STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 3475
20 maart
0000
Xxxxxxxxxxxx tot 9000 GT 2012 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 maart 2012 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Handelsvaart tot 9000 GT
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van Xxxxxxxx International mede namens de overige partij bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij(en) ter ener zijde: Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart (VWH); Partij(en) ter andere zijde: Nautilus International.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1 Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
1. Xxxxxxxxxxxx xxx 0000 XX:
De vaart met zeeschepen in de Handelsvaart tot 9000 GT, niet zijnde bevoorradingsschepen, bagger- en aannemingsmateriaal, vissersschepen en zeesleepboten.
2. Werkgever:
De werkgever, in de zin van artikel 309 lid 2 Wetboek van Koophandel, (overeengekomen volgens publicatie in Staatsblad 1838, 12 en laatstelijk gewijzigd bij wet van 4 maart 1991, 100), alsmede iedere natuurlijk of rechtspersoon die werknemers in dienst heeft die dienstdoen op de Handelsvaart tot 9000 GT.
3. Werknemer:
Iedere scheepsofficier of scheepsgezel die krachtens een dienstverband met een werkgever werkzaam is in de Handelsvaart tot 9000 GT.
Artikel 2 Werkingssfeer
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers in de Handelsvaart tot 9000 GT, alsmede op de rechtsverhouding tussen deze werkgevers en werknemers.
Artikel 3 Loon- en arbeidsvoorwaarden
1. Voor werknemers woonachtig in de Filippijnen, Indonesië gelden de loon- en arbeidsvoorwaarden zoals overeengekomen tussen de in het woonland gevestigde, bonafide vakorganisatie en de werkgever.
Ingeval van ontstentenis van een bonafide vakorganisatie worden de loon- en arbeidsvoorwaarden rechtstreeks tussen VWH en Nautilus International overeengekomen. De loon- en arbeidsvoor- waarden moeten tenminste voldoen aan de internationale conventies, aanbevelingen en afspra- ken.
De overige in deze CAO vermelde loon- en arbeidsvoorwaarden zijn niet van toepassing op deze categorie van werknemers.
2. Voor de overige werknemers gelden loon- en arbeidsvoorwaarden gelijk omschreven in het van deze collectieve arbeidsovereenkomst onlosmakelijk deel uitmakende gewaarmerkte reglement en stukken.
3. Per 1 januari 2012 wordt de gagetabel verhoogd met 2%.
Artikel 4 Verplichting van de werkgever
1. De werkgever verplicht zich om met de werknemers voor het dienstdoen in de Handelsvaart tot 9000 GT arbeidsovereenkomsten aan te gaan op geen andere voorwaarden dan de in artikel 3 bedoelde loon- en arbeidsvoorwaarden.
2. De werkgever is verplicht om de tussen hem en de in artikel 3, lid 1 bedoelde schepelingen geldende c.q. getroffen collectieve regelingen terstond ter kennis te brengen aan een door partijen te benoemen paritair orgaan. Bij bestaande formeel vastgelegde regelingen kan worden volstaan met het melden daarvan; bedrijfseigen regelingen dienen te worden overlegd. Bij een en ander wordt tevens aangegeven welke juridische status bedoelde regeling(en) heeft (hebben) en opgave gedaan van het aantal en de functies van de zeevarenden. Van elke wijziging in de regeling(en) en samenstelling van de desbetreffende groep(en) zeevarenden dient de werkgever terstond het paritair orgaan schriftelijk op de hoogte te stellen.
Artikel 5 Verplichting van de werknemer
De werknemer is verplicht voor het dienstdoen in de Handelsvaart tot 9000 GT geen andere voorwaar- den te stellen dan de in artikel 3 bedoelde Ioon- en arbeidsvoorwaarden.
Artikel 7 Werkgelegenheid
Teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen zullen werkgevers alle vacatures aan werknemers kenbaar maken aan het UWV Werkbedrijf.
Artikel 9
1. Alle geschillen, welke naar aanleiding van of in verband met deze overeenkomst tussen partijen mochten ontstaan, zullen worden berecht door de gewone rechterlijke macht.
2. Nochtans kan een partij, alvorens een geschil aan de gewone rechterlijke macht ter beslissing voor te leggen, aan de wederpartij schriftelijk verzoeken dat geschil in hoogste ressort door middel van arbitrage op te lossen.
3. Indien de wederpartij niet binnen 30 dagen nadat een onder 2. bedoeld verzoek werd verzonden, heeft medegedeeld in arbitrage te bewilligen, is de verzoekende partij wederom vrij het geschil aan de gewone rechterlijke macht ter beslissing voor te leggen.
Artikel 11
Ook in het geval partijen besluiten een geschil door arbitrage te doen beslechten, wordt hun bevoegd- heid om zich in spoedeisende gevallen te wenden tot de president van de arrondissementsrechtbank, rechtsprekende in kort geding, niet uitgesloten.
REGLEMENT GELDENDE VOOR DE HANDELSVAART TOT 9000 GT
A. Definities
Artikel 1
1. Onder ‘Schepelingen of werknemers’ worden in dit reglement verstaan: de in lid 2 bedoelde scheepsofficieren en de in lid 3 bedoelde scheepsgezellen.
2. Onder ‘Scheepsofficieren’, hierna te noemen officieren, wordt in dit reglement verstaan: stuurlie- den en werktuigkundigen.
3. Onder ‘Scheepsgezellen’, hierna te noemen gezellen, wordt in dit reglement verstaan: alle schepelingen beneden de rang van officier.
4. Onder ‘Zondagen’ worden mede begrepen de feestdagen, t.w. Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, de Kerstdagen en de Nationale feestdag voorzover door de rijksoverheid, respectievelijk het georganiseerde bedrijfsleven, wordt geadviseerd in Nederland vrijaf te geven.
5. Onder ‘Maandgage’ wordt verstaan: de in artikel 3 bedoelde gage, vermeerderd met de eventuele verhoging wegens het dienstdoen op tankschepen.
6. Onder ‘Daggage’ wordt verstaan: 1/365 x 12 x de maandgage.
7. Onder ‘Uurverdienste’ wordt verstaan: 1/204 (maandgage + voedinggeld per maand). Vanaf 1 januari 2008 is de ‘Uurverdienste’ 1/204 x de maandgage.
8. Onder ‘Etmaal’ wordt verstaan: een periode van middernacht tot de volgende middernacht.
9. Onder ‘Havenwacht’ wordt verstaan: het op aanwijzing in de haven of op de rede – boven de normale arbeidsduur en boven het eventueel verrichten van overwerk – aan boord ter beschikking zijn, waarbij geen werkzaamheden behoeven te worden verricht, anders dan tot het controleren en het zo nodig treffen van voorzieningen voor de veiligheid van opvarenden, schip en/of lading.
B. Loonvoorwaarden
Artikel 2 Indeling in loongroepen
1. De functies van de schepelingen zijn als volgt in loongroepen ingedeeld:
Loongroep | Functie |
I | aankomend matroos met minder dan één jaar diensttijd gezel MK met minder dan één jaar diensttijd |
II | aankomend matroos zonder diploma met meer dan één jaar diensttijd 1) gezel MK zonder diploma met meer dan één jaar diensttijd matroos zonder diploma volmatroos + matroos/motordrijver |
III | voorman matroos; matroos-pompman; gediplomeerd matroos; kok; motorman; aank. matroos met diploma 2) en meer dan één jaar diensttijd 1); gezel MK met diploma 2) en meer dan één jaar diensttijd; scheepstechnicus 3) |
A | 2e stm 0 - 4000 GT + 3e stm 0 - 9000 GT; scheepstechnicus 3) |
B | 2e stm 4000 - 6000 GT |
X | 0x xxx 0 - 0000 XX + 3e wtk 0 - 9000 GT 2e stm 6000 - 9000 GT |
D | 1e stm 0 - 1000 GT |
E | 2e wtk 2000 - 4000 GT |
F | 1e stm 1000 - 2000 GT |
G | 2e wtk 4000 - 6000 GT |
X | 0x xxx 0000 - 0000 XX |
I | 1e stm 4000 - 6000 GT |
X | 0x xxx 0 - 0000 XX |
X | 0x xxx 0000 - 0000 XX en 2e wtk 6000 - 9000 GT |
L | 1e wtk 4000 - 6000 GT en 1e stm 6000 - 9000 GT |
M | 1e wtk 6000 - 9000 GT |
De werknemers dienstdoende in een geïntegreerde danwel een dubbele functie worden inge- schaald in de hoogste functieschaal van de in hun discipline verenigde gekende (conventionele) functie.
NB:
1) Na uiterlijk drie dienstjaren dient de aank. matroos tot matroos te worden bevorderd.
2) Onder gediplomeerd aank. matroos of gezel MK wordt verstaan; de aank. matroos in het bezit van een diploma LZS; danwel hoger zeevaart gerichte diploma’s; de gezel MK in het bezit van het diploma LTS afdeling metaal, danwel hogere zeevaart gerichte diploma’s.
3) De aanvangsgage van de scheepstechnicus is gelijk aan loongroep III + 4 anciënniteiten. Voor elk volgend dienstjaar bestaat aanspraak op een anciënniteitsverhoging. Na het bereiken van de 10e anciënniteit in loongroep III volgt indeling in loongroep A. De opbouw in loongroep A is gemaximeerd op 6 anciënniteiten.
Artikel 3 De gages voor schepelingen dienstdoende op schepen in de Handelsvaart tot 9000 GT
1. De gage van de in een loongroep ingedeelde schepeling wordt vastgesteld aan de hand van de hierna volgende gagetabellen, rekening houdende met het bepaalde in de artikelen 4 en 6.
GAGETABEL CAO GELDENDE VOOR DE HANDELSVAART TOT 9000 GT M.I.V.1-1-2012 Verhoging 2.00%
I | ANC | II | III | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | |
16 jr | 588 | 0 | 1578 | 1636 | 1837 | 1926 | 2048 | 2095 | 2149 | 2198 | 2253 | 2306 | 2418 | 2501 | 2622 | 2751 | 3048 |
17 jr | 762 | 1 | 1632 | 1692 | 1906 | 2000 | 2127 | 2176 | 2232 | 2283 | 2341 | 2395 | 2511 | 2598 | 2726 | 2858 | 3167 |
18 jr | 935 | 2 | 1687 | 1749 | 1979 | 2075 | 2206 | 2258 | 0000 | 0000 | 0000 | 2485 | 2606 | 2696 | 2827 | 2967 | 3285 |
19 jr | 1111 | 3 | 1741 | 1806 | 2049 | 2149 | 2285 | 2339 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 2930 | 3074 | 3406 |
20 jr | 1284 | 4 | 1796 | 1862 | 2120 | 2224 | 2364 | 2420 | 2482 | 2539 | 2603 | 2663 | 2795 | 2891 | 3032 | 3180 | 3524 |
21 jr | 1460 | 5 | 1850 | 1919 | 2190 | 2298 | 2443 | 2501 | 2564 | 2625 | 2691 | 2753 | 2889 | 2988 | 3135 | 3287 | 3643 |
22 jr | 1633 | 6 | 1904 | 1977 | 2262 | 2372 | 2523 | 2583 | 2649 | 2710 | 2777 | 2844 | 2982 | 3086 | 3237 | 3397 | 3764 |
23 jr eo | 1807 | 7 | 1959 | 2033 | 2332 | 2445 | 2602 | 2663 | 2732 | 2796 | 2865 | 2933 | 3077 | 3183 | 3341 | 3504 | 3884 |
8 | 2013 | 2089 | 2403 | 0000 | 0000 | 0000 | 2815 | 2882 | 2954 | 3021 | 3171 | 3280 | 3441 | 3611 | 4002 | ||
9 | 2069 | 2146 | 2475 | 2595 | 2762 | 2825 | 2899 | 2967 | 3042 | 3112 | 3265 | 3378 | 3546 | 3719 | 4121 | ||
10 | 2122 | 2202 | 2546 | 2669 | 2842 | 2907 | 2981 | 3051 | 3129 | 3201 | 3359 | 3475 | 3648 | 3826 | 4240 | ||
Tanker | 85 | 134 | 140 | 159 | 167 | 179 | 183 | 187 | 192 | 197 | 201 | 213 | 220 | 231 | 241 | 268 | |
verho- ging |
De aanvangsgage van de scheepstechnicus is gelijk aan de gage van Loongroep III plus 4 ancienniteiten. De maximumgage is gesteld op Loongroep A plus 6 ancienniteiten.
Minimum maandloon koopvaardij
2. Vanaf 1 januari 2008 is het minimum maandloon koopvaardij gelijk aan het wettelijk minimum (jeugd)loon.
Werkervaringsplaatsen
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 lid 1 geldt voor werknemers met minder dan 1 jaar koopvaardijervaring en (nog) niet in het bezit van een zeevaartdiploma het minimum maandloon koopvaardij voor maximaal 1 jaar, mits het dienstverband is aangegaan met de bedoeling dat betrokkene doorstroomt naar een opleidingsproject in de koopvaardij. De werknemer die na een jaar niet doorstroomt naar een opleidingsproject in de koopvaardij, zal worden beloond overeen- komstig de gageschaal van de functie die hij vervult.
Berekening van het loon
4. Bij de uitbetaling wordt het loon berekend door het product te bepalen van het aantal dagen waarover loon verschuldigd is en de daggage.
Pensioenpremie
5. Het deel der pensioenpremie, hetwelk ten laste van de werknemer komt, kan op het loon worden gekort.
WIA-hiaatregeling
6. De premie in het kader van de wia-hiaat regeling, die ten laste van de werknemer komt, kan op het loon worden gekort.
WGA premie
7. de premie voor de WGA verzekering, die ten laste van de werknemer komt, kan op het loon worden gekort.
Artikel 4 Diensttijdverhogingen
1. Aan de schepeling wordt bij indiensttreding, in de voor hem geldende gagetabel, diensttijdverho- gingen toegekend op basis van het aantal jaren dat in dezelfde rang/functie in de handelsvaart is dienst gedaan.
2. Voor de scheepsgezel met diensttijd als matroos binnenvaart wordt de helft van de als zodanig verkregen diensttijd meegeteld voor het aantal diensttijdverhogingen. Dit met een maximum van 5 jaren.
3. Voor Nederlandse scheepsgezellen wordt ter bepaling van het aantal diensttijdverhogingen, de diensttijd op buitenlandse schepen behaald gelijkgesteld aan die, welke is behaald op Nederlandse schepen.
4. Na indiensttreding wordt vervolgens na ieder jaar diensttijd in dezelfde rang/functie aan de schepeling een volgende diensttijdverhoging toegekend.
5. Bij onderbreking van de dienst met toestemming van de rederij worden de diensttijden bij dezelfde rederij voor en onmiddellijk na onderbreking geacht aaneen te sluiten.
6. Eveneens worden de diensttijden bij dezelfde rederij geacht aaneen te sluiten, indien een schepeling wederom een dienstverband aangaat binnen 12 maanden nadat zijn voorgaand dienstverband met die rederij is geëindigd anders dan wegens wangedrag of anders dan op eigen verzoek.
Artikel 5 Gage dienstdoen groter schip
1. Indien een schepeling in dienst van dezelfde werkgever in één of meer perioden tezamen meer dan 12 maanden heeft dienst gedaan op een schip waar voor dezelfde functie een hogere gage geldt dan behoudt hij deze hogere gage ook als hij wordt teruggeplaatst op een schip waarvoor een lagere gage geldt.
Artikel 6 Gage na promotie
1. Wanneer een schepeling ingevolge promotie in een hogere loongroep wordt ingedeeld, vervallen de tot dan toe verworven diensttijdverhogingen. In de nieuwe loongroep begint de schepeling met de aanvangsgage. Indien deze gage lager is dan de gage voor promotie, dan worden zoveel diensttijdverhogingen toegekend totdat de gage hoger is dan die de schepeling genoot voor promotie. Vervolgens wordt na ieder jaar diensttijd de volgende dienstverhoging toegekend.
Artikel 7 Dienstdoen in een hogere rang/functie
1. Onder het dienstdoen in een hogere rang/functie wordt verstaan het op aanwijzing van de werkgever vervullen van een functie aan boord in een andere rang/functie dan die waarin de schepeling is aangesteld.
2. Het dienstdoen in een hogere rang/functie geldt niet als onderbreking van de dienst in de aangestelde rang.
3. Voor de periode dat de schepeling in een hogere rang/functie dan de aangestelde rang/-functie dienstdoet, vindt indeling plaats in de bij die hogere rang/functie behorende loongroep. Indeling geschiedt overeenkomstig het bepaalde in art. 6.
4. Indien een schepeling 5 maanden of langer in een hogere rang/functie heeft dienst gedaan, dan vindt aanstelling in de hogere rang/functie plaats.
5. Duurt het dienstdoen in de hogere rang/functie korter dan 5 maanden dan behoudt de schepeling de op grond van lid 3 toegekende hogere gage tijdens het verlof verdiend gedurende het dienst- doen in die hogere rang/functie en tijdens perioden van arbeidsongeschiktheid in aansluiting op de beide hiervoor bedoelde perioden; e.e.a. in overeenstemming met de daggage regelen ter zake, vastgesteld door het UWV.
Artikel 8 Verhoging wegens het dienstdoen op tankschepen
De gages van de schepelingen zullen tijdens de dienst aan boord van een tankschip, alsmede tijdens het verlof opgebouwd tijdens de dienst aan boord van een tankschip worden verhoogd met de bedragen, zoals vermeld onderaan de gagetabel in art. 3.
Artikel 9 Voedinggeld en verblijftoelage
1. De rederij draagt er zorg voor dat aan de schepelingen voldoende voeding van een goede kwaliteit en in de nodige variaties wordt verstrekt.
Bij het samenstellen van de menu’s dient rekening te worden gehouden met de gegevens van de moderne voedingsleer. Door partijen zijn terzake richtlijnen opgesteld.
2. Tijdens dienst aan boord binnenslands heeft de schepeling aanspraak op een verblijftoelage voor ieder etmaal waarin de rederij geen hoofdmaaltijd verstrekt. (Per 1-1-’12 € 4,60).
Artikel 10 Mentorpremie
Indien een officier als mentor is aangewezen en hij de hem toegewezen stagenemer zo goed mogelijk heeft begeleid, zal de rederij hem een premie toekennen als compensatie voor de aan deze begelei- ding bestede tijd.
De hoogte van de premie bedraagt € 40,– per maand. Gedeelten van een maand pro rata. Voor de begeleiding kan geen overwerk worden geschreven.
C. Arbeidsvoorwaarden
Artikel 11 De aanstelling
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan voor onbepaalde tijd onder vermelding van de datum waarop het dienstverband begint, alsmede van de functie en de rang, zoals omschreven in artikel 2 lid 1, waarin de schepeling zal dienstdoen. Eén exemplaar wordt aan de schepeling overhandigd.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen één of meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden aangegaan, zoals bepaald in lid 4 van dit artikel. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 3 van dit artikel, gaat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd over in één voor onbepaalde tijd, tenzij de termijn van de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd korter is dan één maand.
3. Eén maand voor de einddatum van elke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dient de werkgever, de werknemer schriftelijk te bevestigen, dat:
1) de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na afloop van die bepaalde tijd wordt verlengd met de nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, of
2) de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt beëindigd in de eerste haven welke het schip aandoet na afloop van die bepaalde tijd.
4. Een zeevarende kan meerdere malen op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst worden genomen, met inachtneming van het volgende:
1) arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die elkaar direct of binnen niet meer dan 3 maanden opvolgen, vormen een ‘ketting’.
2) Indien het aantal contracten, die tot een ‘ketting’ behoren, groter is dan 3, dan wel indien de totale duur van achtereenvolgende contracten, die tot een ‘ketting’ behoren langer is dan 3 jaar, ontstaat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
3) Een éénmalig contract voor bepaalde tijd van 3 jaar of langer kan één maal met ten hoogste 3 maanden worden verlengd, zonder dat daaruit een dienstverband voor onbepaalde tijd voortvloeit.
4) Het tijdens de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd opgebouwde verlof dient binnen dienstverband te worden uitgelopen of tenminste tot de ‘ketting’ te worden gerekend.
5. Alle arbeidsovereenkomsten die voor bepaalde tijd worden aangegaan worden gemeld bij de ‘Commissie AOBT’ P/a VWH, Xxxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxx.
6. Indien, in afwijking van het bepaalde in lid 1, de aard van de bedrijfsvoering of de uitoefening van bijzondere vaarten afwijkende functiebenamingen noodzakelijk maken zullen partijen bij de CAO, nadat de werkgever omtrent de afwijkende functies de benodigde informatie heeft verschaft, tot loongroepsindeling overgaan.
7. Zonder de toestemming van de rederij is het de schepeling niet toegestaan, tijdens verlof, zodanige nevenwerkzaamheden te verrichten dat hij daardoor niet aan zijn verplichtingen welke voortvloeien uit de IAO kan voldoen.
Artikel 12 Algemene bepalingen betreffende overwerk
1. Een ieder aan wie de kapitein overwerk opdraagt dient dit te verrichten.
2. Tot betaling van overwerk kan (kunnen) geen aanleiding geven:
a. de werkzaamheden die ter voorkoming van onmiddellijk gevaar voor opvarenden, schip en/of lading – naar het oordeel van de kapitein – niet kunnen worden uitgesteld tot de volgende werkdag;
b. het in de haven aan boord zijn voor het doen van de havenwacht;
c. de begeleiding van stagiaires
Artikel 13 Vaste vergoeding voor overwerk
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 16, 17, 21, 22 en 23 kan tussen partijen, bedrijfsgewijs, invoering van een vaste vergoeding voor overwerk worden overeengekomen.
2. De rederij die van het bepaalde in lid 1 gebruik wenst te maken, dient een daartoe strekkende aanvraag te richten tot de werkgeversorganisatie (VWH). De aanvraag dient vergezeld te gaan van een onderbouwd voorstel waarbij o.a. de berekeningsgrondslagen van het voorstel dienen te worden overlegd.
3. De werkgeversorganisatie (VWH) zal na ontvangst van de aanvraag en de voor de beoordeling noodzakelijke gegevens, in overleg treden met de werknemersorganisatie (Nautilus International). Tussen partijen zal alsdan, na leden raadpleging bij de betreffende rederij, worden vastgesteld of en zo ja, onder welke voorwaarden tot invoering van een vaste vergoeding voor overwerk kan worden gekomen. Zo nodig kunnen partijen, voor de noodzakelijke beoordeling, aanvullende gegevens opvragen.
Artikel 14 Normale arbeid
1. Onder normale arbeid wordt verstaan: de te verrichten werkzaamheden, hetzij voor de dienst in de machinekamer, hetzij voor de dekdienst, waarvoor de schepeling in dienst werd genomen.
2. Onder normale arbeid wordt eveneens verstaan – ook indien deze niet in overeenstemming is met de functie, waarvoor de schepeling werd aangenomen – al hetgeen is opgesomd in artikel 12, lid 2.
Artikel 15 Bijzondere arbeid en extra toeslag
1. Voor de in het volgende lid genoemde werkzaamheden wordt, onverminderd de eventuele beloning wegens overwerk of toeslag genoemd in de artikelen 16 t/m 23, voor ieder uur een extra toeslag betaald van 60% van de uurverdienste.
2. Deze werkzaamheden zijn:
a. andere werkzaamheden dan die krachtens het bepaalde in artikel 14 als normaal zijn te beschouwen;
b. het trimmen van lading wanneer het gedurende het laden geschiedt;
c. het laden en/of lossen der lading door de bemanning, waaronder in dit geval tevens wordt begrepen het drijven der winches.
3. De in lid 2 onder b. en c. genoemde werkzaamheden worden de schepelingen slechts opgedragen als de kapitein in de los- en/of laadplaats geen voldoende aantal havenarbeiders te zijner beschik- king heeft. Indien het loon van een volwassen havenarbeider volgens het plaatselijk tarief méér bedraagt dan hetgeen waarop de betrokken schepeling krachtens dit reglement aanspraak heeft, wordt hem bovendien dit meerdere voor deze werkzaamheden toegekend.
D. Arbeidstijdenregeling
I. DIENST IN DE HAVEN OF OP DE REDE (HAVENDIENST)
Artikel 16 Normale arbeidsduur per etmaal en toeslagen
1. Tijdens de havendienst is de normale arbeidsduur per etmaal:
a. op werkdagen 8 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur;
b. op zaterdagen en op zondagen: 0 uren.
c. In afwijking van het voorgaande is de normale arbeidsduur voor schepelingen belast met de verzorging van de voeding en/of de bediening:
d. op werkdagen: 8 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur;
e. op zaterdagen en zondagen: 4 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur.
2. De normale arbeidsduur vangt aan:
a. op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt zodra 8 uren werk zijn verricht;
b. voor schepelingen belast met de verzorging van de voeding en/of bediening geldt voorts dat op zaterdagen en zondagen doorgebracht in buitenlandse havens, de normale arbeidsduur aanvangt op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt op deze dagen zodra 4 uren werk zijn verricht.
3. Voor werk gevorderd tijdens de normale arbeidsduur per etmaal wordt een toeslag gegeven, indien het wordt verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur of tussen 18.00 uur en 24.00 uur. Deze toeslag bedraagt per uur 60% van de uurverdienste. Voor de schepelingen belast met de verzor- ging van voeding en/of bediening, bedraagt de toeslag op zondagen doorgebracht in buitenlandse havens, 100% van de uurverdienste.
Artikel 17 Overwerk en tarieven
1. Overwerk is werk dat – onverminderd het bepaalde in artikel 12 en 14 – wordt verricht nadat de normale arbeidsduur per etmaal is volbracht.
2. Voor een uur verricht overwerk wordt betaald op:
a. werkdagen:
voor elk der eerste 2 overuren; 135% van de uurverdienste; voor elk der volgende overuren; 150% van de uurverdienste;
b. zaterdagen
voor elk der overuren; 150% van de uurverdienste;
c. zondagen
voor elk der overuren; 200% van de uurverdienste.
Artikel 18 Verbinding met de wal
1. Wanneer een schip langer dan 24 uren in de haven of op de rede ten anker ligt, zal de kapitein voor kosteloze verbinding met de wal zorgdragen, tenzij bijzondere omstandigheden zulks beletten.
2. De kapitein bepaalt op welke tijdstippen afvaarten van boord en van de wal zullen plaatsvinden.
3. Indien de verbinding met de wal niet door het schip zelf wordt onderhouden en het tot vervoer aangegeven middel zijn dienst niet verricht, zodat een boot van het schip gebezigd moet worden, zullen de daarbij betrokken bemanningsleden aan de door hen verrichte diensten geen aanspraak op overwerkvergoeding kunnen ontlenen.
4. Indien de verbinding met de wal door het schip zelf wordt onderhouden, zullen de daarbij betrokken bemanningsleden bij overschrijding van de normale arbeidsduur, aanspraak op vergoeding voor overwerk kunnen doen gelden.
Artikel 19 Havenwachten
1. Indien in Nederlandse havens havenwacht wordt gelopen dan geeft 24 uren havenwacht op maandag tot en met vrijdag recht op een werkdag vrijaf; op zaterdag recht op anderhalve werkdag vrijaf en op zondag recht op twee werkdagen vrijaf.
2. Indien in buitenlandse havens havenwacht wordt gelopen dan wordt op maandag tot en met zaterdag ieder uur havenwacht – uitgezonderd de normale arbeidsduur en de uren waarvoor overwerkvergoeding is verschuldigd – vergoed met 30% van de uurverdienste. Op zondag geven 24 uren havenwacht recht op een werkdag vrijaf.
3. Havenwachten worden op toerbeurt gelopen en wel hoogstens 1 x per 3 wachten. Indien perso- neel, belast met de verzorging van de voeding en/of de bediening in het toerbeurtschema meeloopt, zijn de bepalingen van dit artikel ook op hen van toepassing.
4. Als leidraad voor het geven van gelegenheid tot recreatie aan de wal geldt, dat de dienst aan boord zodanig wordt geregeld, dat in havens waar zulks mogelijk is, iedere schepeling tenminste tweemaal in drie etmalen – door de kapitein te bepalen – gelegenheid krijgt, voor of na het verrichten van zijn dagtaak, aan de wal te gaan. Een ieder is niettemin gehouden, alvorens aan de wal te gaan, daartoe toestemming te vragen aan de kapitein of aan degene die deze vervangt.
5. Xxxxx een gevraagde toestemming geweigerd, dan vermeldt de kapitein de redenen in het scheepsdagboek. Overwegende bezwaren tegen het verlenen van toestemming zijn: veiligheid van
opvarenden, schip en/of lading, een op handen zijnd vertrek, e.d.
6. Gelijke vergoeding wordt betaald voor het doen van andere havenwachten, dan die welke op toerbeurt – als in lid 3 bedoeld – worden waargenomen.
II. DIENST OP ZEE EN OP DAGEN VAN AANKOMST EN/OF VERTREK (ZEEDIENST)
Artikel 20 Dag van aankomst
1. Een schip wordt geacht te zijn aangekomen op het tijdstip dat het is afgemeerd dan wel ten anker is gegaan.
Dit geldt niet indien het afmeren of het ten anker gaan is geschied in verband met gedurende bepaalde tijd – maximaal 6 uren – wachten, bijvoorbeeld op een loods, op toestemming tot verder varen van bevoegde autoriteiten of wegens technische storingen. Een schip wordt niet geacht te zijn aangekomen, indien door weers- of navigatorische omstandigheden volgens goed zeemansge- bruik verder varen niet verantwoord is en daardoor tijdelijk moet worden afgemeerd of ten anker gegaan.
Indien een schip in opdracht van de havenautoriteiten, bijvoorbeeld wegens de aard van de lading, tijdelijk ten anker moet gaan op de rede om te wachten op een ligplaats of op nadere orders en dit langer duurt dan 7 etmalen, dan wordt met ingang van het 8e etmaal de zeedienst weer van kracht.
Dag van vertrek
2. Een schip wordt geacht te zijn vertrokken op het tijdstip dat het is ontmeerd dan wel anker op is gegaan. Het ontmeren of anker op gaan geldt niet als vertrek, indien dit geschiedt met het oogmerk in hetzelfde havengebied opnieuw te meren of ten anker te gaan (het zogenaamde verstomen of verhalen).
3. De havendienst gaat in om 00.00 uur van de dag volgend op de dag waarop het schip is aangeko- men. De zeedienst gaat in om 00.00 uur van de dag waarop het schip vertrekt.
Artikel 21 Normale arbeidsduur en toeslagen
1. Tijdens zeedienst is de normale arbeidsduur per etmaal, zaterdagen en zondagen inbegrepen, 8 uren.
2. De normale arbeidsduur vangt aan op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt zodra 8 uren werk zijn verricht.
3. Indien tijdens de normale arbeidsduur op:
a. werkdagen, vóór 06.00 uur of na 18.00 uur;
b. zaterdagen;
c. zondagen;
d. alle dagen der week van schepelingen belast met de verzorging van de voeding en/of bediening, vóór 06.00 uur of nà 18.00 uur, ander werk gevorderd dan de in lid 4 genoemde werkzaamheden, wordt een toeslag gegeven.
Deze toeslag bedraagt per uur:
in de gevallen genoemd in dit lid onder a. en b.: 60% van de uurverdienste; in het geval genoemd in dit lid onder c.: 100% van de uurverdienste;
in het geval genoemd in dit lid onder d.: op werkdagen en zaterdagen 60% en op zondagen 100% van de uurverdienste.
4. De in het vorige lid bedoelde werkzaamheden zijn:
a. hetgeen nodig is voor en dat verband houdt met het waarnemen van de wachten;
b. hetgeen nodig is voor en dat verband houdt met aankomst en/of vertrek van het schip;
c. het onderhouden van de verbinding met de wal met een scheepsboot;
x. xxxxxxx – naar het oordeel van de kapitein – ter voorkoming van onmiddellijk gevaar voor opvarenden, schip en/of lading niet kan worden uitgesteld tot de volgende werkdag;
e. de verzorging van de voeding en/of de bediening door de schepeling met deze werkzaamheden belast.
Artikel 22 Overwerk en tarieven
1. Overwerk is werk dat, onverminderd het bepaalde in artikel 12 en 14, verricht wordt:
a. nadat de normale arbeidsduur per etmaal is volbracht;
b. op een binnenkomend schip op zaterdagen en op zondagen na het ogenblik van behoorlijk gemeerd of veilig ten anker liggen.
2. Voor een uur overwerk wordt betaald:
a. op werkdagen: voor elk der eerste 2 overuren: 135% van de uurverdienste; voor elk der volgende overuren: 150% van de uurverdienste;
b. op zaterdagen: voor elk der overuren 150% van de uurverdienste;
c. op zondagen: voor elk der overuren: 200% van de uurverdienste.
Dag van aankomst en vertrek
3. Indien een schip op een zaterdag of op een zondag in een haven aankomt en binnen hetzelfde etmaal weer uit deze haven vertrekt, wordt werk, hetwelk wordt gevorderd in de periode liggende tussen het tijdstip van aankomst en twee uren vóór het tijdstip van vertrek, vergoed met 150%, respectievelijk 200% van de uurverdienste. Ter bepaling van de normale arbeidsduur in de hier bedoelde etmalen moet – in afwijking van het bepaalde in artikel 21, lid 2 – de tijd waarin werk- zaamheden worden verricht vóór het tijdstip van aankomst en ná twee uur voorafgaande aan het tijdstip van vertrek, worden tezamen geteld.
III. BEREKENING EN VERREKENING
Artikel 23 Berekening van het overwerk en van de toeslagen
1. De berekening van het overwerk geschiedt per uur, waarbij een overblijvend gedeelte van een uur geldt voor een vol uur, behalve wanneer de werkzaamheden worden verricht in onmiddellijke aansluiting aan de normale arbeidsduur.
In dit geval wordt de voortgezette arbeid berekend per half uur waarbij een overblijvende periode van minder dan 30 minuten voor een half uur geldt.
2. De berekening van de toeslagen en de extra toeslagen geschiedt per half uur.
3. Bij de in de vorige leden genoemde berekeningen wordt als basis gehanteerd de uurverdienste als geldend op de dag waarop overwerk werd gemaakt, respectievelijk de aanspraak op de toeslagen werd verkregen.
Artikel 24 Verrekening van het overwerk en van de toeslagen
1. De verrekening van het overwerk en van de toeslagen geschiedt uiterlijk aan het einde van de maand volgend op de maand waarin het overwerk werd gemaakt, respectievelijk de aanspraak op de toeslag werd verkregen, doch in ieder geval bij beëindiging van het dienstverband.
2. Door de schepeling kan voor het in lid 1 bedoelde tijdstip van verrekening, een tegoed aan reeds verdiend overwerk en/of toeslagen – of een deel daarvan – worden opgenomen.
E. Verlof
Artikel 25 Verlof ter compensatie van de zaterdag en de zondag
1. Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de schepeling in verband met zijn dienstbetrekking buiten Nederland verblijft, wordt hem per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
2. Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de schepeling in Nederland moet dienst doen wordt hem per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
3. Indien een schepeling op een zaterdag en/of zondag moet reizen tussen zijn woonplaats en het schip waarop hij dienst moet gaan doen, resp. waarop hij dienst heeft gedaan, wordt hem daarvoor een werkdag verlof toegekend.
Dit verlof wordt niet toegekend indien:
a. reeds uit andere hoofde voor die dag(en) aanspraak op verlof bestaat;
b. het reizen een gevolg is van het wonen van de schepeling buiten Nederland.
4. Indien een schepeling op een zaterdag en/of zondag in de plaats van aanmonstering moet wachten wordt hem daarvoor een werkdag verlof toegekend. Dit verlof wordt niet toegekend indien;
a. reeds uit andere hoofde voor die dag(en) aanspraak op verlof bestaat;
b. deze dag thuis wordt doorgebracht.
5. Op schriftelijk verzoek van de schepeling, dan wel met diens schriftelijke toestemming, kan compensatieverlof op voorhand worden verleend, hetwelk later kan worden verrekend met alsdan gekweekte tegoed aan compensatieverlof.
Artikel 26 Periodiek verlof
1. a. De schepeling heeft recht op periodiek verlof als volgt:
Bij een onafgebroken dienstverband bij dezelfde rederij van | aantal werkdagen per jaar op tankschepen | aantal werkdagen per jaar op overige |
0 tot 5 jaren | per 1-1- 2005 | per 1-1- 2005 32 |
5 tot 10 jaren | 34 | 33 |
10 tot 15 jaren | 35 | 34 |
15 tot 20 jaren | 36 | 35 |
20 tot 25 jaren | 37 | 36 |
25 en meer jaren | 38 | 37 |
39 |
b. Het aantal werkdagen periodiek verlof is voor een gedeelte van een jaar naar evenredigheid.
c. Perioden van een maand of korter tussen twee opéénvolgende dienstbetrekkingen bij dezelfde rederij zullen niet als onderbreking van de dienst worden beschouwd.
d. Per 1 januari 2000 is het periodiek verlof inclusief 1 dag arbeidsduurverkorting.
Tijd voor tijdregeling
2. Onder wederzijdse schriftelijke bevestiging kan op vrijwillige basis een deel van het loon worden aangewend om extra verlof te genieten. De kosten van deze extra verlofdagen worden op neutrale wijze berekend.
Verlof oudere werknemers
3. De schepeling van 55 jaar of ouder wordt extra periodiek verlof toegekend als volgt: 55-jarigen 2 dagen extra;
56-jarigen 3 dagen extra; 57-jarigen 4 dagen extra; 58-jarigen 5 dagen extra;
59-jarigen en ouderen 6 dagen extra.
Met ingang van 1 januari 2011 komt het artikel ‘VERLOF OUDERE WERKNEMERS’ te vervallen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2011 geen verdere opbouw van leeftijdsdagen meer zal plaatsvinden. Het nominale aantal leeftijdsdagen waar individuele werknemers vóór 1 januari 2011 reeds recht op hadden, blijft voor hen gehandhaafd.
Pensioneringsverlof
4. Ter voorbereiding op de pensionering wordt voorafgaand aan het pensioen een extra verlof toegekend van vijf werkdagen, met de bedoeling dat betrokkene een daarvoor bestemde cursus gaat volgen.
Gage tijdens verlof
5. Tijdens het verlof wordt aan de schepeling met inachtneming van het bepaalde in art. 8 betaald de maandgage waarop hij overeenkomstig zijn aanstelling, functieindeling en diensttijd aanspraak heeft. Heeft de schepeling tijdelijk dienst gedaan op een groter schip dan wel in een hogere functie dan wordt het tijdens die periode opgebouwde verlof genoten of verrekend tegen de in die periode geldende hogere gage.
Artikel 27 Vakantietoeslag
1. De schepeling wordt over iedere maand dienstverband een vakantietoeslag toegekend, bedra- gende 8% van de op het moment van uitbetaling geldende maandgage. Voor gedeelten van een maand pro rata.
2. De vakantietoeslag waarop de schepeling aanspraak heeft zal jaarlijks in twee gedeelten, met intervallen van 6 maanden, worden uitbetaald, met dien verstande dat uitbetaling uiterlijk 31 mei en 30 november van enig jaar plaatsvindt.
3. Voor zover de vakantietoeslag is begrepen in de uitkeringen krachtens de ZW en de WAO/WIA,
bestaat geen aanspraak op deze toeslag jegens de rederij over de dagen waarop genoemde uitkeringen worden toegekend.
4. Perioden van een maand of korter tussen opeenvolgende dienstbetrekkingen bij dezelfde rederij zullen niet als onderbreking van de dienst worden beschouwd.
Artikel 28 Contante verrekening van compensatieverlof
1. Het verlof dient met inachtname van het bepaalde in artikel 29, in vrije tijd te worden genoten. Met wederzijds goedvinden – hetgeen schriftelijk moet worden bevestigd – kan compensatieverlof bij hoge uitzondering tussentijds in geld worden verrekend.
2. Over contant verrekend compensatieverlof dient periodiek verlof en vakantietoeslag te worden berekend.
3. Ter bepaling van het aantal dagen periodiek verlof en het bedrag aan vakantietoeslag, dient het aantal contant te verrekenen werkdagen compensatieverlof met behulp van de factor 7/5 in kalenderdagen te worden omgezet.
Artikel 29 Algemene bepalingen voor het verlenen van periodiek- en compensatieverlof
1. Het periodiek verlof en het compensatieverlof zullen uiterlijk na een periode van 4,5 maanden actieve dienst ononderbroken worden verleend.
De rederij heeft echter het recht de schepeling uit verlof terug te roepen als het restant aan verlof 18 werkdagen of minder bedraagt.
2. Indien het verlof niet na vijf maanden wordt verleend wordt de schepeling voor elke overschrijding van één volle week 1 werkdag extra verlof toegekend.
3. Indien de zeevarende op eigen schriftelijk verzoek een reis maakt die langer is dan 4,5 maanden, wordt geen extra compensatieverlof als bedoeld in lid 2 toegekend.
4. Het verlof wordt in Nederland verleend. Op schriftelijk verzoek van betrokken schepeling kan de rederij toestaan dat het verlof elders wordt genoten.
5. Wordt de schepeling uit het buitenland met verlof gezonden dan wordt de tijd vereist voor heen- en terugreis naar en van Nederland niet als verloftijd gerekend. De rederij vergoedt de schepeling de reiskosten volgens door haar vast te stellen regelen.
6. De rederij stelt, zoveel mogelijk rekening houdend met de verlangens van de schepeling, het tijdvak van het verlof zo tijdig vast, dat de schepeling voorbereidingen kan treffen voor het besteden van zijn verlof. De rederij zal het verlof niet onderbreken, behoudens omstandigheden van dringende aard. In geval van niet te vermijden onderbreking, of van verschuiving van de ingangsdatum van het periodiek verlof, zal de rederij daaruit voortvloeiende aantoonbare schade vergoeden naar redelijkheid en billijkheid.
7. De rederij verstrekt de schepeling een verlofboekje of een ander geschikt document, waarin het tegoed aan periodiek- en compensatieverlof wordt vermeld, en waarin de afwikkeling wordt aangetekend.
Artikel 31 Zorgverlof
In overleg met de rederij kan de schepeling in staat gesteld worden zorgverlof op te nemen. De regeling dient in overeenstemming te zijn met de bedrijfscultuur.
Artikel 32 Opbouw verlof tijdens ziekte
Tijdens arbeidsongeschiktheid zal gedurende de gehele arbeidsongeschiktheidsperiode periodiek verlof worden opgebouwd in het geval de werknemer zijn werkzaamheden hervat binnen 2 jaar van de arbeidsongeschiktheid.
F. Opleiding en vaktechnische voorlichting
Artikel 33 Scholing
1. Scholingsactiviteiten zijn ondergebracht in de Stichting Opleiding- en Ontwikkelingsfonds
Zeescheepvaart (O&O fonds). Aan de Stichting ligt een aparte CAO ten grondslag.
Artikel 34 Herhalings- of bijscholingscursussen
1. Wanneer een rederij een schepeling verzoekt of opdraagt een op het beroep gerichte herhalings- of bijscholingscursus dan wel een door de rederij georganiseerde bedrijfs- of scholingscursus of
-bijeenkomst te volgen, wordt de tijd die hiermede is gemoeid niet in mindering gebracht op zijn tegoed aan xxxxxx.
De kosten van dergelijke cursussen worden gedragen door de rederij.
2. Indien tijdens verblijf in Nederland op zaterdag en/of zondag in opdracht van de rederij een cursus of soortgelijke bijeenkomst wordt bijgewoond, wordt daarvoor per dag één werkdag verlof toegekend.
3. De rederij vergoedt de helft van de tijd – met een maximum van 2 werkdagen per jaar – die is gemoeid met het volgen van cursussen die niet op verzoek of in opdracht van de rederij worden gevolgd. Geen aanspraak op scholingsverlof bestaat in geval de cursus niet is vermeld in de taakstelling van het O&O Fonds en ook niet als de cursus geen relatie heeft met de functie en de sector waarin de zeevarende werkzaam is.
4. Ingeval binnen een periode van drie jaar na afronding van de cursus genoemd in artikel 34 lid 1 uit dienst wordt getreden, zal de schepeling de kosten prorata terugbetalen aan de rederij. Op de kosten worden in mindering gebracht de vergoedingen die de rederij van het O&O-fonds heeft ontvangen.
G. Diverse bepalingen
Artikel 36 Scheepskok
1. Op schepen van 0000 XXX/XX of groter wordt boven de wettelijke voorgeschreven bemanning te allen tijde met een (gediplomeerd) kok gevaren.
Indien daartoe binnen de begrenzingen van de regeling arbeids- en rusttijden de ruimte bestaat, kunnen ook andere scheepswerkzaamheden aan de kok worden opgedragen.
2. De rederij zal er aan medewerken dat de schepeling die bij de rederij gedurende tenminste één aaneengesloten jaar als kok heeft dienstgedaan gedurende zijn verlof een erkende opleiding tot scheepskok kan volgen. Na respectievelijk één, twee en drie jaar diensttijd bij deze rederij, na het behalen van het diploma als scheepskok, ontvangt betrokkene telkenmale een uitkering ineens van
€ 365,–; derhalve maximaal € 1.095,–.
Artikel 37 Conduiterapport
Schriftelijk conduiterapporten, indien deze ongunstig luiden en alle ongunstige rapporten, worden mede ondertekend door de betrokkene. Indien de betrokkene weigert te tekenen, wordt hiervan in het rapport melding gemaakt.
Artikel 38 Regeling bij uitgassen
Indien tengevolge van het uitgassen van het schip de kapitein order geeft dat de schepelingen niet aan boord mogen blijven om te eten en/of te slapen, zorgt de rederij voor voeding en/of verblijf aan de wal.
Artikel 39 Beddengoed, linnengoed, eetgerei en wassen
Terzake van de verstrekking van beddengoed, linnengoed en eetgerei, benevens het kosteloos wassen van dienst- en werkkleding gelden de huisregels van de rederij.
Artikel 40 Vergoeding van reiskosten
1. Indien de schepeling die in een andere plaats woont dan de haven waar het schip ligt, tijdens verblijf in Nederland op het in die haven liggende schip op verlangen van de rederij:
a. gemonsterd zijnde dienst doet,
b. niet gemonsterd zijnde bijwerkt, wachtloopt of in opdracht danwel op verzoek van de rederij het kantoor bezoekt, zullen hem de gemaakte reiskosten in Nederland van de woonplaats naar het schip en omgekeerd voor trein- (2e klasse) en/of streekvervoer worden vergoed. Ook zullen worden vergoed de reiskosten in Nederland gemaakt op de dag waarop de schepeling met het
schip binnenkomt of vertrekt, dan wel op de dag daaraan voorafgaande indien hij bestemd is de volgende reis mee te maken en in verband daarmede aan boord moeten komen en blijven, echter tot een maximum van 1 maal per maand.
2. Voor zover van een plaatselijk openbaar vervoermiddel gebruik kan worden gemaakt, zullen geen reiskosten worden vergoed. De rederij is bevoegd bewijsstukken van de gemaakte reiskosten te verlangen.
Artikel 41 Kosten van communicatie met ‘huisgenoten’
1. Schepelingen kunnen tijdens de reis brieven naar ‘huisgenoten’ op luchtpostpapier en in luchtpos- tenveloppen (tot een gewicht van maximaal 20 gram per brief), ongefrankeerd aan boord voor verzending aanleveren.
De rederij is verantwoordelijk voor de snelste verzending naar geadresseerde en draagt alle portokosten.
2. Luchtpostbrieven in luchtpostenveloppen (tot een maximum gewicht van 20 gram per brief) bestemd voor schepelingen, kunnen (voldoende gefrankeerd voor verzending naar het rederij/ makelaarskantoor) door ‘huisgenoten’ worden verzonden. De rederij zorgt, op haar kosten, voor verzending per snelste gelegenheid naar het schip.
3. Het begrip ‘huisgenoten’ moet ruim worden geïnterpreteerd.
Hiertoe dienen bijvoorbeeld ook de ouders van een gehuwde schepeling te worden gerekend.
Artikel 43 WAO/WIA-verzekering t.b.v. Nederlanders in het buitenland
1. De rederij sluit bij het UWV een vrijwillige verzekering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschikt- heidsverzekering (WAO) voorzover dit ingevolge deze wet mogelijk is ten behoeve van de Nederlandse schepeling die op aanwijzing van de rederij in het buitenland woont, en die niet reeds op grond van een verdragsregeling verplicht verzekerd is ingevolge de WAO. De uit hoofde van deze vrijwillige verzekering verschuldigde premie wordt op dezelfde wijze opgebracht als die krachtens de verplichte WAO-verzekering en is gebaseerd op het uitkeringsdagloon-Ziektewet met inachtneming van het voor de verplichte WAO-verzekering geldende maximum.
2. De rederij zal de Nederlandse schepeling die zich vrijwillig en op eigen initiatief heeft gevestigd in het buitenland en die een vrijwillige WAO/WIA-verzekering bij het UWV wenst te sluiten, daartoe bij het UWV aanmelden. De uit hoofde van deze verzekering verschuldigde premie is geheel voor rekening van de verzekerde, en kan door de rederij op zijn tegoed worden ingehouden indien de rederij zich belast met de afdracht.
Artikel 45 Oorlogstoeslagregeling
In Bijlage II van dit reglement is de tekst van de oorlogstoeslagregeling opgenomen.
Artikel 48 Vaarbevoegdheidsbewijzen
De kosten verbonden aan het verkrijgen van de vaarbevoegdheidsbewijzen komen voor rekening van de reder.
Artikel 49 Keuringskosten
De kosten verbonden aan de 2-jaarlijkse keuring (Incl. ogen en oren) komen voor de rekening van de reder, indien de werknemer reeds bij hem in dienst is.
Artikel 50 Betaling tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Bij arbeidsongeschiktheid gedurende het eerste ziektejaar garandeert de werkgever tenminste de maandgage vermeerderd met voedinggeld en vakantietoeslag.
2. Bij arbeidsongeschiktheid gedurende het tweede ziektejaar garandeert de werkgever 70% van de maandgage vermeerderd met voedinggeld en vakantietoeslag.
3. De betalingen tijdens arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste twee ziektejaren bedragen maximaal 170% van het loon voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid.
h. Beëindiging van de individuele arbeidsovereenkomst
Artikel 53 Algemene bepalingen
1. De opzegging van de arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te geschieden.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7: 672 BW kan elk der partijen de arbeidsovereenkomst beëindigen – onafhankelijk van de tijd, welke zij heeft geduurd – met inachtneming van de opzeggingstermijnen vermeld in de volgende leden. Behoudens het bepaalde in lid 7, eindigt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd na het verstrijken van de opzeggingstermijn, zodra het schip zich bevindt in een haven waar het laadt of lost.
Ziekte
3. De rederij mag niet opzeggen gedurende de tijd, dat de schepeling ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid of verhindering tenminste twee jaren heeft geduurd.
Opzegging in Nederland
4. a. Indien de opzegging in een Nederlandse haven geschiedt bedraagt de opzeggingstermijn bedoeld in lid 2, behoudens het bepaalde in lid 5: 7 dagen. Met Nederlandse havens worden in dit verband gelijkgesteld alle havens liggende tussen Duinkerken en Brunsbüttel (beide havens en havens, welke via de zeemonden in dit gebied kunnen worden bereikt, inbegrepen).
b. De schepeling maakt, indien de rederij dit verlangt, ook na de opzegging gedurende de opzeggingstermijn een reis of een gedeelte daarvan mede, mits mag worden verwacht, dat hij bij het verstrijken van de opzeggingstermijn weder in Nederland kan zijn teruggekeerd.
5. Indien de arbeidsovereenkomst binnen 6 weken na haar aanvang wordt opgezegd, bedraagt de in lid 4a genoemde termijn 3 dagen.
Opzegging elders dan in Nederland
6. Indien de opzegging buiten een Nederlandse haven, niet vallende onder lid 4a. geschiedt, bedraagt de opzeggingstermijn voor beide partijen 14 dagen, met dien verstande dat indien de schepeling minder dan 3,5 maand buiten een haven als bedoeld in lid 4a. heeft vertoefd, elk der partijen een zodanige termijn van opzegging in acht moet nemen, dat, op het ogenblik waarop de arbeidsover- eenkomst eindigt, de dienstbetrekking tenminste 4 maanden heeft geduurd, sinds het laatste vertrek van de schepeling uit een haven als bedoeld in lid 4a.
7. Indien de arbeidsovereenkomst volgens het bepaalde in lid 6 is opgezegd en het schip binnen de opzeggingstermijn in een Nederlandse haven, als bedoeld in lid 4a. terugkeert, zal de arbeidsover- eenkomst eindigen 7 dagen na de opzegging, tenzij het schip op een later tijdstip terugkeert, in welk geval de arbeidsovereenkomst eindigt na aankomst van het schip in een Nederlandse haven als bedoeld in lid 4a.
8. De in de leden 4, 6 en 7 vermelde opzeggingstermijnen, welke door de rederij in acht moeten worden genomen, moeten worden verlengd met één week voor elk vol jaar dat de schepeling na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij deze rederij in dienst is geweest. De duur van deze verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken.
Artikel 54 Afrekening bij beëindiging van de IAO
1. Bij het einde van het dienstverband is de schepeling gerechtigd tot een vergoeding van nog niet genoten verlofdagen als bedoeld in de artikelen 25 en 26. Voorts dient rekening worden gehouden met het bepaalde over contant verrekend verlof in artikel 28, leden 2 en 3.
2. De vergoeding bedraagt voor iedere werkdag, of een gedeelte daarvan, niet genoten periodiek- en compensatieverlof: 7/5 x 12/365 x het maandloon.
3. Voorts heeft de schepeling recht op betaling van de hem eventueel nog toekomende vakantietoe- slag als bedoeld in artikel 27.
Artikel 55 Getuigschrift
Schepelingen hebben bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een getuigschrift als bedoeld in artikel 7: 656 BW.
BIJLAGE II OORLOGSTOESLAGREGELING
Tussen partijen bij de CAO-en voor de Kleine Handelsvaart tot 9000 GT is het navolgende overeenge- komen:
1. Schepelingen die onder de werkingssfeer van de CAO-en vallen, en die dienstdoen op schepen in een gebied waar oorlogshandelingen plaats hebben of daarmede vergelijkbare omstandigheden heersen, hebben per dag recht op een toeslag van 100% van de daggage volgens de dienstregle- menten.
2. De geografische begrenzing van het onder 1. bedoelde gebied en het tijdstip waarop het recht op de toeslag ingaat en eindigt wordt vastgesteld door partijen bij de CAO-en binnen een zo kort mogelijke termijn nadat één der partijen de wens daartoe aan de andere partij heeft bekend gemaakt.
3. Aanspraak op de toeslag bestaat voor de dag van aankomst, voor elke volgende dag dat het schip zich in het gebied bevindt en voor de dag van vertrek, met een minimum van vijf dagen, met dien verstande, dat één en dezelfde dag nooit meer dan eenmaal mede telt.
4. Deze overeenkomst laat onverlet het bepaalde in artikel 437 van het Wetboek van Koophandel.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 maart 2012.
Dictum III
Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
Dictum IV
Op grond van een daartoe strekkend verzoek van CAO-partijen is dit besluit niet van toepassing op werkgevers die geheel of grotendeels schepen boven de 9000 GT exploiteren, Maersk Ship Manage- ment, Spliethoff Beheer, Jumbo Crew Services, Stichting Greenpeace Council, Stena Line, Stena Line Irish Sea, P&O/North Sea Ferries, DFDS Seaways, XXX Xxxxxx, Bore Xxxxxxxxxx, Xxxx X. Essberger, Tarbit tankers, Clearwater Group, Vroon Shipmanagement, Unifleet Tankers (vh North Sea Tanker Management), Maritime Perfomances, Chemical Tankers Europe, Svitzer Amsterdam, Svitzer Salvage, Svitzer Ocean Towage, Vroon Offshore Services, Xxxx, Heerema Fleet Personell en Dirkzwager Coastel Pilotage.
Dictum V
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2012 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 15 maart 2012
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze:
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx.