STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 20310
23 juli
2024
Vleeswarenindustrie
Fonds Collectieve Belangen 2024/2029 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juli 2024 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie mede namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendver- klaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij ter ener zijde: Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie; Partijen ter andere zijde: FNV en CNV.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1 Definities
1. Deze cao is van toepassing op de in lid 2 genoemde (gedeelten van) ondernemingen.
In deze cao wordt verstaan onder:
2. Onderneming:
a. (gedeelten van) ondernemingen welke zich bezig houden met vleeswaren: fabrieksmatig vlees verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurza- men of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt, en/of;
b. (gedeelten van) ondernemingen waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het slicen en het daaraan voortvloeiende verpakken van vleeswaren en de daaraan gerelateerde werkzaamheden en/of;
c. (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden;
d. onder vleeswaren wordt mede verstaan: producten die voor een deel uit plantaardige en dierlijke eiwitten bestaan (hybride producten) en producten gemaakt van plantaardige eiwitten, die bedoeld zijn om de functie van vleeswaren te vervangen.
3. Werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming – als bedoeld in lid 2 – drijft.
4. Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 3.
5. De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie te Zoetermeer.
6. Statuten-Reglement: De statuten en de reglementen van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie, die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.
Artikel 2 Doel
Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeids- verhoudingen tussen werkgevers en werknemers in de Vleeswarenindustrie.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenin- dustrie over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de Vleeswarenindustrie en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoor- waarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzonde- ring van cao-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenindustrie;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de Stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de Vleeswarenindustrie;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie in het belang van de arbeidsverhoudingen in de Vleeswar- enindustrie;
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de Vleeswarenindustrie kunnen verstrekken;
h. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen op bedrijven in de Vleeswarenindustrie op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggen- schap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie;
j. het subsidiëren van de kosten van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties;
k. het verrichten en subsidiëren van het Opleidingsplan, de Beroeps Begeleidende Leerweg, het Bedrijfstak Scholings Plan en Werkervaringsplaatsen, alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenin- dustrie;
l. het stimuleren en subsidiëren van de Arbocatalogus Vleeswarenindustrie, voor zover dit conve- nant verband houdt met arbeid, alsmede van andere projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de Vleeswarenindustrie of op de totstandko- ming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
m. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt, alsmede het stimuleren van een betere aansluiting van de Vleeswarenindustrie op de arbeidsmarkt;
n. het stimuleren en subsidiëren van de reïntegratie van arbeidsongeschikte- of met werkloosheid bedreigde werknemers in de Vleeswarenindustrie;
o. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandighe- den en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Vleeswarenindustrie;
p. het financieren van de kosten verbonden aan de Vaste Commissie.
Artikel 3 Uitvoering
De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens de bepalingen van de reglementen van de Stichting. De uitvoering is aan de Stichting opgedragen. De Stichting kan de uitvoering delegeren aan een administrateur onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting. Ten behoeve van de vorenbedoelde uitvoering is de werkgever verplicht alle gegevens en inlichtingen te verschaffen alsmede iedere medewerking te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of namens de Stichting, zijn belast met de inning van de subsidie en de controle op de naleving van het gestelde in de statuten en de reglementen van de stichting en de toetsing van de bedrijfsactiviteiten van de werkgever aan het gestelde in deze cao.
Artikel 4 Verplichtingen werkgever
Werkgevers zijn gehouden de door de Stichting in het kader van de doelstelling gevraagde gegevens
te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en de reglementen van de Stichting is of wordt bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichting. Indien de werkgever, ook na aanmaning, niet aan zijn verplichtingen voldoet, is de Stichting bevoegd de noodzakelijke gegevens naar beste weten vast te stellen.
Artikel 5 Bijdrage
1. De werkgever is verplicht aan de Stichting een bijdrage af te dragen. De hoogte van de bijdrage is een percentage van de voor de onderneming van werkgever geldende bruto loonsom per jaar, dat door de Stichting wordt vastgesteld. Deze bijdrage is voor 2024 vastgesteld op 0,4%. Indien de reserve van het fonds beneden de 0,35% van de loonsom zakt, kan het bestuur de heffing verhogen tot maximaal 0,7% van de loonsom. De hoogte van het percentage wordt ieder jaar, uiterlijk in de maand december voorafgaand aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, door het bestuur van de Stichting vastgesteld. De hoogte wordt door het bestuur vastgesteld, nadat daarover door partijen bij deze cao overeenstemming is bereikt. Het geldende percentage zal na vaststelling worden gecommuniceerd en vermeld worden op de website www.vleeswaren- xxxxx.xx
2. Onder het bruto loon als bedoeld in lid 1 wordt verstaan de loonsom waarover de werkgever premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen.
Artikel 6 Dispensatie
Een dispensatieverzoek kan worden ingediend door iedere werkgever of werknemer dan wel groepen van werkgevers of werknemers die menen dat de toepassing van één of meerdere bepalingen uit deze cao voor hem/haar/hun om gegronde redenen onmogelijk dan wel onwenselijk is. Het Reglement Vaste Commissie cao voor de Vleeswarenindustrie is van toepassing.
Uitvoeringsreglement
Artikel 1 Definities
1. Dit Uitvoeringsreglement is van toepassing op de in lid 2 genoemde (gedeelten van) ondernemin- gen.
In dit uitvoeringsreglement wordt verstaan onder:
2. Onderneming:
a. (gedeelten van) ondernemingen welke zich bezig houden met vleeswaren: fabrieksmatig vlees verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurza- men of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt, en/of;
b. (gedeelten van) ondernemingen waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het slicen en het daaraan voortvloeiende verpakken van vleeswaren en de daaraan gerelateerde werkzaamheden en/of;
c. (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden.
d. onder vleeswaren wordt mede verstaan: producten die voor een deel uit plantaardige en dierlijke eiwitten bestaan (hybride producten) en producten gemaakt van plantaardige eiwitten, die bedoeld zijn om de functie van vleeswaren te vervangen.
3. Werkgever: de natuurlijke- of rechtspersoon die een onderneming – als bedoeld in lid 2 – drijft.
4. Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 3.
5. De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie, gevestigd te Zoetermeer.
6. Het bestuur: het in artikel 4 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
7. cao: Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie.
Artikel 2 Hoogte der bijdrage
De hoogte der bijdrage als bedoeld in artikel 5 van de cao is gelijk aan een door het bestuur vast te
stellen percentage van de bruto loonsom zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van de cao. De werkgever is verplicht de bijdrage aan de stichting te voldoen.
1. De Stichting deelt het te betalen bedrag der bijdrage schriftelijk aan de werkgever mede. De bijdragen kunnen in voorschot worden gevorderd op basis van een geraamde som van de bruto loonsom. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot binnen 14 dagen na dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting te voldoen.
2. Hetgeen ter zake van voorschotbijdrage door de werkgever is betaald, wordt verrekend met de bijdrage die de werkgever over dat jaar verschuldigd zal zijn. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.
3. De werkgever is verplicht aan de Stichting – op de door de Stichting vast te stellen wijze en tijdstippen – de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de Stichting nodig zijn ter berekening van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor de rekening van de werkgever.
4. De werkgever die nalaat zijn financiële verplichtingen jegens de Stichting op een door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal voor elke ingaande maand verzuim wegens rentederving het wettelijk rentepercentage als bedoeld in artikel 119 jo 120 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van het niet tijdig betaalde bedrag aan de Stichting verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.
5. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde rentevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op de eerste vordering aan de Stichting te betalen alle kosten, welke ter invordering van het verschuldigde zijn gemaakt. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van 50 Euro.
Artikel 3 Realisering doelstelling
De Stichting realiseert het in artikel 2 van de statuten genoemde doel door het geheel of gedeeltelijk financieren en subsidiëren van in artikel 2 van de cao genoemde activiteiten onder door het bestuur te stellen voorwaarden en op de wijze zoals in dit reglement omschreven.
Artikel 4 Werkwijze
1. Aanvragen om een subsidie dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel
• voor BBL-subsidies en diplomatoeslagen ten behoeve van de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL): aan het eind van elk semester op basis van daadwerkelijk gevolgde cursusweken;
• voor subsidies voor geheel of gedeeltelijk functiegebonden opleidingen mits deze vóór 15 april, volgend op het jaar waarin de opleidingen zijn gevolgd, zijn ingediend.
• voor project- of overige subsidies: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een subsidie aan te vragen. Bij de aanvragen voor projectsubsidies dient een projectomschrijving, achtergrondinformatie en een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden, alsmede een realisatieplan.
2. Bij de aanvragen voor subsidies dient een begroting gespecificeerd volgens de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten te worden ingediend. De gesubsidieerde instelling dient aan het bestuur van de Stichting jaarlijks verantwoording af te leggen omtrent de besteding van de ontvangen gelden gespecificeerd conform de doelstellingen van het Fonds Collectieve Belangen, en wel
• voor eenmalige subsidie: zo spoedig mogelijk na de besteding van de gelden;
• voor periodieke subsidies: na afsluiting van de periode waarop de subsidie betrekking heeft;
• voor projectmatige subsidies: na afsluiting van het project waarop de subsidie betrekking heeft;
De gesubsidieerde instelling dient op het in de vorige zin vermelde moment een door een registeraccountant of accountantsadministratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de subsidiegelden. Deze verklaring dient tenminste te zijn gespecificeerd volgens de in artikel 2 van de statuten genoemde beste- dingsdoelen of activiteiten. Deze verklaring zal een geïntegreerd onderdeel uitmaken van de financiële jaarrekening van de Stichting.
3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidie-aanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
4. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidie-aanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 5 Verplichtingen werkgevers en werknemers
1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de reglementen nodig acht.
2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.
Artikel 6 Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur. Als administrateur treedt op de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) gevestigd te Zoetermeer (Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx, Telefoon: 079-3634900). De kosten van dit beheer komen voor rekening van de Stichting. Voor de incasso van de verschuldigde bijdrage treedt op AZL (Postbus 4471, 0000 XX Xxxxxxx, telefoon 088
- 116 30 73. De kosten van dit beheer komen voor rekening van de Stichting.
2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.
Artikel 7 Begroting
1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks uiterlijk in de maand december conform de doelstellin- gen van het Fonds Collectieve Belangen een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast. De begroting omvat:
a. de inkomsten;
b. financiering van activiteiten als bedoeld in artikel 2 van de statuten;
c. de kosten van administratie en bestuur;
d. eventuele andere lasten.
2. De begroting is voor de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar.
Artikel 8 Verslag, rekening en verantwoording
1. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de Stichting ondertekend.
2. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de statuten en geeft een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van het fonds en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar. Tevens maken de in artikel 4 lid 2 van deze reglementen genoemde verklaringen een geïntegreerd onderdeel uit van dit verslag.
3. Het verslag en de accountantsverklaring wordt ten kantore van de administrateur, bij de betrokken cao partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
4. Het verslag en de accountantsverklaring wordt op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
5. Het verslag en de accountantsverklaring dienen uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar waarop het verslag betrekking heeft in drievoud worden toegezonden aan de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving van het Ministerie van SZW.
6. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Subsidiereglement
Artikel 1 Definities
1. Dit subsidiereglement is van toepassing op de in lid 2 genoemde (gedeelten van) ondernemingen.
In dit subsidiereglement wordt verstaan onder:
2. Onderneming:
a. (gedeelten van) ondernemingen welke zich bezig houden met vleeswaren: fabrieksmatig vlees verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurza- men of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt, en/of;
b. (gedeelten van) ondernemingen waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het slicen en het daaraan voortvloeiende verpakken van vleeswaren en de daaraan gerelateerde werkzaamheden en/of;
c. (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden.
d. onder vleeswaren wordt mede verstaan: producten die voor een deel uit plantaardige en dierlijke eiwitten bestaan (hybride producten) en producten gemaakt van plantaardige eiwitten, die bedoeld zijn om de functie van vleeswaren te vervangen.
3. Werkgever: de natuurlijke- of rechtspersoon die een onderneming – als bedoeld in lid 2 – drijft.
4. Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 3.
5. De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie, gevestigd te Zoetermeer.
6. Het bestuur: Het in artikel 4 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
7. cao: Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie
Artikel 2 Subsidies
2.a BBL-Subsidies
1. Vergoedingen
Cursuskosten: aan de werkgever die een leerling van 16 of ouder in dienst neemt op basis van deze regeling worden de wettelijke cursusgelden vergoed door het Fonds.
Kosten leermiddelen: aan de werkgever worden voor alle leerlingen de kosten van de leermidde- len en het schoolfonds betaald door het Fonds.
2. Beperkingen
– De subsidie en de diplomatoeslagen worden vergoed door het Fonds;
– Het leerbedrijf (de werkgever) is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindus- trie;
– Alleen BBL 1 en BBL 2 opleidingen komen in aanmerking voor BBL-subsidie. Voor de overige BBL opleidingen wordt subsidie vertrekt volgens 2.c van dit reglement;
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g en 2.h verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn, zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Er dient sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een leerovereenkomst;
– Aan degenen die met goed gevolg de opleiding hebben doorlopen zal een contract voor onbepaalde tijd worden aangeboden;
– De leerlingen ontvangen een bruto loon op basis van de in de cao voor de vleeswarenindustrie opgenomen aanloopschaal. Deze bruto lonen gelden voor de tijd dat een leerling en in het bedrijf werkzaam is en de opleiding volgt, op basis van de normale werkweek, tot het moment van het met goed gevolg afsluiten van de opleiding. Hierna vindt inschaling plaats van de werknemer op basis van de cao;
– Voor partieel leerplichtigen geldt dat een en ander proportioneel van toepassing zal zijn;
– De cao-bepalingen zijn overeenkomstig van toepassing.
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.b Diplomatoeslag ten behoeve van de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL)
1. Vergoedingen
De werkgever een werknemer in dienst heeft genomen van 16 jaar of ouder op basis van een leer/arbeidsovereenkomst kan een éénmalige diplomasubsidie aanvragen. De werkgever ontvangt een subsidie van € 1.000 per BBL 1 of 2 diploma behaald door de leerling. Voor BBL 3 wordt een vergoeding verstrekt die gelijk is aan de vergoeding aan de werknemer conform artikel 19 lid 2 van de reguliere cao voor de Vleeswarenindustrie.
2. Beperkingen
Bij de toekenning van diplomasubsidies gelden de volgende beperkingen:
– De werkgever is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie;
– Om in aanmerking te kunnen komen voor een diplomasubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
– De opleidingen dienen te worden verzorgd door een erkend opleidingsinstituut;
– Het karakter van een diploma-subsidie houdt in dat deze subsidie wordt toegekend bij het behalen van het diploma. Voor Nederlands als tweede taal (NT2) geldt een uitzondering. Hier kan de diplomasubsidie ook worden aangevraagd bij het behalen van een certificaat;
– In het geval een leerling gedurende zijn opleiding verscheidende leerbedrijven heeft gehad, wordt de diplomasubsidie uitgekeerd aan:
a. het leerbedrijf waar de leerling de laatste zes maanden voorafgaande aan het behalen van het diploma in dienst is geweest of, indien dit niet het geval is,
b. aan het leerbedrijf waar de leerling 365 dagen in dienst is geweest.
c. In de overige gevallen wordt geen diplomasubsidie uitgekeerd;
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g en 2.h verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn, zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.c Overige Opleidingssubsidies
1. Opleidingsplan
De cursus ‘Nederlands op de werkvloer’ zal een integraal onderdeel moeten vormen van het opleidingsaanbod. De werkgever is verplicht de cursus aan te bieden.
2. Opleidingssubsidie Functiegebonden opleidingen
De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een functiegebonden opleiding tot HBO- niveau 100% tegemoet te komen in de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen of buiten werktijd. De werkgever kan 50% van de gemaakte opleidingskosten gerestitueerd krijgen van de Stichting. Een opleiding is functiegebonden als deze aansluit op of bijdraagt aan de uitvoering van de huidige werkzaamheden.
Gedeeltelijk Functiegebonden opleidingen
De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een gedeeltelijk functiegebonden opleiding tot HBO-niveau 50% tegemoet te komen in de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen werktijd. De werkgever kan 50% van de opleidingskosten gerestitueerd krijgen van de Stichting.
Een opleiding wordt als gedeeltelijk functiegebonden beoordeeld als de werkgever de werknemer 50% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidingskosten.
Overige opleidingen
Opleidingen die niet als functiegebonden of gedeeltelijk functiegebonden volgens bovenstaande criteria worden beoordeeld komen niet in aanmerking voor subsidie. Opleidingen, trainingen of cursussen t.b.v. medezeggenschap (O.R./PVT) zijn niet subsidiabel.
3. Beperkingen
Aan deze subsidie worden de volgende beperkingen gesteld:
– Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in
artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
– Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn reis-en verblijfkosten van cursisten;
– Er wordt alleen opleidingssubsidie verstrekt wanneer de opleiding bij een erkend, gecertifi- ceerd of geaccrediteerd opleidingsinstituut wordt uitgevoerd, ofwel wanneer de opleiding zelf erkend is;
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g en 2.h verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn, zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– De opleidingen tot HBO niveau zijn subsidiabel;
– Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn kosten voor opleidingen inzake:
• Eerste hulp en veiligheid (BHV, EHBO, Bralonco, e.d.)
• Magazijntransport (heftruck en reachtruck e.d.)
• Nascholing chauffeurs (nascholing CE-rijbewijs);
– Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend, opdat het totaal aan verkregen subsidies nooit meer bedraagt dan 100% van de opleidingskosten exclusief BTW;
– Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend;
– Opleidingsplannen komen in aanmerking voor een opleidingssubsidie tot maximaal 0,4% van de voor de onderneming van de werkgever geldende bruto loonsom zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie, gerekend over het voorgaande jaar;
– Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidingen;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen;
– De stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidie tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
2.d Subsidies ten bate van projecten
1. Vergoedingen
Fonds Collectieven Belangen financiert projecten die bijdragen aan haar algemene doelstelling. Het merendeel van de projectaanvragen wordt door cao-partijen geïnitieerd. Bedrijven, instanties of organisaties die willen verkennen of een project voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen worden aangeraden een beknopte projectomschrijving, vergezeld van een begroting, realisatieplan en achtergrondinformatie schriftelijk voor te leggen aan het Bestuur. Indien daartoe aanleiding bestaat zal nadere uitwerking in overleg plaatsvinden.
Subsidieverzoekende instellingen moeten een begroting indienen welke dient te zijn gespecifi- ceerd volgens de bestedingsdoelen van het fonds.
Subsidieverzoekende instellingen moeten jaarlijks een door een registeraccountant of accountant- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgende de eerder genoemde bestedingsdoelen.
2. Beperkingen
– De financiële bijdrage van het Fonds Collectieve Belangen Vleeswarenindustrie wordt voor aanvang van het project bepaald, door toekenning van een maximaal beschikbaar budget;
– De omvang van het budget kan mede afhankelijk worden gesteld van het beroep dat op andere financieringsbronnen mogelijk is;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.e Verletkostenvergoeding
1. Vergoedingen
Vergoeden van verletkosten die de werkgever heeft in verband met deelname door in de onderne-
xxxx werkzame vakbondskaderleden aan door de vakbond georganiseerde activiteiten op het vlak van scholing, vorming en opleiding.
2. Beperkingen
– Om in aanmerking te komen voor een vergoeding in de zin van deze regeling dient de werkgever deze cao na te leven;
– Uitgezonderd van deze regeling zijn de reis- en verblijfkosten van desbetreffende werknemers.
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.f Employability
1. Vergoedingen
Sociale partners hebben employability bevorderend scholing afgesproken. Doel is om door middel van opleidingen een bijdrage leveren aan het verbeteren van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt.
Een werknemer kan in aanmerking komen voor een bijdrage in de scholingskosten ter hoogte van maximaal € 1.000,– per jaar (maximaal € 2.000,– per twee jaar). Onder scholingskosten wordt ook verstaan de noodzakelijke tijd voor het afleggen van een examen voor zover dit binnen het reguliere arbeidsrooster van de werknemer valt. Overige verleturen worden niet vergoed.
2. Beperkingen
– De werknemer komt niet in aanmerking voor een scholingsbijdrage indien het cursussen betreft op het gebied van handvaardigheid en sport tenzij aangetoond kan worden dat de cursus nodig is voor een toekomstige baan;
– De voorzitters van het Georganiseerd Overleg Vleeswarenindustrie besluiten op basis van de aangeleverde informatie of een werknemer in aanmerking komt voor een bijdrage. In geval van twijfel kan extra informatie worden opgevraagd;
– De toekenning van de scholingsbijdrage vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst (volgens het principe “wie het eerst komt, het eerst maalt). Er zal nooit meer scholingsbijdrage aan werknemers toegekend worden dan 0,2% van de loonsom van de werkgever in het betreffende jaar;
– De employability regeling staat los van de regeling overige opleidingssubsidies en is niet bedoeld voor (gedeeltelijk) functiegebonden opleidingen;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
2.g EVC Erkenning Verworven Competenties
1. Vergoedingen
Er is mogelijkheid voor een subsidie ten behoeve van EVC
De subsidie bedraagt 50% van de kosten voor een EVC-traject. De kosten van een interne assessor zijn eveneens 50% subsidiabel met een maximum van € 1.000,00 per werknemer.
2. Beperkingen
– Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdragen af te dragen;
– Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn de reis- en verblijfkosten van cursisten;
– Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend, opdat het totaal aan verkregen subsidies nooit meer bedraagt dan 100% van de opleidingskosten exclusief BTW;
– Subsidie zal pas worden toegekend wanneer er certificaten zijn verstrekt voor de reeds aanwezige competenties of bij het behalen van een diploma.
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het FCB Vleeswarenindustrie in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g 2.h verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Deze subsidie is niet te combineren met bovengenoemde BBL subsidies, diplomatoeslag BBL en overige opleidingssubsidies;
– Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidingen;
– De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidie tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
– subsidie zal pas worden toegekend wanneer er certificaten zijn verstrekt voor de reeds aanwezige competenties of bij het behalen van een diploma;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
2.h Leerwegplekken
1. Vergoedingen
De subsidie bedraagt € 1.500,00 voor 3 maanden leerwerkplek. Voor een kortere periode leerwerk- plek zal de subsidie naar rato per maand worden uitgekeerd.
Wanneer de leerling na zes maanden na start van de leerwerkplek nog steeds in dienst is van de werkgever, ontvangt de werkgever een aanvullende subsidie van € 500,00.
2. Beperkingen
– Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
– De werkgever dient in de subsidieaanvraag aan te tonen dat de leerwerkplek is verstrekt aan een jongere van 16 tot 27 jaar met beperkende mogelijkheden (behorend tot de doelgroep van de Participatiewet), die met ondersteuning wel bemiddelbaar is naar een reguliere baan in de vleeswarenindustrie;
– Voor de aanvullende subsidie dient de werkgever aan te tonen dat de leerling / werknemer zes maanden na start van de leerwerkplek nog steeds in dienst is van de werkgever;
– De leerwerkplek periode bedraagt minimaal één maand;
– De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidies tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden de subsidies zoals benoemd onder 2.a, 2.b, 2.c, 2.g en 2.h verstaan. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn, zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
2.i Pilot Functie- of ontwikkelingsgerichte opleiding
1. Doel
Doel van deze pilot is om door middel van een functie- of ontwikkelingsgerichte opleiding, op initiatief van de werknemer, een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de positie, alsmede het duurzaam vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. Dit geldt ook voor functie- of ontwikke- lingsgerichte opleidingen die gericht zijn op de uitvoering van werkzaamheden e/o functies i.r.t. het vergroten van de (vak)bekwaamheid binnen de vleeswarenindustrie.
2. Hoogte vergoeding
De directe kosten worden volledig vergoed, hier wordt onder verstaan; de opleidingskosten o.m. administratiekosten, lesmateriaal, examengeld en reiskosten.
De indirecte kosten worden (deels) vergoed, hieronder wordt verstaan 75% van de tijd besteed aan het fysiek bijwonen van de opleiding. Na het met aantoonbaar goed gevolg beëindigen van de opleiding (diploma/certificaat) zal de resterende 25% van de voornoemde tijd alsnog worden vergoed.
3. Beperking
– De regeling is beschikbaar voor maximaal 50 medewerkers.
– De werknemer die in aanmerking komt voor een bijdrage voortkomend uit dit artikel dient werkzaam te zijn bij een werkgever die de in artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage afdraagt;
– De werknemer is voor onbepaalde tijd in dienst te zijn bij de werkgever;
– De regeling staat los van de subsidies bedoeld onder 2.c. en 2.f. en is niet bedoeld voor (gedeeltelijke) functiegebonden opleidingen of employability zoals beschreven in de voor- noemde artikelen.;
– De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidies tussentijds aan te passen. In
geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
– Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen;
– Opleidingen tot HBO-niveau zijn subsidiabel;
– Per bedrijf/vestiging kan zeer beperkt aantal deelnemers meedoen aan deze pilot-afspraak en hiervoor geldt de navolgende staffel:
Bedrijf/vestiging | max. aantal deelnemers |
> 50 medewerkers | 2 |
< 50 medewerkers | 1 |
Toetsingskader subsidies Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie 2024 e.v. Inleiding
Dit toetsingskader is opgesteld in opdracht van het bestuur van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie (hierna te noemen FCB Vleeswaren) en bevat richtlijnen voor de administra- tieve organisatie en interne controle van het fonds. Deze richtlijnen stellen de uitvoerders in staat om declaraties en subsidieaanvragen te toetsen. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan:
1. Algemene doelstelling FCBVleeswaren
2. Subsidies1
a. BBL – subsidies
b. Diplomatoeslag BBL
c. Overige opleidingssubsidies
d. Subsidies t.b.v. projecten
e. Verletkostenvergoeding
f. Employability
g. EVC Erkenning Verworven Competenties
h. Subsidie leerwerkplekken
i. Pilot functie- of ontwikkelingsgerichte opleiding
3. Tekeningbevoegdheid
4. Stuurinformatie
1. Algemene doelstelling FCBVleeswaren
De algemene doelstelling van het FCBVleeswaren wordt verwoord in de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie en bestaat uit het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Vleeswarenindustrie in de meest ruime zin.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenin- dustrie over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de Vleeswarenindustrie en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoor- waarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzonde- ring van cao-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenindustrie;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de Stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de Vleeswarenindustrie;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie in het belang van de arbeidsverhoudingen in de Vleeswar- enindustrie.
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de Vleeswarenindustrie kunnen verstrekken;
h. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen op bedrijven in de Vleeswarenindustrie op het
1 Anti-cumulatiebeding: per aanvraag is slechts één artikel van toepassing m.a.w. er is geen samenloop/optelling mogelijk van artikelen zoals genoemd in art. 2 van dit toetsingskader.
terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggen- schap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie;
j. het subsidiëren van de kosten van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties;
k. het verrichten en subsidiëren van het Opleidingsplan, de Beroeps Begeleidende Leerweg, het Bedrijfstak Scholings Plan en Werkervaringsplaatsen, alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenin- dustrie;
l. het stimuleren en subsidiëren van de Arbocatalogus Vleeswarenindustrie, voor zover dit conve- nant verband houdt met arbeid, alsmede van andere projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de Vleeswarenindustrie of op de totstandko- ming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
m. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt alsmede het stimuleren van een betere aansluiting van de Vleeswarenindustrie op de arbeidsmarkt;
n. het stimuleren en subsidiëren van de reïntegratie van arbeidsongeschikte- of met werkloosheid bedreigde werknemers in de Vleeswarenindustrie;
o. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandighe- den en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Vleeswarenindustrie.
p. Het financieren van de kosten verbonden aan de Vaste Commissie.
2. Subsidies
2.a. BBL Subsidies
Doel
Het doel van de regeling BBL-subsidies is:
A. Het subsidiëren, door middel van bijdrage aan de werkgever, van het in dienst nemen en opleiden van jongeren van 16 jaar of ouder, waarbij naast het in dienst nemen en opleiden in het bijzonder wordt gelet op het feit of de jongere langdurig werkloos is en geen werkervaring heeft.
B. Het geven van voorlichting met betrekking tot de opleidingsmogelijkheden voor jongeren in de bedrijfstak.
Vergoedingen Hoogte vergoedingen
Cursuskosten: voor leerlingen van 16 jaar en ouder worden de wettelijke cursusgelden vergoed door het FCBVleeswaren.
Kosten leermiddelen: Voor alle leerlingen geldt dat de kosten van de leermiddelen en het schoolfonds worden betaald door het FCBVleeswaren.
Beperkingen
– De aanvraag voor de subsidie wordt ingediend middels een email naar xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx, met als bijlage het declaratie-formulier, opleidingenopgaveformu- lier en kopie nota’s
• De cursuskosten en kosten leermiddelen worden door FCB Vleeswaren vergoed aan de werkgever wanneer deze de kosten via een subsidieaanvraag declareert;
• De werkgever (het leerbedrijf) is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de cao voor de vleeswarenindustrie;
• Alleen BBL 1 en BBL 2 opleidingen komen in aanmerking voor BBL-subsidie. Voor de overige BBL opleidingen wordt subsidie verstrekt volgens artikel 2.c van dit reglement.
• Er dient sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een leerovereenkomst;
• Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewer- kers dan de som van de betaalde premies aan het FCB Vleeswaren in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden verstaan de onder 2a, 2b, 2c, 2g, 2h. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
• Aan degenen die met goed gevolg de opleiding hebben doorlopen zal een contract voor onbe- paalde tijd worden aangeboden;
• De leerlingen ontvangen een bruto loon op basis van de in de cao voor de vleeswarenindustrie opgenomen aanloopschaal; Deze bruto lonen gelden voor de tijd dat een leerling en in het bedrijf werkzaam is en de opleiding volgt, op basis van de normale werkweek, tot het moment van het met goed gevolg afsluiten van de opleiding. Hierna vindt inschaling plaats van de werknemer op basis van de cao;
• Voor partieel leerplichtigen geldt dat een en ander proportioneel van toepassing zal zijn;
• De cao-bepalingen zijn overeenkomstig van toepassing.
• Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
Indiening facturen
Facturen dienen verzonden te worden aan het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindus- trie (FCBVleeswaren) per email naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx
• onder vermelding van het factuurnummer en indicatie betaald;
• onder vermelding van de NAW-gegevens van het leerbedrijf;
• omschrijving van de opleiding
• met een afschrift van de leer/arbeidsovereenkomst;
• met een specificatie van de cursuskosten of leermiddelen;
• onder vermelding van het relevante BTW-percentage
Uitbetaling
De financiële administratie betaalt de factuur na controle en parafering voor akkoord door de sociaal secretaris binnen de gestelde betalingstermijn.
2.b. Diplomatoeslag BBL
Hoogte diplomatoeslag BBL
Aan de werkgever die een werknemer in dienst heeft op basis van een leer/arbeidsovereenkomst wordt een éénmalige diplomatoeslag BBL 1 en BBL 2 verstrekt van € 1.000,00 per leerling. Voor BBL 3 wordt een vergoeding verstrekt die gelijk is aan de vergoeding aan de werknemer conform artikel 19 lid 2 van de reguliere cao voor de Vleeswarenindustrie.
Beperkingen
• De werkgever is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de cao voor de vleeswarenindustrie;
• Om in aanmerking te kunnen komen voor een diplomasubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
• De opleidingen dienen te worden verzorgd door een erkend opleidingsinstituut;
• Het karakter van een diplomatoeslag houdt in: toekenning bij het behalen van het diploma. Voor Nederlands als tweede taal (NT2) geldt bij bestuursbesluit een uitzondering. Hier kan de subsidie ook verstrekt worden bij het behalen van een certificaat;
• In het geval een leerling gedurende zijn opleiding verscheidene leerbedrijven heeft gehad, wordt de diplomasubsidie uitgekeerd aan:
a) het leerbedrijf waar de leerling de laatste zes maanden voorafgaande aan het behalen van het diploma in dienst is geweest, of indien dit niet het geval is,
b) aan het leerbedrijf waar de leerling 365 dagen in dienst is geweest.
c) In de overige gevallen wordt geen diplomasubsidie uitgekeerd.
• Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewer- kers dan de som van de betaalde premies aan het FCBVleeswaren in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden verstaan de onder 2a, 2b, 2c, 2g en 2h. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
• Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
Aanvraagprocedure
Bij de start van het BBL traject meldt de werkgever het aantal deelnemers aan het FCBVleeswaren.
Na afloop van het BBL traject geeft de werkgever op aan het FCBVleeswaren welke deelnemers van het bedrijf het diploma hebben behaald. De werkgever verstrekt het FCBVleeswaren overige beno- digde gegevens (afschrift van de leer/arbeidsovereenkomst, NAW-gegevens, een kopie van het diploma en bankrekeningnummer van het leerbedrijf).
De aanvraag wordt ingediend per email op het emailadres: xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx
Uitbetaling
Zodra alle genoemde gegevens in bezit zijn van het FCBVleeswaren en zijn gecontroleerd door de sociaal secretaris vindt uitbetaling plaats op het opgegeven bankrekeningnummer.
2.c. Overige Opleidingssubsidies
Doel
Bevordering van de doorstroom van zittende werknemers. De werkgever is gehouden om per kalenderjaar de vragenlijst scholing in te vullen en in te dienen bij het fonds. Tevens is de werkgever gehouden een faciliteitenregeling op te stellen voor haar personeel. Een afschrift van deze faciliteiten- regeling wordt gelijktijdig met de vragenlijst scholing ingediend bij het fonds. De aanvraag wordt per email ingediend en verstuurd naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx
Hoogte opleidingssubsidies
Functiegebonden opleidingen
U kunt voor opleidingen die in deze categorie vallen 50% subsidie ontvangen vanuit Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie.
Een opleiding is functiegebonden als deze aansluit op of bijdraagt aan de uitvoering van de huidige werkzaamheden en de werkgever de werknemer 100% tegemoet komt in de vergoeding van de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen of buiten werktijd.
Gedeeltelijk functiegebonden opleidingen
U kunt voor opleidingen die in deze categorie vallen 50% subsidie ontvangen vanuit Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie.
Een opleiding wordt als gedeeltelijk functiegebonden beoordeeld als de werkgever de werknemer 50% tegemoet komt in de vergoeding van de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen werktijd.
Overige opleidingen
Opleidingen die niet als functiegebonden of gedeeltelijk functiegebonden volgens bovenstaande criteria worden beoordeeld komen niet in aanmerking voor subsidie.
Opleidingen, trainingen of cursussen t.b.v. Medezeggenschap (O.R./PVT) zijn niet subsidiabel. Aanvullend is afgesproken dat een bedrijf in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie voor zijn werknemers kan ontvangen dan de som van betaalde premies aan het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie in dezelfde periode.
Een opleiding in opdracht van de werkgever is altijd functiegebonden.
Beperkingen
• De opleidingen tot HBO-niveau zijn subsidiabel;
• Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn kosten voor opleidingen inzake:
– Eerste hulp en veiligheid (BHV, EHBO, Bralonco, e.d.)
– Magazijntransport (heftruck en reachtruck e.d.)
– Nascholing chauffeurs (nascholing CE-rijbewijs);
• Er wordt alleen opleidingssubsidie verstrekt wanneer de opleiding bij een, bij voorkeur, erkend opleidingsinstituut wordt uitgevoerd. Het instituut dient bij de Kamer van Koophandel geregis- treerd te staan, bijvoorbeeld: coachingstrajecten, leveranciers van software e/o machines. Indien noodzakelijk mag de sociaal secretaris na toestemming van de GO-voorzitters hiervan afwijken;
• Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
• Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn de reis- en verblijfkosten van cursisten;
• Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend, opdat het totaal aan verkregen subsidies nooit meer bedraagt dan 100% van de opleidingskosten exclusief BTW;
• Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidin- gen;
• De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidies tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
• Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewer- kers dan de som van de betaalde premies aan het FCBVleeswaren in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden verstaan de onder 2a, 2b, 2c, 2g en 2h van dit toetsingskader vermelde subsidies. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
• Om in aanmerking te komen voor opleidingssubsidie dient de werkgever tevens:
– Voorafgaand aan ieder kalenderjaar de ingevulde vragenlijst scholing in te dienen.
– Een faciliteitenregeling op te stellen voor haar personeel. Een afschrift van deze faciliteitenre- geling wordt gelijktijdig met de vragenlijst scholing ingediend bij het fonds.
– De ingevulde cao-enquête in te dienen
• Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
Aanvraagprocedure
Subsidieaanvragen dienen betrekking te hebben op (de betaalbaar gestelde facturen in) een kalender- jaar en moeten vóór 15 april van het daaropvolgende jaar worden ingediend bij Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie op het xxxxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx Bij de aanvragen dienen kopieën van de betrokken facturen te worden meegestuurd, alsmede de ingevulde vragenlijst scholing van het desbetreffende kalenderjaar te worden meegezonden, voor zover dit nog niet was aangeleverd als bijlagen in pdf-format.
Het bestuur is bevoegd om nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
De subsidieverstrekking is ter beoordeling van de sociaal secretaris FCBVleeswaren. De sociaal secretaris beoordeelt de aanvraag en kent de subsidies toe.
Uitbetaling
De financiële administratie gaat tot uitbetaling over na goedkeuring van de subsidieaanvraag door de sociaal secretaris.
2.d. Subsidies t.b.v. projecten
Doel
Het FCBVleeswaren financiert projecten die bijdragen aan haar algemene doelstelling.
Beperkingen
• De financiële bijdrage van het FCBVleeswaren wordt voor aanvang van het project bepaald, door toekenning van een maximaal beschikbaar budget;
• De omvang van het budget kan mede afhankelijk worden gesteld van het beroep dat op andere financieringsbronnen mogelijk is.
• Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd
Aanvraagprocedure
Het merendeel van de projectaanvragen wordt door cao-partijen geïnitieerd. Bedrijven, instanties of organisaties die willen verkennen of een project voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen worden aangeraden een beknopte projectomschrijving, vergezelt van een begroting, realisatieplan en achtergrondinformatie schriftelijk voor te leggen aan het Bestuur. Indien daartoe aanleiding bestaat zal nadere uitwerking in overleg plaatsvinden.
Subsidieverzoekende instellingen moeten een begroting indienen welke dient te zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van het fonds (paragraaf 1).
Subsidieverzoekende instellingen moeten jaarlijks een door een registeraccountant of accountant- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgende de eerder genoemde bestedingsdoelen.
Indiening facturen
Projectverantwoordelijken dienen afspraken te maken met het secretariaat over de indiening van facturen door derden. Facturen dienen gericht te worden aan het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie en te worden verstuurd per email naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx
onder vermelding van de naam van het project;
• onder vermelding van het factuurnummer;
• onder vermelding van de NAW-gegevens van de begunstigde;
• met een specificatie van de verrichte werkzaamheden of verleende diensten;
• onder vermelding van het relevante BTW-percentage.
Uitbetaling
De financiële administratie kan tot uitbetaling overgaan na controle door de sociaal secretaris en fiattering, zie hierna onder tekeningsbevoegdheid.
2.e. Verletkostenvergoeding
Doel
Vergoeden van verletkosten die de werkgever heeft in verband met deelname door in de onderneming werkzame vakbondskaderleden aan door de vakbond georganiseerde activiteiten op het vlak van scholing, vorming en opleiding.
Hoogte vergoeding
De vergoeding is gelijk aan het salaris per uur maal het aantal verleturen van de desbetreffende werknemer met dien verstande dat alleen normaal ingeroosterde uren die vanwege scholing, vorming of opleiding in verband met kaderlidmaatschap niet gewerkt zijn, worden vergoed. Onder salaris wordt in dit geval verstaan het brutoloon dat de werknemer regulier per periode verdiend verhoogd met een opslag van 40%.
Beperkingen
– De regeling geldt slechts indien de vakbonden conform art. 12 lid 4 sub 4 cao voor de Vleeswaren- industrie aan de werkgever voor het desbetreffende verlet hebben medegedeeld wie van hun leden een functie vervullen in het zogenaamde bedrijvenwerk.
– Om in aanmerking te komen voor een vergoeding in de zin van deze regeling dient de werkgever de cao FCBVleeswaren na te leven.
– Uitgezonderd van deze regeling zijn de reis- en verblijfskosten van desbetreffende werknemers.
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
Aanvraagprocedure
Verzoeken om vergoeding als bedoeld in deze regeling dienen betrekking te hebben op verleturen in een kalenderjaar en moeten vóór 15 april van het daaropvolgende jaar worden ingediend bij FCB- Vleeswaren, per adres van het sociaal secretariaat. Aanvragen moeten ingediend en verstuurd worden per email naar xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx onder overlegging van de volgende bescheiden als bijlagen in pdf:
– kopie schriftelijke mededeling van het verzoek van de vakverenigingen waarvan de betrokken werknemer lid is aan werkgever als genoemd in art. 12 lid 4 sub 4 cao voor de Vleeswarenindus- trie;
– specificatie (naam werknemer, gevolgde activiteit, aantal verleturen, data, salaris per uur);
– actuele salarisbriefjes waaruit de hoogte van het salaris per uur van desbetreffende werknemer(s) blijkt;
– rooster waaruit blijkt welke uren niet gewerkt konden worden ten gevolge van scholing, vorming of opleiding in verband met het kaderlidmaatschap;
Het bestuur is bevoegd om nadere voorschriften te geven waaraan de bij de aanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen. De verstrekking van de vergoeding is ter beoordeling van de sociaal secretaris. De sociaal secretaris beoordeelt de aanvraag en kent de vergoedingen toe.
Uitbetaling
De financiële administratie gaat tot uitbetaling over goedkeuring van de aanvraag door de sociaal secretaris.
2.f. Employability
Doel
De regelingten behoeve van employability bevorderende scholing is verlengd. Doel is om door middel van opleidingen een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt
Hoogte vergoeding
Een werknemer kan in aanmerking komen voor een bijdrage in de scholingskosten ter hoogte van maximaal € 1.000,– per jaar (maximaal € 2.000,– per twee jaar). Onder scholingskosten wordt ook verstaan de noodzakelijke tijd voor het afleggen van een examen. Overige verleturen worden niet vergoed.
Beperking
De werknemer komt in aanmerking voor een scholingsbijdrage indien de beide voorzitters van het Georganiseerd Overleg van mening zijn dat de scholing past binnen de doelstelling van deze regeling. In geval van onduidelijkheid of twijfel kan extra informatie worden opgevraagd.
De toekenning van de scholingsbijdrage vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst. Dus wie het eerst komt, het eerst maalt.
De regeling employability staat los van de regeling overige opleidingssubsidies (2.c.)en is niet bedoeld voor (gedeeltelijk) functiegebonden opleidingen. De voorzitters van het Georganiseerd Overleg krijgen de bevoegdheid om aan werknemers die op eigen initiatief gebruik willen maken van een (functiege- bonden) opleiding om zijn of haar vakmanschap verder te ontwikkelen en/of te verbreden en waarvan de werkgever deze niet zelf initieert en/of declareert bij het fonds, employability subsidie toe te kennen.
Aanvraagprocedure
Als een werknemer in aanmerking wil komen voor een bijdrage in de scholingskosten kan hij daarvoor rechtstreeks bij het sociaal secretariaat een aanvraag indienen per email op het adres xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx
De aanvraag dient te geschieden middels de daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulieren.
Uitbetaling
Een werknemer die in aanmerking komt voor een bijdrage in de scholingskosten ontvangt na overlegging van de betalingsdocumenten een vergoeding vanuit het FCBVleeswaren in het betref- fende jaar. De financiële administratie gaat over tot uitbetaling na controle en fiattering door de sociaal secretaris.
2.g. EVC Erkenning Verworven Competenties
Periode
De periode voor deze subsidie is verlengd.
Doel
Het erkennen van eerder verworven competenties.
Hoogte
De subsidie bedraagt 50% van de kosten voor een EVC-traject. De kosten van een interne assessor zijn eveneens 50% subsidiabel met een maximum van € 1.000,00 per werknemer.
Beperkingen
• De subsidie zal pas worden toegekend wanneer er certificaten zijn verstrekt voor de reeds aanwezige competenties of bij het behalen van een diploma;
• Deze subsidie is niet te combineren met de subsidies genoemd onder 2.a, 2.b en 2.c;
• Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
• Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn de reis- en verblijfkosten van cursisten;
• Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend, opdat het totaal aan verkregen subsidies nooit meer bedraagt dan 100% van de opleidingskosten exclusief BTW;
• Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidin- gen;
• De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidies tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
• Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewer- kers dan de som van de betaalde premies aan het FCBVleeswaren in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden verstaan de onder 2a, 2b, 2c, 2g en 2h. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
• Om in aanmerking te komen voor opleidingssubsidie dient de werkgever tevens:
– Voorafgaand aan ieder kalenderjaar de ingevulde vragenlijst scholing in te dienen.
– Een faciliteitenregeling op te stellen voor haar personeel. Een afschrift van deze faciliteitenre- geling wordt gelijktijdig met de vragenlijst scholing ingediend bij het fonds.
– De ingevulde cao-enquête in te dienen
• Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
Aanvraagprocedure
Subsidieaanvragen dienen betrekking te hebben op (de betaalbaar gestelde facturen in) een kalender- jaar en moeten vóór 15 april van het daaropvolgende jaar worden ingediend bij Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie en verstuurd worden naar het emailadres: xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
Bij de aanvragen dienen kopieën van de betrokken facturen te worden meegestuurd, alsmede de ingevulde vragenlijst scholing van het desbetreffende kalenderjaar te worden meegezonden, voor zover dit nog niet was aangeleverd. Wanneer er sprake is van een subsidieaanvraag inzake interne assessoren dient een inzichtelijke tijdsregistratie meegestuurd te worden, tezamen met een loonstrook van de assessor, waaruit het uurloon over de aanvraagperiode blijkt. Het bestuur is bevoegd om nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
De subsidieverstrekking is ter beoordeling van de sociaal secretaris van FCBVleeswarenindustrie. De sociaal secretaris beoordeelt de aanvraag en kent de subsidies toe.
Uitbetaling subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag dient gericht te worden aan Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenin- dustrie (FCBVleeswaren) per email op xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Onder vermelding van:
• de NAW-gegevens van het bedrijf;
• het bankrekeningnummer en het fondsdebiteurennummer van het leerbedrijf;
• een omschrijving van de opleiding en overzicht deelnemers;
• met een specificatie van de kosten en/of leermiddelen;
De financiële administratie gaat tot uitbetaling over na goedkeuring van de subsidieaanvraag door de sociaal secretaris.
2.h. Pilot subsidie leerwerkplekken
Doel
Jongeren van 16 tot 27 jaar met beperkende mogelijkheden (behorend onder de doelgroep van de Participatiewet), die met ondersteuning wel bemiddelbaar zijn naar reguliere banen in de vleeswaren- industrie, een leerwerkplek aan te bieden met een looptijd van drie maanden, met de intentie om hen
na afloop van de leerwerkplek periode een dienstverband (al dan niet in combinatie met een aanvul- lend opleidingstraject) aan te bieden.
Hoogte
De subsidie bedraagt € 1.500,00 voor 3 maanden leerwerkplek. Voor een kortere periode leerwerkplek zal de subsidie naar rato per maand worden uitgekeerd.
Wanneer de leerling na zes maanden na start van de leerwerkplek nog steeds in dienst is van de werkgever, ontvangt de werkgever een aanvullende subsidie van € 500,00.
Beperkingen
– Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie vermelde bijdrage af te dragen;
– De werkgever dient in de subsidieaanvraag aan te tonen dat de leerwerkplek is verstrekt aan een jongere van 16 tot 27 jaar met beperkende mogelijkheden (behorend tot de doelgroep van de Participatiewet), die met ondersteuning wel bemiddelbaar is naar een reguliere baan in de vleeswarenindustrie;
– Voor de aanvullende subsidie dient de werkgever aan te tonen dat de leerling / werknemer zes maanden na start van de leerwerkplek nog steeds in dienst is van de werkgever;
– De leerwerkplek periode bedraagt minimaal één maand;
– Voorafgaand aan ieder kalenderjaar zijn bedrijven verantwoordelijk voor het indienen van de ingevulde vragenlijst scholing, willen zij voor deze subsidie in aanmerking komen;
– Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewer- kers dan de som van de betaalde premies aan het FCBVleeswaren in het (voorgaande) jaar. Onder opleidingssubsidies worden verstaan de onder 2a, 2b, 2c, 2g en 2h. De som van de betaalde premies wordt bepaald op basis van de loonsom in het betreffende jaar. Als geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
– De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidies tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.
– Aanspraken ouder dan een jaar worden niet gehonoreerd. Uitgezonderd hiervan zijn aanvragen door bedrijven die voor het eerst een subsidieaanvraag doen, hiervoor geldt een termijn 3 jaar.
Aanvraagprocedure
Subsidieaanvragen dienen betrekking te hebben op een kalenderjaar en moeten vóór 15 april van het daaropvolgende jaar worden ingediend bij Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie per email op het adres xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx. Bij de aanvragen dienen kopieën van de betrokken bewijsstukken te worden meegestuurd, alsmede de ingevulde vragenlijst scholing van het desbetreffende kalenderjaar te worden meegezonden, voor zover dit nog niet was aangeleverd. Het bestuur is bevoegd om nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
De subsidieverstrekking is ter beoordeling van de sociaal secretaris van FCB voor de Vleeswarenin- dustrie. De sociaal secretaris beoordeelt de aanvraag en kent de subsidies toe.
Uitbetaling subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag dient gericht te worden aan Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenin- dustrie en verstuurd te worden per email naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx
Onder vermelding van:
• de NAW-gegevens van het bedrijf;
• het bankrekeningnummer en het fondsdebiteurennummer van het leerbedrijf;
• een omschrijving van de opleiding en overzicht deelnemers;
• met een specificatie van de kosten en/of leermiddelen;
De financiële administratie gaat tot uitbetaling over na goedkeuring van de subsidieaanvraag door de sociaal secretaris.
2.i. Pilot functie- of ontwikkelingsgerichte opleiding
Uitvoeringsregeling behorende bij de afspraak die gemaakt is tussen de sociale partners die betrokken zijn bij de (totstandkoming van) cao voor de vleeswarenindustrie.
Deze regeling is integraal onderdeel van het toetsingskader subsidies Fonds Collectieve Belangen
voor de Vleeswarenindustrie en heeft een beperkend karakter namelijk het aantal deelnemers is gemaximeerd op 50 werknemers. Zodra het maximum aantal deelnemers is bereikt zal dit artikel vervallen, tenzij sociale partners anders besluiten. De regeling zal in artikel 2.i. xxxxx uiteen worden gezet.
Periode
De looptijd van de cao voor de Vleeswarenindustrie, of zoveel eerder als het maximum van 50 deelnemers is bereikt.
Doel
Doel van deze pilot is om door middel van een functie- of ontwikkelingsgerichte opleiding, op initiatiefvan de werknemer, een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de positie, alsmede het duurzaam vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. Dit geldt ook voor functie- of ontwikkelingsge- richte opleidingen die gericht zijn op de uitvoering van werkzaamheden e/o functies i.r.t. het vergroten van de (vak)bekwaamheid binnen de vleeswarenindustrie.
Hoogte vergoeding
De directe kosten worden volledig vergoed, hier wordt onder verstaan; de opleidingskosten o.m. administratiekosten, lesmateriaal, examengeld en reiskosten.
De indirecte kosten worden (deels) vergoed, hieronder wordt verstaan 75% van de tijd besteed aan het fysiek bijwonen van de opleiding. Na het met aantoonbaar goed gevolg beëindigen van de opleiding (diploma/certificaat) zal de resterende 25% van de voornoemde tijd alsnog worden vergoed.
Beperking
De regeling is beschikbaar voor maximaal 50 medewerkers.
De werknemer die in aanmerking komt voor een bijdrage voortkomend uit dit artikel dient werkzaam te zijn bij een werkgever die premie afdraagt aan het FCB VlW en voor onbepaalde tijd in dienst te zijn bij de werkgever. Fiattering van de aanvraag, alsmede de administratieve afhandeling geschiedt door de Sociaal secretaris FCB VlW. In geval van onduidelijkheid of twijfel zullen de voorzitters van het GO een besluit nemen. De sociaal secretaris checkt de gegevens omtrent het dienstverband met de betreffende werkgever.
De regeling staat los van de in dit toetsingskader genoemde artikelen 2.c. en 2.f. en is niet bedoeld voor (gedeeltelijke) functiegebonden opleidingen of employability zoals beschreven in de voor- noemde artikelen.
NB: Opleidingen tot HBO-niveau zijn subsidiabel.
Per bedrijf/vestiging kunnen er een zeer beperkt aantal deelnemers meedoen aan deze pilot-afspraak en hiervoor geldt de navolgende staffel:
Bedrijf/vestiging | max. aantal deelnemers |
> 50 medewerkers | 2 |
< 50 medewerkers | 1 |
Aanvraag subsidie
Zolang de termijn en het aantal deelnemers van de regeling niet is bereikt, kan een werknemer met zijn verzoek zich rechtstreeks wenden per email met gevraagde documenten tot het sociaal secretari- aat op het adres: xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx o.v.v. Pilot art.2.i. De aanvraag dient te geschieden middels het daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulier.
Uitsluitend volledig ingevulde aanvraagformulieren worden in behandeling worden genomen.
Uitbetaling
Een werknemer die in aanmerking komt voor een bijdrage in de scholingskosten kan deze gefactu- reerde directe kosten toesturen naar het sociaal secretariaat (xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx o.v.v. Pilot art.2.i.) dan wel hij/zij ontvangt na overlegging van de (betalings) documenten een vergoeding vanuit het FCB VlW in het betreffende jaar. De financiële administratie gaat over tot betaling na controle en fiattering door de sociaal secretaris van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie.
Het sociaal secretariaat zal een volgnummer o.v.v. art. 2.i. toekennen en uitbetalen totdat het maxi- mum van 50 medewerkers dan wel de einddatum van de cao voor de Vleeswarenindustrie is bereikt.
Het uitbetalen van de indirecte kosten geschiedt als volgt:
– de werkgever wordt, indien aan de orde, verondersteld de uren die de deelnemer, ′s avonds fysiek aanwezig is voor de opleiding, op de werkdag in mindering te brengen. Bij een dagopleiding is de deelnemer vrij geroosterd voor de werkuren en worden de uren voor 75% van de tijd doorbetaald. NB: Bij 4 uur te volgen les wordt 3 uur gecompenseerd. Als de opleiding met goed gevolg wordt afgesloten wordt de resterende 25% ook nog gecompenseerd.
– de werknemer dient een gewaarmerkte urenregistratie bij te houden t.b.v. de werkgever zodat de werkgever de uren kan declareren bij het FCB voor de vleeswarenindustrie conform de verletkos- tenregeling uit dit toetsingskader.
Reistijd en tijd gemoeid met het huiswerk worden niet vergoed. Aanvraagformulier opleidingssubsidie art. 2.i.
Werknemer Naam:
Adres, postcode en woonplaats:
Dienstverband: dit dient een onbepaalde tijd dienstverband te zijn, datum in dienst: Volledige IBAN Banknummer:
Telefoonnummer:
E-mail adres:
Opleiding
Naam opleiding:
Aanvangsdatum en duur:
Volgt u deze opleiding i.v.m. toekomstige werkzaamheden: Nee / Ja*. Zo ja welke werkzaamheden betreft het?:
De opleidingsdata, deze dient u te administreren t.b.v. de werkgever:
Kosten opleiding:
Krijgt u ook uit andere bronnen subsidies?: Nee / Ja*. Zo ja, welke bronnen:
Werknemer verklaart dat hij/zij bij onderstaande werkgever voor onbepaalde tijd in dienst is*. Naam onderneming:
Adres:
Vestigingsplaats:
Telefoonnummer:
U heeft uw werkgever op de hoogte gesteld van het volgen van de opleiding en afspraken gemaakt over het door u in te vullen aanwezigheidsregistratie formulier? Xx, met dhr./mevr ..... functie .....
Emailadres .....
Datum: d.d -mnd- jaar Handtekening aanvrager:
Indien men zelf een en ander reeds betaald heeft ontvangt het FCB VlW, de (kopie)factuur en betaalbe- wijs van opleiding. Pas na ontvangst van de (kopie) factuur en betaalbewijs en goedkeuring kan de subsidie uitgekeerd worden.
*) doorhalen wat niet van toepassing is.
Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie, Xxxxxxx 00, 0000 XX, Xxxxxxxxxx, 079-3634917
3. Tekeningbevoegdheid
Facturen worden gecontroleerd aan de hand van de door het bestuur bekrachtigde besluiten. Facturen tot € 50.000 kunnen namens het bestuur worden ondertekend door de sociaal secretaris en de (vice) voorzitter of secretaris-penningmeester. Over facturen van € 50.000 of meer dient het bestuur te beslissen, dat wil zeggen dat er door ten minste één bestuurslid werknemerszijde en ten minste één bestuurslid werkgeverszijde dient te worden getekend.
4. Stuurinformatie FCBV-bestuur
Het bestuur van het FCBVleeswaren is verantwoordelijk voor een goed fondsbeheer en verkrijgt daartoe tijdig de beschikking over de volgende stukken:
• relevante vergaderstukken;
• rapportage per periode;
• projectenoverzicht (stand van zaken);
• begroting;
• jaarrekening.
STATUTEN STICHTING FONDS COLLECTIEVE BELANGEN DE VLEESWARENINDUSTRIE
Artikel 1. Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie.
2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Zoetermeer.
Artikel 2. Doel
De stichting stelt zich ten doel: het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers in de Vleeswarenin- dustrie.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de stichting uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenin- dustrie over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de Vleeswarenindustrie en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoor- waarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzonde- ring van CAO-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de Vleeswarenindustrie;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de Vleeswarenindustrie;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie in het belang van de arbeidsverhoudingen in de Vleeswar- enindustrie;
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de Vleeswarenindustrie kunnen verstrekken;
h. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen op bedrijven in de Vleeswarenindustrie op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggen- schap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werknemers en werkgevers in de Vleeswarenindustrie;
j. het subsidiëren van de kosten van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties;
k. het verrichten en subsidiëren van het Opleidingsplan, de Beroeps Begeleidende Leerweg, het Bedrijfstak Scholings Plan en Werkervaringsplaatsen, alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleeswarenin- dustrie;
l. het stimuleren en subsidiëren van de Arbocatalogus Vleeswarenindustrie, voor zover dit conve- nant verband houdt met arbeid, alsmede van andere projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de Vleeswarenindustrie of op de totstandko- ming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
m. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt, en ook het stimuleren van een betere aansluiting van de Vleeswarenindustrie op de arbeidsmarkt;
n. het stimuleren en subsidiëren van de re-integratie van arbeidsongeschikte of met werkloosheid bedreigde werknemers in de Vleeswarenindustrie;
o. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding
van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandighe- den en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Vleeswarenindustrie;
p. het financieren van de kosten verbonden aan de Vaste Commissie.
Artikel 3. Vermogen
Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:
– bijdragen van werkgevers zoals bedoeld in artikel 5 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie;
– subsidies en donaties;
– schenkingen, erfstellingen en legaten;
– gekweekte renten en eventuele andere baten.
Artikel 4. Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit vier leden, waarvan twee bestuursleden worden voorge- dragen van werkgeverszijde, te weten door de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindus- trie, en twee bestuursleden van werknemerszijde, te weten door de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland (CNV) gezamenlijk.
Als bestuurslid van werkgeverszijde kunnen slechts worden voorgedragen:
– natuurlijke personen, die lid zijn van het bestuur van de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie of door het bestuur van de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenin- dustrie zijn benoemd als secretaris;
– natuurlijke personen, die in loondienst zijn bij een lid van genoemde vereniging.
Als bestuurslid van werknemerszijde kunnen slechts worden voorgedragen natuurlijke personen, die in loondienst zijn bij hetzij de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), hetzij Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland (CNV).
Het bestuur van de stichting benoemt en ontslaat de bestuursleden.
2. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een vice-voorzitter en een secretaris- penningmeester.
Een bestuurslid fungeert slechts een kalenderjaar als voorzitter of vice-voorzitter.
De voorzitter wordt het ene kalenderjaar gekozen uit de bestuursleden van werkgeverszijde en de vice-voorzitter uit de bestuursleden van werknemerszijde. Het andere kalenderjaar wordt de voorzitter gekozen uit bestuursleden van werknemerszijde en de vice-voorzitter uit bestuursleden van werkgeverszijde.
3. Bij het ontstaan van een (of meer) vacature(s) in het bestuur, is het bestuur verplicht zo spoedig mogelijk degene die het recht hebben een voordracht te maken daarvan in kennis te stellen, om in de bestaande vacature(s) te voorzien.
4. Bij belet of ontstentenis van maximaal één bestuurslid van werkgeverszijde en/of maximaal één bestuurslid van werknemerszijde zijn de overige bestuurders tijdelijk met het bestuur belast, onverminderd de verplichting zo spoedig mogelijk in de bestaande vacature(s) te voorzien.
Bij belet of ontstentenis van meer dan één bestuurslid van werkgeverszijde en/of meer dan één bestuurslid van werknemerszijde (waaronder belet of ontstentenis van alle bestuurders), is/zijn een door het bestuur daartoe voor onbepaalde tijd aan te wijzen perso(o)n(en) tijdelijk met het bestuur belast.
Onder belet wordt in elk geval verstaan schorsing en het geval waarin om welke reden ook gedurende een aaneengesloten periode van minimaal tweeënzeventig uur door de stichting of een medebestuurder geen contact met een bestuurder kan worden verkregen, met dien verstande dat het bestuur kan besluiten dat een andere periode van toepassing is.
5. De leden van het bestuur genieten geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
Artikel 5. Bestuursvergaderingen en bestuursbesluiten
1. Jaarlijks wordt ten minste één vergadering gehouden.
2. Vergaderingen zullen voorts telkenmale worden gehouden, wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien één van de andere bestuursleden daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen punten aan de voorzitter het verzoek richt.
Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft in dier voege dat de vergadering kan worden gehouden binnen drie weken na het verzoek, is de verzoeker bevoegd zelf een
vergadering bijeen te roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten.
3. De oproeping tot de vergadering geschiedt – behoudens het in lid 2 bepaalde – door de secretaris- penningmeester, ten minste vijf dagen tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergade- ring niet meegerekend, door middel van oproepingsbrieven.
4. De oproepingsbrieven vermelden, naast plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
5. Zolang in een bestuursvergadering alle in functie zijnde bestuursleden aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de statuten opgegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
6. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij diens afwezigheid wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan.
7. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door de secretaris- penningmeester of door één van de andere aanwezigen, door de voorzitter daartoe aangezocht. De notulen worden vastgesteld door het bestuur.
8. Het bestuur kan ter vergadering alleen dan geldige besluiten nemen, indien ten minste één bestuurslid van werkgeverszijde en één bestuurslid van werknemerszijde ter vergadering aanwezig is, uitgezonderd de besluiten als bedoeld in artikel 11 en artikel 12 van de statuten.
Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een medebestuurslid laten vertegenwoordigen onder overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één medebestuurslid als gevol- machtigde optreden.
9. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden in de gelegen- heid zijn gesteld schriftelijk (waaronder begrepen per e-mail) of per andere beeld of gegevensdra- ger hun mening te uiten. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingeko- men antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.
10. De bestuursleden van werkgeverszijde brengen gezamenlijk twee stemmen uit, ook als niet alle twee bestuursleden van werkgeverszijde ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn of als van werkgeverszijde één of meer vacature(s) in het bestuur bestaan.
De bestuursleden van werknemerszijde brengen gezamenlijk twee stemmen uit, ook als niet alle twee bestuursleden van werknemerszijde ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn of als van werknemerszijde een of meer vacature(s) in het bestuur bestaan.
Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle bestuursbesluiten genomen met gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
11. Over zaken wordt mondeling, over personen wordt schriftelijk gestemd.
Bij staking van stemmen wordt éénmaal herstemd. Staken de stemmen over personen of zaken opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.
12. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
13. In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.
14. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Als hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, dan is de betreffende bestuurder toch bevoegd om deel te nemen aan beraadslagingen en de besluitvorming en is het bestuur bevoegd het besluit op deze wijze te nemen. Het bestuur legt dan schriftelijk vast welke overwegingen aan het besluit ten grondslag liggen.
Artikel 6. Bestuursbevoegdheid
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en het beheer van het fondsvermogen.
2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, ver- vreemding en bezwaring van registergoederen.
3. Het bestuur is tevens bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
4. Het bestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde onderdelen van zijn taak te doen uitvoeren door commissies of individuele personen.
Artikel 7. Vertegenwoordiging
Het bestuur vertegenwoordigt de stichting, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit.
De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan de voorzitter en de secretaris- penningmeester gezamenlijk handelend of de vice-voorzitter en de secretaris-penningmeester gezamenlijk handelend.
Artikel 8. Einde bestuurslidmaatschap
Het bestuurslidmaatschap eindigt:
1. door overlijden van een bestuurslid;
2. bij verlies van het vrije beheer over zijn vermogen door een bestuurslid;
3. bij aanvragen van surseance van betaling door, alsmede bij het faillissement van een bestuurslid;
4. bij schriftelijke ontslagneming (bedanken);
5. bij ontslag door het bestuur, mits het besluit tot ontslag wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursle- den aanwezig of vertegenwoordigd zijn, met uitzondering van het betreffende bestuurslid;
6. voor bestuursleden die voorgedragen zijn door werkgeverszijde, zodra hun lidmaatschap van het bestuur van de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie is geëindigd of zodra zijn geen secretaris meer zijn van de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie;
voor bestuursleden die voorgedragen zijn door werknemerszijde, zodra zij hun dienstverband met hetzij de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), hetzij het Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland (CNV) hebben beëindigd;
7. bij ontslag op grond van artikel 298 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 9. Boekjaar en jaarstukken
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de stichting vast. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie. Tevens maken de in artikel 4 lid 2 van het Uitvoeringsreglement genoemde verklaringen een geïntegreerd onderdeel uit van dit verslag. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris-penningmeester van de stichting ondertekend.
3. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector zijn gedaan.
4. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden ten kantore van de administrateur en de betrokken cao partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
5. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 10. Reglementen
1. Het bestuur is bevoegd reglementen vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat.
2. De reglementen mogen niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd de reglementen te wijzigen of op te heffen.
Artikel 11. Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd door een eenstemmig besluit in een vergadering, waarin alle bestuursle- den aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vacature bestaat, deze statuten te wijzigen met dien verstande, dat een zodanige wijziging niet het doel of karakter van de stichting mag aantasten.
Tegelijkertijd met de oproeping tot een vergadering tot wijziging van de statuten moet een afschrift van het voorstel, waarin de voorgestelde wijzigingen van de statuten woordelijk zijn opgenomen, aan de bestuursleden worden toegezonden.
2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. Tot het doen verlijden van de akte is ieder bestuurslid of een ander door het bestuur daartoe gemachtigd persoon bevoegd, onder overlegging van een uittreksel uit de notulen van de vergadering.
3. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het openbaar register gehouden door de Kamer van Koophandel.
Artikel 12. Ontbinding en vereffening
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van de statuten van toepassing.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door de bestuurders.
4. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het register bedoeld in artikel 11 lid 3 van de statuten.
5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
6. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkom- stig het doel van de stichting.
7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende de door de wet voorgeschreven termijn berusten onder de jongste vereffenaar, tenzij het bestuur een andere bewaarder heeft benoemd.
Artikel 13. Slotbepalingen
In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 juli 2029.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetge- ving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Dictum IV
Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassings- praktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.
Dictum V
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2024 en vervalt met ingang van 1 augustus 2029 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 18 juli 2024
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X. Xxxxxxxxx