CAO Rijk 2024-2025
CAO Rijk 2024-2025
Versie vastgesteld d.d. 27 juni 2024
Inhoudsopgave
§ 1.1 Werkingssfeer en aard cao 10
§ 1.4 Aanspraken cao en de wettelijke voorzieningen 11
§ 1.5 Status uitleg over cao 11
§ 1.6 Enkele algemene uitgangspunten 11
§ 1.7 Overgang naar hybride werken 13
Hoofdstuk 2. Begin, voortzetting en einde dienstverband 14
§ 2.1 Vast of tijdelijk dienstverband 14
§ 2.2 Arbeidsovereenkomst en addendum 14
§ 2.3 In dienst nemen uitzendkrachten 15
§ 2.4 Einde dienstverband algemeen 15
§ 2.5 Einde dienstverband bij AOW-leeftijd 15
§ 2.6 Aanvulling op WW-uitkering bij einde dienstverband 15
§ 2.7 Uitkering nabestaanden in geval einde dienstverband door overlijden 17
§ 2.8 RVU (Regeling voor Vervroegde Uittreding) 17
Hoofdstuk 3. Arbeidsduur en werktijden 19
§ 3.3 Uitbreiding arbeidsduur leden ondernemingsraad 21
Hoofdstuk 4. Vakantie en bijzonder verlof 22
§ 4.3 Kortdurend en langdurend bijzonder verlof: de algemene voorwaarden 23
§ 4.6 Internationaal verlof 27
§ 4.7 Verlof voor politievrijwilliger 27
§ 4.8 Verlof voor reservisten 27
§ 4.9 Verlof voor trouwen, geregistreerd partnerschap en samenlevingscontract 27
Hoofdstuk 5. Aanvullingen verlofbepalingen Wet arbeid en zorg 29
Hoofdstuk 6. Vaste beloning 32
§ 6.2 Periodieke salarisverhogingen 32
§ 6.3 De salarisschalen en maandbedragen per 1 juli 2024 33
§ 6.5 Eenmalige cao-uitkeringen 2024 en 2025 36
Hoofdstuk 7. Variabele beloning 37
§ 7.1 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst 37
§ 7.3 Toelage bezwarende omstandigheden 37
§ 7.4 Toelage waarnemen hogere functie 38
§ 7.5 Toelage of éénmalige uitkering om andere reden 39
Hoofdstuk 8. Ziekte en arbeidsongeschiktheid 41
§ 8.2 Maandinkomen bij ziekte tijdens dienstverband 42
§ 8.3 Maandinkomen bij arbeidsongeschiktheid na afloop dienstverband 43
§ 8.4 Aanvulling maandinkomen bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid 44
§ 8.5 Gevolgen niet nakomen verplichtingen 44
§ 8.6 Doorbetaling (voormalig) maandinkomen bij extra inkomsten 45
§ 8.7 Vergoeding schade en zorgkosten 45
Hoofdstuk 9. Individuele keuzes in het arbeidsvoorwaardenpakket 46
§ 9.1 Individueel Keuzebudget (IKB) 46
§ 9.2 Betaald meer uren werken (met gelijkblijvende arbeidsduur) 48
Hoofdstuk 10. Reizen en vergoedingen 49
§ 10.2 Dienstreizen binnenland 51
§ 10.3 Dienstreizen buitenland 54
§ 10.5 Reiskosten na einde dienstverband 60
Hoofdstuk 11. Overige vergoedingen 62
§ 11.1 Maaltijdvergoeding bij overwerk 62
§ 11.2 Thuiswerkvergoeding en voorzieningen thuiswerkplek en/of verduurzaming woning 62
§ 11.5 Vergoedingen verhuizing en tijdelijke andere woonruimte vanwege het werk 65
§ 11.6 Vergoeding beeldschermbril 65
§ 11.7 Vergoeding voor juridische ondersteuning 66
Hoofdstuk 12. Functioneren en ontwikkelen 68
§ 12.3 Voorzieningen bij studie en opleiding 69
§ 12.4 Voorzieningen bij deelname selectieprocedure van de EU 70
§ 12.7 Voorrangspositie bij vervullen vacatures 71
§ 12.8 Solliciteren bij de sector Rijk 71
Hoofdstuk 13. Ambtelijke integriteit en regels en voorzieningen bij melden vermoeden misstand 72
§ 13.1 Functies waarvoor regelmatig een nieuwe verklaring omtrent het gedrag verplicht is 72
§ 13.2 Voorzieningen bij melden vermoeden van een misstand 72
Hoofdstuk 14. Organisatieverandering en VWNW-beleid 75
§ 14.3 Voorzieningen VWNW-beleid en reorganisaties 80
§ 14.4 Stimuleringspremie en uitruil stimuleringspremie 85
Hoofdstuk 15. Ordemaatregelen en straffen 88
Hoofdstuk 16. Individuele geschillen 89
§ 16.1 Rijksloket advies en bemiddeling arbeidszaken (RABA) 89
Hoofdstuk 17. Algemene bestuursdienst 91
Hoofdstuk 18. Arbeidsbeperkten 93
Hoofdstuk 19. Hoge Colleges van Staat 94
Representatiekostenvergoeding 95
Personeelsgesprek en beoordeling 95
Hoofdstuk 20. Niet-rechterlijke leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak 96
Na afloop benoemingstermijn 97
Hoofdstuk 21. Personenchauffeurs 98
Hoofdstuk 22. Werken in roosterdienst 99
§ 22.2 Afrekenen gewerkte uren per jaar 100
§ 22.3 Toelage onregelmatige dienst (TOD) 101
§ 22.4 Vaste toelage onregelmatige dienst vanaf 55 jaar (TOD-55+) 102
§ 22.5 Aanvullende toelage onregelmatige dienst (Aanvullende TOD) 102
§ 22.6 Aflopende toelage onregelmatige dienst (Aflopende TOD) 102
§ 22.7 Toelage vrijwillige nachtdienst 103
§ 22.8 Toelage werktijdverschuiving 103
§ 22.9 Gereserveerd voor garantietoelage roosterdienst (per 1 januari 2025) 103
§ 22.10 Overwerkvergoeding 103
Hoofdstuk 23. Substantieel bezwarende functies 105
Algemeen 105
Duur van uw SBF-uitkering 105
Hoogte van uw SBF-uitkering 106
Nieuwe of hogere inkomsten 106
Arbeidsongeschiktheidsuitkering 106
Overlijdensuitkering nabestaanden in geval van einde SBF-uitkering door overlijden 107
Verstrekken van inlichtingen 107
Hoofdstuk 24. Uitgezonden werknemers naar het buitenland 108
Hoofdstuk 25. Uitgezonden werknemers naar het Caribisch deel van het Koninkrijk 109
§ 25.1 Algemene bepalingen bij uitzending 109
25.1.1 Duur 109
25.1.2 Aanvang en einde uitzending 109
25.1.3 Uitzendovereenkomst en addendum 110
25.1.4 Medische zorgplicht werkgever 110
25.1.5 Arbeidsduur en werktijden 110
25.1.6 Enkele algemene uitgangspunten 110
25.1.7 Voorschot 111
25.1.9 Tandempartner 111
25.1.10 Lange uitzending na een korte uitzending 111
25.1.11 Einde relatie met partner 112
25.1.12 Overlijden 112
25.1.13 Geschillen 112
25.1.14 Algemene afwijkingsbepaling 112
25.1.15 Afwijkingen voor werknemers met een internationale loopbaan 113
§ 25.2 Uitzendvergoeding en vergoedingen voor gezinsleden 113
25.2.1 Uitzendvergoeding 113
25.2.2 Vergoeding dubbele huishouding 113
25.2.3 Vergoeding onderwijs kinderen 113
25.2.4 Vergoeding kosten kinderopvang 114
§ 25.3 Huisvesting 114
25.3.1 Vergoeding voor huisvesting voorafgaand aan uw uitzending 115
25.3.2 Vergoeding voor huisvesting tijdens uw uitzending 115
25.3.3 Vergoeding voor huisvesting na afloop van uw uitzending 116
§ 25.4 Verhuizen 117
25.4.1 Vergoeding dubbele woonlasten 117
25.4.2 Verhuizing inboedel en verhuiskostenvergoeding 117
25.4.3 Transport auto 118
25.4.4 Vergoeding uitrustingskosten 118
25.4.5 Verlof rond uw verhuizing 118
25.4.6 Gedwongen verhuizing tijdens uw uitzending 118
§ 25.5 Reizen 118
25.5.1 Algemeen 118
25.5.2 Uitzendreizen 119
25.5.3 Verlof- en gezinsherenigingsreizen 119
25.5.4 Calamiteitenreizen 120
25.5.5 Dienstreizen en woonwerk-verkeer tijdens uw uitzending 120
Hoofdstuk 26. Overgangsbepalingen 122
§ 26.1 Einde dienstverband bij AOW-leeftijd 122
§ 26.2 Aanvulling op werkloosheidsuitkering bij einde dienstverband 122
§ 26.3 Hervorming verlofregelingen, PAS-regeling en PAS-afbouwregeling 122
§ 26.4 Woordvoerderstoelage 123
§ 26.5 Thuiswerkvergoeding en voorzieningen thuiswerkplek 123
§ 26.6 Substantieel bezwarende functies 124
§ 26.7 Personenchauffeurs 125
§ 26.8 Schoonmakers bij de Rijksschoonmaakorganisatie 125
§ 26.9 Afbouwtoelage gevolgen roosterafspraken 126
§ 26.10 Uitgezonden werknemers naar het Caribisch deel Koninkrijk 127
Hoofdstuk 27. Overleg tussen vakbonden en werkgever 128
§ 27.1 Sectoroverleg Rijk (SOR) 128
§ 27.2 Decentraal georganiseerd overleg (DGO) 129
§ 27.3 Overleg met vakbonden en medezeggenschap bij reorganisaties en toepassen VWNW- beleid 131
§ 27.4 Omgang met collectieve geschillen 132
§ 27.5 Overleg met vakbonden en medezeggenschap over roosterdienst 133
Hoofdstuk 28. Afspraken tussen partijen 134
§ 28.1 Herkomst cao-bepalingen 134
§ 28.2 Vangnetbepaling technische omzetting 134
§ 28.3 Experimenteerbepaling: tijdelijke afwijkingsmogelijkheid van deze cao 135
§ 28.4 Indexering bedragen en doorwerking aanpassing pensioenrekenleeftijd 135
§ 28.5 Functiewaardering 139
§ 28.6 Karakter aanvullingen op de WW 139
§ 28.7 Procedure vervallen aanwijzing substantieel bezwarende functies 139
§ 28.8 Vrijstelling voor vakbondswerk 140
§ 28.9 Werkgeversbijdrage vakbonden 140
§ 28.10 Financiering A+O-fonds 140
Bijlage 1: Definities 141
Bijlage 2: Overzicht cao-bepalingen met ruimere werkingssfeer 158
Bijlage 3: Model-arbeidsovereenkomsten, addendum en toelichting 160
Model arbeidsovereenkomst onbepaalde tijd 161
Model arbeidsovereenkomst bepaalde tijd 163
Model arbeidsovereenkomst bepaalde tijd (voor een leer-werktraject) 168
Model arbeidsovereenkomst bepaalde tijd (voor na de AOW-leeftijd) 171
Model arbeidsovereenkomst bepaalde tijd oproep 174
Model addendum bij overstap naar een andere organisatie 178
Toelichting bij model arbeidsovereenkomsten 180
Bijlage 4: Berekeningswijze maandelijkse aanvullende overlijdensuitkering 184
Bijlage 5: Verplichtingen WGA-gerechtigden en maatregelen bij niet naleven daarvan per categorie..185 Categorie 1 verplichtingen 185
Categorie 2 verplichtingen 185
Categorie 3 verplichtingen 185
Categorie 4 verplichtingen 186
Categorie 5 verplichting 186
Bandbreedte maatregelen 186
Herhaling niet nakomen verplichtingen 186
Ingangsdatum van een maatregel 186
Algemene wet bestuursrecht van toepassing 186
Bijlage 6: Tarieflijst verblijfkosten buitenlandse dienstreizen per 1 juli 2024 187
Bijlage 7: Landen met tropische warmte of polaire koude (garderobekosten) 204
Gebieden met polaire koude in de winter 204
Gebieden met tropische warmte gedurende (vrijwel) het gehele jaar 204
Gebieden met tropische warmte in de maanden mei tot en met september 205
Gebieden met tropische warmte in de maanden september tot en met maart 205
Bijlage 8: Procedure aanvragen reiskostenvergoeding na einde dienstverband 206
Bijlage 9: Procedure aanvragen vergoeding juridische ondersteuning 208
Bijlage 10: Beschrijving gesprekscyclus Rijk 209
1. Inleiding 209
2. Model: 5R-sturingsmodel 210
3. Koppeling aan publieke taak en de organisatiedoelen 210
4. Onderdelen gesprekscyclus 210
5. Vastleggen 214
6. Randvoorwaarden 214
Bijlage 11: Beoordelingsformulier inclusief toelichting 216
A ALGEMEEN 216
B OPMAKEN BEOORDELING 218
C BEOORDELINGSGESPREK 220
D VASTSTELLING 222
Toelichting bij het beoordelingsformulier 223
Bijlage 12: Model studiekostenovereenkomst 227
Bijlage 13: Procedure na ontvangst melding vermoeden misstand 230
Interne procedure 230
Externe procedure 231
Bijlage 14: Regels vaststellen overtolligheid VWNW-beleid 232
Stappenplan vaststellen overtolligheid 232
Stap 1. Het vaststellen van het organisatieonderdeel voor het afspiegelingsbereik 233
Stap 2. Het vaststellen van het personeelsbestand 234
Stap 3. Het vaststellen van de categorie uitwisselbare functies waarbinnen sprake is van overtolligheid 234
Stap 4. Het vaststellen van het aantal werknemers in de categorie uitwisselbare functies 238
Stap 5. Het vaststellen in welke leeftijdsgroep deze werknemers zitten 239
Stap 6. Het vaststellen met hoeveel werknemers de categorie uitwisselbare functies moet inkrimpen
......................................................................................................................................... 239
Stap 7. Het delen van het aantal werknemers binnen de leeftijdsgroep door het totaal aantal werknemers werkzaam in deze categorie uitwisselbare functies en dat vermenigvuldigen met het aantal werknemers waarmee de categorie uitwisselbare functies moet inkrimpen 240
Stap 8. Het per leeftijdsgroep bepalen hoeveel werknemers als overtollig moeten worden aangemerkt
......................................................................................................................................... 240
Bijzonderheden bij het afspiegelen bij stap 8 241
Afwijken van het afspiegelen bij stap 8 243
Bijlage 15: Lijst van substantieel bezwarende functies 248
Bij het ministerie van Justitie en Veiligheid 248
Bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 248
Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 249
Bijlage 16: Functies die onder het SBF-overgangsrecht vallen 250
Categorie A 250
Categorie B 250
Categorie C 251
Bijlage 17: Modeluitzendovereenkomst 253
Uitzendovereenkomst voor een uitzending naar het Caribisch deel van het Koninkrijk 254
I. Algemene gegevens 254
II. Afspraken met betrekking tot de uitzending 255
IV. Ondertekening 259
V. Bijlage 1 van de uitzendovereenkomst: Afspraken verrekening uitzendkosten 261
VI. Bijlage 2 van de uitzendovereenkomst: Werkzaamheden tijdens de uitzending 263
Model addendum: gewijzigde afspraken 264
Bijlage 18: Beschrijving en berekeningswijze uitzendvergoeding 266
Koopkrachtcomponent 266
Verblijfcomponent 267
Verplaatsingscomponent 268
Aanvullende kindercomponent 269
Bijlage 19: Erkende onderwijsinstellingen per standplaats 271
Bijlage 20: Procedure behandeling geschil door Advies en Arbitragecommissie 272
Bijlage 21: Statuten A+O-fonds Rijk 273
Bijlage 22: Regeling partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS) 280
De PAS-regeling 280
Bijlage 23: Tekst van vervallen nog toe te passen regelingen 282
Inleiding
Voorwoord
Op 24 april 2024 hebben vakbonden en werkgever Rijk het Akkoord over CAO Rijk 2024-2025 gesloten. De loonafspraak per 1 juli 2024 zoals opgenomen in dit akkoord is verwerkt in de relevante salaristabellen en overige bedragen van de cao. De overige afspraken in dit akkoord zijn – voor zover nodig – ook verwerkt in de cao. De afspraken in het akkoord die ingaan per 1 januari 2025 – waaronder het fiscaal vriendelijke IKB-doel aflossen studieschuld en de gedeeltelijke jubileumuitkering bij AOW- ontslag - worden per die datum in de cao opgenomen.
Op decentraal niveau kunnen binnen de kaders van deze cao afspraken worden gemaakt met de vakbonden. Deze worden dan opgenomen in het personeelsreglement van die organisatie en vormen voor de werknemers van die organisatie één geheel met deze cao en de uitleg daarvan.
Bij het opstellen zijn partijen ervan uitgegaan dat de cao veelal digitaal geraadpleegd zal worden. Daarom is deze in te zien op xxx.xxxxxxx.xx en daar ook te downloaden als interactieve pdf. De bedragen in de cao op de website zijn steeds de actuele bedragen.
Partijen en looptijd
Den Haag, 27 juni 2024
De ondergetekenden:
de Staat der Nederlanden, gevestigd te Den Haag en
de vakbonden:
• FNV, gevestigd te Utrecht
• Ambtenarencentrum, gevestigd te Den Haag
• CNV mede namens de VDBZ, gevestigd te Utrecht
• CMHF Overheid, gevestigd te Den Haag
verklaren de volgende collectieve arbeidsovereenkomst (cao) te zijn aangegaan.
Deze cao geldt van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2025.
Tenzij ten minste één partij die de cao heeft ondertekend deze uiterlijk drie maanden voor het einde van de (verlengde) looptijd opzegt, wordt de looptijd telkens met een jaar verlengd.
Hoofdstuk 1. Algemeen
§ 1.1 Werkingssfeer en aard cao
Deze cao geldt voor u als u werknemer bent en een arbeidsovereenkomst heeft met de Staat der Nederlanden. Maar niet als u:
• civiele expert
• verkiezingswaarnemer
• lokale werknemer in het buitenland of
• lid van het onderwijspersoneel op een Europese School bent.
Sommige onderdelen van deze cao gelden ook:
• als u werknemer in de zin van deze cao bent geweest
• niet als werknemer in de zin van deze cao maar in een andere hoedanigheid (bijvoorbeeld als uitzendkracht) werkt of heeft gewerkt binnen de sector Rijk of
• deelneemt aan een sollicitatieprocedure naar een functie binnen de sector Rijk. In bijlage 2 treft u daarvan een overzicht aan.
Uw werkgever mag niet aanvullen of afwijken van de afspraken in deze cao. Dit is alleen mogelijk als uitdrukkelijk in een cao-bepaling is opgenomen dat daarvan aanvullen of afwijken is toegestaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen aanvullingen en afwijkingen:
• in individuele situaties
• voor groepen werknemers.
Aanvullingen en afwijkingen voor groepen werknemers zijn alleen mogelijk als uw werkgever daarover afspraken met vakbonden heeft gemaakt en deze zijn opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie. Als in een cao-bepaling niet is opgenomen dat aanvullen of afwijken is toegestaan, kan daarover toch een aanvullende of afwijkende afspraak zijn opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie. In dat geval hebben de partijen die de cao hebben ondertekend daar toestemming voor gegeven.
§ 1.2 Werkgever
• de ministers, met uitzondering van de minister van Defensie
• de Tweede Kamer der Staten-Generaal
• de Eerste Kamer der Staten-Generaal
• de voorzitter van de Hoge Raad van Adel
• de directeur van het Kabinet van de Koning
• de kanselier der Nederlandse Orden
• de vice-president van de Raad van State
• het college van de Algemene Rekenkamer
• de Nationale ombudsman
• de voorzitter van de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en
• de voorzitter van de toetsingscommissie inzet bevoegdheden.
Dit geldt ook voor de Raad voor de rechtspraak en de besturen van de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarbij geldt dat alleen de Raad voor de rechtspraak afspraken met de vakbonden kan maken die afwijken of aanvullen op deze cao voor zover de cao daarvoor de mogelijkheid geeft.
§ 1.3 Leidinggevende
Waar in deze cao wordt gesproken over uw leidinggevende, wordt bedoeld de persoon die volgens de afspraken binnen uw organisatie rechtens bevoegd is om afspraken met u te maken, beslissingen te nemen en andere handelingen te verrichten waarvan in deze cao is beschreven dat een leidinggevende dat kan doen. Uw werkgever laat u weten wie uw leidinggevende is.
§ 1.4 Aanspraken cao en de wettelijke voorzieningen
Wat al bij wet geregeld is, is niet in deze cao opgenomen. Als tijdens de looptijd van deze cao nieuwe wetten van kracht worden die van invloed zijn op de bepalingen van deze cao, overleggen partijen over de noodzaak van tussentijdse aanpassing. Daarbij is het uitgangspunt dat de huidige afspraken behouden blijven. Als dat niet kan, wordt overlegd over een mogelijke vervangende afspraak.
§ 1.5 Status uitleg over cao
Op xxx.xxxxxxx.xx vindt u uitleg over de bepalingen in deze cao voor onderwerpen die nieuw zijn per 1 januari 2020 en voor onderwerpen waarvan partijen het gewenst vinden daar uitleg over te geven.
De partijen die deze cao hebben ondertekend zijn het eens met de inhoud van deze uitleg. Als de uitleg onbedoeld afwijkt van wat wettelijk of in deze cao is geregeld, dan zijn de wet en de cao bepalend.
Partijen overleggen twee maal per jaar over de behoefte aan aanvullende uitleg.
§ 1.6 Enkele algemene uitgangspunten
Aanspraken naar rato volledige arbeidsduur
De aanspraken in deze cao zijn beschreven vanuit een volledige arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Als u een andere arbeidsduur heeft, gelden de aanspraken in de cao voor u naar rato van de volledige arbeidsduur. Dit is alleen anders als in een cao-bepaling uitdrukkelijk is bepaald dat de aanspraak niet afhankelijk is van uw arbeidsduur.
Als het nodig is om uw aanspraken op grond van deze cao naar rato van de volledige arbeidsduur of naar rato van een volledige periode naar boven of beneden af te ronden, wordt dit rekenkundig gedaan. Dit is alleen anders als in een cao-bepaling uitdrukkelijk is bepaald dat anders wordt afgerond.
Uitbetaling maandinkomen en vergoedingen
Uw maandinkomen bestaat uit uw:
• salaris
• eventuele aanvullingen op uw salaris vanwege deelname aan de PAS-regeling of functieverlichting
• eventuele toelagen en
• de vakantie-uitkering over uw eventuele toelagen.
Uw maandinkomen wordt maandelijks uitbetaald. Dit is alleen anders voor uw IKB-budget: dit komt maandelijks beschikbaar maar wordt alleen maandelijks uitbetaald als u daar zelf voor kiest.
Als uw maandinkomen moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het maandbedrag vastgesteld naar rato van het aantal dagen van die maand.
Vergoedingen behoren niet tot uw maandinkomen. Wanneer uw vergoedingen worden uitbetaald staat in de cao-bepalingen over vergoedingen vermeld.
Gevolgen wisselend maandinkomen
Als u niet werkt omdat u vakantie of verlof heeft of ziek bent en in deze cao is bepaald dat uw maandinkomen geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald geldt voor de daarbij te hanteren hoogte van uw:
• toelage onregelmatige dienst
• aanvullende toelage onregelmatige dienst
• toelage werktijdverschuiving
• toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst en
• toelage vrijwillige nachtdienst
dat daarvan het bedrag wordt genomen dat u volgens uw arbeidspatroon zou hebben ontvangen als u wel gewerkt zou hebben.
Als dat niet mogelijk is of als uw arbeidspatroon vanwege arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op uw arbeidsduur per week wordt het gemiddelde bedrag genomen dat u de afgelopen twaalf maanden aan deze toelagen die in hoogte variëren heeft ontvangen. Dit heet de vervangende toelage.
Ook bij het berekenen van:
• de waarde van uw vakantie-uren, IKB-uren en IKB-spaarverlof bij beëindiging van uw dienstverband
• de hoogte van een jubileumuitkering en
• de hoogte van een overlijdensuitkering wordt uitgegaan van de vervangende toelage.
Als u een wisselend maandinkomen heeft omdat u een arbeidsovereenkomst als oproepkracht heeft en u niet werkt omdat u vakantie of verlof heeft of ziek bent en in deze cao is bepaald dat uw maandinkomen geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald, wordt daarbij uitgegaan van uw gemiddelde maandinkomen in de laatste twaalf maanden. Daarvan wordt ook uitgegaan in geval van een jubileumuitkering en een overlijdensuitkering.
Als u nog geen twaalf maanden in dienst bent wordt uitgegaan van het gemiddelde in de periode sinds u in dienst bent.
De bedragen die in deze cao staan vermeld zijn bruto bedragen. Of uw werkgever daar bij uitbetaling aan u loonbelasting, werknemerspremies of pensioenpremies op moet inhouden, volgt uit wettelijke voorschriften en het ABP-pensioenreglement.
Aanpassing bedragen in de cao
In deze cao staat bij veel bedragen in de bepalingen dat daar momenteel het volgende bedrag of de volgende bedragen voor gelden. Als er “momenteel” voor een bedrag of bedragen staat, dan houdt dat in dat de bedragen periodiek op een vooraf bepaalde wijze worden aangepast. U kunt in paragraaf 24.7 lezen welke bedragen dat zijn en op welke wijze de bedragen worden aangepast en wanneer.
Daarnaast zijn de volgende toelagen, aanvullingen op uw salaris en uitkeringen die u ontvangt gekoppeld aan de loonsverhogingen die in de CAO Rijk zijn afgesproken:
• de vaste toelage onregelmatige dienst
• de PAS-aanvulling
• de doorbetaling van uw (voormalige) maandinkomen bij langdurige ziekte
• een aanvulling op het salaris vanwege functieverlichting
• de VWNW-salarisgarantie en de VWNW-salarissuppletie
• de SBF-uitkering en de uitkering overgangsrecht substantieel bezwarende functies (inclusief de doorwerking van de eenmalige cao-uitkering).
De aanvullingen op uw WW-uitkering die u op basis van deze cao ontvangt zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van de WW-uitkering. De aanpassing van deze aanvullingen vindt plaats op het tijdstip waarop en met hetzelfde percentage waarmee WW-uitkeringen worden aangepast.
§ 1.7 Overgang naar hybride werken
Als u hybride werkt zal het mogelijk vaker voorkomen dat u meerdere werkplekken heeft en/of thuis werkt. U kunt met uw leidinggevende afspraken maken over de invulling van uw hybride werkweek: of u op kantoor, op locatie, thuis of elders werkt en wanneer u dat doet. Hierbij geldt dat u niet verplicht bent om thuis te werken en ook niet het recht heeft om (volledig) thuis te werken. Hoewel het volgens de cao mogelijk is dat u meerdere werklocaties heeft, wordt voor de vergoedingen uitgegaan van één werklocatie.
Hoofdstuk 2. Begin, voortzetting en einde dienstverband
§ 2.1 Vast of tijdelijk dienstverband
Als u in dienst treedt bij de sector Rijk, dan sluit u met uw werkgever schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst. Als u tijdens uw dienstverband gaat werken bij een andere organisatie binnen de sector Rijk, dan legt u samen met uw werkgever de wijzigingen die dat voor uw arbeidsovereenkomst heeft, schriftelijk vast in een aanvulling (addendum) daarop.
In uw arbeidsovereenkomst staat of deze vast of tijdelijk is. U sluit een vaste arbeidsovereenkomst. Dit is alleen anders als u binnen de wettelijke mogelijkheden een tijdelijke arbeidsovereenkomst sluit:
• voor een periode voorafgaand aan een vaste arbeidsovereenkomst om uw geschiktheid daarvoor te beoordelen. In dat geval kunt u een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal twaalf maanden sluiten. Als door uw afwezigheid een juiste beoordeling binnen twaalf maanden niet mogelijk is, dan wordt uw tijdelijke arbeidsovereenkomst verlengd met de duur van uw afwezigheid
• voor werkzaamheden die u slechts tijdelijk gaat uitvoeren
• voor de duur van een gelijktijdig te volgen opleiding of trainee-programma
• als oproepkracht
• als u meer dan zes maanden na outsourcing gebruik maakt van uw recht om terug te keren of
• als AOW-gerechtigde werknemer.
In die gevallen sluit u een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Daarnaast kan er een andere reden zijn om een tijdelijke arbeidsovereenkomst te sluiten.
Als u voor het eerst een arbeidsovereenkomst sluit met uw werkgever moet u een verklaring omtrent het gedrag geven. Als u dan nog geen verklaring omtrent het gedrag heeft, wordt in uw arbeidsovereenkomst een ontbindende voorwaarde opgenomen die regelt dat deze uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum van rechtswege eindigt als u de verklaring dan nog niet heeft.
Als na afloop van de periode om uw geschiktheid te beoordelen voor een vaste arbeidsovereenkomst uw dienstverband stilzwijgend wordt voortgezet, heeft u vanaf dat moment een vaste arbeidsovereenkomst.
Als uw tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd in een vaste arbeidsovereenkomst, of als u een nieuwe functie gaat uitoefenen, dan kan daarbij als voorwaarde gelden dat u opnieuw een verklaring omtrent het gedrag moet aanleveren.
Als u een tijdelijke arbeidsovereenkomst sluit, kunt u in zeer bijzondere situaties uw werkgever voorstellen af te wijken van hetgeen is geregeld in deze cao. Hierbij geldt als voorwaarde dat het pakket van arbeidsvoorwaarden dat u afspreekt met uw werkgever, minimaal gelijkwaardig moet zijn aan de arbeidsvoorwaarden waarop u volgens deze cao recht heeft.
§ 2.2 Arbeidsovereenkomst en addendum
Bij het sluiten van een arbeidsovereenkomst of een addendum daarop moeten u en uw werkgever de modelovereenkomsten in bijlage 3 van de cao gebruiken. Afhankelijk van de situatie is dat:
• een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
• een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
• een arbeidsovereenkomst voor een leer-werktraject
• een arbeidsovereenkomst bij werken na de AOW-leeftijd
• een arbeidsovereenkomst als oproepkracht
• een addendum.
§ 2.3 In dienst nemen uitzendkrachten
Als u voordat u een arbeidsovereenkomst sloot met de Staat der Nederlanden als uitzendkracht bij de Staat der Nederlanden werkte, dan geldt die periode als uitzendkracht – inclusief onderbrekingen van minder dan zes maanden - als één arbeidsovereenkomst.
§ 2.4 Einde dienstverband algemeen
Op de datum dat uw dienstverband eindigt, worden betalingen op basis van deze cao op die datum ook beëindigd. Dit is alleen anders voor betalingen waarvan uitdrukkelijk in de cao is geregeld dat die (ook) na afloop van uw dienstverband plaatsvinden, zoals de mogelijke aanvullingen op een WW-uitkering, SBF- uitkering, salarisgarantie, salarissuppletie en uitkering bij overlijden.
Kort na beëindiging van uw dienstverband vindt een eindafrekening plaats. U krijgt dan uw niet uitbetaalde IKB-budget en uw IKB-spaarverlof uitbetaald. Dat geldt ook voor uw niet opgenomen vakantie-uren en IKB-uren. Deze uren worden berekend naar rato van het deel van het jaar dat u in dienst bent geweest. Als u bij het einde van uw dienstverband al meer vakantie-uren of IKB-uren heeft gebruikt dan u heeft opgebouwd, wordt dat verrekend bij de uitbetaling van uw maandinkomen, vergoedingen en IKB-spaarverlof.
Als het dienstverband eindigt vanwege overlijden wordt aan uw erfgenamen uitbetaald. Bij overlijden tijdens uw VWNW-verlofperiode wordt de overgebleven stimuleringspremie die nog tijdens het verlof of daarna tot uitkering zou komen, ook uitbetaald aan uw erfgenamen.
§ 2.5 Einde dienstverband bij AOW-leeftijd
Op de dag waarop u de AOW-leeftijd bereikt, eindigt uw arbeidsovereenkomst.
Blijven werken na de AOW-leeftijd is alleen mogelijk als u en uw werkgever dat overeenkomen. Als u na uw AOW-leeftijd wilt blijven werken, dan moet u minimaal drie maanden voordat u die leeftijd bereikt een verzoek daartoe indienen bij uw leidinggevende. Als u toelicht wat daarbij uw persoonlijke en financiële belangen en omstandigheden zijn, zal uw werkgever dit nadrukkelijk meewegen bij de beslissing of u mag doorwerken.
Voor het (blijven) werken na het bereiken van uw AOW-leeftijd sluit u met uw werkgever een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Daarbij gelden de wettelijke voorzieningen voor werken na AOW-leeftijd. Daardoor zijn de aanspraken in de cao over de duur van doorbetaling van uw maandinkomen bij arbeidsongeschiktheid en over re-integratie niet meer op u van toepassing, maar de aanspraken in de cao over de hoogte van de doorbetaling van uw maandinkomen bij arbeidsongeschiktheid blijven wel op u van toepassing. Daarnaast kunt u na uw AOW-leeftijd niet meer deelnemen aan de PAS-regeling.
Voor dit onderwerp geldt een overgangsbepaling.
§ 2.6 Aanvulling op WW-uitkering bij einde dienstverband
Recht op aanvullingen op WW-uitkering
U heeft afhankelijk van uw situatie recht op de in deze paragraaf beschreven aanvullingen op uw WW- uitkering als u vanwege het einde van uw dienstverband een WW-uitkering ontvangt. Omdat voor de hoogte van uw WW-uitkering wordt uitgegaan van het (WW-)dagloon, wordt dat bij onderstaande aanvullingen ook gedaan. Als uw recht op een WW-uitkering het gevolg is van een beëindiging van uw dienstverband met wederzijds goedvinden, dan heeft u minimaal recht op een uitkering die gelijk is aan de hoogte en duur van de door u opgebouwde rechten voor de WW plus de aanvullingen op de WW die in deze paragraaf zijn opgenomen.
Voor dit onderwerp geldt een overgangsbepaling.
U heeft recht op een verhoogde uitkering als uw dagloon hoger is dan het WW-dagloon dat gemaximeerd is. Uw WW-uitkering wordt dan de eerste twee maanden aangevuld tot 75% van uw dagloon, en daarna tot 70%.
Als uw WW-uitkering wordt opgeschort omdat u gelijktijdig recht heeft op:
• een ZW-uitkering, dan wordt uw ZW-uitkering aangevuld tot 70%
• een Wazo-uitkering, dan wordt uw Wazo-uitkering aangevuld tot 100% van uw dagloon.
U heeft recht op een aanvullingsuitkering die de per 1 januari 2016 versoberde duur van de WW- uitkering repareert. Bij het berekenen van uw aanvullingsuitkering telt alle diensttijd mee die voor de duur van uw WW-uitkering meetelt. De duur van de aanvullingsuitkering wordt berekend door bij ingang van de uitkering de duur van de WW-uitkering met de rekenregels die golden op 31 december 2015 vast te stellen en met de huidige rekenregels. Het verschil in duur tussen beide berekeningen is de duur van de aanvullingsuitkering.
De hoogte van uw aanvullingsuitkering bedraagt 70% van uw dagloon. Uw uitkering eindigt uiterlijk op de dag dat u uw AOW-leeftijd bereikt.
Uw dagloon | Verhoogde uitkering | Aanvullingsuitkering |
Dagloon lager dan of gelijk aan WW-dagloon | nee | ja |
Dagloon hoger dan WW- dagloon | ja | ja |
Overbruggingsuitkering tot AOW-leeftijd
U heeft recht op een overbruggingsuitkering die duurt tot de dag waarop u uw AOW-leeftijd bereikt als u op de dag van het einde van uw dienstverband:
• ten minste tien jaar in dienst bent, en
• u binnen acht jaar de dan voor u geldende AOW-leeftijd bereikt.
De hoogte van uw overbruggingsuitkering bedraagt 70% van uw dagloon.
Als u gebruik maakt van uw recht op een overbruggingsuitkering krijgt u geen transitievergoeding omdat in deze cao is afgesproken dat de overbruggingsuitkering gelijkwaardig is aan de transitievergoeding. Dit wordt opgenomen in de beëindigingsovereenkomst die u met uw werkgever sluit bij het einde van uw dienstverband.
Als u geen gebruik maakt van uw recht op een overbruggingsuitkering, krijgt u alleen een transitievergoeding als u daar wettelijk recht op heeft.
Nieuwe inkomsten, verplichtingen en sancties
Als uw WW-uitkering, ZW-uitkering of Wazo-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt verlaagd vanwege nieuwe inkomsten, wordt uw verhoogde uitkering evenredig verlaagd. Voor verlaging van uw aanvullingsuitkering en uw overbruggingsuitkering in geval van nieuwe inkomsten wordt de systematiek van de WW gevolgd.
De wettelijke verplichtingen, sancties en maatregelen die gelden voor een WW-uitkering zijn ook van toepassing op uw verhoogde uitkering, op uw aanvullingsuitkering en op uw overbruggingsuitkering.
§ 2.7 Uitkering nabestaanden in geval einde dienstverband door overlijden
Als u komt te overlijden krijgen uw nabestaanden een overlijdensuitkering.
Bij ontbreken van nabestaanden kan uw werkgever de overlijdensuitkering deels of volledig uitkeren om de kosten van uw laatste ziekte en van de uitvaart te betalen als die kosten niet uit uw nalatenschap kunnen worden betaald.
De overlijdensuitkering bedraagt drie keer uw maandinkomen.
Als u op de dag voorafgaand aan de dag van uw overlijden recht had op een ZW-uitkering, een WW- uitkering of een WIA-uitkering, dan wordt bij de berekening van de overlijdensuitkering uitgegaan van het maandinkomen dat u zou hebben gehad als u op die dag niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest. In dat geval wordt de overlijdensuitkering wel verminderd met het bedrag van een overlijdensuitkering vanwege een ZW-uitkering, een WIA uitkering of een ABP-arbeidsongeschiktheidspensioen.
Als u wordt vermist en naar alle waarschijnlijkheid bent overleden, geldt deze aanspraak op een overlijdensuitkering ook.
Uw nabestaanden krijgen een aanvullende maandelijkse overlijdensuitkering als:
• uw overlijden het gevolg is van een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte en
• uw nabestaanden vanwege uw overlijden een nabestaandenpensioen van ABP krijgen.
De berekeningswijze van deze aanvullende maandelijkse overlijdensuitkering vindt u in bijlage 4 van de cao.
De aanvullende maandelijkse overlijdensuitkering eindigt:
• op de dag dat u uw AOW-leeftijd zou hebben bereikt of
• als uw partner hertrouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een samenlevingscontract sluit.
De uitkering eindigt dan met ingang van de eerste dag van de maand na de dag van die gebeurtenis.
§ 2.8 RVU (Regeling voor Vervroegde Uittreding)
U heeft recht om gebruik maken van de RVU-regeling als u:
• voor 1 januari 2029 de AOW-leeftijd bereikt
• volledig met RVU-ontslag gaat
• geen gebruik maakt van de SBF-regeling
• voorafgaand aan uw RVU-ontslag een vaststellingsovereenkomst sluit waarin u verklaart:
o geen WW-uitkering te zullen aanvragen
o af te zien van de transitievergoeding en
• de uitkering voor 1 januari 2026 aanvraagt.
De RVU-uitkering begint maximaal 24 maanden voor de AOW-leeftijd en eindigt als u de AOW-leeftijd bereikt. Als u komt te overlijden dan stopt de uitbetaling van uw RVU-uitkering en krijgen uw nabestaanden een overlijdensuitkering van driemaal de maandelijkse RVU-uitkering.
De hoogte van de RVU-uitkering bedraagt momenteel € 2.182 bruto per maand. Als uw arbeidsduur minder is dan een volledige arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week geldt dit bedrag voor u naar rato van de volledige arbeidsduur.
Als u en uw leidinggevende allebei vinden dat het onzeker is of u tot uw AOW-leeftijd goed kunt blijven werken kunt tot 1 januari 2026 een afspraak maken over een individuele RVU. In afwijking van de RVU- regeling hoeft u dan niet te voldoen aan de dienstjaren eisen en kan uw RVU-uitkering tot maximaal 36 maanden voor de AOW-leeftijd beginnen. De overige voorwaarden van de RVU-regeling gelden ook bij een individuele RVU.
Hoofdstuk 3. Arbeidsduur en werktijden
§ 3.1 Arbeidsduur
Bij een volledige werkweek bedraagt uw arbeidsduur gemiddeld 36 uur per week.
U heeft het wettelijk recht uw leidinggevende te vragen uw arbeidsduur aan te passen. Uw leidinggevende moet daarvoor toestemming geven volgens de wettelijke voorschriften. Dit is alleen anders als u vraagt om een uitbreiding van uw arbeidsduur boven gemiddeld 36 uur per week tot maximaal 40 uur per week. U krijgt daarvoor toestemming, maar niet als:
• daardoor de bedrijfsvoering wordt verstoord
• u gebruik maakt van de PAS-regeling
• u met ouderschapsverlof bent
• u met langdurend bijzonder verlof bent of
• u een WIA-uitkering ontvangt.
Als u een arbeidsovereenkomst als oproepkracht heeft, dan heeft u over uw arbeidsduur met uw werkgever in ieder geval afspraken gemaakt over het aantal uren dat u minimaal betaald krijgt en het aantal uren waarvoor u maximaal kunt worden opgeroepen.
Als u als nationale deskundige bent gedetacheerd bij een Europese instelling heeft u bij die instelling te maken met:
• meer feestdagen waarop niet gewerkt wordt dan in de sector Rijk
• een standaard werkweek van 40 uur per week.
Daarom heeft u het recht om voor de duur van uw detachering uw arbeidsduur uit te breiden tot gemiddeld 38 uur per week. Per week bouwt u dan twee compensatie-uren op die u kunt opnemen op de feestdagen die uw Europese instelling hanteert.
§ 3.2 Werktijden
Uw leidinggevende verdeelt uw arbeidsduur in overleg met u in een arbeidspatroon. Dit is een van tevoren bekend gemaakt individueel schema met daarin de begin- en eindtijden van uw werktijden op uw werkdagen over een bepaalde periode.
Op jaarbasis kan het in uw arbeidspatroon opgenomen aantal te werken uren niet hoger zijn dan gemiddeld 40 uur per week.
Als u meer dan vier weken aaneengesloten geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent, wordt uw arbeidspatroon direct na deze vier weken vastgesteld op uw arbeidsduur per week zolang u niet volledig kunt werken. Daarmee stopt tevens de mogelijke opbouw van compensatie-uren.
Als u een arbeidspatroon heeft waardoor u regelmatig of vrij regelmatig moet werken op andere tijden dan op maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur, dan gelden voor u de aanvullende en afwijkende arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in hoofdstuk 22 van de cao.
U heeft het recht op onbereikbaarheid buiten uw arbeidspatroon en buiten uw eventuele bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten. Er kunnen bijzondere (dringende) omstandigheden zijn op grond waarvan het noodzakelijk is dat u dan toch bereikbaar moet zijn. In dat geval maakt uw leidinggevende daarover zoveel als mogelijk vooraf een afspraak met u.
Compensatie-uren (verlof voor onbetaald meer uren werken)
U kunt een arbeidspatroon hebben waardoor u meer uren werkt dan het aantal uren dat u per jaar moet werken. Bij een volledige arbeidsduur kunt u per week maximaal vier uur extra werken. Dit is alleen anders als door uw keuze de bedrijfsvoering wordt verstoord.
De extra uren krijgt u niet uitbetaald maar op basis van uw arbeidspatroon aan het begin van het jaar beschikbaar als compensatie-uren. Deze compensatie-uren kunt u opnemen als verlof. Bij het opnemen daarvan gelden dezelfde regels als bij het opnemen van vakantie-uren. Xxxxxx dan bij vakantie-uren geldt dat:
• van de compensatie-uren die u aan het einde van het jaar niet heeft opgenomen tot maximaal 36 uur wordt toegevoegd aan uw IKB-spaarverlof, de overige compensatie-uren vervallen
• de compensatie-uren die u bij beëindiging van uw dienstverband niet heeft opgenomen vervallen
• als u ziek bent op een dag dat u compensatie-uren zou opnemen deze compensatie-uren niet worden teruggeboekt
• u tijdens het compensatie-verlof uw salaris en vaste toelagen krijgt doorbetaald en niet uw maandinkomen
• de opbouw van compensatie-uren stopt zodra u een aaneengesloten periode van vier weken geheel of gedeeltelijk niet werkt vanwege ziekte, zwangerschaps- en bevallingsverlof, bijzonder verlof en langdurend zorgverlof. De opbouw van compensatie-uren stopt direct als u geheel of gedeeltelijk niet werkt vanwege levensloopverlof of een VWNW-verlofperiode.
Als u een arbeidspatroon heeft waardoor u minder uren werkt dan het aantal uren dat u per jaar moet werken, dan moet u met uw leidinggevende afspreken of u voor die uren buiten uw rooster extra uren gaat werken of daarvoor vakantie-uren opneemt.
Als u op verzoek van uw leidinggevende moet werken buiten de werktijden van uw arbeidspatroon, dan is sprake van overwerk als u:
• op een dag langer werkt dan volgens uw vastgestelde arbeidspatroon bepaald is of
• tijdens een bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst wordt opgeroepen om te komen werken.
Bij het vaststellen van de duur van het overwerk tellen de uren waarop u vakantie of verlof had en daardoor niet heeft gewerkt wel mee als werktijd. Of u voor overwerk recht heeft op een overwerkvergoeding volgt uit de bepaling daarover in deze cao.
Uw leidinggevende moet bij het vaststellen van uw arbeidspatroon en bij het bepalen van uw werktijden rekening houden met de regels van de Arbeidstijdenwet voor werktijden, pauzes en rusttijden en de regels die volgen uit deze cao. Dit is om uw gezondheid te beschermen en om ervoor te zorgen dat u voldoende vrije tijd heeft.
U moet per jaar een aantal uren werken. Dit aantal wordt jaarlijks op de volgende wijze berekend:
Het aantal kalenderdagen in het jaar verminderd met:
• het aantal zaterdagen en zondagen in het jaar en
• het aantal feestdagen in het jaar dat niet valt op een zaterdag of een zondag.
Dit aantal resterende dagen wordt vermenigvuldigd met 7,2 uur en afgerond op hele uren.
Het kan gebeuren dat u een negatief verlofsaldo heeft omdat u:
• meer vakantie-, verlof- of compensatie-uren heeft opgenomen dan waar u recht op had of
• aan het begin van het jaar vanwege uw arbeidspatroon een negatief saldo aan compensatie-uren heeft.
In dat geval moet uw werkgever u de mogelijkheid geven om meer uren dan uw arbeidsduur te werken om van het negatieve verlofsaldo af te komen.
Als u aan het einde van het jaar een negatief verlofsaldo heeft terwijl u van uw werkgever wel de mogelijkheid heeft gehad om meer uren te werken, dan wordt dit verrekend met:
• eerst uw eventuele compensatie-uren van het volgende jaar en dan
• uw gekregen IKB-uren van het volgende jaar en dan
tot dat uw verlofsaldo niet meer negatief is.
Als uw verlofsaldo na verrekening met dit verlof nog steeds negatief is, dan wordt het resterende negatieve verlofsaldo verrekend met uw salaris van het volgende jaar.
Uw werkgever kan beslissen om in uw voordeel van de verrekening af te wijken als de toepassing daarvan in uw situatie zeer onredelijk is.
§ 3.3 Uitbreiding arbeidsduur leden ondernemingsraad
Als u lid bent van een ondernemingsraad, heeft u recht op uitbreiding van uw arbeidsduur. Dit kan met het aantal uren waarvan uw werkgever samen met de ondernemingsraad heeft vastgesteld dat die nodig zijn om de taken in de ondernemingsraad uit te voeren. Dit is alleen anders als u binnen uw huidige arbeidsduur over die uren voor de ondernemingsraad kunt beschikken omdat in overleg met uw werkgever uw takenpakket is verminderd. Voor de uren die u nodig heeft voor de ondernemingsraad, regelt uw werkgever extra capaciteit als dat nodig is om de werkzaamheden van uw organisatie(onderdeel) uit te voeren.
Deze uitbreiding mag niet tot gevolg hebben dat uw arbeidsduur hoger wordt dan gemiddeld 40 uur per week. De uitbreiding is gekoppeld aan uw lidmaatschap van de ondernemingsraad en eindigt als u geen lid van de ondernemingsraad meer bent.
U heeft geen recht op deze uitbreiding van uw arbeidsduur naar meer dan gemiddeld 36 uur per week als u:
• geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent vanwege ziekte
• gebruik maakt van de PAS-regeling
• met ouderschapsverlof bent
• met langdurend bijzonder verlof bent of
• een WIA-uitkering ontvangt.
Hoofdstuk 4. Vakantie en bijzonder verlof
§ 4.1 Vakantie
U heeft wettelijk recht op 144 vakantie-uren. In geval van:
• in- of uitdiensttreding gedurende een jaar of
• een andere arbeidsduur dan een volledige arbeidsduur
worden uw vakantie-uren naar rato herrekend en naar boven afgerond op hele uren.
U meldt uw leidinggevende tijdig wanneer u vakantie-uren wilt opnemen. Een eenmaal vastgestelde vakantie kunt u op een later moment wijzigen, tenzij de bedrijfsvoering daardoor ernstig wordt verstoord.
Uw vakantie-uren kunt u opnemen in het jaar waarin het recht daarop is ontstaan en in het daaropvolgende jaar.
Als u uw vakantie-uren van een jaar heeft opgenomen en u meer vakantie-uren wilt opnemen, dan kunt u aan uw leidinggevende vragen om maximaal 57,6 uur van uw vakantie-uren van het volgende jaar op te nemen. Uw leidinggevende willigt dit verzoek in, tenzij de bedrijfsvoering daardoor ernstig wordt verstoord.
Als u tijdens uw vakantie ziek wordt, dan geldt de tijd dat u ziek bent niet als vakantie. Dit is alleen anders als u ermee instemt dat deze tijd toch als vakantie geldt. Als uw leidinggevende dat vraagt, moet u uw ziekte tijdens uw vakantie aantonen.
§ 4.2 Feestdagen
U heeft op de volgende feestdagen recht op verlof met doorbetaling van uw maandinkomen:
• Nieuwjaarsdag
• Eerste en Tweede Paasdag
• Koningsdag
• Bevrijdingsdag
• Hemelvaartsdag
• Eerste en Tweede Pinksterdag
• Eerste en Tweede Kerstdag en
• dagen waarop het organisatieonderdeel van de sector Rijk waar u werkt is gesloten vanwege een regionale of landelijke feestdag.
Dit is alleen anders als het voor de bedrijfsvoering onvermijdelijk is dat u toch moet werken.
§ 4.3 Kortdurend en langdurend bijzonder verlof: de algemene voorwaarden
In de situaties die staan vermeld in dit hoofdstuk heeft u recht op kortdurend of langdurend bijzonder verlof.
Dit verlof is niet afhankelijk van uw arbeidsduur en betreft:
• verlof voor vrijwillige politie en
• verlof voor trouwen, geregistreerd partnerschap en samenlevingscontract.
Voor dit verlof gelden de in deze paragraaf opgenomen algemene voorwaarden, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen kortdurend en langdurend verlof.
Tot maximaal twee aaneengesloten weken is sprake van kortdurend verlof.
U heeft recht op kortdurend verlof met doorbetaling van uw maandinkomen in de situaties die in dit hoofdstuk van de cao zijn opgenomen en de daarbij geldende voorwaarden.
Als u om een andere reden dan opgenomen in dit hoofdstuk kortdurend verlof wilt, kan uw leidinggevende daarmee instemmen. Uw leidinggevende bepaalt in dat geval of uw maandinkomen tijdens het verlof wordt doorbetaald.
Als u kortdurend verlof wilt en het is niet dringend, moet u dit minimaal 24 uur van tevoren aanvragen bij uw leidinggevende. Als het niet mogelijk is om het verlof vooraf aan te vragen, krijgt u het verlof achteraf toegekend. Voorwaarde daarvoor is dat u kunt aantonen dat u geen gelegenheid had om het verlof vooraf aan te vragen en een goede reden had voor uw afwezigheid.
Bij meer dan twee aaneengesloten weken is sprake van langdurend verlof.
U heeft recht op langdurend verlof in de situaties die in dit hoofdstuk van de cao zijn opgenomen en de daarbij geldende voorwaarden.
Of u daarbij recht heeft op doorbetaling van uw maandinkomen is afhankelijk van de reden voor het verlof en uw situatie.
Als u langdurend verlof wilt, moet u dit van tevoren bij uw leidinggevende aanvragen. Uw leidinggevende kan aan het toekennen van uw verlof voorwaarden verbinden. In dat geval kan uw verlof pas ingaan als u schriftelijk akkoord bent gegaan met die voorwaarden.
Tijdens uw langdurend verlof kunt u geen gebruik maken van de mogelijkheid om betaald meer uren te werken met een gelijkblijvende arbeidsduur en bouwt u geen IKB-uren op.
Het ABP-pensioenreglement regelt dat uw pensioenopbouw tijdens uw langdurend verlof ongewijzigd doorloopt, ook als uw maandinkomen tijdens uw verlof niet wordt doorbetaald. Uw werkgever blijft daarom tijdens uw verlof de pensioenpremies aan ABP betalen. Als uw verlof niet langer dan twee aaneengesloten weken duurt, hoeft u alleen de kosten van het werknemersdeel te betalen. Als uw verlof langer dan twee aaneengesloten weken duurt, moet u tijdens de verlofperiode de kosten betalen van zowel het werkgeversdeel als van het werknemersdeel van de pensioenpremies. U kunt met uw werkgever afspraken maken over de wijze waarop u de kosten betaalt. Het is mogelijk dat uw werkgever reden ziet die kosten geheel of gedeeltelijk te dragen.
Als u politiek verlof heeft, kunnen er twee situaties ontstaan:
• uw pensioenopbouw bij ABP wijzigt niet. U blijft het werknemersdeel van de pensioenpremies betalen of
• u gaat pensioen opbouwen op grond van de pensioenregeling voor politieke ambtsdragers (APPA). In dat geval wordt de pensioenopbouw bij ABP verminderd met de pensioenopbouw voor het deel van uw arbeidsduur waarvoor u verlof heeft. Omdat de APPA geen voorziening kent bij arbeidsongeschiktheid, blijft u wel het werknemersdeel van de premie voor ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen betalen.
Als blijkt dat uw werkgever tijdens uw verlof geen pensioenpremies aan ABP hoeft te betalen, krijgt u het bedrag dat reeds op uw maandinkomen is ingehouden gedeeltelijk terug. Het deel dat u terugkrijgt is gelijk aan het deel van de reeds betaalde premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen. U krijgt niet meer terugbetaald dan het bedrag dat uw werkgever van ABP aan te veel betaalde pensioenpremies terugkrijgt. Over het bedrag dat u terugkrijgt, betaalt uw werkgever geen rente.
Als u na afloop van uw:
• politiek verlof
• langdurend vakbondsverlof of
• internationaal verlof
terugkomt, biedt uw werkgever u een passende functie aan. De functie die uw werkgever aanbiedt is als dat mogelijk is minimaal gelijkwaardig aan de functie die u had voor u met verlof ging.
§ 4.4 Politiek verlof
Als u wordt gekozen als lid van een gemeenteraad of provinciale staten, of wordt benoemd als wethouder of gedeputeerde, heeft u recht op politiek verlof. Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. De omvang van dit verlof is afhankelijk van de omvang van uw politieke functie, opgenomen in de volgende tabel.
Functie | Bijzonderheden/omvang | Uren per week |
lid van provinciale staten | - | 20 uur |
gedeputeerde | in een provincie waarin provinciale staten heeft besloten dat de functie | volledig |
Functie | Bijzonderheden/omvang | Uren per week |
van gedeputeerde een volledige functie is | ||
in een provincie waarin de provinciale staten heeft besloten dat de functie van gedeputeerde in deeltijd wordt uitgeoefend | het aantal uren dat door de provinciale staten aan de functie is verbonden (afgerond op hele uren) | |
lid van een gemeenteraad | in een gemeente met maximaal 30.000 inwoners | 7 uur |
in een gemeente met maximaal 100.000 inwoners | 12 uur | |
in een gemeente met meer dan 100.000 inwoners | 24 uur | |
wethouder | in een gemeente met maximaal 2.000 inwoners | 18 uur |
in een gemeente met maximaal 4.000 inwoners | 22 uur | |
in een gemeente met maximaal 8.000 inwoners | 26 uur | |
in een gemeente met maximaal 18.000 inwoners | 30 uur | |
in een gemeente met meer dan 18.000 inwoners | 36 uur | |
in een gemeente met meer dan 18.000 inwoners waarin de gemeenteraad heeft besloten dat de functie van wethouder in deeltijd wordt uitgeoefend | het aantal uren dat door de gemeenteraad aan de functie is verbonden | |
lid van het algemeen bestuur van een waterschap | - | 8 uur |
Functie | Bijzonderheden/omvang | Uren per week |
Lid van het dagelijks bestuur van een waterschap | - | het aantal uren dat door het algemeen bestuur van het waterschap aan de functie is verbonden |
Uw maandinkomen wordt voor de uren van uw politiek verlof niet doorbetaald omdat u vanwege uw politieke functie een inkomen ontvangt. Als dat inkomen lager is dan het maandinkomen dat u vanwege uw politiek verlof niet doorbetaald krijgt, krijgt u het verschil maandelijks gecompenseerd.
Ook als u wordt gekozen als lid van de Eerste of Tweede Kamer van de Staten-Generaal of als lid van het Europees Parlement kunt u politiek verlof krijgen, omdat wettelijk is geregeld dat u die politieke functies niet naast uw eigen functie mag uitoefenen. Ook het recht op eventueel benodigde compensatie en de voorzieningen na afloop van het vervullen van uw politieke functie zijn wettelijk geregeld. Voor lidmaatschap van de Tweede Kamer en het Europees Parlement geldt dat u voor uw benoeming in de eerste termijn politiek verlof kunt krijgen. Verlof voor een tweede termijn is alleen mogelijk als de eerste termijn van uw politiek verlof minder dan twee jaar heeft geduurd.
§ 4.5 Vakbondsverlof
Voor verschillende vakbondsactiviteiten heeft u recht op kortdurend vakbondsverlof. Dit is alleen niet het geval als het activiteiten betreft voor een vakbond die niet is vertegenwoordigd in het Sectoroverleg Rijk of als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. De omvang van dit verlof is afhankelijk van de vakbondsactiviteit. Per activiteit geldt het volgende maximum aantal uren verlof:
• deelname aan de algemene ledenvergadering of daarmee vergelijkbare bijeenkomsten van uw vakbond: maximaal 8 uur per jaar
• deelname aan cursussen waarvoor u door een vakbond bent uitgenodigd: maximaal 48 uur per twee jaar
• als uw vakbond u heeft gevraagd om bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten uit te voeren binnen uw vakbond: maximaal 208 uur per jaar. Daarbij is de voorwaarde dat deze activiteiten moeten bijdragen aan de doelstelling van uw vakbond
• als bestuurslid of als afgevaardigde van een vakbond: maximaal 120 uur per jaar voor het bijwonen van vergaderingen van in de statuten van uw vakbond genoemde onderdelen, vergaderingen van landelijke organisaties en internationale werknemersorganisaties waarbij uw vakbond is aangesloten, inclusief één vooroverleg per vergadering.
Daarnaast heeft u –als u uw vakbond vertegenwoordigt in het Decentraal Georganiseerd Overleg of in het Sectoroverleg Rijk - recht op kortdurend verlof voor het bijwonen van vergaderingen van dat overleg, plus recht op verlof voor één vooroverleg per vergadering. Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. Als u uw vakbond vertegenwoordigt in het Decentraal Georganiseerd Overleg of in het Sectoroverleg Rijk zal uw werkgever ervoor zorgen dat u daardoor niet benadeeld wordt in uw positie als werknemer.
Als u als vakbondsbestuurder in dienst treedt bij een vakbond of bij een internationale organisatie van vakbonden heeft u recht op maximaal twee jaar langdurend verlof. Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. Uw maandinkomen wordt tijdens dit verlof niet doorbetaald, omdat de vakbond u een inkomen betaalt.
§ 4.6 Internationaal verlof
Als u tijdelijk gaat werken voor een internationale volkenrechtelijke organisatie heeft u recht op verlof voor de duur van die periode. Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering ernstig wordt verstoord door uw verlof. Of uw maandinkomen tijdens het verlof geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald beslist uw werkgever, en is mede afhankelijk van de regels van de internationale organisatie daarover en het inkomen dat de internationale organisatie u mogelijk betaalt.
Als uw partner ook een arbeidsovereenkomst heeft met de Staat waarvoor deze cao geldt, dan:
• heeft uw partner ook recht op verlof als u gaat werken voor een internationale organisatie of als u wordt uitgezonden naar een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland of naar het Caribisch deel van het Koninkrijk
• heeft u recht op verlof als uw partner gaat werken voor een internationale organisatie of als uw partner wordt uitgezonden naar een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland of naar het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Hierbij geldt dat het recht op verlof voor de meereizende partner maximaal vijf jaar kan bedragen en niet wordt toegekend als daardoor de bedrijfsvoering ernstig wordt verstoord. Als daar aanleiding voor is kan uw werkgever de meereizende partner meer dan vijf jaar verlof verlenen. Het maandinkomen van de meereizende partner wordt niet doorbetaald.
§ 4.7 Verlof voor politievrijwilliger
Als u naast uw functie in de sector Rijk ook als politievrijwilliger bij de politie in dienst bent, dan heeft u voor de uren dat u daar werkt recht op verlof met behoud van uw maandinkomen. U heeft geen recht op dit verlof als u tijdens uw vakantie als politievrijwilliger bij de politie werkt.
Als u langer dan twee aaneengesloten weken als politievrijwilliger bij de politie werkt, betaalt uw werkgever u een maandinkomen dat de vergoeding die u voor uw werkzaamheden als politievrijwilliger bij de politie ontvangt aanvult tot uw oorspronkelijke maandinkomen. Uw maandinkomen is daarbij minimaal het door u te betalen werknemersdeel van de ABP-pensioenpremies.
§ 4.8 Verlof voor reservisten
Als u een opleiding volgt om reservist bij het ministerie van Defensie te worden heeft u recht op verlof. Uw maandinkomen bedraagt dan het door u te betalen werknemersdeel van de ABP-pensioenpremies.
Als u naast uw functie in de sector Rijk als reservist bij het ministerie van Defensie in dienst bent, dan heeft u voor de uren dat u daar werkt recht op verlof. U heeft geen recht op dit verlof als u tijdens uw vakantie als reservist werkt.
Uw werkgever betaalt u tijdens het verlof een maandinkomen dat het salaris, andere vaste inkomensbestanddelen en toelagen die u ontvangt als reservist aanvult tot uw oorspronkelijke maandinkomen. Uw maandinkomen is daarbij minimaal het door u te betalen werknemersdeel van de ABP-pensioenpremies.
In plaats van verlof kunt u ook kiezen om uw arbeidsduur te verminderen vanwege uw werk als reservist. In dat geval heeft u recht op herstel van uw oorspronkelijke arbeidsduur als u stopt met uw werk als reservist.
§ 4.9 Verlof voor trouwen, geregistreerd partnerschap en samenlevingscontract
U heeft recht op kortdurend verlof voor de volgende situaties:
Situatie | Aantal dagen |
uw eigen huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract | 2 dagen |
een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract van eigen en aangetrouwde familie in de eerste en de tweede graad | 1 dag |
Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof.
Voor een aantal andere familieomstandigheden heeft u recht op verlof op basis van de Wet arbeid en zorg. In het volgende hoofdstuk zijn de aanvullingen op dat verlof opgenomen. In hoofdstuk 14 is het recht op verlof opgenomen voor verhuizing vanwege een wijziging van uw werklocatie.
Hoofdstuk 5. Aanvullingen verlofbepalingen Wet arbeid en zorg
De Wet arbeid en zorg (Wazo) regelt uw aanspraak op bepaalde vormen van verlof waardoor u werk en privé beter kunt combineren en de voorwaarden die daarbij gelden. Uit onderstaande tabel blijkt voor welke verlofvormen u recht heeft op een aanvulling op de wettelijke aanspraken die volgen uit de Wazo:
Soort verlof | De Wazo regelt (maximaal) | Deze cao regelt (extra) |
zwangerschaps- en bevallingsverlof | doorbetaling van 100% van uw (gemaximeerd) dagloon door UWV via de werkgever | doorbetaling van 100% van uw maandinkomen door de werkgever |
einde dienstverband gelegen voor of in de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof | 16 weken doorbetaling van 100% van uw (gemaximeerd) dagloon door UWV via de werkgever als einde dienstverband binnen 10 weken voorafgaand aan de uitgerekende bevallingsdatum | 16 weken doorbetaling van 100% van uw maandinkomen door de werkgever als einde dienstverband binnen 4 maanden voorafgaand aan de uitgerekende bevallingsdatum |
uitgerekende bevallingsdatum niet maar bevalling wel binnen vier maanden na einde dienstverband | geen voorziening | 10 weken doorbetaling van 100% van uw maandinkomen door de werkgever |
aanvullend geboorteverlof | 5 weken doorbetaling van 70% van uw (gemaximeerd) dagloon via UWV | 5 weken doorbetaling van 100% van uw maandinkomen door de werkgever |
adoptie- en pleegverlof | 6 weken doorbetaling van 100% van uw (gemaximeerd) dagloon via UWV | 6 weken doorbetaling van 100% van uw maandinkomen door de werkgever |
9 van de 26 weken doorbetaling van 70% van uw (gemaximeerd) dagloon via UWV, als opgenomen in het eerste levensjaar kind (dan wel het eerste jaar waarin kind in gezin is opgenomen door adoptie of pleegzorg) en de overige weken zonder doorbetaling van xx xxxx, op te nemen voor het achtste levensjaar kind. | 13 van de 26 weken doorbetaling van (een deel) van uw maandinkomen. Het percentage is: • 100% van uw maandinkomen tijdens maximaal 9 weken als opgenomen in het eerste levensjaar kind (dan wel het eerste jaar waarin kind in gezin is opgenomen door adoptie of pleegzorg) • 75% van uw maandinkomen tijdens de minimaal 4 en |
Soort verlof | De Wazo regelt (maximaal) | Deze cao regelt (extra) |
maximaal 13 (overige) weken, op te nemen voor het achtste levensjaar kind. | ||
calamiteiten- en ander kort verzuimverlof | de Wazo regelt calamiteitenverlof voor de duur van benodigde tijd per gebeurtenis, met 100% doorbetaling van uw loon voor: | deze cao regelt (extra): |
een door de wet of overheid zonder financiële vergoeding opgelegde verplichting, waarvan de vervulling niet in uw vrije tijd kan plaatsvinden | ook voor verplichting waarbij wel een financiële vergoeding geldt | |
uitoefening van uw actief kiesrecht | ook voor de uitoefening van passief kiesrecht | |
overlijden en uitvaart van uw partner, ouders en kinderen | 4 dagen, of langer als dat in bijzondere gevallen nodig is | |
overlijden van uw broers, xxxxxx, grootouders of kleinkinderen | 2 dagen, of maximaal 4 dagen als u bent belast met de regeling van de uitvaart en/of de nalatenschap, of langer als dat in bijzondere gevallen nodig is | |
andere dan de bovenstaande zeer persoonlijke omstandigheden: - bevalling echtgenote/partner - spoedeisend, onvoorzien of niet buiten werktijd te plannen arts- of ziekenhuisbezoek dan wel begeleiding van personen uit Wazo 5:1 daarbij. - noodzakelijke verzorging op 1e ziektedag wazo 5:1 - ander zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden | hiervan is aanvullend ook sprake bij: - ziekte of een andere onverwachte gebeurtenis waardoor een noodsituatie ontstaat in de verzorging van uw partner, ouders en kinderen - noodzakelijke verzorging in verband met een ernstige ziekte van uw partner, ouders en kinderen | |
kortdurend zorgverlof | per periode van 12 maanden maximaal 2 weken met doorbetaling van 70% van uw dagloon (maar minimaal het wettelijke minimumloon), te rekenen vanaf de eerste dag waarop het verlof wordt opgenomen | per periode van 12 maanden maximaal 2 weken met doorbetaling van 100% van uw maandinkomen |
Soort verlof | De Wazo regelt (maximaal) | Deze cao regelt (extra) |
langdurend zorgverlof | per periode van 12 maanden maximaal 6 weken, zonder doorbetaling van uw loon, te rekenen vanaf de eerste dag waarop het verlof wordt opgenomen. | als u heeft verzocht om een nog aanwezig recht op kortdurend verlof als betaald verlof aan te merken: maximaal 2 van de 6 weken 100% doorbetaling van uw maandinkomen |
Daarbij gelden de volgende op de Wazo aanvullende voorwaarden of bijzonderheden:
U heeft recht op betaald ouderschapsverlof als u (nog) recht heeft op het door de Wazo bepaalde ouderschapsverlof. Deze aanspraak heeft u ook als het werk in het buitenland wordt gedaan, tenzij de bedrijfsvoering daardoor ernstig wordt verstoord.
Heeft u nog recht op betaald ouderschapsverlof op het moment dat u uit dienst gaat, dan houdt u hier recht op als u weer een arbeidsovereenkomst met de Staat sluit en dan nog recht heeft op het door de Wazo bepaalde ouderschapsverlof.
Tijdens uw ouderschapsverlof kunt u geen gebruik maken van de mogelijkheid om betaald meer uren te werken met een gelijkblijvende arbeidsduur en bouwt u geen IKB-uren op.
Calamiteiten en ander kort verzuimverlof
U heeft recht op hetzelfde aantal dagen verlof als de omstandigheden bij overlijden en ziekte betrekking hebben op degene met wie u bent getrouwd, een geregistreerd partnerschap of een samenlevingscontract heeft gesloten of ongehuwd samenwoont.
Uw leidinggevende kan u achteraf vragen om aan te tonen dat het opnemen van calamiteitenverlof noodzakelijk was. Als u dat niet kunt dan heeft u over de tijd dat u calamiteitenverlof heeft opgenomen geen recht op uw maandinkomen.
Het recht op dagen calamiteitenverlof en ander kort verzuimverlof is niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
U moet uw voornemen om langdurend zorgverlof op te nemen van tevoren bij uw leidinggevende melden. Anders dan in de Wazo bepaald, hoeft dat niet minimaal twee weken van tevoren. Als u meer dan twee aaneengesloten weken langdurend zorgverlof opneemt moet u na die twee weken de kosten dragen van uw pensioenopbouw.
Hoofdstuk 6. Vaste beloning
§ 6.1 Uw salarisschaal
De salarisschalen staan in dit hoofdstuk van de cao. Een van deze salarisschalen geldt voor u. Welke dit is, is afhankelijk van uw functie en de salarisschaal die daaraan in het Functiegebouw Rijk is verbonden.
Als voor u geen functie in het Functiegebouw Rijk geldt en uw salarisschaal niet is geregeld in het specifieke deel van deze cao dan heeft uw werkgever met de vakbonden afspraken gemaakt over de wijze waarop wordt vastgesteld welke salarisschaal voor uw functie geldt. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Als u een arbeidsovereenkomst heeft voor een leer-werktraject en:
• voor u geen functie in het Functiegebouw Rijk geldt of
• geen functie geldt waarvan in het personeelsreglement van uw organisatie is vastgelegd welke salarisschaal daarvoor geldt
dan geldt voor u salarisschaal 3 als u een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) volgt of salarisschaal 5 als u een leerarbeidsplaats (LAP) heeft.
Het kan zijn dat u een deel van de bij uw nieuwe functie behorende werkzaamheden nog niet uitvoert omdat u daarvoor nog niet de benodigde ervaring heeft. In dat geval kan tijdelijk een lagere salarisschaal voor u gelden dan de salarisschaal die aan uw functie is verbonden, als u dat bij aanvang van een nieuwe functie met uw werkgever heeft afgesproken.
Als u een functie waarneemt met een hogere salarisschaal, heeft dat geen gevolgen voor uw salarisschaal maar kunt u daarvoor wel een waarnemingstoelage ontvangen.
In bijzondere gevallen kan een lagere salarisschaal voor u gaan gelden. Dit is alleen het geval als u:
• vanwege ongeschiktheid voor uw functie vanwege ziekte een functie heeft geaccepteerd met een lagere salarisschaal
• vanwege het VWNW-beleid een functie heeft geaccepteerd met een lagere salarisschaal, maar niet als een lagere salarisschaal vanwege uw omstandigheden zeer onredelijk is
• tijdelijk een functie vervulde met een hogere salarisschaal en de hogere salarisschaal daarom slechts tijdelijk voor u gold of
• op eigen verzoek een functie met een lagere salarisschaal gaat vervullen.
Als u van mening bent dat:
• uw werkzaamheden niet passen binnen uw functiegroep van het Functiegebouw Rijk of
• aan uw werkzaamheden niet de goede salarisschaal is verbonden
en u kunt het daar niet over eens worden met uw werkgever, dan kunt u dit voorleggen aan de geschillencommissie.
§ 6.2 Periodieke salarisverhogingen
Elke salarisschaal kent elf salarisnummers met bijbehorende salarisbedragen die momenteel gelden.
Als u in dienst treedt, is bij uw inschaling het laagste salarisnummer van uw salarisschaal voor uw werkgever uitgangspunt. U kunt daarover ook gunstiger afspraken maken.
U heeft vervolgens na iedere twaalf maanden recht op verhoging van uw salaris naar het volgende salarisnummer, tot u het maximum van uw salarisschaal heeft bereikt. Voorwaarde daarvoor is dat uw leidinggevende van mening is dat u in voldoende mate functioneert. Uw leidinggevende kan beslissen
dat u deze salarisverhoging eerder krijgt of in geval van uitstekend functioneren een extra salarisverhoging krijgt.
Of u in voldoende mate of uitstekend functioneert blijkt uit uw personeelsgespreksverslag of uit uw beoordeling.
Als uw functioneren niet kan worden vastgesteld omdat u langdurig niet werkt, kan uw leidinggevende beslissen uw periodieke salarisverhoging toch toe te kennen als daarvoor aanleiding is.
§ 6.3 De salarisschalen en maandbedragen per 1 juli 2024
Schaal 1 | Schaal 2 | Schaal 3 | |||
0 | € 2.336,78 | 0 | € 2.458,95 | 0 | € 2.587,65 |
1 | € 2.376,79 | 1 | € 2.501,11 | 1 | € 2.632,06 |
2 | € 2.417,52 | 2 | € 2.544,00 | 2 | € 2.677,24 |
3 | € 2.458,95 | 3 | € 2.587,65 | 3 | € 2.723,22 |
4 | € 2.501,11 | 4 | € 2.632,06 | 4 | € 2.770,01 |
5 | € 2.544,00 | 5 | € 2.677,24 | 5 | € 2.817,61 |
6 | € 2.587,65 | 6 | € 2.723,22 | 6 | € 2.866,04 |
7 | € 2.632,06 | 7 | € 2.770,01 | 7 | € 2.915,32 |
8 | € 2.677,24 | 8 | € 2.817,61 | 8 | € 2.965,47 |
9 | € 2.723,22 | 9 | € 2.866,04 | 9 | € 3.016,50 |
10 | € 2.770,01 | 10 | € 2.915,32 | 10 | € 3.087,22 |
Schaal 4 | Schaal 5 | Schaal 6 | |||
0 | € 2.677,24 | 0 | € 2.770,01 | 0 | € 2.866,04 |
1 | € 2.723,22 | 1 | € 2.817,61 | 1 | € 2.915,32 |
2 | € 2.770,01 | 2 | € 2.866,04 | 2 | € 2.965,47 |
3 | € 2.817,61 | 3 | € 2.915,32 | 3 | € 3.016,50 |
4 | € 2.866,04 | 4 | € 2.965,47 | 4 | € 3.087,22 |
5 | € 2.915,32 | 5 | € 3.016,50 | 5 | € 3.166,35 |
6 | € 2.965,47 | 6 | € 3.087,22 | 6 | € 3.246,16 |
7 | € 3.016,50 | 7 | € 3.166,35 | 7 | € 3.325,28 |
8 | € 3.087,22 | 8 | € 3.246,16 | 8 | € 3.404,39 |
9 | € 3.166,35 | 9 | € 3.325,28 | 9 | € 3.484,93 |
10 | € 3.246,16 | 10 | € 3.404,39 | 10 | € 3.564,01 |
Schaal 7 | Schaal 8 | Schaal 9 | |||
0 | € 3.016,50 | 0 | € 3.246,16 | 0 | € 3.484,93 |
1 | € 3.087,22 | 1 | € 3.325,28 | 1 | € 3.564,01 |
2 | € 3.166,35 | 2 | € 3.404,39 | 2 | € 3.643,12 |
3 | € 3.246,16 | 3 | € 3.484,93 | 3 | € 3.753,46 |
4 | € 3.325,28 | 4 | € 3.564,01 | 4 | € 3.879,75 |
5 | € 3.404,39 | 5 | € 3.643,12 | 5 | € 4.024,11 |
6 | € 3.484,93 | 6 | € 3.753,46 | 6 | € 4.180,92 |
7 | € 3.564,01 | 7 | € 3.879,75 | 7 | € 4.340,57 |
8 | € 3.643,12 | 8 | € 4.024,11 | 8 | € 4.514,73 |
9 | € 3.753,46 | 9 | € 4.180,92 | 9 | € 4.691,71 |
10 | € 3.879,75 | 10 | € 4.340,57 | 10 | € 4.868,02 |
Schaal 10 | Schaal 11 | Schaal 12 | |||
0 | € 3.404,39 | 0 | € 4.024,11 | 0 | € 4.691,71 |
1 | € 3.564,01 | 1 | € 4.340,57 | 1 | € 4.868,02 |
2 | € 3.753,46 | 2 | € 4.514,73 | 2 | € 5.035,94 |
3 | € 4.024,11 | 3 | € 4.691,71 | 3 | € 5.212,93 |
4 | € 4.340,57 | 4 | € 4.868,02 | 4 | € 5.389,87 |
5 | € 4.514,73 | 5 | € 5.035,94 | 5 | € 5.617,49 |
6 | € 4.691,71 | 6 | € 5.212,93 | 6 | € 5.864,55 |
7 | € 4.868,02 | 7 | € 5.389,87 | 7 | € 6.110,94 |
8 | € 5.035,94 | 8 | € 5.617,49 | 8 | € 6.373,26 |
9 | € 5.212,93 | 9 | € 5.864,55 | 9 | € 6.640,43 |
10 | € 5.389,87 | 10 | € 6.110,94 | 10 | € 6.907,67 |
Schaal 13 | Schaal 14 | Schaal 15 | |||
0 | € 5.212,93 | 0 | € 5.864,55 | 0 | € 6.640,43 |
1 | € 5.389,87 | 1 | € 6.110,94 | 1 | € 6.907,67 |
2 | € 5.617,49 | 2 | € 6.373,26 | 2 | € 7.175,48 |
3 | € 5.864,55 | 3 | € 6.640,43 | 3 | € 7.457,71 |
4 | € 6.110,94 | 4 | € 6.907,67 | 4 | € 7.747,70 |
5 | € 6.373,26 | 5 | € 7.175,48 | 5 | € 8.012,72 |
6 | € 6.640,43 | 6 | € 7.457,71 | 6 | € 8.281,86 |
7 | € 6.907,67 | 7 | € 7.747,70 | 7 | € 8.550,40 |
8 | € 7.175,48 | 8 | € 8.012,72 | 8 | € 8.790,67 |
9 | € 7.457,71 | 9 | € 8.281,86 | 9 | € 9.042,33 |
10 | € 7.747,70 | 10 | € 8.550,40 | 10 | € 9.310,23 |
Schaal 16 | Schaal 17 | Schaal 18 | |||
0 | € 7.457,71 | 0 | € 8.281,86 | 0 | € 9.042,33 |
1 | € 7.747,70 | 1 | € 8.550,40 | 1 | € 9.310,23 |
2 | € 8.012,72 | 2 | € 8.790,67 | 2 | € 9.573,19 |
3 | € 8.281,86 | 3 | € 9.042,33 | 3 | € 9.841,08 |
4 | € 8.550,40 | 4 | € 9.310,23 | 4 | € 10.133,92 |
5 | € 8.790,67 | 5 | € 9.573,19 | 5 | € 10.434,48 |
6 | € 9.042,33 | 6 | € 9.841,08 | 6 | € 10.735,89 |
7 | € 9.310,23 | 7 | € 10.133,92 | 7 | € 11.036,48 |
8 | € 9.573,19 | 8 | € 10.434,48 | 8 | € 11.364,41 |
9 | € 9.841,08 | 9 | € 10.735,89 | 9 | € 11.692,33 |
10 | € 10.133,92 | 10 | € 11.036,48 | 10 | € 12.021,01 |
§ 6.4 Jubileumuitkering
Als u 12½, 25, 40 of 50 jaar gewerkt heeft bij de overheid heeft u recht op een jubileumuitkering. Dit is alleen niet het geval als u van een andere werkgever binnen de overheid voor deze diensttijd al een soortgelijke jubileumuitkering heeft ontvangen. De hoogte van uw jubileumuitkering is afhankelijk van uw:
• diensttijd
• maandinkomen en
• arbeidsduur in de vijf voorafgaande jaren.
Als diensttijd voor een jubileumuitkering telt de gewerkte tijd mee waarin u verplicht ABP-pensioen heeft opgebouwd bij een verplicht bij het ABP aangesloten organisatie. Daarnaast telt voor de jubileumuitkering ook de diensttijd mee van enkele specifieke situaties in de periode voorafgaand aan 1 juli 2014.
Bij gelijktijdige dienstverbanden telt de diensttijd voor de jubileumuitkering maar één keer mee.
Als u vanwege een periode van verlof geen maandinkomen ontvangt, telt deze periode meestal niet mee voor uw jubileumuitkering. Een periode van verlof zonder maandinkomen telt wel mee in geval van:
• levensloopverlof
• langdurend verlof dat niet alleen in uw persoonlijk belang is. Dit is alleen niet het geval als u politiek verlof heeft.
Als u vanwege uw diensttijd tijdens de periode van verlof waarin u geen maandinkomen ontvangt recht krijgt op een jubileumuitkering, dan ontvangt u de jubileumuitkering zodra u na dit verlof weer maandinkomen ontvangt. Voor het berekenen van de hoogte van uw jubileumuitkering wordt in dat geval uitgegaan van uw maandinkomen voordat u met verlof ging.
De hoogte van uw jubileumuitkering is een percentage van uw maandinkomen dat geldt op de datum van uw jubileum bij een bepaalde diensttijd volgens de volgende tabel:
Diensttijd | Percentage maandinkomen |
12,5 jaar | 25 |
25 jaar | 70 |
40 jaar | 100 |
50 jaar | 100 |
Als u in de vijf jaren voorafgaand aan uw jubileumuitkering een wisselende arbeidsduur had, wordt voor het berekenen van de jubileumuitkering uitgegaan van uw gemiddelde arbeidsduur in die jaren. De berekende jubileumuitkering wordt naar boven afgerond op een bedrag dat een veelvoud is van € 2,50.
Gedeeltelijke jubileumuitkering
In de volgende situaties heeft u mogelijk recht op een gedeeltelijke jubileumuitkering:
• Als u langer dan 104 weken arbeidsongeschikt bent, en:
• uw dienstverband om die reden wordt beëindigd of
• u met uw werkgever om die reden heeft afgesproken om structureel uw arbeidsduur te verminderen
• In de situaties beschreven in het hoofdstuk over VWNW-beleid.
Dit is het geval als:
• uw diensttijd ten minste tien jaar bedraagt en
• u vanwege uw diensttijd binnen vijf jaar recht heeft op een jubileumuitkering.
De hoogte van uw gedeeltelijke jubileumuitkering is een evenredig deel van de jubileumuitkering die u anders binnen vijf jaar zou ontvangen. Als u de gedeeltelijke jubileumuitkering ontvangt vanwege een vermindering van uw arbeidsduur wordt bij de berekening daarvan uitgegaan van het maandinkomen dat hoort bij het aantal uren dat u minder gaat werken.
Als u een gedeeltelijke jubileumuitkering ontvangt, zal uw werkgever deze in mindering brengen op een toekomstige jubileumuitkering. Dit geldt alleen voor het deel van uw toekomstige jubileumuitkering waarvoor u reeds een gedeeltelijke jubileumuitkering heeft ontvangen.
Er kan in uw voordeel van de bepalingen in deze paragraaf worden afgeweken. Dit is alleen mogelijk als uw werkgever van mening is dat de toepassing daarvan in uw omstandigheden zeer onredelijk is.
§ 6.5 Eenmalige cao-uitkeringen 2024 en 2025
U heeft recht op de eenmalige cao-uitkeringen van € 800 in november 2024 en € 350 in juli 2025. Daarbij geldt voor
• 2024 dat u op 1 november 2024
• 2025 dat u op 1 juli 2025
in dienst bent en op die datum een maandinkomen ontvangt. Ook als u geen maandinkomen ontvangt op die datum vanwege:
• een periode van maximaal zes weken overig verlof op grond van een bepaling in deze cao
• verlof op grond van de Wet arbeid en zorg of
• een VWNW-verlofperiode
ontvangt u de eenmalige cao-uitkeringen. Als u om een andere reden geen maandinkomen ontvangt, krijgt u de eenmalige cao-uitkeringen niet.
Hoofdstuk 7. Variabele beloning
§ 7.1 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst
Als uw leidinggevende u schriftelijk heeft verzocht om buiten de werktijden van uw arbeidspatroon regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar te zijn om bij oproep te werken, heeft u recht op een toelage voor iedere aaneengesloten periode van 15 minuten dat u bereikbaar en beschikbaar moet zijn.
De hoogte van de toelage is afhankelijk van de vraag of u:
- bij een oproep vanuit uw woning of verblijfplaats kunt werken
- bij een oproep vanuit uw woning of verblijfplaats naar een (werk)locatie moet komen om te werken of
- voorafgaand aan een oproep op of rond een (werk)locatie moet blijven.
De toelage bedraagt:
Maandag tot en met vrijdag | Zaterdag, zondag en feestdag | |||
Percentage salaris per uur | Percentage salaris per uur | |||
Bij oproep vanuit uw woning of verblijfplaats werken | 7,5% | € 2,09 | 15% | € 4,17 |
Bij oproep vanuit uw woning naar een (werk)locatie moeten komen werken | 10% | € 2,78 | 20% | € 5,56 |
Voorafgaand aan oproep op of rond een (werk)locatie moeten blijven | 15% | € 4,17 | 30% | € 8,35 |
Als u wordt opgeroepen om te werken tijdens een bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst is er sprake van overwerk als er aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan.
§ 7.2 Woordvoerderstoelage
Als u vanwege uw functie als woordvoerder regelmatig buiten de werktijden van uw arbeidspatroon beschikbaar moet zijn om uw taken uit te voeren, dan heeft u recht op een woordvoerderstoelage als u daarvoor geen toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst ontvangt.
Afhankelijk van de mate waarin u buiten de werktijden van uw arbeidspatroon beschikbaar moet zijn en de complexiteit van uw werkterrein bedraagt de woordvoerderstoelage per maand momenteel:
• Categorie I: € 175
• Categorie II: € 225
• Categorie III: € 250.
Uw werkgever spreekt met de vakbonden af voor welke woordvoerdersfuncties welke toelage geldt en een lijst daarvan is opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Voor deze toelage geldt een overgangsbepaling.
§ 7.3 Toelage bezwarende omstandigheden
Als u af en toe of met enige regelmaat moet werken onder bezwarende omstandigheden heeft u recht op de toelage voor bezwarende omstandigheden.
Als er in de organisatie waar u werkt sprake is van bezwarende omstandigheden, spreekt uw werkgever jaarlijks met vakbonden af bij welke functies dat het geval is. Op deze functielijst staat ook in welke categorie van onderstaande tabel de functie valt. De lijst met functies wordt opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Als uw functie niet op de functielijst voorkomt maar u incidenteel wel onder bezwarende omstandigheden werkt, kan uw werkgever u daarvoor een vergoeding geven.
Er is sprake van bezwarende omstandigheden als u:
• erg vuil wordt van het werk
• in een erg stinkende omgeving of met onaangename materialen werkt
• langdurig onder heel hoge of lage temperaturen of temperatuurwisselingen werkt
• in een zeer lawaaiige omgeving werkt
• met sterk trillende apparatuur werkt
• beschermende kleding moet dragen of beschermende middelen moet gebruiken die u in uw werk belemmeren
• vanwege uw werk of werkomstandigheden een verhoogd risico op invaliditeit of overlijden heeft of
• als uw huid- en slijmvlies erg wordt geprikkeld door het werk.
De hoogte van de toelage is afhankelijk van:
• de frequentie waarmee u onder die omstandigheden moet werken
• of u daarbij te maken heeft met een of meerdere gelijktijdige bezwarende omstandigheden.
In onderstaande tabel is aangegeven wat afhankelijk van de situatie momenteel de hoogte van de toelage per maand is:
Aantal bezwarende omstandigheden | Nu en dan | Regelmatig | Voortdurend |
Eén bezwarende omstandigheid | € 43,41 | € 43,41 | € 86,81 |
Twee bezwarende omstandigheden | € 43,41 | € 86,81 | € 130,22 |
Drie of meer bezwarende omstandigheden | € 86,81 | € 130,22 | € 130,22 |
Uw werkgever kan over de toelage bezwarende omstandigheden met vakbonden andere afspraken maken. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
§ 7.4 Toelage waarnemen hogere functie
Als u op verzoek van uw leidinggevende een functie volledig of gedeeltelijk waarneemt die een hogere salarisschaal heeft dan uw eigen functie, dan heeft u recht op een waarnemingstoelage. U moet daarvoor de functie minimaal dertig dagen waarnemen. Zodra dit het geval is ontvangt u vanaf de dag waarop de waarneming is begonnen een waarnemingstoelage.
In bijzondere gevallen kan uw werkgever van de eis afwijken dat de waarneming minimaal dertig dagen moet duren om voor de toelage in aanmerking te komen.
Bij volledige waarneming van de functie heeft u recht op een volledige waarnemingstoelage. De hoogte daarvan is het verschil tussen uw eigen salaris en het salaris dat u zou ontvangen in die functie. Dit is alleen anders als de arbeidsduur van de functie die u waarneemt anders is dan uw eigen arbeidsduur. In dat geval ontvangt u de waarnemingstoelage naar rato van de arbeidsduur van de functie die u waarneemt.
Van volledige waarneming is sprake als u in plaats van uw eigen functie alle werkzaamheden en verantwoordelijkheden heeft die horen bij de functie die u waarneemt.
Bij gedeeltelijke waarneming heeft u recht op een gedeeltelijke waarnemingstoelage. Uw werkgever bepaalt afhankelijk van de mate waarin u de functie waarneemt of u 50% of 75% van de volledige waarnemingstoelage ontvangt.
Van gedeeltelijke waarneming is geen sprake als waarneming van die functie onderdeel is van uw eigen functie.
§ 7.5 Toelage of éénmalige uitkering om andere reden
In dit hoofdstuk van de cao zijn een aantal omstandigheden beschreven waarbij u recht heeft op een toelage. Er kunnen andere omstandigheden zijn die voor uw leidinggevende aanleiding kunnen zijn om u in aanvulling op uw salaris een toelage of een eenmalige uitkering te betalen.
Als dit zo is dan zal uw leidinggevende u schriftelijk laten weten waarom u de toelage of eenmalige uitkering ontvangt. Bij een toelage laat uw leidinggevende daarbij ook weten hoe lang u de toelage zult ontvangen en of er voorwaarden aan de betaling zijn verbonden. Als uw werkgever de toelage gaat beëindigen krijgt u daarvan vooraf een melding waarin de reden waarom dat gebeurt ook is opgenomen.
§ 7.6 Overwerkvergoeding
Als u op verzoek van uw leidinggevende werkt buiten de werktijden van uw arbeidspatroon, en er sprake is van overwerk dan heeft u recht op een vergoeding voor overwerk als u maximaal salarisschaal 10 heeft.
Indien u overwerkt aansluitend aan uw dagelijkse werktijd geldt als aanvullende voorwaarde dat u dan pas recht heeft op een vergoeding als u:
• minimaal 15 minuten overwerkt als uw werktijd die dag minder dan 4 uur bedraagt of
• minimaal 30 minuten overwerkt als uw werktijd die dag 4 uur of meer bedraagt.
Voor overwerk heeft u recht op een vergoeding in tijd en een vergoeding in geld per aaneengesloten periode van 15 minuten.
De vergoeding in tijd is in de vorm van verlofuren, gelijk aan de duur van het overwerk. Dit overwerkverlof moet u zo snel mogelijk opnemen, gewoonlijk niet later dan de maand erna.
Het overwerkverlof dat u aan het einde van een jaar nog heeft wordt tot maximaal 36 uur toegevoegd aan uw IKB-spaarverlof.
Als uw werkgever van mening is dat de bedrijfsvoering wordt verstoord als u uw vergoeding in tijd opneemt als verlofuren, dan krijgt u deze verlofuren uitbetaald. Hierbij geldt de waarde van uw salaris per uur op het moment van uitbetaling.
De vergoeding in geld is afhankelijk van de duur van het overwerk maar ook van de dag en het tijdstip van uw overwerk:
Dag | Tijdstip | Percentage salaris per uur |
maandag t/m vrijdag | 6.00 - 22.00 uur | 25% |
22.00 - 6.00 uur | 50% | |
zaterdag, zondag en feestdag | 6.00 - 22.00 uur | 50% |
22.00 - 6.00 uur | 100% |
U ontvangt de vergoeding in geld in de maand nadat u heeft overgewerkt.
Uw werkgever kan over de overwerkvergoeding in bijzondere gevallen met vakbonden andere afspraken maken. Dit kan ook een gelijke overwerkvergoeding voor een groep werknemers zijn, die gelijke werkzaamheden verrichten maar verschillende salarisschalen hebben. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Als hoofdstuk 22 op u van toepassing is geldt voor u de overwerkvergoeding in paragraaf 22.9 in plaats van deze overwerkvergoeding.
Hoofdstuk 8. Ziekte en arbeidsongeschiktheid
§ 8.1 Re-integratie
Arbeidsongeschikt vanwege ziekte
Als u door ziekte niet kunt werken, moet u zich zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee dagen ziekmelden bij uw werkgever. In het personeelsreglement van uw organisatie kunnen daarover nadere voorschriften zijn opgenomen. Als u langer dan acht weken door ziekte niet kunt werken, moet u samen met uw werkgever een plan van aanpak opstellen om uw herstel te bevorderen. Daarbij moet u ander passend werk accepteren als u uw eigen functie door arbeidsongeschiktheid niet kunt vervullen.
Uw werkgever moet uw terugkeer naar uw werk bevorderen door u duurzaam te laten re-integreren onder begeleiding van een (medisch) deskundige of bedrijfsarts. Mocht dit niet of nog niet mogelijk zijn in uw eigen werk, dan gaat u re-integreren in passend werk. Voor dit passende werk geldt dat hierin uw resterende mogelijkheden volledig worden benut en dat de bijbehorende salarisschaal niet meer dan twee schalen lager ligt dan de salarisschaal die voor u gold voordat u arbeidsongeschikt raakte. Als re- integratie in dit passende werk niet of nog niet mogelijk is, dan stelt uw werkgever u in de gelegenheid om andere werkzaamheden te verrichten om uw herstel te bevorderen. Als na overleg tussen u en uw werkgever duidelijk is dat passend werk niet beschikbaar is binnen uw eigen organisatie, dan zal uw re- integratie zich richten op re-integratie in passend werk bij een andere organisatie, zo mogelijk binnen de overheid. Bij het vinden van passend werk heeft u een voorrangspositie bij het vervullen van vacatures bij alle organisaties binnen de sector Rijk.
Als u na minder dan één jaar volledige arbeidsongeschiktheid uw werk opnieuw wilt hervatten, dan kan uw werkgever hieraan als voorwaarde stellen dat de (medisch) deskundige of bedrijfsarts eerst een positief advies hierover moet hebben afgegeven. Bent u gedurende één jaar of langer volledig arbeidsongeschikt geweest, dan geldt een positief advies van de medisch deskundige of arbodienst als voorwaarde om uw werk te mogen hervatten.
Medisch onderzoek en second opinion
Uw werkgever stelt u periodiek in de gelegenheid een medisch onderzoek te ondergaan. Uw werkgever kan u ook vragen een medisch onderzoek te ondergaan voor een medisch advies.
Dit is het geval in de volgende situaties:
• om de aanspraken die u heeft op basis van dit hoofdstuk van de cao vast te kunnen stellen
• als u in contact bent of kort geleden bent geweest met iemand die een infectieziekte heeft waarvoor een meldingsplicht geldt
• als dit volgt uit een wettelijke verplichting of als uw functie op de lijst van uw organisatie staat waarvoor vanwege gezondheidsrisico’s periodiek medisch onderzoek nodig is.
Na het medisch onderzoek ontvangt u zo spoedig mogelijk het medisch advies. Bij een medisch onderzoek op verzoek van uw werkgever ontvangt die ook de uitkomst van het medisch advies. Als daaruit blijkt dat u niet of niet volledig geschikt bent voor uw werk, dan mag u uw werk niet of niet meer volledig doen. Voor de doorbetaling van uw maandinkomen gelden dan de bepalingen van dit hoofdstuk.
Als u twijfelt aan de juistheid van het advies, kunt u gebruik maken van uw wettelijk recht om bij twijfel aan de juistheid van een advies van de bedrijfsarts een andere bedrijfsarts te raadplegen (second opinion). Uw werkgever heeft daarvoor een procedure.
Uw werkgever betaalt de kosten van het medisch onderzoek en van de second opinion. U heeft recht op vergoeding van eventuele reis- en verblijfkosten volgens aanspraken bij binnenlandse dienstreizen.
§ 8.2 Maandinkomen bij ziekte tijdens dienstverband
Vanaf de eerste dag dat u arbeidsongeschikt bent, betaalt uw werkgever uw maandinkomen gedurende 52 weken volledig door. Daarna betaalt uw werkgever 70% van uw maandinkomen, ook als u na 104 weken nog in dienst bent. Vanaf het moment dat uw werkgever u 70% van uw maandinkomen uitbetaalt bedraagt uw IKB-budget 19,93% van uw tot 70% verlaagde salaris. Als u recht heeft op een ABP Arbeidsongeschiktheidspensioenuitkering (AAOP) wordt de hoogte van deze uitkering na 104 weken arbeidsongeschiktheid in mindering gebracht op uw maandinkomen. Als u tijdens uw arbeidsongeschiktheid vakantie-uren of IKB-uren opneemt, ontvangt u tijdens uw (vakantie)verlof altijd uw volledige maandinkomen.
Bij het bepalen van de periode van 52 en 104 weken, worden de wettelijke regels voor het optellen van meerdere perioden van arbeidsongeschiktheid toegepast.
Bent u langer dan 52 weken arbeidsongeschikt, maar verricht u over een bepaald aantal uren passend werk, dan heeft u na afloop van de 52 weken over die uren recht op volledige doorbetaling van uw maandinkomen. Dat geldt ook als u passend werk zou hebben kunnen verrichten, maar uw werkgever u dat niet heeft aangeboden.
Als u binnen 104 weken een functie accepteert waardoor uw nieuwe maandinkomen lager wordt dan uw oorspronkelijke maandinkomen, dan stopt de volledige doorbetaling van uw maandinkomen maar krijgt u tot en met de 104de week een aanvulling op uw nieuwe maandinkomen. De hoogte van die aanvulling wordt bepaald door het verschil tussen uw oude en uw nieuwe maandinkomen.
Als de vraag of u arbeidsongeschikt bent wordt voorgelegd aan UWV, dan zal uw (voormalige) werkgever het deskundigenoordeel volgen. Als het deskundigenoordeel in uw voordeel uitvalt zal uw (voormalige) werkgever uw eventueel niet uitbetaalde maandinkomen alsnog betalen.
Beroepsincident, dienstongeval en beroepsziekte
Als u arbeidsongeschikt bent geraakt door een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte, dan heeft u ook als u langer dan 52 weken arbeidsongeschikt bent recht op doorbetaling van uw volledige maandinkomen.
Als u na 104 weken hierdoor nog steeds ten minste 35% arbeidsongeschikt bent en een functie heeft geaccepteerd waardoor uw maandinkomen daalt, dan heeft u recht op een aanvulling op uw maandinkomen. De hoogte daarvan wordt bepaald door uw arbeidsongeschiktheidspercentage en het verschil tussen:
• het volgens onderstaande tabel vastgestelde percentage van uw oude maandinkomen voordat u arbeidsongeschikt werd
• uw maandinkomen dat u in uw nieuwe functie ontvangt plus uw inkomsten van uw WIA-uitkering en uw ABP-arbeidsongeschiktheidspensioen.
Percentage doorbetaling oorspronkelijke maandinkomen | |
80% of meer | 90,02% |
65 tot 80% | 65,26% |
55 tot 65% | 54,01% |
45 tot 55% | 45,01% |
35 tot 45% | 36,01% |
§ 8.3 Maandinkomen bij arbeidsongeschiktheid na afloop dienstverband
Mogelijk heeft u na het einde van uw dienstverband recht op een periode van doorbetaling van uw voormalig maandinkomen tot uiterlijk de datum waarop u uw AOW-leeftijd bereikt. U heeft hierop geen recht als u:
• bij een andere werkgever recht heeft op loon of een ZW-uitkering of
• bent ontslagen om een dringende reden
Als u voor doorbetaling van uw voormalig maandinkomen in aanmerking komt dan start de periode van doorbetaling van uw voormalig maandinkomen op de eerste dag dat u wegens arbeidsongeschiktheid niet (volledig) heeft gewerkt of zou hebben gewerkt. Als u op de einddatum van uw dienstverband arbeidsongeschikt was en direct voorafgaand aan het einde van uw dienstverband met langdurend bijzonder verlof zonder doorbetaling van uw maandinkomen was, begint die periode op de einddatum van uw dienstverband.
Als uw dienstverband is beëindigd en u aansluitend met ABP-pensioen bent gegaan, wordt bij de doorbetaling van uw voormalig maandinkomen rekening gehouden met uw ABP-pensioen. Uw voormalige werkgever vult uw ABP-pensioen aan tot maximaal uw voormalig maandinkomen.
Als u:
• op de einddatum van uw dienstverband arbeidsongeschikt bent,
• uw dienstverband om een andere reden dan wegens langdurige arbeidsongeschiktheid is beëindigd en
• u niet geschikt bent om te werken
heeft u gedurende maximaal 52 weken recht op doorbetaling van uw voormalig maandinkomen.
Daarna heeft u gedurende maximaal 26 weken recht op doorbetaling van 70 procent van uw voormalig maandinkomen.
Bij het bepalen van het einde van de periode van 52 en 26 weken, worden de wettelijke regels bij het optellen van meerdere perioden van arbeidsongeschiktheid toegepast.
Als u tijdens de doorbetaling van uw voormalig maandinkomen komt te overlijden dan gelden de bepalingen in deze cao over de overlijdensuitkering.
Beroepsincident, dienstongeval en beroepsziekte
Als:
• u door een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte arbeidsongeschikt bent
• uw dienstverband om een andere reden dan vanwege langdurige ziekte is beëindigd en
• u niet geschikt bent om te werken
heeft u gedurende 104 weken recht op doorbetaling van uw voormalig maandinkomen.
Als u tijdens uw dienstverband arbeidsongeschikt bent geworden door een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte en daardoor na het einde van uw dienstverband een WIA-uitkering ontvangt, heeft u tot u uw AOW-leeftijd bereikt recht op een aanvullende uitkering. De hoogte van deze uitkering is het verschil tussen:
• het volgens de tabel in de vorige paragraaf vastgestelde percentage van uw voormalig maandinkomen tijdens uw dienstverband en
• de hoogte van uw WIA-uitkering en uw ABP-arbeidsongeschiktheidspensioen.
Zwangerschaps- en bevallingsverlof
Als u:
• tijdens uw zwangerschaps- en bevallingsverlof ziek bent geworden of
• binnen een maand na afloop van uw zwangerschaps- en bevallingsverlof ziek wordt
en daardoor niet of niet volledig kunt werken, heeft u als uw dienstverband eindigt gedurende maximaal 52 weken recht op doorbetaling van uw voormalig maandinkomen. De termijn van 52 weken waarin uw maandinkomen volledig wordt doorbetaald begint op de dag:
• na uw zwangerschaps- en bevallingsverlof als u tijdens dat verlof al ziek bent geworden of
• dat u ziek wordt binnen een maand na afloop van uw zwangerschaps- en bevallingsverlof.
Arbeidsongeschikt na einddatum dienstverband
Als u:
• binnen vier weken na de einddatum van uw dienstverband arbeidsongeschikt wordt
• niet geschikt bent om te werken en
• minimaal twee maanden in dienst bent geweest
heeft u gedurende maximaal 52 weken recht op doorbetaling van uw voormalig maandinkomen.
§ 8.4 Aanvulling maandinkomen bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
Als UWV heeft bepaald dat u minder dan 35% arbeidsongeschikt bent, dan zorgt uw werkgever ervoor dat u een passende functie krijgt. Dat kan een andere functie zijn, maar ook uw huidige functie voor een minder aantal uren. Als dit vanwege een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering niet mogelijk blijkt zal uw werkgever met u overleggen over een andere oplossing.
Als u door acceptatie van een passende functie een lager maandinkomen ontvangt, heeft u maximaal vijf jaar recht op een aanvullende uitkering. Dit recht geldt ook als u eerst meer dan 35% arbeidsongeschikt was en UWV tijdens de looptijd van de WGA-uitkering alsnog bepaalt dat u minder dan 35% arbeidsongeschikt bent. De vijf jaar gaan dan in op de datum:
• dat u een nieuwe passende functie accepteert of
• van de UWV-beslissing als uw nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage niet leidt tot een nieuwe passende functie.
U behoudt ook na vijf jaar recht op de aanvullende uitkering als u arbeidsongeschikt bent geraakt door een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte.
De hoogte van de aanvullende uitkering is 70% van het verschil tussen:
• het maandinkomen dat u zou hebben ontvangen als u niet arbeidsongeschikt was geworden en
• het maandinkomen dat u krijgt in uw passende functie, waarbij toekomstige verhogingen daarvan niet worden meegeteld.
§ 8.5 Gevolgen niet nakomen verplichtingen
Als u:
• niet of onvoldoende meewerkt aan uw re-integratie
• de voorschriften van uw (voormalige) werkgever bij arbeidsongeschiktheid en re-integratie niet naleeft
• uw ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt en dit niet het gevolg is van uw psychische toestand
• zonder goede reden niet of niet tijdig een WIA-uitkering aanvraagt bij UWV
• binnen zes maanden na aanvang van uw dienstverband arbeidsongeschikt wordt en blijkt dat u bij uw medische keuring onjuiste informatie heeft verstrekt of informatie heeft verzwegen, waardoor u ten onrechte bent goedgekeurd. Dit is niet het geval als u kunt aantonen dat u niet opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of informatie heeft verzwegen.
kan uw (voormalige) werkgever binnen de wettelijke mogelijkheden het betalen van uw (voormalig) maandinkomen opschorten of stopzetten.
Als u een WGA-uitkering ontvangt en u zich niet houdt aan uw wettelijke verplichtingen, dan kan uw (voormalige) werkgever als deze eigenrisicodrager is voor de WGA, u als maatregel tijdelijk minder of geen uitkering betalen. Dit is alleen anders als het niet naleven van de verplichtingen u niet verweten kan worden.
Als uw (voormalige) werkgever u als maatregel voor het niet naleven van uw verplichtingen tijdelijk minder of geen WGA-uitkering betaalt worden daarbij de regels van UWV gehanteerd, opgenomen als bijlage 5 van de cao. Uw (voormalige) werkgever zal u eerst waarschuwen als dat mogelijk is.
Als uw (voormalige) werkgever geen eigenrisicodrager is voor de WGA, dan zal UWV u tijdelijk minder of geen uitkering betalen als u zich niet houdt aan uw verplichtingen.
§ 8.6 Doorbetaling (voormalig) maandinkomen bij extra inkomsten
De doorbetaling van uw (voormalig) maandinkomen wordt verlaagd als u uit werk:
• tijdens uw ziekte nieuwe inkomsten krijgt
• voorafgaand aan uw ziekte andere inkomsten had die daarna hoger zijn geworden omdat u meer bent gaan werken.
De verlaging van uw (voormalig) maandinkomen is gelijk aan het bedrag van uw nieuwe of hogere inkomsten, maar niet meer dan het (voormalig) maandinkomen dat u ontvangt vanwege uw arbeidsongeschiktheid.
§ 8.7 Vergoeding schade en zorgkosten
In aanvulling op de wettelijke aansprakelijkheid van werkgevers voor schade die werknemers in de uitvoering van hun werkzaamheden lijden, zijn in deze paragraaf aanvullende rechten opgenomen als u te maken heeft met een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte.
Als u kosten maakt vanwege uw ziekte die niet door uw zorgverzekering worden vergoed en u die kosten daarom zelf moet betalen, dan kunt u in bepaalde situaties in aanmerking komen voor een vergoeding van uw (voormalige) werkgever van die zorgkosten.
U heeft recht op volledige vergoeding van de noodzakelijk gemaakte zorgkosten die u zelf moet betalen als uw ziekte het gevolg is van een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte. Uw (voormalige) werkgever bepaalt of u deze zorgkosten noodzakelijk heeft gemaakt. Als u een beroepsincident heeft gehad vergoedt uw (voormalige) werkgever u daarnaast ook alle overige schade die u als gevolg hiervan heeft geleden.
In andere bijzondere situaties kan uw (voormalige) werkgever u een vergoeding geven voor resterende zorgkosten van uzelf of uw gezin.
Hoofdstuk 9. Individuele keuzes in het arbeidsvoorwaardenpakket
§ 9.1 Individueel Keuzebudget (IKB)
Het IKB geeft u de mogelijkheid om naar uw eigen keuze een deel van uw maandinkomen te laten uitbetalen op door u gewenste tijdstippen. Daarnaast heeft u de mogelijkheid om uw maandinkomen deels om te zetten in verlof en andersom. Ook kunt u uw maandinkomen op een fiscaal voordelige manier gebruiken voor een aantal doelen. Als u zelf geen keuzes maakt, volgt uit de bepalingen van deze paragraaf op welke wijze u uw IKB krijgt.
Uw IKB bestaat uit uw IKB-budget en uw IKB-uren.
Uw IKB-budget bedraagt 16,50% van uw salaris. Uw vakantie-uitkering van 8% over uw salaris is hierin opgenomen. Voor de vakantie-uitkering geldt een minimumbedrag van momenteel € 219,88 per maand.
Uw IKB-budget krijgt u maandelijks beschikbaar, maar de maand van uitbetalen daarvan kunt u zelf kiezen.
U krijgt ieder jaar 64 IKB-uren. Als u geboren bent voor 1983 en uw dienstverband bij de sector Rijk voor 1 september 2022 is begonnen, geldt voor u een overgangsbepaling waardoor voor u een ander aantal IKB-uren geldt.
Uw IKB-uren bouwt u gedurende het jaar op maar u krijgt de IKB-uren ieder jaar per 1 januari beschikbaar voor het hele jaar. Als u in de loop van een jaar in dienst komt, krijgt u de IKB-uren naar rato beschikbaar. Als u in de loop van een jaar van arbeidsduur wijzigt, worden uw IKB-uren naar rato herrekend. Het aantal IKB-uren wordt naar boven afgerond.
U kunt uw IKB-budget:
• laten uitbetalen in de door u gekozen maanden. Als u geen keuze maakt wordt uw IKB-budget uitbetaald in december. Dat is ook het geval als u aan het einde van het jaar nog een deel van uw IKB-budget over hebt
• gebruiken om extra IKB-uren te kopen. U kunt maximaal 187 extra IKB-uren kopen. De prijs van een IKB-uur is gelijk aan uw maandinkomen per uur. Hierbij geldt de waarde op het moment van aankoop. De extra gekochte IKB-uren kunt u niet meer verkopen
• gebruiken om op een fiscaal voordelige manier producten of diensten te kopen (IKB-doelen).
U kunt uw IKB-uren:
• opnemen als verlof, waarbij u uw maandinkomen krijgt doorbetaald. Het opnemen moet u tijdig aan uw leidinggevende melden. Een eenmaal vastgestelde verlofperiode kunt u op een later moment wijzigen, tenzij de bedrijfsvoering daardoor ernstig wordt verstoord
• laten uitbetalen op door u gekozen tijdstippen. U kunt jaarlijks maximaal 32 IKB-uren laten uitbetalen. Als u geboren bent voor 1983 en uw dienstverband bij de sector Rijk voor 1 september 2022 is begonnen geldt voor u een overgangsbepaling. De waarde van een IKB-uur is gelijk aan uw maandinkomen per uur. Hierbij geldt de waarde op het moment van uitbetaling.
• toevoegen aan uw IKB-spaarverlof. IKB-uren die u niet heeft opgenomen als verlof en niet heeft laten uitbetalen, worden eind december toegevoegd aan uw IKB-spaarverlof.
U kunt uw IKB-uren voor langere tijd opsparen in uw IKB-spaarverlof. Uw IKB-spaarverlof kan niet vervallen. U kunt maximaal 3600 uur sparen.
Als u aan het einde van een jaar een verlofsaldo heeft dat hoger is dan 3600 uur, krijgt u het meerdere uitbetaald. De daarbij gehanteerde waarde van een IKB-spaarverlofuur is gelijk aan uw maandinkomen per uur op dat moment.
Als u uw IKB-spaarverlof opneemt, krijgt u tijdens uw verlof per uur de waarde van een IKB- spaarverlofuur uitbetaald. De daarbij gehanteerde waarde van een IKB-spaarverlofuur is gelijk aan uw maandinkomen per uur.
Uw IKB-spaarverlof kunt u opnemen als verlof maar kunt u ook gebruiken voor een langere periode van verlof. Als u zes weken of langer met verlof wilt gaan, moet u dat minimaal zes maanden van tevoren aan uw leidinggevende melden. Als u dit op een later moment meldt, kan uw leidinggevende u opdragen het opnemen van uw verlof uit te stellen als daarmee wordt voorkomen dat de bedrijfsvoering ernstig wordt verstoord. Vanaf de leeftijd van 58 jaar heeft u recht om uit uw IKB- spaarverlof, minimaal één dag per week verlof op te nemen.
U kunt uw IKB-budget gebruiken om fiscaal voordelige uitgaven te doen voor de doelen in onderstaande tabel. De voorwaarden die gelden zijn in de tabel vermeld. De in de tabel genoemde bedragen zijn niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
IKB-doelen | Voorwaarden/bijzonderheden |
Een fiets (als u dat wenst inclusief accessoires en fietsverzekering) | - Maximaal € 1.500 IKB-budget voor fiets en accessoires samen met daarnaast een bij aanschaf van de fiets afgesloten fietsverzekering (maar niet een WA-verzekering die voor een speed pedelec verplicht is dan wel een verzekering voor een speed pedelec waarin de WA is opgenomen) - U gebruikt eerst de vergoeding van uw werkgever voor de aanschaf van een fiets voor woon-werkverkeer - Eenmaal per vijf kalenderjaren mogelijk, in aanvulling op de vergoeding van de werkgever voor de fiets. Voor een fiets die u uiterlijk in december 2022 heeft gedeclareerd geldt een termijn van drie jaar. - -U gebruikt de fiets op minimaal de helft van het aantal dagen dat u naar uw werk reist voor (een gedeelte van) uw woon-werkverkeer |
Batterij voor elektrische fiets | - Maximaal € 500 voor een nieuwe batterij voor uw elektrische fiets - Eenmaal per drie kalenderjaren mogelijk - U gebruikt de fiets op minimaal de helft van het aantal dagen dat u naar uw werk reist voor (een gedeelte) van uw woon-werkverkeer. |
Bedrijfsfitness | - Op de werkplek of een vaste locatie die uw werkgever aanwijst of - In een fitnesscentrum dat uw werkgever voor alle werknemers binnen een onderdeel kiest of - In alle vestigingen van een fitnesscentrum waarmee uw werkgever een overeenkomst sluit |
Vakbondscontributie | Voor door u in een jaar betaalde vakbondscontributie |
Inrichting thuiswerkplek en/of verduurzaming woning | - Maximaal € 750 IKB-budget voor de inrichting van uw thuiswerkplek en/of de verduurzaming van uw woning |
IKB-doelen | Voorwaarden/bijzonderheden |
- U gebruikt eerst de vergoeding van uw werkgever voor de inrichting van uw thuiswerkplek en/of de verduurzaming van uw woning. - Voor de aanschaf van een bureau declareert u eerst het bedrag dat uw werkgever als arbovoorziening vergoedt. - Eenmaal per vijf kalenderjaren (in meerdere delen) mogelijk. De termijn van vijf kalenderjaren start in het jaar dat u de vergoeding van uw werkgever voor het eerst gebruikt. - - | |
Studie/opleiding | - Voor uw (toekomstig) beroep of - Voor het op peil houden van uw vakkennis |
Vakliteratuur | Voor vakliteratuur die gewoonlijk in uw beroepsgroep wordt gebruikt |
Opwaarderen Mobiliteitskaart Rijksoverheid | Voor de door de werkgever in rekening gebrachte meerkosten van opwaardering reizen woon- werkverkeer van 2e naar 1e klas Mobiliteitskaart Rijksoverheid |
Hiervoor kunt u naast uw IKB-budget ook uw decembersalaris gebruiken voor het gedeelte boven het voor u geldende minimumloon |
Houd er rekening mee dat u als u een aanvraag doet u daar bewijsstukken bij moet voegen.
§ 9.2 Betaald meer uren werken (met gelijkblijvende arbeidsduur)
U kunt uw leidinggevende toestemming vragen om in een jaar tijdelijk meer uren te werken en deze (anders dan geldt voor compensatie-uren) uitbetaald te krijgen, zonder dat dit gevolgen heeft voor uw arbeidsduur. Dit moet u dan vooraf aanvragen. Per jaar kunt u maximaal 100 uur meer werken. Dit is alleen anders als daardoor de bedrijfsvoering ernstig wordt verstoord.
Als u meer uren werkt mag uw werktijd daardoor niet hoger worden dan gemiddeld 40 uur per week.
Uw te werken uren worden uitbetaald nadat uw leidinggevende u toestemming heeft gegeven om tijdelijk meer uren te werken. De waarde van de meer gewerkte uren is gelijk aan uw salaris per uur plus 16,50% IKB-budget op het tijdstip waarop u uw leidinggevende om toestemming heeft gevraagd.
Hoofdstuk 10. Reizen en vergoedingen
§ 10.1 Woon-werkverkeer
U heeft recht op een vergoeding voor uw reiskosten woon-werkverkeer van uw woning naar uw werklocatie. U heeft ook recht op deze vergoeding als u hybride werkt en er soms voor kiest om niet op uw werklocatie, maar in een ander rijksgebouw te werken.
De hoogte van deze vergoeding hangt af van:
• uw keuze voor een vervoermiddel
• uw reiskilometers en
• het antwoord op de vraag of u uw werklocatie praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken.
Voor het bepalen van uw reisafstanden wordt gebruik gemaakt van de routeplanner in het P- Direktportaal. De afstanden worden berekend met behulp van de postcodes en afgerond op één decimaal achter de komma. Als met de routeplanner geen of een verkeerd resultaat wordt bereikt, stelt uw werkgever de reisafstand op een andere manier vast.
Voor het vaststellen van uw reistijd wordt bij openbaar vervoer gebruik gemaakt van de uitkomsten van de site 0000.xx en bij eigen vervoer gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner.
Als u voor uw woon-werkverkeer geheel of gedeeltelijk gebruik maakt van het openbaar vervoer heeft u recht op vergoeding van de volledige kosten daarvan. Voor reizen per trein krijgt u de kosten voor 2e klasse vergoed, tot maximaal de kosten van een jaartrajectkaart.
Uw werkgever kan er voor kiezen om u vervoerbewijzen voor uw vervoer in gebruik te geven in plaats van de kosten daarvan te vergoeden.
Voor uw reisgedeelte naar het openbaar vervoer heeft u recht op:
• de hoge reiskostenvergoeding met de fiets (tot 1 oktober 2024 geldt nog de lage reiskostenvergoeding)
• de lage reiskostenvergoeding met overig eigen vervoer,
mits de afstand daarvan ten minste één kilometer betreft. Dit geldt voor de afstand van uw woning naar uw instaphalte en voor de afstand van uw uitstaphalte naar uw werklocatie.
Als u gebruik maakt van eigen vervoer heeft u recht op een maandelijkse reiskostenvergoeding.
• Als u minimaal 128 dagen per jaar een vast reispatroon met eigen vervoer heeft ontvangt u van uw werkgever een vaste maandelijkse vergoeding voor uw reiskosten. Hierbij wordt deze berekeningswijze gehanteerd waarbij de bedragen in onderstaande tabel worden gebruikt. Als u meer dan zes weken niet reist naar uw werklocatie wordt de vaste vergoeding stopgezet. U heeft weer recht op de vaste vergoeding vanaf de maand volgend op de maand dat u weer naar uw werklocatie reist.
• Als u minder dan 128 dagen per jaar een vast reispatroon met eigen vervoer heeft, kunt u uw reiskosten maandelijks achteraf declareren. Uw recht op vergoeding van de reiskosten vervalt als u uw declaratie niet indient binnen drie maanden na de maand waarin u de kosten heeft gemaakt.
Bij het bepalen van de 128 dagen per jaar geldt dat dit naar rato is als:
• u op minder dan vijf dagen per week werkt
• uw dienstverband in de loop van het jaar ingaat of eindigt of
• uw reisafstand wijzigt vanwege een andere werklocatie of omdat u verhuist.
Bij het vaststellen van de reiskostenvergoeding wordt voor het bepalen van de afstand uitgegaan van de heenreis van uw woning naar uw werklocatie.
De hoogte van uw reiskostenvergoeding is afhankelijk van twee zaken:
• het vervoermiddel dat u kiest en
• het antwoord op de vraag of u uw werklocatie praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken.
Afhankelijk daarvan geldt een hoge of een lage reiskostenvergoeding met momenteel de volgende bedragen:
Vergoeding per kilometer | € 0,21 | € 0,07 |
Maximale vaste reiskostenvergoeding per maand | € 419,95 | € 62,18 |
Maximale reiskostenvergoeding per dag | € 23,55 | € 3,49 |
Hieronder wordt dit toegelicht.
Woon-werkverkeer met de fiets
Om in aanmerking te komen voor de hoge reiskostenvergoeding moet u een verklaring ondertekenen. Daarin verklaart u:
• welk aantal dagen per week u met de fiets naar uw werk komt
• dat u alleen in bijzondere gevallen op deze dagen gebruik maakt van een andere wijze van vervoer, en dat op eigen kosten.
Op dagen in de week waarvan u heeft verklaard niet per fiets naar uw werk te komen, heeft u afhankelijk van uw keuze tussen gebruik van openbaar vervoer of eigen vervoer recht op:
• de gebruikelijke vergoeding voor de kosten van openbaar vervoer
• de lage reiskostenvergoeding.
Naast de reiskostenvergoeding heeft u eenmaal per vijf kalenderjaren ook recht op een vergoeding van uw werkgever voor de aanschaf van een fiets en accessoires (of eenmaal per drie jaar als u de fiets uiterlijk in december 2022 heeft gedeclareerd). De vergoeding bedraagt € 500 netto en is niet afhankelijk van uw arbeidsduur. Voorwaarde is dat u de fiets minimaal de helft van het aantal dagen gebruikt dat u naar uw werk reist voor (een gedeelte van) uw woon-werkverkeer. U kunt de vergoeding van uw werkgever fiscaal vriendelijk aanvullen met uw IKB-budget voor de aanschaf van een duurdere fiets en/of voor een fietsverzekering.
Houd er rekening mee dat als u een aanvraag doet u daar een bewijsstuk bij moet voegen. Als u binnen zes maanden na aanvraag van de vergoeding uw dienstverband bij de sector Rijk beëindigt, moet u deze terugbetalen.
Woon-werkverkeer met overig eigen vervoer
U heeft recht op de hoge reiskostenvergoeding als u (anders dan per fiets) met overig eigen vervoer reist en uw werklocatie niet praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken.
Hiervan is in ieder geval sprake als op een van uw werkdagen in een maand:
• het openbaar vervoer bij de halte van uw werklocatie bij aanvang en bij afloop van uw gebruikelijke werktijden daar niet minimaal twee keer per uur stopt
• uw bedrijfsarts van mening is dat u om medische redenen niet met het openbaar vervoer kunt reizen;
• de loopafstand tussen uw werklocatie en de dichtstbijzijnde halte van het openbaar vervoer meer dan één kilometer is
• de reistijd van uw woning naar uw werklocatie met het openbaar vervoer twee uur of meer bedraagt, terwijl dit met eigen vervoer minimaal 45 minuten sneller is of
• uw persoonlijke veiligheid in gevaar komt door het reizen met openbaar vervoer vanwege de ligging van uw werklocatie.
Uw werkgever stelt vast of dit het geval is. Daarnaast kan uw werkgever om andere redenen beslissen dat openbaar vervoer voor u niet praktisch is.
Als u (anders dan per fiets) met eigen vervoer reist en uw werklocatie wel praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken, heeft u recht op de lage reiskostenvergoeding.
Uw werkgever kan beslissen om bepalingen uit deze paragraaf geheel of gedeeltelijk niet toe te passen of daarvan af te wijken als toepassing van die bepalingen vanwege uw omstandigheden voor u zeer onredelijk zou zijn.
§ 10.2 Dienstreizen binnenland
Als u voor uw werk op verzoek van uw werkgever naar een andere locatie dan uw eigen werklocatie in Europees Nederland moet, dan is er sprake van een binnenlandse dienstreis. Dit is ook het geval als uw dienstreis in Europees Nederland is begonnen en het reisgedeelte daarbuiten beperkt is of niet noodzakelijk leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachtingen in het buitenland.
De kosten van uw binnenlandse dienstreis krijgt u vergoed op basis van de bepalingen in deze paragraaf. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen reiskosten en verblijfkosten. In bijzondere gevallen gelden andere regels. Deze vindt u aan het einde van deze paragraaf.
De vergoedingen in deze paragraaf zijn niet van toepassing als duidelijk is dat u:
• voor een periode van minimaal vier weken en
• op meer dan de helft van uw werkdagen per week
tijdelijk gaat werken op een werklocatie in een andere gemeente of op minimaal een kilometer afstand van uw eigen werklocatie. In dat geval heeft u recht op een vergoeding voor woon-werkverkeer. Dit is alleen anders als uw werkgever beslist u een vergoeding voor uw reiskosten te geven op grond van deze paragraaf. Als uw werkgever van mening is dat u niet dagelijks kunt reizen tussen uw woning en uw tijdelijke andere werklocatie, heeft u recht op een vergoeding voor de kosten voor uw tijdelijke andere woonruimte.
Bij het vaststellen van de vergoeding voor uw reiskosten en verblijfkosten geldt een beginpunt en een eindpunt van uw dienstreis. Dit kan uw werklocatie of uw woning zijn maar ook een andere locatie.
Uw woning of een andere locatie geldt niet als:
• beginpunt als u op de heenreis eerst naar uw werklocatie gaat voordat u reist naar de bestemming van uw dienstreis.
• eindpunt als u op de terugreis eerst naar uw werklocatie gaat voordat u reist naar uw woning.
Als u terug komt van uw dienstreis moet u de gemaakte kosten die daarvoor volgens deze paragraaf in aanmerking komen declareren op de manier die uw werkgever voorschrijft. Daarbij moet u er rekening mee houden dat u van uw uitgaven betaalbewijzen moet bijvoegen. Dit is niet nodig voor uw uitgaven voor logies, ontbijt, lunch, avondmaaltijd en uw kleine uitgaven overdag en in de avond. Uw recht op vergoeding van de kosten vervalt als u uw declaratie van uw dienstreis niet binnen drie maanden na afloop daarvan indient.
Als u gebruik maakt van het openbaar vervoer heeft u recht op vergoeding van de volledige kosten daarvan. Voor het reizen per trein krijgt u de kosten voor eerste klasse vergoed.
Als uw werkgever vindt dat het in het bedrijfsbelang is dat u gebruik maakt van een taxi, dan heeft u recht op volledige vergoeding van de kosten daarvan.
Om in aanmerking te komen voor de vergoeding van de reiskosten die u maakt voor openbaar vervoer en taxi, moet u de vervoerbewijzen of andere betaalbewijzen van uw reis bij uw declaratie indienen.
Als u gebruik maakt van de fiets heeft u recht op een vergoeding van € 0,21 (tot 1 oktober 2024 geldt nog € 0,09) per afgelegde kilometer en op vergoeding van gemaakte kosten van een fietsenstalling.
Als uw werkgever heeft bepaald dat het voor u niet praktisch is de dienstreis met openbaar vervoer te maken en u daarom gebruik maakt van een eigen motorvoertuig heeft u recht op een vergoeding van
€ 0,37 per afgelegde kilometer.
U heeft recht op een vergoeding van € 0,09 per afgelegde kilometer als uw werkgever heeft bepaald dat het voor u wel praktisch is de dienstreis met het openbaar vervoer te maken maar u vanwege bijzondere omstandigheden toestemming heeft gegeven om gebruik te maken van een eigen motorvoertuig. Uw vergoeding wordt met € 0,09 verhoogd voor iedere medereiziger op dienstreis, tot een maximum van € 0,37.
Als u de dienstreis met eigen vervoer maakt, en ook de afstand tussen uw woning en werklocatie met eigen vervoer aflegt, dan kunt u daarvoor dezelfde vergoeding per afgelegde kilometer krijgen als voor uw dienstreis.
Het gedeelte van de vergoeding dat uitgaat boven het bedrag per kilometer dat maximaal belastingvrij mag worden vergoed en dus fiscaal bovenmatig is, is bedoeld als voorschot voor vergoeding van kilometers die nog aanvullend in dat jaar belastingvrij kunnen worden vergoed. Na afloop van het jaar worden de vergoedingen definitief vastgesteld. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatige deel van de uitbetaalde vergoedingen, wordt uitgegaan van alle door u afgelegde dienstreiskilometers en al uw woon-werkverkeerkilometers waarvoor u een vergoeding heeft ontvangen.
Als uw dienstverband gedurende het jaar tussentijds wordt beëindigd, wordt eventueel verschuldigde loonheffing vanwege de fiscaal bovenmatige vergoeding van uw reiskosten ingehouden. Dit wordt dan gedaan in de maand nadat uw dienstverband is beëindigd.
Uw vergoeding voor verblijfkosten is voor de gemaakte kosten voor maaltijden, logies en kleine uitgaven tijdens uw dienstreis.
Om in aanmerking te komen voor de vergoeding voor verblijfkosten gelden de volgende voorwaarden:
• uw dienstreis duurt minimaal 4 uur en
• de bestemming van uw dienstreis ligt in een andere gemeente of op minimaal een kilometer afstand van uw eigen werklocatie.
De verblijfkostenvergoeding bestaat per dag van uw dienstreis uit de volgende onderdelen, waarvoor momenteel de volgende bedragen gelden:
Kleine uitgaven overdag | € 6,64 | hiervoor gelden geen aanvullende voorwaarden |
Kleine uitgaven in de avond | € 19,82 | hierop heeft u recht als u aansluitend ook overnacht vanwege uw dienstreis |
Logies | € 142,10 | per overnachting |
Ontbijt | € 13,88 | dit geldt als u de nacht daarvoor heeft overnacht vanwege uw dienstreis |
Lunch | € 20,32 | dit geldt voor iedere periode van 12.00 tot 14.00 uur die binnen uw dienstreis valt |
€ 30,74 | dit geldt voor iedere periode van 18.00 tot 21.00 uur die binnen uw dienstreis valt |
Behalve voor de kleine uitgaven overdag en in de avond geldt als voorwaarde voor de vergoeding dat u daarvoor kosten heeft gemaakt in een gelegenheid die daarvoor bedoeld is.
Lagere verblijfkostenvergoeding
Als u vaak dienstreizen maakt kan uw werkgever een lagere vergoeding voor de verblijfkosten voor u vaststellen als de aard van uw werkzaamheden of de reisomstandigheden daar aanleiding voor geven.
Als uw dienstreis langer dan acht dagen duurt, wordt uw vergoeding voor kleine uitgaven in de avond vanaf de negende dag gehalveerd.
Verblijfkostenvergoeding als overheid zorgt voor overnachting of maaltijden
Als de overheid zorgt voor een overnachting tijdens uw dienstreis krijgt u de kosten die u daarvoor moet maken vergoed als u van die kosten een bewijsstuk indient bij uw declaratie. Als u geen gebruik maakt van een door de overheid verzorgde overnachting, dan krijgt u geen vergoeding van de kosten die u zelf voor die overnachting maakt.
Als de overheid zorgt voor maaltijden tijdens uw dienstreis, dan krijgt u geen vergoeding van de kosten die u zelf voor maaltijden maakt. Dit is alleen anders als u aannemelijk kunt maken dat u redelijkerwijs geen gebruik kon maken van deze maaltijden.
Vaste vergoeding voor dienstreizen
In plaats van de vergoedingen in deze paragraaf per dienstreis, kan uw werkgever u ook een vaste vergoeding per maand of per kwartaal geven voor uw reiskosten en/of uw verblijfkosten. Bij het vaststellen van het bedrag daarvoor gaat uw werkgever uit van het aantal dienstreizen dat u gebruikelijk maakt en de vergoeding die u daar gemiddeld voor ontvangt.
Uw vaste vergoeding kan niet hoger zijn dan de vergoedingen die hiermee worden vervangen.
Als er wijzigingen optreden die van belang zijn voor de hoogte van de vaste vergoeding, wordt die vergoeding daarop aangepast. U bent verplicht om uw werkgever van dergelijke wijzigingen op de hoogte te stellen.
Uw werkgever kan beslissen om in bijzondere situaties in uw voordeel af te wijken van bepalingen uit deze paragraaf. Dit kan een afwijking zijn die alleen op u van toepassing is of een afwijking voor een groep werknemers waar u onderdeel van uitmaakt.
Samenloop met andere vergoedingen voor reis- en verblijfkosten
Als u voor uw dienstreis een vergoeding ontvangt van anderen dan van uw werkgever, dan moet u dit melden en wordt die vergoeding in mindering gebracht op de vergoeding waarop u volgens deze paragraaf recht heeft.
Uitzondering directeur van het Kabinet van de Koning
Als u werkzaam bent als directeur van het Kabinet van de Koning of als vervanger of waarnemer daarvan, dan krijgt u de door u opgegeven reiskosten en verblijfkosten voor uw binnenlandse dienstreizen vergoed. Dit geldt ook voor de uitgaven van en voor uw eventuele medereizigers. Uit uw opgave moet blijken dat u zuinig bent geweest. In uw opgave moet u de kosten afzonderlijk specificeren.
§ 10.3 Dienstreizen buitenland
Als u voor uw werk naar het buitenland moet, dan is er meestal sprake van een buitenlandse dienstreis. Dit is alleen niet het geval als de reis in Europees Nederland is begonnen en het reisgedeelte buiten Europees Nederland beperkt is of niet noodzakelijk leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland. In dat geval gelden de bepalingen voor een binnenlandse dienstreis.
De kosten van uw buitenlandse dienstreis krijgt u vergoed op basis van de bepalingen in deze paragraaf. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen reiskosten, verblijfkosten en overige kosten. In bijzondere gevallen gelden andere regels. Deze vindt u aan het einde van deze paragraaf.
Als u een buitenlandse dienstreis maakt, bepaalt uw werkgever het beginpunt en eindpunt daarvan.
Vervoerbewijzen en reserveringen voor overnachtingen
Vervoerbewijzen en reserveringen voor overnachtingen voor uw dienstreis moet u zo spoedig mogelijk aanvragen op de door uw werkgever voorgeschreven wijze. Hierbij is het uitgangspunt dat dit verloopt via de reisagent die uw werkgever heeft aangewezen. Als u schriftelijk toestemming heeft van uw werkgever kunt u de vervoerbewijzen en reserveringen voor overnachtingen ook zelf regelen. Als u uw reservering voor overnachtingen zelf regelt kan uw werkgever u richtlijnen geven voor de faciliteiten waarvan u voor overnachtingen gebruik kunt maken. Zowel het aanvragen als het zelf regelen moet u uiterlijk 21 dagen voor vertrek doen. Als deze termijn niet haalbaar is, dan legt u tijdig aan uw werkgever schriftelijk uit waarom dat niet haalbaar is.
Vervoerbewijzen die uw werkgever u geeft of die u zelf regelt hebben een vooraf vastgestelde reisdatum. Dit is alleen anders als er sprake is van bijzondere omstandigheden. In dat geval kan uw werkgever u een vervoerbewijs geven of vergoeden dat geen vastgestelde reisdatum heeft. U kunt uw
werkgever ook vragen om een vervoerbewijs zonder vastgestelde reisdatum. Dat moet u schriftelijk doen met uitleg waarom u vindt dat dit beter is.
Verlengen dienstreis voor privédoeleinden
Het is toegestaan dat u uw dienstreis verlengt voor privédoeleinden, als:
• uw werkgever dit voor uw vertrek schriftelijk heeft goedgekeurd
• de verlenging maximaal 72 uur bedraagt
• de verlenging aan het begin of aan het einde van uw dienstreis plaatsvindt en
• u de meerkosten voor reis en verblijf zelf betaalt en eventuele besparingen voor uw werkgever zijn.
Het verlengen van uw dienstreis voor privédoeleinden aan het begin van uw dienstreis is niet toegestaan als u met toestemming van uw werkgever eerder dan noodzakelijk vertrekt om te herstellen van de reis of om te acclimatiseren aan de lokale omstandigheden.
Het verlengen van uw dienstreis is niet toegestaan als u een functie vervult of werkzaamheden verricht waarvan uw werkgever met vakbonden heeft afgesproken dat die niet in aanmerking komt voor het verlengen van dienstreizen voor privédoeleinden. Voor welke functies dat geldt staat vermeld in het personeelsreglement van uw organisatie.
Als u terugkomt van uw dienstreis moet u de gemaakte kosten die daarvoor volgens deze paragraaf in aanmerking komen declareren op de manier die uw werkgever voorschrijft. Daarbij moet u ermee rekening houden dat:
• u van uw uitgaven betaalbewijzen moet bijvoegen. Dit is niet nodig voor uw uitgaven voor ontbijt, lunch, avondmaaltijd en de kleine uitgaven waarvoor u een vergoeding per uur ontvangt en
• uw recht op vergoeding van de kosten vervalt als u uw declaratie van uw dienstreis niet binnen drie maanden na afloop daarvan indient.
Om in aanmerking te komen voor een vergoeding van de reiskosten die u maakt voor openbaar vervoer, vliegtuig of boot moet u de vervoersbewijzen of andere betaalbewijzen van uw reizen bij uw declaratie indienen.
In aanvulling op de vergoeding voor de kosten van uw vervoersbewijzen heeft u ook recht op vergoeding van de volgende overige reiskosten:
• kosten van vervoer van het station, de haven of het vliegveld van aankomst naar de plaats van bestemming op de heen- en terugreis
• kosten voor luchthavenrechten en
• als uw werkgever vindt dat de reisomstandigheden of het bedrijfsbelang daar aanleiding toe geven:
o voor treinreizen: kosten van toeslagen voor bijzondere treinen, stoelreservering, het gebruik van een slaapwagen of bagage
o voor vliegreizen: kosten voor stoelreservering, handbagage of ruimbagage.
Uw werkgever bepaalt met toepassing van de bepalingen in deze paragraaf welke vervoermiddelen u tijdens uw dienstreis gebruikt en in welke klasse. Als u vanuit uw functie een minister, staatssecretaris of lid van de Staten-Generaal vergezelt op dienstreis, dan kan uw werkgever afwijken van deze bepalingen. Uw werkgever kan ook van deze bepalingen afwijken als dat nodig is vanwege bijzondere lokale omstandigheden buiten Europa.
Als de reistijd per trein van uw dienstreis maximaal acht uur is, maakt u uw dienstreis per trein. Als de reistijd meer dan 8 uur is reist u ook per trein als de reistijd per trein minder dan anderhalf keer de
reistijd per vliegtuig is. Hierbij geldt als reistijd de tijd die met het reizen is gemoeid, berekend vanaf de werklocatie van de werknemer tot de plek van bestemming. Dit is inclusief het voor- en natransport naar station of vliegveld en inclusief wachttijd (inchecktijd). U mag reizen in de eerste klasse als voor uw dienstreis een vervoerbewijs in die klasse beschikbaar is.
U maakt uw dienstreis per vliegtuig als de reistijd per trein meer dan 8 uur is en de reistijd per trein meer dan anderhalf keer de reistijd per vliegtuig is. Als dit het geval is kunt u met toestemming van uw leidinggevende er toch voor kiezen om de dienstreis per trein te maken.
U mag reizen in:
• business klasse of een vergelijkbare klasse als bij uw dienstreis de vliegtijd van uw vlucht zes uur of meer is en voor uw dienstreis een vervoerbewijs in die klasse beschikbaar is. Dit geldt ook als uw dienstreis uit meerdere vluchten bestaat of
• economy klasse of een vergelijkbare klasse als bij uw dienstreis de vliegtijd van uw vlucht minder dan zes uur is.
In afwijking hierop mag u, ongeacht de duur van uw vlucht, uitsluitend reizen in economy klasse of een vergelijkbare klasse als u vanuit uw functie:
• belast bent met de begeleiding van het transport van een justitiabele en uw dienstreis tot doel heeft om een justitiabele van of naar een plaats buiten Europees Nederland te begeleiden of
• vanuit de Vreemdelingenwet 2000 belast bent met het vergezellen of begeleiden van een vreemdeling en uw dienstreis tot doel heeft om een vreemdeling naar een plaats buiten Europees Nederland te begeleiden.
U heeft recht op een rechtstreekse vlucht als die er is. Dit is alleen anders bij een rechtstreekse vlucht van meer dan 6 uur. In dat geval kan uw werkgever u vervoerbewijzen geven of vergoeden voor een niet-rechtstreekse vlucht als:
• de kosten hiervan minimaal € 350,00 lager zijn dan het vervoerbewijs voor de rechtstreekse vlucht en
• de reistijd door de niet-rechtstreekse vlucht met hooguit vier uur toeneemt.
Als er bijzondere redenen zijn om gebruik te maken van een business lounge op een vliegveld, dan kan uw werkgever u toestaan om de kosten daarvan te declareren als u:
• uit eigen beweging in de economy klasse of een vergelijkbare klasse vliegt, of
• daar met opgave van een goede reden om verzoekt.
Eigen vervoer voor reisgedeelte in Europees Nederland
Voor uw reisgedeelte in Europees Nederland heeft u recht op een vergoeding als u gebruik maakt van een eigen fiets of een eigen motorvoertuig. Voorwaarde daarvoor is dat:
• uw werkgever u daarvoor toestemming geeft en
• dit gedeelte van uw dienstreis aansluit op het vervolg van uw dienstreis per openbaar vervoer, vliegtuig of boot.
Als u gebruik maakt van de fiets heeft u recht op een vergoeding van € 0,21 (tot 1 oktober 2024 geldt nog € 0,09) per afgelegde kilometer en op vergoeding van gemaakte kosten van een fietsenstalling.
Als uw werkgever heeft bepaald dat het voor u niet praktisch is uw reisgedeelte in Europees Nederland met openbaar vervoer te maken en u daarom gebruik maakt van een eigen motorvoertuig heeft u recht op een vergoeding van € 0,37 per afgelegde kilometer.
U heeft recht op een vergoeding van € 0,09 per afgelegde kilometer als uw werkgever heeft bepaald dat het voor u wel praktisch is de dienstreis met het openbaar vervoer te maken maar u vanwege bijzondere omstandigheden toestemming heeft gegeven om gebruik te maken van een eigen motorvoertuig. Uw vergoeding wordt met € 0,09 verhoogd voor iedere medereiziger op dienstreis, tot een maximum van € 0,37.
Het gedeelte van de vergoeding dat uitgaat boven het bedrag per kilometer dat maximaal belastingvrij mag worden vergoed en dus fiscaal bovenmatig is, is bedoeld als voorschot voor vergoeding van kilometers die nog aanvullend in dat jaar belastingvrij kunnen worden vergoed. Na afloop van het jaar worden de vergoedingen definitief vastgesteld. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatige deel van de uitbetaalde vergoedingen, wordt uitgegaan van alle door u afgelegde dienstreiskilometers en uw woon-werkverkeerkilometers waarvoor u een vergoeding heeft ontvangen.
Als uw dienstverband gedurende het jaar tussentijds wordt beëindigd, wordt eventueel verschuldigde loonheffing vanwege de fiscaal bovenmatige vergoeding van uw reiskosten ingehouden. Dit wordt dan gedaan in de maand nadat uw dienstverband is beëindigd.
Tijdens uw dienstreis maakt u mogelijk gebruik van een gehuurd vervoermiddel of een taxi. Als uw werkgever vindt dat dit in het belang van de bedrijfsvoering is, krijgt u de kosten daarvan vergoed.
Bezoekreis bij dienstreis van lange duur
Als u een dienstreis van lange duur maakt kunt u uw werkgever een vergoeding vragen voor de reiskosten van één of meerdere reizen naar uw woonplaats voor een kort bezoek. Een bezoekreis onderbreekt uw dienstreis niet. Als uw werkgever met uw verzoek instemt, heeft u recht op een vergoeding van uw vervoersbewijzen en de aanvullende vergoeding voor overige reiskosten. Voor uw vervoersbewijzen geldt daarbij dat de kosten van de laagste klasse in het openbaar vervoer, vliegtuig of boot worden vergoed.
Als u voordelen krijgt uit een loyaliteitsprogramma vanwege uw dienstreis, dan zijn deze voordelen bestemd voor uw werkgever. Dit geldt niet als u deze voordelen met toestemming van uw werkgever inzet voor volgende dienstreizen.
Uw vergoeding voor verblijfkosten is voor de gemaakte kosten voor maaltijden, logies en kleine uitgaven tijdens uw dienstreis. De hoogte van de vergoeding volgt uit de tarieflijst verblijfkosten buitenlandse dienstreizen, opgenomen als bijlage 6 van de cao.
Als u met bewijsstukken kunt aantonen dat de vergoeding voor verblijfkosten die u op grond van deze paragraaf krijgt niet voldoende is, kan uw werkgever beslissen u de meerdere kosten geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
De hoogte van de vergoeding voor verblijfkosten is afhankelijk van de tijdelijke verblijfplaats tijdens uw dienstreis die staat vermeld in de tarieflijst verblijfkosten buitenlandse dienstreizen. In de tarieflijst staan achter de landen en steden twee kolommen met daarin opgenomen de maximale logieskosten en de overige kosten.
De overige kosten zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen, als percentage van het bedrag voor overige kosten dat hoort bij uw tijdelijke verblijfplaats:
Kleine uitgaven | 1,5% | voor ieder uur dat de dienstreis duurt (ofwel 36% per etmaal) |
Ontbijt | 12% | dit geldt voor iedere periode van 6.00 tot 8.00 uur die binnen uw dienstreis valt |
Lunch | 20% | dit geldt voor iedere periode van 12.00 tot 14.00 uur die binnen uw dienstreis valt |
Avondmaaltijd | 32% | dit geldt voor iedere periode van 18.00 tot 21.00 uur die binnen uw dienstreis valt. |
Voor de vergoeding voor ontbijt, lunch en avondmaaltijd geldt als voorwaarde dat u daarvoor kosten heeft gemaakt in een gelegenheid die daarvoor bedoeld is.
U heeft recht op een vergoeding voor uw gemaakte logieskosten tot maximaal het bedrag dat daar voor uw tijdelijke verblijfplaats staat vermeld in de tarieflijst. Als u geen bewijsstuk overlegt van de gemaakte logieskosten, dan krijgt u per overnachting € 11,34 vergoed voor maximaal vier overnachtingen per dienstreis.
Het kan voorkomen dat het bewijsstuk dat u bij uw declaratie indient voor uw logies inclusief ontbijt, geen duidelijke onderverdeling daarvan bevat. In dat geval heeft u recht op een vergoeding van de kosten daarvan zoals vermeld op het bewijsstuk tot maximaal de som van de voor uw tijdelijke verblijfplaats geldende vergoedingsbedragen voor logies en ontbijt.
Lagere verblijfkostenvergoeding
Als u vaak dienstreizen maakt kan uw werkgever een lagere vergoeding voor de verblijfkosten voor u vaststellen als de aard van uw werkzaamheden of de reisomstandigheden daar aanleiding voor geven.
Als uw dienstreis:
• meer dan zestig dagen duurt en
• u uw werkzaamheden in of vanuit één bepaalde tijdelijke verblijfplaats buiten Europees Nederland vervult
wordt uw vergoeding voor kleine uitgaven, ontbijt, lunch en diner vanaf de eenenzestigste dag gehalveerd. Uw werkgever kan beslissen deze halvering ook eerder toe te passen als de omstandigheden daar aanleiding toe geven.
U heeft geen recht op vergoeding voor:
• verblijfkosten voor een dienstreis korter dan vier uur
• ontbijt, lunch of avondmaaltijd tijdens een reisgedeelte waarvoor de vervoersmaatschappij u maaltijden aanbiedt als onderdeel van uw vervoersbewijs
• verblijfkosten voor een bezoekreis tijdens een dienstreis voor lange duur. Voor delen van uw bezoekreis voor het afleggen van het traject tussen uw tijdelijke verblijfplaats en uw woonplaats tijdens uw bezoekreis heeft u daar wel recht op.
Verblijfkostenvergoeding als overheid zorgt voor overnachting of maaltijden
Als de overheid zorgt voor een overnachting tijdens uw dienstreis krijgt u de kosten die u daarvoor moet maken vergoed als u van die kosten een bewijsstuk indient bij uw declaratie. Als u geen gebruik maakt van een door de overheid verzorgde overnachting, dan krijgt u geen vergoeding van de kosten die u zelf voor die overnachting maakt.
Als de overheid zorgt voor maaltijden tijdens uw dienstreis, dan krijgt u geen vergoeding van de kosten die u zelf voor maaltijden maakt. Dit is alleen anders als u aannemelijk kunt maken dat u redelijkerwijs geen gebruik kon maken van deze maaltijden.
Als u tijdens uw dienstreis voor uw werk kosten maakt voor interlokale en internationale telefoongesprekken of internet dan heeft u recht op volledige vergoeding daarvan.
Dit geldt ook voor noodzakelijk te maken kosten voor:
• een visum en
• vaccinatie en medicatie die door een arts vanwege die reis zijn geadviseerd op voorwaarde dat:
o u deze kosten niet vergoed kunt krijgen op grond van uw ziektekostenverzekering of op een andere manier
o de medicatie geen deel uitmaakt van een gangbare huisapotheek, zoals zonder recept verkrijgbare middelen tegen maag- en darmklachten en insectenbeten.
Bij een dienstreis van minimaal zeven dagen (inclusief reisdagen maar zonder de maximaal 72 uur waarmee u de reis met voorafgaande schriftelijke toestemming van uw werkgever voor privédoeleinden verlengt) heeft u recht op een vergoeding voor kosten van het reinigen van de door u tijdens die reis nog te dragen kleding. U heeft geen recht op deze vergoeding indien u een werklocatie buiten Europees Nederland heeft.
Voorwaarde voor vergoeding van deze kosten is dat u daarvan bewijsstukken indient bij uw declaratie. Bij toetsing van de noodzakelijkheid van de door u gedeclareerde kosten kan uw werkgever u vragen een gespecificeerd betaalbewijs te overleggen.
Als u een dienstreis maakt naar een gebied met tropische warmte of naar een gebied met polaire koude, kan uw werkgever u een vergoeding geven voor de kosten van bijzondere kleding en uitrusting. Welke gebieden dit zijn treft u in bijlage 7 van de cao aan. Ook in andere bijzondere omstandigheden kan uw werkgever beslissen u een vergoeding voor bijzondere kleding en uitrusting te geven.
De vergoeding voor bijzondere kleding en uitrusting bedraagt de helft van de kosten die u hiervoor heeft gemaakt en waarvan uw werkgever vindt dat deze noodzakelijk waren. De vergoeding kan maximaal € 453,78 per jaar bedragen, waarvoor € 226,89 voor gebieden met tropische warmte en
€ 226,89 voor gebieden met polaire koude.
Kosten vanwege ziekte, ongeval, verlies, diefstal of beschadiging
Als u tijdens een dienstreis kosten heeft moeten maken vanwege ziekte of een ongeval, dan kan uw werkgever deze kosten vergoeden. Voorwaarden hiervoor zijn dat u:
• moet aantonen dat u deze kosten heeft gemaakt en
• deze kosten niet op een andere wijze vergoed krijgt.
Als u tijdens uw dienstreis kosten heeft moeten maken vanwege verlies, diefstal of beschadiging van noodzakelijk meegenomen bagage, dan kan uw werkgever deze kosten vergoeden. Hierbij geldt:
• dat u moet aantonen dat u deze kosten heeft gemaakt en
• een maximum vergoeding van € 2.268,90 per dienstreis.
Uw werkgever kan beslissen om bepalingen uit deze paragraaf geheel of gedeeltelijk niet toe te passen of daarvan af te wijken als toepassing van die bepalingen vanwege uw omstandigheden voor u zeer onredelijk zou zijn.
Uw werkgever kan met vakbonden in bijzondere situaties afspraken maken die afwijken van wat in deze paragraaf geregeld is. Als dat zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Samenloop met andere vergoedingen voor reis- en verblijfkosten
Als u voor uw dienstreis een vergoeding ontvangt van anderen dan van uw werkgever, dan moet u dat melden en wordt die vergoeding in mindering gebracht op de vergoeding waarop u volgens deze paragraaf recht heeft.
Als u voor uw dienstreis in aanmerking komt voor een EU-vergoedingsregeling voor reis- en verblijfkosten, dan heeft u geen recht op de vergoeding volgens deze paragraaf.
Uitzondering directeur van het Kabinet van de Koning
Als u werkzaam bent als directeur van het Kabinet van de Koning of als vervanger of waarnemer daarvan, dan krijgt u de door u opgegeven reiskosten en verblijfkosten voor uw buitenlandse dienstreizen vergoed. Dit geldt ook voor de uitgaven van en voor uw eventuele medereizigers. Uit uw opgave moet blijken dat u zuinig bent geweest. In uw opgave moet u de kosten afzonderlijk specificeren.
§ 10.4 Gebruik dienstauto
Uw werkgever kan u een dienstauto ter beschikking stellen in plaats van uw reiskosten voor woon- werkverkeer en dienstreizen te vergoeden.
Als u dat afspreekt met uw leidinggevende en de afspraak schriftelijk vastlegt, kunt u de dienstauto ook privé gebruiken. Voor dit privégebruik moet u uw werkgever € 0,22 per kilometer betalen. Als voorschot daarop houdt uw werkgever maandelijks een bedrag op uw maandinkomen in. Dit bedrag wordt vastgesteld op basis van een nauwkeurige inschatting van uw privégebruik. Op een later moment wordt dit voorschot verrekend met wat u moet betalen voor de privékilometers die u daadwerkelijk heeft gereden met de dienstauto. Over de wijze waarop dit gebeurt wordt u geïnformeerd door uw werkgever.
Kosten die u maakt bij het privégebruik van uw dienstauto moet u zelf betalen. Dit betreft:
• parkeerkosten
• veer- en tolgelden
• schoonmaakkosten
• verkeersboetes en
• aanpassingen aan de dienstauto waarvan uw leidinggevende niet heeft bepaald dat die nodig zijn.
Als u bij het privégebruik voor rekening van de werkgever schade veroorzaakt die u te verwijten is, kan uw werkgever deze schade geheel of gedeeltelijk op u verhalen.
Verkeersboetes zal uw werkgever altijd op u verhalen, ook als u de dienstauto niet privé gebruikt. Dit is alleen anders als de verkeersboete u niet te verwijten is.
In het personeelsreglement van uw organisatie zijn mogelijk aanvullende afspraken met vakbonden opgenomen over het ter beschikking stellen van een dienstauto en het privégebruik daarvan.
§ 10.5 Reiskosten na einde dienstverband
Als u na het einde van uw dienstverband:
• een WGA-uitkering of ZW-uitkering ontvangt en
• reiskosten maakt vanwege uw verzuimbegeleiding of re-integratie
heeft u recht op een reiskostenvergoeding. Voorwaarde hierbij is dat u de reis maakt op verzoek van uw voormalige werkgever of van uw verzuim- of re-integratiebegeleider. Uw recht op de vergoeding vervalt als u uw declaratie van uw reiskosten niet binnen drie maanden na de reis indient.
De vergoeding is € 0,19 per kilometer. Hierbij maakt het niet uit met welk vervoermiddel u reist.
Voor het aanvragen van de reiskostenvergoeding geldt een procedure die is opgenomen in bijlage 8 van de cao.
Als u andere kosten maakt of extra reiskosten maakt omdat u bij uw reis met het openbaar vervoer begeleid moet worden, komen die alleen voor vergoeding in aanmerking als u daarover vooraf afspraken heeft gemaakt met uw voormalige werkgever.
Als u na het einde van uw dienstverband een WW-uitkering ontvangt, kan uw voormalige werkgever beslissen dat u deze reiskostenvergoeding ontvangt als u door UWV wordt uitgenodigd voor een gesprek met een functionaris bij UWV die werkzoekenden ondersteunt bij het vinden van werk.
Hoofdstuk 11. Overige vergoedingen
§ 11.1 Maaltijdvergoeding bij overwerk
U heeft bij overwerk recht op een maaltijdvergoeding als u:
• ten minste twee uur over moet werken en
• door het overwerk ’s avonds niet op de voor u gebruikelijke tijd en locatie kunt eten.
U krijgt de werkelijke uitgaven voor uw maaltijd vergoed tot maximaal het vergoedingsbedrag voor een avondmaaltijd bij binnenlandse dienstreizen.
U moet aantonen welke kosten u heeft gemaakt voor uw maaltijd. Als u dat niet kunt aantonen heeft u recht op een maaltijdvergoeding van € 2,27.
U heeft geen recht op een maaltijdvergoeding als uw werkgever voor de avondmaaltijd zorgt. Dit is alleen anders als u voor die maaltijd moet betalen.
Het is mogelijk dat in uw voordeel van bovenstaande bepalingen wordt afgeweken als uw werkgever de toepassing daarvan in uw situatie niet redelijk vindt.
§ 11.2 Thuiswerkvergoeding en voorzieningen thuiswerkplek en/of verduurzaming woning
Als u hybride werkt kunt u één of meer dagen per week thuiswerken. Over de invulling van uw hybride werkweek maakt u samen met uw leidinggevende afspraken. U kunt als u hybride werkt recht hebben op een thuiswerkvergoeding en op voorzieningen voor uw thuiswerkplek. Dit is niet het geval als u op grond van de overgangsbepaling een andere vergoeding voor thuiswerken of de thuiswerkplek ontvangt.
De thuiswerkvergoeding bedraagt momenteel € 2,35 netto per thuisgewerkte dag. Deze vergoeding is niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
U moet uw thuiswerkvergoeding binnen drie maanden na de maand waarin u heeft thuisgewerkt declareren op de door uw werkgever voorgeschreven manier. Als u dat niet doet vervalt die maand uw recht op een thuiswerkvergoeding.
Voorzieningen thuiswerkplek en/of verduurzaming woning
Als u regelmatig thuiswerkt moet uw thuiswerkplek aan ergonomische eisen voldoen, zodat u gezond en veilig kunt werken. Deze eisen staan beschreven in de Arbocatalogus Rijk. Uw werkgever zorgt ervoor dat u kunt beschikken over de noodzakelijke arbovoorzieningen voor uw thuiswerkplek. Deze arbovoorzieningen zijn in overeenstemming met de GOR Rijk uitgewerkt.
Naast voorzieningen voor een ergonomische thuiswerkplek heeft u recht op een vergoeding van uw werkgever voor de inrichting van uw thuiswerkplek en/of verduurzaming van uw woning. Als u in dienst treedt bij de sector Rijk kunt u deze vergoeding ook gebruiken voor de afkoop van de eventuele restwaarde van thuiswerkvoorzieningen bij uw voormalige werkgever. Als u niet regelmatig thuiswerkt heeft u ook recht op deze vergoeding voor de kosten van de verduurzaming van uw woning.
Uw werkgever vergoedt eenmaal per vijf kalenderjaren maximaal € 750. U kunt deze vergoeding tot maximaal € 750 in meerdere delen aanvragen. De termijn van vijf kalenderjaren start in het jaar dat u deze vergoeding (voor het eerst) ontvangt.
Als u binnen een jaar na ontvangst van (een deel van) de vergoeding voor de inrichting van uw thuiswerkplek en verduurzaming van uw woning uit dienst gaat, dan moet u het uitgegeven bedrag terugbetalen. Dit is alleen anders als uw werkgever van mening is dat dit vanwege uw omstandigheden niet hoeft.
U kunt de vergoeding van uw werkgever fiscaal vriendelijk aanvullen met uw IKB-budget voor uitgaven aan de inrichting van uw thuiswerkplek en/of de verduurzaming van uw woning.
§ 11.3 Representatiekosten
Recht op representatiekostenvergoeding
Het kan nodig zijn dat u vanwege uw functie kosten maakt voor het onderhouden van externe contacten en representatieve activiteiten. Dit zijn representatiekosten. Afhankelijk van uw functie kunt u deze kosten declareren bij uw werkgever of daarvoor een representatiekostenvergoeding ontvangen.
Declareren representatiekosten
U heeft recht op vergoeding van representatiekosten die u declareert als u:
• vooraf toestemming voor de uitgaven heeft gekregen van uw leidinggevende of de uitgaven heeft gedaan op verzoek van uw leidinggevende
• de declaratie met betaalbewijzen indient binnen zes maanden na de maand waarin u de kosten heeft gemaakt
• geen representatiekostenvergoeding ontvangt
• wel een representatiekostenvergoeding ontvangt maar het andere uitgaven betreft dan waarvoor u een representatiekostenvergoeding ontvangt.
U heeft maandelijks recht op een representatiekostenvergoeding als u een functie in onderstaande tabel vervult of ten minste drie maanden waarneemt. In de tabel staat ook welk maandelijks bedrag daar momenteel voor geldt. Als door samenloop van functies twee verschillende bedragen gelden, krijgt u maandelijks alleen de hoogste representatiekostenvergoeding.
Functie | Bedrag |
Lid van de Topmanagementgroep (TMG) die in een TMG-functie is benoemd, secretaris van de Raad van State en Griffier Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | € 685,03 |
Structureel vervanger van een lid van de TMG, de secretaris van de Raad van State en vervangend Griffier Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | € 513,77 |
Directeur en een daaraan gelijk gestelde functie | € 342,52 |
Andere functies waarvoor binnen uw organisatie is vastgesteld dat daar een representatiekostenvergoeding voor geldt | maximaal € 171,26 |
In het personeelsreglement van uw organisatie kunt u lezen of uw werkgever voor andere functies met vakbonden heeft afgesproken dat daarvoor een representatiekostenvergoeding geldt. In bijzondere
situaties kan voor een dergelijke functie ook de afspraak zijn gemaakt dat daarbij een hoger bedrag tot maximaal de representatiekostenvergoeding geldt die hoort bij de functie van directeur.
De representatiekostenvergoeding ontvangt u voor uitgaven aan:
• kleding, schoeisel en accessoires
• aanpassing en inrichting van uw woning
• persoonlijke verzorging
• contributies en lidmaatschappen
• ontvangsten van een bescheiden omvang in uw eigen woning
• persoonlijke attenties en geschenken
• het aanbieden van lunches, diners en overige consumpties en
• fooien.
Stopzetten representatiekostenvergoeding
Uw representatiekostenvergoeding wordt niet uitbetaald als u langer dan een maand niet werkt. Dit geldt niet als u niet werkt omdat u met vakantie bent. Als u niet werkt omdat u ziek bent dan worden de eerste vier weken van uw ziekte niet meegerekend voor het bepalen van de datum waarop de representatiekostenvergoeding stopt.
Uw representatiekostenvergoeding wordt weer uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand nadat u weer bent gaan werken.
§ 11.4 BHV-vergoeding
Als uw werkgever u heeft aangewezen om op te treden als bedrijfshulpverlener (BHV-er) en u de daarbij behorende taken heeft uitgevoerd, heeft u recht op een vergoeding. U ontvangt deze vergoeding na afloop van het jaar waarin u BHV-er was. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van uw rol als BHV-er en bedraagt momenteel:
BHV-rol | BHV-vergoeding per jaar |
Basishulpverlener | € 308,66 |
Allround BHV-er | € 617,29 |
BHV-er met leidinggevende taken | € 925,96 |
De hoogte van de vergoeding die u ontvangt is afhankelijk van het aantal volledige maanden dat u in het voorafgaande jaar bedrijfshulpverlener was. Als u tijdens dat jaar van BHV-rol bent veranderd geldt voor uw vergoeding de rol die u aan het einde van dat jaar vervulde.
Als u vanwege uw werkzaamheden als BHV-er moet overwerken, dan heeft u voor die werktijd recht op een overwerkvergoeding van momenteel € 30,89 per uur.
Als u langere tijd bedrijfshulpverlener bent, ontvangt u een BHV-jubileumuitkering:
Aantal jaar | BHV-Jubileumuitkering |
Na 5 jaar | € 505,07 |
Na 10 jaar | € 617,29 |
Aantal jaar | BHV-Jubileumuitkering |
Na 15 jaar, en na elke volgende vijf jaar | € 736,58 |
De bedragen in deze paragraaf zijn niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
§ 11.5 Vergoedingen verhuizing en tijdelijke andere woonruimte vanwege het werk
Als uw werklocatie wijzigt of als u dichter bij uw werklocatie gaat wonen, kunt u recht hebben op voorzieningen vanwege uw verhuizing en/of een vergoeding voor de kosten van tijdelijke andere woonruimte. De hoogte van bedragen van deze voorzieningen is niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
U heeft recht op de voorzieningen bij een verhuizing als u:
• op verzoek van uw werkgever of vanwege het VWNW-beleid een werklocatie in een andere gemeente heeft gekregen en
• meer dan 50 km van uw nieuwe werklocatie woont en na uw verhuizing binnen een afstand van 25 kilometer van uw nieuwe werklocatie gaat wonen.
De voorzieningen bestaan uit:
• vergoeding voor transport van uw inboedel:
o 75% van de kosten van uw verhuizing door een verhuisbedrijf tot maximaal een vergoeding van € 3.500
o benzinekosten en twee dagen huur van een vrachtauto of transportbus of
o verhuizing van uw inboedel met eigen vervoer tot maximaal drie ritten naar de nieuwe woning voor € 0,21 per kilometer.
Uw werkgever kan beslissen u een hogere vergoeding voor het transport van uw inboedel te geven als uw persoonlijke omstandigheden daar aanleiding toe geven.
• vergoeding voor inrichtingskosten: een vergoeding van 3,25% van uw jaarsalaris voor de woon- en slaapkamers die u en uw eventuele gezinsleden in de oude woning gebruikten tot maximaal 13% van uw jaarsalaris of momenteel maximaal € 7.750
• vergoeding voor tijdelijke dubbele woonlasten die u niet kunt vermijden: maximaal € 600 per maand voor een periode van maximaal vier maanden en
• maximaal vier dagen verlof met doorbetaling van uw maandinkomen om uw verhuizing te regelen
Als u binnen 24 maanden na aanvraag van (een deel van) de vergoedingen uit dienst gaat bij de sector Rijk, dan moet u het ontvangen bedrag terugbetalen. Dit is alleen anders als uw werkgever van mening is dat dit vanwege uw omstandigheden niet hoeft.
Vergoeding tijdelijk andere woonruimte
U heeft voor de kosten van tijdelijke andere woonruimte recht op momenteel € 142,10 per overnachting als u volgens uw werkgever niet dagelijks heen en weer kunt reizen tussen uw woning en de tijdelijk ander werklocatie die u met uw werkgever heeft afgesproken. Hierbij geldt als voorwaarde dat u daarvoor kosten heeft gemaakt in een gelegenheid die daarvoor bedoeld is.
§ 11.6 Vergoeding beeldschermbril
Als u voor uw werk een beeldschermbril nodig heeft, heeft u recht op een vergoeding daarvoor van momenteel maximaal € 251 als u:
• beeldschermwerk verricht
• de beeldschermbril heeft aangeschaft bij een opticien en
• bij uw declaratie een bewijsstuk indient.
Als een oogarts constateert dat vanwege medische complexiteit voor u een duurdere bril noodzakelijk is, dan heeft u recht op volledige vergoeding van de kosten daarvan. U moet in dat geval bij uw declaratie een bewijsstuk van uw oogarts indienen, bijvoorbeeld een brilvoorschrift of verklaring. U heeft ook recht op vergoeding van de kosten die u voor dit oogonderzoek heeft gemaakt.
U heeft opnieuw recht op een vergoeding voor een beeldschermbril als:
• uit een oogmeting blijkt dat u een nieuwe beeldschermbril nodig heeft of
• uw beeldschermbril kwijt of beschadigd is, en dit u niet ernstig te verwijten is.
§ 11.7 Vergoeding voor juridische ondersteuning
Vanuit goed werkgeverschap verzorgt uw (voormalige) werkgever in bepaalde gevallen een vergoeding voor de kosten van juridische bijstand. Ook als u als uitzendkracht werkzaam bent (geweest) kunt u hiervoor in aanmerking komen.
U heeft recht op een vergoeding voor juridische ondersteuning als u vanwege de uitoefening van uw functie als:
• verdachte of getuige wordt betrokken in een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke procedure
• beklaagde of via uw werkgever die als beklaagde is aangemerkt, wordt betrokken in een klachtprocedure van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering
• getuige of deskundige in de zin van de Wet op de parlementaire enquête wordt gehoord.
Uw werkgever kan ook in andere gevallen beslissen dat u recht heeft op een vergoeding voor juridische ondersteuning als de juridische procedure verband houdt met de uitoefening van uw functie.
De vergoeding is voor de redelijke kosten die u heeft gemaakt voor:
• het inschakelen van beroepsmatig verleende bijstand
• een vergoeding van de eigen bijdrage als u gebruikmaakt van gefinancierde rechtsbijstand of van uw eventuele rechtsbijstandsverzekering
ter voorbereiding op een mogelijke juridische procedure en tijdens een juridische procedure.
Hierbij geldt een maximale vergoeding van momenteel € 459 per uur en momenteel € 34.419 per procedure (inclusief kantoorkosten, exclusief btw). In bijzondere situaties kan uw werkgever beslissen u meer dan de maximale vergoeding per procedure te vergoeden.
Als u een vergoeding voor juridische ondersteuning wilt aanvragen, dan moet u dit doen volgens de in bijlage 9 van de cao vastgestelde procedure.
Uw werkgever kan beslissen dat u geen of slechts een gedeeltelijke vergoeding krijgt voor de kosten van juridische ondersteuning. Uw werkgever kan dit beslissen als u:
• uit een andere bron aanspraak maakt en/of zal maken op een gehele of gedeeltelijke kostenvergoeding en/of u uw werkgever hierover niet of niet correct hebt geïnformeerd;
• bij een strafrechtelijk onderzoek de wettelijke vergoedingen waarop u recht heeft niet aan uw werkgever geeft;
• door het Openbaar Ministerie wordt aangemerkt als verdachte en de werkgever gescheiden aangifte tegen u doet;
• grof nalatig, bewust roekeloos, opzettelijk strafbaar heeft gehandeld en dit uit de gerechtelijke uitspraak blijkt;
• in de juridische procedure door de strafrechter wordt veroordeeld.
en zal daarbij rekening houden met uw individuele omstandigheden.
Als uw werkgever beslist dat u geen of slechts een gedeeltelijke vergoeding krijgt, wordt u daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gebracht. Als u dan al een vergoeding voor de kosten van juridische ondersteuning hebt ontvangen, kan uw werkgever u verplichten de vergoeding geheel of
gedeeltelijk terug te betalen. Uw werkgever kan u niet verplichten de vergoeding terug te betalen als die was gegeven ter voorbereiding op een mogelijke juridische procedure.
Hoofdstuk 12. Functioneren en ontwikkelen
§ 12.1 Personeelsgesprek
Minimaal een keer per jaar hebben u en uw leidinggevende een personeelsgesprek. Dit gesprek heeft een tweezijdig karakter waarbij u beiden gelijkwaardige gesprekspartners bent. Een beschrijving van de bedoeling en onderwerpen van personeelsgesprekken vindt u in bijlage 10 van de cao.
Ter voorbereiding op het personeelsgesprek kunnen u en uw leidinggevende personen raadplegen waarmee u een functionele werkrelatie heeft en die inzicht hebben in uw functioneren.
In het personeelsgesprek komt aan de orde:
• uw functioneren:
• onder welke omstandigheden u uw afgesproken werkzaamheden heeft uitgevoerd
• de resultaten die u heeft behaald in de afgelopen periode en hoe u dat heeft gedaan
• uw mening over uw functioneren en de mening van uw leidinggevende over uw functioneren
• afspraken over uw werkzaamheden voor de komende periode. Dit is inclusief afspraken over:
• de omstandigheden waaronder u deze werkzaamheden gaat uitvoeren, en
• de resultaten die u samen met uw leidinggevende voor ogen heeft
• afspraken over uw persoonlijke ontwikkeling.
Als u hybride werkt komen de inrichting van uw thuiswerkplek en uw ervaringen met hybride werken ook aan de orde in het jaarlijkse personeelsgesprek.
In het personeelsgesprek wordt extra aandacht besteed aan de wenselijkheid en mogelijkheden om uw loopbaan in een andere functie voort te zetten als u vijf jaar of langer in dezelfde functie werkzaam bent.
Uw leidinggevende neemt in het personeelsgespreksverslag een samenvattende conclusie op over uw functioneren via de bijbehorende score. Dit is de opvatting van uw leidinggevende waarmee u het niet eens hoeft te zijn. Dit kunt u in het personeelsgespreksverslag vermelden.
§ 12.2 Beoordeling
Als u of uw leidinggevende daarvoor een aanleiding heeft, wordt een beoordeling opgemaakt over uw functioneren. Uw functioneren wordt dan beoordeeld volgens de in deze paragraaf voorgeschreven procedure.
De beoordeling over uw functioneren gaat over een periode van minimaal zes maanden en maximaal twee jaar. U kunt niet twee keer worden beoordeeld over dezelfde periode.
Voorafgaand aan de beoordeling over uw functioneren kan uw leidinggevende informanten of adviseurs raadplegen. U kunt hiervoor zelf ook informanten of adviseurs aanmelden.
Uw leidinggevende is één van de beoordelaars. In de meeste situaties wordt een beoordeling uitgevoerd door twee beoordelaars.
Uw beoordelaars maken bij de beoordeling over uw functioneren gebruik van het in bijlage 11 van de cao opgenomen beoordelingsformulier. Nadat hun beoordeling over uw functioneren is voorgelegd aan de (naast)hogere leidinggevende die rechtens bevoegd is een beoordeling vast te stellen, bespreken uw beoordelaars deze met u in een beoordelingsgesprek. Een samenvatting van dit gesprek wordt opgenomen in het beoordelingsformulier.
Als u het niet eens bent met hun beoordeling over uw functioneren, kunt u binnen twee weken na het beoordelingsgesprek daarop schriftelijk reageren. U heeft de mogelijkheid om uw reactie mondeling toe te lichten in een gesprek met de (naast)hogere leidinggevende die rechtens bevoegd is een beoordeling vast te stellen. U kunt iemand meenemen naar dit gesprek. Daarna zal deze (naast)hogere leidinggevende de beoordeling over uw functioneren vaststellen. Als uw reactie niet of slechts gedeeltelijk heeft geleid tot aanpassing van de beoordeling over uw functioneren, krijgt u daarvan schriftelijk de reden.
Als u het niet eens bent met de vastgestelde beoordeling over uw functioneren, kunt u dit voorleggen aan de geschillencommissie.
§ 12.3 Voorzieningen bij studie en opleiding
Voor het uitoefenen van uw functie of voor uw loopbaan kan het van belang zijn een studie of opleiding te volgen. Daarbij kunt u recht hebben op studiefaciliteiten. De hoogte daarvan hangt af van de reden waarom u de studie of opleiding volgt.
U heeft recht op studiefaciliteiten als u een studie of opleiding volgt:
• die noodzakelijk is voor het kunnen (blijven) uitoefenen van uw functie of om in dienst te kunnen blijven in een andere functie als u uw eigen functie niet meer kunt vervullen of omdat uw eigen functie vervalt
• op verzoek van uw leidinggevende of
• waarover u met uw leidinggevende afspraken heeft gemaakt als onderdeel van loopbaanafspraken.
De studiefaciliteiten zijn opgenomen in onderstaande tabel. Als u een studie of opleiding volgt om een andere reden heeft u geen recht op studiefaciliteiten. Als uw werkgever daar aanleiding voor ziet, kunt u wel studiefaciliteiten krijgen tot maximaal het niveau dat daarvoor in onderstaande tabel is opgenomen.
Noodzakelijk of op verzoek leidinggevende | Onderdeel loopbaanafspraken | Andere reden | |
Studiekosten- vergoeding | 100% | 100% | maximaal 50% |
Studieverlof | 100% studietijd | 50% studietijd | maximaal 25% studietijd |
Verlof voor zelfstudie | maximaal 1 dag per week | maximaal 1 dag per week | - |
Reis- en verblijfkosten | als bij dienstreizen | als bij dienstreizen | - |
Voor studieverlof en zelfstudie geldt dat uw maandinkomen tijdens het verlof volledig wordt doorbetaald. Uw leidinggevende kan u meer verlof voor zelfstudie toekennen als daar aanleiding voor is.
Uw reis- en verblijfkosten vanwege uw opleiding en studie worden op dezelfde manier vergoed als bij een dienstreis. Afwijkend daarvan geldt dat als u met de trein reist, u de kosten voor 2e klasse vergoed krijgt en als u met het vliegtuig reist de kosten voor economy klasse of een vergelijkbare klasse.
(Geen) terugbetalingsverplichting
In de meeste situaties mag uw werkgever u niet vragen om de studiekostenvergoeding van een studie of opleiding geheel of gedeeltelijk terug te betalen of te verrekenen bij de eindafrekening na beëindiging van uw dienstverband omdat dit wettelijk verboden is of omdat de cao dat niet toestaat. In de situaties waarin dit wettelijk en in de cao niet is uitgesloten, kan uw werkgever dit alleen vragen als u daarvoor een studiekostenovereenkomst met een studiekostenbeding heeft gesloten. Het te gebruiken model daarvoor is opgenomen in bijlage 12 van de cao. Als u een noodzakelijke opleiding volgt, sluit u geen studieovereenkomst.
§ 12.4 Voorzieningen bij deelname selectieprocedure van de EU
De Europese Unie selecteert nieuwe werknemers over het algemeen via speciale selectieprocedures. Als u bij de Europese Unie in dienst wilt komen moet u eerst die selectieprocedure doorlopen. De eerste selectie betreft computertests om geschiktheid en vaardigheden te testen.
Als u kunt aantonen dat u bent geslaagd voor de eerste selectie, heeft u recht op een aantal voorzieningen voor het vervolg van de selectieprocedure:
• twee dagen verlof voor uw eigen voorbereiding en zelfstudie
• vergoeding van de kosten van de assessmenttraining van Werken bij de EU
• twee dagen verlof voor het volgen van de assessmenttraining
• vergoeding van uw reis- en verblijfkosten vanwege de assessmenttraining op dezelfde manier als bij een binnenlandse dienstreis
• een dag verlof voor deelname aan het assessment in Brussel
• vergoeding van uw reis- en verblijfkosten vanwege de deelname aan het assessment op dezelfde manier als bij een buitenlandse dienstreis.
Hierbij geldt als voorwaarde dat u moet aantonen dat u heeft deelgenomen aan de training Werken bij de EU en aan het assessment in Brussel.
§ 12.5 Loopbaanscan
Als u minimaal drie jaar eenzelfde of vergelijkbare functie vervult, heeft u recht op een vertrouwelijke loopbaanscan onder begeleiding van een professionele loopbaandeskundige. Uw werkgever betaalt de kosten hiervan. U kunt deze loopbaanscan maximaal één keer per vijf jaar herhalen.
De uitkomsten van uw loopbaanscan zijn uw eigendom en kunnen niet zonder uw medewerking in uw personeelsdossier worden opgenomen. Als u dat wilt kunt u de uitkomsten met uw leidinggevende bespreken in uw personeelsgesprek en gebruiken bij het maken van afspraken over uw loopbaan.
§ 12.6 Functieverlichting
Als u 58 jaar of ouder bent en met uw werkgever afspreekt om te gaan werken in een minder belastende functie met een lagere salarisschaal, krijgt u de salarisschaal die hoort bij uw nieuwe functie. Bij de overgang is uw salarisnummer in uw nieuwe salarisschaal gelijk aan uw salarisnummer in uw oude salarisschaal.
Vanwege uw functieverlichting geldt voor u dat:
• uw werkgever voor uw pensioenopbouw het pensioengevend inkomen aan ABP opgeeft dat hoort bij uw oude functie
• de salarisschaal van uw oude functie het uitgangspunt blijft om:
• de hoogte te bepalen van uw IKB-budget
• vast te stellen of bij re-integratie bij langdurige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte sprake is van passend werk
• te bepalen of sprake is van een passende functie in het geval u VWNW-kandidaat wordt, en
• de hoogte te bepalen van uw salarisgarantie of salarissuppletie in verband met het VWNW- beleid.
• als u langdurig ziek wordt, u tijdens de periode dat uw werkgever 70% van uw maandinkomen betaalt, recht heeft op een aanvulling op uw salaris. De hoogte van deze aanvulling is 70% van het verschil tussen het maandinkomen dat u in uw oude functie gehad zou hebben en de hoogte van uw maandinkomen in uw nieuwe functie
• uw werkgever in bijzondere gevallen kan beslissen u een aanvulling op uw salaris te geven om het verschil tussen het salaris van uw oude functie en uw nieuwe functie geheel of gedeeltelijk te compenseren. Als u deelneemt aan de PAS-regeling dan telt deze aanvulling mee bij de vermindering van uw salaris en bij het vaststellen van de hoogte van uw PAS-aanvulling.
§ 12.7 Voorrangspositie bij vervullen vacatures
U heeft een voorrangspositie bij het vervullen van vacatures binnen de sector Rijk als u:
• vanwege arbeidsongeschiktheid passend werk in een andere functie nodig heeft
• een substantieel bezwarende functie heeft en een mobiliteitsplan uitvoert omdat u op zoek bent naar een functie die niet substantieel bezwarend is of
• verplichte VWNW-kandidaat bent.
Bij deze voorrangspositie is geen rangorde vanwege de reden waarom u een voorrangspositie heeft. De voorrangspositie houdt in dat als de functie voor u passend is u:
• eerder dan andere sollicitanten wordt uitgenodigd voor een gesprek als uw opleiding en ervaring bij uw functie past en
• voorrang heeft op andere sollicitanten voor het vervullen van de vacature als de functie voor u passend is.
Dezelfde voorrangspositie geldt ook voor verplichte VWNW-kandidaten van zelfstandige bestuursorganen die schriftelijk hebben verklaard bij vacatures een voorrangspositie te geven aan verplichte VWNW-kandidaten die een arbeidsovereenkomst met de Staat hebben.
§ 12.8 Solliciteren bij de sector Rijk
Als u solliciteert naar een functie binnen de sector Rijk past de werkgever van de organisatie waar u solliciteert de gedragscode voor werving en selectie van de NVP (Nederlandse vereniging voor personeelsmanagement en organisatieontwikkeling) toe.
In aanvulling op de regels van deze sollicitatiecode:
• biedt de werkgever u een vergoeding aan voor reis- en verblijfkosten die u maakt omdat u bent uitgenodigd voor een onderdeel van de sollicitatieprocedure. Hierbij volgt de werkgever de bepalingen in de cao die gelden bij een binnenlandse dienstreis
• ontvangt u een vergoeding voor de kosten van het aanvragen van een verklaring omtrent het gedrag als u die voor de sollicitatieprocedure moet geven.
Dit geldt ook als u (nog) geen werknemer bent met een arbeidsovereenkomst met de Staat der Nederlanden.
Hoofdstuk 13. Ambtelijke integriteit en regels en voorzieningen bij melden vermoeden misstand
Omdat u ambtenaar bent moet u voldoen aan de verplichtingen die in de Ambtenarenwet 2017 staan en moet u zich als goed ambtenaar gedragen. Wat dit inhoudt kunt u lezen in de Gedragscode Integriteit Rijk en/of de eventuele (aanvullende) gedragscode en/of voorschriften van de organisatie waar u werkt. In dit hoofdstuk zijn een aantal specifieke bepalingen opgenomen die verband houden met de ambtelijke integriteit.
§ 13.1 Functies waarvoor regelmatig een nieuwe verklaring omtrent het gedrag verplicht is
De cao regelt dat iedere werknemer die voor het eerst een arbeidsovereenkomst sluit een verklaring omtrent het gedrag aan de werkgever moet geven. Voor sommige functies is het belangrijk dat daarna regelmatig een nieuwe verklaring wordt gegeven. Voor welke functies dit het geval is wordt door uw werkgever en vakbonden vastgesteld en daarna opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Als u een functie vervult waarvan in het personeelsreglement van uw organisatie is bepaald dat daarvoor regelmatig een nieuwe verklaring omtrent het gedrag verplicht is, zal uw werkgever u iedere vier jaar vragen een nieuwe verklaring te geven.
Wanneer uw werkgever u vraagt een nieuwe verklaring omtrent het gedrag te geven zorgt u dat de verklaring zo snel mogelijk bij uw werkgever komt.
Als u binnen drie maanden nadat uw werkgever u heeft gevraagd om een nieuwe verklaring omtrent het gedrag deze nog niet heeft gegeven, dan zal uw werkgever u als ordemaatregel schorsen. Tijdens uw schorsing zoekt u naar een andere passende functie binnen de sector Rijk, waarbij u wordt u begeleid door een onafhankelijke mobiliteitsadviseur. Dit is alleen anders als uw werkgever afziet van herplaatsing op grond van de wettelijke mogelijkheid daarvoor.
Als een passende functie is gevonden dan geldt daarbij als voorwaarde voor plaatsing dat u een nieuwe verklaring omtrent het gedrag moet aanleveren. Als het niet lukt u in een passende functie te plaatsen of een passende functie voor u te vinden, zal uw werkgever de kantonrechter verzoeken om uw arbeidsovereenkomst te ontbinden.
In plaats van zoeken naar een passende functie binnen de sector Rijk, kunt u in overleg met uw werkgever ook kiezen voor de beëindiging van uw dienstverband met wederzijds goedvinden. In dat geval heeft u recht op een outplacementtraject van zes maanden.
Uw werkgever kan beslissen om in bijzondere omstandigheden in individuele situaties af te wijken van de bepalingen uit deze paragraaf.
§ 13.2 Voorzieningen bij melden vermoeden van een misstand
In uw werk kunt u tegen situaties aanlopen waarvan u denkt dat dit een misstand is. Een misstand is een:
• handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is of
• een (gevaar voor) schending van het recht van de Europese Unie (Unierecht).
Het maatschappelijk belang is bijoorbeeld in het geding als er gevaar is voor de volksgezondheid, de veiligheid van personen of voor aantasting van het milieu. Of als het goed functioneren van de overheid in gevaar komt door een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten. Het kan ook zijn dat een rechtsnorm of een interne regel van de werkgever wordt geschonden of dreigt te worden geschonden, waarmee een maatschappelijk belang in het geding komt. Bij een inbreuk op het Unierecht is sprake van een handeling of nalatigheid die in strijd is met bepaalde richtlijnen of verordeningen op een aantal gebieden van het Unierecht.
U kunt een vermoeden van een misstand melden als u als werknemer of in een andere hoedanigheid (bijvoorbeeld als uitzendkracht) werkt of heeft gewerkt binnen de sector Rijk. Als u dat doet gelden daarbij in aanvulling op de wettelijke bescherming de voorzieningen zoals opgenomen in deze paragraaf. Dit is alleen anders als u werkzaam bent bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, waar een andere regeling geldt.
U heeft de mogelijkheid om een adviseur in vertrouwen te raadplegen over een vermoeden van een misstand. Dat kan een adviseur bij het Huis voor klokkenluiders en/of elders binnen of buiten uw organisatie. Iedere organisatie heeft minimaal één vertrouwenspersoon integriteit. De vertrouwenspersoon integriteit kan u adviseren over wat u kunt doen als u denkt dat er sprake is van een misstand of inbreuk op het Unierecht. De vertrouwenspersoon integriteit werkt vertrouwelijk en maakt uw identiteit niet bekend, ook niet als u bij of via de vertrouwenspersoon een melding doet. Dit is alleen anders als u schriftelijk akkoord gaat met het bekend maken van uw identiteit. Als u een melding doet, zullen de personen die bij de behandeling van uw melding zijn betrokken op dezelfde vertrouwelijke manier werken.
Als u een vermoeden heeft van een misstand binnen de organisatie waar u werkt of heeft gewerkt en daarvan melding wilt doen, dan kunt u kiezen of u daarvan een interne of een externe melding wilt doen. Een interne melding kunt u schriftelijk, telefonisch of in een gesprek doen bij uw leidinggevende, een hogere leidinggevende, een daartoe ingericht organisatieonderdeel of bij of via de vertrouwenspersoon integriteit van de organisatie waar u werkt of heeft gewerkt. Op uw verzoek moet u ook binnen een redelijke termijn in een gesprek op een locatie een melding kunnen doen.
Een externe melding kunt u doen bij het Huis voor klokkenluiders of bij een andere instantie die daartoe bevoegd is. U kunt altijd een externe melding doen, bijvoorbeeld als u vindt dat na uw interne melding binnen de wettelijke termijn geen passende maatregelen zijn genomen.
Als u een vermoeden van een misstand bij een andere organisatie heeft, dan kunt u hiervan een melding doen bij een leidinggevende of bij een vertrouwenspersoon integriteit van die organisatie of bij het Huis voor klokkenluiders of bij een andere instantie die daartoe bevoegd is.
Als u een interne melding doet, dan moet die via de in bijlage 13 van de cao vastgestelde procedure behandeld worden. Over de voortgang van de behandeling en de uitkomst van uw melding moet de werkgever u informeren.
Bescherming tegen juridische procedures
Mogelijk heeft u de ambtelijke geheimhoudingsplicht geschonden als u een melding heeft gedaan of informatie daarover heeft openbaar gemaakt. In aanvulling op de wettelijke bescherming tegen juridische procedures die u daarbij heeft, geldt dat de werkgever geen aangifte zal doen wegens schending van de ambtelijke geheimhoudingsplicht. Dit is alleen anders als blijkt dat het om een melding gaat die niet aan de wettelijke voorwaarden voldoet. In dat geval kan de werkgever alsnog aangifte doen.
Als u op het moment dat u een melding doet redelijke gronden heeft om een melding te doen, dan mag u niet worden benadeeld als gevolg van uw melding, ook niet als achteraf blijkt dat er toch geen sprake is van een misstand. Deze bescherming geldt tijdens en na de behandeling van de melding en geldt ook voor personen die u bij het melden hebben bijgestaan en andere betrokken personen die door uw melding benadeeld kunnen worden.
Als u vertrouwenspersoon integriteit bent of bent geweest, dan mag u niet worden benadeeld als gevolg van uw werkzaamheden in die functie.
Bescherming bij openbaar maken melding
Als u informatie over een melding openbaar maakt heeft u onder voorwaarden ook recht op wettelijke bescherming. In dat geval heeft u ook recht op de aanvullende voorzieningen zoals opgenomen in deze paragraaf.
Als u van mening bent dat u bent benadeeld omdat u:
• een melding heeft gedaan
• een melder heeft bijgestaan
• anders verbonden bent met een melder of
• vertrouwenspersoon integriteit bent of bent geweest
kunt u een procedure starten. Een procedure kunt u voeren door uw ervaren benadeling voor te leggen aan de geschillencommissie en/of de kantonrechter.
Vergoeding procedure bij benadeling
Voor het voeren van een procedure ontvangt u een vergoeding als:
• de benadeling heeft plaatsgevonden binnen vijf jaar nadat:
• uw (voormalige) werkgever de resultaten van het onderzoek naar aanleiding van de melding en het oordeel over dat onderzoek aan u heeft laten weten
• het Huis voor klokkenluiders het rapport naar aanleiding van de melding openbaar heeft gemaakt of
• de melding op een andere manier is afgehandeld.
• en u kosten heeft gemaakt voor beroepsmatige rechtsbijstand vanwege de procedure.
U heeft in dat geval recht op vergoeding van al uw redelijk gemaakte kosten. Hierbij geldt een maximale vergoeding voor beroepsmatig verleende bijstand van momenteel € 316,02 per uur, en momenteel € 7.584,62 per procedure. Deze bedragen zijn exclusief btw en kantoorkosten, die wel worden vergoed.
Op deze vergoeding wordt een mogelijke andere vergoeding die u ontvangt op grond van een wettelijk voorschrift of van een rechtelijke uitspraak in mindering gebracht.
Uw (voormalige) werkgever kan de vergoeding weigeren of terugvorderen als u opzettelijk onjuiste informatie heeft gebruikt voor uw melding of opzettelijk vertrouwelijke informatie heeft verstrekt zonder dat dit noodzakelijk was om de melding te kunnen doen. Uw (voormalige) werkgever kan tevens de vergoeding weigeren of terugvorderen als u opzettelijk misbruik maakt of heeft gemaakt van het recht op vergoeding. U kunt de weigering of de terugvordering voorleggen aan de geschillencommissie.
Hoofdstuk 14. Organisatieverandering en VWNW-beleid
Iedere wijziging van de organisatiestructuur, omvang of taakinhoud van uw organisatie waaraan personele consequenties zijn verbonden, is een reorganisatie. Een reorganisatie kan ook betrekking hebben op een onderdeel van uw organisatie. Als een reorganisatie gevolgen heeft voor uw werklocatie of als overtolligheid dreigt, geeft het Van Werk Naar Werk-beleid (VWNW-beleid):
• voorschriften voor uw werkgever en uzelf en
• voorzieningen om u naar ander werk te begeleiden als u dat zelf wilt of als dat nodig is omdat u geen functie meer heeft.
Het uitgangspunt van het VWNW-beleid is een sluitende aanpak om ander werk voor u te realiseren. Uw werkgever moet u naar ander werk begeleiden en u moet daaraan actief meewerken.
Onderdeel van het VWNW-beleid is dat uw werkgever over de toepassing daarvan ook moet overleggen met de vakbonden en de ondernemingsraad. Dit is per situatie en onderwerp waar dat voor geldt steeds vermeld in dit hoofdstuk.
Uw werkgever kan beslissen om in bijzondere situaties af te wijken van de bepalingen in dit hoofdstuk als de toepassing daarvan in uw situatie zeer onredelijk is.
§ 14.1 Algemeen
Het VWNW-beleid wordt in verschillende situaties toegepast en kent twee fases: de voorbereidende fase en de verplichte fase.
In het overleg dat uw werkgever heeft met de vakbonden kan ook aan de orde komen of het vanwege de specifieke omstandigheden van de organisatie nodig is om afwijkende afspraken te maken over:
• de VWNW-voorzieningen of
• wat een passende functie is.
De voorbereidende fase wordt toegepast:
• als uw werklocatie verhuist naar een locatie op meer dan een half uur reizen van de oorspronkelijke locatie of
• om zoveel mogelijk te voorkomen dat overtolligheid ontstaat bij een reorganisatie op een later moment.
De verplichte fase wordt toegepast als er bij een reorganisatie sprake is van overtolligheid.
Aan een verplichte fase gaat altijd een voorbereidende fase vooraf. Dit is alleen anders als uw werkgever na overleg met de vakbonden in een bijzondere situatie afziet van de voorbereidende fase.
Vrijwillige en verplichte VWNW-kandidaten
Bij de begeleiding naar ander werk wordt onderscheid gemaakt tussen vrijwillige en verplichte VWNW- kandidaten.
U wordt vrijwillige VWNW-kandidaat als u in de voorbereidende fase onderdeel uitmaakt van een aangewezen groep en ervoor kiest uw VWNW-plan uit te voeren.
U wordt verplichte VWNW-kandidaat zodra u:
• geen functie meer heeft omdat u overtollig bent omdat uw functie is vervallen, of
• geen functie meer heeft omdat u binnen een groep van uitwisselbare functies overtollig bent geworden, nadat dit is vastgesteld met gebruik van de daarvoor geldende regels die zijn opgenomen in bijlage 14 van de cao
• uw functie niet meer vervult omdat u van mening bent dat dit voor u niet meer mogelijk is door de toegenomen reistijd door de verhuizing van uw werklocatie naar een andere locatie, en uw werkgever het daar gezien uw reistijd en persoonlijke omstandigheden mee eens is.
Dit is alleen anders als u een dienstverband heeft bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en daar een functie heeft waarvoor een plaatsingsduur geldt. In het personeelsreglement van dat ministerie is opgenomen in welke situaties u dan verplichte VWNW-kandidaat wordt.
Als u bij een reorganisatie geen verplichte VWNW-kandidaat wordt, houdt u uw functie of krijgt u als functievolger een functie die minimaal dezelfde salarisschaal heeft als uw voormalige functie. Hiervan kan door uw werkgever alleen met uw instemming worden afgeweken.
Verplichtingen VWNW-kandidaten
Als VWNW-kandidaat moet u uw VWNW-plan uitvoeren.
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent kunt u uw leidinggevende vragen om met de uitvoering van uw VWNW-plan te stoppen als u daarvoor een goede reden heeft.
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent en een aangeboden passende functie niet accepteert, zal uw werkgever na daarover met u te overleggen uw VWNW-plan herzien.
Als verplichte VWNW-kandidaat moet u een passende functie accepteren als uw werkgever die aanbiedt. Als u een aangeboden passende functie niet accepteert kan uw werkgever dit opvatten als verwijtbaar gedrag. Dit kan een aantal consequenties voor u hebben en eventueel leiden tot uw ontslag. Als ontslag aan de orde is dan geldt daarbij een opzegtermijn van ten minste drie maanden.
Uw werkgever kan de bepalingen van dit hoofdstuk ook toepassen op werknemers die daar om verzoeken maar geen VWNW-kandidaat zijn. Hierbij geldt dat daarmee een VWNW-kandidaat een functie moet krijgen of dat een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een taakstelling.
Als:
• uw organisatie of organisatieonderdeel wordt geprivatiseerd of verzelfstandigd of
• uw werkzaamheden worden verplaatst naar een werkgever die niet is genoemd in deze cao
is wettelijk bepaald dat u in de meeste situaties mee gaat naar de nieuwe organisatie. In een dergelijke situatie spreekt uw werkgever daarvoor met de vakbonden een sociaal plan af om dit zo goed mogelijk te laten verlopen.
Als u:
• een vast dienstverband heeft of een tijdelijk dienstverband om uw geschiktheid te beoordelen voor een vast dienstverband
• overgaat naar de nieuwe organisatie en
• niet kunt wennen aan de nieuwe situatie
Als het u niet lukt om te wennen aan de nieuwe situatie en u gebruik maakt van uw recht om terug te keren, dan sluit u een tijdelijke arbeidsovereenkomst met de Staat voor een periode van twaalf maanden. Het doel is om in die periode ander werk in een vast dienstverband voor u te realiseren.
Tijdens dit dienstverband heeft u dezelfde rechten en plichten als een verplichte VWNW-kandidaat.
§ 14.2 VWNW-begeleiding
Bij het VWNW-beleid staat begeleiding naar ander werk centraal. Begeleiding kent vier opvolgende onderdelen. Afhankelijk van uw situatie kunt u daarvoor kiezen of moet u daaraan meedoen.
Aangewezen groep voorbereidende fase | Verplichte VWNW-kandidaat | |
VWNW-onderzoek | Verplicht | Verplicht |
VWNW-advies | Verplicht | Verplicht |
VWNW-plan | Eigen keuze | Verplicht |
VWNW-begeleidingstraject | Eigen keuze | Verplicht |
Als u in de voorbereidende fase deel uitmaakt van de aangewezen groep kunt u afzien van het VWNW- onderzoek als dat vanwege uw omstandigheden gewenst is. Als u een vast dienstverband heeft geldt daarbij als voorwaarde dat uw werkgever het daarmee eens is.
Het kan ook zijn dat uw werkgever met vakbonden heeft afgesproken dat het voor de aangewezen groep tijdens de voorbereidende fase niet verplicht is een VWNW-onderzoek te doen. In dat geval heeft u als u dat wilt wel recht om:
• een VWNW-onderzoek te doen
• een VWNW-advies te krijgen
• een VWNW-plan op te stellen en
• uw VWNW-plan uit te voeren.
Als u geen deel uitmaakt van de aangewezen groep omdat u een tijdelijk dienstverband heeft, heeft u wel recht op een VWNW-onderzoek.
De mobiliteitsadviseur maakt op basis van het VWNW-onderzoek voor u en uw leidinggevende een VWNW-advies. In dit advies staat wat uw kansen op ander werk zijn en welke opleiding, tijdelijke extra werkervaring en begeleiding daarvoor nodig is.
Op basis van het advies wordt in overleg met u een VWNW-plan opgesteld. Als u deel uitmaakt van een aangewezen groep in de voorbereidende fase kunt u ervoor kiezen dat een VWNW-plan wordt opgesteld. Als u verplichte VWNW-kandidaat bent gebeurt dit altijd.
Het VWNW-plan gaat in op het zoekbereik voor een passende functie, en op:
• de opleiding,
• de tijdelijke extra werkervaring en
• de begeleiding
die u nodig heeft om een passende andere functie te vinden.
In het plan worden ook andere specifieke voorzieningen vastgelegd die u eventueel krijgt om het plan uit te voeren. Deze specifieke voorzieningen zijn in aanvulling op de algemene VWNW-voorzieningen waarop u als VWNW-kandidaat recht heeft.
Het opgestelde VWNW-plan wordt vastgesteld door uw leidinggevende. In de voorbereidende fase heeft u daarna veertien dagen de tijd om uw leidinggevende te laten weten of u het VWNW-plan wilt uitvoeren. Als u verplichte VWNW-kandidaat bent is uitvoering van het VWNW-plan verplicht.
Als u het niet eens bent met de faciliteiten in het VWNW-plan, kunt u het verschil van mening daarover voorleggen aan de geschillencommissie.
In de voorbereidende fase begint uw begeleidingstraject op de datum die u met uw leidinggevende afspreekt om met de uitvoering van uw VWNW-plan te beginnen. U wordt op die datum vrijwillige VWNW-kandidaat.
Als u verplichte VWNW-kandidaat bent, begint uw begeleidingstraject zodra het VWNW-plan is vastgesteld en u uw voormalige functie niet meer vervult.
Tijdens het begeleidingstraject gaat u met begeleiding van uw leidinggevende uw VWNW-plan uitvoeren, daarbij ondersteund door een mobiliteitsadviseur.
Het begeleidingstraject bestaat uit drie opvolgende periodes van ieder zes maanden. Als u een tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft, eindigt uw begeleidingstraject bij het einde van uw dienstverband als dat eerder is.
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent loopt uw begeleidingstraject ook door als de voorbereidende fase van uw organisatie is gestopt. U houdt daarbij recht op de voorzieningen in uw VWNW-plan en op de algemene VWNW-voorzieningen. Als u tijdens uw begeleidingstraject verplichte VWNW-kandidaat wordt, start voor u een nieuw begeleidingstraject als verplichte VWNW-kandidaat.
Als u tijdens uw begeleidingstraject op verzoek van uw leidinggevende werkzaamheden gaat doen waardoor u uw VWNW-plan niet kunt uitvoeren, wordt uw begeleidingstraject tijdelijk stopgezet.
Aan het einde van iedere periode evalueert u de uitvoering van het VWNW-plan met uw leidinggevende en de inspanningen die u daar beiden voor heeft gedaan. Daarbij bespreekt u samen ook of het VWNW- plan nog steeds haalbaar is.
Als u een klacht heeft over de manier waarop uw werkgever uw begeleiding uitvoert, kunt u die klacht voorleggen aan de geschillencommissie.
Het doel van uw VWNW-begeleidingstraject is het vinden van een passende functie. Een functie is passend als uw werkgever vindt:
• dat deze redelijkerwijs past bij uw vooruitzichten, persoonlijkheid en uw omstandigheden en
• u de kennis en deskundigheid om de functie te kunnen uitvoeren heeft of binnen een redelijke termijn via scholing kunt krijgen.
Vrijwillige VWNW-kandidaat | Verplichte VWNW-kandidaat | |
Eerste periode | Functie: - binnen de sector Rijk - met minimaal gelijk schaalniveau | Functie: - binnen de sector Rijk - met minimaal gelijk schaalniveau |
Tweede periode | Functie: - binnen de sector Rijk - met minimaal gelijk schaalniveau | Functie: - binnen de sector Rijk - maximaal twee schalen lager |
Derde periode | Functie: - bij een overheidsorganisatie - met minimaal gelijk schaalniveau | Functie: - bij een overheidsorganisatie - maximaal twee schalen lager |
In de eerste en tweede periode is een functie alleen passend als dat een functie binnen de sector Rijk is. In de derde periode van het begeleidingstraject wordt het bereik waarbinnen voor u een passende nieuwe functie is, uitgebreid naar alle overheidsorganisaties die zijn aangesloten bij ABP. Als u verplichte VWNW-kandidaat bent en een vast dienstverband heeft, moet aan die nieuwe functie ook een vast dienstverband zijn verbonden of uitzicht daarop.
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent moet een passende functie minimaal dezelfde salarisschaal hebben als de functie die u had voor u aan het begeleidingstraject begon.
Als u verplichte VWNW-kandidaat bent is dit alleen in de eerste periode het geval. Tijdens de tweede en derde periode mag een passende functie maximaal twee salarisschalen lager zijn dan de salarisschaal van uw voormalige functie. In dat geval heeft u nog twee jaar recht op VWNW-begeleiding naar een functie met een salarisschaal van uw voormalige functie; ook als u niet meer een functie binnen de sector Rijk heeft.
Uw werkgever kan u ook een aanbod doen voor een andere functie dan een passende functie. De keuze is aan u om dat aanbod wel of niet te accepteren.
Na het VWNW-begeleidingstraject
Als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent, en het na afloop van uw begeleidingstraject niet gelukt is om een passende functie te vinden, stopt uw begeleiding en bent u geen VWNW-kandidaat meer.
Als u verplichte VWNW-kandidaat bent, en het na afloop van uw begeleidingstraject niet gelukt is om een passende functie te vinden, start voor u een afrondende fase.
In de afrondende fase wordt het vinden van een andere functie onder begeleiding van een mobiliteitsadviseur voortgezet en daarvoor wordt eerst een nieuw VWNW-advies opgesteld. In deze fase is voor u een passende functie ook een functie buiten de overheid en een functie die meer dan
twee salarisschalen lager is dan uw voormalige functie. De afrondende fase is in beginsel gericht op het vinden van een andere functie voor u.
Als uw werkgever in de afrondende fase, eventueel op advies van een mobiliteitsadviseur, een beslissing wil nemen over uw begeleidingstraject waar u het niet mee eens bent, dan wordt het verschil van mening daarover voorgelegd aan de geschillencommissie. Omdat het de bedoeling is dat de uitspraak van de geschillencommissie zoveel mogelijk wordt gevolgd, moet uw werkgever de beslissing uitstellen. Na ontvangst van de uitspraak van de geschillencommissie kan uw werkgever de aangekondigde beslissing of een andere beslissing nemen en deze uitvoeren. Als uw werkgever met zijn beslissing afwijkt van de uitspraak van de geschillencommissie dan moet dit gemotiveerd gebeuren.
§ 14.3 Voorzieningen VWNW-beleid en reorganisaties
Naast de maatwerk-voorzieningen in uw VWNW-plan, bevat het VWNW-beleid ook een aantal algemene voorzieningen die uw overstap naar een andere functie kunnen bevorderen. Van een aantal van deze voorzieningen kunt u ook gebruik maken als u geen VWNW-kandidaat bent. In onderstaande tabel is aangegeven welke VWNW-voorzieningen er zijn en of u daar recht op heeft.
Algemeen | Vrijwillige VWNW- kandidaat | Verplichte VWNW- kandidaat | ||
Nee | Nee | Ja | Ja | |
Nee | Nee | Ja | Ja | |
Gedeeltelijke jubileumuitkering | Nee | Ja | Ja | Ja |
Nee | Ja | Ja | Ja | |
Nee | Nee | Nee | Ja | |
Aanvullende vergoeding pensioenopbouw | Nee | Nee | Vergoeding mogelijk | Vergoeding mogelijk |
Ondersteuning na verlies functie | Nee | Nee | Ja | Ja |
Hervatten VWNW- begeleidingstraject | Nee | Nee | Ja | Ja |
Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie | |
Tijdelijke vergoeding extra reistijd | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie |
Tijdelijke vergoeding extra reiskosten | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie | Bij wijziging werklocatie en bij andere functie |
Ja, als de vermindering van toelagen het | Nee | Ja | Ja |
Algemeen | Vrijwillige VWNW- kandidaat | Verplichte VWNW- kandidaat | ||
gevolg is van een reorganisatie | ||||
Nee | Nee | Ja | Ja |
Als u een tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft zijn de termijnen van de VWNW-voorzieningen voor u beperkt tot de resterende duur van uw arbeidsovereenkomst.
Als u een arbeidsovereenkomst sluit met een werkgever die niet is aangesloten bij ABP en daarna binnen twee jaar werkloos wordt, heeft u recht op de aanvullingen op de WW-uitkering volgens deze cao als u een WW-uitkering ontvangt.
Uw werkgever moet ervoor zorgen dat u in uw nieuwe functie minimaal 20% van uw werktijd met uw werktijden of werklocaties kunt variëren, als het accepteren van een functie daardoor gemakkelijker voor u wordt. Dit is alleen niet het geval als flexibel werken door de aard van uw werkzaamheden niet mogelijk is.
Gedeeltelijke jubileumuitkering
Als u uw arbeidsovereenkomst opzegt of deze buiten uw schuld wordt beëindigd, heeft u recht op een gedeeltelijke jubileumuitkering. Daarvoor moet u wel voldoen aan de voorwaarden om voor een gedeeltelijke jubileumuitkering in aanmerking te komen.
Xxxx terugbetalingsverplichting
Als u uw arbeidsovereenkomst opzegt of deze buiten uw schuld wordt beëindigd, geldt voor u niet de terugbetalingsverplichting voor studiekostenvergoeding.
Voorrangspositie bij vacatures
Als verplichte VWNW-kandidaat heeft u een voorrangspositie bij vacatures bij de organisaties binnen de sector Rijk. Deze voorrangspositie heeft u ook bij zelfstandige bestuursorganen die schriftelijk hebben verklaard bij vacatures een voorrangspositie te geven aan verplichte VWNW-kandidaten die een arbeidsovereenkomst met de Staat hebben.
Uw werkgever kan u een aanvullende vergoeding geven voor uw toekomstige pensioenopbouw bij uw nieuwe werkgever.
De vergoeding voor pensioenopbouw ontvangt u twee jaar nadat uw dienstverband is beëindigd, maar niet als:
• u een beroep heeft gedaan op aanvullingen op de ww-uitkering volgens deze cao
• uw recht op voorwaardelijk pensioen is hersteld omdat u daarna een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever die wel is aangesloten bij ABP.
Ondersteuning na verlies functie
Als u een arbeidsovereenkomst sluit met een werkgever buiten de sector Rijk en uw dienstverband wordt buiten uw schuld beëindigd, dan heeft u recht op ondersteuning van uw voormalige werkgever bij het vinden van ander werk. Hierbij gelden als voorwaarden dat u:
• een vaste arbeidsovereenkomst had met de Staat
• binnen twaalf maanden bent ontslagen nadat u een vaste arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk hebt gesloten, of
• bent ontslagen uit een tijdelijk dienstverband met uitzicht op een vast dienstverband met een werkgever buiten de sector Rijk.
Hervatten VWNW-begeleidingstraject
Als uw werkgever binnen zes maanden nadat u bent gaan werken in uw nieuwe functie tot de conclusie komt dat die functie voor u toch niet passend is, dan start voor u weer een VWNW-begeleidingstraject met de bijbehorende voorzieningen. In dat geval wordt de duur van uw oude VWNW-begeleidingstraject in mindering gebracht op de termijn van uw nieuwe VWNW-begeleidingstraject.
Als u vanwege de wijziging van uw werklocatie gaat verhuizen, heeft u recht op:
• maximaal twee dagen verlof met doorbetaling van uw maandinkomen voor het zoeken van een woning
• maximaal vier dagen verlof met doorbetaling van uw maandinkomen voor uw verhuizing vanuit een woonruimte die u zelfstandig bewoont. Als u verhuist vanuit een woonruimte die u niet zelfstandig bewoont is dit verlof maximaal twee dagen.
Dit is alleen niet het geval als de bedrijfsvoering wordt verstoord door uw verlof. Uw recht op dit verlof is niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
Daarnaast kunt u recht hebben op een vergoeding voor de kosten van uw verhuizing. Voor deze vergoedingen blijven tijdelijk nog de oude regelingen van toepassing. Hier vindt u de uitleg daarover.
Tijdelijke aflopende vergoeding en toelage
Als uw reistijd of reiskosten vanwege de wijziging van uw werklocatie toenemen, heeft u recht op een aflopende vergoeding daarvan in tijd of geld. Daarnaast kunt u recht hebben op een aflopende toelage als u in uw functie een lager maandinkomen heeft omdat u minder toelagen ontvangt.
Voor de aflopende vergoeding in tijd of geld en toelage geldt het volgende afbouwschema:
Eerste twee jaar | 100% van het verschil |
Derde jaar | 75% van het verschil |
Vierde jaar | 50% van het verschil |
Vijfde jaar | 25% van het verschil |
Als u een arbeidsovereenkomst sluit met een werkgever buiten de sector Rijk, wordt uw aflopende vergoeding en aflopende toelage voor de volledige periode van vijf jaar uitgerekend en als bedrag in een keer uitbetaald bij beëindiging van uw dienstverband. Hierbij geldt als voorwaarde dat de som van uw aflopende vergoedingen voor reistijd en reiskosten en uw aflopende toelage niet hoger mag zijn dan momenteel maximaal € 94.000 of twaalf maandsalarissen verhoogd met 16,50% IKB-budget als dat een hoger bedrag is. Het maximale bedrag van € 94.000 is niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
Tijdelijke vergoeding extra reistijd
Als uw reistijd vanwege de wijziging van uw werklocatie met minimaal 15 minuten enkele reis toeneemt, heeft u recht op de aflopende vergoeding voor de extra reistijd boven die 15 minuten.
De reistijd wordt berekend met de ANWB-routeplanner. Hierbij wordt uitgegaan van:
• de route met de minste reistijd en
• het vervoermiddel dat u naar uw oude werklocatie gebruikte en het vervoermiddel dat u naar uw nieuwe werklocatie gaat gebruiken.
U krijgt uw extra reistijd in tijd vergoed: deze wordt in mindering gebracht op uw werktijd.
Dit is alleen anders als u op verzoek van uw werkgever er mee instemt dat u de extra reistijd krijgt vergoed in geld. De waarde van de extra reistijd is gelijk aan uw salaris per uur op de datum waarop uw werklocatie is gewijzigd.
Als uw werklocatie binnen twee jaar weer wijzigt, en uw reistijd daardoor extra toeneemt ten opzichte van uw reistijd voor de eerste wijziging van uw werklocatie, heeft u recht op vergoeding voor die reistijd. Als in dat geval uw extra reistijd met
• minimaal 15 minuten enkele reis toeneemt, start voor u een nieuwe afbouwperiode van
vijf jaar voor de gehele extra reistijd ten opzichte van de eerste wijziging van uw werklocatie
• minder dan 15 minuten enkele reis toeneemt, wordt uw extra reistijd toegevoegd aan de aflopende vergoeding. Hierbij wijzigt het afbouwschema niet.
Als u binnen twee jaar na de wijziging van uw werklocatie, zelf kiest voor een verandering van
uw werklocatie, wordt de extra reistijd opnieuw berekend. Deze herberekening kan niet leiden tot een hogere aflopende vergoeding voor extra reistijd en heeft geen gevolgen voor het afbouwschema.
Tijdelijke vergoeding extra reiskosten
Als uw reiskosten voor woon-werkverkeer toenemen vanwege de wijziging van uw werklocatie, heeft u mogelijk recht op de aflopende vergoeding daarvoor. Dit is het geval als u voorheen een hoge reiskostenvergoeding ontving omdat u uw werklocatie niet praktisch met het openbaar vervoer kon bereiken en u uw nieuwe werklocatie
• wel praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken maar u daarvan geen gebruik maakt. In dat geval heeft u recht op een aflopende toelage van het verschil tussen:
• een lage reiskostenvergoeding en een hoge reiskostenvergoeding. Dit is in de situatie als u een
functie binnen de sector Rijk houdt
• de vergoeding voor woon-werkverkeer waar u bij uw werkgever buiten de sector Rijk recht op heeft en de hoge reiskostenvergoeding volgens deze cao. Dit is de situatie als uw werklocatie wijzigt omdat u een arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk sluit.
• ook niet praktisch met het openbaar vervoer kunt bereiken. In dat geval heeft u recht op een aflopende toelage van het verschil tussen:
• een hoge reiskostenvergoeding zonder en met toepassing van de maximale vaste
reiskostenvergoeding. Dit is in de situatie als u een functie binnen de sector Rijk houdt
• de vergoeding voor woon-werkverkeer waar u bij uw werkgever buiten de sector Rijk recht op heeft en de hoge reiskostenvergoeding zonder toepassing van de maximale vaste reiskostenvergoeding volgens deze cao. Dit is de situatie als uw werklocatie wijzigt omdat u een arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk sluit.
Als uw werklocatie binnen twee jaar weer wijzigt, en uw reiskosten voor woon-werkverkeer daardoor extra toenemen, heeft u recht op een vergoeding voor die reiskosten. Deze extra kosten worden op de volgende manier berekend:
• als uw werklocatie in het tweede jaar wijzigt start voor u een nieuwe afbouwperiode van vijf jaar voor het gehele bedrag van extra reiskosten ten opzichte van de eerste wijziging van uw werklocatie
• als uw werklocatie in het eerste jaar wijzigt wordt het bedrag aan extra reiskosten toegevoegd aan de lopende vergoeding, waarbij het afbouwschema niet wijzigt.
Als u binnen twee jaar na de wijziging van uw werklocatie zelf kiest voor een verandering van uw werklocatie, worden de extra reiskosten opnieuw berekend. Deze herberekening kan niet leiden tot een hogere aflopende vergoeding voor extra reiskosten en heeft geen gevolgen voor het afbouwschema.
Als uw toelagen vanwege een nieuwe functie of vanwege een reorganisatie van uw organisatie verminderen, heeft u recht op een aflopende toelage als:
• u de toelagen die verminderen minimaal twee jaar zonder onderbreking heeft ontvangen of met een onderbreking van maximaal twaalf maanden
• de vermindering of het vervallen van uw toelagen blijvend is. Uw werkgever beoordeelt dit en
• het bedrag waarmee uw toelagen verminderen minimaal 3% van uw salaris is. Bij het bepalen van de 3% vermindering, telt bij uw salaris ook een toelage mee die u op grond van het personeelsreglement van uw organisatie ontving in uw oude functie en in uw nieuwe functie blijft ontvangen.
Het volledig vervallen van uw toelagen is voor de toepassing van deze paragraaf ook een vermindering.
De hoogte van uw aflopende toelage bedraagt het verschil tussen het bedrag dat u aan toelagen ontvangt sinds u uw nieuwe functie heeft of sinds de reorganisatie van uw organisatie en
• het bedrag dat u de afgelopen 36 maanden gemiddeld per maand aan toelagen heeft ontvangen of
• als dat korter is dan 36 maanden: het bedrag dat u sinds u in dienst bent gemiddeld per maand aan toelagen heeft ontvangen.
Salarisgarantie en salarissuppletie
Als u een functie met een lager salaris accepteert, heeft u twee jaar recht op salarisgarantie en vervolgens op salarissuppletie. Voorwaarde hierbij is dat u uw (voormalige) werkgever of de instantie die de salarisgarantie en salarissuppletie uitvoert, voorziet van de documenten die nodig zijn om de hoogte daarvan vast te stellen. Daarvoor moet u uw (voormalige) werkgever of de instantie die de salarisgarantie of salarissuppletie uitvoert, informeren over een wijziging van uw inkomen.
Als u geen salaris meer ontvangt of als u uw AOW-leeftijd bereikt, stopt uw recht op salarisgarantie en salarissuppletie.
Als u op het moment waarop u VWNW-kandidaat werd minder dan vijf jaar een functie binnen de sector Rijk had, is uw recht op salarissuppletie tijdelijk. De duur daarvan is dan gelijk aan de duur van uw dienstverband tot u VWNW-kandidaat werd.
De hoogte van de salarisgarantie en de salarissuppletie is:
• het verschil tussen uw oude salaris en uw nieuwe salaris, beide verhoogd met uw IKB-budget. Dit is in de situatie als u een functie binnen de sector Rijk houdt
• het verschil tussen uw oude salaris verhoogd met uw IKB-budget en uw salaris en andere vaste inkomensbestanddelen in uw nieuwe functie. Dit is de situatie als u een arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk sluit.
Bij de berekening van het verschil wordt uw oude salaris aangepast aan de salarisafspraken van deze cao.
Hierbij geldt dat uw salarisgarantie en salarissuppletie maximaal het verschil tussen de salarisschaal van uw oude functie en twee salarisschalen lager bedraagt. Dit is anders, als u:
• op verzoek van uw werkgever een functie accepteert of
• in de afrondende fase van uw VWNW-begeleiding een functie accepteert met een salarisschaal die meer dan twee salarisschalen lager is dan die van uw oude functie.
In dat geval heeft u recht op salarisgarantie en salarissuppletie voor het gehele verschil.
Dit is ook anders als u in uw oude functie een hogere salarisschaal had dan bij die functie hoorde. Ook in dat geval heeft u recht op salarisgarantie en salarissuppletie voor het gehele verschil.
Als u een functie binnen de sector Rijk houdt, dan wordt uw salarisgarantie en salarissuppletie maandelijks betaald. Voor de salarisgarantie hoeft u geen aanvraag in te dienen. Uitbetaling van uw salarissuppletie kunt u aanvragen bij P-Direkt.
Als u in uw nieuwe functie een arbeidsovereenkomst met een werkgever buiten de sector Rijk heeft, dan wordt uw salarisgarantie als bedrag in een keer uitbetaald bij de beëindiging van uw dienstverband. Dit bedrag wordt niet herzien of teruggevorderd als uw omstandigheden na beëindiging van uw dienstverband wijzigen. Uitbetaling van uw salarissuppletie kunt u aanvragen binnen zes maanden na afloop van het jaar waarvoor u uitbetaling aanvraagt. Uw voormalige werkgever laat u weten waar u dit kunt doen. Als u uw salarissuppletie te laat aanvraagt, dan wordt uw aanvraag niet in behandeling genomen. Dit is alleen anders als dit vanwege uw omstandigheden zeer onredelijk is.
Als uw inkomen wijzigt, kan dit ook gevolgen hebben voor uw salarisgarantie en salarissuppletie. Dit is niet het geval indien u uw salarisgarantie als bedrag ineens heeft ontvangen bij beëindiging van uw dienstverband.
Als uw inkomen daalt omdat u:
• deelneemt aan de PAS-regeling
• met ouderschapsverlof bent
• met langdurend bijzonder verlof bent
• langdurig ziek bent of
• opzettelijk uw werk niet doet
wordt het bedrag van uw salarisgarantie of salarissuppletie op dezelfde manier verlaagd.
Als uw inkomen daalt omdat u een functie met een lager salaris gaat vervullen dan wijzigt uw salarisgarantie of salarissuppletie niet.
Als uw inkomen daalt omdat u op uw eigen verzoek uw arbeidsduur in een nieuwe functie lager is dan uw arbeidsduur in uw oude functie, dan wordt uw salarisgarantie of salarissuppletie berekend op basis van uw nieuwe arbeidsduur. Als de verlaging van uw arbeidsduur niet op uw verzoek is dan wordt de daling van uw inkomen die daarvan het gevolg is volledig gecompenseerd door uw salarisgarantie of salarissuppletie te verhogen.
Als uw inkomen stijgt omdat u een functie met een hoger salaris gaat vervullen, dan wordt uw salarisgarantie of salarissuppletie verlaagd met het bedrag waarmee uw inkomen is gestegen.
Als uw inkomen stijgt omdat uw arbeidsduur in een nieuwe functie hoger is dan uw arbeidsduur in uw oude functie, dan wordt uw salarisgarantie of salarissuppletie berekend op basis van de arbeidsduur van uw oude functie.
§ 14.4 Stimuleringspremie en uitruil stimuleringspremie
U heeft de keuze om af te zien van uw VWNW-begeleiding en uw VWNW-voorzieningen en in plaats daarvan uw dienstverband te beëindigen met recht op een stimuleringspremie. U heeft geen recht op een stimuleringspremie als u vrijwillige VWNW-kandidaat bent geworden in een voorbereidende fase
vanwege de verhuizing van uw werklocatie waarbij geen sprake was van dreigende overtolligheid vanwege opheffing van functies of vermindering van uitwisselbare functies.
De hoogte van uw stimuleringspremie is afhankelijk van uw ABP-pensioenjaren:
Aantal pensioenjaren | Aantal maandsalarissen |
minder dan 10 | 4 |
10 tot 20 | 8 |
20 tot 25 | 12 |
25 tot 30 | 18 |
30 of meer | 24 |
Als u voorafgaand aan het einde van uw dienstverband als verplichte kandidaat al een aantal maanden VWNW-begeleiding heeft gehad, ontvangt u naar rato een lagere stimuleringspremie dan volgens de pensioenjarentabel. Het aantal maandsalarissen wordt dan vermenigvuldigd met uw resterend aantal maanden VWNW-begeleiding en vervolgens gedeeld door 18. Bij het vaststellen van het resterend aantal maanden VWNW-begeleiding wordt geen rekening gehouden met een verlenging daarvan die u mogelijk heeft gekregen. Een maand opzegtermijn bij beëindiging van uw dienstverband wordt niet in mindering gebracht op uw resterend aantal maanden VWNW-begeleiding. Deze verlaging van uw stimuleringspremie geldt niet als u vrijwillige kandidaat bent en al een aantal maanden VWNW- begeleiding heeft gehad.
In een aantal andere gevallen wordt uw stimuleringspremie ook lager dan volgens de pensioenjarentabel. Het aantal maandsalarissen kan namelijk niet hoger zijn dan:
• het aantal maanden tot het bereiken van uw AOW-leeftijd
• het aantal maanden dat u nog een tijdelijke arbeidsovereenkomst met de Staat heeft.
De op deze manier berekende stimuleringspremie wordt bij uitbetaling gemaximeerd op momenteel
€ 94.000 of twaalf maanden salaris verhoogd met 16,50% IKB-budget als dat een hoger bedrag is. Het maximale bedrag van € 94.000 is niet afhankelijk van uw arbeidsduur.
U moet uw stimuleringspremie terugbetalen als u:
• na het einde van uw dienstverband, vanwege de beëindiging van uw dienstverband een WW- uitkering ontvangt, of
• binnen de periode die korter is dan het aantal maanden salaris van uw stimuleringspremie weer een arbeidsovereenkomst sluit met een werkgever binnen de sector Rijk.
Stimuleringspremie ruilen voor een VWNW-verlofperiode
U heeft de keuze om uw stimuleringspremie geheel of gedeeltelijk te ruilen voor een periode van verlof. Daarmee stelt u de einddatum van uw dienstverband dus uit. Deze keuze heeft u niet als in het personeelsreglement van uw organisatie deze keuzemogelijkheid is uitgesloten.
Tijdens uw verlof heeft u recht op een maandelijkse uitkering in plaats van uw maandinkomen. De hoogte van uw uitkering is het bedrag van uw stimuleringspremie dat u ruilt voor verlof, gedeeld door het aantal maanden van uw verlofperiode. Als u niet uw volledige stimuleringspremie ruilt voor verlof, wordt het restant daarvan uitbetaald bij beëindiging van uw dienstverband.
Uw verlofperiode wordt berekend door het bedrag van uw stimuleringspremie te delen door het bedrag van uw salaris dat is gebruikt om uw stimuleringspremie te berekenen. Uw verlof wordt afgerond op hele maanden.
U kunt de duur van uw verlofperiode aanpassen: u kunt deze maximaal verdubbelen (uw uitkering wordt dan naar rato lager) of beperken tot minimaal drie maanden (uw uitkering wordt dan naar rato hoger). Als u uw verlofperiode verlengt, moet u uw volledige stimuleringspremie ruilen voor verlof. Uw verlofperiode kan niet langer duren dan tot uw AOW-leeftijd en ook niet langer dan tot de einddatum van uw tijdelijke arbeidsovereenkomst.
Omdat u niet meer werkt bouwt u geen
• IKB-uren en
• dienstjaren voor een jubileumuitkering
op. Daarnaast kunt u tijdens uw verlof uw IKB-budget niet meer gebruiken voor de fiscaal vriendelijke IKB-doelen, of levensloopverlof opnemen.
Uw pensioenopbouw bij ABP wijzigt niet. Uw werkgever betaalt tijdens uw verlof de gebruikelijke premies aan ABP en u blijft het werknemersdeel van de pensioenpremies betalen.
Hoofdstuk 15. Ordemaatregelen en straffen
Ordemaatregelen
Uw werkgever kan maatregelen nemen om de orde binnen de organisatie te bewaren.
Uw werkgever kan u de toegang tot uw werkplek verbieden. Gedurende de periode dat u daardoor geen toegang heeft tot uw werkplek, kan uw werkgever u opdracht geven om uw eigen werk of ander werk op een andere werkplek te doen.
Daarnaast kan uw werkgever u schorsen. Dit is mogelijk als:
• tegen u een strafrechtelijke vervolging voor een misdrijf is ingesteld
• uw werkgever van plan is u voor straf te ontslaan wegens een dringende reden of omdat u verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten
• uw werkgever dit in het belang van de organisatie nodig vindt.
Uw werkgever betaalt uw maandinkomen tijdens de ordemaatregel door op de in deze cao vastgestelde wijze.
Straffen
U moet zich als een goed ambtenaar1 gedragen. Dat betekent dat van u ambtelijk vakmanschap wordt verwacht en dat u uw werk goed, betrokken en gewetensvol doet en u zich houdt aan de regels. Als u toch iets doet wat niet mag of juist niets doet terwijl u wel iets had moeten doen, kan uw werkgever u een straf opleggen. Uw werkgever kan in dat geval:
• u schriftelijk berispen
• de IKB-uren die u krijgt verminderen
• u maximaal vier jaar geen periodieke salarisverhogingen geven
• u verplaatsen naar een andere functie of werkplek. Uw werkgever kan de kosten daarvan vergoeden tot maximaal het niveau dat daarvoor in deze cao is opgenomen
• u een boete opleggen. Een boete is alleen mogelijk als in het personeelsreglement van uw organisatie daarover afspraken met vakbonden zijn opgenomen en u een regel heeft overtreden waarvoor in het personeelsreglement een boete geldt of
• via de wettelijke mogelijkheden uw dienstverband laten beëindigen.
Als uw werkgever u wil straffen, krijgt u altijd de gelegenheid om uw kant van het verhaal te vertellen en daarbij kunt u zich laten bijstaan. U kunt uw kant van het verhaal schriftelijk en/of mondeling toelichten. Als u kiest voor een mondelinge toelichting wordt daarvan een verslag gemaakt, waarop u kunt reageren voordat het wordt vastgesteld. Als u het niet eens bent met de inhoud van het verslag wordt dit in het verslag vermeld. U ontvangt een afschrift van het vastgestelde verslag.
Als u het niet eens bent met de straf die uw werkgever u wil opleggen dan kunt u dit voorleggen aan de geschillencommissie. Dit moet u doen binnen vier weken nadat uw werkgever u schriftelijk heeft laten weten besloten te hebben u te straffen en welke straf u wordt opgelegd.
Als er problemen ontstaan in uw organisatie door de manier waarop u in het openbaar uw eigen mening heeft gegeven, een betoging of vergadering heeft bijgewoond of lid bent van een bepaalde vereniging, kan het zijn dat uw werkgever u daarvoor wil straffen. Dit kan uw werkgever pas doen nadat daarover advies is gevraagd aan de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren (AGFA).
1 Artikel 6, eerste lid, van de Ambtenarenwet 2017: De ambtenaar is gehouden de bij of krachtens de wet op hem rustende en uit zijn functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Hoofdstuk 16. Individuele geschillen
§ 16.1 Rijksloket advies en bemiddeling arbeidszaken (RABA)
Het RABA is een rijksbrede, onafhankelijke en laagdrempelige voorziening voor alle rijksambtenaren en heeft als functie:
• informatie te geven over diverse mogelijkheden om met een verschil van mening om te gaan
• op uw verzoek of dat van uw leidinggevende te bepalen wat de aard van uw verschil van mening is, en afhankelijk daarvan te adviseren over mogelijke vervolgstappen
• om als u en uw leidinggevende dat beiden wensen, te bemiddelen bij het oplossen van uw geschil.
De adviseurs van het RABA zijn deskundig op het terrein van uw rechtspositie en ze zijn opgeleid om verschillen van mening te analyseren, hierover te adviseren en te helpen oplossen. Het opvolgen van de geadviseerde aanpak is niet verplicht.
Als bemiddeling de gekozen aanpak is, is het de bedoeling dat u en uw leidinggevende via een gesprek het verschil van mening samen oplossen. Op verzoek kan een onafhankelijke derde bij dit gesprek aanwezig zijn. Het doel is om tot een oplossing te komen, waarin u en uw leidinggevende zich kunnen vinden en die aan de belangen van u beiden tegemoetkomt.
U kunt door het RABA ook worden geadviseerd om het verschil van mening voor te leggen aan de geschillencommissie.
§ 16.2 Geschillencommissie
De geschillencommissie is onafhankelijk en bestaat uit een onafhankelijke voorzitter en een gelijk aantal leden namens vakbonden en werkgever.
Als u dat wenst, kunt u zonder tussenkomst van het RABA terecht bij de geschillencommissie als u een verschil van mening heeft met uw werkgever over:
• een beoordeling over uw functioneren
• een aantal onderwerpen rond uw begeleiding naar ander werk bij het VWNW-beleid
• of uw werkzaamheden passen binnen uw functiegroep van het Functiegebouw Rijk
• of aan uw werkzaamheden wel de goede salarisschaal is verbonden
• een straf die uw werkgever u wil opleggen
• het antwoord op de vraag of u wordt benadeeld omdat u een vermoeden van een misstand heeft gemeld
• het antwoord op de vraag of het redelijk is om van u te verlangen dat u na outsourcing van uw werkzaamheden minimaal zes maanden probeert te wennen aan de nieuwe situatie, voor u gebruik maakt van uw recht op terugkeer of
• een aanvraag voor een vergoeding procedure bij benadeling (dit geldt ook als de werkgever niet tijdig beslist op een aanvraag).
Voor een verschil van mening over een ander onderwerp is de tussenkomst van het RABA nodig. Dit is alleen anders voor een geschil over de toepassing van hoofdstuk 25 van de cao. Als u dat wenst kunt u, zonder tussenkomst van het RABA daarvoor terecht bij de Geschillencommissie ACRU.
Hoe u een verschil van mening voorlegt aan de geschillencommissie en hoe de commissie daarmee omgaat leest u op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Als u een verschil van mening voorlegt aan de geschillencommissie kunt u zich laten bijstaan.
Uw keuze om een verschil van mening voor te leggen aan de geschillencommissie heeft geen gevolgen voor uw mogelijkheid dit voor te leggen aan de kantonrechter. U bent dus niet verplicht een verschil van mening eerst voor te leggen aan de geschillencommissie. Ook nadat de geschillencommissie een uitspraak heeft gedaan kunt u het meningsverschil nog aan de kantonrechter voorleggen.
De uitspraak van de geschillencommissie is afhankelijk van de aard van het voorgelegde meningsverschil. De uitspraak kan bijvoorbeeld een voorgestelde oplossing zijn, maar ook een oordeel over het geschil in uw voordeel of in het voordeel van uw werkgever. Een uitspraak van de commissie moet uiteraard wel passen binnen de mogelijkheden van deze cao. Het is de bedoeling dat u en uw werkgever de uitspraak van de geschillencommissie zoveel mogelijk volgen. De uitspraak is echter niet bindend. Als uw werkgever een beslissing neemt die afwijkt van de uitspraak van de geschillencommissie dan moet dit schriftelijk gemotiveerd gebeuren.
Hoofdstuk 17. Algemene bestuursdienst
U bent lid van de algemene bestuursdienst (ABD) als:
• bij Koninklijk Besluit is besloten een arbeidsovereenkomst met u aan te gaan als lid van de Topmanagementgroep (TMG)
• u een functie vervult waarvoor salarisschaal 17 of 18 van deze cao geldt of
• u een functie vervult waarvoor salarisschaal 15 of 16 van deze cao geldt en u door uw werkgever als lid bent aangewezen.
Dit is alleen niet het geval als u een functie vervult bij de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Topmanagementgroep
Als lid van de TMG wordt u steeds voor een termijn van maximaal zeven jaar benoemd in een TMG- functie. Het uitgangspunt is dat u minimaal vier jaar werkzaam blijft in een functie. Na vijf jaar in uw functie overlegt u met uw werkgever of er reden is de benoemingstermijn te verlengen tot maximaal negen jaar.
Als uw benoemingstermijn is verstreken start een zoektermijn van maximaal 24 maanden als u nog niet in een andere TMG-functie of met uw instemming in een andere functie bent benoemd. In deze termijn zoekt u samen met uw werkgever naar een andere functie. Tijdens deze zoektermijn bent u buitengewoon adviseur en kan uw werkgever u werkzaamheden opdragen.
In de eerste maand van uw zoektermijn kunt u uw werkgever vragen om de zoektermijn zes maanden eerder te beëindigen. Als uw zoektermijn wordt beperkt tot maximaal achttien maanden, ontvangt u een uitkering van zesmaal uw maandinkomen.
Als het aan het einde van uw zoektermijn niet is gelukt om voor u een andere functie te vinden, zal uw werkgever voorstellen uw arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Als u daar niet mee instemt zal uw werkgever de kantonrechter verzoeken om uw arbeidsovereenkomst te ontbinden. Als uw arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden of als de kantonrechter uw arbeidsovereenkomst ontbindt, heeft u recht op een aanvulling op uw WW-uitkering die 110% bedraagt van de aanvulling op de ww die in deze cao geregeld is.
Het is voor alle ambtenaren wettelijk verplicht dat zij hun nevenwerkzaamheden die de belangen van de organisatie kunnen raken melden aan hun werkgever. Voor u als TMG-lid geldt daarbij dat uw werkgever de nevenwerkzaamheden die u meldt in de meeste gevallen openbaar maakt.
Bij het bepalen van uw salarisschaal wordt onderscheid gemaakt tussen TMG-functies in groep A en groep B. Of uw functie tot groep A of groep B behoort wordt vastgesteld met toepassing van het Kader Topstructuur en Topfuncties Rijk 2017. De functies staan per groep vermeld in de Regeling aanwijzing TMG-functies.
Als u in een functie in groep A bent benoemd, geldt voor u salarisschaal 19 met momenteel de volgende maandbedragen:
0 | € 9.841,08 |
1 | € 10.133,92 |
2 | € 10.434,48 |
3 | € 10.735,89 |
4 | € 11.036,48 |
5 | € 11.364,41 |
6 | € 11.692,33 |
7 | € 12.021,01 |
8 | € 12.306,00 |
9 | € 12.590,23 |
10 | € 12.875,98 |
Als u in een functie in groep B bent benoemd, geldt voor u salarisschaal 18 van deze cao.
1 | € 13.179,67 |
2 | € 13.483,37 |
3 | € 13.787,12 |
Als voor u salarisschaal 19 geldt, is het niet mogelijk dat voor u een lagere salarisschaal gaat gelden in de situaties waar dat volgens de algemene bepalingen van de cao wel mogelijk is. Dit is alleen anders als u op eigen verzoek bij het ministerie van Buitenlandse Zaken een functie gaat vervullen die geen TMG-functie is en u in verband daarmee uw lidmaatschap van de TMG verliest.
Zolang u de functie van secretaris-generaal vervult, heeft u recht op een SG-toelage van 5% van uw salaris.
Overige ABD-functies
Als u lid bent van de ABD maar geen lid bent van de TMG is het uitgangspunt ook dat u minimaal vier jaar werkzaam blijft in een functie.
Hoofdstuk 18. Arbeidsbeperkten
U bent arbeidsbeperkt als u vanwege wettelijke bepalingen bent opgenomen in het doelgroepenregister banenafspraak van UWV. In dat geval geldt voor u mogelijk de salarisschaal die in dit hoofdstuk is opgenomen of krijgt u mogelijk uw salaris niet volledig uitbetaald.
Als u arbeidsbeperkt bent en daardoor geen functie binnen het Functiegebouw Rijk kunt vervullen, zorgt uw werkgever voor een takenpakket dat bij uw mogelijkheden past. In dat geval geldt voor u de volgende salaristabel met momenteel de volgende maandbedragen:
0 | € 2.150,50 |
1 | € 2.193,51 |
2 | € 2.236,52 |
3 | € 2.279,53 |
4 | € 2.322,54 |
5 | € 2.365,55 |
6 | € 2.408,56 |
7 | € 2.451,57 |
8 | € 2.494,58 |
9 | € 2.537,59 |
10 | € 2.580,60 |
Bij uw inschaling in uw salarisschaal als u in dienst treedt en voor uw periodieke salarisverhogingen vanwege uw functioneren gelden de algemene bepalingen in deze cao.
Als u arbeidsbeperkt bent maar wel een functie binnen het Functiegebouw Rijk kunt vervullen, dan geldt voor u de daarbij behorende salarisschaal. Als UWV uw werkgever toestemming heeft gegeven u vanwege uw beperkingen minder te betalen, ontvangt u niet het volledige salaris dat bij uw functie hoort. Als u recht heeft op een Wajong-uitkering ontvangt u een aanvulling van UWV.
Hoofdstuk 19. Hoge Colleges van Staat
In dit hoofdstuk zijn afwijkende bepalingen opgenomen die gelden voor sommige (functies bij de) Hoge Colleges van Staat.
Salaris
Als u werkzaam bent in de functie van:
• griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
• griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of
• secretaris van de Raad van State
geldt voor u een salarisbedrag van momenteel € 12.875,98 per maand.
Als uw werkgever u een salarisverhoging wegens uitstekend functioneren wil geven, gelden daarvoor momenteel de volgende maandbedragen:
1 | € 13.179,67 |
2 | € 13.483,37 |
3 | € 13.787,12 |
Het is niet mogelijk dat voor u een lagere salarisschaal gaat gelden in de situaties waar dat volgens de algemene bepalingen van deze cao wel mogelijk is.
Vergadergebonden functie
Als u:
• werkzaam bent bij de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal en
• recht heeft op de toelage voor inconveniënten omdat u de taken vervult die horen bij een vergadergebonden functie
dan heeft u geen recht op een toelage onregelmatige dienst, een aanvullende vaste toelage onregelmatige dienst, een toelage werktijdverschuiving of op een overwerkvergoeding. Voor de uren in de week waarop u na 18.00 uur beschikbaar moet zijn voor een vergadering heeft u ook geen recht op een toelage voor bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst.
Wanneer u deze toelage verliest geldt daarbij het afbouwschema en een berekeningsgrondslag die zijn opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie en niet het afbouwschema en de berekeningsgrondslag van het VWNW-beleid. Dit is alleen anders als u de toelage vanwege een eigen verzoek verliest, bijvoorbeeld als u vrijwillig van functie verandert.
Werken in roosterdienst
Als u bij de Tweede Kamer werkzaam bent in een functie in roosterdienst dan gelden voor u niet de bepalingen in hoofdstuk 22 over:
• het afrekenen van de gewerkte uren per jaar en
• de overwerkvergoeding
maar geldt wat daarover in het personeelsreglement van uw organisatie is opgenomen. Daarnaast kan een afwijkende bepaling in het personeelsreglement over de toelage onregelmatige dienst op u van toepassing zijn.
Kamertoelage
Als u werkzaam bent bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal en recht heeft op de toelage kamerschaalniveau, dan telt deze toelage mee bij het bepalen van de hoogte van een salarisgarantie en salarissuppletie en bij het bepalen van de hoogte van uw stimuleringspremie.
Representatiekostenvergoeding
Als u bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal een functie als directeur vervult, kan uw werkgever in uw voordeel afwijken van de in deze cao opgenomen hoogte van de representatiekostenvergoeding die bij de functie van directeur hoort.
Algemene bestuursdienst
Als u een functie vervult bij de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal bent u geen lid van de Algemene bestuursdienst. Als u daarvan in uw vorige functie lid was dan vervalt dat lidmaatschap.
Personeelsgesprek en beoordeling
Als u werkzaam bent bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal geldt voor het personeelsgesprek dat uw leidinggevende daarbij niet de score gebruikt voor de samenvattende conclusie over uw functioneren en dat het personeelsgespreksverslag niet wordt vastgelegd met het instrument daarvoor in het P- Direktportaal.
Voor een beoordeling geldt als u werkzaam bent bij de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal een afwijkende procedure en afwijkend beoordelingsformulier.
Hoofdstuk 20. Niet-rechterlijke leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak
De afwijkende bepalingen in dit hoofdstuk gelden voor u als u een niet-rechterlijk lid bent van de Raad voor de rechtspraak, of van het bestuur van een rechtbank, een gerechtshof, de Centrale Raad van Beroep, of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Salaris
Voor u geldt een salariscategorie in de zin van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren of een salarisschaal in de zin van deze cao. Dit is afhankelijk van het bestuur waarin u als lid bent benoemd, zoals opgenomen in onderstaande tabel.
Bestuur | Salariscategorie/salarisschaal |
Raad voor de rechtspraak | |
Rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam | Schaal 17 |
Overige besturen | Schaal 16 |
Onkostenvergoeding
U heeft recht op een onkostenvergoeding van momenteel € 6.031 per jaar als u lid bent van de Raad voor de rechtspraak. U heeft recht op een onkostenvergoeding van momenteel € 2.368 per jaar als u lid bent van het bestuur van een gerecht.
Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als voor de onkostenvergoeding van de rechterlijke leden van de Raad voor de rechtspraak of van het bestuur van een gerecht.
Algemene bestuursdienst
U bent geen lid van de Algemene bestuursdienst. Als u daarvan in uw vorige functie lid was dan vervalt dat lidmaatschap.
Personeelsgesprek
De bepalingen in deze cao over het personeelsgesprek en beoordelingsgesprek gelden niet voor u. In plaats daarvan besteedt het gerechtsbestuur dan wel de Raad voor de rechtspraak een maal per jaar aandacht aan uw functioneren.
Na afloop benoemingstermijn
Als:
• u een vast dienstverband heeft
• uw benoemingstermijn is verstreken en
• u niet wordt herbenoemd
start op de dag dat uw benoemingstermijn eindigt een zoektermijn van maximaal 18 maanden. In deze termijn zoekt u samen met uw werkgever naar een passende functie. Uw werkgever is verplicht zich in te spannen om voor u een passende functie te verkrijgen.
Totdat u in een andere passende functie bent geplaatst houdt u recht op het salaris dat bij uw benoeming als niet-rechterlijk lid van een gerechtsbestuur hoort. Daarna geldt voor u de salarisschaal van uw nieuwe functie.
Tijdens uw zoektermijn bent u verplicht:
• al het mogelijke te doen een passende functie te vinden
• tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten die uw werkgever u opdraagt en
• een passende functie te accepteren als die u wordt aangeboden.
Als u zich niet aan deze verplichtingen houdt, kan uw werkgever het initiatief nemen tot beëindiging van het dienstverband. Daarbij geldt een opzegtermijn van minimaal drie maanden.
Als u tijdens uw zoektermijn zelf ontslag neemt, kan uw werkgever u een uitkering geven. De hoogte daarvan kan maximaal drie maandsalarissen bedragen.
Als u aan het einde van uw zoektermijn niet in een andere passende functie bent geplaatst, zal uw werkgever het initiatief nemen tot beëindiging van uw dienstverband. In dat geval heeft u recht op een aanvulling op uw WW-uitkering tot 110% van de som van de wettelijke WW-uitkering en de aanvulling daarop die in deze cao geregeld is.
Hoofdstuk 21. Personenchauffeurs
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn op u van toepassing als u de functie van personenchauffeur heeft. Als u daarbij (bijna) altijd dezelfde persoon vervoert, gelden voor u de ruimere wettelijke bepalingen voor arbeids- en rusttijden die voor deze personenchauffeurs gelden.
In afwijking van de algemene bepalingen in deze cao geldt voor u een volledige arbeidsduur van gemiddeld 48 uur per week. Als uw arbeidsduur minder dan gemiddeld 48 uur per week is, worden de in dit hoofdstuk opgenomen aanspraken naar rato van het mindere aantal uren berekend.
Voor u als personenchauffeur geldt salarisschaal 4 zoals opgenomen in deze cao als u ook beveiligingstaken uitvoert.
In plaats van een verhoging van het salaris dat voor u geldt naar rato van gemiddeld 48 uur per week, heeft u recht op een aanvulling op uw salaris. Deze aanvulling bedraagt 52/156e deel van het salarisbedrag dat voor u geldt. Vanwege uw werktijden als personenchauffeur wordt deze aanvulling vermenigvuldigd met 1,5.
Vanwege uw diensten als personenchauffeur ontvangt u daarnaast ook:
• een vaste toelage van momenteel € 214,10 en
• een aanvullende toelage van € 50 per maand. De toelage stopt als u langer dan een kalendermaand
– om een andere reden dan vanwege vakantie, verlof of arbeidsongeschiktheid - niet werkt op andere tijden dan op maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 en 18.00 uur.
De aanvulling op uw salaris en uw vaste toelage tellen mee voor de berekening van uw IKB-budget. Omdat u over de vaste toelage IKB ontvangt waarin de vakantie-uitkering is opgenomen, ontvangt u daarover geen afzonderlijke vakantie-uitkering. De aanvulling op uw salaris telt mee voor de berekening van uw PAS-aanvulling als u deelneemt aan de PAS-regeling. De aanvulling op uw salaris telt ook mee bij het bepalen van de hoogte van een salarisgarantie of salarissuppletie in verband met het VWNW-beleid.
De aanvulling op uw salaris en de toelagen die u als personenchauffeur ontvangt, zijn in plaats van:
• de overwerkvergoeding
• de toelage onregelmatige dienst
• de toelage werktijdverschuiving en
• de toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst die voor andere werknemers gelden.
Als u op verzoek van uw werkgever gaat werken in een andere functie dan personenchauffeur, kan uw werkgever u een aflopende toelage toekennen vanwege het verlies aan maandinkomen. Voorwaarde daarvoor is dat u in de voorgaande twee jaar ten minste twaalf maanden zonder onderbreking als personenchauffeur heeft gewerkt.
Voor sommige personenchauffeurs geldt een overgangsbepaling.
Hoofdstuk 22. Werken in roosterdienst
Als u vanwege uw arbeidspatroon regelmatig of vrij regelmatig moet werken op andere tijden dan op maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur dan werkt u in roosterdienst en zijn de aanvullende en afwijkende arbeidsvoorwaarden van dit hoofdstuk op u van toepassing.
Over een aantal bepalingen in dit hoofdstuk moet uw werkgever overleggen met de vakbonden en de ondernemingsraad. Dit is per onderwerp waar dat voor geldt steeds vermeld in dit hoofdstuk.
§ 22.1 Werk- en rusttijden
Om uw gezondheid te beschermen en om ervoor te zorgen dat u voldoende vrije tijd heeft gelden er regels voor uw werktijden, pauzes en rusttijden. Voor werk- en rusttijden wordt een onderscheid gemaakt tussen regels die gelden bij collectief roosteren en bij meeroosteren.
Op welke wijze bij uw organisatie(onderdeel) wordt geroosterd heeft uw werkgever afgesproken met de ondernemingsraad.
Als u bij de Rijksrederij een functie als zeevarende heeft of als u de functie van personenchauffeur heeft, gelden de regels over uw werk- en rusttijden in deze paragraaf niet voor u. Reden daarvoor is dat voor die functies afwijkende wettelijke regels gelden. Voor zeevarenden bij de Rijksrederij zijn de geldende regels over werk- en rusttijden opgenomen in het voor hen geldende personeelsreglement en voor personenchauffeurs gelden de afwijkende wettelijke regels rechtstreeks. De regels in deze paragraaf gelden ook niet als sprake is van de bijzondere wettelijk geregelde uitzonderingen bij rampen en toezicht houdende en (bijzondere) opsporingsdiensten.
Als u bij de Rijksschoonmaakorganisatie werkt kan uw werkgever met vakbonden andere normen afspreken voor het maximum aantal diensten en voor de minimale arbeidstijd per dienst. Als dit zo is, dan zijn die afspraken opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie.
Collectief roosteren | Meeroosteren | |
Maximum aantal diensten | 6 per periode van maandag 00:00 tot zondag 24:00 uur | Volgens ATW (geen maximum per week) |
Maximum arbeidstijd per dienst (mits dienst geen nachtdienst) | 9 uur en 15 minuten. Maximum uit te breiden naar 10 of 12 uur met instemming van de OR. | Volgens ATW (12 uur) |
Maximum arbeidstijd per nachtdienst | 9 uur en 15 minuten. Maximum uit te breiden naar 10 of 12 uur met instemming van de OR. | Volgens ATW (10 uur. Dit is maximaal 5 x per periode van 14x24 uur uit te breiden naar 12 uur. In totaliteit maximaal 22 x per 52 weken) |
Minimale arbeidstijd per dienst | 5 en een half uur. Maximaal 6 x per 52 weken een kortere dienst van minimaal 3 uur. Gebroken diensten zijn niet toegestaan. Werknemers kunnen vragen om diensten met kortere minimale arbeidstijd. | Volgens ATW (geen minimale arbeidstijd per dienst) |
Xxxxxxxx arbeidstijd per week | 55 en een half uur | Volgens ATW (60 uur) |
Minimum rusttijd na een dienst (mits dienst geen nachtdienst) | 11 uur. Met instemming werknemer kan de rusttijd een keer per periode van 7x24 uur worden verkort naar 8 uur. | Volgens ATW (11 uur, zo nodig een keer per periode van 7x24 uur te verkorten naar 8 uur) |