Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 21.05 d.d. 18 maart 2021 te Amsterdam (xx. X. Xxxxx, mr. X.X. xxx Xxxxxx en J.W. Wagenaar).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een klachtschrift, ongedateerd, ingekomen op 3 juni 2020 van betrokkene;
- een aanvullend klachtschrift d.d. 16 juni 2020;
- een verweerschrift d.d. 27 augustus 2020 van de deelnemer;
- de schriftelijke repliek, ongedateerd, ingekomen op 21 september 2020;
- de schriftelijke dupliek d.d. 14 oktober 2020.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 15 februari 2021 te Amsterdam.
Op de zitting is betrokkene verschenen en namens de deelnemer de heer [X] (advocaat). Ter zitting hebben partijen hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van partijen
2.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van contract (nummer ***********5000) ter zake van een doorlopend krediet. Betrokkene vordert tevens schadevergoeding ad EUR 862,50.
Betrokkene acht de registratie technisch onjuist en disproportioneel.
2.2. De deelnemer heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De registratie is technisch juist en de registratie is niet disproportioneel.
de beoordeling voor zover nodig ingegaan.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
3.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie ter zake van een doorlopend krediet met nummer ***********5000. De registratie kent een A op 10 december 2019 en een H op 6 mei 2020. De overeenkomst is nog niet beëindigd.
3.2. Een eis die aan de verwerking van persoonsgegevens wordt gesteld is dat deze persoonsgegevens juist en actueel zijn. Dat beginsel ligt vast in artikel 5 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
3.3. Registratie van een achterstand (A) betekent dat betrokkene heeft nagelaten een dreigende achterstand te voorkomen hoewel hij daarvoor uitdrukkelijk is gewaarschuwd middels de vooraankondiging. Het Algemeen Reglement BKR (artikel 39 lid 2) stelt aan de vooraankondiging de eis dat de deelnemer de betrokkene daarvan schriftelijk tijdig in kennis stelt en waarschuwt dat ontijdige betaling kan leiden tot registratie van de A.
3.4. In deze zaak is aan de orde of de deelnemer betrokkene voldoende en tijdig heeft gewaarschuwd voor registratie van de A. De deelnemer stelt in dat verband dat haar brief van 8 januari 2019 heeft te gelden als vooraankondiging voor de geregistreerde A op 10 december 2019 en dat zij voorts een brief heeft gestuurd op 8 september 2019 die tevens heeft te gelden als vooraankondiging. De deelnemer heeft een kopie overgelegd van de brief van 8 januari 2019 waarmee zij voldoende heeft aangetoond die brief te hebben verstuurd. Van de brief van 8 september 2019 heeft de deelnemer geen kopie overgelegd. Zij heeft in haar verweerschrift een deel van de tekst uit die brief geciteerd:
“Na meerdere verzoeken om uw betalingsachterstand op uw lening te voldoen, heeft u de achterstand nog niet (volledig) betaald. Wij vragen u het bedrag van € 00,00 aan ons over te maken of contact met ons op te nemen als u niet kunt betalen. Betaalt u niet, dan zijn wij verplicht de betalingsachterstand van uw lening te melden bij het Bureau Krediet Registratie (BKR).”
“Let op: een negatieve BKR-registratie kan in de toekomst gevolgen hebben voor het aanvragen van een nieuwe lening (bijvoorbeeld voor het afsluiten van een mobiel telefoonabonnement).”
De deelnemer heeft ter zitting toegelicht dat in de verstuurde brief van 8 september 2019 het daadwerkelijke bedrag van de achterstand was opgenomen en niet het bedrag van € 0.
3.5. De Commissie is van oordeel dat de brief van 8 september 2019 niet kan gelden als vooraankondiging. De deelnemer heeft de standaard tekst van een brief geciteerd, die zij intern betitelt als “DK 60”. Hoewel zij daartoe de gelegenheid heeft gehad, heeft zij geen kopie overgelegd van de brief aan betrokkene. Uit de geciteerde tekst blijkt niet dat betrokkene concreet is gewaarschuwd voor registratie van de A, met vermelding van het bedrag van de achterstand en een termijn om deze te voldoen. De brief van 8 september 2019 zoals geciteerd heeft daarmee een ander karakter dan de brief van 8 januari 2019, die wel voldoende concreet waarschuwt voor de achterstandsmelding alsook een fatale betalingstermijn noemt. Registratie van de A kan daarom niet worden gegrondvest op de brief van 8 september 2019.
3.6. De Commissie is van oordeel dat ook de brief van 8 januari 2019 niet kan gelden als vooraankondiging van de A op 10 december 2019. Daarvoor is het tijdsverloop te lang, waarbij de tussenliggende periode zich kenmerkt door elkaar steeds opvolgende contacten, waardoor de betekenis van de brief van 8 januari 2019 is weggeëbd. Voor registratie van de A in december 2019 had de deelnemer opnieuw moeten waarschuwen.
3.7. Op grond van het voorgaande komt de Commissie tot het oordeel dat betrokkene onvoldoende is gewaarschuwd voor registratie van de A, de achterstandsmelding als gevolg daarvan feitelijk niet juist is en deze moet worden geschrapt. Bijgevolg moet ook de H worden geschrapt omdat deze het lot van de A deelt.
3.8. De Commissie verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in zijn schadevordering ad EUR 862,50 . Betrokkene heeft gesteld dat het doorlopende krediet door de deelnemer eenzijdig is omgezet naar een persoonlijke lening en hij daardoor een hoger rentepercentage moest betalen. Volgens vaste jurisprudentie is de bevoegdheid van de Commissie, waar het de beoordeling van schadevorderingen betreft, beperkt tot schadevorderingen die in rechtstreeks verband staan met een (onterechte) registratie. In dit geval is de schadevordering van betrokkene daar niet op gebaseerd, maar ziet het
4. De beslissing
De Commissie beslist dat de klacht van betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A en dientengevolge de H op het doorlopend krediet met contractnummer ***********5000 te verwijderen. De schadevordering is niet- ontvankelijk. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.