werknemer met een gedeeltelijk dienstverband zal naast zijn werkzaamheden geen werkzaamheden verrichten, die in strijd zijn met zijn kosterswerkzaamheden.
4. In bijzondere omstandigheden is de werknemer, nadat met hem daarover overleg is gepleegd, verplicht tijdelijk andere passende werkzaamheden te verrichten, indien de werkgever zulks noodzakelijk acht.
5. De medewerker is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis is gekomen, voorzover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
Artikel 3
Arbeidsovereenkomst/aanstelling
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd; de werkgever draagt zorg voor het opstellen van een arbeidsovereenkomst, zoals deze verkrijgbaar is.
2. De arbeidsovereenkomst vermeldt of de dienstbetrekking voor bepaalde of voor onbepaalde tijd is aangegaan.
3. De arbeidsovereenkomst wordt bij voorkeur voor onbepaalde tijd aangegaan.
De arbeidsovereenkomst wordt voor bepaalde tijd aangegaan indien er sprake is van vervanging dan wel van werkzaamheden van tijdelijke aard. Ook bestaat de mogelijkheid éénmalig een tijdelijk contract voor de duur van maximaal één jaar aan te gaan.
4. Indien een dienstbetrekking voor bepaalde tijd na de overeengekomen termijn nog voortduurt, wordt geacht dat de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd is voortgezet.
5. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan een proeftijd van maximaal 2 maanden worden overeengekomen overeenkomstig artikel 7:652 BW.
6. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan overeenkomstig artikel 7:652 BW een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste:
a. één maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor korter dan twee jaren;
b. twee maanden, indien de overeenkomst is aangegaan voor twee jaren of langer.
7. De werknemer ontvangt van de werkgever bij aanstelling een schriftelijke arbeidsovereenkomst, volgens het model dat bij deze arbeidsvoorwaardenregeling behoort.
Artikel 4
Einde arbeidsovereenkomst
1. Naast de gevallen zoals genoemd in artikel 7:674 (overlijden van de werknemer), 7:676 (beëindiging wegens proeftijd), 7:677(ontslag op staand voet), 7:678 (dringende reden voor de werkgever), 7:679(dringende reden voor de werknemer), 7:685 en 7:686 (ontbinding wegens gewichtige reden dan wel wanprestatie) BW, eindigt de arbeidsovereenkomst in de volgende gevallen:
a. Met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip.
b. Door het verstrijken van de termijn, waarop de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
c. Door schriftelijke opzegging met inachtneming van het bepaalde in lid 2 van dit artikel.
d. Met ingang van de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.
2. a. Opzegging van een arbeidsovereenkomst geschiedt met in achtneming van de termijnen zoals genoemd in artikel 7:672 BW.
b. Opzegging geschiedt met in achtneming van de opzegtermijnen tegen het einde van de maand.
Artikel 5
Arbeidstijd
1. De normale arbeidsduur en werktijden voor de werknemer bij een volledige werktijd worden bepaald op 494 uur per kwartaal (gemiddeld 38 uur per week).
2. Bij het vaststellen van het werkrooster door werkgever en werknemer wordt rekening gehouden met het gegeven dat er per week tenminste 36 uur aaneengesloten rust moet worden genoten en per dag 11 uur per 24 uur. Daarnaast mag er niet meer dan 45 uur per week gewerkt worden (maximaal gemiddeld 38 uur per 13 weken).
3. Wanneer een groter aantal uren per kwartaal (meer dan 494 uur) wordt gewerkt is er sprake van overwerk.
4. Bij een niet-volledige dienstbetrekking wordt de werktijd vastgesteld naar evenredigheid van de in lid 1 genoemde arbeidsduur.
5. Bij structurele overschrijding van de overeengekomen arbeidstijd, gedurende meer dan 3 maanden, wordt de arbeidstijd, indien die minder dan 38 uur per week bedraagt, tot het gemiddeld voorkomend aantal uren verhoogd.
6. De werkzaamheden en werkuren zullen zo worden ingericht dat de werknemer 4 roostervrije zondagen heeft per 13 weken(totaal 16 per jaar) waarop geen arbeid wordt verricht . Arbeidsuren die de werknemer normaliter zou maken als er geen sprake was van een roostervrije zondag, zullen op een ander tijdstip door de werknemer gemaakt dienen te worden met als uitgangspunt een gemiddelde arbeidsduur van 38 uur per week.
Artikel 6
Vakantie
1. De werknemer heeft jaarlijks, met behoud van salaris, recht op:
a. Per kalenderjaar bedraagt de vakantie 182,4 uren (bij een fulltime dienstverband);
b. bij het bereiken van de leeftijd van 30 jaar 7,6 uren; bij het bereiken van de leeftijd van 40 jaar 15,2 uren; bij het bereiken van de leeftijd van 45 jaar 22,8 uren; bij het bereiken van de leeftijd van 50 jaar 30,4 uren ; bij het bereiken van de leeftijd van 55 jaar 38 uren ; bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar 45,6 uren.
De leeftijd genoemd in bovenstaande tabel is de leeftijd die de werknemer in het betrokken kalenderjaar bereikt.
2. Een werknemer die in de loop van het kalenderjaar in dienst is getreden heeft voor dat jaar recht op een evenredig deel van het hierboven genoemde aantal vakantiedagen.
3. Een werknemer, die in de loop van het kalenderjaar uit dienst treedt, heeft voor dat jaar recht op een evenredig deel van het voor hem geldende aantal vakantiedagen, waarbij een tegoed van minder dan een halve dag wordt afgerond op een halve dag en van meer dan een halve dag op een hele dag. Een eventueel tegoed aan dagen bij de beëindiging van het dienstver- band kan in geld worden uitbetaald. Eventueel teveel genoten vakantie wordt met het salaris verrekend.
4. De in enig kalenderjaar niet opgenomen vakantiedagen worden in een volgend kalenderjaar genoten, met dien verstande dat de werknemer per kalenderjaar nimmer meer dagen kan opnemen dan anderhalf maal het hem volgens lid 1 toekomende aantal.
5. Het vakantietijdvak, de roostervrije zondagen, de vakantiedagen en eventuele tijd-voor-tijduren dienen door de werknemer tijdig in overleg met en onder goedkeuring van de werkgever te worden bepaald. De werknemer heeft recht op, voor zover de aanspraak daartoe toereikend is, twee weken aaneengesloten vakantie.
6. Voor zover een werknemer zijn vastgestelde vakantie wegens arbeidsongeschiktheid niet kan opnemen, behoudt hij zijn vakantie-aanspraken. In dat geval wordt de vakantie na herstel van de werknemer in overleg tussen hem en de werkgever (opnieuw) vastgesteld. Indien de arbeidsongeschiktheid optreedt tijdens de reeds ingegane vakantie, wordt het niet-genoten deel van de vakantie van de werknemer eveneens opgeschort, onder de voorwaarde, dat de arbeidsongeschiktheid zo spoedig mogelijk bij de werkgever wordt gemeld en dat ten bewijze van de arbeidsongeschiktheid een verklaring van een geneeskundige wordt overlegd.
7. Bij langdurige arbeidsongeschiktheid vindt de opbouw van vakantiedagen plaats uitsluitend over de laatste 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid.
Artikel 7
Verlof
Onverminderd het bepaalde in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek wordt in de volgende gevallen extra verlof met behoud van salaris gegeven:
1. Bij ondertrouw van de werknemer 1 dag.
2. Bij huwelijk van de werknemer 4 dagen.
3. Bij huwelijk van één der kinderen, stief- of pleegkinderen, broers en zusters, ouders en grootouders van de werknemer of van zijn of haar echtgenoot 1 dag, mits de plechtigheid wordt bijgewoond.
4. Bij gezinsuitbreiding van de werknemer 2 dagen.
5. Bij overlijden van de echtgenote respectievelijk echtgenoot of van een kind (daaronder begrepen een stief- of pleegkind) 5 dagen.
6. Bij het overlijden van de echtgenote respectievelijk echtgenoot of van een kind (daaronder begrepen een schoon-, stief- of pleegouder), van één der grootouders, van niet-inwonende stief- en pleegkinderen of van broers en zusters (daaronder begrepen zwagers en schoonzusters) 1 dag en voor het bijwonen van de begrafenis een tweede dag.
Indien de werknemer is aangewezen de begrafenis te regelen de tijd die daarvoor nodig is maximaal vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis.
7. Bij ernstige ziekte van de echtgenote respectievelijk de echtgenoot voor de tijd door de werkgever vast te stellen.
8. Bij 25- of 40-jarig dienst- of huwelijksjubileum 2 dagen.
9. Bij 25-jarig, 40-jarig en 50-jarig huwelijksjubileum van grootouders, (schoon)ouders en kinderen 1 dag.
10. Bij verhuizing bij indiensttreding of wanneer het dienstbelang dit met zich meebrengt 2 dagen.
11. In andere bijzondere gevallen voor de tijd door de werkgever vast te stellen.
Artikel 8
Buitengewoon verlof
1. Tenzij ernstige belangen naar het oordeel van de werkgever zich daartegen verzetten, kan de werknemer aanspraak maken op verlof met behoud van salaris:
a. voor het volgen van cursussen, welke in opdracht van de werkgever plaatsvinden: de voor het bijwonen van de lessen benodigde tijd;
b. voor het volgen van cursussen, welke door de werkgever in het belang van de ten behoeve - van de instelling te verrichten arbeid worden geacht: tenminste de helft van de voor het bijwonen van de lessen benodigde tijd;
c. voor het afleggen van een examen ter verkrijging van een diploma, waarvan het bezit door de werkgever in het belang van de instellingen wordt geacht: de voor dit examen benodigde tijd;
d. voor het bijwonen van bijeenkomsten van door de werkgever ingestelde kerkelijke commissies, indien de werknemer is aangewezen als lid daarvan: ten hoogste 3 dagen per jaar;
e. voor het bijwonen van landelijke vergaderingen van vak- of beroepsorganisaties: ten hoogste 2 dagen per jaar.
2. De werknemer kan aanspraak maken op verlof met geheel of gedeeltelijk behoud van salaris voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges, waarin de werknemer is benoemd of verkozen, en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges, één en ander voorzover zulks niet in vrije tijd kan geschieden.
3. Een buitengewoon verlof van lange duur kan de werknemer op zijn verzoek door de werkgever worden verleend, al of niet met behoud van geheel of gedeeltelijk salaris en al of niet onder bepaalde nader vast te stellen voorwaarden.
Artikel 9
Salaris
1. Het salaris wordt vastgesteld overeenkomstig de salarisschalen en functieomschrijvingen die als bijlage bij de arbeidsvoorwaardenregeling zijn opgenomen. Bij een parttime diensverband zal het salaris naar evenredigheid worden berekend.
2. Het salaris wordt per maand uitbetaald met dien verstande dat de werknemer uiterlijk de laatste werkdag van de maand hierover kan beschikken.
3. Op het brutosalaris worden de wettelijk voorgeschreven bedragen in mindering gebracht, alsmede het werknemersaandeel in de maandelijkse pensioenpremie.
4. Aan de werknemer zal maandelijks een schriftelijke specificatie worden verstrekt van het brutosalaris en de hierop verrichte inhoudingen.
Artikel 10
Kosten voortvloeiend uit de functie
1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen moet maken, worden deze kosten vergoed overeenkomstig de volgende richtlijnen:
a. Reiskosten:
- de werkelijk gemaakte kosten voor openbaar vervoer(2e klasse);
- indien de werknemer met toestemming van de werkgever van een eigen auto gebruik maakt, een vergoeding ter hoogte van € 0,28 per kilometer (waarvan € 0,19 onbelast en € 0,09 belast).
b. Verblijfkosten:
- de naar redelijkheid noodzakelijk gemaakte kosten.
2. Indien de werkgever het noodzakelijk acht voor de goede uitoefening van de functie zullen de werkelijke kosten voor een (mobiele)telefoon en/of internetverbinding, voorzover niet aanwezig in de kerk, vergoed worden. De werknemer komt hierbij in aanmerking voor:
a. een telefoon (GSM) vergoeding van maximaal € 40,= per maand
b. een ADSL vergoeding van maximaal € 20,= per maand
De beide bedragen zijn gebaseerd op een fulltime dienstverband. Voor parttimers gelden de beide vergoedingen naar rato van het dienstverband.
Artikel 11
Vakantietoeslag
1. De werknemer ontvangt jaarlijks een vakantietoeslag ter hoogte van 8% van het genoten jaarsalaris over het jaar voorafgaande aan de maand van uitbetaling. Onder jaarsalaris wordt hier verstaan 12 keer het bruto maandsalaris in de maand van uitbetaling.
2. De vakantietoeslag wordt uitbetaald in de maand mei.
3. Indien het dienstverband in het desbetreffende kalenderjaar korter heeft geduurd, wordt de in het eerste lid bedoelde uitkering naar evenredigheid vastgesteld.
Artikel 12
Overwerk
1. Voor het verrichten van overwerk is vooraf toestemming van de werkgever nodig.
2. Geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend, indien het werk gedurende minder dan een half uur aansluitend op het geldende werkrooster (opmerking : de normale werktijd is niet gedefinieerd en valt ook moeilijk te definiëren bij de koster) wordt verricht.
3. Bij honorering van overuren wordt een toeslag verstrekt van 25%, waarbij het uurloon wordt gesteld op het maandloon gedeeld door 165 (38 uur x 52 weken, gedeeld door 12). Vergoeding van
overuren kan ook gecompenseerd worden door het verstrekken van tijd-voor-tijduren (inclusief een toeslag van 25%) die in mindering worden gebracht op de gemiddelde arbeidsduur per week.
Artikel 13
Dit artikel bevat een toeslagregeling, die gehanteerd wordt als aanvulling op het maandelijks inkomen. De kerk dient met de koster ofwel artikel 13a ofwel artikel 13b overeen te komen, dan wel te werken overeenkomstig artikel 13c.
Artikel 13a
Toeslag
De werknemer die geen inkomsten uit buffet/keukenverkoop geniet, maar wel deze werkzaamheden verricht, ontvangt een toeslag in verband met het werk op onregelmatige of onaangename uren. De toeslag bedraagt 25% van het voor de werknemer geldende (maand)salaris. Deze toeslag maakt deel uit van het bruto salaris.
Artikel 13b
Provisieregeling
1. De in functieomschrijving Koster II/III voorkomende werkzaamheden, verbonden aan de exploitatie van een buffet en/of keuken, kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van onderstaande.
2. Indien werkgever en werknemer zijn overeengekomen de provisieregeling toe te passen, gelden onderstaande bepalingen:
a. de provisie bedraagt 25% van het totaal van de omzet en de opbrengst van der verhuur. Voor de berekening van de omzet gelden de prijzen zoals aan derden in rekening worden gebracht;
b. de medewerker ontvangt per maand een voorschot op de hem toekomende provisie. Aan het einde van het jaar vindt een definitieve afrekening plaats;
c. de aan de medewerker toekomende provisie maakt deel uit van het bruto salaris.
Artikel 13c
Overgangsregeling
Wanneer werkgever en werknemer een regeling inzake de exploitatie van buffet en/of keuken zijn overeengekomen, die dateert van voor januari 1996, kan deze worden gehandhaafd tot het einde van de dienstbetrekking, indien partijen dit in onderling overleg bepalen, dan wel dient deze op een gelijkwaardige wijze te worden omgezet.
Artikel 14
Verhuiskosten
De werknemer die wordt benoemd voor onbepaalde tijd met een minimale arbeidsomvang van 50% van de normale arbeidsduur kan na onderlinge overeenstemming gedurende 2 jaar aanspraak maken op een verhuiskostenvergoeding.
1. Hierbij dient tenminste aan twee voorwaarden te worden voldaan:
a. de werknemer dient te gaan wonen binnen een afstand van 10 kilometer van de arbeidsplaats terwijl hij eerst meer dan 10 kilometer van de arbeidsplaats woonde;
b. doordat de werknemer verhuist bekort hij de reisafstand tussen zijn woning en zijn arbeidsplaats met ten minste 50% en ook met ten minste 10 kilometer;
Deze voorwaarden zijn conform de fiscale norm van belastingvrije uitkering van deze vergoeding. Echter indien het wel wenselijk danwel verplicht wordt geacht dat de koster dichter bij de betreffende kerk gaat wonen en binnen 10 km moet verhuizen en er derhalve niet aan lid lid 1 sub a. en b. kan worden voldaan, kan de werkgever aan de belastingdienst de feiten en omstandigheden overleggen waarbij
moet worden aangetoond of er voldoende verband is tussen de noodzaak tot verhuizing en de dienstbetrekking. In die gevallen kan het zijn dat de belastingdienst fiscaalvrije vergoeding toestaat.
2. Voor de verhuiskostenvergoeding gelden verder de volgende uitgangspunten:
a. een tegemoetkoming in de inrichtingskosten ter grootte van 12% van zijn jaarsalaris tot een maximum van € 5445,00;
b. een vergoeding van de kosten van vervoer van de werknemer en zijn gezinsleden alsmede van de bagage en van de inboedel naar de nieuwe woning met een maximum van € 1588,00;
c. onder het jaarsalaris wordt verstaan, twaalf maal het overeengekomen bruto maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag;
d. de werknemer is gehouden om de in lid 2 sub a genoemde vergoeding terug te betalen, indien de arbeidsovereenkomst op zijn verzoek of ten gevolge van een dringende door hem veroorzaakte en hem verwijtbare redenen, binnen 2 jaar na de verhuizing als hier bedoeld wordt beëindigd. Deze terugbetaling bedraagt 1/24e deel van de verstrekte vergoeding voor elke maand liggende tussen de beëindiging van het dienstverband en de periode van 2 jaar.
Artikel 15
Dienstwoning
1. Indien een dienstwoning is toegewezen, zal deze met zorg worden bewoond. Onderverhuur is uitsluitend toegestaan na schriftelijk verkregen toestemming van de werkgever.
2. Indien de werknemer een dienstwoning van de kerk bewoont, zal daarvoor bij de betaling van het maandelijkse salaris een bedrag in mindering worden gebracht ter grootte van maximaal 18% van het maandsalaris.
Artikel 16
Pensioenvoorziening
1. Voor de werknemer die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, maar nog niet de leeftijd van 65 jaar, wordt door de werkgever een pensioenverzekering afgesloten.
2. De werkgever zal een regeling treffen conform de PGGM-regeling zoals beschreven in bijlage 1 en op basis van de afspraken die in die bijlage zijn opgenomen.
3. Het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt ingehouden op het salaris van de werknemer.
4. De pensioenregeling en de wijze van premiebetaling kunnen slechts worden gewijzigd met instemming van de werkgever en de werknemer.
Artikel 17
Arbeidsongeschiktheid
1. In geval van arbeidsongeschiktheid is de werknemer gehouden:
a. de werkgever onverwijld daarvan op de hoogte te stellen;
b. geneeskundige hulp in te roepen en de gegeven voorschriften tot zijn herstel op te volgen;
c. na herstel zijn werkgever daarvan in kennis te stellen en de werkzaamheden te hervatten.
2. Met ingang van 1 januari 2005 bedraagt het loon tijdens ziekte, mits voldaan is aan de gestelde regelingen voortvloeiend uit de Wet verbetering Poortwachter (WVP):
• 0 t/m 6 maanden van arbeidsongeschiktheid 100%
• 7 t/m 12 maanden van arbeidsongeschiktheid 90%
• 13 t/m 18 maanden van arbeidsongeschiktheid 80%
• 19 t/m 24 maanden van arbeidsongeschiktheid 70%
In geval er sprake is van één van de drie onderstaande situaties heeft de arbeidsongeschikte werknemer aanspraak een aanvulling tot 100% van het volledige salaris:
• De arbeidsongeschikte werknemer die op arbeidstherapeutische basis arbeid verricht; of
• Een opleiding/training volgt gericht op werkhervatting; of
• (Tijdelijk) in een andere functie werkzaam is tegen een lager salaris. Tenzij die functie leidt tot hogere salarisaanspraken dan het ziekengeld.
3. Werknemers die ernstig ziek (minder dan 20% arbeidsgeschikt) zijn en die nadat een keuring is aangevraagd een arbeidsongeschiktheidsuitkering (IVA-regeling) ontvangen, ontvangen een aanvulling op deze uitkering. De uitkering (en een eventueel arbeidsongeschiktheidspensioen) wordt aangevuld tot:
• 100% tijdens de eerste twaalf maanden van ziekte/arbeidsongeschiktheid;
• 85% tijdens de dertiende tot en met achttiende maand van ziekte/arbeidsongeschiktheid. De loondoorbetaling/aanvulling duurt uiterlijk 18 maanden gerekend vanaf de eerste ziektedag. Als het dienstverband eindigt, eindigt ook de aanvulling.
Werknemers die na twee jaar ziekte minder dan 20% arbeidsongeschikt blijken te zijn, mogen niet vanwege hun beperking worden ontslagen. De werkgever en werknemer zoeken samen naar passende arbeid. Als deze binnen de organisatie niet voor handen is, wordt de werknemer begeleid naar een passende functie buiten de organisatie.
4. De kosten van vervanging van de werknemer zijn geheel voor rekening van de werkgever.
Artikel 18
Uitkering bij overlijden
1. Bij overlijden van de werknemer wordt aan zijn weduwe/haar weduwnaar het volle maandsalaris over de maand, waarin de werknemer overlijdt, uitbetaald.
2. Aan de weduwe/weduwnaar wordt voorts gedurende twee maanden een bedrag uitgekeerd ter grootte van het salaris dat voor de werknemer gold ten tijde van zijn overlijden.
3. Indien de werknemer geen weduwe of weduwnaar achterlaat, dan geschiedt de uitkering ten behoeve van zijn wettige minderjarige kinderen, dan wel ten behoeve van kinderen, voor wie aanspraak bestaat op wettelijke kinderbijslag.
Artikel 19
Geschillen
Geschillen die tussen de werkgever en de werknemer ontstaan, worden op verzoek van de werkgever en/of de werknemer onderworpen aan een commissie van arbitrage, bestaande uit 3 personen: een aan te wijzen door de werkgever, een aan te wijzen door de werknemer, terwijl deze personen samen een derde persoon aanwijzen die als voorzitter zal optreden.
De uitspraak van deze commissie zal bindend zijn en zal schriftelijk en met redenen omkleed aan beide partijen worden meegedeeld, binnen drie maanden na instelling van deze commissie.
Artikel 20
Schorsing
1. Bij ernstige of herhaalde overtreding van door de werkgever gegeven interne voorschriften of reglementen kan de werkgever de werknemer bij wijze van disciplinaire maatregel schorsen voor ten hoogste één maand.
2. Indien de werkgever ernstige grond heeft om de werknemer van daden of gedragingen te verdenken, die een onverwijlde beëindiging van het dienstverband zouden rechtvaardigen, kan de werkgever de werknemer schorsen voor de duur die het onderzoek vergt. Xxxxx het vermoeden dat tot een dergelijke schorsing heeft geleid niet bevestigd, dan zal op verzoek van de werknemer schriftelijke rehabilitatie volgen.
Bijlage 1: Uitgangspunten PGGM-pensioenregeling ten behoeve van de Arbeidsvoorwaardenregeling voor Kosters.
Gegevens op basis van kalenderjaar 2007
Soort regeling
Soort Middelloonregeling
Pensioenleeftijd 21 jaar
Pensioengevend salaris Vaste salaris en provisie
Franchise € 9.819,-
Opbouwpercentage OP 2,05%
Extra voorzieningen
Partnerpensioen op risicobasis verzekerd 1,25% half risicobasis WIA-hiaatverzekering ja
ANW-hiaatverzekering 14% van OP, uitkering tot 21 jaar dubbel vol wezen
Franchise AOP € 16.858,-
Eigen bijdrage
Premiebijdrage werknemer Voor wn 50% van 22,5% (=11,25%) van pensioengrondslag OP/PP/WzP en 0,8% van de pensioengrondslag voor AOP, gebaseerd op PGGM premie
Indexatie
Welvaartsvast ja (loon in sector)
Waardevast nee
Voorwaardelijk of onvoorwaardelijk voorwaardelijk
Overige afspraken met betrekking tot het pensioen:
• De regeling gaat per 1 januari 2008 gelden voor nieuwe situaties, voor kosters die van baan wisselen en voor kosters waarvoor nog geen pensioenvoorziening is getroffen.
• Voor bestaande gevallen is de nieuwe regeling niet van toepassing, tenzij wederzijdse partijen(werkgever en koster) van mening zijn dat er aanpassing zal moeten plaatsvinden in de regeling. Dit zal echter altijd maatwerk zijn en desgewenst kunnen SKB en cGMV daarbij ondersteuning verlenen.
• 11,25% van de totale premie van 22,5% van de pensioengrondslag voor OP/PP/WzP komt voor rekening van de werknemer en het andere deel komt voor rekening van de werkgever. 0,4% van de totale premie van 0,8% van de pensioengrondslag voor AOP komt voor rekening van de werknemer en het andere deel komt voor rekening van de werkgever.
• Indien aansluiting bij PGGM niet mogelijk is, zullen cGMV en SKB nagaan of een mantelcontract bij een andere verzekeraar kan worden gesloten, waarbij met de voorwaarden (verzekerde bedragen, franchises, premie, indexering, etc.) zo dicht mogelijk zal worden aangesloten bij de PGGM regeling.
• Indien een regeling bij een andere verzekeraar gesloten dient te worden dan zal in de vorm van maatwerk advies gekeken worden of en in hoeverre dit volledig kan aansluiten bij de PGGM-uitgangspunten. Hierin zullen SKB en cGMV gezamenlijk optrekken.
Bijlage 2: Salarisschalen Kosters per 1 januari 2008
Verhoging ten opzichte van 2007 bedraagt 2.1%
exclusief 8% vakantietoeslag
functiejaren | Schaal 1 | Schaal 2 | Schaal 3 |
€ | € | € | |
0 | 1462 | 1516 | 1769 |
1 | 0000 | 0000 | 0000 |
2 | 1565 | 1614 | 1927 |
3 | 1614 | 1690 | 2008 |
4 | 1690 | 1769 | 2085 |
5 | 1769 | 1865 | 2143 |
6 | 1927 | 2184 | |
7 | 2008 | 2243 | |
8 | 2085 | 2307 | |
9 | 2143 | 2354 |