STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 7021
9 april
2024
Zoetwarenindustrie Sociaal Fonds 2024/2025
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 april 2024 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds Zoetwarenindustrie
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van AWVN namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereen- komst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeids- overeenkomst;
Partij ter ener zijde: Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ); Partijen ter andere zijde: FNV, CNV Xxxxxxxxx.xx en De Unie.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV, V, VI en VII is bepaald:
Artikel 1 Definities
In deze CAO wordt tenzij uitdrukkelijk anders wordt aangegeven verstaan onder:
1. Onderneming in de zoetwarenindustrie:
a. iedere onderneming in Nederland, die uitsluitend of in hoofdzaak:
1. fabrieksmatig bloem en/of andere grondstoffen tot beschuit, toast, knäckebröd, biscuit, biscuitfiguren, koekjes, banket, koek en wafels verwerkt, ongeacht de soort, dan wel die fabrieksmatig producten vervaardigt die naar de aard van de verwerkte grondstoffen en/of de wijze van verwerking van de grondstoffen vergelijkbaar zijn met de zojuist genoemde producten, zulks terwijl al deze producten uitsluitend of in hoofdzaak verkocht worden aan wederverkopers/bedrijfsmatige afnemers;
2. fabrieksmatig de producten onder 1 genoemd vervaardigt door een vorm van samenvoeging (assemblage) van delen van de onder 1 genoemde producten, al dan niet met toevoeging van vulling, dan wel die fabrieksmatig producten vervaardigt die naar de aard van de verwerkte grondstoffen en/of de wijze van verwerking van de grondstoffen vergelijkbaar zijn met de zojuist genoemde producten;
3. fabrieksmatig rijstkoeken en -wafels vervaardigt, dan wel die fabrieksmatig producten vervaardigt die naar de aard van de verwerkte grondstoffen en/of wijze van verwerking van de grondstoffen vergelijkbaar zijn met de zojuist genoemde producten;
4. aan één of meer van de onder 1 tot en met 3 genoemde ondernemingen uitsluitend of in hoofdzaak diensten verleent en die tezamen een economische eenheid vormen. Onder diensten wordt verstaan: Inpakhandelingen, (technisch) onderhoud, verkoop, administratie, management- en beheeractiviteiten, schoonmaakwerkzaamheden en distributie;
5. fabrieksmatig suikerwerken vervaardigt;
6. fabrieksmatig dropartikelen vervaardigt;
7. fabrieksmatig cacaomassa, cacaopoeder, cacaoboter, chocolademassa of couverture verwerkt bij de vervaardiging van al of niet gevulde chocoladeartikelen, inclusief boterhamstrooisels en pasta’s.
2. Werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon die de onderneming – als bedoeld in lid 1 – drijft.
3. Werknemer: man of vrouw die met de werkgever een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.
5. De Stichting: de Stichting Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie, gevestigd te ’s-Gravenhage.
6. De statuten: de statuten van de in het vijfde lid genoemde Stichting.
7. Het bestuur: het in artikel 3 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
Artikel 2 Werkingssfeer
1. Deze CAO is van toepassing op de werkgever als bedoeld in artikel 1, lid 2.
2. Deze CAO is tevens van toepassing op die onderneming of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan hiervoor genoemd worden verricht. Indien meer CAO’s van toepassing kunnen zijn, wordt de onderneming gerangschikt onder de CAO van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de werkzaamheden van deze onderneming behoort, gemeten in arbeidsuren op jaarbasis.
Artikel 3 Doel
De Stichting heeft als doelstelling om, overeenkomstig artikel 2, lid 2 van de statuten, activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Zoetwarenindustrie, te financie- ren en subsidiëren. Daartoe heft de Stichting bijdragen van de werkgevers in de Zoetwarenindustrie.
Artikel 4 Uitvoering
1. De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens de bepalingen van de statuten en reglementen van de Stichting die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.
2. De uitvoering is aan de Stichting opgedragen. De Stichting kan de uitvoering delegeren aan een administrateur onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting.
3. Ten behoeve van de vorenbedoelde uitvoering is de werkgever verplicht alle gegevens en inlichtingen te verschaffen alsmede iedere medewerking te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of namens de Stichting, zijn belast met de inning van de bijdragen en de controle op de naleving van het gestelde in de statuten en de reglementen van de Stichting en de toetsing van de bedrijfsactiviteiten van de werkgever aan het gestelde in deze CAO. Daarbij bestaat de mogelijkheid om aan de werkgever opgave van de loonsom door opvragen door middel van een door een accountant gewaarmerkte cumulatieve loonstaat.
4. In het kader van de controle op de naleving en de toetsing van de bedrijfsactiviteiten kan de Stichting bij de werkgever inzage verlangen van gegevens die nodig zijn voor een goede uitvoe- ring van deze CAO.
Daarbij kan onder meer aan de werkgever worden gevraagd om opgave van de loonsom door middel van een door een accountant gewaarmerkte cumulatieve loonstaat.
De uitkomsten van een dergelijk onderzoek kunnen alleen worden aangewend om nakoming van de CAO af te dwingen en/of een vordering in te stellen als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de CAO en artikel 3 Wet op het verbindend en het onverbindend verklaren.
CAO-partijen dragen hiertoe de aan hun bevoegdheden over aan de Stichting.
5. Bij een schriftelijk onderzoek zal aan de werkgever duidelijk moeten worden aangegeven welke gegevens binnen welke termijn aan de Stichting en/of de administrateur ter beschikking moeten worden gesteld. Het moet hierbij gaan om gegevens die redelijkerwijs nodig zijn voor de controle
c.q. het toezicht op de naleving van de CAO. Controle ter plaatse kan alleen met instemming van de werkgever. Controle ter plaatse zal alleen plaatsvinden als er een gegrond vermoeden is. Een dergelijk onderzoek dient tijdig van tevoren schriftelijk te worden aangekondigd, waarbij datum en plaats van het onderzoek moeten worden vermeld.
Artikel 5 Verplichtingen werkgever
Werkgevers zijn gehouden de door de Stichting in het kader van de doelstelling gevraagde gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en de reglementen van de Stichting is of wordt bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichting. Indien de werkgever, ook na aanmaning, niet aan zijn verplichtingen voldoet, is de Stichting bevoegd de noodzakelijke gegevens naar beste weten vast te stellen en de bijdragen in te vorderen.
Artikel 6 Bijdrage
1. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 3 is gelijk aan een door het bestuur vast te stellen percentage van het loon als bedoeld in artikel 16 lid 1 van de Wet financiering sociale verzekerin- gen. De werkgever is verplicht jaarlijks de bijdrage aan de Stichting te voldoen. De bijdrage is voor de werkgever 0,48% op kalenderjaarbasis.
2. Naast de bijdrage als bedoeld in lid 1 kan het bestuur een bijdrage vaststellen voor de werkgever waarvan een of meer werknemers gebruik maken van de regeling vervroegd uittreden. De hoogte van deze bijdrage stelt het bestuur vast op basis van artikel 9 van het bij deze cao behorende
RVU-reglement.
CAO SOCIAAL FONDS ZOETWARENINDUSTRIE STATUTEN
Artikel 1 Naam en zetel
De stichting draagt de naam ‘Stichting Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie’ en is gevestigd te ’s-Gravenhage.
Artikel 2 Doel
1. De stichting stelt zich ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de zoetwarenindustrie.
2. Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de stichting uit het bevorderen en financieren van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de zoetwaren- industrie over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de zoetwarenindustrie en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereen- komst voor de zoetwarenindustrie en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de zoetwarenindustrie;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het georganiseerde overleg tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de zoetwarenindustrie, uitgezon- derd de kosten die betrekking hebben op het eigenlijke overleg omtrent de collectieve arbeidsovereenkomst;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administra- tieve beheer van de stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de zoetwarenindustrie;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers, vervaardiging en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid boekjes inzake de collectieve arbeidsovereenkomst ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de zoetwarenindustrie in het belang van de arbeidsverhou- dingen in de zoetwarenindustrie;
g. de inzet van adviseurs voor activiteiten in het kader van voorlichting en informatie op het gebied van scholing, vorming, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarkt- beleid gericht op ondernemingen in de zoetwarenindustrie;
h. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen in bedrijven in de zoetwarenindustrie op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeg- genschap, personeelsvergaderingen, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden op ondernemingsniveau als vormen van overleg tussen werknemers en werkgevers in de zoetwarenindustrie;
j. het subsidiëren van de kosten van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties;
k. het verrichten en subsidiëren van het opleidingsplan, vooropleidingstraject en werkervarings- plaatsen, alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
l. het verrichten en subsidiëren van opleidingen ten behoeve van werkgevers in de zoetwarenin- dustrie in het kader van de verbetering van de arbeidsverhoudingen;
m. het stimuleren en subsidiëren van projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de zoetwarenindustrie of op de totstandkoming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
n. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt, onder meer via het stimuleren van een betere aansluiting van de zoetwarenindustrie op de arbeidsmarkt;
o. het stimuleren en subsidiëren van de re-integratie van arbeidsongeschikte of met werkloosheid bedreigde werknemers in de zoetwarenindustrie;
p. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding en begeleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoor- waarden, arbeidsomstandigheden en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen en het duurzaam werken in de zoetwarenindustrie;
q. het voor de werknemers in de bedrijfstak openen van de mogelijkheid om vrijwillig vervroegd uit dienst te treden op basis van het bij de cao Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie behorende RVU-reglement en het verstrekken van gedeeltelijke compensatie in dit verband aan werkgevers van wie er een of meer werknemers gebruik maken van deze mogelijkheid. De stichting doet dit op basis van de tijdelijke ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’, die van toepassing is van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025, dan wel daarvoor in de plaats tredende wet- of regelgeving
Artikel 3 Bestuur
1. Het bestuur is belast met het bestuur van de stichting.
2. Het bestuur bestaat uit zeven leden. Voormeld aantal wordt evenwel verminderd met een aantal gelijk aan het aantal leden als waarvoor het recht tot benoeming is vervallen op grond van artikel 4 lid 3. Indien het bestuur uit minder dan zeven leden bestaat dan op grond van de voorgaande twee volzinnen zou moeten, behoudt dat bestuurniettemin zijn bevoegdheid om rechtsgeldig bestuurs- besluiten te nemen.
3. Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger benoemd, die het desbetreffende bestuurslid vervangt ingeval van zijn/haar belet of ontstentenis. Het feit dat sprake is van belet of ontstentenis ter zake een bestuurder zal worden vastgesteld door ten minste twee andere bestuursleden, die daarom- trent een verklaring afleggen.
Alle bepalingen die betrekking hebben op bestuursleden zijn op plaatsvervangende bestuursleden die een bestuurslid vervangen van overeenkomstige toepassing. In geval van ontstentenis of belet van alle (plaatsvervangende) bestuursleden of enig (plaatsvervangend) bestuurslid, berust het bestuur tijdelijk bij één of meer – al dan niet jaarlijks – door het bestuur voor deze situatie aangewezen personen.
Artikel 4 Benoming van de leden van het bestuur
1. De leden van het bestuur en voor ieder van hen een vaste plaatsvervanger worden, met inachtne- ming van het in lid 2 bepaalde, benoemd door de organisaties van werknemers en werkgevers in de zoetwarenindustrie, te weten:
– één lid en één plaatsvervangend lid door de vereniging: FNV, statutair gevestigd te Utrecht (werknemerssector);
– één lid en één plaatsvervangend lid door de vereniging: CNV Vakmensen, statutair gevestigd te Utrecht (werknemerssector);
– één lid en één plaatsvervangend lid door de vereniging: De Unie, statutair gevestigd te Culemborg (werknemerssector);
– vier leden en vier plaatsvervangende leden door de vereniging:
Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie, hierna ook te noemen: ‘VBZ’, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage (werkgeverssector).
2. Slechts personen die in dienst zijn van VBZ dan wel van een lid van VBZ kunnen worden benoemd door VBZ. Slechts personen die in dienst zijn van FNV, CNV Vakmensen dan wel De Unie, allen voormeld, kunnen worden benoemd door de werknemerssector.
3. Het recht van benoeming van bestuursleden vervalt voor de organisaties van werknemers- of werkgeversorganisaties die bij de twee meest recente looptijden van de cao voor de Zoetwarenin- dustrie, de lopende cao inbegrepen, geen partij was bij de cao voor de Zoetwarenindustrie. Het totale aantal bestuursleden zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 lid 2 worden verminderd met een gelijk aantal bestuursleden als waarop het aldus vervallen recht van benoeming zag.
Artikel 5 Zittingsduur
1. De leden en plaatsvervangende leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van twee jaar, met dien verstande dat deze termijn wordt verlengd met de periode waarin leden en
plaatsvervangende leden van het bestuur nog niet door een nieuw bestuurslid respectievelijk plaatsvervangend bestuurslid zijn opgevolgd.
2. Aftredende leden en plaatsvervangende leden zijn terstond herkiesbaar.
3. In tussentijdse vacatures wordt, met inachtneming van het in artikel 4 bepaalde, zo spoedig mogelijk voorzien. De nieuwgekozen leden en/of plaatsvervangende leden treden af op het tijdstip waarop het lid of het plaatsvervangend lid dat zij vervangen, zou zijn afgetreden.
4. Het bestuurslidmaatschap eindigt voor bestuursleden, die benoemd zijn door de werkgeverssector, zodra zij ophouden in dienst te zijn van VBZ dan wel van een lid van VBZ. Het bestuurslidmaat- schap eindigt voor bestuursleden, die benoemd zijn door de werknemerssector, zodra zij ophou- den in dienst te zijn van FNV, CNV Vakmensen dan wel De Unie.
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt eveneens voor bestuursleden en plaatsvervangend bestuursle- den die zijn benoemd door een werknemers- of werkgeversorganisaties die bij de twee meest recente looptijden van de cao voor de Zoetwarenindustrie, de lopende cao inbegrepen, geen partij was bij de cao voor de Zoetwarenindustrie.
Artikel 6 Voorzitter
Telkenjare wijst het bestuur uit zijn midden een voorzitter en vicevoorzitter aan, met dien verstande dat, indien het voorzitterschap wordt vervuld door één van de leden uit de werkgeverssector, het vicevoorzitterschap wordt bekleed door één van de leden uit de werknemerssector en omgekeerd. Het voorzitterschap en vice-voorzitterschap zal jaarlijks wisselen.
Artikel 7 Vertegenwoordiging
1. De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur dan wel door de voorzitter en de vice- voorzitter tezamen.
2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van alle overeenkomsten, gene uitgezonderd; de in artikel 291 lid 2 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorkomende mogelijke bevoegdheidsbe- perkingen op dit punt gelden derhalve niet.
Artikel 8 Stemming
1. De besluitvorming geschiedt bij meerderheid van stemmen, in vergaderingen waar tenminste de helft plus één van de zittende bestuursleden respectievelijk hun plaatsvervangende bestuursleden aanwezig is.
Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige bestuursleden uit de werkgeverssec- tor evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige bestuursleden uit de werknemerssector. Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden uit de werkgevers- en werknemerssector even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden uit de werkgevers- en werknemerssector niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergade- ring aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.
Bij staking der stemmen wordt een voorstel geacht te zijn verworpen.
2. Een schriftelijk met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden respectievelijk hun plaatsvervangers, genomen besluit staat gelijk aan een in een vergadering genomen besluit.
3. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organsiatie. Als hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, dan is de betreffende bestuurder toch bevoegd om deel te nemen aan beraadslagingen en de besluitvorming en is het bestuur bevoegd het besluit op deze wijze te nemen. Het bestuur legt dan schriftelijk vast welke overwegingen aan het besluit ten grondslag liggen.
Artikel 9 Secretariaat
Het bestuur wordt in de uitvoering van zijn taak bijgestaan door een secretariaat.
Artikel 10 Vermogen
Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:
a. bijdragen van werkgevers in de zoetwarenindustrie zoals worden bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie;
b. gekweekte renten;
c. subsidies;
d. eventuele andere baten.
Artikel 11 Beleggingen
1. Het bestuur is belast met het beheer van het vermogen van de stichting. De gelden van de stichting worden door het bestuur op solide wijze belegd.
2. Het bestuur kan de administratie van de stichting onder zijn verantwoordelijkheid uitbesteden aan een administratie-orgaan.
Artikel 12 Begroting
1. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op, die is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 vermelde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten. Deze begroting wordt ter goedkeu- ring aan de partijen bij de Collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds voor de zoetwarenin- dustrie aangeboden. De begroting is na de goedkeuring van voormelde partijen beschikbaar voor bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers.
2. Degene die een verzoek doet tot het ter beschikking stellen van gelden van de stichting dient bij het bestuur een begroting in te dienen, welke is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 vermelde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten.
Artikel 13 Boekjaar en jaarstukken
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerd verslag over de financiële toestand van de stichting vast.
3. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Het verslag dient een getrouw beeld te geven van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar en is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 vermelde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten. Uit het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 zijn gedaan.
4. Degene(n) aan wie krachtens een besluit van het bestuur gelden van de stichting ter beschikking worden gesteld, dienen aan het bestuur een door een registeraccountant of accountant- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de wijze, waarop de gelden zijn besteed, welke verklaring ten minste moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 2 omschreven bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten en een geïnte- greerd onderdeel moet uitmaken van het voormelde verslag.
5. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring liggen ten kantore van het secretariaat en op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers. Voorts ligt het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring voor eenieder ter inzage bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
6. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
7. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, waarop het verslag betrekking heeft, in drievoud toegezonden aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel 14 Reglementen
1. Het bestuur is bevoegd reglementen vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat dan wel ter nadere uitwerking van deze statuten.
2. De reglementen mogen niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd de reglementen te wijzigen of op te heffen.
4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van de reglementen is het bepaalde in artikel 16 lid 1 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 Tijdsduur
De stichting is aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 16 Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd door een eenstemmig besluit in een vergadering, waarin alle bestuursle- den aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vacature bestaat, deze statuten te wijzigen met dien verstande dat een zodanige wijziging niet het doel of karakter van de stichting mag aantasten.
Wijziging van de statuten kan slechts plaatsvinden na verkregen goedkeuring van de partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds voor de zoetwarenindustrie.
2. Tegelijkertijd met de oproeping tot een vergadering tot wijziging van de statuten moet een afschrift van het voorstel, waarin de voorgestelde wijzigingen van de statuten woordelijk zijn opgenomen, aan de bestuursleden worden toegezonden.
3. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen.
4. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het openbaar register gehouden door de Kamers van Koophandel.
Artikel 17 Ontbinding en vereffening
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 16 lid 1, eerste zin, van overeenkomstige toepassing.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door de bestuurders. Zij dragen er zorg voor dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het register bedoeld in artikel 16 lid 4.
4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
5. Het bestuur geeft een bestemming aan een eventueel batig saldo van de stichting. Bedoelde bestemming zal zoveel mogelijk in het verlengde liggen van het doel van de ontbonden stichting.
6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende de door de wet voorgeschreven termijn berusten onder de jongste vereffenaar, tenzij het bestuur een andere bewaarder heeft benoemd.
Artikel 18 Slotbepaling
In alle gevallen, waarin zowel de wet, deze statuten als de reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.
UITVOERINGSREGLEMENT
Artikel 1 Definities
1. Dit uitvoeringsreglement is van toepassing op de werkgever als bedoeld in artikel 1 en 2 van de CAO Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie.
In dit uitvoeringsreglement wordt verstaan onder:
2. Onderneming in de zoetwarenindustrie:
a. iedere onderneming in Nederland, die uitsluitend of in hoofdzaak:
1. fabrieksmatig bloem en/of andere grondstoffen tot beschuit, toast, knäckebröd, biscuit, biscuitfiguren, koekjes, banket, koek en wafels verwerkt, ongeacht de soort, dan wel die fabrieksmatig producten vervaardigt die naar de aard van de verwerkte grondstoffen en/of de wijze van verwerking van de grondstoffen vergelijkbaar zijn met de zojuist genoemde producten, zulks terwijl al deze producten uitsluitend of in hoofdzaak verkocht worden aan wederverkopers/bedrijfsmatige afnemers;
2. fabrieksmatig de producten onder 1 genoemd vervaardigt door een vorm van samenvoeging (assemblage) van delen van de onder 1 genoemde producten, al dan niet met toevoeging van vulling; dan wel die fabrieksmatig producten vervaardigt die naar de aard van de verwerkte grondstoffen en/of de wijze van verwerking van de grondstoffen vergelijkbaar zijn met de zojuist genoemde producten;
3. fabrieksmatig rijstkoeken en -wafels vervaardigt, dan wel die fabrieksmatig producten vervaardigt die naar de aard van de verwerkte grondstoffen en/of wijze van verwerking van de grondstoffen vergelijkbaar zijn met de zojuist genoemde producten;
4. aan één of meer van de onder 1 tot en met 4 genoemde ondernemingen uitsluitend of in hoofdzaak diensten verleent en die tezamen een economische eenheid vormen. Onder diensten wordt verstaan: Inpakhandelingen, (technisch) onderhoud, verkoop, administratie, management- en beheeractiviteiten, schoonmaakwerkzaamheden en distributie;
5. fabrieksmatig suikerwerken vervaardigt;
6. fabrieksmatig dropartikelen vervaardigt;
7. fabrieksmatig cacaomassa, cacaopoeder, cacaoboter, chocolademassa of couverture verwerkt bij de vervaardiging van al of niet gevulde chocoladeartikelen, inclusief boterhamstrooisels en pasta’s;
3. Werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon die de onderneming – als bedoeld in lid 2 – drijft.
4. Werknemer: man of vrouw die met de werkgever een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.
5. De Stichting: de Stichting Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie, gevestigd te ’s-Gravenhage.
6. Het bestuur: het in artikel 3 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
7. CAO Sociaal Fonds: collectie arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie.
Artikel 2 Hoogte van de bijdrage
1. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de CAO Sociaal Fonds is gelijk aan een door het bestuur vast te stellen percentage van het loon als bedoeld in artikel 16 lid 1 van de Wet financiering sociale verzekeringen. De werkgever is verplicht jaarlijks de bijdrage aan de Stichting te voldoen.
2. De Stichting deelt het te betalen bedrag van de in lid 1 bedoelde bijdrage schriftelijk aan de werkgever mede. De bijdrage kan in voorschot worden gevorderd op basis van een geraamde som van de bruto loonsom. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot binnen 14 dagen na dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting te voldoen.
3. Hetgeen er als de in lid 2 bedoelde voorschotbijdrage door de werkgever is betaald, wordt verrekend met de in lid 1 bedoelde bijdrage die de werkgever over dat jaar verschuldigd zal zijn. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.
4. De werkgever is verplicht aan de Stichting – op de door de Stichting vast te stellen wijze en tijdstippen – de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de Stichting nodig zijn ter berekening van de in lid 1 bedoelde verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor de rekening van de werkgever.
5. De werkgever die nalaat zijn in dit artikel bedoelde financiële verplichtingen jegens de Stichting op een door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal voor elke ingaande maand verzuim wegens rentederving het wettelijk rentepercentage als bedoeld in artikel 119 jo 120 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van het niet tijdig betaalde bedrag aan de Stichting verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.
6. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde rentevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op de eerste vordering aan de Stichting te betalen alle kosten, welke ter
invordering van het verschuldigde zijn gemaakt. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van 50 Euro.
Artikel 2a Hoogte van de bijdrage RVU
De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 6 lid 2 van de CAO Sociaal Fonds en de betaaltermij- nen stelt het bestuur vast op basis van artikel 9 van het bij deze cao behorende RVU-reglement. De werkgever is verplicht de bijdrage ieder kwartaal, ieder half jaar of ieder jaar te voldoen aan de Stichting te voldoen.
Artikel 3 Realisering doelstelling
De Stichting realiseert het in artikel 2 van de statuten genoemde doel door het geheel of gedeeltelijk financieren en subsidiëren van in artikel 2 lid 2 van de statuten genoemde activiteiten onder door het bestuur te stellen voorwaarden en op de wijze zoals in dit reglement omschreven.
Artikel 4 Werkwijze
1. Subsidieaanvragen dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend.
Bij de aanvragen voor projectsubsidies dient een projectomschrijving, achtergrondinformatie, planning en een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden, onderverdeeld naar de in artikel 2 lid 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten, te worden meegezonden, alsmede een realisatieplan.
Voor uitkeringen als bedoeld in artikel 2 lid 2 sub q van de statuten is in plaats van dit artikel het bij de cao Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie behorende RVU-reglement van toepassing.
2. Ten behoeve van de in lid 1 genoemde subsidies, dient de gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen en zo verantwoording af te leggen omtrent de besteding van de ontvangen gelden, en wel
– voor eenmalige subsidie: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na de besteding van de gelden;
– voor periodieke subsidies: in ieder geval jaarlijks en zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van de periode waarop de subsidie betrekking heeft;
– voor projectmatige subsidies: in ieder geval jaarlijks en zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van het project waarop de subsidie betrekking heeft.
3. Deze verklaring dient tenminste te zijn gespecificeerd volgens de in artikel 2 lid 2 van de statuten- genoemde bestedingsdoelen of activiteiten en de projectbegroting. Deze verklaring zal een geïntegreerd onderdeel uitmaken van de financiële jaarrekening van de Stichting.
4. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften op te stellen waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
5. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 5 Verplichtingen werkgevers en werknemers
1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de reglementen nodig acht.
2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.
Artikel 6 Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur. Als administrateur treedt op TKP te Groningen.
De kosten van dit beheer komen voor rekening van de Stichting.
2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.
Artikel 7 Begroting
1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks voor 1 oktober een begroting voor het daaropvolgende kalenderjaar van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast. De begroting omvat:
a. een schatting van de inkomsten;
b. een schatting van de te financieren activiteiten als bedoeld in artikel 2 van de statuten;
c. de verwachte kosten van administratie en bestuur;
d. eventuele andere lasten.
2. De begroting is op aanvraag beschikbaar voor de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers en wordt verzonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 8 Verslag, rekening en verantwoording
1. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerd verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de vice-voorzitter van de Stichting ondertekend. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de statuten. Tevens maken de in artikel 4 lid 4 van deze reglementen genoemde verklaringen een geïntegreerd onderdeel uit van dit verslag.
2. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de statuten zijn gedaan.
3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ten kantore van de administrateur, en van de betrokken CAO-partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
4. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
5. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
RVU-REGLEMENT
(Regeling Vervroegd Uittreden Zoetwarenindustrie)
Op grond van artikel 2 lid 2 sub q van de statuten van de stichting Sociaal Fonds voor de Zoetwarenin- dustrie is het volgende RVU-reglement vastgesteld.
Artikel 1 - Definities
In dit RVU-reglement wordt verstaan onder:
1. Onderneming in de Zoetwarenindustrie: de werkgever zoals genoemd in artikel 1 lid 1 van de cao Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie
2. Werkgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de onderneming als bedoeld in lid 1 drijft.
3. Werknemer: de persoon die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is bij een werkgever.
4. De Stichting: Stichting Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie.
5. AOW-gerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd, zoals bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
6. RVU-uitkering: het bedrag dat de werknemer zal ontvangen op grond van deze tijdelijke RVU-regeling.
7. Uitkeringsgerechtigde: diegene die voldoet aan de voorwaarden van de in dit reglement opgenomen tijdelijke RVU-regeling en op grond van dit reglement recht heeft op een RVU-uitkering.
8. Uitdiensttredingsdatum: de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn werkgever feitelijk middels de vaststellingsovereenkomst eindigt.
9. Vaststellingsovereenkomst: overeenkomst waarin afspraken worden vastgelegd over de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst eindigt (onder andere de uittredingsdatum en het uitkeringsbedrag).
10. RVU-regeling: de regeling zoals is opgenomen in dit RVU-reglement
11. Referentiegroep: afdeling waarbinnen de referentiefuncties zoals genoemd in het functiehandboek voor de Zoetwarenindustrie zijn ingedeeld.
12. Uitkeringsperiode: de periode waarin de uitkeringsgerechtigde recht heeft op de RVU-uitkering.
13. Vrijwilliger: iemand die:
– voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen niet in echte of fictieve dienstbetrekking is;
– niet ’bij wijze van beroep’ werkt voor:
• een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen,
• een sportorganisatie of
• een algemeen nut beogende instelling (ANBI); en
– alleen een beloning krijgt die binnen de grenzen blijft van de vrijwilligersvergoeding zoals genoemd in artikel 2 lid 6 Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 2 - Werkingssfeer
Dit reglement is van toepassing op:
1. Iedere werkgever in de Zoetwarenindustrie zoals genoemd in artikel 1 lid 2 van deze regeling.
2. Iedere werknemer in de zin van artikel 1 lid 3 van deze regeling.
3. Het reglement is niet van toepassing op die onderneming of dat gedeelte van een onderneming waaraan de Beroepscommissie dispensatie heeft verleend voor de cao Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie.
4. De bepalingen van deze regeling zijn naar evenredigheid van toepassing op werknemers die in deeltijd werken, tenzij anders vermeld.
Artikel 3 - Zwaar beroep
Als werknemer met een zwaar beroep in het kader van deze regeling wordt beschouwd:
a. Werknemers werkzaam in een ploegendienstrooster; of
b. Werknemers werkzaam in consignatiediensten mits tenminste 1x per maand gemiddeld op jaarbasis; of
c. Werknemers met een functie in de functiefamilie productie & inpak, die is ingedeeld in functie- groep 2 t/m 9 zoals bedoeld in de cao voor de Zoetwarenindustrie, algemeen verbindend verklaard bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Stcrt 2022, 801); of
d. Werknemers met een functie in de functiefamilie logistiek, die is ingedeeld in de functies medewer- ker intern transport, medewerker magazijn, vrachtwagenchauffeur, teamleider magazijn, teamlei- der magazijn/expeditie of een vergelijkbare functie; of
e. Werknemers met een functie in de functiefamilie techniek, die is ingedeeld in functiegroep 2 t/m 9 zoals bedoeld in de cao voor de Zoetwarenindustrie, algemeen verbindend verklaard bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Stcrt 2022, 801).
In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van referentiefuncties uit het functiehandboek voor de Zoetwareninudstrie, algemeen verbindend verklaard bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Stcrt 2012, 888), die hieraan wel en niet voldoen.
Artikel 4 - Recht op uitkering / deelname regeling
1. Recht op deelname aan deze regeling, onder voorwaarden zoals uitgewerkt in dit reglement, heeft de werknemer die:
a. In de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2025 op uitdiensttredingsdatum een leeftijd heeft bereikt die maximaal drie jaar en minimaal één maand voor de AOW-gerechtigde leeftijd ligt; en
b. Per 1 januari 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is bij een werkgever zoals genoemd in artikel 1 lid 2 van deze regeling; en
c. Direct voorafgaand aan de uitdiensttreding tenminste 10 jaar onafgebroken op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is bij dezelfde werkgever of zijn rechtsvoorganger(s), waaronder begrepen de periode dat de werknemer direct voorafgaand aan het dienstverband met de werkgever als uitzendkracht bij de werkgever heeft gewerkt; en
d. Werkzaam is in een zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 3 van deze regeling; en
e. Met de werkgever een vaststellingsovereenkomst getekend heeft ter zake van deelname aan deze regeling.
2. Deelname aan de RVU-regeling is voor de werknemer vrijwillig. De werknemer bepaalt zelf hoeveel maanden hij wil deelnemen aan de regeling.
3. Geen recht op deelname heeft de werknemer die:
a. in het kader van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst een beroep doet op een loon vervangende uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW);
b. op of na de uittredingsdatum een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt, tenzij er sprake is van werkzaamheden als vrijwilliger;
c. zich op of na de uittredingsdatum vestigt als ondernemer en inkomsten als zelfstandige uit deze onderneming verkrijgt, dan wel reeds voorafgaand aan de uittredingsdatum was gevestigd als ondernemer, er inkomsten als zelfstandige uit deze onderneming worden verkregen en het aantal uren waarop werkzaamheden als zelfstandige worden verricht wordt verhoogd op of na de uittredingsdatum;
d. recht heeft op een WGA- en/of een IVA- en/of een ZW-uitkering en daarnaast geen loon uit arbeid ontvangt.
4. De werkgever vindt het van belang dat de werknemer die deelneemt aan de RVU-regeling zich bewust is van de financiële gevolgen van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, onder meer ten aanzien van:
– het verlies van een eventuele aanspraak op een Werkloosheidsuitkering, WGA-uitkering en/of Ziektewetuitkering;
– de beëindiging van de deelneming aan de pensioenregeling en de gevolgen daarvan voor de toekomstige pensioenuitkeringen en de uitkering van het nabestaandenpensioen.
De werkgever adviseert de werknemer zich, voorafgaand aan de deelname, goed te laten voorlichten over de financiële gevolgen van deelname aan de regeling middels een financieel planningsgesprek met een deskundige/ financiële planner.
Artikel 5 - Duur, hoogte en uitbetaling uitkering
1. Aan de uitkeringsgerechtigde wordt een maandelijkse uitkering in de zin van deze regeling toegekend met ingang van de uittredingsdatum. De uitkering wordt voor maximaal 36 maanden toegekend.
2. Het toekennen van de RVU-uitkering in de zin van deze regeling kan niet met terugwerkende kracht.
3. De maandelijkse bruto uitkering voor de voltijdwerknemer bedraagt het op het moment van uitkeren genoemde bedrag in artikel 32ba lid 7 Wet op de loonbelasting 1964.
4. Deelname aan de RVU-uitkering is onomkeerbaar.
5. Deelname aan de regeling start per de eerste van de maand.
6. In de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt wordt een pro rata RVU-uitkering betaald in de verhouding: datum AOW-gerechtigde leeftijd gerelateerd aan het aantal kalenderdagen van de betreffende maand.
7. De betaling van de RVU-uitkering vindt plaats op of rond de 25e van elke maand.
8. De RVU-uitkering wordt maandelijks door de Stichting aan de uitkeringsgerechtigde betaald, onder aftrek van de wettelijke verplichte inhoudingen.
9. De uitkeringsgerechtigde die voorafgaand aan de uitdiensttreding een parttime dienstverband had, heeft recht op een RVU-uitkering naar rato van de gemiddelde arbeidsduur ten opzichte van een voltijds dienstverband in de periode van vijf jaar voor het moment van indienen van het verzoek (parttime factor), volgens de staffel genoemd in lid 11.
10. De werknemer die voorafgaand aan de uitdiensttreding gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft recht op een RVU-uitkering naar rato van zijn arbeidsduur ten opzichte van een voltijds dienstver- band voor het moment van indienen van het verzoek (parttime factor), volgens de staffel genoemd in lid 11.
11. De staffel waarnaar verwezen wordt in bovenstaand lid 9 en lid 10 luidt als volgt:
Parttime factor | % RVU-uitkering |
0-25% | Geen recht op RVU-uitkering |
26-50% | 50% |
51-75% | 75% |
Meer dan 75% | 100% |
Artikel 6 - Financiële tegemoetkoming vanuit de Stichting aan werkgever (MDI&EU subsidie)
1. Indien door de Stichting MDI&EU-subsidies vanuit de SOL (Stichting Opleidings- en Ontwikkelings- fonds in de Levensmiddelenindustrie) worden ontvangen ter gedeeltelijke compensatie van de
RVU-uitkering zal de werkgever, waarvan een of meer werknemers uittreden, van de Stichting een financiële tegemoetkoming ontvangen ter gedeeltelijke compensatie van de RVU-uitkering indien en voor zover aan de voorwaarden die hieraan door de SOL in het Projectplan Food in Transitie 2030 worden gesteld, wordt voldaan.
2. De hoogte van deze subsidie wordt jaarlijks aan het einde van het kalenderjaar door de Stichting vastgesteld en is afhankelijk van de financiële middelen van de Stichting.
3. De subsidie wordt jaarlijks aan de werkgever, waarvan een of meer werknemers uittreden, uitgekeerd uiterlijk binnen een kwartaal na de jaarlijkse afrekening.
Artikel 7 - Einde recht op RVU-uitkering
1. Het recht op een RVU-uitkering op grond van deze regeling eindigt met ingang van de dag waarop de uitkeringsgerechtigde de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
2. Het recht op een RVU-uitkering eindigt vóór de in het eerste lid genoemde datum indien de uitkeringsgerechtigde:
a. komt te overlijden. In dat geval ontvangen de nabestaanden gedurende de maand van overlijden en de twee daaropvolgende maanden de RVU-uitkering, tenzij de uitkeringsgerech- tigde overlijdt in de maand waarin hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
b. in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een loon vervangende uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt met ingang van de dag dat de eerste uitkering wordt ontvangen;
c. opnieuw een dienstbetrekking aanvaardt met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is, dan wel een bestaande betaalde nevenfunctie voortzet;
d. zich voor, op of na de uitdiensttredingsdatum vestigt als ondernemer en inkomsten als zelfstandige uit deze onderneming verkrijgt met ingang van de eerste dag waarop hij als zelfstandige werkzaam is, dan wel een bestaande onderneming voortzet.
3. De uitkeringsrechtigde verstrekt onverwijld uit eigen beweging informatie aan de werkgever over het aanvaarden van een dienstbetrekking en/of het verrichten van werkzaamheden als zelfstandige na de uittredingsdatum en/of het ontvangen van een loon vervangende uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). De werkgever kan dit periodiek (laten) toetsen.
4. Gedurende de looptijd van de RVU-uitkering is de uitkeringsgerechtigde, in aanvulling op het bepaalde in lid 3, verplicht om uit zichzelf dan wel op eerste verzoek van de werkgever alle informatie aan de werkgever te verstrekken waarvan hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat die van invloed is op het voortbestaan van het recht, de hoogte en de duur van de RVU-uitkering.
Artikel 8 - Aanvragen RVU-uitkering en verstrekken van gegevens
1. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor een RVU-uitkering op grond van deze regeling dient minimaal zes maanden voor de uitdiensttredingsdatum gezamenlijk met de werkgever een daartoe strekkende aanvraag in bij de Stichting.
2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde aanvraagformulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en zowel door de werknemer als de werkgever wordt ondertekend en onder bijvoeging van de gevraagde bewijsstukken.
3. Tot de gevraagde bewijsstukken als bedoeld in lid 2 behoort in ieder geval:
a. een door de werkgever ondertekende verklaring dat de werkgever ‘going concern’ kan voldoen aan de financiële verplichtingen die uit deze regeling voortvloeien, met name het betalen van de bijdrage zoals genoemd in artikel 9 lid 1 aan de stichting; en
b. een afschrift van een bankgarantie waarin de bank verklaart zich garant te stellen voor een onvoorwaardelijke financiële verplichting voor de werkgever aan de Stichting in het geval de werkgever zijn financiële verplichting niet nakomt; en
c. een kopie van een loonstrook van de werknemer waaruit de functie van de werknemer blijkt; of
d. indien de loonstrook geen informatie bevat over de functie van de werknemer, een kopie van de arbeidsovereenkomst waaruit de functie van de werknemer blijkt; of
e. indien de arbeidsovereenkomst geen informatie bevat over de functie van de werknemer, een door de werkgever ondertekende verklaring dat de werknemer direct voorafgaand aan de uittredingsdatum bij werkgever werkzaam is geweest in een zwaar beroep; en
f. een door de werkgever ondertekende verklaring dat het dienstverband door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig is of zal worden beëindigd.
4. Alleen volledige aanvragen worden door de Stichting in behandeling genomen. Onvolledige aanvragen moeten opnieuw worden ingediend. Hierbij geldt, na aanvulling van de onvolledige aanvraag, als binnenkomst de datum van ontvangst van de volledige aanvraag.
5. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor de RVU-uitkering en zijn werkgever verklaren zich bij zijn aanvraag akkoord met de op hen van toepassing zijnde rechten en verplich- tingen die voortvloeien uit dit reglement.
6. De Stichting beslist binnen zes weken na ontvangst van het verzoek of aan de voorwaarden voor deelname aan de regeling wordt voldaan. Als naar het oordeel van de Stichting de werknemer kan deelnemen aan de regeling, ontvangen de werknemer en de werkgever een schriftelijke bevesti- ging van deelname aan de regeling. Als naar het oordeel van de Stichting de werknemer niet kan deelnemen aan de regeling, wordt dit schriftelijk aan de werknemer en werkgever medegedeeld. Indien het door omstandigheden niet mogelijk is om binnen zes weken een beslissing te nemen, zal de werknemer hierover schriftelijk worden geïnformeerd, waarbij tevens de reden van uitstel zal worden meegedeeld, alsmede de periode waarbinnen de beslissing genomen zal worden.
7. De werknemer die het niet eens is met een besluit van de Stichting kan een daartoe strekkend bezwaar indienen bij het de Geschillen- & Coulancecommissie van de Stichting. Zie daarvoor de geschillenregeling van artikel 18.
8. Aanvragen worden door de Stichting in behandeling genomen op volgorde van binnenkomst.
Artikel 9 - Financiering van de RVU-uitkering
1. De RVU-uitkering wordt gefinancierd door de werkgever die met de werknemer de vaststellings- overeenkomst heeft ondertekend. Daartoe betaalt de werkgever aan de Stichting een bijdrage.
2. De Stichting deelt het te betalen bedrag van de in artikel 6 lid 2 van de cao Sociaal Fonds bedoelde bijdrage schriftelijk aan de werkgever mee. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdrage binnen 30 dagen na dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting te voldoen. De bijdrage van de werkgever is gelijk aan het totale bedrag van de gezamenlijke door zijn (gewezen) werknemers te ontvangen bruto RVU-uitkeringen als bedoeld in artikel 5 lid 3. Naar keuze van de werkgever betaalt hij deze bijdrage per periode van een kwartaal, halfjaar of jaar aan de Stichting.
3. De werkgever is verplicht aan de Stichting – op de door de Stichting vast te stellen wijze en tijdstippen – de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de Stichting nodig zijn ter berekening van de verschuldigde bijdrage. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor de rekening van de werkgever.
4. De werkgever die nalaat de in het tweede lid door hem af te dragen bijdrage te voldoen of tijdig te voldoen, is naast het verschuldigde bedrag wettelijke rente als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.
5. Wanneer de werkgever nalaat de bijdrage af te dragen of tijdig af te dragen, zal de uitvoeringsor- ganisatie eenmaal een herinnering sturen met de mededeling dat de betaling binnen 14 dagen moet zijn ontvangen.
6. Wanneer de werkgever niet binnen die termijn betaalt, zal de gehele vordering zonder verder bericht uit handen worden gegeven aan een incassobureau.
7. De kosten ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten komen, conform de wettelijk maximaal toegestane vergoeding zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechte- lijke incassokosten of enige regelgeving die in plaats van dit besluit zal gelden, voor rekening van de werkgever. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van 50 Euro.
8. Indien de RVU-uitkering eindigt als gevolg van artikel 7 lid 2 wordt het teveel door de werkgever betaalde bedrag aan de Stichting door de Stichting aan de werkgever terugbetaald.
9. Aan het einde van elk kalenderjaar van deelname van de uitkeringsgerechtigde aan de regeling vindt een afrekening plaatst op basis van de daadwerkelijk toegekende RVU-uitkeringen aan de werknemer. Als de bijdrage van de werkgever lager is dan de daadwerkelijk toegekende RVU-
uitkeringen ontvangt de werkgever van de Stichting een nota.
Artikel 10 - Financiële situatie Stichting
1. De financiële situatie van de Stichting wordt periodiek geëvalueerd.
2. Voor aanvragers die een aanvraag doen nadat op basis van de evaluatie is vastgesteld dat de financiële middelen van de Stichting niet toereikend zijn, luidt de voorwaarde genoemd in artikel 4 lid 1 letter c voor nieuwe aanvragen:
Direct voorafgaand aan de uitdiensttreding tenminste 15 jaar onafgebroken op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is bij dezelfde werkgever of zijn rechtsvoorganger(s), waaronder begrepen de periode dat de werknemer direct voorafgaand aan het dienstverband met de werkgever als uitzendkracht bij de werkgever heeft gewerkt.
3. Mocht het bepaalde in lid 2 niet toereikend zijn, dan kan de Stichting voor nieuwe aanvragen besluiten de maximale duur van de uitkering van 36 maanden naar beneden bij te stellen.
Artikel 11 - Intrekking en wijziging van een besluit tot RVU-uitkering
1. Indien de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden de op grond van deze regeling gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet, niet tijdig of onvolledig of onjuist verstrekt, kan een besluit tot toekomstige RVU-uitkering, dan wel tot een reeds lopende RVU-uitkering, worden ingetrokken en stopgezet. Uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden worden geacht de in dit lid bedoelde inlichtingen niet of niet tijd te hebben verstrekt, indien de Stichting de inlichtingen niet binnen twee maanden na ontvangst van het eerste verzoek daartoe of direct nadat het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden, heeft ontvan- gen.
2. De Stichting is bevoegd de door de Stichting opgelopen (in)directe schade als gevolg van door uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden niet, niet tijdig, onvolledig of onjuist verstrekte inlichtingen of anderszins niet voldoen aan de in deze regeling gestelde voorwaarden, al dan niet bestaand uit te veel betaalde RVU-uitkeringen, sociale lasten en rente, terug te vorderen van de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden. Daarbij behoudt de Stichting zich het recht voor verhaal te halen doormiddel van vermindering van de lopende RVU-uitkering.
3. Wanneer sprake is van fraude, valsheid in geschrifte of enig ander misdrijf als vermeld in het Wetboek van Strafrecht, dan kan de Stichting daarvan aangifte doen. Dat laat onverlet de mogelijkheid om in civielrechtelijke procedures of anderszins eventuele schade, al dan niet in de vorm van onverschuldigde betalingen, op betrokkenen te verhalen.
4. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, waarvan is uitgesloten een beroep op het niet kennen van de inhoud van deze regeling.
5. De Stichting stuurt aan de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden schriftelijk en gemotiveerd het besluit tot het treffen van een maatregel zoals bedoeld in dit artikel aan de uitkeringsgerech- tigde of zijn nabestaanden, waarbij in ieder geval wordt vermeld waarom deze maatregel wordt opgelegd en wat de hoogte ven duur van de maatregel is.
Artikel 12 - Terugvordering onverschuldigd betaalde RVU-uitkering en verjaring
1. Indien de RVU-uitkering geheel of gedeeltelijk onverschuldigd is betaald, kan die RVU-uitkering of dat deel van de RVU-uitkering worden teruggevorderd van de persoon/personen aan wie onver- schuldigd is betaald. Bij onverschuldigde betaling van de RVU-uitkering wordt het bruto betaalde bedrag van de RVU-uitkering teruggevorderd bij de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden. Voor zover mogelijk zal de terugvordering worden verrekend met de nog uit te betalen RVU- uitkering.
2. De persoon of zijn nabestaanden ontvangen een beslissing waarin gemotiveerd wordt meegedeeld dat onverschuldigd is betaald, alsmede de termijn waarbinnen hij of zijn nabestaanden het onverschuldigd betaalde bedrag dienen te hebben terugbetaald, zijnde twee weken indien gehele of gedeeltelijke verrekening binnen die termijn niet mogelijk is.
3. Indien de persoon of zijn nabestaanden aan wie onverschuldigd is betaald niet in staat is om binnen twee weken het nog openstaande bedrag ineens terug te betalen, dan kan hij of zijn nabestaanden schriftelijk om een betalingsregeling verzoeken. Hij of zijn nabestaanden dienen dit
verzoek, voorzien van onderbouwing, binnen twee weken na dagtekening van de in lid 2 bedoelde beslissing in bij de Stichting. De Stichting neemt binnen drie weken een besluit op het verzoek.
4. Wanneer de Stichting niet tegemoetkomt aan een verzoek tot het treffen van een betalingsrege- ling, zal de Stichting de persoon of zijn nabestaande aan wie onverschuldigd is betaald hiervan schriftelijk mededeling doen. Aan de persoon aan wie onverschuldigd is betaald, wordt dan tegelijkertijd het verzoek gedaan de onverschuldigde betaalde RVU-uitkering alsnog binnen twee weken terug te betalen.
5. Wanneer de persoon of zijn nabestaande aan wie onverschuldigd is betaald niet tijd aan de verplichting tot terugbetaling voldoet, of – in het geval van een betalingsregeling – zijn periodiek niet tijdig betaalt, zal de Stichting de persoon aan wie onverschuldigd is betaald eenmalig een (digitale) herinnering sturen met de mededeling dat de betaling alsnog binnen twee weken moet zijn ontvangen.
6. Wanneer de persoon of zijn nabestaande aan wie onverschuldigd is betaald niet binnen die termijn betaalt of wanneer hij een tweede maal een periodiek mist, zal de gehele vordering zonder verder bericht uit handen worden gegeven aan een incassobericht. De kosten ter zake van de buitenge- rechtelijke incassokosten komen, conform de wettelijke maximaal toegestane vergoeding zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten of enige regelgeving die in plaats van dit besluit zal gelden, voor rekening van de persoon aan wie onverschuldigd is betaald.
7. Geen terugvordering zal plaatsvinden na het verstrijken van een termijn van vijf jaar na de datum waarop de Stichting heeft geconstateerd dat de RVU-uitkering onverschuldigd is betaald.
8. Indien daarvoor zwaarwegende redenen aanwezig zijn, kan de Stichting geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering.
Artikel 13 - Anti-cumulatie
De werknemer die gebruik maakt van deze regeling kan geen aanspraak maken op enig andere (wettelijke) regelingen en/of vergoeding uit hoofde van (het einde van) de arbeidsovereenkomst, cao voor de Zoetwarenindustrie, cao Sociaal Fonds, bedrijfsregelingen, en/of anderszins.
Artikel 14 - Garantstelling
1. De Stichting staat garant voor het recht op de RVU-uitkering aan de uitkeringsgerechtigde.
2. De Stichting zal gedurende de periode waarin de uitkeringsgerechtigde recht heeft op de RVU- uitkering, de RVU-uitkering te allen tijde maandelijks aan de uitkeringsgerechtigde uitkeren, zo nodig uit de algemene middelen.
3. Mocht er door deze garantstelling van de Stichting een financieel tekort dreigen te ontstaan, behoudt de Stichting zich het recht voor de algemene bijdrage als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de cao Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie in het daaropvolgende kalenderjaar te verhogen. De wijziging van de bijdrage wordt vastgelegd in de cao Sociaal Fonds.
Artikel 15 - Uitvoering
De RVU-regeling wordt uitgevoerd door de Stichting.
Artikel 16 - Hardheidsclausule
Indien de uitvoering van deze regeling naar oordeel van de Stichting in een afzonderlijk geval zou leiden tot een evident onbillijke situatie, kan de Stichting besluiten van de regeling af te wijken ten gunste van de betreffende werknemer.
In die gevallen waarin het reglement niet voorziet, handelt de Stichting naar de geest van de regeling, waarbij enig besluit geen precedent zal scheppen voor andere situaties.
Artikel 17 - Coulance
De Geschillen- & Coulancecommissie beoordeelt in grensgevallen of een betreffende werknemer kan deelnemen aan de regeling. De werkwijze van de commissie wordt bij reglement nader geregeld in bijlage 2 bij het RVU-reglement.
Artikel 18 - Geschillenregeling
1. De uitkeringsgerechtigde die zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan zich schriftelijk tot de Geschillen- & Coulancecommisie wenden met het verzoek terug te komen op een beslissing op grond van dit reglement.
2. De werkwijze van de commissie wordt bij reglement nader geregeld in bijlage 2 bij het RVU- reglement.
Artikel 19 - Reglementswijziging en intrekking
De Stichting is conform artikel 14 van de statuten van de Stichting bevoegd om nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering van deze regeling. Wijzigen of intrekken van het reglement geschiedt door het bestuur van de Stichting conform artikel 14 lid 4 van de statuten van de Stichting.
Aan het einde van de duur van deze regeling zal een eventueel positief saldo ter beschikking worden gesteld aan de werkgevers die RVU-premie hebben afgedragen aan de Stichting.
Artikel 20 - Inwerkingtreding en duur van de regeling
De laatst mogelijke toetreding voor deelname aan de regeling is 31 december 2025.
BIJLAGE 1 BIJ HET RVU-REGLEMENT – DOELGROEP RVU OP BASIS VAN REFERENTIEFUNCTIEPROFIELEN, FUNCTIEHANDBOEK VOOR DE ZOETWARENINDUSTRIE
PRODUCTIE & INPAK | |
ZWAAR BEROEP | GEEN ZWAAR BEROEP, tenzij gewerkt wordt in ploegendienst of consignatie. |
Functies ingedeeld in groep 2 t/m 9 | Functies ingedeeld in groep 10 |
Medewerker inpak | Afdelingsleider / hoofd productie |
Medewerker productie | |
Operator inpak | |
Operator productie | |
Teamleider |
LOGISTIEK
ZWAAR BEROEP | GEEN ZWAAR BEROEP, tenzij gewerkt wordt in ploegendienst of consignatie. |
Medewerker intern transport | Administratief medewerker export |
Medewerker magazijn | Productieplanner |
Vrachtwagenchauffeur | Demand planner |
Teamleider magazijn | Inkoper verpakkingsmateriaal |
Teamleider magazijn/expeditie | |
TECHNIEK | |
ZWAAR BEROEP | GEEN ZWAAR BEROEP, tenzij gewerkt wordt in ploegendienst of consignatie. |
Functies ingedeeld in groep 2 t/m 9 | Functies ingedeeld in groep 10 |
Monteur | Hoofd technische dienst |
Technisch specialist E&I |
KWALITEIT & TECHNOLOGIE
ZWAAR BEROEP | GEEN ZWAAR BEROEP |
Alleen indien gewerkt wordt in ploegendienst en/of consignatie- dienst | indien niet gewerkt wordt in ploegendienst of consignatie |
Administratief medewerker kwaliteit | Administratief medewerker kwaliteit |
Assistent QC | Assistent QC |
Assistent QA | Assistent QA |
Medewerker productontwikkeling | Medewerker productontwikkeling |
Kwaliteitscontroleur/-analist | Kwaliteitscontroleur/-analist |
Medewerker QA | Medewerker QA |
Hoofd kwaliteitsdienst (QA/QC) | Hoofd kwaliteitsdienst (QA/QC) |
Productontwikkelaar | Productontwikkelaar |
COMMERCIE | |
ZWAAR BEROEP | GEEN ZWAAR BEROEP |
PRODUCTIE & INPAK | |
Assistent verkoopbinnendienst | |
Medewerker consumentenservice | |
Medewerker verkoopbinnendienst | |
Medewerker marketing | |
Accountmanager | |
(FINANCIËLE) ADMINISTRATIE | |
ZWAAR BEROEP | GEEN ZWAAR BEROEP |
Administratief assistent FA | |
Medewerker FA | |
Medewerker salarisadministratie | |
Hoofd FA/administrateur | |
DIVERSEN | |
ZWAAR BEROEP | GEEN ZWAAR BEROEP |
Alleen indien gewerkt wordt in ploegendienst en/of consignatie | indien niet gewerkt wordt in ploegendienst of consignatie |
Medewerker kantine | Medewerker kantine |
Schoonmaker | Schoonmaker |
Portier | Portier |
Telefoniste/receptioniste | Telefoniste/receptioniste |
Secretaresse | Secretaresse |
Systeembeheerder | Systeembeheerder |
Directiesecretaresse | Directiesecretaresse |
Medewerker personeelszaken | Medewerker personeelszaken |
BIJLAGE 2 BIJ HET RVU-REGLEMENT – REGLEMENT VAN DE GESCHILLEN- & COULANCECOMMISSIE
Op grond van artikel 17 en 18 van het RVU-reglement voor de Zoetwarenindustrie is een geschillen- en coulancecommissie ingesteld.
Artikel 1 Definities
Commissie: de Geschillen- & Coulancecommissie zoals benoemd in artikel 17 en 18 van het RVU-reglement.
Werkgeversvereniging: Vereniging voor de Bakkerij en Zoetwarenindustrie (VBZ).
Vakbonden: FNV, CNV xxxxxxxxx.xx en de Unie.
De Stichting: Stichting Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie.
Onderneming in de Zoetwarenindustrie: de werkgever zoals genoemd in artikel 1 lid 1 van de cao Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie.
Werkgever: De natuurlijke persoon of rechtspersoon die de onderneming drijft.
Werknemer: de persoon die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is bij een werkgever. Uitkeringsgerechtigde: diegene die voldoet aan de voorwaarden van de in het RVU-reglement opgenomen tijdelijke RVU-regeling en op grond van dat reglement recht heeft op een RVU-uitkering. RVU-regeling: de regeling zoals is opgenomen in het RVU-reglement.
Eisende partij, indiener, klager: de partij die een geschil aanhangig maakt.
Artikel 2 Bevoegdheid
De geschillen- en coulancecommissie heeft de taak en de bevoegdheid tot:
a. het bemiddelen c.q. het op verzoek beslissen bij wijze van bindend of niet bindend advies in een geschil tussen de stichting en een werknemer of uitkeringsgerechtigde over de uitleg of toepassing van de RVU-regeling.
b. het bemiddelen c.q. het op verzoek beslissen bij wijze van bindend of niet bindend advies indien de werknemer het niet eens is met een afwijzing van de RVU-aanvraag door de Stichting.
c. Het beoordelen van grensgevallen of een betreffende werknemer al dan niet deel kan nemen aan de RVU-regeling.
Artikel 3 Samenstelling
1. De geschillen- & coulancecommissie bestaat uit 6 leden en 6 plaatsvervangende leden. De werkgeversvereniging benoemt 3 leden en 3 plaatsvervangende leden (de werkgeversdelegatie). De vakbonden gezamenlijk benoemen 3 leden en 3 plaatsvervangende leden (de werknemersdele- gatie).
2. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie hebben zitting voor een periode van 4 jaar en zijn per direct herbenoembaar.
3. Het lidmaatschap van de commissie eindigt door aftreden, overlijden of bij verklaring van de benoemde organisatie.
4. In vacatures wordt voorzien door de desbetreffende organisaties binnen één maand nadat zij zijn ontstaan.
5. De commissie benoemt bij meerderheid van stemmen uit haar midden een werkgevervoorzitter en een werknemersvoorzitter. In de even kalenderjaren zit de werkgeversvoorzitter de vergadering(en) voor, in de oneven kalenderjaren de werknemersvoorzitter.
Artikel 4 Secretariaat
1. Het secretariaat van de commissie wordt vervuld door de secretaris van het Sociaal Fonds voor de Zoetwarenindustrie. Het secretariaat is gevestigd ten kantore van VBZ. Voor kan contact- en adresgegevens zie: xxx.xxx.xx
2. Het secretariaat draagt zorg voor de schriftelijke behandeling van de binnengekomen zaken en voor het archief.
3. Het secretariaat toetst binnen 3 weken na ontvangst van de stukken of de verstrekte gegevens en bescheiden voldoende zijn voor de beoordeling van een geschil. Indien deze onvoldoende blijken wordt de eisende partij in de gelegenheid gesteld om gegevens een bescheiden aan te vullen binnen 2 weken na mededeling hiervan door het secretariaat.
4. Op grond van de verstrekte gegevens en bescheiden beoordeelt het secretariaat of het geschil onder de bevoegdheid van de commissie valt.
5. Indien het geschil niet onder de bevoegdheid van de commissie valt, wordt de indiener van het geschil hiervan binnen 3 weken schriftelijk op de hoogte gesteld.
Artikel 5 Beraadslaging en stemming
1. De commissie is slechts bevoegd te vergaderen en te besluiten, indien tenminste 4 leden respectievelijk plaatsvervangende leden aanwezig zijn.
2. Bij ongelijkheid in de aanwezigheid van de leden van beide delegaties brengt elk van de leden zoveel stemmen uit als van de andere delegatie leden aanwezig zijn.
3. De commissie neemt zijn besluiten bij gewone meerderheid van stemmen en geeft zijn adviezen schriftelijk en met redenen omkleed. Blanco stemmen worden niet geacht te zijn uitgebracht.
4. Bij staking van stemmen wordt, met inachtneming van de hierna gestelde termijnen, de beslissing aangehouden tot de volgende vergadering. Indien bij de volgende beraadslaging de stemmen wederom staken, wordt aan partijen gevraagd gezamenlijk een uitspraak te doen.
5. Een lid van de commissie dat rechtstreeks bij een geschil is betrokken neemt niet aan de behande- ling hiervan deel.
Artikel 6 Behandeling geschil tussen een uitkeringsgerechtigde of werknemer en de Stichting over de uitleg of toepassing van de RVU-regeling of afwijzing van de RVU-aanvraag door de Stichting
1. Een geschil tussen een uitkeringsgerechtigde of werknemer en de Stichting over de uitleg of toepassing van één of meerdere bepalingen van de RVU-regeling of afwijzing van de RVU- aanvraag door de Stichting wordt door de werknemer schriftelijk bij het secretariaat van de commissie aanhangig gemaakt.
2. Dit schrijven dient te zijn voorzien van een behoorlijke toelichting, waarin vermeld naam en adres, feiten en omstandigheden die tot het geschil aanleiding hebben gegeven en de conclusie die daaruit naar de mening van de klager getrokken moet worden.
3. Het secretariaat stelt de Stichting in kennis van het geschil door toezending van een afschrift van het schrijven van de eisende partij. De beslissing van de commissie is alleen bindend, indien beide partijen hebben verklaard akkoord te gaan met een bindend advies.
4. Zowel aan de uitkeringsgerechtigde of werknemer als aan de Stichting zendt het secretariaat een mededeling, dat de gedingstukken aan de commissieleden zijn overlegd.
5. De commissie vangt binnen 1 maand na ontvangst van de gedingstukken aan met de behandeling van het geschil. De behandeling wordt binnen 3 maanden na aanvang afgerond.
6. De commissie bepaalt de wijze van behandeling. Zij is onder meer bevoegd partijen in een geschil op te roepen voor mondeling overleg en deskundigen in te schakelen.
Artikel 7 Besluit inzake geschil tussen werknemer en de Stichting over de uitleg of toepassing van de RVU-regeling of een afwijzing van de RVU-aanvraag door de Stichting
1. De beslissing wordt schriftelijk medegedeeld aan beide partijen, ondertekend namens de commissieleden door de secretaris. Een afschrift van het advies wordt toegezonden aan de leden en plaatsvervangende leden va de commissie. De beslissing van de commissie is alleen bindend, indien beide partijen hebben verklaard akkoord te gaan met een bindend advies.
2. De commissie kan aan haar advies geen verdere terugwerkende kracht verbinden, dan tot de datum waarop het geschil aanhangig werd gemaakt.
Artikel 8 Behandeling van grensgevallen RVU-regeling
1. Indien de werknemer van mening is dat hij toch in aanmerking zou moeten kunnen komen voor deelname aan de regeling op grond van coulance, dient hij een schriftelijk verzoek in bij het secretariaat van de commissie.
2. Dit schrijven dient te zijn voorzien van naam en adres en een behoorlijke toelichting, waarin vermeld de redenen waarom de werknemer niet voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan de RVU-regeling en een toelichting waarom de werknemer van mening is dat hij toch in aanmer- king voor deelname zou moeten komen op grond van de coulanceregeling.
3. Het secretariaat stelt de Stichting in kennis van het geschil door toezending van een afschrift van het schrijven van de werknemer. De beslissing van de commissie is alleen bindend, indien beide partijen hebben verklaard akkoord te gaan met een bindend advies.
4. Zowel aan de werknemer als aan de Stichting zendt het secretariaat een mededeling, dat het verzoek aan de commissieleden is overlegd.
5. De commissie vangt binnen 1 maand na ontvangst van het verzoek aan met de behandeling tot het al dan niet verlenen van coulance. De behandeling wordt binnen 3 maanden na aanvang afgerond.
6. De commissie bepaalt de wijze van behandeling. Zij is onder meer bevoegd partijen in een geschil op te roepen voor mondeling overleg en deskundigen in te schakelen.
Artikel 9 Besluit inzake grensgevallen RVU-regeling
1. De beslissing wordt schriftelijk medegedeeld aan beide partijen, ondertekend mede namens de commissieleden door de secretaris. Een afschrift van het advies wordt toegezonden aan de leden en plaatsvervangende leden va de commissie. De beslissing van de commissie is alleen bindend, indien beide partijen hebben verklaard akkoord te gaan met een bindend advies.
2. De commissie kan aan haar advies geen verdere terugwerkende kracht verbinden, dan tot de datum waarop het geschil aanhangig werd gemaakt.
Artikel 10 Schriftelijke behandeling
De commissie is bevoegd de opgedragen taken schriftelijk te behandelen. Dit reglement is dan van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11 Wijziging reglement
Dit reglement kan door partijen betrokken bij de cao Sociaal Fonds worden gewijzigd.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2025.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetge- ving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Dictum IV
Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uitmaakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassings- praktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.
Dictum V
Op grond van een daartoe strekkend verzoek van cao-partijen is dit besluit niet van toepassing op Smilde Bakery B.V..
Dictum VI
Het besluit van 22 augustus 2022 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds Zoetwarenindustrie (Stcrt. 2022, nr. 17720) wordt ingetrokken.
Dictum VII
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2026 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 4 april 2024
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X. Xxxxxxxxx