COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR VAKTIJDSCHRIFTJOURNALISTEN
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR VAKTIJDSCHRIFTJOURNALISTEN
1 januari 1999 - 31 december 2000
De ondergetekenden:
De Groep Vaktijdschriften, behorend tot het Nederlands Uitgeversverbond, geves- tigd te Amsterdam Z.O., Hoogoorddreeft 5, 1101 BA, telefoon 020 - 4309150,
en
De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), gevestigd te Amsterdam, 1071 DM, Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx 22, telefoon 020 - 676 6771
verklaren per 1 januari 1999 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst te heb- ben aangegaan:
INHOUDSOPGAVE
Inleiding CAO voor Vaktijdschriftjournalisten pagina Artikel 1 - Definities 7
Artikel 2 - Werkingssfeer 8
Artikel 3 - Algemene verplichtingen van de werkgever 8
Artikel 4A - Werkgelegenheid 9
Artikel 4B - Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 4C - Ontwikkeling personeelsbezetting 13
Artikel 5 - Algemene verplichtingen van de vakvereniging 14
Artikel 6 - Verplichtingen van de journalist 15
Artikel 7 - Aanstelling - ontslag - schorsing 17
Artikel 8 - Arbeidsduur en overmatige werktijd 19
Artikel 9 - Salarisbepalingen 21
Artikel 10 - Plaatsing in een hoger ingedeelde functie 22
Artikel 11 - Plaatsing in een lager ingedeelde functie 23
Artikel 12 - Feestdagen 24
Artikel 13 - Afwezigheid met behoud van salaris 24
Artikel 14 - Vakantie 26
Artikel 14A - Verlof à la Carte 28
Artikel 15 - Vakantietoeslag 28
Artikel 16 - Bijdrage premie ziektekostenverzekering 29
Artikel 17 - Arbeidsongeschiktheid door ziekte en ongeval 30
Artikel 17A - Arbeidsongeschiktheidsvoorziening 31
Artikel 18 - Uitkering bij overlijden 32
Artikel 19 - VUT-regeling 32
Artikel 20 - Studiekostenregeling 34
Artikel 21 - Gelijke behandeling mannen en vrouwen 35
Artikel 21A - Kinderopvang 35
Artikel 22 - Stagiair(e)s 36
Artikel 23 - Arbeidsreglement 36
Artikel 24 - Minimum pensioenvoorwaarden en minimum prepensioenvoorwaarden 37
Artikel 24A - (Pre)pensioenopbouw bij ouderschapsverlof 37
Artikel 25 - Vakbondswerk in de onderneming 37
Artikel 26 - Redactiestatuut 39
Artikel 27 - Werkgeversbijdrage 39
Artikel 28 - Dispensatie 40
Artikel 29 - Geschillencommissie 40
Artikel 30 - Tussentijdse wijzigingen 40
Artikel 31 - Duur der collectieve arbeidsovereenkomst 40
PROTOCOLLAIRE BEPALINGEN 43
BIJLAGEN
-Arbeidsvoorwaarden
Bijlage I - Salarisgroepen, voorbeeldfuncties en salarisschalen 46
Bijlage II - Structurele salarisverhogingen in 1999 en 2000 62
Bijlage III-A - Minimum pensioenvoorwaarden 63
Bijlage III-B - Minimum prepensioenvoorwaarden 66
Bijlage IV - Regeling bescherming zwangere journalistes 68
Bijlage V - Afvloeiingsregeling 69
- Reglementen
Bijlage VI-A - Reglement Stichting VUT Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf 72
Bijlage VI-B - Reglement Stichting VUT Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf
per 1 januari 2001 82
Bijlage VII - Reglement Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf 95
Bijlage VIII - Reglement Stichting Fondsen Kinderopvang Boeken- en Tijdschrift- uitgeverijbedrijf 99
Bijlage IX - Reglement Geschillencommissie 104
Bijlage X - Reglement Verlof à la carte 106
Bijlage XI - Reglement Fonds Kennismakingsproject Vaktijdschriftjournalisten 109
-Model-regelingen
Bijlage XII | - Model-Redactiestatuut | 112 |
Bijlage XIII | - Model-Stageovereenkomst | 120 |
Bijlage XIV | - Model-Reglement voor een spaarloonregeling | 122 |
-Diversen | ||
Bijlage XV | - Vut-dotatie | 127 |
Bijlage XVI | - Stichting Werkgeversgarantiefonds Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf | 128 |
Bijlage XVII | - Artikelen uit BBA 1945 en BW | 129 |
TREFWOORDENREGISTER 140
Inleiding tot de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten 1999 - 2000
Tot de belangrijkste CAO-wijzigingen per 1 januari 1999 behoren de volgende afspraken:
1.
De CAO heeft een looptijd van 24 maanden, te weten: van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000.
2.
De salarissen worden structureel verhoogd met 6,35% op de volgende wijze: 2,75 % per 1 juli 1999
1,50 % per 1 januari 2000
1,25 % per 1 juli 2000
0,85 % per 1 december 2000
3.
Aan salarisschaal D wordt een schaaltrede toegevoegd; deze schaaltrede is discre- tionair, d.w.z. dat indeling in deze schaal uitsluitend kan geschieden op voordracht van de hoofdredacteur, ter beoordeling van de werkgever.
4.
Partijen hebben een akkoord bereikt inzake de actualisering van het desbetreffende CAO artikel, m.n. met betrekking tot de opzegtermijn.
5.
De regeling Kinderopvang wordt uitgebreid met de mogelijkheid van buitenschool- se opvang, in te gaan vanaf 1 augustus 1999. Per 1 augustus 1999 voor 4-jarigen, en vervolgens telkenjare een jaargang erbij voorzover de daarvoor bestemde financië- le middelen dat toelaten. De premie voor de werkgever blijft gehandhaafd op 0,5%.
6.
De als experiment ingevoerde regeling wordt voortgezet met inachtneming van het feit dat het thans maximaal aantal in te zetten dagen (vijf per jaar) wordt vervangen door het aantal bovenwettelijke vakantiedagen (dat wil zeggen: alle vakantiedagen boven het aantal van 20 per jaar). Voor nieuwe deelnemers is het mogelijk éénmalig maximaal 10 vakantiedagen (opgebouwd vóór 1999) in te brengen in de regeling Verlof à la Carte.
7.
Voor de Stichting Werkgeversgarantiefonds zal in 1999 en in 2000 bij de werkgever 0,3% premie worden geheven.
Looptijd
Salarissen
Salarisstructuur
Flexibiliteit en Zekerheid
Kinderopvang
Verlof à la Carte
Werkgevers- garantiefonds
Kennismakings- project
Uitbreidings Werkingssfeer
Hergebruik artikelen
RSI
Calamiteiten- verlof
8.
Er komt een nieuw Kennismakingsproject voor pas afgestudeerde journalisten. Hiervoor wordt door de werkgevers in het jaar 2000 een éénmalige premie van 0,7% geheven.
9.
De werkingssfeer van de CAO wordt verruimd, doordat de definitie van “werkge- ver” in de CAO wordt aangepast. De CAO zal ook gelden voor journalisten die wer- ken voor van vaktijdschriften afgeleide en/of daarmee samenhangende elektroni- sche produkten. Dit geldt ook bij overheveling van bedrijfsactiviteiten naar andere concernonderdelen, inclusief meerderheidsbelangen.
10.
Er zal een paritaire commissie worden ingesteld die tot taak krijgt te inventariseren waar in de praktijk problemen bestaan inzake “gebruik, hergebruik en misbruik” van artikelen welke door journalisten in loondienst zijn vervaardigd. Het auteursrecht is geen onderwerp van discussie. Indien de Groep Vaktijdschriften en de NVJ beide constateren dat er sprake is van een problematische situatie, zal er verder gestudeerd worden op de wenselijkheid en de mogelijkheid om een procedure te ontwikkelen ter voorkoming van dergelijke problematische situaties.
11.
Een paritaire studiecommissie zal zich nader over de problematiek buigen en waar nodig passende maatregelen voorstellen.
12.
Per bedrijf zal zorgvuldig worden omgegaan met het toekennen van calamiteiten- verlof. In situaties dat meer dan één dag nodig is, dient vooraf goed overleg plaats te vinden.
Artikel 1 Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a.
Werkgever/uitgever: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, die met verant- woordelijkheid voor de inhoud in hoofdzaak tijdschriften en eventueel daarvan afgeleide en/of daarmee samenhangende elektronische producten vervaardigt en/of doet vervaardigen, die als vaktijdschriften worden aangemerkt uitsluitend met het doel die inhoud openbaar te maken. Dit geldt ook bij overheveling van producten naar andere concernonderdelen of ondernemingen waarin een concern een meer- derheidsbelang heeft.
b.
Vakvereniging: de NVJ, partij te anderer zijde.
c.
Journalist: degene die als hoofdberoep journalistieke arbeid verricht in dienst van de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst.
d.
Journalistieke arbeid: het inhoudelijk en/of door vormgeving meewerken aan de redactionele samenstelling van een vaktijdschrift.
e.
Maand, periode: een kalendermaand; een periode van 4 aaneengesloten weken, vol- gens de periodenkalender
f.
Week: een periode van 7 opeenvolgende etmalen, waarvan de eerste aanvangt op maandagochtend 0.00 uur.
g.
Normale arbeidsduur: de arbeidsduur per vier weken voor journalisten in volledige dienst.
h.
Voor de werknemer gelden de normale dagelijkse werktijden: de tijdstippen waar- op de journalist zijn werkzaamheden normaliter aanvangt en beëindigt, volgens de voor hem geldende werktijdregeling.
i.
Schaalsalaris: het salaris als geregeld in Bijlage I.
j.
Salaris: het maand-/periodesalaris, vastgesteld overeenkomstig artikel 9.
k.
Uurloon: het uurloon is gelijk aan 12 x het maandsalaris c.q. 13 x het periodesalaris gedeeld door 1872 (13x144).
Werkgever/ Uitgever
Vakvereniging
Journalist
Journalistieke arbeid
Maand, periode
Week
Normale arbeidsduur
Voor de werk- nemer geldende normale dagelijkse werktijden
Schaalsalaris
Salaris
Uurloon
Functie
Ondernemings- raad
Vakantiedag
Hoofdredacteur
Vaktijdschrift
Artikel 2
Journalisten; uitzonderingen
Artikel 3
Nakoming te goeder trouw
l.
Functie: het geheel van werkzaamheden op grond waarvan de journalist in een sala- risgroep is ingedeeld.
m.
Ondernemingsraad: een ondernemingsraad bedoeld in de Wet op de Onderne- mingsraden.
n.
Vakantiedag: een vakantiedag is gelijk aan 7,2 uur bij een volledig dienstverband.
o.
Hoofdredacteur: de journalist, die krachtens zijn schriftelijke aanstelling door daar- toe statutair bevoegde organen van de uitgeverij verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van het redactionele gedeelte van het vaktijdschrift, hieronder mede begrepen degene die, onder welke benaming ook, krachtens een dergelijke aanstel- ling voor de redactionele inhoud van een vaktijdschrift verantwoordelijk is en lei- ding geeft aan de redactie.
p.
Vaktijdschrift: elk tenminste viermaal per jaar verschijnende periodiek waarvan de redactionele inhoud geheel of in belangrijke mate gericht is op de beoefenaren van een bepaald beroep, bedrijf of ambacht dan wel op degene die in verschillend geaar- de bedrijven een vergelijkbare functie vervullen, dan wel op het bedrijfs- of beroeps- leven in het algemeen en/of bepaalde aspecten daarvan.
Onder bedrijf of beroep worden verstaan alle overheids-, semi-overheids- en parti- culiere bedrijven, vrije beroepen, diensten en instellingen en persoonlijke functies daarin, in de zin van CBS-beroepstelling of andere adequate en relevante bedrijfs- economische statistieken.
Werkingssfeer
2.1
Deze CAO is van toepassing op alle journalisten.
Deze CAO beheerst elke arbeidsovereenkomst welke is of wordt aangegaan tussen een werkgever en een journalist, met uitzondering van de directeuren/hoofdredac- teuren en uitgevers/hoofdredacteuren.
Elk beding tussen een werkgever en een journalist dat in ongunstige zin afwijkt van deze CAO is nietig; in plaats daarvan gelden de bepalingen van deze CAO.
Algemene verplichtingen van de werkgever
3.1
De werkgever verplicht zich deze collectieve arbeidsovereenkomst te goeder trouw na te komen.
3.2.
De werkgever verplicht zich tijdens de duur van deze overeenkomst generlei actie te voeren of te steunen welke ten doel heeft wijzigingen te brengen in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
3.3
De werkgever zal met iedere journalist schriftelijk een individuele arbeidsovereen- komst aangaan, waarin verwezen wordt naar deze collectieve arbeidsovereenkomst en naar het redactiestatuut.
De werkgever zal er voor zorgdragen dat aan iedere journalist een exemplaar van deze collectieve arbeidsovereenkomst, alsmede een exemplaar van het binnen de uitgeverij geldende redactiestatuut als bedoeld in artikel 26, wordt uitgereikt.
3.4.
Voorzover in de CAO niet expliciet de werking van dit artikellid is uitgesloten, zal de werkgever in zijn onderneming geldende arbeidsvoorwaarden, voorzover zij rege- ling vinden in deze collectieve arbeidsovereenkomst en gelden voor alle of een of meer categorieën van journalisten en in gunstige zin van bepalingen van deze over- eenkomst afwijken, niet in ongunstige zin wijzigen dan met instemming van de vak- vereniging.
Een en ander met dien verstande dat ’bevriezing’niet als wijziging in ongunstige zin wordt beschouwd.
3.5.
De werkgever zal de journalist alleen werkzaamheden opdragen die, gezien zijn functie redelijkerwijs van hem verlangd kunnen worden.
Artikel 4A Werkgelegenheid
4A.1.
Regelmatig, doch tenminste eenmaal per jaar, zal er tussen partijen beraad plaats- hebben over de economische situatie en de economische vooruitzichten van de bedrijfstak ten aanzien van in het bijzonder de werkgelegenheid. Dit beraad heeft ten doel relevante informatie te verkrijgen teneinde de ontwikkelingen van de werkge- legenheid continu en systematisch te volgen.
4A.2.
Ingeval van fusie is de werkgever gehouden de bepalingen van hoofdstuk II van het SER-besluit fusiegedragregels na te leven.
4A.3.
Partijen erkennen dat aan veel veranderingen in de organisatie sociale aspecten ver- bonden zijn. Op grond hiervan zijn zij van oordeel dat bij de aanpak van dit soort ver- anderingsprocessen de vakvereniging en de ondernemingsraad hun invloed moeten kunnen uitoefenen. Partijen zijn het er over eens dat veranderingsprocessen begelei- ding vereisen. In verband hiermee wordt tijdig, in een stadium waarin besluitvorming nog kan worden beïnvloed, aan de vakvereniging en de ondernemingsraad informa- tie verschaft bij belangrijke, de werkgelegenheid binnen de in Nederland gevestigde
Geen actie t.b.v. wijziging CAO
Schriftelijke arbeids- overeenkomst: uitreiking CAO-boekje
Wijziging van in gunstige zin afwijkende arbeidsvoor- waarden
Redelijke opdrachten
Bedrijfstak- overleg
Fusie
Aanbeveling tot vroegtijdige informatie verstrekking bij veranderings- processen
onderneming nadelig beïnvloedende beleidsvoornemens ten gevolge van:
- fusies, waarbij de SER-fusie gedragsregels niet van toepassing zijn;
- invoering van nieuwe systemen van electronische gegevensverwerking c.q. invoering ingrijpende wijzigingen hierin;
- algemene de werkgelegenheid bedreigende marktontwikkelingen;
- afstoting van belangrijke delen van activiteiten en (partiële) liquidaties, van belangrijke onderdelen van de onderneming;
- opheffing of samensmelting van vakbladen mits er duidelijke consequenties zijn voor de werkgelegenheid (zie ook lid 4 hieronder) en/of er sprake is van wezenlijke invloed op de werksituatie van vaktijdschriftjournalisten.
De ondernemingsleiding draagt er zorg voor dat de informatie in beknopte en overzichtelijke vorm, ter beschikking wordt gesteld van de betrokken journalis- ten en de ondernemingsraad.
De informatieverstrekking strekt zich uit tot:
a. de motieven die aan de voorgenomen activiteiten ten grondslag liggen, de aard ervan, omvang en plaats.
b. de belangrijkste sociale aspecten, in kwantitatieve en kwalitatieve zin, van de betreffende beleidsvoornemens, zoals:
- werkgelegenheid;
- rechtspositie;
- inhoud en niveau van de functies, in het kader van de gegeven bestaande, dan wel te wijzigen organisatiestructuur;
- de arbeidsomstandigheden, zoals werkomgeving, gezondheid en veiligheid;
- opleidingen.
c. te treffen maatregelen met betrekking tot omscholing en bijscholing in ver- band met de invoering van nieuwe systemen van electronische gegevens- verwerking c.q. de invoering van ingrijpende veranderingen hierin.
Naast het overleg met de ondernemingsraad zal de werkgever desgevraagd de verstrekte informatie eveneens bespreken met de vakvereniging, waar- van hem (de werkgever) bekend is dat zij leden onder zijn werknemers telt, zonder dat dit ertoe leidt dat de effectuering van het besluit van de werkge- vers na afronding van het overleg met de ondernemingsraad wordt ver- traagd.
Verplichting tot vroegtijdige informatie- verstrekking
Geheimhouding
4A.4.
Indien een voorgenomen besluit als bedoeld in lid 3 leidt tot ontslag en/of over- plaatsing van journalisten, is de werkgever verplicht de vakvereniging zo spoedig mogelijk te informeren.
Deze verplichting geldt niet indien het voorgenomen besluit als bedoeld in lid 3 leidt tot ontslag en/of overplaatsing van 5 journalisten of minder, tenzij dit tenminste 50% van een redactie betreft.
De werkgever zal vervolgens het voorgenomen besluit en de daaruit voor de journa- listen voortvloeiende gevolgen bespreken met de vakvereniging en de onderne- mingsraad. Bij het ontbreken van een ondernemingsraad zal de werkgever dit bespreken met de journalisten.
4A.5.
Door de werkgever dan wel door een der partijen in het kader van dit artikel beschik- baar gestelde informatie zal - indien de inbrenger daarom verzoekt - onder geheim- houding worden behandeld.
In dat geval zal tijdens en na het gesprek over de ingebrachte informatie publikatie naar buiten slechts geschieden met instemming van de betrokken gesprekspartners.
4A.6.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid en daaruit voortvloeiende bevoegdheid van de werkgever voor het nemen van beslissingen blijven onaangetast.
4A.7.
a. Indien een voorgenoemd besluit als bedoeld in lid 3, leidt tot ontslag, herplaat- sing of overplaatsing van een journalist, zal de werkgever terzake een aantal maatregelen en voorzieningen treffen.
b. De maatregelen en voorzieningen terzake van overplaatsing binnen een uitge- verijbedrijf of binnen een tot een concern behorende groep uitgeverijbedrijven dienen tenminste het volgende te omvatten:
- geen nadelig salarisverschil, met inachtneming van het bepaalde in lid 9 van dit artikel,
- geen proeftijd,
- behoud van anciënniteit voor pensioen (mits binnen dezelfde pensioenre- geling), jubileum, opzegtermijn etc.,
- tegemoetkoming in eventuele verhuiskosten,
- voor zover mogelijk voortzetting van eventuele ziektekostenverzekering pensioen-verzekering, studiekostenregeling etc.,
- een regeling met betrekking tot eventueel benodigde om-, her-, en bijscho- ling,
- regelingen ten aanzien van eventuele geldleningen, hypotheken, spaarte- goeden, fondsen, gratificaties.
c. De maatregelen en voorzieningen terzake van ontslag dienen tenminste het vol- gende te omvatten:
- een afvloeiingsregeling conform het gestelde in bijlage V van de CAO,
- verlof voor sollicitatie
- vergoeding van reiskosten, gemaakt in verband met sollicitatiebezoeken, indien en voorzover deze niet uit andere hoofde worden vergoed,
- regeling voor beëindiging leningen en beëindiging studiekostenvergoe- ding,
- opheffing concurrentiebeding,
- naleving van de Wet Melding Collectief Ontslag,
- de journalisten wijzen op de verplichting zich als werkzoekende in te schrijven bij het RBA.
4A.8.
De in lid 7 genoemde maatregelen en voorzieningen worden, indien voldaan wordt aan het gestelde in lid 4, vastgesteld in een Sociaal Plan nadat hierover inhoudelijk overleg met de vakorganisatie heeft plaatsgevonden.
4A.9.
Journalisten die als gevolg van besluiten zoals bedoeld in dit artikel, in een lager ingedeelde functie worden geplaatst, worden met ingang van de eerstvolgende be- talingsperiode in de met de lager ingedeelde functie overeenkomende salarisschaal ingedeeld.
- De journalist wordt ingeschaald in de nieuw voor hem geldende salarisschaal.
Bevoegdheid werkgever
Maatregelen/ voorzieningen:
- bij overplaatsing
- bij ontslag
Sociaal Plan
Inschaling bij lager ingedeelde functies;
tijdelijke persoon- lijke toeslagen
- Indien het oorspronkelijke salaris hoger is dan het maximum van de nieuwe schaal, wordt het meerdere omgezet in een tijdelijke persoonlijke toeslag. Deze persoonlijke toeslag wordt afgebouwd in een periode van 10 jaar in gelijke delen. De tijdelijke persoonlijke toeslag, zoals hierboven bedoeld,wordt mee- geteld bij de bepalingen van de pensioengrondslag, de vakantietoeslag, de VUT- premiegrondslag en de gratificatie of dergelijke.
- Indien de journalist later geplaatst wordt in een functie op het niveau dat hij voordien uitoefende, vervalt de persoonlijke toeslag.
- Indien de journalist later geplaatst wordt in een functie op het niveau gelegen tussen het niveau van de functie die hij oorspronkelijk uitoefende en het niveau van de functie waarin hij werd geplaatst, wordt de tijdelijke persoonlijke toeslag herzien.
- Indien de herplaatsing wordt gerealiseerd buiten de eigen onderneming, maar binnen een tot dezelfde concerngroep behorend uitgeverijbedrijf, wordt boven- genoemde tijdelijke persoonlijke toeslag door de ex-werkgever afgekocht door een bedrag ineens uit te keren (contante waarde met 4% rente cumulatief). Deze afkoop vindt niet plaats indien de nieuwe werkgever bereid is de tijdelijke per- soonlijke toeslag af te bouwen in 10 jaar in gelijke delen.
- Na het bereiken van de 55-jarige leeftijd wordt de persoonlijke toeslag of het eventuele restant ervan niet (verder) afgebouwd.
Het bepaalde in artikel 3 lid 4 is niet van toepassing.
Artikel 4B
Voorrang bij gelijke geschiktheid
Bekendmaking vacatures
Werving en selectie
Arbeidsmarktbeleid
4B.1.
Bij het ontstaan van vacatures binnen de onderneming komen in de eerste plaats journalisten in dienst van de onderneming in aanmerking voor een aanstelling ter vervulling van die vacatures mits deze journalisten voldoen aan de functie-eisen die gesteld worden voor de vervulling van de betreffende vacatures.
4B.2.
Het ontstaan van een vacature zal op een adequate manier in de onderneming bekend worden gemaakt aan de journalisten. Xxxxxxx wordt daarbij aan de publicatieborden of bekendmaking aan die journalisten waarvan redelijkerwijs bekend zou zijn dat dezen belangstelling voor de vacante functie hebben.
4B.3.
De werkgever zal bij werving en selectie zoveel mogelijk de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid d.d. 1 maart 1991 in acht nemen. Hieraan liggen twee prin- cipes ten grondslag. In de eerste plaats dient als criterium voor de selectie te worden uitgegaan van de geschiktheid van de sollicitant voor de betreffende functie.
Ten tweede dient de selectieprocedure in zijn geheel en in onderdelen een zo goed mogelijke rechtsbescherming van de sollicitant te verzekeren.
Deze procedure is gebaseerd op het recht van de sollicitant op een eerlijke kans op informatie, privacy, vertrouwelijke behandeling van persoonlijke gegevens en een instrumenteel doelmatige procedure.
De tekst van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid is op aanvraag verkrijg- baar bij de secretariaten van CAO-partijen.
4B.4.
De werkgever zal, voorzover dat redelijkerwijs in het vermogen ligt, voor gehandi- capten gelijke kansen scheppen met betrekking tot deelname aan het arbeidsproces en voorzieningen treffen gericht op behoud, herstel en bevordering van de arbeids- geschiktheid. De werkgever zal hierbij zoveel mogelijk de aanbevelingen genoemd in protocollaire bepaling nr. 4 in acht nemen. Ieder jaar zal aan de ondernemingsraad desgevraagd informatie worden verstrekt over het gevoerde beleid in deze.
4B.5.
a. De werkgever zal, mits de bedrijfsomstandigheden dit toelaten - dat wil zeggen binnen de grenzen van organisatorische doelmatigheid, bedrijfseconomische criteria en arbeidsmarkt-technische mogelijkheden - desgewenst na overleg met de hoofdredacteur, functies die zich daarvoor lenen, laten vervullen door meer dan één persoon, dan wel bepaalde functies verdelen in twee of meer nieuwe functies, met dien verstande dat de arbeidsduur per deeltijdfunctie tenminste 1/3 van de normale arbeidsduur met zich meebrengt.
b. De werkgever zal er naar streven bij de werving van nieuw personeel, mits de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, de mogelijkheid van deeltijdarbeid ken- baar te maken.
c. De werkgever zal jaarlijks de ondernemingsraad desgevraagd informatie geven inzake de ontwikkeling van deeltijdarbeid in het bedrijf.
Artikel 4C Ontwikkeling
personeelsbezetting
4C.1.
De werkgever zal de ondernemingsraad desgevraagd periodiek inzicht verstrekken in de ontwikkeling van de personeelsbezetting binnen de onderneming.
Daarbij zullen tenminste de onderstaande gegevens worden verstrekt.
Aantal personen
1. Personeelsbestand aan het begin van de periode
2. Uitdiensttreding
2.1 Onvermijdbaar verloop (VUT, pensioen, overlijden e.d.)
2.2 Op initiatief van de werknemer: (op eigen verzoek e.d.)
2.3 Op initiatief van de werkgever (ontslag door de werkgever
via RBA, kantonrechter, op staande voet, proeftijd)
3. Indiensttreding
4. Personeelsbestand aan het eind van de periode
Gehandicapten
Deeltijdarbeid
5.1 Ziekteverzuim %
5.2 Instroom in de WAO % Uitbetaald overwerk in de periode ƒ
Omzet in de periode ƒ
Een periode beslaat ten hoogste een kalenderjaar.
Informatie door de werkgever over werkgele- genheidseffecten
Informatie aan werknemers- organisaties
Rapportages werkgevers- organisaties in het bedrijfstak- overleg
Artikel 5
Nakoming te goeder trouw
Geen actie t.b.v. wijziging CAO
Instaan voor bevordering nakoming CAO
4C.2.
Indien de werkgever voornemens is een besluit te nemen tot:
- een belangrijke inkrimping/uitbreiding of andere wijziging van de werkzaam- heden in de onderneming,
- beëindiging van de werkzaamheden in een belangrijk onderdeel van de onder- neming,
- een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming,
- het doen van een belangrijke investering ten behoeve van de onderneming zoals bedoeld in artikel 25 van de Wet OR:
zullen aan de ondernemingsraad zo goed mogelijk de werkgelegenheids- effecten hiervan door de werkgever worden aangegeven, door adequate informatie te verstrekken over het personeelsbestand voor effectuering van het besluit, en het personeelsbestand na effectuering van het besluit.
Indien de werkgever voornemens is een besluit te nemen tot een belangrij- ke wijziging van het redactionele beleid, zullen overeenkomstig het gel- dende redactiestatuut de hoofdredactie en/of de redactie bij deze beslissing worden betrokken.
4C.3.
Indien een werknemersorganisatie, die leden heeft onder de in de onderneming werkzame werknemers, daartoe de wens te kennen geeft, zal de werkgever deze organisatie informeren over de ontwikkeling van de personeelsformatie aan de hand van het in lid 1 genoemde rapportagemodel.
4C.4.
Ten minste eenmaal per jaar zullen de werkgeversorganisaties in het overleg, als bedoeld in artikel 4 onderdeel A lid 1 van deze CAO, verslag uitbrengen over de ont- wikkeling van de werkgelegenheid, met gebruikmaking van het in lid 1 genoemde rapportagemodel voor de bedrijfstak.
Algemene verplichtingen van de vakvereniging
5.1.
De vakvereniging verplicht zich deze collectieve arbeidsovereenkomst te goeder trouw na te komen.
5.2.
De vakvereniging verplicht zich tijdens de duur van deze overeenkomst generlei actie te zullen voeren of bevorderen, welke beoogt wijzigingen te brengen in deze overeenkomst.
5.3.
De vakvereniging staat er tegenover de werkgever voor in, dat hij met alle hem ten dienste staande middelen nakoming van deze overeenkomst door zijn leden zal bevorderen.
Artikel 6 Verplichtingen van de journalist
6.1.
De journalist is verplicht na ondertekening van de arbeidsovereenkomst alle voor hem uit deze arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen te goeder trouw na te komen.
6.2.
De journalist is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werk- zaamheden voorzover deze redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzigingen en voorschrif- ten, ook ten aanzien van tijd en plaats, waarop de werkzaamheden moeten worden verricht, in acht te nemen.
6.3.
De journalist is gehouden om - indien de werkgever dit nodig acht - tijdelijk ook andere dan zijn gewone dagelijkse werkzaamheden te verrichten, voorzover dit redelijkerwijs van hem verwacht mag worden, doch maximaal gedurende zes weken aaneengesloten.
6.4.
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt is de journalist, jonger dan 55 jaar, gehouden overmatig werk te verrichten voorzover de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze CAO in acht neemt. De werkge- ver is verplicht een en ander tijdig mee te delen.
6.5.
a. De journalist mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werk- gever en de hoofdredacteur geen journalistieke arbeid verrichten voor andere publiciteitsorganen, zoals dagbladen, nieuwsbladen, periodieken, persbureaus, radio en televisie-instellingen, etc.
b. De in sub a. bedoelde toestemming kan in elk geval worden geweigerd indien door zulk een medewerking de belangen van het eigen tijdschrift zouden wor- den geschaad, hetzij doordat die medewerking zou plaats hebben aan een publi- citeitsorgaan dat als concurrerend is te beschouwen, hetzij doordat de journalist daardoor zou worden belet de uit zijn arbeidsovereenkomst en deze CAO tegen- over zijn tijdschrift voortvloeiende verplichtingen ten volle na te komen, hetzij dat de richting van het betrokken publiciteitsorgaan in strijd is met de aard van het werk van de betrokken journalist, hetzij doordat de medewerking slechts mogelijk zou worden gemaakt door, of in verband met, de vervulling van opdrachten voor het eigen tijdschrift, die een exclusief karakter hebben of waar- aan bijzondere kosten zijn verbonden.
c. In een schriftelijke toestemming, als in de voorgaande leden bedoeld, kunnen voorwaarden opgenomen worden, waaraan de journalist bij het verrichten van zijn nevenarbeid wordt gebonden, zulks indien en voorzover deze voorwaarden ter bescherming van de ideële en/of materiële belangen van het eigen tijdschrift redelijkerwijs verantwoord kunnen worden geacht.
d. De journalist die arbeidsongeschikt wordt als gevolg van niet toegestane arbeid voor derden, verliest elke aanspraak op de in artikel 17 geregelde aanvullingen op de wettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
Nakoming te goeder trouw
Uitvoering werkzaamheden
Andere werkzaamheden
Overwerk
Nevenwerk- zaamheden: voorwaarden
Niet-journalis- tieke werk- zaamheden:
-fulltime journalisten
-parttime journalisten
Schriftelijke toestemming
Eerste publicatie
Arbeids- reglement
Geheimhouding
Medisch onderzoek
Inlevering eigendommen werkgever na beëindiging dienstbetrekking
6.6
De journalist die een volledige dienstbetrekking vervult mag zonder vooraf ver- leende schriftelijke toestemming van zijn werkgever en hoofdredactie geen betaal- de arbeid voor derden verrichten, die niet op journalistiek terrein ligt.
6.7.
De journalist die minder dan een volledige dienstbetrekking vervult, mag betaalde arbeid op niet-journalistiek terrein voor derden verrichten, mits dit vooraf aan de werkgever en de hoofdredactie wordt gemeld en de journalist daardoor niet wordt belet de uit zijn arbeidsovereenkomst en deze CAO voortvloeiende verplichtingen tegenover zijn vaktijdschrift ten volle na te komen.
6.8.
In een schriftelijke toestemming, als in voorgaande leden bedoeld, kunnen voor- waarden genoemd worden, waaraan de journalist bij het verrichten van zijn neven- arbeid wordt gebonden, zulks indien en voorzover deze voorwaarden ter bescher- ming van de ideële en/of materiële belangen van het eigen tijdschrift redelijkerwijs verantwoord kunnen worden geacht.
6.9.
Tenzij hij daartoe door zijn werkgever en hoofdredactie is gemachtigd, mag de jour- nalist voor verschijning van zijn tijdschrift van daarin voorkomende of daarvoor bestemde artikelen of berichten geen gebruik maken ten behoeve van andere publi- citeitsorganen, ook indien hem een schriftelijke toestemming, als bedoeld in lid 5 sub a, is verleend. Hij mag geen door hem ontvangen berichten aan zijn blad ont- houden.
6.10.
De journalist is gehouden zich te gedragen naar het eventueel in het bedrijf van de werkgever, met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen, tot stand gekomen arbeidsreglement als bedoeld in artikel 23 van deze overeenkomst.
6.11.
De journalist is gehouden tot geheimhouding van alles wat hem omtrent de onder- neming van de werkgever bekend is geworden en waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd of waarvan hij het vertrouwelijk karakter redelijkerwijs kan vermoeden. Deze verplichting blijft ook na het einde van de dienstbetrekking bestaan.
6.12.
De journalist dient, wanneer de werkgever zulks wenselijk acht in het persoonlijk belang van de overige werknemers, een medisch onderzoek of een periodiek her- haald medisch onderzoek te ondergaan. De kosten van dit medisch onderzoek wor- den gedragen door de werkgever.
6.13.
De journalist dient in geval van beëindiging van de dienstbetrekking de eigendom- men van de onderneming bij vertrek in te leveren bij de werkgever.
Artikel 7 Aanstelling-ontslag-schorsing
7.1.
Indien een proeftijd wordt overeengekomen geldt deze wederzijds en voor ten hoog- ste twee maanden.
7.2.
Onverminderd het hiervoor bepaalde wordt de arbeidsovereenkomst aangegaan voor:
a. hetzij onbepaalde tijd
b. hetzij bepaalde tijdsduur
c. hetzij het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden.
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke vorm van dienst- betrekking van toepassing is; bij ontbreken van deze vermelding wordt de arbeidsovereenkomst geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
7.3.
Indien een journalist met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, als bedoeld in lid 2 sub b, langer dan twee jaar in dienst is, wordt hij geacht voor onbepaalde tijd in dienst te zijn.
Per 1 januari 1999 geldt dat, indien arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar opvolgen met een tussenpoos van niet meer dan drie maanden, deze termijn meetelt voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst.
7.4.
Behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van artikel 7: 678 en 7: 679 BW en behoudens beëindiging van de arbeidsover- eenkomst tijdens of bij het einde van de proeftijd - in welk geval de arbeidsovereen- komst wederzijds onmiddellijk kan worden beëindigd - neemt de arbeidsovereen- komst een einde:
a. voor journalisten voor onbepaalde tijd in dienst:
1. door opzegging met in achtneming van de opzegtermijn ingevolge artikel 7:672 lid 2 BW. Indien in de individuele arbeidsovereekomst de wettelijke opzegtermijn voor de journalist wordt verlengd, geldt voor de werkgever
m.b.t. journalisten ingedeeld in de salarisgroepen A en B een verdubbeling van de opzegtermijn. Ten aanzien van de journalisten ingedeeld in de sala- risgroepen C t/m H geldt in dat geval eveneens een verdubbeling van de opzegtermijn voor de werkgever, echter tot een maximum van vijf maan- den, dit met dien verstande dat de opzegtermijn voor de werkgever nimmer korter zal zijn dan voor de journalist;
2. Indien reeds vóór 1 januari 1999 in de individuele arbeidsovereenkomst een opzegtermijn is opgenomen die voor beide partijen gelijk is, blijft deze termijn van kracht, met dien verstande dat met ingang van 1 januari 1999 geldt dat indien voor de werkgever een langere opzegtermijn geldt inge- volge artikel 7: 672 lid 2 BW deze langere opzegtermijn prevaleert.
3. De opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de arbeids- overeenkomst samenvalt met de laatste dag van de maand.
b. voor journalisten voor bepaalde tijd in dienst:
op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeidsovereen- komst, dan wel op het tijdstip, bepaald op grond van artikel 7: 668 BW eerste lid en tenzij het bepaalde in lid 3 van artikel 7 van deze CAO van toepassing is.
Proeftijd
Aard van de arbeidsovereen- komst
Arbeidsovereen- komst voor be- paalde tijd: maximale tijds- duur
Einde arbeids- overeenkomst
- arbeids- overeenkomst voor onbepaalde tijd
- arbeids- overeenkomst voor bepaalde tijd
- arbeidsover- eenkomst voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden
Mededeling bij beëindiging voortgezette arbeidsovereen- komst voor bepaalde tijd
Informatieplicht aan de journalist bij indiening ontslagaanvraag
Geen opzeg- verbod tijdens arbeidsonge- schiktheid voor journalisten van 65 jaar en ouder
Arbeidsovereen- komst van rechts- wege beëindigd bij pensioenge- rechtigde leeftijd
Voortzetting arbeidsovereen- komst;
in diensttreding; opzegtermijn van journalist van 65 jaar en ouder
Schorsing
c. voor journalisten voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamhe- den:
bij het beëindigen van de werkzaamheden waarvoor de dienstbetrekking is aan- gegaan met dien verstande dat wanneer blijkt dat dit geheel van werkzaamheden langer dan 30 maanden, te rekenen vanaf het moment van aanvang van de dienstbetrekking, heeft geduurd, de arbeidsovereenkomst wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
7.5.
a. Een voor bepaalde tijd voortgezette arbeidsovereenkomst eindigt van rechts- wege, tenzij het bepaalde in artikel 7.3 van toepassing is.
b. Indien een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst is voortgezet zal de werkgever aan de journalist uiterlijk een maand voor het tijdstip, waarop de aldus voortgezette arbeidsovereenkoms van rechtswege eindigt, hieraan schrif- telijk herinneren.
7.6.
De werkgever is verplicht bij het indienen van een ontslagaanvraag aan de Directeur van het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening - respectievelijk bij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan de kantonrechter - de journalist hiervan op de hoogte te stellen.
7.7.
a. Het bepaalde in artikel 7: 670 lid 1 BW (opzegverbod tijdens arbeidsonge- schiktheid) is voor journalisten van 65 jaar en ouder niet van toepassing.
b. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst opzeggen indien de arbeidsonge- schiktheid een aanvang heeft opgenomen nadat een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhouding 1945 door Regionaal Directeur Arbeidsvoorziening is ontvangen.
7.8.
De arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de journalist eindigt van rechts- wege op de laatste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd is bereikt, of op een hiervan afwijkend tijdstip waarop krachtens een bij de werkgever geldende pen- sioenregeling het ouderdomspensioen ingaat.
7.9.
In afwijking van het in lid 8 bepaalde kan overeengekomen worden dat de arbeids- overeenkomst wordt voorgezet. Het is de werkgever echter niet toegestaan journa- listen van 65 jaar en ouder in dienst te nemen zonder een daartoe verkregen dispen- satie van de Geschillencommissie.
Terzake van arbeidsovereenkomst met journalisten van 65 jaar en ouder geldt in ieder geval wederzijds een opzegtermijn van 1 maand, met dien verstande dat de arbeidsovereenkomst zal eindigen op de laatste dag van een maand.
7.10.
a. De aanstelling van redactieleden geschiedt door de werkgever na overleg met de hoofdredactie. De werkgever kan geen redactielid schorsen of ontslaan dan nadat hierover overleg met de hoofdredacteur is gepleegd.
b. De werkgever heeft de bevoegdheid een journalist met gehele of gedeeltelijke inhouding van salaris te schorsen voor een met de schorsing mee te delen aantal dagen, doch maximaal drie, indien zich een van de redenen voordoet als bedoeld in artikel 7: 678 BW. De reden van de schorsing wordt tegelijk met de schorsing schriftelijk medegedeeld.
7.11.
a. Indien een meerderjarige journalist in verband met opkomst voor eerste oefe- ning, dan wel opkomst voor herhalingsoefening, onvrijwillig onder de wapenen verblijft of vervangende dienstplicht vervult wordt het dienstverband met opschorting van de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen gehand- haafd (’’sluimerend dienstverband’’). Hetzelfde geldt ten aanzien van de jour- nalist die minderjarig is, indien de dienstbetrekking op het ogenblik waarop de verhindering aanvangt, tenminste één jaar heeft geduurd.
b. Bij opkomst voor eerste oefening wordt, tegelijk met de laatste salarisbetaling, de vakantietoeslag uitbetaald over het salaris van de maanden waarin men arbeid heeft verricht voor de werkgever.
c. Tijdens de periode waarin het dienstverband sluimerend is, tellen de dienstjaren door.
d. Bij vervulling van verplichte herhalingsoefeningen ten behoeve van ’s lands verdediging ontvangt de journalist het volle netto-salaris onder aftrek van de hem uitgekeerde netto militaire wedde en eventuele aanvullende uitkeringen.
Artikel 8 Arbeidsduur en
overmatige werktijd
Opkomst eerste oefening; sluimerend dienstverband; aanvulling netto salaris
8.1.
De normale arbeidsduur bedraagt gemiddeld 144 uur per vier weken. In die periode vallen in principe acht vrije dagen, zoveel mogelijk op zaterdag en zondag.
8.2.
Journalisten, met uitzondering van de leden van de hoofdredactie, hebben het recht de overschrijding van de voor hen geldende arbeidsduur van gemiddeld 144 uur per vier weken naar keuze te compenseren:
a) compensatie in vrije tijd voor elk uur overschrijding van de voor hen geldende arbeidsduur van gemiddeld 144 uur per vier weken of
b) per vakantiejaar twee extra vakantiedagen met behoud van salaris ter compen- satie van eventuele overmatige werktijd.
De journalist dient vóór de aanvang van het vakantiejaar aan te geven op welke wijze gebruik wordt gemaakt van bovenstaande regeling. Leden van de hoofd- redactie verwerven per vakantiejaar recht op vier extra dagen vakantie met behoud van salaris.
8.3.
De voor de journalist geldende normale dagelijkse werktijden dienen te liggen tus- sen 07.00 uur en 18.30 uur.
Normale arbeidsduur
Compensatie in vrije tijd
Normale dage- lijkse wertijden
Betaald verlof
Seniorenverlof
Extra werk door parttimers
8.4.
De journalist kan aanspraak maken op één dag verlof met behoud van salaris voor elke periode van 4 dagen aaneengesloten gedurende welke hij ten behoeve van het vaktijdschrift waarvoor hij werkzaam is, aan de huiselijke kring wordt onttrok- ken.Deze dag verlof dient zo mogelijk direct aansluitend aan de afwezigheid te wor- den opgenomen en is niet in geld om te zetten.
8.5.
a. Journalisten met een volledig dienstverband die de leeftijd van 60, 61 of 62 jaar en ouder hebben bereikt en die vanwege het moet voldoen aan tien-dienstjaren- criterium niet kunnen deelnemen aan de regeling vrijwillig vervroegd uittreden, kunnen - indien zij dit wensen - individueel in aanmerking komen voor een arbeids- tijdverkorting van respectievelijk 10, 15 en 20% van de gemiddelde 4-wekelijk- se arbeidsduur.
De in het kader van dit lid niet gewerkte uren worden betaald tegen 85% van het normale bruto-uurloon, waarbij de pensioenopbouw wordt voortgezet en de pensioenpremie wordt geheven alsof door de journalist geen gebruik van senio- renverlof is gemaakt.
b. Journalisten met een volledig dienstverband kunnen tijdens de laatste 12 maan- den van het dienstverband direct voorafgaand aan het tijdstip waarop zij vrij- willig vervroegd uittreden dan wel met pensioen gaan, individueel in aanmer- king komen voor een arbeidstijdverkorting van 20% van de gemiddelde 4-wekelijkse arbeidsduur.
De in het kader van dit lid niet gewerkte uren worden betaald tegen 100% van het normale bruto-loon.
c. De in dit artikel onder lid a. en b. genoemde arbeidstijdverkorting wordt in goed overleg met de werkgever in beginsel toegestaan per werkdag of per werkweek. Het aantal vakantie-uren wordt opgebouwd naar rato van de feitelijke werkfac- tor. In bijzondere omstandigheden kan de arbeidstijdverkorting worden opge- spaard over een periode van ten hoogste 4 achtereenvolgende kalenderweken. De aanspraak op deze arbeidstijdverkorting vervalt indien deze in een periode van 4 achtereenvolgende kalenderweken niet is opgenomen, tenzij bedrijfsom- standigheden dit hebben veroorzaakt. Gedurende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, alsmede tijdens vakanties ontstaat geen aanspraak op arbeidstijdverkorting.
Dit recht zal voor niet in volledige dienst zijnde journalisten naar rato worden toegepast.
8.6.
Extra werkzaamheden, verricht door journalisten in gedeeltelijke dienst, worden vergoed volgens het normale voor hen geldende uurloon. De vaststelling van het uurloon geschiedt nadat het geldende salaris is herleid tot het salaris behorend bij een volledige dagtaak. De verrichte extra werkzaamheden komen tevens in aanmer- king voor de toekenning van vakantiedagen en vakantietoeslag, berekend over het aantal gewerkte uren in het betreffende vakantiejaar.
Artikel 9 Salarisbepalingen
9.1.
De journalisten worden naar de aard van de door hen in hoofdzaak te verrichten werkzaamheden ingedeeld in een salarisgroep, met inachtneming van de groeps- omschrijvingen zoals vermeld in Bijlage I van deze overeenkomst. (Zie ook Proto- collaire bepaling nr. 7 inzake het loopbaanbeleid).
9.2.
a. Bij salarisgroep A behoort een salarisschaal die tot 23 jaar gebaseerd is op de leeftijd van de journalist.
b. Voor salarisgroep B tot en met H wordt het salaris bepaald door de aan de jour- nalist toe te kennen schaaltreden in de voor hem geldende salarisgroep.
c. De salarisschalen zijn opgenomen in Bijlage I van deze overeenkomst. De in de schalen vermelde bedragen zijn normsalarissen.
Bij een normsalaris wordt ervan uitgegaan dat relatief kleine verschillen in indi- viduele arbeidsprestaties doorgaans niet of moeilijk in individueel verschillen- de bedragen kunnen worden uitgedrukt, met als consequentie dat het salaris wordt gebaseerd op de gemiddelde arbeidsprestatie.
d. In die gevallen waarin een medewerker een duidelijk herkenbare prestatie van hoog niveau levert, kan de betrokkene individueel voor een hoger salaris dan het normsalaris in aanmerking komen.
Partijen gaan daarbij uit van de praktijk dat tenminste 80% van de feitelijk betaalde salaris- sen normsalarissen zijn, terwijl maximaal 20% van de feitelijk betaalde salarissen de genoemde normsalarissen in mindere of meerdere mate overschrijdt.
9.3.
Iedere journalist ontvangt in de regel bij aanstelling, doch in elk geval uiterlijk bin- nen 3 maanden na zijn aanstelling, schriftelijk mededeling van de salarisgroep waar- in zijn functie is ingedeeld, van zijn salarisschaal en eventueel van het aantal schaal- treden waarop zijn schaalsalaris is gebaseerd. Voorzover de indeling niet bij de aanstelling is meegedeeld, zal de indeling terugwerkende kracht hebben tot de datum van indiensttreding.
9.4.
Van een wijziging van zijn groepsindeling ontvangt de journalist van de werkgever schriftelijk mededeling, onder vermelding van zijn nieuwe salarisgroep en zijn nieu- we salaris.
9.5
Een journalist die werkzaamheden verricht welke onder verschillende groepen val- len, wordt naar billijkheid ingedeeld; daarbij worden zowel kwantitieve als kwalita- tieve aspecten in ogenschouw genomen.
9.6
Aan de journalist kunnen, zowel op grond van opleiding als op grond van elders opgedane voor de functie bruikbare ervaring, in zijn salarisgroep schaaltreden wor- den toegekend.
Indeling in salarisgroepen
Salarisschalen; schaaltreden; normsalaris
Toelichting
Functie-indeling; inschaling salaris
Wijziging groepsindeling
Indeling naar billijkheid
Toekenning schaaltreden
Periodieke schaaltrede- verhoging
Afwijkende salarisstructuur
Toelichting
Artikel 10
Tijdelijke waarneming
9.7.
a. De journalist die bij aanstelling in een leeftijdsschaal is ingedeeld, heeft uiter- lijk zes maanden na de eerste dag van de maand waarin hij jarig is (c.q. bij de aanvang van de periode), recht op het salaris dat krachtens de geldende salaris- schaal met zijn leeftijd overeenstemt onverminderd hetgeen hieromtrent in de wet minimumloon/ minimumvakantietoeslag wordt bepaald.
b. Indien bij aanstelling schaaltreden zijn vastgesteld zal als regel het aantal schaaltreden jaarlijks per 1 juli (c.q. bij de aanvang van de periode waarin 1 juli valt) met een schaaltrede worden verhoogd, echter uitsluitend indien het maxi- mum aantal schaaltreden in de geldende salarisgroep nog niet is toegekend. In de gevallen waarin bij uitzondering van deze regeling wordt afgeweken, zal aan de betrokken journalist tijdig schriftelijk worden meegedeeld dat hem geen schaaltredeverhoging wordt toegekend onder vermelding van de redenen.
c. In afwijking van het onder 7b gestelde zal aan de journalist, die tussen 1 januari en 1 juli in dienst treedt, de eerstvolgende schaaltredeverhoging worden toege- kend op 1 januari daaropvolgend.
9.8.
Het bepaalde in bijlage I is niet van toepassing op die werkgevers die een salaris- structuur, gebaseerd op een systeem van functiewaardering, hebben ingevoerd, voorzover deze salarisstructuur in zijn totaliteit inhoudelijk niet in ongunstige zin afwijkt van hetgeen hieromtrent in deze CAO is vastgelegd.
Een dergelijke salarisstructuur wordt geacht voor die werkgevers onderdeel te vor- men van deze CAO voorzover deze structuur betrekking heeft op werknemers voor wie Bijlage I anders - krachtens het bepaalde in artikel 2 - van toepassing zou zijn.
Indien een werkgever een eigen salarisstructuur invoert of heeft ingevoerd op basis van een sys- teem van functieclassificatie treedt die eigen salarisstructuur in de plaats van die van de CAO en maakt daarvan deel uit, mits deze eigen salarisstructuur bij toetsing door de vakvereniging niet in zijn totaliteit inhoudelijk ongunstiger is dan die in de CAO.
Plaatsing in een hoger ingedeelde functie
10.1.
a. Journalisten die tijdelijk een functie volledig waarnemen welke hoger ingedeeld is dan hun eigen functie, blijven ingedeeld in de salarisgroep en de salarisschaal welke met hun eigen functie overeenkomen.
b. Indien de tijdelijke waarneming tenminste 1 betalingsperiode onafgebroken heeft geduurd ontvangt de journalist daarvoor een toeslag. Deze toeslag bedraagt 50% van het verschil tussen het schaalsalaris, behorende bij de hogere salarisgroep en het feitelijke schaalsalaris van de waarnemer. Hierbij wordt uit- gegaan van een voor de waarnemer gelijk aantal schaaltreden. Aan de journalist die in een kalenderjaar een zelfde hoger ingedeelde functie reeds tweemaal heeft waargenomen, telkens voor tenminste een betalingsperiode onafgebro- ken, zal voor de duur van een volgende waarneming van deze functie in dat jaar een toeslag worden toegekend van 100%.
c. Een toeslag wordt niet toegekend aan de journalist voor wie bij de indeling van zijn functie met het eventueel waarnemen van een hogere functie reeds rekening is gehouden.
10.2.
a. Journalisten die definitief in een hoger ingedeelde functie worden aangesteld, worden als regel in de overeenkomende hogere salarisgroep ingedeeld met ingang van de betalingsperiode, volgend op die waarin de promotie heeft plaats- gevonden.
b. Voorlopige plaatsing in een hoger ingedeelde functie zonder dat de betrokken journalist in de overeenkomende hogere salarisgroep wordt ingedeeld, is moge- lijk gedurende maximaal zes maanden.
Bij definitieve plaatsing in deze hoger ingedeelde functie wordt met terugwer- kende kracht het daarbij behorende salaris toegekend.
c. Indien een journalist promoveert naar een hogere salarisgroep, wordt eerst een schaaltrede toegekend van de oorspronkelijke salarisschaal, of bij het maximum daarvan een theoretische schaaltrede gelijk aan de laatste schaaltrede van de schaal. Vervolgens wordt de journalist ingeschaald op het naast hogere salaris in de nieuwe salarisschaal.
10.3.
Indien een functie als gevolg van een herwaardering wordt ingedeeld in een hogere salarisgroep, ontvangt de journalist het naast hogere schaalsalaris van de nieuwe salarisgroep met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de herinde- ling in de hogere salarisgroep is geschied.
Artikel 11 Plaatsing in een lager
ingedeelde functie
Promotie
Herwaardering functie
11.1.
Journalisten, die wegens functionele ongeschiktheid of met hun instemming op voorstel van de werkgever na overleg met de hoofdredactie worden geplaatst in een lager ingedeelde functie, worden in de overeenkomende lagere salarisschaal inge- deeld met ingang van de betalingsperiode volgende op die waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied.
Het salaris zal aan de lagere indeling worden aangepast door eerst een schaaltrede terug te gaan in de oorspronkelijke salarisgroep, gevolgd door inschaling op het naast lagere salaris in de nieuwe salarisgroep. Het verschil tussen het oorspronkelij- ke salaris en het nieuwe salaris zal worden omgezet in een tijdelijke persoonlijke toeslag.
11.2.
Indien een functie als gevolg van een herwaardering wordt ingedeeld in een lagere salarisgroep, geldt ten aanzien van de inschaling in de nieuwe schaal het gestelde in artikel 4A lid 9.
Wegens ongeschiktheid
Wegens her- waardering van de functie
Tijdelijke persoonlijke toeslag
Artikel 12
Feestdagen
Zon- en feest- dagen: etmalen
Artikel 13
Arbeids- ongeschiktheid
Bijzonder verlof
11.3.
De tijdelijke persoonlijke toeslag, zoals omschreven in lid 1 van dit artikel, wordt meegeteld bij de bepalingen van de pensioengrondslag, de vakantietoeslag, de VUT- premiegrondslag en de gratificatie of dergelijke.
Bij herplaatsing in de oorspronkelijke functie vervalt de persoonlijke toeslag en wordt aan de journalist wederom het oorspronkelijke schaalsalaris toegekend. De persoonlijke toeslag wordt afgebouwd in een periode van ten hoogste vijf jaren, doch met tenminste 2% van het oorspronkelijke schaalsalaris per jaar.
Na het bereiken van de 55-jarige leeftijd wordt de persoonlijke toeslag of het even- tuele restant ervan niet meer afgebouwd.
Feestdagen
12.1.
a. Onder feestdagen worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan: Nieuwjaarsdag, de beide Paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide Pinksterdagen, de beide Kerstdagen en Koninginnedag, alsmede nationale feestdagen die door de overheid worden vastgesteld.
b. 5 mei wordt een maal per vijf jaar aangemerkt als een feestdag in de zin van deze CAO en wel voor het eerst op 5 mei 2000.
c. Op feestdagen wordt als regel niet gewerkt. Voorzover deze feestdagen vallen op werkdagen waarop door de betrokken journalisten zou moeten zijn gewerkt, wordt over deze dagen het salaris doorbetaald.
12.2.
Voor toepassing van dit artikel en de andere artikelen van deze overeenkomst wor- den zon- en feestdagen geacht een periode van 24 aaneengesloten uren te omvatten, gerekend vanaf 0.00 uur.
Afwezigheid met behoud van salaris
Met uitsluiting van het in artikel 7: 629 b BW bepaalde geldt het volgende:
13.1.
Bij arbeidsongeschiktheid van de journalisten is het in artikel 17 bepaalde van toe- passing.
13.2.
In de volgende gevallen waarin hij de bedongen arbeid noodzakelijkerwijs niet heeft kunnen verrichten, wordt de journalist over de hieronder voor de respectievelijk bij elk dezer gevallen bepaalde termijnen van verlof de beloning doorbetaald zoals deze gegolden zou hebben in geval van aanwezigheid van de journalist, mits hij zo moge- lijk tenminste een dag tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werk- gever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis c.q. plechtigheid in het desbe- treffende geval bijwoont:
x. xxx xx xxx van overlijden tot en met de dag van de begrafenis bij overlijden en begrafenis van de echtgenote of van een kind of pleegkind van de journalist;
b. gedurende 2 dagen bij overlijden of begrafenis één zijner ouders;
c. gedurende één dag op de dag van de begrafenis van xxxxxxxxxxx, grootouders der echtgenote, kleinkinderen, broers, zusters, xxxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxxx, zwagers en schoonzusters;
x. gedurende één dag bij ondertrouw van de journalist zelf en gedurende twee dagen bij zijn huwelijk, te weten de dag van het huwelijk zelf en de daaropvol- gende dag;
e. gedurende één dag bij huwelijk een zijner kinderen, pleegkinderen, kleinkinde- xxx, broers, zusters, ouders en schoonouders, zwagers en schoonzusters;
x. gedurende één dag bij 25-, 40- en 50-jarig huwelijk van de journalist, diens ouders of xxxxxxxxxxxx;
g. gedurende twee dagen bij bevalling van de echtgenote;
h. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van twee dagen, indien de journalist ten gevolge van de vervulling van een buiten zijn schuld of krachtens een wet persoonlijk opgelegde verplich- ting verhinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden en onder aftrek van de vergoeding voor salarisderving, welke hij van derde zou kunnen ontvangen;
i. gedurende één dag bij 25-, 40,- en 50-jarig dienstjubileum van de journalist;
j. voor het noodzakelijk bezoek aan dokter, c.q. specialist, gedurende een naar redelijkheid te bepalen tijdsduur, voorzover dit bezoek niet in de vrije tijd van de journalist kan geschieden;
x. gedurende totaal vijf dagen educatief verlof in de periode van drie jaren vooraf- gaand aan de vrijwillig vervroegde uittreding of aan de pensionering van de journalist ten behoeve van het bijwonen van een cursus ter voorbereiding op de uittreding x.x. xxxxxxxx;
x. gedurende één dag in geval van ziekte van een der huisgenoten, indien de aan- wezigheid van de journalist dringend vereist is teneinde noodzakelijke voorzie- ningen te kunnen treffen. De journalist die van deze mogelijkheid gebruik maakt dient zich achteraf jegens de werkgever te verantwoorden. In situaties dat meer dan één dag verlof nodig is, dient vooraf goed overleg met de werkgever plaats te vinden.
x. gedurende één dag per jaar bij verhuizing van de journalist.
In het kader van dit artikel worden met echtgenote gelijkgesteld: echtgenoot en ongehuwden die zich kennelijk blijvend hebben gevestigd in een leef/woon- situatie, welke vergelijkbaar is met die van gehuwden.
13.3.
De werkgever zal voorzover de bedrijfsomstandigheden dit naar zijn oordeel toela- ten, aan een journalist op verzoek van de vakvereniging waarvan deze lid is, in onderstaande gevallen verzuim met behoud van salaris toestaan, indien en voorzo- ver het door hem te derven salaris niet door de betrokken vakverenigingen wordt vergoed:
a. het als officeel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van de vereni- gingsraad, de afdelingsvergadering, de sectievergadering, bedrijfstakconferen- ties of andere daarmee vergelijkbare in de statuten van de vakvereniging opge- nomen organen, voorzover opgenomen in de jaarlijks door de vakvereniging ter beschikking van de werkgeversorganisatie te stellen lijst;
Bijeenkomsten vakverenigingen
b. het deelnemen aan een door de vakvereniging georganiseerde vormings- of scholingsbijeenkomst, voorzover opgenomen in de door de vakorganisaties ter beschikking van de werkgeversorganisatie te stellen lijst.
Het verzoek om vrijaf voor een der onder a. en b. van dit lid bedoelde activitei- ten zal door de journalist schriftelijk en tijdig bij de hoofdredacteur worden ingediend.
Niet gehouden tot doorbetaling salaris
Hoogte van de salarisbetaling
Artikel 14
Vakantiejaar
Duur der vakantie
13.4.
Het bepaalde in artikel 7: 628 BW met betrekking tot de doorbetaling van het salaris is in de daarbedoelde gevallen van kracht, in zoverre, dat de werkgever niet gehou- den is het salaris door te betalen in de volgende gevallen:
- schorsing van de journalist door de werkgever als voorzien in artikel 7 lid 10.
- invoering van een verkorte werkweek (een zgn. nul-uren-week daaronder begrepen) mits de werkgever voor die invoering de volgens artikel 8 van het Bui- tengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen vereiste vergunning heeft verkregen en hij niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat dan nadat met de vak- verenigingen overleg is gepleegd.
Partijen achten een termijn van twee weken voor dit voorafgaand overleg vol- doende.
- de verlenging van een verkorte werkweek (een zgn. nul-uren-week daaronder begrepen) mits, wanneer het betreft een verlenging die ten aanzien van de aan- tallen erbij betrokken journalisten en/of aantal uren, dat verkort zal worden gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever de hierboven bij het tweede gedachtestreepje omschreven procedure zal hebben gevolgd en wanneer het betreft een verlenging, waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd wordt overgenomen, hij de vakvereniging tijdig, d.w.z. tenminste een week voor het ingaan van de verlenging, daarvan mededeling doet.
13.5.
In de gevallen waarin het salaris moet worden doorbetaald, wordt daaronder ver- staan het inkomen naar rato van het aantal gewerkte uren, tenzij partijen een afwij- kende regeling treffen.
Vakantie
14.1.
Het vakantiejaar loopt van 1 mei tot en met 30 april, tenzij een ander vakantiejaar geldt.
14.2.
a. De journalist verwerft per vakantiejaar recht op 23 vakantiedagen met behoud van salaris.
Vakantiedagen kunnen worden opgenomen in het vakantiejaar waarin het recht daarop wordt verworven.
Met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 geldt dat journalisten in gedeeltelijke dienst vakantierechten opbouwen over alle feitelijke gewerkte uren in het afgelopen vakantiejaar.
b. De journalist die bij de aanvang van het vakantiejaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, heeft per vakantiejaar recht op 1 extra vakantiedag met behoud van salaris.
c. De journalist, die de 50-, 55-, respectievelijk de 60-jarige leeftijd heeft bereikt, verwerft per vakantiejaar recht op 1, 2 respectievelijk 3 extra vakantiedagen met behoud van salaris.
d. De journalist, niet zijnde lid van de hoofdredactie, verwerft per vakantiejaar twee extra vakantiedagen indien hij daarvoor conform het gestelde in artikel 8.2 heeft gekozen ter compensatie van overmatige werktijd.
Leden van de hoofdredactie verwerven per jaar recht op 4 extra vakantiedagen conform het gestelde in artikel 8.2 .
14.3.
Voor de berekening van het aantal vakantiedagen wordt een journalist die voor of op de 15e van enige maand in dienst treedt c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden c.q. de dienst te hebben verlaten en wordt de jour- nalist die na de 15e van enige maand in dienst treedt c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van de navolgende maand in dienst te zijn getreden, c.q. de dienst te hebben verlaten. In afwijking hiervan zal, indien het dienstverband korter dan een maand heeft geduurd, de journalist een zuiver proportioneel recht op vakantie krijgen.
14.4.
De journalist dient bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst de werkgever mee te delen hoeveel recht op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven doch niet genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel verlofdagen zonder behoud van salaris de journalist aanspraak kan maken.
14.5.
a. Van de in lid 2 sub a genoemde vakantie zullen als regel tenminste 10 achter- eenvolgende vakantiedagen worden opgenomen.
b. De journalist heeft het recht om van de in lid 2 sub a genoemde vakantie 15 ach- tereenvolgende vakantiedagen op te nemen.
c. Het tijdstip van de aaneengesloten vakantie en snipperdagen wordt doorgaans door de hoofdredacteur vastgesteld in overleg met de journalist. Dit laat de for- mele bevoegdheid van de werkgever om het tijdstip van de vakantie en snipper- dagen vast te stellen onverlet.
14.6.
a. De werkgever kan van de vakantiedagen ten hoogste twee dagen als collectieve snipperdagen aanwijzen, welke aanwijzing voor de aanvang van het vakantie- jaar met instemming van de ondernemingsraad geschiedt.
b. De journalist kan na overleg de overblijvende vakantiedagen opnemen op het tijdstip dat door hem wordt gewenst, tenzij de eisen van het bedrijf zich hierte- gen naar het oordeel van de werkgever verzetten.
14.7.
a. Indien de vakantierechten niet binnen 6 maanden na het verstrijken van het vakantiejaar waarin zij zijn verworven, door de journalist zijn opgenomen, is de hoofdredacteur gerechtigd na overleg data vast te stellen waarop de journalist deze dagen zal opnemen.
Berekening aantal vakantie- dagen
Bij vorige werk- gever(s) verwor- ven vakantie- rechten.
Aaneengesloten vakantie
Snipperdagen
Niet opgenomen vakantie
b. Vakantiedagen welke niet zijn opgenomen binnen 2 jaar na het tijdstip waarop deze zijn verworven, vervallen.
Het verwerven en genieten van vakantierechten gedurende onderbreking der werkzaamheden.
Vakantie bij ontslag
Artikel 14A
Verlof à la Carte
Artikel 15
Berekening vakantietoeslag
14.8.
a. Met betrekking tot het verwerven en genieten van vakantierechten gedurende de onderbreking van de werkzaamheden zijn de artikelen 7: 635 en 7: 636/637 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing (zie Bijlage XVII).
b. Indien de aanvankelijk vastgestelde vakantiedagen tijdens de vakantie door ziekte niet kon worden genoten zal de hoofdredacteur in overleg met de journa- list nieuwe data vaststellen waarop alsnog vakantie kan worden opgenomen. Het bovenstaande is slechts van toepassing, indien hem terzake een uitkering krachtens de Ziektewet wordt toegekend gedurende deze dagen.
14.9.
a. Bij het eindigen van de dienstbetrekking zal de journalist desgewenst in de gele- genheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie op te nemen, met dien verstande dat niet eenzijdig kan worden bepaald dat deze vakantiedagen kunnen worden opgenomen gedurende de opzegtermijn.
b. In geen ander geval dan bij het eind van de dienstbetrekking zullen niet opgeno- men vakantiedagen worden uitbetaald.
c. Teveel genoten vakantie wordt op overeenkomstige wijze met het salaris verre- kend.
d. De werkgever reikt de journalist bij het einde van de dienstbetrekking een ver- klaring uit waaruit blijkt xxxxxxx niet opgenomen vakantiedagen aan hem zijn uitbetaald.
Verlof à la Carte
De experimentele regeling Verlof à la Carte, die is ingegaan op 1 januari 1998 wordt per 1 januari 1999 voor de looptijd van deze CAO voortgezet. De regeling is nader uitgewerkt in het Reglement Verlof à la Carte (Bijlage X bij de CAO).
Vakantietoeslag
15.1.
De journalist die het gehele voorafgaande vakantiejaar onafgebroken in dienst van de werkgever is geweest ontvangt ter gelegenheid van zijn aaneengesloten vakantie, doch in de regel uiterlijk op 1 juni een vakantietoeslag ten bedrage van 8% van 12 maal het salaris over de maand mei c.q. 13 maal het salaris over de 4e periode.
In de vakantietoeslag zijn begrepen eventuele vakantieuitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.
Ten aanzien van de journalist in gedeeltelijke dienst dient het gestelde in artikel 8 lid 6 in acht te worden genomen.
15.2.
a. De journalist, die in de loop van het voorafgaande vakantiejaar in dienst van de werkgever is getreden, ontvangt een evenredig deel van deze toeslag. Hetzelfde geldt met betrekking tot de journalist wiens dienstbetrekking in de loop van het vakantiejaar eindigt.
b. Indien in de loop van een vakantiejaar een volledig dienstverband overgaat in een gedeeltelijk dienstverband of omgekeerd, dan wel wijzigingen optreden in het aantal te werken uren in geval van een gedeeltelijk dienstverband, zal het in lid 1 van dit artikel genoemde percentage worden berekend over het salaris over de maand mei, met inachtneming van het gemiddeld in het betrokken vakantie- jaar gewerkte aantal uren.
15.3.
Bij een normale arbeidsduur bedraagt de vakantietoeslag voor een journalist van 23 jaar en ouder minimaal ƒ 2 350,-.
Deze minimum-vakantietoeslag zal voor journalisten van 22 jaar worden vermin- derd met 10%. Bij 21 jaar met 20%, 20 jaar 30%, 19 jaar 40%, 18 jaar 47.5%, 17 jaar
55% en 16 jaar 60%.
Artikel 16 Bijdrage premie
ziektekostenverzekering
Gebroken jaren
Hoogte vakantietoeslag
16.1.
De werkgever zal aan de journalist die niet krachtens de Ziekenfondswet verplicht verzekerd is, een bijdrage verstrekken gelijk aan 50% van de kosten (premie plus MOOZ en WTZ) die de journalist maakt voor het verzekeren tegen ziektekosten van zichzelf, zijn/haar echtgeno(o)t(e) en zijn/haar eerste twee kinderen.
16.2.
De bijdrage van de werkgever zal per jaar nooit hoger zijn dan het maximum van de werkgeversbijdrage in de ziekenfondspremie verhoogd met ƒ 300,-.
16.3.
De kosten die de journalist maakt voor het meeverzekeren van een derde kind of meer kinderen zal de werkgever geheel vergoeden. Indien uitsluitend als gevolg van deze vergoeding de werkgeversbijdrage hoger is dan de in lid 2 genoemde begren- zing zal die begrenzing niet van toepassing zijn.
16.4.
De bijdrage in de kosten van een ziektekostenverzekering wordt uitsluitend toege- kend als de polis resp. het bewijs van die verzekering ten name van de journalist is gesteld en uit de polis resp. het bewijs tevens blijkt dat de journalist verzekerde is.
16.5.
Met echtgeno(o)t(e) wordt in dit artikel gelijkgesteld de ongehuwd samenwonende partner indien:
a. de partner (jonger dan 65 jaar) duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met de verzekerde (ongeacht het geslacht), zonder met hem of haar gehuwd te zijn.
Bijdrage werkgever
Maximum
Drie of meer kinderen
Voorwaarden
Partner
b. de verzekerde journalist als kostwinner wordt beschouwd. Xxxxxxxxxx is men als het brutoloon of de uitkering tenminste de helft van het inkomen van de ver- zekerde journalist xxxxxxxxxxx met dat van de samenwonende partner bedraagt. Deze inkomenseis geldt overigens ook bij gehuwden.
Definitie kind
Artikel 17
Toepasselijke bepalingen
Aanvulling door de werkgever
16.6
In dit artikel wordt onder kind verstaan: het wettige, gewettigde of geadopteerde kind van de werknemer tot de 18-jarige leeftijd danwel, indien en zolang het kind vanaf de 18-jarige leeftijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt in de zin van de Wet op de Studiefinanciering of de Algemene Kinderbijslagwet, uiterlijk tot en met de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt.
Arbeidsongeschiktheid door ziekte en ongeval
17.1.
Indien een journalist ten gevolge van aan de werkgever ter kennis gebrachte ziekte of ongeval niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten gelden voor hem, zulks in afwijking van het in artikel 7:629 BW bepaalde, uitsluitend de bepalingen van de Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting Bij Ziekte (WULBZ) en voorzover van toepassing de Ziektewet, de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstan- digen (WAZ) en de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (Wajong) voorzover hierna niet uitdrukkelijk anders is bepaald, en onverminderd het bepaalde in artikel 6.5 lid d.
17.2.
a. Gedurende de eerste 52 weken ziekte in de zin van de WULBZ zal de werkge- ver het netto-inkomen doorbetalen. Indien de werkgever de aangifte, bedoeld in artikel 38 lid 1 van de ZW later doet dan in dat artikel is voorgeschreven, wordt de termijn van 52 weken me de duur van de termijn van de vertraging verlengd.
b. Voor de in lid 2a bedoelde journalist zal bij arbeidsongeschiktheid de uitkering krachtens de WAO en de WAZ/Wajong gedurende maximaal twee jaar worden aangevuld tot 100% van het netto-inkomen. Voor de werking van dit artikellid wordt onder journalist tevens vertstaan de journalist waarmee het dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid is beëindigd.
c. Bij afwisselende perioden van gehele en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden in totaal maximaal gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, aanvullende uitkeringen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 lid 2 sub b. Bij tussentijdse wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage danwel een onderbreking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering korter dan een maand vangt de aanvullings- termijn derhalve niet opnieuw aan.
17.3.
Onder netto-inkomen als bedoeld in het 2e lid van dit artikel wordt verstaan het gederfde inkomen exclusief compensatie voor overmatige werktijd dat de journalist verdiend zou hebben indien hij arbeidsgeschikt ware geweest onder aftrek van de sociale verzekeringspremies, loonbelasting, eventuele pensioen- en ziektekosten- verzekeringspremie, de VUT-premie en de bijdrage Arbeidsongeschiktheidsvoor- ziening, welke normaliter worden ingehouden.
17.4.
De in lid 2 bedoelde loondoorbetalingen resp. aanvullingen worden beëindigd op de 1e dag van de maand waarin de journalist de leeftijd van 65 jaar dan wel de pen- sioengerechtigde leeftijd bereikt en worden niet toegekend aan journalisten van 65 jaar en ouder.
17.5.
Na keuring door een ARBO-dienst kan zowel door de werkgever als door de journa- list een second opinion worden gevraagd, ook bij een andere uitvoeringsinstelling (UVI).
Artikel 17A Arbeidsongeschiktheids- voorziening
Netto inkomen
Beëindiging aanvullingen
Second Opinion
17A.1.
Er geldt een Regeling Arbeidsongeschiktheidsvoorziening. Deze regeling is nader uitgewerkt in het ’Reglement van de Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf’(Bijlage VII van deze CAO). Deze regeling geldt met ingang van 1 januari 1993. De uitvoering van de regeling is opgedragen aan de daarvoor opgerichte Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf te Amsterdam.
17A.2.
De uitgangspunten van de regeling zijn:
a. Er zullen aanvullingen worden verstrekt op de vervolguitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aan journalisten die na 25 januari 1994 de maximum uitkeringstermijn van de Ziektewet hebben bereikt èn niet of niet meer in aanmerking komen voor een suppletiebetaling van de werkgever krachtens artikel 17 van de CAO.
b. De hoogte van de aanvulling is het verschil tussen loondervingsuitkering op grond van de WAO en de vervolguitkering. Aanspraak op de aanvulling bestaat zolang de deelnemer aan de regeling recht heeft op een vervolguitkering krach- tens de WAO.
c. De bijdrage wordt jaarlijks door CAO-partijen in het Boeken- en Tijdschriftuit- geverijbedrijf, na advies van het bestuur van de Stichting Arbeidsongeschikt- heidsvoorziening BTU, vastgesteld. De bijdrage komt voor rekening van de werknemer en bedraagt met ingang van 1 januari 1999 1,3% van de heffings- grondslag voor de WAO.
Regeling Arbeidsonge- schiktheids- voorziening
Doelstelling
Hoogte en duur van de aanvulling
Bijdrage
Artikel 18
Overlijdens- uitkering
Nagelaten betrekkingen
Artikel 19
Reglement
Dienstjaren
Uitkering bij overlijden
18.1.
Indien een journalist overlijdt zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdens- uitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de journalist laatstelijk rechtens toekomend salaris over het resterende deel van de kalendermaand van over- lijden plus de twee daaropvolgende kalendermaanden.
Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht hetgeen de nagelaten betrekkingen xxxxxxx van het overlijden van de journalist toekomt ingevolge de Xxxxxxxxx en/of Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering/WAZ/Wajong.
18.2.
Onder nagelaten betrekkingen worden verstaan:
x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, mits deze niet duurzaam gescheiden leefden;
b. indien deze niet meer in leven is of de echtgenoten duurzaam gescheiden leef- den: de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;
N.B. Indien er geen nagelaten betrekkingen zijn als in sub a. en b. van dit artikel genoemd, zullen de in dit artikel bedoelde uitkeringen tegen kwijting worden betaald aan diegene die hiervoor door de overledene is aangewezen, mits deze zich kenne- lijk blijvend hebben gevestigd in een leef/woonsituatie welke vergelijkbaar is met die van gehuwden.
Deze aanwijzing geschiedt door deponering van een verklaring bij de werkgever. Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het laat- stelijk genoten salaris, vermeerderd met vakantietoeslag en vast overeengekomen jaarlijkse uitkeringen.
VUT-regeling
De VUT-regeling, zoals vastgelegd in dit artikel, zal worden beëindigd. De moge- lijkheid om vrijwillig vervroegd uittreden op basis van de in dit artikel opgenomen VUT-regeling staat open tot en met 31 december 2000.
Vanaf 1 januari 2001 geldt een nieuwe regeling tot vervroegd uittreden, bestaande uit een basis-VUT-regeling (nader uitgewerkt in Bijlage VI-B) in combinatie met een prepensioenregeling (waarvan de minimum voorwaarden zijn opgenomen in Bijla- ge III-B).
19.1.
Er geldt een regeling vrijwillig vervroegde uittreding uit de dienstbetrekking.
De regeling is nader uitgewerkt in het reglement Vrijwillig Vervroegd Uittreden en wordt uitgevoerd door de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Boeken- en Tijd- schriftuitgeverijbedrijf (Bijlage VI-A bij deze CAO) en geldt tot 1 januari 2001.
19.2.
Om aan de regeling te kunnen deelnemen, dient de betrokken werknemer geduren- de de laatste 10 jaren onmiddelijk voorafgaande aan het moment van deelneming onafgebroken in dienstverband werkzaam te zijn geweest bij één of meerdere bedrij- ven zoals omschreven in het reglement.
19.3.
Om aan de regeling te kunne deelnemen, dient de betrokken werknemer tevens te voldoen aan de overige bepalingen van het reglement als bedoeld in lid 1 van dit arti- kel.
19.4.
a. Met ingang van 1 juli 1996 bedraagt de premie 5,2% van de (gemaximeerde) uit- keringsgrondslag zoals bedoeld in artikel 5 van het in lid 1 van dit artikel bedoel- de reglement.
b. Van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000 wordt de sub a bedoelde premie verhoogd met een tijdelijke heffing van 2%-punt.
c. De werkgever is gerechtigd de helft van de sub a, b, en c bedoelde premie op het brutoloon van de werknemer in mindering te brengen.
Deze toelichting is bedoeld om informatie te geven over de hoofdlijnen van de VUT-regeling ten behoeve van werkgevers en werknemers. Aan de toelichting als zodanig kunnen geen rechten worden ontleend. Rechten kunnen worden ontleend aan de tekst van artikel 19 van deze CAO en van het reglement in Bijlage VI-A van deze CAO.
1. Dienstjaren
De algemene regel om aan de regeling te kunnen deelnemen is dat de werknemer de laatste 10 jaren direct voorafgaand aan de datum van vervroegde uittreding onafgebroken werkzaam dient te zijn geweest in het Boekenuitgeverijbedrijf, het Tijdschriftuitgeverijbedrijf of bij zgn. aan- verwante/dienstverlenende bedrijven. Direct voorafgaand aan de datum van vervroegde uittre- ding dient de werknemer in dienst te zijn bij een bij de VUT-stichting aangesloten werkgever.
2. Uittredingsleeftijd
Van 1 januari 1998 tot 1 januari 1999 komen in aanmerking voor vervroegde uittreding werkne- mers van 60 jaar en 6 maanden of ouder. Vanaf 1 januari 1999 komen in aanmerking voor ver- vroegde uittreding werknemers van 61 jaar of ouder.
Bijvoorbeeld: een werknemer die in december 1997 60 jaar wordt,maar na 1 januari 1998 besluit met VUT te gaan, moet wachten tot mei 1998, het moment waarop hij 60 jaar en zes maanden oud is.
Een werknemer die in oktober 1998 60 jaar wordt, kan in oktober 1999 met de VUT, als hij 61 jaar oud is.
3. Regeling bij 40 dienstjaren
Werknemers komen in aanmerking voor vervroegde uittreding als zij 58 jaar of ouder zijn, mits zij voor 1 januari 2001 40 dienstjaren in de bedrijfstak hebben doorgebracht. Dat betekent dat de werknemer dient te voldoen zowel aan de 10-dienstjareneis (zie 1. hierboven: de werknemer dient de laatste 10 jaar werkzaam te zijn geweest in de bedrijfstak, zoals daar genoemd) als aan de eis de periode daaraan voorafgaand 30 jaren werkzaam te zijn geweest in het Boekenuitgeve- rijbedrijf, het Tijdschriftenuitgeverijbedrijf, bij een zgn.aanverwant/dienstverlenend bedrijf, als vaktijdschriftjournalist, in de grafische industrie, in een boekhandel of in het dagbladuitgeverij- bedrijf.
4. Regeling voor volledig arbeidsongeschikte werknemers
In het reglement wordt bepaald dat de werknemer niet in aanmerking komt voor vervroegde uit- treding indien hij een volledige WAO-uitkering ontvangt. Een uitzondering hierop is de volgen-
Overige voor- waarden van deelneming
Premie
Toelichting
de: Volledig arbeidsongeschikte werknemers komen in aanmerking voor vervroegde uittreding indien zij bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid 57 jaar of ouder waren mits het dienst- verband met de werkgever gedurende de periode van de volledige arbeidsongeschiktheid wordt gehandhaafd.
5. Regeling voor werkloze werknemers
In het reglement wordt bepaald dat de werknemer niet in aanmerking komt voor vervroegde uit- treding indien hij een volledige WW-uitkering ontvangt of van een afvloeiings- of non-activi- teitsregeling gebruik maakt. Een uitzondering hierop is de volgende: Werknemers die op of na het bereiken van de 57 jarige leeftijd in aanmerking zijn gekomen voor een volledig uitkering krachtens de Werkloosheidswet, ten gevolge van een reorganisatie in de zin van artikel 4A van de CAO, komen in aanmerking voor vervroegde uittreding op de dan geldende uittredingsleef- tijd (van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998: 60 jaar en zes maanden; vanaf 1 januari
1999: 61 jaar) indien de ontslagdatum ligt op of na 1 januari 1998.
6. Uitkeringshoogte
a. Voor alle deelnemers die vervroegd uittreden op of voor 31 december 1996 bedraagt de uitke- ring 80% van de (gemaximeerde) uitkeringsgrondslag gedurende gehele looptijd van de uitke- ring. Het bepaalde in de vorige volzin geldt ook voor de onder punt 5.a. hierboven bedoelde per- sonen.
b.Voor alle deelnemers die vervroegd uittreden op of na 1 januari 1997 bedraagt de sub a bedoel- de uitkering een jaarlijks wijzigend percentage en wel:
- met ingang van 1 januari 1997 : 79%;
- met ingang van 1 januari 1998 : 78%;
- met ingang van 1 januari 1999 : 77%;
- met ingang van 1 januari 2000 : 76%;
- met ingang van 1 januari 2001 : 75%;
Het bepaalde in de vorige volzin geldt ook voor de onder punt 5.b. hierboven bedoelde personen.
7. Verhoging van de uitkeringen
De in 6. bedoelde uitkering wordt verhoogd met 50% van de structurele loonsverhogingen inge- volge de CAO die van toepassing was op de deelnemer direct voorafgaande aan de VUT-datum.
8. Pensioenregeling; ziektekostenverzekering
De voor het tijdstip van vervroegde uittreding geldende pensioenregeling en ziektekostenverze- kering worden voortgezet op dezelfde voorwaarden als ware het dienstverband niet geëindigd
Artikel 20
Studiekostenregeling
De werkgever wordt aanbevolen om in overleg met de ondernemingsraad een rege- ling in het leven te roepen welke beoogt tegemoet te komen in de kosten, verbonden aan studie en/of examens voor opleidingen, die in het belang van de functie of onder- neming kunnen worden geacht.
Artikel 21 Gelijke behandeling
mannen en vrouwen
21.1.
Het is de werkgever niet toegestaan om onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen, hetzij direct, hetzij indirect.
Onder direct onderscheid wordt verstaan een onderscheid dat rechtstreeks te maken heeft met iemands geslacht. Een vrouw wordt in dat geval omdat zij vrouw is onder overigens gelijke omstandigheden anders behandeld dan een man. Of omgekeerd: een man wordt anders behandeld omdat hij een man is. Onder indirect onderscheid wordt verstaan een onderscheid dat wordt gemaakt door verwijzing naar een hoeda- nigheid die op zichzelf geen verband houdt met iemands man- of vrouw-zijn, maar die in de praktijk met name op personen van een bepaald geslacht van toepassing is, bijvoorbeeld verwijzing naar de echtelijke staat of gezinsomstandigheden.
Voorts mag geen onderscheid worden gemaakt bij het aangaan van de arbeidsover- eenkomst, bij het verstrekken van onderricht, in de arbeidsvoorwaarden, bij de bevordering en bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
21.2.
In het algemeen is het maken van onderscheid wel toegestaan in die gevallen waar- in het man- of vrouw-zijn noodzakelijkerwijs de functie bepaalt. Ook mag onder- scheid worden gemaakt indien het arbeidsvoorwaarden betreft die op de bescher- ming van vrouwen, met name in verband met zwangerschap of moederschap, betrekking hebben.
Onderscheid dat gemaakt wordt om personen van een bepaald geslacht in een bevoorrechte positie te plaatsen met de bedoeling feitelijke ongelijkheden op te hef- fen is eveneens toegestaan.
In dit kader worden maatregelen getroffen teneinde bestaande ongelijkheden op te heffen.
21.3.
Het is de werkgever niet toegestaan om in een advertentie waarin een betrekking wordt aangeboden of bij de sollicitatieprocedure onderscheid te maken tussen man- nen en vrouwen, tenzij het een specifieke functie voor een man dan wel voor een vrouw betreft.
Artikel 21A Kinderopvang
21A.1
Er geldt een regeling kinderopvang. De regeling is uitgewerkt in het ’’Reglement van de Stichting Fondsen Kinderopvang Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf’’ (Bijlage VIII bij deze CAO).
21A.2
De werkgevers zijn voor de jaren 1999 en 2000 aan het Fonds een bijdrage ver- schuldigd van jaarlijks 0,5% berekend over het ongemaximeerde premieloon over
Direct onder- scheid; indirect onderscheid
Toegestaan onderscheid; positieve discriminatie
Werving
Regeling kinderopvang
Bijdrage werkgever
12 maal de maand januari (respectievelijk over 13 maal die periode), zoals bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, tot ten hoogste 1,5 maal het maximum premieloon WW/WAO op jaarbasis, van de journalisten die in januari van enig jaar in dienst zijn bij de werkgever.
N.B. CAO-partijen zijn overeengekomen de Regeling Kinderopvang met ingang van 1 augustus 1999 uit te breiden met de mogelijkheid van een bijdrage voor Buiten- schoolse Opvang. Met ingang van 1 augustus 1999 geldt een bijdrageregeling voor Buitenschoolse Opvang voor kinderen die alsdan voor het eerst naar de basisschool gaan (4-jarigen). Elk volgende jaar wordt (per 1 augustus) de regeling uitgebreid met de volgende leeftijdscategorie (4- en 5-jarigen).
21A.3
Indien CAO-partijen niet tijdig overeenstemming bereiken over een nieuwe CAO zullen werkgevers over het eerste kalenderjaar na afloop van de CAO nog een bij- drage verschuldigd zijn die gelijk is aan de laatst vastgestelde bijdrage.
Artikel 22
Stage- vergoeding
Kosten- vergoeding
Stagecontract
Artikel 23
Stagiair(e)s
22.1.
Stagiair(e)s ontvangen een stagevergoeding die tenminste gelijk is aan de helft van het voor hun leeftijd geldende wettelijk minimumloon.
22.2.
Zij ontvangen voorts vergoeding voor het reizen van en naar hun woonplaats of - indien noodzakelijk - vergoeding voor extra woonkosten.
22.3.
De uitgever dient met hen een stagecontract af te sluiten, waarin tenminste bepalin- gen zijn opgenomen aangaande de begeleiding van de stagiaire en de opstelling van een stageverslag, een en ander bij voorkeur overeenkomstig het als bijlage XIII bij de CAO opgenomen model.
Arbeidsreglement
De werkgever is bevoegd een arbeidsreglement in te voeren, houdende nadere rege- len ten aanzien van arbeid in het bedrijf.
Indien de werkgever binnen de wettelijke bepalingen een arbeidsreglement wenst in te voeren zal mede overleg worden gepleegd met de vakvereniging.
Artikel 24 Minimum pensioenvoorwaarden en minimum prepensioen- voorwaarden
a. De werkgever is gehouden een pensioenvoorziening voor de werknemers te hebben getroffen welke ten minste voldoet aan het gestelde in Bijlage III-A.
b. Daarnaast is de werkgever gehouden met ingang van 1 januari 2001 een pre- pensioenvoorziening voor de werknemers te hebben getroffen welke tenminste voldoet aan het gestelde in Bijlage III-B. De prepensioenregeling zal een pen- sioenregeling zijn in de zin van de Pensioen- en Spaarfondsenwet en dient aldus te voldoen aan de in die wet gestelde regels.
Artikel 24A (Pre)pensioenopbouw
bij ouderschapsverlof
Tijdens het ouderschapsverlof zal de (pre)pensioenopbouw worden voortgezet en zal de (pre)pensioenpremie worden geheven, alsof door de werknemer geen gebruik van ouderschapsverlof wordt gemaakt.
Artikel 25 Vakbondswerk
in de onderneming
25A.1
Contacten tussen werkgever en de vakvereniging vinden plaats via de bestuursleden en secretarissen van de vakvereniging eventueel vergezeld van onbezoldigde vak- bondsfunctionarissen.
25A.2.
Ten behoeve van contact met hun leden hebben bestuursleden en secretarissen van de vakvereniging toegang tot de onderneming. Tevoren zullen over dergelijke con- tacten afspraken met de werkgever worden gemaakt, of deze zullen vooraf worden gemeld.
25A.3
Indien de vakvereniging daarnaast, ten behoeve van haar activiteiten binnen de onderneming, een formele organisatievorm heeft ingesteld met eigen taken en bevoegdheden binnen en onder verantwoordelijkheid van de vakvereniging, zal zij de werkgever hiervan tijdig op de hoogte stellen en daarbij tevens de samenstelling van dit orgaan bekend maken.
Algemeen
25A.4
De werkgever verleent de onder B. genoemde faciliteiten ten behoeve van de com- municatie en het overleg tussen dit orgaan en de leden van de vakvereniging in de onderneming enerzijds en tussen dit orgaan en de bestuursleden en secretarissen van de vakvereniging anderzijds.
Faciliteiten
-publicatie- borden
-vergaderruimte
-interne postdienst
Zorgvuldigheid; opschorting
van verlening faciliteiten
25B.1
Het gebruik van daartoe bestemde publicatieborden voor:
a. het bekend maken van de namen van vertegenwoordigers of contactpersonen van de vakvereniging;
b. het aankondigen van vergaderingen van de vakvereniging;
c. het publiceren van beknopte verslagen van de vergaderingen als sub b bedoeld;
d. de kandidaatstelling van leden voor de ondernemingsraad;
e. het doen van mededelingen van zakelijke en informatieve aard betreffende de activiteiten van de werkgever.
De werkgever ontvangt een exemplaar van de te publiceren berichten en mede- delingen.
25B.2
De terbeschikkingstelling van de vergaderruimte in de onderneming, ten behoeve van vergaderingen van het in onderdeel A lid 3 bedoelde orgaan en in het algemeen ten behoeve van het onderhouden van contacten met de leden van de vakvereniging in de onderneming.
Het gebruik maken van de vergaderruimte geschiedt in beginsel buiten of aanslui- tend op de normale kantoortijden, op basis van een tijdig ingediende aanvraag bij de werkgever.
25B.3
Het gebruik in voorkomende gevallen van de interne postdienst van de onderneming voor de verspreiding van geadresseerde stukken aan de vertegenwoordigers of con- tactpersoon van de vakvereniging.
25B.4
Dit alles met dien verstande dat;
a. Bij uitoefening van de activiteiten van de vakvereniging binnen de onderneming en bij de gebruikmaking van de beschikbaar gestelde faciliteiten de vakvereni- ging de maatschappelijke zorgvuldigheid jegens de werkgever in acht zal nemen.
b. In bijzondere omstandigheden, wanneer het belang dit naar het oordeel van de werkgever vordert, het verlenen van faciliteiten worden opgeschort. Dit zal niet geschieden dan na voorafgaand overleg tussen de werkgever en de betrokken vakvereniging.
c. Indien de werknemer en de vakvereniging niet tot overeenstemming zijn geko- men met betrekking tot een gerezen verschil van inzicht aangaande de wijze van toekenning en gebruikmaking van faciliteiten en de daarbij gemaakte afspraken, de werkgever en de vakvereniging verplicht zijn dit verschil van inzicht te onderwerpen aan het oordeel van de Geschillencommissie als bedoeld in artikel 29.
25C.1
Onder vertegenwoordigers van de vakvereniging worden verstaan: leden van het bestuur, van de verenigingsraad, het afdelingsbestuur, en eventuele werknemersle- den van een vakbondsdelegatie en daarmee krachtens artikel 13, lid 3 sub a gelijk te stellen verenigingsorganen.
25C.2
Een vertegenwoordiger van een vakvereniging zal van het uitoefenen van deze func- tie geen nadelige invloed ondervinden in zijn financiële en maatschappelijke posi- tie als journalist.
25C.3
Een vertegenwoordiger van een vakvereniging zal niet worden ontslagen, indien hij ook niet ontslagen zou worden als hij geen vertegenwoordiger zou zijn.
Artikel 26 Redactiestatuut
1. De werkgever/uitgever is gehouden een redactiestatuut vast te stellen. Dit redac- tiestatuut maakt deel uit van de arbeidsovereenkomst van alle in dienstverband werkzame journalisten.
2. Alvorens een dergelijk statuut vast te stellen vindt over de inhoud daarvan over- leg plaats tussen werkgever/uitgever, hoofdredactie en redactie van het vaktijd- schrift.
3. Bij dit overleg zal het in Bijlage XII opgenomen modelstatuut uitgangspunt zijn. Het staat de uitgever vrij een voor de redactie in gunstige zin van het model afwijkende regeling overeen te komen.
Het modelstatuut is een basisregeling, die reeds bestaande gunstiger regelingen als vorenbedoeld niet kan aantasten.
4. De vaktijdschriftuitgever is verplicht een reeds bestaand redactiestatuut aan te passen, voorzover dit in strijd is met het modelstatuut.
Artikel 27 Werkgeversbijdrage
De werkgevers van vaktijdschriftjournalisten zullen bijdragen in de kosten van het vakbondswerk van de NVJ. De werkgever is gehouden jaarlijks een bedrag af te dra- gen aan de werkgeversorganisatie ten bedrage van 0,06%, berekend over het onge- maximeerde premieloon over 12 x de maand januari (res. over 13 x die periode), zoals bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, tot ten hoogste 1.5 maal het maximum premieloon ZW/WAO op jaarbasis, van de journalisten die in januari van enig jaar in dienst zijn bij de werkgever. De bijdragen van de werkgevers wor- den door de Groep Vaktijdschriften geïnd ter afdracht aan de NVJ.
Bescherming van vertegenwoor- digers van de vakvereniging
Redactiestatuut
Hoogte en bestemming
Artikel 28
Dispensatie op verzoek
Artikel 29
Commissie van goede diensten
Verplichte adiëring
Artikel 30
Tussentijdse wijzigingen
Artikel 31
Dispensatie
Partijen kunnen in gemeenschappelijk overleg aan een werkgever op diens verzoek vergunning verlenen af te wijken van de bepalingen van deze overeenkomst of van haar bijlagen. Partijen kunnen een zodanige vergunning te allen tijde wijzigen of intrekken.
Geschillencommissie
29.1.
Partijen stellen een commissie van goede diensten in - hierna te noemen Geschillen- commissie waarvan samenstelling, taken, bevoegdheden en werkwijze zijn gere- geld in Bijlage IX.
29.2.
De werkgever en de journalist zijn verplicht in geval van een gerezen geschil - als bedoeld in Bijlage IX, artikel 2 lid c - dit geschil ter behandeling voor te leggen aan de Geschillencommisie en de beslissing van de Geschillencommissie af te wachten, alvorens eventuele verdere stappen in rechte te ondernemen.
Tussentijdse wijzigingen
In geval van ingrijpende verandering in de algemene sociaal-economische verhou- dingen in Nederland, zijn partijen bevoegd om ook tijdens de duur van deze collec- tieve arbeidsovereenkomst wijzigingen in de salarisbepalingen aan de orde te stellen.
Duur der collectieve arbeidsovereenkomst
31.1.
Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en eindigt op 31 december 2000.
In afwijking van het in de vorige volzin bepaalde eindigt de werking van artikel 19 en Bijlage VI-A op 1 januari 2001.
31.2.
Indien geen der partijen de CAO uiterlijk drie maanden voor het einde van de con- tractperiode aan de wederpartij heeft opgezegd, wordt deze overeenkomst geacht met een jaar te zijn verlengd, en zo vervolgens.
31.3.
Opzegging dient te geschieden per aangetekend schrijven.
31.4.
De opzegging als in lid 3 bedoeld, heeft geen betrekking op de geldingsduur van arti- kelen 17A, 19, 21A en 29 van de CAO.
Bij de opzegging zal de geldingsduur van deze artikelen stilzwijgend worden ver- lengd tot het moment waarop een nieuwe CAO tot stand is gekomen tenzij partijen anders overeenkomen.
Aldus overeengekomen en getekend ter respectieve vestigingsplaatsen:
Partij te ener zijde: Partij ter anderer zijde:
PROTOCOLLAIRE BEPALINGEN EN BIJLAGEN BIJ DE
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR VAKTIJDSCHRIFTJOURNALISTEN
1 januari 1999 - 31 december 2000
PROTOCOLLAIRE BEPALINGEN
1.
Het sociaal beleid is een geïntegreerd onderdeel van het ondernemingsbeleid en richt zich als zodanig speciaal op de mens in de arbeidsorganisatie.
Voor het realiseren van dat beleid gelden afhankelijk van aard en omvang van de onderneming de volgende aanbevelingen:
a. De werkgever geeft de hoofdlijnen van het te voeren beleid op een herkenbare wijze aan.
b. De werkgever zal bij het vaststellen en het uitwerken van het sociaal beleid de ondernemingsraad betrekken.
c. De uitwerking van het sociaal beleid in concrete maatregelen en voorzieningen zal ter bevordering van rechtszekerheid door de werkgever zoveel mogelijk schriftelijk worden geformuleerd. Deze maatregelen en voorzieningen kunnen bijvoorbeeld betreffen:
- het personeelsbeleid, w.o. aanstellings-, opleidings-, promotie-, beoorde- lings-, en ontslagbeleid.
- de organisatie en taakverdeling binnen de onderneming,
- het inkomensbeleid (openheid omtrent gehanteerde functieclassificatie, eventuele beoordelingssystemen en andere regelen die leiden tot vaststel- ling van het inkomen).
d. De werkgever zal, waar mogelijk, door middel van een verslag het personeel informeren over het sociaal beleid alsmede de werkgelegenheidsontwikkeling en kwantitatieve en kwalitatieve zin en de uitwerking daarvan.
e. Mede aan de hand van dat verslag zal het gevoerde sociaal beleid periodiek onderwerp zijn van bespreking met de ondernemingsraad.
f. De werkgever zal de uiterste zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van de per- soonlijke gegevens van de in zijn onderneming werkzame journalist. Desge- vraagd zal hij de journalist xxxxxx verschaffen in diens bij de werkgever geregi- streerde gegevens. De werkgever zal geen registratie houden van politieke visie, kerkelijke gezindheid en sexuele geaardheid van de journalisten.
g. De werkgever zal structureel overwerk, mede met het oog op de ontwikkeling van de werkgelegenheid, zoveel mogelijk voorkomen, behoudens voor journa- listen met een specifieke functie, die op min of meer voorspelbare tijdstippen overwerk moeten verrichten.
h. De werkgever zal stelselmatige aanzienlijke overschrijding van het met de jour- nalist in gedeeltelijke dienst overeengekomen aantal arbeidsuren zoveel moge- lijk vermijden.
i. De werkgever zal maatregelen nemen, bijvoorbeeld door middel van het aan- stellen van een vertrouwenspersoon, ter bestrijding van sexuele intimidatie. Degene die zich aan sexuele intimidatie schuldig maakt loopt het risico te wor- den ontslagen op grond van het gestelde in artikel 7: 678 van het Burgerlijk Wet- boek.
2.
Indien door overheidsmaatregelen de uitkeringen krachtens de sociale verzeke- ringswetgeving absoluut dan wel relatief zijn/worden verlaagd en de aanvulling van de zijde van de werkgever daardoor relatief zal stijgen, zullen partijen zich over deze situatie beraden, waarbij het niveau van de aanvulling ter discussie wordt gesteld.
Sociaal beleid
Aanvulling sociale verzeke- ringsuitkeringen
Deeltijdarbeid
Beleid gehandicapte journalisten
Studiecommissie RSI
Kennismakings- project Vaktijdschrift- journalisten
3.
Indien de arbeidsplaats niet in deeltijd kan worden vervuld, zal de werkgever na overleg met de hoofdredacteur in overleg met de journalist nagaan of elders in de organisatie een gelijkwaardige functie is die wel in deeltijd vervulbaar is.
Indien journalisten die in deeltijd werken hun dienstverband willen omzetten in een arbeidsovereenkomst met een groter aantal arbeidsuren, zal bij interne vervulling van de vacatures aan hen de voorkeur worden gegeven, mits zij voor de uitoefening van de functie geschikt zijn.
4.
CAO-partijen zijn overeengekomen een actief beleid te bevorderen in het kader van de taakstelling van de Wet Gehandicapte Werknemers. Daartoe zijn door CAO-par- tijen aanbevelingen opgesteld, gericht op preventie en reïntegratie.
De werkgever wordt aanbevolen, voorzover dat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt, de volgende algemene maatregelen te nemen:
- maatregelen die er op gericht zijn dat er of geen handicaps ontstaan, of als ze al ontstaan, ze niet zodanig zijn dat ze problemen opleveren voor het functioneren binnen de functie (preventie gericht op de fysieke arbeidsomstandigheden en de kwaliteit van de arbeid);
- maatregelen waardoor een journalist die niet meer volledig in staat is de eigen functie te verrichten, een aangepaste functie kan blijven vervullen (preventie, gericht op vroegtijdige signalering, herplaatsing en functie-aanpassingen, dan wel aanpassingen van de werkplek);
- maatregelen die er op gericht zijn partieel geschikten van buiten de onderne- ming in dienst te nemen (reïntegratie), met inschakeling van het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening en een ARBO-dienst).
5.
Een paritaire studiecommissie zal zich buigen over de problematiek met betrekking tot RSI-klachten en waar nodig aanbevelingen aan CAO-partijen te doen.
6.
Er komt een Kennismakingsproject Vaktijdschriftjournalisten, in te stellen in 2000. Dit kennismakingsproject is bestemd voor pas afgestudeerden aan journalistieke opleidingen om werkervaring binnen het vaktijdschriftuitgeverijbedrijf op te doen. De duur per werkervaringsplaats is minimaal 4 en maximaal 6 maanden. De pas afgestudeerde journalist wordt aangesteld op basis van een werkervaringsplaats- overeenkomst en ontvangt een beloning op het niveau van schaal A van de CAO. De werkgever bedraagt éénmalig 0,7% af van 12 maal het in de maand januari 2000 gel- dende bijdrageplichtig loon van de vaktijdschriftjournalisten die in dienst zijn bij de werkgever (dan wel 13 maal het in die periode geldende bijdrageplichtig loon van de betreffende in dienst zijnde journalisten) aan het fonds waaruit een kostenvergoe- ding aan deelnemende bedrijven kan worden gedaan. De regeling wordt uitgevoerd door een paritair samengesteld bestuur en is nader uitgewerkt in het ‘Reglement Fonds Kennismakingsproject Vaktijdschriftjournalisten’dat deel uitmaakt van deze CAO (Bijlage XI).
Het bestuur van het Fonds zal de promotie van het project begeleiden.
7.
XXX-partijen bevelen de werkgever aan om in het kader van een goed sociaal beleid een actief loopbaanbeleid te voeren.
Onderdelen daarvan zijn o.m.:
- procedures voor loopbaan- en functioneringsgesprekken
- scholingsfaciliteiten
- maatregelen ten behoeve van de oudere journalist
8.
Partijen bevelen de werkgever dringend aan een spaarloonregeling in te voeren zoals bedoeld in de wet Vermeend/Vreugdenhil. Een model-reglement van een spaar- loonregeling is opgenomen in Bijlage XIV.
9.
Een paritaire studiecommissie zal worden belast met de taak te inventariseren waar in de praktijk problemen bestaan inzake ‘gebruik, hergebruik en misbruik’ van redactional bijdragen die door journalisten in dienstverband zijn vervaardigd. Indien CAO-partijen beide constateren dat er sprake van een problematische situ- atie, zal er door de paritaire commissie verder gestudeerd worden op een procedure ter voorkoming van dergelijke problematische situaties.
Loopbaanbeleid
Vermeend/ Vreugdenhil
Studiecommissie Gebruik, herge- bruik en misbruik
Bijlage I
Voorwoord
Salarisgroepen, voorbeeld- functies en salarisschalen
Voorwoord bij de groeps- en voorbeeld-omschrijvingen in de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten
Om de functies binnen de vaktijdschriftjournalistiek te kunnen indelen in de ver- schillende salarisschalen, zijn in deze bijlage per functie-niveau één groepsom- schrijving en één of meer voorbeeldomschrijvingen opgenomen.
Een in te delen functie zal niet altijd precies overeenkomen met één van de voor- beeldfuncties maar met een deel ervan. Binnen kleine uitgeverijen worden verant- woordelijkheden die bij verschillende functies horen, vaak bij één persoon onder- gebracht. Ook kunnen binnen verschillende uitgeverijen met dezelfde functiebena- mingen verschillende taken en verantwoordelijkheden worden bedoeld.
Bij het indelen van de journalistieke functies moet dan ook worden uitgegaan van de taken waaruit iemands functie overwegend is opgebouwd. Vervolgens word(t)/(en) de voorbeeldfunctie(s) gezocht die daar het best bij aansluit(en). Om zeker te zijn dat met de juiste voorbeeldfunctie wordt vergeleken, dient ook de bijbehorende groeps- omschrijving erbij te worden betrokken. Die geeft immers het niveau aan dat van de betreffende journalistieke functie wordt verwacht.
Indien een journalist taken en verantwoordelijkheden in zijn functie heeft van ver- schillend functie-niveau en beide maken een substantieel deel van zijn werk uit, dan geldt het hoogste functieniveau.
Indien in de voorbeeldomschrijvingen gesproken wordt van aantallen personen (bij leidinggevende functies) dan wordt met een kleine groep bedoeld: tot ca. 5 perso- nen; met een middelgrote groep: tot ca. 15 personen; met een grote groep: meer dan ca. 15 personen.
Bij alle voorbeeldomschrijvingen kunnen de genoemde taken waar nodig worden uitgevoerd met behulp van beeldschermen en middels verschillende opmaak- en illustratiesoftwarepakketten.
De voorbeeldomschrijvingen zijn bedoeld om het niveau van de journalistieke func- ties te beoordelen, en niet als taakomschrijvingen voor vacatuurvervulling, beoor- deling van functioneren e.d.
Uitbouw van het salarisgebouw
- Schaal D wordt uitgebreid met één extra schaaltrede. Deze extra schaaltrede is discretionair, d.w.z. dat indeling in deze schaaltrede is uitsluitend kan geschie- den op basis van excellent functioneren, een en ander op voordracht van de hoofdredacteur, ter beoordeling van de werkgever.
Salarisgroep A
Partijen zijn overeengekomen dat Salarisgroep A in de praktijk niet meer toegepast wordt.
Van de salarisschaal behorende bij Salarisgroep A blijft uitsluitend schaaltrede 0 in stand ten behoeve van de bepaling van de leeftijdsschalen.
Salarisgroep B
Salarisgroep B heeft betrekking op werkzaamheden van meer gecompliceerde en/of gespecialiseerde aard. Van de betrokkene wordt een gerichte theoretische kennis en/of bredere algemene kennis vereist en enige praktijkervaring. Betrokkene dient de dagelijkse problemen binnen het eigen functiegebied te onderkennen en op te los- sen. De werkzaamheden worden volgens bepaalde richtlijnen met een ruime mate van zelfstandigheid verricht, gepaard gaande met een directe voortgangscontrole.
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Bureauredacteur, redacteur
Functietypering: Schrijven, bewerken en persklaar maken van kopij, volgens richt- lijnen en instructies
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Schrijven van nieuwsberichten en korte artikelen. Samenstellen van informatierubrieken met een niet overwegend specia- listisch karakter. Verrichten van nieuwsgaring via telefoon en schriftelijke bronnen. Eveneens ‘buiten de deur’: bezoeken van persconferenties en vakbijeenkomsten en afnemen van eenvoudige interviews.
Maken van voorselecties uit algemene en specialistische nieuwsbronnen. Afhande- len van minder specialistische vragen en tips van lezers en belanghebbenden; gericht kunnen doorverwijzen.
Redigeren van kopij voor wat betreft spelling, zinsbouw en vocabulaire (dus niet inhoudelijk)
Verrichten van correctiewerk op gezette kopij. Bestellen van illustratiemateriaal.
Voorbereiden van de opmaak van standaard pagina’s; ordenen van kopij en deze op lengte corrigeren.
Volgen van de produktieplanning en signaleren van afwijkingen. Verrichten van documentatietaken voor de redactie, freelancers en lezers.
Functie: Vormgever, opmaakredacteur
Functietypering:Verrichten van uitvoerende lay out- en/of opmaakwerkzaamheden volgens richtlijnen en instructies.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Verrichten van uitvoerende vormge- vingswerkzaamheden vooréén of meer tijdschriften. Geven van zetinstructies aan kopij. Binnen vastgestelde kaders (basis lay-out) verzorgen van de lay out van rubriekspagina’s en artikelen.
I
Salarisgroep A
Salarisgroep B
Bureauredacteur, redacteur
Vormgever, opmaak- redacteur
I
Salarisgroep C
Bureauredacteur, redacteur, verslaggever
Beeldmateriaal voorzien van instructies voor reproduktie. In concept aangeleverde (info-)grafieken en tabellen uitwerken. Opgemaakte pagina’s gereed maken voor levering aan drukkerij. Controleren van het eigen aandeel in de stroom van kopij en opgemaakte pagina’s en signaleren van afwijkingen ten opzichte van de produktie- planning.
Salarisgroep C
Salarisgroep C heeft betrekking op werkzaamheden van zeer gespecialiseerde aard. Van de betrokkene wordt een grondige specialistische theoretische kennis, aange- vuld met een ruime praktijkervaring. Betrokkene dient binnen het vak- en/of func- tiegebied voorkomende problemen te onderkennen, te analyseren en op te lossen en zo mogelijk hierop te anticiperen, zonder daarbij altijd op de opgedane kennis en ervaring te kunnen terugvallen. De werkzaamheden worden volgens algemene bin- nen het vakgebied geldende voorschriften met een grote mate van zelfstandigheid verricht, gepaard gaande met voortgangscontrole of steekproefsgewijze controle op de resultaten.
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Bureauredacteur, redacteur, verslaggever
Functietypering: Binnen de redactionele formule en planning van het blad initiëren, schrijven en bewerken van kopij in een aantal journalistieke genres.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Schrijven in verschillende journalistie- ke genres (in de regel niet opiniërend).
Maken van lay-out voorbereidingen, overleggen met de vormgever, suggesties doen voor visualisatie. Instrueren van fotografen en illustratoren.
De verschillende genres in aangeleverde kopij weten te herkennen en de kopij dien- overeenkomstig beoordelen.
Redigeren van berichten en minder gezichtsbepalende kopij, zowel taalkundig als inhoudelijk; controleren van het in de kopij verwerkte feitenmateriaal op grond van materiekennis; zorgen voor aanvullingen en correcties.
Verrichten van bronnenonderzoek. Verwerven van vakgerichte informatie en vaknieuws via relaties en nieuwe contacten. Op eigen initiatief nieuwe relaties aan- knopen in het vakgebied en entree weten te verkrijgen bij voor het blad belangrijke personen en instanties. Bedenken van onderwerpen, thema’s en rubrieken, zowel om zelf uit te voeren als voor het blad in het algemeen.
Vertegenwoordigen van het blad bij externe gebeurtenissen die voor het vakgebied relevant zijn (congressen, persconferenties, vakbeurzen, recepties etc.). Bij zulke gelegenheden actieve nieuwsgaring verrichten en zonodig redactionele bijdragen werven van specialisten.
Inzetbaar zijn voor alle voorkomende bureauredactionele taken, zoals nieuwsselec- tie, documentatie, nieuwsgaring, opmaakbegeleiding, produktiecoördinatie etc.
Functie: Vormgever, opmaakredacteur
Functietypering: Verrichten van ontwerp-, lay out- en/of opmaakwerkzaamheden en adviseren van de (hoofd)redactie(s) hierover.
Xxxx van het werk/verantwoordelijkheden: In nauw overleg met betrokken redac- tie(s) verrichten van vormgevingswerkzaamheden voor één of meer tijdschriften. Bedenken van vormgevingstechnische oplossingen voor redactionele wensen. Adviseren van (hoofd)redactie(s) over gewenste wijzigingen in basisvormgeving. Geven van zetinstructies aan kopij. Verzorgen van de lay out van artikelen en rubrie- ken. Vormgeven van omslagpagina’s. Beeldmateriaal voorzien van instructies voor reproduktie. Controleren van litho’s en andere reprodukties van beeldmateriaal op kwaliteit.
Vervaardigen van schetsen en werktekeningen voor specifieke onderdelen als covers, logo’s en vignetten. Opzetten en uitwerken van ideeën voor tabellen, info- grafieken en illustraties. Begeleiden van de produktie naar drukkerij en signaleren van afwijkingen ten opzichte van de planning.
Functie: Fotoredacteur, beeldredacteur
Functietypering: Verrichten van werkzaamheden voor het vervaardigen en/of ver- krijgen van beeldmateriaal.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: In overleg met redactie(s) uitvoeren van het foto- en/of beeldbeleid vooréén of meer tijdschriften. Verzamelen van foto’s, dia’s, tekeningen en andere illustraties in overleg met (hoofd)redactie(s). Xxxxxxxx- xxx van opdrachten aan fotografen en illustratoren. Zoeken van lokaties, attributen en modellen voor het maken van foto’s en regelen van de vereiste voorbereidingen. Beheren van archief voor beeldmateriaal. Onderhouden van contacten met fotogra- fen en stockbureaus. Beheren van fotobudgetten. Zorgdragen voor tijdige ontvangst van aangevraagd danwel in opdracht vervaardigd materiaal en dit controleren op kwaliteit.
Salarisgroep D
Salarisgroep D heeft betrekking op:
a. werkzaamheden van zeer gespecialiseerde aard, waarbij van de betrokkene een grondige specialistische theoretische en vakgerichte kennis wordt vereist, ver- kregen hetzij door een gerichte beroepsopleiding en praktijkervaring, hetzij door een zeer ruime praktijkervaring, alsmede een brede algemene kennis; òfwel
b. werkzaamheden van leidinggevende aard, waarbij afstemming van de werk- zaamheden op activiteiten van andere afdelingen is vereist.
Betrokkene dient de binnen het vak- en/of functiegebied voorkomende proble- men volledig te kunnen afhandelen en er op te anticiperen, zonder daarbij altijd op opgedane kennis en ervaring te kunnen terugvallen. De werkzaamheden worden volgens algemene voorschriften met een zeer grote mate van zelfstan- digheid verricht. Controle vindt steekproefsgewijze plaats op de resultaten.
Vormgever, I opmaak- redacteur
Fotoredacteur, beeldscherm- redacteur
Salarisgroep D
I
Vakredacteur
Eindredacteur
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Vakredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule en planning van het blad produce- ren en/of redigeren van kopij en beeld met een overwegend vakspecialistisch karak- ter.
Aard van hetwerk/verantwoordelijkheden: Informeren van hoofdredactie en mede- redacteuren over de ontwikkelingen op een voor het blad essentieel (deel)vakgebied waarvoor gespecialiseerde kennis vereist is. Adviseren van de hoofdredactie over de wijze en het tijdstip waarop dit specialisme in het blad aan bod komt of dient te komen.
Leggen en onderhouden van contacten met (belangrijke) specialisten op vakinhou- delijk niveau en volgen van relevante vakliteratuur. Verwerven van nieuws binnen het specialisme om vroegtijdig op de hoogte te zijn en primeurs te kunnen binnen- halen.
Schrijven van nieuwsberichten en openingsartikelen gerelateerd aan het vakspecia- lisme. Schrijven van gezichtsbepalende artikelen die bijdragen aan de autoriteit van het blad. Schrijven van opiniërende artikelen. Aandragen van ideeën en concreet materiaal voor de beeldinvulling van artikelen en overleggen met vormgevers en fotografen hierover.
Zoeken, werven en instrueren van freelance auteurs en conform richtlijnen dan wel in overleg met de hoofdredactie uitzetten van opdrachten. Beoordelen van aangele- verde kopij op inhoud en zonodig (laten) herschrijven.
Functie: Eindredacteur
Functietypering: Binnen de vastgestelde tijdsplanning produceren van ‘schone’ kopij en beeld en/of complete pagina’s op basis van aangeleverd ‘ruw’ materiaal en zelf uitgezette opdrachten; bewaken dat de produktie in de drukkerij conform de contractuele afspraken verloopt.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Beoordelen van kopij van de redactie en van externe medewerkers op plaatsbaarheid. Bewerken en redigeren van artikelen in verschillende genres; ook gezichtsbepalende artikelen.
Maken van koppen, intro’s, streamers en fotobijschriften.
Plannen van produkties met schrijvende journalisten, vormgevers, fotografen en illustratoren en zorgen voor een goede samenwerking van betrokkenen.
Leiding geven aan een of meer redactieleden voor wat betreft de dagelijkse voort- gang van het werk.
Opdrachten uitzetten bij externe auteurs, fotografen en illustratoren en hen begelei- den. Verrichten van beeldresearch om passend beeldmateriaal te genereren.
Vaststellen van de indeling en begeleiden van de opmaak van (een deel van) het blad. Zorgdragen voor de aanlevering van kopij, beeld en opgemaakte pagina’s aan de drukkerij volgens de overeengekomen planning.
Facturen van free-lancers controleren en accorderen. Bewaken van produktiekosten en voorkomen van budgetoverschrijdingen.
Bijdragen aan de ontwikkeling van de redactionele formule en aan de opstelling van het redactionele jaarplan.
Suggesties doen voor organisatorische verbeteringen op de redactie.
Functie: Xxxxxxxxxxxx, chefredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule van het blad met vaste regelmaat een groter onderdeel, katern of supplement van het blad (laten) produceren.
Xxxx xxx xxxxxxx/verantwoordelijkheden: Geroutineerd schrijven in verschillende genres, ook opiniërend; begeleiden en adviseren van minder ervaren collega’s.
Maken van produktieplanningen en bewaken van de produktievoortgang en de deadlines. Zorgen voor voldoende kopijvoorraad en tijdig oplossen van eventuele stagnatie van de produktie.
Onderhouden van vaste contacten met vormgeving en drukkerij; coördineren van de tijdige aanlevering van materiaal aan deze partijen.
Beoordelen van kopij, ook van derden, op bruikbaarheid.
Bewerken van kopij in laatste instantie (dus als eindredacteur); gezichtsbepalende artikelen redigeren.
Plannen van produkties met schrijvende journalisten, vormgevers, fotografen en illustratoren en zorgen voor een goede samenwerking van betrokkenen.
Leiding geven aan een of meer redactieleden voor wat betreft de dagelijkse voort- gang van het werk.
Opdrachten uitzetten bij en begeleiden van externe medewerkers en fotografen. Begeleiden van de opmaak van (een deel van) het blad.
Bewaken van de produktiekosten en signaleren/voorkomen van budgetoverschrij- dingen.
Bijdragen aan de ontwikkeling van de redactionele formule en aan de opstelling van het redactionele jaarplan.
Doen van suggesties voor organisatorische verbeteringen op de redactie. Vervullen van representatietaken namens het blad.
Functie: Beeldredacteur
Functietypering: Binnen redactionele formule(s) en planning ontwikkelen en uit- voeren van foto- en beeldbeleid.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: In overleg met (hoofd)redactie(s) bepa- len van het foto- en beeldbeleid vooréén of meer tijdschriften. Meedenken over de inhoud en planning van te produceren nummers en over een bij de onderwerpen pas- sende (beeld-)aanpak. Voorstellen doen voor een integrale aanpak van series en foto- reportages. Op basis van vak-inhoudelijke kennis meebepalen welke informatie in tekstvorm en welke in beeldvorm zal worden overgedragen. Aangeven op welke wijze voorstellen in deze zullen worden uitgevoerd.
Bedenken, voorbereiden en uitvoeren van ideeën voor beeldvervaardiging. Vers- trekken van opdrachten aan fotografen en illustratoren. Zoeken van lokaties, attri- buten en modellen voor het maken van foto’s. Als producent, zonodig op lokatie, lei- ding geven aan de vervaardiging van foto- en beeldmateriaal. Zorgdragen voor tijdige ontvangst van in opdracht vervaardigd danwel aangevraagd materiaal en dit controleren op kwaliteit.
Beheren van archief beeldmateriaal, signaleren van specifieke tekortkomingen en nemen van maatregelen voor aanvulling. Opzetten en onderhouden van een netwerk voor contacten met fotografen en stockbureaus in binnen- en buitenland. Beheren van budgetten voor beeldmateriaal.
Rubriekschef, I
chefredacteur
Beeldredacteur
I Vormgever, chef vormgeving
Salarisgroep E
Vakredacteur
Functie: Vormgever, chef vormgeving
Functietypering: Binnen redactionele formule(s) en planning ontwikkelen en reali- seren van het vormgevingsbeleid; leiden van een afdeling vormgeving.
Aard van het: werk/verantwoordelijkheden: In nauwe samenwerking met betrokken redactie(s) verzorgen van de grafische vormgeving vanéén of meer tijdschriften. Adviseren van (hoofd)redactie(s) over te kiezen vormgevingsmiddelen en over soort en kwaliteit van het beeldmateriaal. Ontwikkelen van normen en richtlijnen voor basis lay-outs. Op grond van grafische vakkennis adviseren van (hoofd)redac- tie(s) over technieken en processen voor reproduktie en vervaardiging.
Ontwerpen van covers, logo’s en vignetten. Voorbereiden en begeleiden van het pro- ces van (re)styling van tijdschriften door derden, xxxxxx dit zelf verzorgen. Ont- wikkelen en (laten) uitvoeren van ideeën voor tabellen, infografieken en illustraties. Instrueren van fotografen en andere producenten van beeldmateriaal. Verzorgen van de indeling van tijdschriften.
Leiding geven aanéén of meer vormgevers voor wat betreft de dagelijkse gang van zaken van het werk. Controleren van produktie tussen redactie en drukkerij op kwantiteit, kwaliteit en tijdige levering.
Salarisgroep E
Salarisgroep E heeft betrekking op:
a. werkzaamheden van een zodanig karakter en niveau dat vanuit het eigen vakge- bied, een bijdrage wordt geleverd aan het bestuur en beleid van de onderneming. Deze werkzaamheden vereisen een volledige beheersing van het eigen vakge- bied, enige kennis van aangrenzende vakgebieden en een brede bedrijfserva- ring; en/of
b. werkzaamheden van leidinggevende aard, waarbij afstemming van de werk- zaamheden op activiteiten van andere afdelingen is vereist.
Binnen het kader van de gestelde beleidslijnen wordt een zelfstandige behande- ling respectievelijk behartiging van veelal gecompliceerde en in breder verband doorwerkende zaken respectievelijk belangen vereist, veelal gepaard aan een wel overwogen eigen aanpak en gedragsbepaling. De zelfstandigheid wordt evenwel nog beperkt door enerzijds een in beleidslijnen gesteld raamwerk, waaraan functionaris de resultaten van zijn werkzaamheden moet toetsen en anderzijds een plicht tot regelmatig rapporteren.
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Vakredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule en planning van het blad (laten) produceren van vakspecialistische kopij en beeld die mede toonaangevend zijn op het betreffende vakgebied en mede gezichtsbepalend voor het blad; adviseren van de hoofdredactie over de redactionele dekking van bepaalde (deel)specialismen.
Xxxx van het werk/verantwoordelijkheden:Als onder D (vakredacteur), maar dan op een hoog niveau. Kenmerken:
- Benutten van specialistische kennis die is opgebouwd door middel van voort- durende studie en uitgebreide werkervaring binnen een voor het blad essentieel vakgebied.
- Mede vervullen van de rol van klankbord, vraagbaak en adviseur binnen (en regelmatig ook buiten) de redactie op grond van dit specialisme
- Weten te behouden van het aanzien van het blad in vakkringen door middel van trendsettende en vernieuwende bijdragen
Functie: Eindredacteur/chefredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule verzorgen van de produktie van een dagelijks of wekelijks verschijnend blad of van een minder frequente uitgave waarvoor geen aparte hoofdredacteur is aangesteld.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Als onder D (chefredacteur, eindredac- teur), maar dan met een groter redactioneel team en/of met een bredere verantwoor- delijkheid. Kenmerken:
- verzorgen van het gehele produktietraject van de betrokken uitgave, lopend van het maken van deelplanningen en het uitzetten van opdrachten tot het beoorde- len van kopij en beeld en het begeleiden van de opmaak
- leiding geven aan enkele redactieleden, inclusief het voeren van functione- ringsgesprekken, het doen van salarisvoorstellen, het regelen van de onderlinge taakverdeling etc.
Salarisgroep F
Salarisgroep F heeft betrekking op:
a. werkzaamheden van een zodanig karakter en niveau, dat een directe invloed wordt uitgeoefend op het bestuur en beleid van de onderneming, leidende tot de conceptie van beleidsbeslissingen. De werkzaamheden vereisen een volledige beheersing van het eigen vakgebied, kennis van aangrenzende vakgebieden en bestuurlijke ervaring; èn
b. werkzaamheden gericht op het zelfstandig ontwikkelen en realiseren van een deel van het bestuur en beleid van de onderneming, waarbij leiding wordt gege- ven aan medewerkers, belast met functies van leidinggevende en/of specialisti- sche aard.
Betrokkene zal de realisering van de genoemde beleidsbeslissingen dienen te plannen, te bewaken en te evalueren. Binnen het kader van de doelstelling van de onderneming wordt een zelfstandige vakbeoefening en een eigen oordeels- vorming vereist, rekening houdend met interne en externe ontwikkelingen op diverse terreinen (commercieel, financieel, economisch en sociaal) en hun onderlinge samenhang. De resultaten van de werkzaamheden worden met het management geëvalueerd tegen de achtergrond van de doelstellingen van de onderneming.
c. De zeer gezaghebbende en gezichtsbepalende redacteuren, die tevens de naas- te medewerkers van de hoofdredacteur zijn en met hem het algemene beleid bin- nen de redactionele formule van het blad bepalen. De journalisten zijn veelal door hun specifieke functie van zeer uitzonderlijke betekenis voor het blad en
I
Eind- redacteur/ chefredacteur
Salarisgroep F
I
Vakredacteur
Hoofdredacteur, adjunct-hoofdre- dacteur
bezitten een grote mate van gezaghebbende deskundigheid binnen het vakge- bied waarin zij werkzaam zijn.
VOORBEELDFUNCTIE-OMSCHRIJVINGEN
Functie: Vakredacteur
Functietypering: Binnen de redactionele formule en planning van het blad (laten) produceren van vakspecialistische kopij en beeld die toonaangevend zijn op het betreffende vakgebied en gezichtsbepalend voor het blad; adviseren van de hoofd- redactie over de redactionele dekking van bepaalde (deel)specialismen.
Xxxx van het werk/verantwoordelijkheden: als onder E (vakredacteur) maar dan op een zeer hoog niveau. Kenmerken:
- Benutten van specialistische kennis die is opgebouwd door middel van voort- durende studie en uitgebreide werkervaring binnen een voor het blad essentieel vakgebied.
- Vervullen van de rol van klankbord, vraagbaak en adviseur binnen en buiten de redactie op grond van dit specialisme.
- Ontwikkelen en versterken van het aanzien van het blad in vakkringen door middel van trendsettende en vernieuwende bijdragen.
- Het onderhouden en het uitbreiden van een netwerk van deskundigen op het vakgebied, zowel nationaal als internationaal.
Functie: Hoofdredacteur, adjunct-hoofdredacteur
Functietypering: Binnen de aangegeven uitgeefdoelstellingen de toevertrouwde titel en eventuele afgeleide produkten (verder) ontwikkelen en deze met behulp van een capabel en gemotiveerd team op tijd en binnen de vastgestelde budgetten pro- duceren.
Aard van het werk/verantwoordelijkheden: Ontwikkelen en bewaken van de redac- tionele formule. Zorgen voor de samenstelling en instandhouding van het redactio- nele team; opleiden en ontwikkelen van redactieleden en zorgen voor de onderlinge taakverdeling en samenwerking. Opstellen van de redactionele jaarbegroting en deze bij de uitgever verantwoorden en verdedigen. Beheren van de redactionele bud- getten en voorkomen van overschrijdingen.
Representeren van het blad als ‘autoriteit’ in vakkringen (bijvoorbeeld in panels, forums) en tegenover de pers. (Laten) signaleren van alle voor het vak belangrijke ontwikkelingen en trends. Vertalen van vakontwikkelingen naar de redactionele invulling met als uitgangspunt de lezersdoelgroep(en) van het blad. Werven van freelance auteurs; bepalen wanneer auteurs/columnisten afscheid moeten nemen. Prioriteiten stellen in de redactionele invulling; bepalen van de keuze voor openings- en andere beeldbepalende artikelen; zorgen dat het blad een herkenbare uitstraling krijgt naar de lezers en bewaken van de toon en wijze van presentatie van de artike- len. Voortdurend beoordelen van de uitgave op tekstuele en visuele kwaliteiten; samen met de redactie (schrijvende redactieleden en vormgevers) ontwikkelen van kwaliteitsnormen en richtlijnen voor visualisatie. Zorgen dat de redactie handelt binnen de gedragscode en beroepsethiek van journalisten. Het redactionele concept
vertalen in concrete opdrachten aan redacteuren, vormgevers en externe auteurs. Een blad kunnen restylen en de gekozen vernieuwingen in het redactionele team geaccepteerd weten te krijgen. Eventueel vervullen van produktietaken, bijvoor- beeld (een deel van) de eindredactie.
Salarisgroep G
Salarisgroep G heeft betrekking op:
a. werkzaamheden van een zodanig karakter en niveau, dat een directe invloed wordt uitgeoefend op het bestuur en beleid van de onderneming. Het betreft een blad of pakket bladen dat van substantieel belang is voor de strategie en het resultaat van de onderneming. Er is sprake van het bewerken van gecompliceer- de en conjunctuur-gevoelige markten. De werkzaamheden vereisen kennis op gerijpt professioneel niveau gericht op toepassing/beheersing van veelomvat- tende werkwijzen, methoden en procedures, alsmede van de theoretische grondslagen van het vakgebied en de werkterreinen en de samenhang met ande- re vakgebieden en werkterreinen en inzicht in maatschappelijke ontwikkelin- gen; èn
b. werkzaamheden gericht op het zelfstandig ontwikkelen en realiseren van een deel van het bestuur en beleid van de onderneming, waarbij leiding wordt gege- ven aan medewerkers, belast met functies van leidinggevende en/of specialisti- sche aard (intern en extern), met sterk uiteenlopende specialismen binnen het journalistieke en redactionele takenveld. Betrokkene is verantwoordelijk voor integratie en coördinatie van de werkzaamheden binnen de organisatorische eenheid.
Betrokkene zal de realisering van het overeengekomen beleid dienen te plan- nen, bewaken en evalueren. Voor de uitoefening van de functie zijn middelen en mogelijkheden slechts aangegeven in de vorm van beleidslijnen. Aan betrokke- ne worden dienovereenkomstige eisen gesteld met betrekking tot de vaardighe- den om moderne tijdschriften te maken en/of andere gespecialiseerde eigen- tijdse informatie-media te (doen) produceren.
Binnen het kader van de doelstellingen van de onderneming is een zelfstandige oordeelsvorming vereist, rekening houdend met interne en externe ontwikke- lingen op diverse terreinen (commercieel, financieel, economisch, sociaal) en hun onderlinge samenhang.
De resultaten van de werkzaamheden worden mede beoordeeld op merkbare consequenties voor de middellange en lange termijn.
VOORBEELD-FUNCTIEOMSCHRIJVING
Functie: Hoofdredacteur
Functietypering: Binnen de aangegeven uitgeefdoelstellingen de toevertrouwde titel(s) en afgeleide produkten ontwikkelen en deze met behulp van een capabel en gemotiveerd redactioneel team (van middelgrote omvang) op tijd en binnen de vast- gestelde budgetten produceren.
I
Salarisgroep G
Hoofdredacteur
I
Salarisgroep H
Hoofdredacteur
Aard van het werk/verantwoordelijkheden:Als onder F (hoofdredacteur), maar met een zwaardere leidinggevende verantwoordelijkheid en een groter afbreukrisico. Dit afbreukrisico is te bepalen in relatie tot omzet en oplage, de beoogde of te ver- dedigen marktpositie (leider, volger, monopolist), de mate waarin de hoofdredac- teur te maken heeft met strijdige belangen (lezersdoelgroepen, adverteerders, redac- tieraad, gelieerde vakverenigingen etc.), breedte van de redactionele formule en niveau en vereiste diepgang van de inhoud van de uitgaven.
Salarisgroep H
Salarisgroep H heeft betrekking op:
dezelfde werkzaamheden als genoemd onder G, maar is van toepassing op hoofdre- dacteuren van bladen die van substantieel belang zijn voor het resultaat en/of de stra- tegie van de onderneming en die wat specialismen en redactionele omvang betreft tot de hoogste categorie vakbladen gerekend kunnen worden.
VOORBEELD-FUNCTIEOMSCHRIJVING
Functie: Hoofdredacteur
Functietypering: Binnen de aangegeven uitgeefdoelstellingen de toevertrouwde titel(s) en afgeleide produkten ontwikkelen en deze met behulp van een capabel en gemotiveerd redactioneel team (van grote omvang) op tijd en binnen de vastgestel- de budgetten produceren.
Xxxx van het werk/verantwoordelijkheden: als onder G (hoofdredacteur), maar met een zwaardere leidinggevende verantwoordelijkheid en een groter afbreukrisico.
Xxx voor het Vaktijdschriftjournalisten
57
Maandsalarissen per 1 januari 1999
Leeftijd | A | staffel |
16 jaar | 40 % | |
17 jaar | 45 % | |
18 jaar | 52,5 % | |
19 jaar | 60 % | |
20 jaar | 2064,66 | 70 % |
21 jaar | 2359,62 | 80 % |
22 jaar | 2654,57 | 90 % |
minimum(jeugd)loon per 1 januari 1999 | |
23 jaar | 2345,20 |
22 jaar | 1993,40 |
21 jaar | 1700,30 |
20 jaar | 1442,30 |
19 jaar | 1231,20 |
18 jaar | 1067,10 |
17 jaar | 926,40 |
16 jaar | 809,10 |
Schaaltreden | A | B | C | D | E | F | G | H | ||||
0 | 2949,52 | 3168,51 | 3474,95 | 4085,76 | 4535,09 | 5033,28 | 5555,72 | 6095,54 | ||||
1 | 3243,93 | 3575,95 | 4207,25 | 4663,52 | 5177,68 | 5711,73 | 6265,49 | |||||
2 | 3319,32 | 3676,95 | 4328,79 | 4792,01 | 5322,11 | 5867,72 | 6435,44 | |||||
3 | 3394,77 | 3777,93 | 4450,27 | 4920,46 | 5466,53 | 6023,71 | 6605,39 | |||||
4 | 3470,16 | 3878,93 | 4571,81 | 5048,91 | 5610,96 | 6179,68 | 6775,34 | |||||
5 | 3545,58 | 3979,89 | 4693,32 | 5177,36 | 5755,35 | 6335,67 | 6945,29 | |||||
6 | 3620,98 | 4080,92 | 4814,82 | 5305,82 | 5899,77 | 6491,68 | 7115,24 | |||||
7 | 3696,41 | 4181,92 | 4936,36 | 5434,28 | 6044,20 | 6647,65 | 7285,19 | |||||
8 | 3771,81 | 4282,89 | 5057,86 | 5562,72 | 6188,61 | 6803,65 | 7455,14 | |||||
9 | 3847,24 | 4383,91 | 5179,37 | 5691,20 | 6333,02 | 6959,63 | 7625,09 | |||||
10 | 3922,61 | 4484,91 | 5300,88 | 5819,63 | 6477,46 | 7115,62 | 7795,04 | |||||
11 | 3998,05 | 4585,89 | 5422,38 | 5948,07 | 6621,87 | 7271,62 | 7964,99 | |||||
12 | 4686,87 | 5543,90 | 6076,56 | 6766,30 | 7427,62 | 8134,94 | ||||||
13 | 4787,88 | 5665,41 | 6205,01 | 6910,70 | 7583,60 | 8304,89 | ||||||
14 | * | 5786,91 | 6333,48 | 7055,10 | 7739,58 | 8474,84 | ||||||
* | 6462,22 | * | 7199,70 | * | 7895,98 | * | 8644,79 | |||||
* | 7343,90 | * | 8051,51 | * | 8814,74 | |||||||
* | 8207,04 | * | 8984,69 |
Xxx voor het Vaktijdschriftjournalisten
Maandsalarissen per 1 juli 1999
58
(verhoogd met 2,75% t.o.v. de salarissen per 1 januari 1999)
Leeftijd | A | staffel |
16 jaar | 40 % | |
17 jaar | 45 % | |
18 jaar | 52,5 % | |
19 jaar | 60 % | |
20 jaar | 2122 | 70 % |
21 jaar | 2425 | 80 % |
22 jaar | 2728 | 90 % |
minimum(jeugd)loon per 1 januari 1999 | |
23 jaar | 2345,20 |
22 jaar | 1993,40 |
21 jaar | 1700,30 |
20 jaar | 1442,30 |
19 jaar | 1231,20 |
18 jaar | 1067,10 |
17 jaar | 926,40 |
16 jaar | 809,10 |
Schaaltreden | A | B | C | D | E | F | G | H | ||||
0 | 3031 | 3256 | 3571 | 4199 | 4660 | 5172 | 5709 | 6264 | ||||
1 | 3334 | 3675 | 4323 | 4792 | 5321 | 5869 | 6438 | |||||
2 | 3411 | 3779 | 4448 | 0000 | 0000 | 0000 | 6613 | |||||
3 | 3489 | 3882 | 4573 | 5056 | 5617 | 6190 | 6788 | |||||
4 | 0000 | 0000 | 0000 | 5188 | 5766 | 6350 | 6962 | |||||
5 | 3644 | 4090 | 4823 | 5320 | 5914 | 6510 | 7137 | |||||
6 | 3721 | 4194 | 4948 | 5452 | 6063 | 6671 | 7311 | |||||
7 | 0000 | 0000 | 0000 | 5584 | 6211 | 6831 | 7486 | |||||
8 | 3876 | 4401 | 5197 | 5716 | 6359 | 6991 | 7661 | |||||
9 | 3954 | 4505 | 5322 | 5848 | 6508 | 7152 | 7835 | |||||
10 | 0000 | 0000 | 0000 | 5980 | 6656 | 7312 | 8010 | |||||
11 | 4108 | 4713 | 5572 | 0000 | 0000 | 0000 | 8185 | |||||
12 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 7632 | 8359 | ||||||
13 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 7793 | 8534 | ||||||
14 | * | 5947 | 6508 | 7250 | 7953 | 8708 | ||||||
* | 6640 | * | 7398 | * | 8114 | * | 8883 | |||||
* | 7546 | * | 8273 | * | 9058 | |||||||
* | 8433 | * | 9232 |
Xxx voor het Vaktijdschriftjournalisten
Maandsalarissen per 1 januari 2000
59
(verhoogd met 1,50% t.o.v. de salarissen per 1 juli 1999)
Leeftijd | A | staffel |
16 jaar | 40 % | |
17 jaar | 45 % | |
18 jaar | 52,5 % | |
19 jaar | 60 % | |
20 jaar | 2154 | 70 % |
21 jaar | 2462 | 80 % |
22 jaar | 2770 | 90 % |
minimum(jeugd)loon per 1 januari 1999 | |
23 jaar | 2345,20 |
22 jaar | 1993,40 |
21 jaar | 1700,30 |
20 jaar | 1442,30 |
19 jaar | 1231,20 |
18 jaar | 1067,10 |
17 jaar | 926,40 |
16 jaar | 809,10 |
Schaaltreden | A | B | C | D | E | F | G | H | ||||
0 | 0000 | 0000 | 0000 | 4262 | 4730 | 5250 | 5795 | 6358 | ||||
1 | 3385 | 3731 | 4388 | 4864 | 5401 | 5958 | 6535 | |||||
2 | 3463 | 3836 | 4515 | 4998 | 5552 | 6121 | 6713 | |||||
3 | 3542 | 3941 | 4642 | 5132 | 5702 | 6283 | 6890 | |||||
4 | 3620 | 4046 | 4769 | 5266 | 5853 | 6446 | 7067 | |||||
5 | 3699 | 4152 | 4896 | 5400 | 6003 | 6608 | 7245 | |||||
6 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 7421 | |||||
7 | 3856 | 4362 | 5150 | 5668 | 6305 | 6934 | 7599 | |||||
8 | 3935 | 4468 | 5275 | 5802 | 6455 | 7096 | 7776 | |||||
9 | 4014 | 4573 | 5402 | 5936 | 6606 | 7260 | 7953 | |||||
10 | 4092 | 4679 | 5529 | 6070 | 6756 | 7422 | 8131 | |||||
11 | 4170 | 4784 | 5656 | 0000 | 0000 | 0000 | 8308 | |||||
12 | 0000 | 0000 | 0000 | 7058 | 7747 | 8485 | ||||||
13 | 4994 | 5910 | 6472 | 7208 | 7910 | 8663 | ||||||
14 | * | 6037 | 6606 | 7359 | 8073 | 8839 | ||||||
* | 6740 | * | 7509 | * | 8236 | * | 9017 | |||||
* | 7660 | * | 8398 | * | 9194 | |||||||
* | 8560 | * | 9371 |
Xxx voor het Vaktijdschriftjournalisten
Maandsalarissen per 1 juli 2000
60
(verhoogd met 1,25% t.o.v. de salarissen per 1 januari 2000)
Leeftijd | A | staffel |
16 jaar | 40 % | |
17 jaar | 45 % | |
18 jaar | 52,5 % | |
19 jaar | 60 % | |
20 jaar | 2182 | 70 % |
21 jaar | 2493 | 80 % |
22 jaar | 2805 | 90 % |
minimum(jeugd)loon per 1 januari 1999 | |
23 jaar | 2345,20 |
22 jaar | 1993,40 |
21 jaar | 1700,30 |
20 jaar | 1442,30 |
19 jaar | 1231,20 |
18 jaar | 1067,10 |
17 jaar | 926,40 |
16 jaar | 809,10 |
Schaaltreden | A | B | C | D | E | F | G | H | ||||
0 | 3116 | 3347 | 3671 | 4316 | 4790 | 5316 | 5868 | 6438 | ||||
1 | 3428 | 3778 | 4443 | 4925 | 5469 | 6033 | 6617 | |||||
2 | 3507 | 3884 | 4572 | 5061 | 5622 | 6198 | 6797 | |||||
3 | 3587 | 3991 | 4701 | 5197 | 5774 | 6362 | 6977 | |||||
4 | 3666 | 4097 | 4829 | 5332 | 5927 | 6527 | 7156 | |||||
5 | 3746 | 4204 | 4958 | 5468 | 6079 | 6691 | 7336 | |||||
6 | 3825 | 4311 | 5086 | 5604 | 6231 | 6857 | 7514 | |||||
7 | 3905 | 4417 | 5215 | 5739 | 6384 | 7021 | 7694 | |||||
8 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 6536 | 7185 | 7874 | |||||
9 | 4065 | 4631 | 5470 | 6011 | 6689 | 7351 | 8053 | |||||
10 | 0000 | 0000 | 0000 | 6146 | 6841 | 7515 | 8233 | |||||
11 | 4223 | 4844 | 5727 | 6282 | 6994 | 7680 | 8412 | |||||
12 | 4951 | 5856 | 6418 | 7147 | 7844 | 8592 | ||||||
13 | 0000 | 0000 | 0000 | 7299 | 8009 | 8772 | ||||||
14 | * | 6113 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | ||||||
* | 6825 | * | 7603 | * | 8339 | * | 9130 | |||||
* | 7756 | * | 8503 | * | 9309 | |||||||
* | 8667 | * | 9489 |
Xxx voor het Vaktijdschriftjournalisten
Maandsalarissen per 1 december 2000
61
(verhoogd met 0,85% t.o.v. de salarissen per 1 juli 2000)
Leeftijd | A | staffel |
16 jaar | 40 % | |
17 jaar | 45 % | |
18 jaar | 52,5 % | |
19 jaar | 60 % | |
20 jaar | 2201 | 70 % |
21 jaar | 2515 | 80 % |
22 jaar | 2829 | 90 % |
minimum(jeugd)loon per 1 januari 1999 | |
23 jaar | 2345,20 |
22 jaar | 1993,40 |
21 jaar | 1700,30 |
20 jaar | 1442,30 |
19 jaar | 1231,20 |
18 jaar | 1067,10 |
17 jaar | 926,40 |
16 jaar | 809,10 |
Schaaltreden | A | B | C | D | E | F | G | H | ||||
0 | 3143 | 3376 | 3703 | 4353 | 4831 | 5362 | 5918 | 6493 | ||||
1 | 3458 | 3811 | 4481 | 4967 | 5516 | 6085 | 6674 | |||||
2 | 3537 | 3918 | 4611 | 5105 | 5670 | 6251 | 6855 | |||||
3 | 3618 | 4025 | 4741 | 5242 | 5824 | 6417 | 7037 | |||||
4 | 3698 | 4132 | 4871 | 5378 | 5978 | 6583 | 7217 | |||||
5 | 3778 | 4240 | 5001 | 5515 | 6131 | 6748 | 7399 | |||||
6 | 3858 | 4348 | 5130 | 5652 | 6284 | 6916 | 7578 | |||||
7 | 3939 | 4455 | 5260 | 5788 | 6439 | 7081 | 7760 | |||||
8 | 4019 | 4563 | 5387 | 5925 | 6592 | 7247 | 7941 | |||||
9 | 4100 | 4671 | 5517 | 6063 | 6746 | 7414 | 8122 | |||||
10 | 0000 | 0000 | 0000 | 6199 | 6900 | 7579 | 8303 | |||||
11 | 4259 | 4886 | 5776 | 6336 | 7054 | 7746 | 8484 | |||||
12 | 4994 | 5906 | 6473 | 7208 | 7911 | 8666 | ||||||
13 | 5100 | 6035 | 6609 | 7362 | 8078 | 8847 | ||||||
14 | * | 6165 | 6746 | 7515 | 8244 | 9027 | ||||||
* | 6884 | * | 7668 | * | 8410 | * | 9208 | |||||
* | 7822 | * | 8576 | * | 9389 | |||||||
* | 8741 | * | 9570 |
Bijlage II
Structurele salarisverhogingen in 1999 en 2000
De salarissen/salarisschalen worden als volgt verhoogd:
- per 1 juli 1999: | 2,75 % |
- per 1 januari 2000: | 1,50 % |
- per 1 juli 2000: | 1,25 % |
- per 1 december 2000: | 0,85 % |
Bijlage III-A Minimum pensioenvoorwaarden
(Artikel 24 lid a. xxx xx XXX)
I.
De werknemer wordt opgenomen in de pensioenregeling op de eerste dag van de maand waarin de hij in dienst treedt, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 25-jarige leeftijd bereikt.
II.
Voor alle (gewezen) deelnemers is de pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Het is evenwel wenselijk om de pen- sioenleeftijd (actuarieel neutraal) flexibel te maken.
III.
Het pensioensalaris is het jaarsalaris (= 12 x het maandsalaris van de deelnemer per 1 januari) verhoogd met de vakantietoeslag op jaarbasis. Met ingang van het jaar waarin de 56-jarige leeftijd wordt bereikt, wordt de jaarlijkse stijging van het pen- sioensalaris gemaximeerd op de algemene aanpassing van de salarissen in het Boe- ken- / Tijdschriftuitgeverijbedrijf.
IV.
De franchise is gelijk aan 20/7 maal het jaarbedrag van de “voor-Oortse” uitkering per 1 januari van enig jaar, ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx (inclusief de structurele verhogingen en inclusief de vakantietoeslag) voor een gehuwde met een echtgenoot/echtgenote die 65 jaar of ouder is.
Er wordt evenwel een dringende aanbeveling gedaan in de pensioenregeling een geleidelijke verlaging van de franchise te realiseren, in overeenstemming met de maatschappelijke ontwikkelingen.
V.
De pensioengrondslag is het verschil tussen het pensioensalaris en de AOW-fran- chise.
VI.
Het ouderdomspensioen per jaar is gelijk aan de middelsom over de laatste vijf jaren van het hieronder bij a. en b. genoemde:
a. 1,75% per deelnemersjaar van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, die niet hoger wordt gesteld dan op het bedrag van het maximumpremieplichtig loon WAO op jaarbasis minus de AOW-franchise vermeerderd met:
b. 1% per deelnemersjaar van het bedrag waarmee de laatst vastgestelde pen- sioengrondslag het onder a. bedoelde maximale bedrag overtreft.
Indien het bovenstaande niet te realiseren valt, gelet op het in punt XIV genoemde kostenpercentage, zal in plaats van een vijfjaars gemiddelde voor de berekening van het ouderdomspensioen worden uitgegaan van een gemiddelde over zoveel meer dan vijf jaren als gedekt kan worden door het genoemde kostenpercentage.
N.B. Er wordt opgewezen dat een wijziging van het opbouwpercentage een middel kan zijn om kosten van de verlaging van de franchise, zoals hierboven aanbevolen onder IV, te compenseren.
Tijdstip opname in een pensioen- regeling
Pensioendatum
Pensioensalaris
Franchise
Pensioen- grondslag
Ouderdoms- pensioen per jaar
III-A
Nabestaanden- pensioen
Uitruil ouder- domspensioen en nabestaanden- pensioen
Wezenpensioen
Maximum
Ingegane pensioenen
Rechten bij ontslag
Vrijstelling van deelnemers- bijdrage
VII.
a. Het recht op partnerpensioen bestaat indien het huwelijk/partnerschap is geslo- ten/aangegaan vóór de pensioendatum.
Het partnerpensioen bedraagt 70% van het op het moment van overlijden in het vooruitzicht gestelde ouderdomspensioen, waarbij voor elk jaar dat de overle- vende partner méér dan 10 jaar jonger is dan de (gewezen) deelnemer, het part- nerpensioen gekort wordt met 3%.
b. Met ingang van 1 januari 2000 heeft een (gewezen) deelnemer het recht om op de pensioendatum opgebouwd nabestaandenpensioen in te ruilen voor ouder- domspensioen. De wijze waarop dit kan geschieden dient in de pensioenrege- ling te worden opgenomen.
VIII.
Het wezenpensioen bedraagt 14% van het op het moment van overlijden van de (gewezen) deelnemer in het vooruitzicht gestelde ouderdomspensioen voor elk kind van de (gewezen) deelnemer. In dit artikel wordt onder kind verstaan: het wettige, gewettigde of geadopteerde kind van de werknemer tot de 18-jarige leeftijd danwel, indien en zolang het kind vanaf de 18-jarige leeftijd onderwijs of een beroepsoplei- ding volgt in de zin van de Wet op de Studiefinanciering of de Algemene Kinderbij- slagwet, uiterlijk tot en met de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt. Niet als kind worden aangemerkt zij die een uitkering genieten ingevolge de Wet Wajong.
IX.
Het totaal van alle nabestaanden- en wezenpensioenen, waar ook verworven, exclu- sief de ANW-uitkering, wordt - gerekend naar de hoogte van deze pensioenen bij ingang - gemaximeerd op 80% van de pensioengrondslag van de (gewezen) deelne- mer op het moment van overlijden.
X.
Het is wenselijk in de pensioenregeling een bepaling op te nemen aangaande jaar- lijkse verhoging van ingegane pensioenen.
XI.
a. Heeft bij tussentijds ontslag het deelnemerschap minder dan één jaar geduurd, dan ontvangt de deelnemer de door hem betaalde bijdragen terug en ontstaat geen recht op pensioen, behalve in het geval de pensioenaanspraken mede zijn ontleend aan het dienstverband met een vorige werkgever door toepassing van waarde-overdracht.
b. Bij tussentijds ontslag na een deelnemerschap van één jaar of langer blijven de aanspraken op basis van de voorwaarden behouden, berekend naar de op de datum van ontslag verstreken deelnemersjaren.
XII.
Wanneer op grond van volledige arbeidsongeschiktheid (ingevolge WAZ/WAO) de dienstbetrekking eindigt, eindigt, behoudens het bepaalde dienaangaande in punt X, tevens de verplichting tot betaling van de deelnemersbijdrage. De opbouw der pen- sioenrechten wordt voortgezet op basis van de op het moment van het einde van het deelnemersschap geldende gemiddelde over de afgelopen vijf jaren vastgestelde pensioengrondslag, met inachtneming van de deelnemersjaren, welke bij voortzet- ting van de dienstbetrekking te bereiken zouden zijn.
Indien ten gevolge van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid het arbeidspercentage van een werknemer wordt verminderd, geldt met betrekking tot de minder gewerk- te uren het vorenstaande naar rato van de vermindering van het arbeidspercentage en wordt gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend.
Hierbij geldt de staffel die bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO wordt aangehouden voor die pensioenregelingen die op 1 juli 1998 in deze nog geen regeling hadden getroffen.
XIII.
Indien het huwelijk c.q. partnerschap van de deelnemer eindigt anders dan door overlijden, verkrijgt de gewezen echtgeno(o)t(e) c.q. partner van de deelnemer recht op dat deel van het nabestaandenpensioen dat ook zou zijn verkregen indien op de datum van beëindiging van het huwelijk c.q. partnerschap de deelnemer met ontslag was gegaan.
XIV.
De werkgever is niet gehouden per jaar méér dan 18% (inclusief de deelnemersbij- drage) van het totaal der pensioengrondslagen van de deelnemers in zijn bedrijf te besteden aan een pensioenregeling.
Het aandeel van de deelnemers zal 1/3 deel van de totaal door de werkgever ver- schuldigde pensioenpremie bedragen.
XV.
De navolgende dispensatiemogelijkheid is niet van toepassing op partnerpensioen. Onverminderd het bepaalde in de vorige zin is het bepaalde in deze bijlage is niet van toepassing op die werkgevers die een pensioenregeling hebben getroffen voorzover deze regeling in haar totaliteit inhoudelijk niet in ongunstige zin afwijkt van hetgeen hieromtrent in deze voorwaarden is vastgesteld.
XVI.
Op verzoek van de gewezen deelnemer zal de waarde van de bij ontslag verkregen aanspraken worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werk- gever. De wijze waarop deze overdracht plaatsvindt alsmede de bepaling van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voor- schriften.
Op verzoek van een deelnemer zal een in het kader van het wettelijk recht op waar- de-overdracht aangeboden afkoopsom worden aangewend ter verwerving van aan- spraken op pensioen voor die deelnemer.
XVII.
Indien de ingegane pensioenen worden verhoogd, worden de premievrije aanspra- ken met hetzelfde percentage verhoogd.
XVIII.
Er wordt dringend aanbevolen in de pensioenregeling de bepaling op te nemen waar- door de opgebouwde pensioenaanspraken door premiestorting jaarlijks worden afgefinancierd.
III-A
Partnerpensioen bij echtscheiding
Kosten
Dispensatie
Overdracht pensioenaan- spraak
Verhoging van premievrije aanspraken
Affinanciering pensioenrechten
Bijlage III-B
Deelneming
Pensioendatum
Prepensioen- datum
Prepensioen- salaris
Franchise
Prepensioen- grondslag
Prepensioen per jaar
Uitvoerder
Minimum prepensioenvoorwaarden
(Artikel 24 lid b. xxx xx XXX)
1. De minimum voorwaarden van de prepensioenregeling zijn:
a.
De werknemer wordt opgenomen in de pensioenregeling op de eerste dag van de maand waarin hij in dienst treedt, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 25-jarige leeftijd bereikt. De deelneming staat eveneens open voor de directeur, adjunctdirecteur, dan wel directeur/hoofdredacteur of uitge- ver/hoofdredacteur voorzover deze per onderneming groepgewijs wordt aange- meld.
b.
Voor alle (gewezen) deelnemers is de pensioendatum de eerste dag van de maand, waarin de 65 jarige leeftijd wordt bereikt of zou zijn bereikt.
c.
Voor alle (gewezen) deelnemers is de prepensioendatum de eerste dag van de maand, waarin de 61 jarige leeftijd wordt bereikt of, zou zijn bereikt. Op verzoek van de deelnemer gaat het prepensioen in vóór dan wel na de prepensioendatum. In dit geval wordt het prepensioen verlaagd respectievelijk verhoogd aan de hand van actuariële factoren. Het prepensioen kan niet eerder ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt en niet later dan zes maanden voor de pensioendatum. Het prepensioen eindigt op de pensioendatum dan wel - bij eerder overlijden - op de laatste dag van de maand waarin de geprepensio- neerde is overleden.
d.
Het prepensioensalaris is het vaste bruto jaarsalaris, verhoogd met vaste maande- lijkse toeslagen en vakantiegeld. Het prepensioensalaris is gemaximeerd op 1,5 maal uitkeringsdagloon WAO op jaarbasis.
e.
De franchise bedraagt ƒ 39.335,-.
f.
De prepensioengrondslag is het verschil tussen het prepensioensalaris en de fran- chise.
g.
Het prepensioen per jaar bedraagt 2,083% van de laatstelijke vastgestelde prepe- sioengrondslag, vermenigvuldigd met het aantal jaren van deelneming vanaf 1 janu- ari 2001 en rekening houdend met wisselingen in de werkfactor.
h.
De uitvoering van de prepensioenregeling zal geschieden door een door de wetge- ver te bepalen pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
i.
Wanneer op grond van volledige arbeidsongeschiktheid (ingevolge WAZ/WAO) de dienstbetrekking, eindigt tevens de verplichting tot betaling van de deelnemersbij- drage. De opbouw der prepensioenrechten wordt voortgezet op basis van de op het moment van het einde van de dienstbetrekking geldende gemiddelde over de afge- lopen vijf jaren vastgestelde prepensioengrondslag, met inachtneming van de deel- nemersjaren, welke bij voortzetting van de dienstbetrekking te bereiken zouden zijn. Indien ten gevolge van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid het arbeidspercentage van een werknemer wordt verminderd geldt met betrekking tot de minder gewerkte uren het vorenstaande naar rato van de vermindering van het arbeidspercentage en wordt gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend. Hierbij geldt de staffel die bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO wordt aan- gehouden.
j.
Ingegane prepensioenen en slapersrechten worden jaarlijks verhoogd met het per- centage waarmee het levenslange ouderdomspensioen wordt verhoogd.
k.
Werkgever en werknemer dragen ieder 50% van de premie bij. Het werknemersdeel wordt per periodieke loonbetaling op het salaris van de deelnemer ingehouden.
l.
Voor deelnemers die op of na het bereiken van de 57 jarige leeftijd in aanmerking komen voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, bestaat de mogelijkheid om hun deelneming voort te zetten. De werkloosheid dient daarbij wel voortge- vloeid te zijn uit een reorganisatie zoals bedoeld in artikel 4A van de CAO. De deel- nemer en ex-werkgever dragen ieder 50% premie van de verschuldigde premie bij. Als prepensioengrondslag geldt die, welke laatstelijk, direct voorafgaand aan de werkloosheid, is vastgesteld. De in aanmerking te nemen prepensioengrondslag wordt verhoogd aan de hand van loonsverhogingen die voortvloeien uit de CAO, welke de deelnemer zou hebben ontvangen indien hij niet werkloos zou zijn gewor- den.
m.
Indien bij tussentijds ontslag de deelneming minder dan één jaar heeft geduurd, wordt de door hem betaalde premie aan de gewezen deelnemer gerestitueerd. Er ont- staat alsdan geen recht op prepensioen. Het bepaalde in de vorige volzin is niet van toepassing in het geval de pensioenaanspraken mede zijn ontleend aan het dienst- verband met een vorige werkgever, door toepassing van waardeoverdracht.
n.
De prepensioenregeling treedt in werking op 1 januari 2001.
2. Van deze minimum prepensioenvoorwaarden kan worden afgeweken, mits ten gunste van de werknemer en onder de voorwaarde dat de opbouw van prepen- sioen per jaar en per werknemer minimaal gelijk is aan het onder 1 bepaalde.
III-B
Vrijstelling van werknemers- bijdrage
Indexatie
Bijdrage
Werkloosheid
Premierestitutie
Ingangsdatum
Bijlage IV
Regeling bescherming zwangere journalistes
Artikel 1.
Als er sprake is van bezwaarlijke omstandigheden voor moeder en kind zal de werk- gever desgewenst, voorzover dat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt, ander werk en/of andere werkomstandigheden, waaronder zonodig extra rustpauzes, aanbie- den. Bezwaarlijke omstandigheden kunnen onder andere zijn: langdurig staan, veel- vuldig rekken en/of bukken, schokken, temperatuurwisseling, en/of abnormale hitte of koude, zwaar tillen en verhoogd risico op ongelukken. Bij verschil van mening en/of onduidelijkheid over de gezondheidrisico’s kan advies worden ingewonnen bij deskundige instanties of personen, zoals de huisarts, de bedrijfsgezondheids- dienst en de Arbeidsinspectie.
Artikel 2.
Voorzover dat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt zal de werkgever een zwangere vrouw in de laatste drie maanden van haar zwangerschap niet verplichten tot werk dat in tijd de normale arbeidsduur overstijgt.
Artikel 3.
Nu de bedrijfsvereniging de mogelijkheid biedt tot verschuiving van het betaalde zwangerschapsverlof, zal de werkgever hieraan desgewenst zijn medewerking ver- lenen.
Artikel 4.
Het zwangerschaps- en bevallingsverlof bedraagt wettelijk 16 weken.
Bijlage V Afvloeiingsregeling in geval van reorganisatie e.d.
Het gestelde in dit onderdeel is van toepassing op werkgevers in de zin van deze CAO, alsmede op werkgevers die zich krachtens een overeenkomst met de vakorga- nisties verplicht hebben deze CAO toe te passen op de in dienst zijnde journalisten, met betrekking tot afvloeiingsregelingen die zijn ingegaan op 1 juli 1994 of later.
In geval van ontslag als gevolg van de tenuitvoerlegging van een besluit zoals bedoeld in art. 4A lid 3 van de CAO kan de journalist met wie de dienstbetrekking wordt beëindigd aanspraak maken op de volgende voorzieningen:
Artikel 1
1. De journalist die wordt ontslagen en daarna een uitkering geniet krachtens de werkloosheidswet, komt gedurende een bepaalde periode in aanmerking voor een bruto aanvulling op de wettelijke uitkering.
2. De aanvulling wordt vastgesteld op een zodanig bruto bedrag dat de som van de bruto werkloosheidsuitkering inclusief vakantietoeslag en de bruto aanvulling gelijk is aan 80% van het laatstverdiende bruto salaris, inclusief vakantietoe- slag.
3. Het bruto aanvullingsbedrag wordt eenmalig, op het moment van ontslag vast- gesteld en blijft gedurende de van toepassing zijnde aanvullingsperiode onge- wijzigd.
4. De bruto aanvulling wordt uitgekeerd onder aftrek van de op dergelijke betalin- gen van toepassing zijnde wettelijke inhoudingen.
Artikel 2
1. De aanvulling wordt uitgekeerd gedurende de onderstaande periode:
tot 30 jaar – 6 maanden
30 t/m 34 jaar – 9 maanden
35 t/m 39 jaar – 12 maanden
40 t/m 44 jaar – 18 maanden
45 t/m 49 jaar – 21 maanden
50 t/m 54 jaar – 30 maanden
55 en 56 jaar – 36 maanden
2. De journalist, die op het moment van ontslag niet ouder is dan 56 jaar en tien jaar of langer in dienst is van de werkgever, ontvangt in afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel van de werkgever deze aanvulling gedurende de periode waarin recht bestaat op de loongerelateerde werkloosheidsuitkering.
3. Bij de vaststelling van de leeftijdscategorie geldt de leeftijd van de journalist op het moment van ontslag.
4. De aanvullingsperiode vangt aan op de eerste dag na het beëindigen van de dienstbetrekking en eindigt na het verstrijken van de hierboven genoemde periode of zoveel eerder als de loongerelateerde werkloosheidsuitkering wordt gestaakt.
Aanvulling op werkeloosheids- uitkering
Duur van de aan- vulling voor journalisten tot en met 56 jaar
V
Duur van de aan- vulling voor journalisten van 57 jaar en ouder
Kapitaals- uitkering
Minimum opzegtermijn
Voortzetting pensioenregeling
Artikel 3
1. Journalisten van 57 jaar en ouder die wegens reorganisatie in aanmerking komen voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, ontvangen van de (ex) werkgever de aanvulling tot aan de de VUT-gerechtigde leeftijd. Vanaf de VUT-gerechtigde leeftijd bestaat de mogelijkheid vervroegd uit te treden. Indien vervroegde uittreding niet mogelijk is op grond van het niet voldoen aan het zgn. 10-dienstjaren criterium behoudt de (ex) journalist/ex-werknemer recht op de deze aanvulling tot aan het moment dat hij/zij VUT-gerechtigd wordt dan wel de 65-jarige leeftijd bereikt.
2. Journalisten van 57 jaar en ouder die niet vóór het einde van de periode van loon- gerelateerde uitkering gebruik kunnen maken van de mogelijkheid vervroegd uit te treden, hebben aanspraak op een kapitaalsuitkering..
3. De hoogte van deze bruto kapitaalsuitkering is gelijk aan de contante waarde van het bruto bedrag behorende bij 80% van het laatstgenoten bruto salaris inclusief vakantietoeslag verminderd met het bruto minimumloon inclusief vakantietoeslag, berekend over de maanden waarop de journalist krachtens de Werkloosheidswet recht heeft op een aan het minimumloon gerelateerde uitke- ring.
Indien aantoonbaar kan worden vastgesteld dat journalist een “twee-verdiener” is, is de hoogte van de bruto kapitaalsuitkering gelijk aan de contante waarde van het bruto bedrag behorende bij 80% van het laatstgenoten xxxxx xxxxxxx inclusief vakantietoeslag verminderd met de bruto vervolguitkering ingevolge de Werk- loosheidswet.
Indien de journalist een alleenstaande ouder is die recht heeft op kinderbijslag voor een kind jonger dan 18 jaar, dan is de hoogte van de bruto kapitaalsuitke- ring gelijk aan de contante waarde van het brutobedrag behorende bij 80% van het laatstgenoten bruto salaris inclusief vakantiegeld verminderd met een bedrag gelijk aan 90% van het bruto minimumloon.
4. De contante waardeberekening geschiedt op basis van een rekenrente van 4% cumulatief, gedurende de periode van de loongerelateerde werkloosheidsuitke- ring.
5. De bruto kapitaalsuitkering wordt uitbetaald onder aftrek van de op dergelijke betalingen van toepassing zijnde wettelijke inhoudingen.
Artikel 4
De door de werkgever in acht te nemen minimum opzegtermijn bedraagt voor jour- nalisten van 30 tot 45 jaar 2 maanden, en voor journalisten van 45 jaar en ouder 3 maanden.
Artikel 5
1. Indien de journalist in aanmerking komt voor een pensioenbijdrage krachtens de Wet Fonds Voorheffing Pensioenverzekering zal deelname aan de pensioen- regeling op basis van de pensioengrondslag bij het einde van het dienstverband onder geldende voorwaarden worden voortgezet zolang recht bestaat op de bij- drage uit het Fonds.
NB. Partijen bevelen aan om, in geval de journalist/ex-werknemers in aanmer- king kunnen komen voor een pensioenbijdrage krachtens de Wet Fonds Voor- heffing Pensioenverzekering, daarvan gebruik te maken. Tevens bevelen partijen aan om, indien daarvan gebruik wordt gemaakt, de daardoor ontstane premiebe- sparing aan te wenden ten gunste van betrokken journalist/ex-werknemers.
2. Indien en voorzover de werknemer niet in aanmerking komt voor een pensioen- bijdrage krachtens de Wet Fonds Voorheffing Pensioenverzekering zal deelna- me aan de pensioenregeling op basis van de pensioengrondslag bij het einde van het dienstverband onder de geldende voorwaarden worden voortgezet, met dien verstande dat:
– voor journalisten xxxxxx dan 57 jaar de voortzetting slechts plaatsvindt gedurende de aanvullingsperiode zoals vermeld in art. 2 van deze bijlage
– voor de journalisten van 57 jaar en ouder de voortzetting zal plaatsvinden tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
3. Voortzetting van deelname aan de pensioenregeling door journalisten die op of na de 57-jarige leeftijd werkloos zijn geworden ingevolge een reorganisatie krachtens artikel 4A van de CAO en die aansluitend vervroegd uittreden, geschiedt gedurende de WW- en VUT-periode als ware het dienstverband niet geëindigd.
4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid bestaat de mogelijkheid de deel- neming gedurende de WW- en VUT-periode voort te zetten op basis van de pen- sioengrondslag bij het einde van het dienstverband tot aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd mits de pensioengrondslag wordt geïndexeerd.
Artikel 6
De journalist die op het moment van ontslag niet verplicht was verzekerd krachtens de Ziekenfondswet kan gedurende de aanvullingsperiode zoals vermeld in artikel 2 van deze bijlage, aan de ziektekostenverzekering die op hem van toepassing was blijven deelnemen. Gedurende die periode komt hij in aanmerking voor de gebrui- kelijke compensatie in de premie van de zijde van de werkgever.
Artikel 7
Wanneer de journalist, aan wie door de werkgever is meegedeeld dat zijn arbeids- plaats zal vervallen een andere werkkring buiten de onderneming c.q. het concern vindt en het dienstverband met de werkgever wenst te beëindigen, heeft hij recht op:
_ de helft van het salaris over de opzegtermijn die de werkgever ten opzichte van hem in acht zou moeten nemen, of - indien de werknemer reeds door de werk- gever is opgezegd:
_ de helft van het salaris over de resterende opzegtermijn.
Artikel 8
De journalist die wegens het vervallen van zijn functie buiten het bedrijf c.q. con- cern een werkkring aanvaardt tegen een lager salaris, komt - voorzover hiervoor geen wettelijke voorzieningen bestaan - gedurende de periode als genoemd in arti- kel 2 van deze bijlage in aanmerking voor een aanvulling tot het laatst verdiende bruto salaris, echter tot ten hoogste het bedrag aan bruto aanvullingen dat de jour- nalist zou hebben ontvangen indien artikel 1 van deze bijlage op hem van toepassing zou zijn. Deze uitkering is slechts verschuldigd indien tijdig deugdelijke loonspeci- ficaties worden overgelegd.
V
Voortzetting vrijwillige ziektekosten- verzekering
Vertrekpremie
Aanvulling op lager salaris
Bijlage VI-A
Begripsbepaling
Stichting
Boeken- en Tijdschrift- uitgeverijbedrijf
Werkgever
Werknemer
Werkloze werknemer
Deelnemer
Reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden
Boeken- enTijdschriftuitgeverijbedrijf
(Artikel 19 van XXX)
Artikel 1 a.
Begripsbepaling: de regeling van vrijwillig vervroegd uittreden zoals overeenge- komen bij de CAO voor het Boeken- en voor het Tijdschriftuitgeverijbedrijf artikel 20, lid 1 c.q. de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten artikel 19, lid 1, zoals deze regelingen thans luiden of in de toekomst zullen komen te luiden.
b.
Stichting: Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Boeken- en Tijdschriftuitgeve- rijbedrijf, gevestigd te Amsterdam, postbus 12040, 1100 AA Amsterdam Z.O., tel. 020 - 0000000.
c.
Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf: de ondernemingen die gehouden zijn de CAO voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf toe te passen, alsmede aan- verwante en dienstverlenende ondernemingen welke door het bestuur van de Stichting worden geacht hiermede te zijn gelijkgesteld.
d.
Werkgever: de werkgever in het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf dan wel de werkgever in de zin van de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten.
e.
Werknemer: de werknemer op wie de CAO voor het Boeken- dan wel Tijdschriftuit- geverijbedrijf dan wel de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten van toepassing is, dan wel de werknemer in dienst van bovengenoemde gelijkgestelde ondernemingen, als- mede directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren en uit- gevers/hoofdredacteuren in dienst van ondernemingen die gehouden zijn een of meer van de drie bovengenoemde CAO’en toe te passen of van bovengenoemde gelijkge- stelde ondernemingen, mits de betreffende onderneming voor zijn directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren als zodanig collectief bij de Stichting is aangesloten.
f.
Werkloze werknemer: de ex-werknemer die in aanmerking is gekomen voor een WW-uitkering als gevolg van een reorganisatie in de zin van artikel 4A van de CAO.
g.
Deelnemer: de werknemer, wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelne- men door de Stichting is ingewilligd
h.
Administrateur: een door het bestuur aangestelde functionaris of instelling die belast is met de uitvoering van dit reglement (PVF Nederland NV., Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxx, tel. 020 - 0000000).
i.
SV-uitkering: een uitkering krachtens de ZW, WAO/AAW, WW of IOAW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, één en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW, of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering.
Artikel 2
Bij de aanvang van de vervroegde uittreding eindigt de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer.
Indien het verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de Stichting niet wordt ingewilligd, wordt het arbeidsovereenkomst ongewijzigd voortgezet.
Artikel 3
1. De werkgever is aan de Stichting verschuldigd:
a. een door CAO-partijen na advies van het bestuur van de Stichting vastge- steld percentage van het bijdrageplichtig loon van zijn werknemers. Onder bijdrageplichtig loon wordt verstaan: het vaste bruto maand-/ perio- desalaris (inclusief ZW/WAO-uitkering, aanvulling ZW/WAO of een ver- gelijkbare uikering op grond van een vrijwillige verzekering, en inclusief vaste toeslagen die per maand/periode worden uitbetaald), verhoogd met de vakantietoeslag. Het bijdrageplichtige loon bedraagt ten hoogste 1,5 maal het maximum uitkeringsdagloon WAO op jaarbasis.
b. bij wijze van voorschot een percentage van het voorschotloon.
Het percentage en de wijze van bepaling van het voorschotloon worden door CAO-partijen na advies van het bestuur van de Stichting vastgesteld.
2. In afwijking van het vermelde in lid 1 wordt ten aanzien van de werknemers belast met colporteurs- en acquisitiewerkzaamheden wier beloning voor een belangrijk deel uit provisie bestaat onder bijdrageplichtig loon verstaan: het garantie-inkomen bedoeld in artikel 9 lid 3 van Bijlage VII van de CAO voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf, vermeerderd met de vakantietoeslag.
3. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald de gegevens te verstrekken die de Stichting nodig heeft om de door de werkgever volgens lid 1 verschuldigde bijdrage of voor- schot vast te stellen. Als de werkgever niet of niet tijdig aan deze verplichting voldoet, is het bestuur bevoegd de verschuldigde bijdrage naar beste weten vast te stellen.
De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste gegevens komen voor rekening van de werkgever
4. De werkgever is verplicht de bijdrage te voldoen binnen 14 dagen na de dagte- kening van de desbetreffende nota van de Stichting. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt tevens het gehele resterende bedrag van de voor- schotnota direct opeisbaar.
5. Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of de verschuldigde voor- schotbijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in ver- zuim.
VI-A
Administrateur
SV-uitkering
Einde arbeids- overeenkomst
Vaststelling en bijbetaling van de bijdrage
VI-A
Voorwaarden van deelname
De Stichting is dan bevoegd te vorderen:
– rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgende op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn.
– vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onvermin- derd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke interessen, dat geldt op de dag waarop de rente door de Stichting wordt gevorderd, als bedoeld in artikel 6:119 jo 120 van het Burgerlijk Wetboek. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van ƒ 75,-.
6. Indien de werkgever zijn lidmaatschap van de Groep Algemene Uitgevers, de Groep Educatieve Uitgeverijen, de Groep Wetenschappelijke en Professionele Uitgevers, de Groep Publieks- en Opinietijdschriften of de Groep Vaktijd- schriften opzegt en tevens de aansluiting bij de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf eindigt, zal de werkgever ter vereffening van de lasten die voortvloeien voor de Stichting uit de uitkeringen aan de ex-werknemers van de werkgever, die zijn ingegaan vóór de einddatum van de aansluiting tot aan de reglementaire einddata van die uitkeringen, een door de Stichting vast te stellen vergoeding betalen. Daarnaast is de werkgever verplicht tot betaling van een door de Stichting vast te stellen vergoeding ter ver- effening van het door de beëindiging ontstane financiële nadeel voor de Stich- ting.
Artikel 4
1. Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer:
a. in de hierna genoemde periode tenminste de daarin geldende leeftijd bereikt hebben dan wel bereiken in de maand met ingang waarvan hij uittreedt:
- in de periode tot 1 januari 1998: 60 jaar;
- in de periode van 1 januari 1998 tot 1 januari 1999: 60 jaar en 6 maanden;
- in de periode vanaf 1 januari 1999: 61 jaar;
b. gedurende de laatste 10 jaren onmiddellijk voorafgaand aan het moment van deelneming onafgebroken op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn geweest in het Boekenuitgeverijbedrijf, Tijdschriftuitgeve- rijbedrijf zoals omschreven in artikel 1 of in een aanverwant/dienstverle- nend bedrijf en/of als journalist bij een werkgever welke gehouden is de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten toe te passen, behoudens beperkte onderbrekingen buiten zijn schuld, een en ander ter beoordeling van het bestuur van de Stichting;
c. tenminste de leeftijd van 58 bereikt hebbendan wel bereiken in de maand met ingang waarvan hij uittreedt en in de periode voorafgaand aan de perio- de van 10 jaar als bedoeld onder b, tenminste 30 jaren werkzaam zijn geweest:
- in het boeken - of tijdschriftuitgeverijbedrijf;
- in een aanverwant/dienstverlenend bedrijf;
- als journalist bij een werkgever welke gehouden is de CAO voor Vaktijd- schriftjournalisten toe te passen;
- in de grafische industrie
- in een boekhandel
- in het dagbladuitgeverijbedrijf
mits de hiervoor bedoelde periode van 10 jaar en 30 jaar liggen vóór 1 januari 2001.
d. onmiddellijk voorafgaand aan het moment van deelneming in dienst zijn van een werkgever die aangesloten is bij de stichting;
e. niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering en evenmin onder een afvloeiingsregeling, een nonactiviteitsregeling of een daarmee gelijk te stellen regeling vallen;
f. zich schriftelijk verbinden:
1. tot de eerste van de maand waarin hij 65 jaar wordt geen arbeids- overeenkomst aan te gaan noch werkzaamheden die verricht worden op grond van een arbeidsovereenkomst te zullen uitbreiden;
2. tot de eerste van de maand waarin hij 65 jaar wordt geen betaalde werkzaamheden voor zijn ex-werkgever te zullen verrichten.
g. ten minste 3 maanden vóór de gewenste uittredingsdatum zijn werkgever van zijn voornemen tot uittreden in kennis hebben gesteld;
h. in de derde maand voor de gewenste uittredingsdatum een aanvraagfor- mulier bij de Stichting hebben ingediend met een afschrift aan zijn werk- gever. Eerder ingediende aanvraagformulieren worden niet in behandeling genomen en aan de werknemer geretourneerd.
2. De deelnemer heeft slechts recht op een uitkering indien en zolang het pensioen alsook elke andere uitkering, die aan de deelnemer op grond van de pensione- ring wordt verstrekt door de werkgever, wordt overgemaakt aan de Stichting. In geval (de som van de combinatie van) het pensioen en/of de andere uitkering (en) als bedoeld in de vorige volzin, hoger is dan de uitkering van de Stichting, dient, in afwijking van het aldaar bepaalde, een bedrag dat gelijk is aan de uitke- ring van de Stichting te worden overgemaakt aan de Stichting.
Artikel 4A
1. In afwijking van het in artikel 4, lid 1, sub c bepaalde kan:
a. een werknemer die aan de in artikel 4, eerste lid, sub a, gestelde leeftijdseis voldoet en in aanmerking komt voor een uitkering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid krachtens de WAO/AAW/WAZ, dan wel een ZW- uitkering ontvangt, (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens de Toeslagenwet), aan de regeling deelnemen indien:
– hij bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid ten minste 57 jaar was;
– gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid zijn arbeidsovereen komst met de werkgever wordt gehandhaafd;
– ook overigens aan de in dit reglement gestelde voorwaarden is voldaan.
b. een werknemer, die tenminste de 58-jarige leeftijd bereikt heeft of bereikt in de maand met ingang waarvan hij uittreedt en die in aanmerking komt voor een uitkering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid krach- tens de WAO/AAW/WAZ, dan wel een ZW-uitkering ontvangt (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens de Toeslagenwet), aan de regeling deelnemen wanneer:
– hij bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid tenminste 55 jaar was;
– gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid zijn dienstverband met de werkgever wordt gehandhaafd;
– ook overigens aan de in dit reglement gestelde voorwaarde -en in het bijzonder aan de periode zoals gesteld in artikel 4, eerste lid, sub c is vol daan.
2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren en uitgevers/hoofd-
VI-A
Aanvullende voorwaarden an deelname voor volledig arbeids- ongeschikte werknemers
VI-A
Aanvullende voorwaarden van deelname voor volledig werkloze werk- nemers
redacteuren in de zin van artikel 1 van dit reglement,
– die bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid tenminste 57 jaar waren en voldoen aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, sub a gestelde leeftijdseis, respectievelijk 55 jaar en tevens voldoen aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub c;
– en die een uitkering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid ont- vangen krachtens de AAW/WAO/WAZ, dan wel een ZW-uitkering (even- tueel aangevuld met een uitkering ingevolge de Toeslagenwet) dan wel een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering
3. De jaren dat men een WAO/AAW/WAZ-uitkering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid, dan wel een ZW-uitkering, dan wel een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid (eventueel aangevuld met een uitkering ingevolge de Toeslagenwet) ontvangen heeft, wordt men geacht op grond van een arbeids- overeenkomst werkzaam te zijn geweest, zoals bedoeld wordt in artikel 4, eer ste lid onder b.
4. De voorwaarde van deelname dat men niet in aanmerking komt voor een volle- dige SV-uitkering als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder e is niet van toepas- sing ten aanzien van de beide eerste leden van dit artikel bedoelde werknemers.
Artikel 4B
1. In afwijking van het gestelde in artikel 4 lid 1 sub d en e kunnen werknemers die in aanmerking komen voor een volledige uitkering ingevolge de Werkloos- heidswet deelnemen aan de regeling;
a. op 60-jarige leeftijd, indien de betrokkende op of na het bereiken van de 57-jarige leeftijd in aanmerking is gekomen voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de ontslagdatum op of vóór 31 december 1996 ligt;
b. op de dan geldende uittredingsleeftijd, indien de betrokkene op of na het bereiken van de 57-jarige leeftijd in aanmerking is gekomen voor een uit- kering krachtens de Werkloosheidswet en de ontslagdatum op of na 1 janu- ari 1997 ligt
c. op 58-jarige leeftijd, indien de betrokkene op of na het bereiken van de 55- jarige leeftijd in aanmerking is gekomen voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet; hiertoe dient naast de in artikel 4 genoemde voorwaar- den aan de in het tweede lid van dit artikel genoemde nadere voorwaarden te worden voldaan.
2. De nadere voorwaarden als bedoeld in het eerste lid zijn:
a. de werkloosheid dient te zijn ontstaan als gevolg van een reorganisatie in de zin van artikel 4A van de CAO voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeve- rijbedrijf en de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten;
b. de werkeloze dient gedurende de periode van werkloosheid het op grond van artikel 20 CAO voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf dan wel artikel 19 CAO voor Vaktijdschriftjournalisten verschuldigde deel van de bijdrage af te dragen aan zijn voormalige werkgever. De bijdrage wordt berekend over zijn laatstgenoten bruto-maandsalaris voor de ingang van de werkloosheid, welk salaris verhoogd wordt met de algemene loonsverho- gingen ingevolge de voor de betrokken werknemer geldende collectieve arbeidsovereenkomst, die hij ontvangen zou hebben, indien hij niet werk- loos geworden zou zijn. De werkgever zal de volledige bijdrage aan de Stichting afdragen;
c. degene die deel wil nemen aan de regeling op grond van het in het eerste lid sub c bepaalde dient te voldoen aan het in artikel 4 lid 1 sub c gestelde.
3. Gedurende de periode dat de in het eerste lid bedoelde werkloze voor een volle- dige uitkering krachtens de Werkloosheidswet in aanmerking komt, wordt hij geacht op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn geweest, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b.
Artikel 5
1. Onder uitkeringsgrondslag van de deelnemer wordt verstaan: zijn laatstgenoten vaste bruto maand- of periodesalaris, inclusief vaste bruto toeslagen die per maand/periode worden uitbetaald, een en ander berekend op jaarbasis, ver- meerderd met de bruto vakantietoeslag.
Voorzover van toepassing wordt bij de vaststelling van de uitkeringsgrondslag rekening gehouden met de aanvulling tot het niveau als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de CAO voor het Boeken- en Tijdschrifuitgeverijbedrijf danwel artikel 17, tweede lid van de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten, zoals die direct voorafgaand aan de deelname aan de VUT-regeling aan de deelnemer werd verstrekt.
2. In afwijking van het vermelde in het eerste lid wordt ten aanzien van de deelne- mer die was belast met colporteurs- en acquisitiewerkzaamheden en wiens belo- ning voor een belangrijk deel uit provisie bestond onder uitkeringsgrondslag verstaan: het op de datum van uittreden geldende garantie-inkomen bedoeld in artikel 9, lid 3 van bijlage VII van de CAO voor het Boeken- en Tijdschriftuitge- verijbedrijf op jaarbasis, vermeerderd met de vakantietoeslag.
3. Bij de vaststelling van de uitkeringsgrondslag van een deelnemer als bedoeld in artikel 4A wordt in afwijking van het eerste lid uitgegaan van het laatstverdien- de vaste bruto maand- of periode-salaris direct vóór de ingangsdatum van de volledige arbeidsongeschiktheid. Dit salaris dient verhoogd te worden met de periodieke verhogingen waarop de betrokken werknemer recht gehad zou heb- ben, indien hij niet arbeidsongeschikt geworden zou zijn. Dit geheel dient nog verhoogd te worden met de algemene loonsverhogingen ingevolge de voor de betrokken werknemer geldende collectieve arbeidsovereenkomst, die hij ont- vangen zou hebben tot het moment van uittreding, indien hij niet arbeidsonge- schikt geworden zou zijn. Het bepaalde in dit artikel is voor het overige van over- eenkomstige toepassing.
4. De uitkeringsgrondslag voor de in artikel 4B bedoelde deelnemer wordt op dezelfde wijze als in het vierde lid bepaald vastgesteld, met dien verstande dat overal waar arbeidsongeschikt staat vermeld, er werkloos dient te worden gele- zen.
5. De uitkeringsgrondslag is ten hoogste gelijk aan 1,5 maal het maximum uitke- ringsdagloon WAO op jaarbasis.
Artikel 5A
1. De Stichting willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de Stichting aan alle voorwaarden is voldaan. De deelneming zal steeds beginnen op de eerste van een kalender maand.
2. a. Bij uittreding vóór 1 januari 1997 heeft de deelnemer van de zijde van de Stichting recht op een bruto-uitkering die gedurende de looptijd van de uit- kering steeds 80% is van de uitkeringsgrondslag, herleid tot een maandbe- drag.
VI-A
Uitkerings- grondslag
Rechten van de deelnemer
VI-A
Inhoudingen
b. Het onder A vermelde geldt ook voor de werkloze werknemers als bedoeld in artikel 4B, lid 1, onder a.
3. Bij uittreden op of na 1 januari 1997, anders dan bedoeld in lid 2, sub B, heeft de deelnemer recht op een bruto uitkering die een jaarlijks wijzigend percentage is van de uitkeringsgrondslag, herleid tot een maandbedrag, waarbij dit percenta- ge het in onderstaande tabel genoemde verloop heeft.
Met ingang van 1 januari 1997: 79%;
“ “ “ “ 1998: 78%;
“ “ “ “ 1999: 77%;
“ “ “ “ 2000: 76%;
“ “ “ “ 2001: 75%.
4. Indien de salarissen op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst:
- voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf, worden verhoogd, wordt de bruto-uitkering van de deelnemer, die als werknemer direct vooraf- gaand aan de deelnemer aan de VUT-regeling onder deze collectieve arbeidsovereenkomst viel eveneens verhoogd.
- voor Vaktijdschriftjournalisten worden verhoogd, wordt de bruto-uitke- ring van de deelnemer, die als werknemer direct voorafgaand aan de deel- name aan de VUT-regeling onder deze collectieve arbeidsovereenkomst viel eveneens verhoogd.
De verhoging van de bruto-uitkering wordt uitgedrukt in een percentage van de salarissen. Dit percentage is alsdan gelijk aan de helft van het verhogingsper- centage van de salarissen.
5. Ten aanzien van deelnemers die niet onder de CAO voor Boeken- en Tijd- schriftuitgeverijbedrijf danwel de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten vielen direct voorafgaande aan de deelname aan de VUT-regeling, is het vorige lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de salarisverhoging van de CAO voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf als uitgangspunt wordt genomen.
6. De netto-uitkering bedraagt voor alle deelnemers bij de aanvang en gedurende de hele looptijd van de uitkering tenminste het netto wettelijk minimumloon, inclusief vakantietoeslag. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimum-uitkering in verhouding verlaagd. Een eventu- ele maatregel van de overheid zal prevaleren, in welk geval het minimumbedrag dienovereenkomstig wordt aangepast.
7. De voor het tijdstip van vervroegde uittreding geldende pensioenregeling en ziektekostenverzekering worden voortgezet op dezelfde voorwaarden als ware de arbeidsovereenkomst niet geëindigd.
8. Aan de deelnemer die voorafgaande aan het vervroegd uittreden van de zijde van de werkgever een compensatie in de premie voor de ziektekostenverzeke- ring ontving wordt deze compensatie door de Stichting uitgekeerd.
Deze compensatie wordt ten laste van de ex-werkgever gebracht.
9. De uitkering zal in maandelijkse termijnen worden betaald.
Artikel 6
Door de Stichting wordt op alle uitkeringen ingehouden:
a. de verschuldigde loonheffing;
b. het werknemersdeel in de ziekenfondspremie c.q. de volledige premie van de
ziektekostenverzekering indien de deelnemer deelneemt aan een collectieve ziektekostenverzekering bij de ex-werkgever;
c. het werknemersdeel in de pensioenpremie conform de bepalingen van de pen- sioenregeling; de hoogte van de pensioenpremie wordt vastgesteld als ware de arbeidsovereenkomst met de werkgever niet beëindigd.
Artikel 7
1. De Stichting neemt voor haar rekening:
a. het werkgeversdeel in de ziekenfondspremie;
b. in verband met de voortzetting van de geldende pensioenvoorziening: 8,5% van de uitkeringsgrondslag van de deelnemer;
2. De Stichting draagt de op de uitkering ingehouden premies alsmede de premies resp. de bijdragen die zij voor haar rekening neemt, af aan de desbetreffende instanties respectievelijk aan de ex-werkgever.
3. De ex-werkgever is verplicht de werkgeversbijdrage aan de pensioenvoorzie- ning en de gebruikelijke tegemoetkoming in de ziektekostenverzekering te con- tinueren.
4. De Stichting betaalt aan de deelnemer de overhevelingstoeslag verschuldigd ingevolge de Wet Overheveling opslagpremies.
Artikel 8
De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelname is begonnen. Het tijdstip van de betaling ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering verschuldigd is.
Artikel 9
1. Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aan- merking komt voor een SV-uitkering dan wel voor een pensioen of uitkering als bedoeld in artikel 4, tweede lid, dan dient hij zulks te melden aan de Stichting. De SV-uitkering dan wel pensioen of andere uitkering als bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering. De deelnemer is verplicht elke wijziging in een SV-uitkering dan wel pensioen of andere uitkering als bedoeld in artikel 4, tweede lid, direct aan de Stichting te melden.
2. Indien de werknemer ten tijde van het indienen van een aanvraag tot vrijwillig vervroegde uittreding betaalde nevenwerkzaamheden verricht of gaat verrich- ten, is hij verplicht dit te melden aan de Stichting onder opgave van het bruto- bedrag.
3. De deelnemer die betaalde nevenwerkzaamheden verricht of gaat verrichten, is verplicht dit te melden aan de Stichting onder opgave van de in de toekomst te ontvangen bruto-inkomsten.
4. De deelnemer is verplicht een uitbreiding van de nevenwerkzaamheden en/of een toename in de inkomsten uit de werkzaamheden als bedoeld in het tweede en derde lid te melden aan de Stichting.
5. Inkomsten genoten uit nevenwerkzaamheden, die een deelnemer anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst binnen de bedrijfstak:
– binnen één jaar voor zijn uittreden is aangevangen te verrichten of;
– op of de datum van uittreding gaat verrichten of;
– die voortvloeien uit een uitbreiding van nevenwerkzaamheden die hij reeds vóór één jaar voor het uittreden verrichtte, worden in mindering
VI-A
Verplichtingen van de Stichting
c.q. de ex-werk- gever
Tijdstip uitkering
Wijziging van rechten
VI-A
Beëindiging van het deelnemer- schap en terug- vordering
Beslissingen
Verplichting tot opgaven van gegevens
Beroep
Aanmelding van directeuren en adjunct-directeu- ren
gebracht op de bruto VUT-uitkering voorzover de som van deze inkomsten en de bruto VUT-uitkering op jaarbasis meer bedraagt dan de uitkerings- grondslag op jaarbasis, zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 van het reglement.
Artikel 10
1. Wanneer de deelnemer tijdens het deelnemerschap niet of niet langer voldoet aan een der voorwaarden in dit reglement vermeld of handelt in strijd met zijn verplichtingen voortvloeiend uit dit reglement, kan het bestuur der Stichting zijn deelnemerschap en het recht op uitkering vervallen verklaren.
2. Het deelnemerschap eindigt:
– op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt of zoveel eerder als hij op grond van een voor hem krachtens zijn laatste arbeids- overeenkomst geldende pensioenregeling aanspraak krijgt op een pen- sioenuitkering;
– bij het overlijden van de deelnemer; in dat geval vindt de VUT-uitkering op de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond en wordt aan de nagelaten betrekkingen, zoals omschreven in artikel 7:674 BW, een overlijdensuitkering verstrekt. Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van twee maal de hoogt van de VUT-uitkering over de maand waarin het over- lijden van de deelnemer plaatsvond.
3. Indien de Stichting te veel of ten onrechte uitkering heeft betaald doordat de deelnemer gehandeld heeft in strijd met zijn verplichtingen voortvloeiend uit dit reglement kan deze uitkering worden teruggevorderd.
Artikel 11
In alle zaken betreffende toelating, uitkering en vervallen van deelnemerschap, waarin dit reglement niet voorziet en in gevallen waarin toepassing van dit reglement leidt tot uitkomsten die door één van de betrokkenen in strijd wordt geacht met de bedoeling van de regeling tot vrijwillig vervroegd uittreden, beslist het bestuur der Stichting.
Artikel 12
De werknemer, die een verzoek tot vervroegde uittreding indient en zijn werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvrage beno- digde gegevens te verstrekken.
De werknemer, die een uitkering ingevolge de regeling geniet, is verplicht om aan de administrateur opgave te doen van die gegevens die de administrateur voor de uit- voering van dit reglement behoeft.
Artikel 13
Degene ten aanzien van wie door het bestuur der Stichting een beslissing is genomen over al of niet toelating, dan wel vervallen van deelnemerschap, kan tegen deze beslissing binnen 4 weken na dagtekening van de beslissing in beroep gaan bij de Vaste Commissie voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf.
Artikel 14
1. De directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren en uitgevers/hoofdredacteuren van de aangesloten werkgever kunnen slechts tot de regeling worden toegelaten als ze per onderneming collectief bij de Stichting zijn aangemeld.
Voor de directeuren en adjunct-directeuren van een op 1 januari 1981 reeds aan- gesloten werkgever is de collectieve aanmelding slechts mogelijk tot en met 31 december 1981. Voor de directeuren/hoofdredacteuren en uitgevers/hoofdre- dacteuren van een op 1 september 1989 reeds aangesloten werkgever in de zin van de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten is de collectieve aanmelding tot slechts mogelijk tot en met 31 december 1989. De collectieve aanmelding van directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren en uit- gevers/hoofdredacteuren van een werkgever die na 1 januari 1981 wordt aange- sloten is slechts mogelijk indien die aanmelding plaats vindt binnen 3 maanden na de datum van aansluiting van de werkgever gerealiseerd is. De aanmelding werkt terug tot de aansluitingsdatum.
2. De in lid 1 bedoelde werkgevers die hun directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren en uitgevers/hoofdredacteuren collectief hebben aangemeld zijn gehouden de directeuren en adjunct-directeuren die na de in het eerste lid bedoelde aanmelding worden benoemd voor toelating bij de Stichting aan te melden.
Artikel 15
Dit reglement is in werking getreden op 1 september 1979 en laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 oktober 1997.
VI-A
Inwerkingtreding
Bijlage VI-B
Begripsbepaling
Reglement
De stichting
Boeken- en Tijd- schrifuitgeverij- bedrijf
CAO
Werkgever
Werknemer
Reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden
Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf per 1 januari 2001
(Artikel 19 (aanhef) van de CAO)
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
a.
Regeling: de regeling vrijwillig vervroegd uittreden zoals overeengekomen bij de CAO voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf, artikel 20 c.q. de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten, artikel 19 zoals deze regeling thans luidt of in de toe- komst zal komen te luiden.
b.
Stichting: Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Boeken- en Tijdschriftuitgeve- rijbedrijf, gevestigd te Amsterdam.
c.
Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf: de ondernemingen die gehouden zijn de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf toe te passen, alsmede aanverwante en dienstverlenende ondernemingen welke door het bestuur van de Stichting worden geacht hiermede te zijn gelijkgesteld.
d.
CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeve- rijbedrijf, dan wel de collectieve arbeidsovereenkomst voor Vaktijdschriftjournalis- ten.
e.
Werkgever: de werkgever in de zin van de CAO.
f.
Werknemer: de werknemer op wie de CAO van toepassing is, dan wel de werknemer die op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst is van bovengenoemde gelijk- gestelde ondernemingen, alsmede directeuren en adjunct-directeuren en/of direc- teuren-hoofdredacteuren en uitgever/hoofdredacteuren in dienst van ondernemin- gen die gehouden zijn de CAO toe te passen of van bovengenoemde gelijkgestelde ondernemingen, mits de betreffende onderneming voor zijn directeuren en adjunct- directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren als zodanig collectief bij de Stich- ting is aangesloten.
g.
Arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het
Arbeids-
VI-B
Burgerlijk Wetboek.
h.
Werkloze werknemer: de ex-werknemer die in aanmerking komt voor een WW-uit- kering als gevolg van een reorganisatie in de zin van de CAO.
i.
Deelnemer: degene van wie het verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de Stichting is ingewilligd.
j.
Administrateur: een door de Stichting aangestelde functionaris of instelling die belast is met de uitvoering van dit reglement.
k.
SV-uitkering: een uitkering krachtens de ZW/ WAO/WAjong/WAZ, WW of IOAW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, één en ander eventueel aange- vuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet een aanvullende arbeids- ongeschiktheidsverzekering (zoals een zgn. WAO-gat verzekering), dan wel verge- lijkbare uitkeringen op grond van een vrijwillige verzekering, zulks ter beoordeling van het bestuur van de Stichting.
l.
Prepensioenregeling: de bij CAO overeengekomen minimum prepensioenvoor- waarden zoals deze thans luiden of in de toekomst zullen komen te luiden.
m.
Prepensioenuitkering: de uitkering die de deelnemer verkrijgt of zou verkrijgen als hij aan de prepensioenregeling deelneemt of zou hebben deelgenomen.
Artikel 2
Bij de aanvang van de vervroegde uittreding eindigt de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer.
Artikel 3
De werknemer, die een verzoek tot vervroegde uittreding indient en zijn werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvrage beno- digde gegevens te verstrekken. De werknemer, die een uitkering ingevolge de rege- ling geniet, is verplicht om aan de administrateur opgave te doen van die gegevens die de administrateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft.
Artikel 4
1. De directeuren en adjuct-directeuren en/of directeuren/hoofdredacteuren en uit- gevers/hoofdredacteuren van de aangesloten werkgever worden tot de regeling toegelaten als ze per onderneming collectief bij de Stichting zijn aangemeld. De collectieve aanmelding is slechts mogelijk indien de aanmelding plaatsvindt
overeenkomst
Werkloze werknemer
Deelnemer
Administrateur
SV-uitkering
Prepensioen- regeling
Prepensioen- uitkering
Einde arbeidsovereen- komst
Verplichting tot opgave van gegevens
Aanmelding van directeuren en adjunct-directeu- ren
VI-B
Vaststelling en betaling van de bijdrage
binnen 3 maanden nadat de aansluiting van de werkgever gerealiseerd is. Bedoelde collectieve aanmelding werkt terug tot de aansluitingsdatum.
2. De in het eerste lid bedoelde werkgevers die hun directeuren en adjuct-direc- teuren en/of directeuren/hoofdredacteuren en uitgevers/hoofdredacteuren col- lectief hebben aangemeld zijn gehouden, de directeuren en adjuct-directeuren die na de in het eerst lid bedoelde aanmelding worden benoemd, voor toelating bij de Stichting aan te melden.
HOOFDSTUK II FINANCIERING
Artikel 5
1. In dit artikel wordt verstaan onder de bijdragegrondslag:
Het vaste bruto jaarsalaris, inclusief een eventuele via de werkgever uitbetaalde ZW/WAO-uitkering, een aanvulling ZW/WAO of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering en inclusief vaste toeslagen die perio- diek worden uitbetaald, verhoogd met de vakantietoeslag.
2. a. De werkgever is voor zijn werknemer een bijdrage aan de Stichting ver- schuldigd.
b. De bijdrage, bedoeld onder a, bestaat uit een bijdragedeel dat geheven wordt ten behoeve van de basis-uitkering en een bijdragedeel dat geheven wordt ten behoeve van de aanvullingsuitkering.
c. Beide bijdragedelen worden uitgedrukt in een door CAO-partijen, na advies van het bestuur van de Stichting, vastgesteld percentage over de bij- dragegrondslag.
d. Het bijdragedeel ten behoeve van de basis-uitkering wordt geheven over ten hoogste ƒ 39.335,-. Het bijdragedeel ten behoeve van de aanvullingsuit- kering wordt geheven over ten hoogste 11/2 x het WAO dagloon op jaarbasis.
e. In afwijking van het vermelde in lid 1 wordt ten aanzien van de werknemer belast met colporteurs- en acquisitiewerkzaamheden van wie de beloning voor een belangrijk deel uit provisie bestaat als bijdragegrondslag gebruikt: het garantie-inkomen bedoeld in artikel 9 van Bijlage VII van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeve- rijbedrijf, vermeerderd met de vakantietoeslag.
f. Indien een werknemer een arbeidsovereenkomst voor minder dan de nor- maal bij de werkgever geldende wekelijkse arbeidsduur heeft, wordt de bijdragegrondslag herrekend naar een bijdragegrondslag op basis van een voltijd arbeidsovereenkomst. Vervolgens wordt de aldus berekende bij- dragegrondslag, met inachtneming van het maximum, vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage. Het deeltijdpercentage wordt vastgesteld naar de verhouding tussen de overeengekomen en de normale wekelijkse arbeidsduur, waarbij de teller wordt gevormd door het overeengekomen aantal wekelijkse uren en de noemer door de normale wekelijkse uren.
3. a. De werkgever is een voorschot op de in het tweede lid bedoelde bijdrage aan de Stichting verschuldigd. De hoogte en wijze van bepalingen van dit voorschot wordt door de CAO-partijen na advies van het bestuur van de Stich- ting vastgesteld.
b. Het werknemersdeel in de in het tweede lid bedoelde bijdrage bedraagt 50%. Het werknemersdeel wordt door de werkgever ingehouden op het salaris van de werknemer.
4. a. De in het tweede lid bedoelde bijdrage is verschuldigd tot de 61-jarige leef- tijd van de werknemer.
b. Indien een werknemer voor het bereiken van de 61-jarige leeftijd deel- neemt aan de regeling, blijft de in het tweede lid bedoelde bijdrage ver- schuldigd totdat hij de 61-jarige leeftijd bereikt. De in dit onderdeel bedoelde deelnemer is gehouden het werknemersdeel in de bijdrage af te dragen aan zijn laatste werkgever. De bijdragegrondslag die gold onmid- dellijk voor het tijdstip van deelneming, is bepalend voor de vaststelling van de bijdrage. De in de vorige volzin bedoelde bijdragegrondslag dient te worden verhoogd met de algemene loonsverhoging ingevolge de voor betrokken deelnemer geldende CAO., die hij zou hebben ontvangen als hij niet voor de 61-jarige leeftijd zou hebben deelgenomen.
5. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken alsdoor de Stichting bepaald , de gegevens te verstrekken die de Stichting nodig heeft om de door de werkgever volgens het tweede lid verschuldigde bijdrage of voorschot vast te stellen. Als de werkgever niet of niet tijdig aan deze verplich- ting voldoet, is het bestuur bevoegd de verschuldigde bijdrage of het voorschot naar beste weten vast te stellen.
De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste gegevens komen voor rekening van de werkgever.
6. De werkgever is verplicht de bijdrage te voldoen binnen 14 dagen na de dagte- kening van de desbetreffende nota van de Stichting. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt tevens het gehele resterende bedrag van de voor- schotnota direct opeisbaar.
7. Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of de verschuldigde voor- schotbijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in ver- zuim. De Stichting is dan bevoegd te vorderen:
- rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;
- vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke interessen, dat geldt op de dag waarop de rente door de Stichting wordt gevorderd, als bedoeld in artikel 6:119 jo 120 van het Burgelijk Wetboek. De buitengerechtelijke invor- deringskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van ƒ 75,-.
8. Indien de werkgever zijn lidmaatschap van de Groep Algemene Uitgevers, de Groep Educatieve Uitgeverijen, de Groep Wetenschappelijke en Professionele Uitgevers, de Groep Publieks- en Opinietijdschriften of de Groep Vaktijd- schriften opzegt en tevens de aansluiting bij de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf beëindigt, zal de werkgever ter vereffening van de lasten die voortvloeien voor de Stichting uit de uitkerin- gen aan de ex-werknemers van de werkgever, die zijn ingegaan vóór de eindda- tum van de aansluiting tot aan de reglementaire einddata van die uitkeringen, een door de Stichting vast te stellen vergoeding betalen. Daarnaast is de werk- gever verplicht tot betaling van een door de Stichting vast te stellen vergoeding ter vereffening van het door de beëindiging ontstane financiële nadeel voor de Stichting.
VI-B
VI-B
Voorwaarden van deelneming
Aanvullende voorwaarden van deelname voor de volledig arbeidsonge- schikte werk- nemer.
9. Indien de aansluiting van de werkgever bij de Stichting voor de Stichting binnen een termijn van 5 jaar na het moment van aansluiting naar verwachting finan- cieel nadelig is, is de wergever verplicht tot betaling van een door de Stichting vast te stellen inkoopsom. De in de vorige volzin bedoelde inkoopsom dient ter vereffening van het financiële nadeel en kan niet negatief zijn.
HOOFDSTUK III DEELNEMING
Artikel 6
Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer:
a. de leeftijd van 61 jaar hebben bereikt, dan wel bereiken in de maand met ingang waarvan hij uittreedt en;
b. gedurende de laatste 10 jaren onmiddellijk voorafgaand aan het moment van deelneming onafgebroken op grond van een arbeidsovereekomst werkzaam zijn geweest in het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf zoals omschreven in artikel 1 of in een aanverwant/dienstverlenend bedrijf en/of als journalist bij een werkgever welke gehouden is de collectieve arbeidsovereenkomst voor Vak- tijdschriftjournalisten toe te passen, behoudens beperkte onderbrekingen buiten zijn schuld, één en ander ter beoordeling van het bestuur van de Stichting en;
c. onmiddelijk voorafgaand aan het moment van deelneming in dienst zijn van een werkgever die aangesloten is bij de Stichting en;
d. niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering en evenmin onder een afvloeiingsregeling, een nonactiviteitsregeling of een daarmee gelijk te stel- len regeling vallen en;
e. zich schriftelijk verbinden:
1. tot de eerste van de maand waarin hij 65 jaar wordt geen arbeidsovereen- komst aan te gaan noch werkzaamheden die verricht worden op grond van een arbeidsovereenkomst te zullen uitbreiden;
2. tot de eerste van de maand waarin hij 65 jaar wordt geen betaalde werk- zaamheden voor zijn ex-werkgever te zullen verrichten en;
x. xxxxxxxxx 3 maanden voor de gewenste uittredingsdatum zijn werkgever van zijn voornemen tot uittreden in kennis hebben gesteld en;
g. in de derde maand voor de gewenste uittredingsdatum een aanvraagformulier bij de Stichting hebben ingediend met een afschrift aan zijn werkgever. Eerder ingediende aanvraagformulieren worden niet in behandeling genomen en aan de werknemer geretourneerd.
Artikel 7
1. In afwijking van het in artikel 6 , sub d bepaalde kan een werknemer die aan de in artikel 6, sub a, gestelde leeftijdseis voldoet en in aanmerking komt voor een uitkering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid krachtens de WAO/Wajong/WAZ, dan wel een ZW-uitkering ontvangt, (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens de Toeslagenwet), aan de regeling deelnemen indien:
- hij bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid tenminste 57 jaar was;
- gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid zijn arbeidsovereen-
komst met de werkgever wordt gehandhaafd;
- ook overigens aan de in dit reglement gestelde voorwaarden is voldaan.
2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op directeuren en adjunctdirecteuren en/of directeuren-hoofdredacteuren en uitgever/hoofdre- dacteuren als bedoeld in artikel 1, sub f.
3. De jaren dat men een WAO/Wajong/WAZ-uitkering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid, dan wel een ZW-uitkering, dan wel een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid (eventueel aangevuld met een uitkering ingevolge de Toeslagenwet) ontvangen heeft, wordt men geacht op grond van een arbeids- overeenkomst werkzaam te zijn gweest, zoals bedoeld wordt in artikel 6, onder b.
4. De voorwaarde voor deelneming dat men niet in aanmerking komt voor een vol- ledige SV-uitkering als bedoeld in artikel 6, onder d, is niet van toepassing ten aanzien van de in de beide eerste leden van dit artikel bedoelde werknemers.
Artikel 8
1. In afwijking van het gestelde in artikel 6, sub c en d kan de werknemer die in aan- merking komt voor een volledige uitkering ingevolge de Werkloosheidswet deelnemen aan de regeling:
op de geldende uittredingsleeftijd, indien betrokkene op of na het bereiken van de 57 jarige leeftijd in aanmerking is gekomen voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de ontslagdatum op of na 1 januari 2001 ligt. Hiertoe dient naast de in artikel 6 genoemde voorwaarden aan de in het tweede lid van dit arti- kel genoemde nadere voorwaarden te worden voldaan.
2. De nadere voorwaarden zoals bedoeld in het eerste lid zijn:
a. de werkloosheid dient te zijn ontstaan als gevolg van een reorganisatie in de zin van artikel 4A van de CAO
b. de werkloze werknemer dient gedurende de periode van werkloosheid het op grond van artikel 20 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf dan wel artikel 19 van de collectie- ve arbeidsovereenkomst voor Vaktijdschriftjournalisten verschuldigde deel van de bijdrage af te dragen aan zijn voormalige werkgever. De bij- drage wordt berekend over zijn laatstgenoten bruto-maansalaris voor de ingang van de werkloosheid, welk salaris verhoogd wordt met de algeme- ne loonsverhogingen ingevolge de voor de betrokken werknemer gelden- de collectieve arbeidsovereenkomst, die hij ontvangen zou hebben, indien hij niet werkloos geworden zou zijn. De werkgever zal de volledige bijdra- ge aan de Stichting afdragen.
3. Gedurende de periode dat de in het eerste lid bedoelde werkloze werknemer voor een volledige uitkering krachtens de Werkloosheidswet in aanmerking komt, wordt hij geacht op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn geweest.
Artikel 9
1. De Stichting willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de Stichting aan alle voorwaarden is voldaan. De deelneming geeft recht op de in hoofdstuk 4 bedoelde basisuitkering en eventueel op de in hoofstuk 5 bedoelde aanvullingsuitkering
2. Wanneer de deelnemer niet of niet langer voldoet aan een van de voorwaarden in dit reglement of handelt in strijd met zijn reglementaire verplichtingen, kan
VI-B
Aanvullende voorwaarden van deelname voor de volledig werkloze werk- nemer.
Rechten uit deel- neming, einde deelneming en terugvordering
VI-B
Rechten van een deelnemer
de Stichting zijn deelnemerschap en het recht op uitkering vervallen verklaren.
3. Het deelnemerschap eindigt:
- op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt.
- bij het overlijden van de deelnemer; in dat geval eindigt de uitkering op de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond en wordt aan de nagelaten betrekkingen, zoals omschreven in artikel 7:674 BW, een over- lijdensuitkering verstrekt. Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van twee maal de hoogte van de reglementaire uitkering over de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvond.
4. Indien de Stichting te veel of ten onrechte uitkering heeft betaald doordat de deelnemer gehandeld heeft in strijd met zijn verplichtingen voortvloeiend uit dit reglement kan deze uitkering worden teruggevorderd.
HOOFDSTUK IV BASIS VUT-UITKERING
Artikel 10
1. De deelneming aan de regeling geeft recht op een jaarlijkse basisuitkering van ƒ 29.501,-. Als de deelneming aanvangt, dan wel eindigt in de loop van het kalenderjaar, wordt de het bedrag van de jaarlijkse uitkering van het jaar waarin de deelneming aanvangt, respectievelijk eindigt, naar evenredigheid verlaagd.
2. De in het eerst lid bedoelde uitkering is gebaseerd op basis van fulltime werk- zaamheid. Indien een werknemer in het laatste jaar voor uittreden een arbeidsovereenkomst voor minder dan de normaal bij de werkgever geldende wekelijkse arbeidsduur heeft gehad, wordt de in het eerste lid genoemde basis- uitkering vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage. Het deeltijdpercentage wordt vastgesteld naar de verhouding tussen de overeengekomen en de norma- le wekelijkse arbeidsduur, waarbij de teller wordt gevormd door het gewogen gemiddelde van het aantal overeengekomen wekelijkse uren in het laatste jaar en de noemer door de normale wekelijkse uren
3. Indien de salarissen op grond van de CAO die direct vóór uittreden van toepas- sing was, worden verhoogd, wordt de uitkering van de deelnemer die onder die betreffende CAO viel met hetzelfde percentage verhoogd.
4. Als direct voorafgaande aan de deelneming geen CAO van toepassing was, dan is het vorige lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat maxi- maal de algemene salarisverhoging van de CAO wordt toegepast.
5. Indien de werknemer vervroegd uittreedt met toepassing van artikel 16, twee- de lid dan zal de uitkering evenredig worden verlaagd. De in de vorige volzin bedoelde evenredige verlaging vindt als volgt plaats: het bedrag van de uitkering dat zonder de vervroeging van de uittreding zou hebben gegolden, wordt ver- menigvuldigd met een breuk waarvan de teller wordt gevormd door het aantal maanden dat zonder de vervroeging van de uittreding een uitkering zou zijn genoten en de noemer door het aantal maanden dat door de vervroeging een uit- kering zal worden genoten.
6. Indien de vervroegde uittreding later plaatsvindt dan het reglementair vroegst mogelijke tijdstip vindt géén verhoging van de uitkering plaats.
HOOFDSTUK V AANVULLINGSREGELING
Artikel 11
1. Voor de werknemer die op 31 december 2000 als werknemer in dienst is van een werkgever en tot het bereiken van de 61 jarige leeftijd onafgebroken in dienst is gebleven van een werkgever geldt de navolgende aanvullingsregeling
2. De aanvullingsuitkering bestaat voor de in het eerste lid bedoelde werknemer uit: een bruto uitkering van 70% van de uitkeringsgrondslag zoals bedoeld in artikel 12, minus de basisuitkering- en minus de prepensioenuitkering op grond van de prepensioenregeling zoals in dit reglement bedoeld.
3. De in het tweede lid bedoelde uitkering is gebaseerd op basis van fulltime werk- zaamheid. Indien een werknemer in het jaar voor uittreden op enig tijdstip een arbeidsovereenkomst voor minder dan de normaal bij de werkgever geldende wekelijkse arbeidsduur heeft gehad, wordt de in het tweede lid genoemde basis- uitkering vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage. Het deeltijds percenta- ge wordt vastgesteld naar de verhouding tussen de overeengekomen en de nor- male wekelijkse arbeidsduur, waarbij de teller wordt gevormd door het gewogen gemiddelde van het aantal overeengekomen wekelijkse uren in het laatste jaar en de noemer door de normale wekelijkse uren.
4. Indien de werknemer vervroegd uittreedt met toepassing van artikel 16, tweede lid dan zal de uitkering evenredig worden verlaagd. De in de vorige volzin bedoelde evenredige verlaging vindt als volgt plaats: het bedrag van de uitke- ring dat zonder de vervroeging van de uittreding zou hebben gegolden, wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller wordt gevormd door het aan- tal maanden dat zonder de vervroeging van de uittreding een uitkering zou zijn genoten en de noemer door het aantal maanden dat door de vervroeging een uit- kering zal worden genoten.
5. Indien de vervroegde uittreding later plaatsvindt dan het reglementair vroegst mogelijk tijdstip vindt géén verhoging van de uitkering plaats.
6. Indien de salarissen op grond van de CAO die direct vóór uittreden van toepas- sing was, worden verhoogd, wordt de aanvullingsuitkering van de deelnemer die onder die betrefffende CAO viel met hetzelfde percentage verhoogd.
7. Als direct voorafgaande aan de deelneming geen CAO van toepassing was, dan is het vorige lid van overeenkomstige toepassing , met dien verstande dat maxi- maal de algemene salarisverhoging van de CAO wordt toegepast.
8. Onder “werknemer” wordt in het eerste lid ook verstaan de werkloze werkne- mer op wie artikel 8 toepassing heeft gevonden.
Artikel 12
1. Onder de uitkeringsgrondslag van de aanvullingsuitkering van de deelnemer wordt verstaan: zijn laatstgenoten vaste bruto maand- of periodesalaris, inclu- sief vaste bruto toeslagen die per maand/periode worden uitbetaald, een en ander berekend op jaarbasis, vermeerderd met de bruto vakantietoeslag. Voor- zover van toepassing wordt bij de vaststelling van de uitkeringsgrondslag reke- ning gehouden met de aanvulling tot het niveau als bedoeld in artikel 18, twee- de lid van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf, dan wel artikel 17 tweede lid van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Vaktijdschriftjournalisten, zoals die direct vooraf- gaand aan de deelname aan de uittredingsregeling aan de deelnemer werd ver- strekt.Voor de berekening van de uitkeringsgrondslag wordt steeds veronder-
VI-B
Aanvullings- regeling
Uitkeringsgrond- slag voor de aan- vullingsuitkering
VI-B
Inhoudingen
Verplichtingen van de Stichting c.q. de ex-werknemer
steld dat er sprake is van een full-time dienstverband.
2. De uitkeringsgrondslag is ten hoogste gelijk aan 1,5 maal het maximum uitke- ringsdagloon WAO op jaarbasis. Indien de werknemer vervroegd uittreedt met toepassing van artikel 16, tweede lid, dan zal het in de vorige volzin vermelde maximum naar evenredigheid worden verlaagd
3. In afwijking van het vermelde in het eerste lid wordt ten aanzien van de deelne- mer die was belast met colporteur- en acquisitiewerkzaamheden en wiens belo- ning voor een belangrijk deel uit provisie bestond onder uitkeringsgrondslag verstaan: het op de datum van uittreden geldende garantie-inkomen bedoeld in artikel 9, lid 3 van bijlage VII van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschrifuitgeverijbedrijf op jaarbasis, vermeerderd met de vakan- tietoeslag. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
4. Bij de vaststelling van de uitkeringsgrondslag van een deelnemer als bedoeld in artikel 7 wordt in afwijking van het eerste lid uitgegaan van het laatstverdiende vaste bruto maand- of periodesalaris direct vóór de ingangsdatum van de volle- dige arbeidsongeschiktheid. Dit salaris dient verhoogd te worden met de perio- dieke verhogingen waarop de betrokken werknemer recht gehad zou hebben, indien hij niet arbeidsongeschikt geworden zou zijn. Dit geheel dient nog ver- hoogd te worden met de algemene loonsverhogingen ingevolge de voor de betrokken werknemer geldende collectieve arbeidsovereenkomst, die hij ont- vangen zou hebben tot het moment van uittreding, indien hij niet arbeidsonge- schikt geworden zou zijn. Het bepaalde in dit artikel is voor het overige van overeenkomstige toepassing.
5. De uitkeringsgrondslag voor de in artikel 8 bedoelde deelnemer wordt op dezelfde wijze als in het vierde lid bepaald vastgesteld, met dien verstande dat overal waar arbeidsongeschikt staat vermeld, er werkloos dient te worden gele- zen.
HOOFDSTUK VI BEPALINGEN GELDEND VOOR
DE BASISUITKERING EN DE AANVULLINGSUITKERING
Artikel 13
De Stichting houdt op alle uitkeringen in:
a. de verschuldigde loonheffing;
b. het werknemersdeel in de ziekenfondspremie c.q. de volledige premie van de ziektekostenverzekering indien de deelnemer deelneemt aan een collectieve ziektekostenverzekering bij de ex-werkgever;
c. het werknemersdeel in de pensioenpremie conform de bepalingen van de pen- sioenregeling; de hoogte van de pensioenpremie wordt vastgesteld als ware de arbeidsovereenkomst met de werkgever niet geëindigd.
Artikel 14
1. De Stichting neemt voor haar rekening:
a. het werkgeversdeel in de ziekenfondspremie;
b. in verband met de voortzetting van de geldende pensioenvoorziening:
8,5% van de uitkeringsgrondslag voor de deelnemer geldende uitkerings- grondslag als bedoeld in artikel 12;
2. De Stichting draagt de op de uitkering ingehouden premies alsmede de premies respectievelijk de bijdragen die zij voor haar rekening neemt, af aan de desbe- treffende instanties respectievelijk aan de ex-werkgever.
3. De ex-werkgever is verplicht de werkgeversbijdrage aan de pensioenvoorzie- ning en de gebruikelijke tegemoetkoming in de ziektekostenverzekering te con- tinueren.
4. De Stichting betaalt aan de deelnemer de overhevelingstoeslag verschuldigd ingevolge de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen.
Artikel 15
1. De voor het tijdstip van vervroegde uittreding geldende pensioenregeling en ziektekostenverzekering worden voortgezet als ware de arbeidsovereenkomst niet geëindigd.
2. De Stichting keert eenzelfde compensatie in de premie voor de ziektekosten- verzekering uit aan de deelnemer als hij voor het vervroegde uittreden van zijn werkgever een compensatie ontving. Deze compensatie wordt ten laste van de ex-werkgever gebracht.
Artikel 16
1. De uitkering gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leef- tijd van 61 jaar bereikt.
2. Op verzoek van de werknemer gaat de uitkering in vóór de in het eerste lid bedoelde tijdstip, maar niet eerder dan de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 60 jarige leeftijd bereikt. In geval van vervroeging van het ingangstijdstip van de uitkering, moet de werknemer reeds op de eerdere ingangsdatum voldoen aan de in artikel 6, sub b tot en met g genoemde voor- waarden.
3. Op verzoek van de werknemer gaat de uitkering in na het in eerste lid bedoelde tijdstip, maar niet later dan 6 maanden voor de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.
Artikel 17
De uitkering geschiedt in maandelijkse termijnen. De betaling wordt beschikbaar gesteld in de tweede helft van de maand waarin de deelneming aanvangt.
Artikel 18
1. Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aan- merking komt voor een SV-uitkering en/of een ouderdomspensioen, dan dient hij zulks te melden aan de Stichting. De SV-uitkering wordt in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken aanvullingsuitkering. Tot 31 december 2000 werd het ingegaan ouderdomspensioen in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken VUT-uitkering. Vanaf 1 januari 2001 geldt dit slechts indien het ouderdomspensioen gebaseerd is op een collectieve verplichting. De deelnemer is verplicht elke wijziging in de SV-uitkering resp. het ouderdomspensioen, direct aan de Stichting te melden.
2. Indien de werknemer ten tijde van het indienen van een aanvraag tot vrijwillig ver- vroegde uittreding betaalde nevenwerkzaamheden verricht of gaat verrichten, is hij verplicht dit te melden aan de Stichting onder opgave van het brutobedrag.
3. De deelnemer die betaalde nevenwerkzaamheden verricht of gaat verrichten, is
VI-B
Lopende verzekeringen
Ingang uitkering
Tijdstip uitbetaling
Wijziging van rechten
VI-B
Overgangsbepa- ling ten aanzien van de voor- waarden van deelneming
verplicht dit te melden aan de Stichting onder opgave van de in de toekomst te ontvangen bruto-inkomsten.
4. De deelnemer is verplicht een uitbreiding van de nevenwerkzaamheden en/of een toename in de inkomsten uit de werkzaamheden als bedoeld in het tweede en derde lid te melden aan de Stichting.
5. Inkomsten genoten uit nevenwerkzaamheden, die een deelnemer anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst binnen de bedrijfstak:
– binnen één jaar voor zijn uittreden is aangevangen te verrichten of;
– op of de datum van uittreding gaat verrichten of;
– die voortvloeien uit een uitbreiding van nevenwerkzaamheden die hij reeds vóór één jaar voor het uittreden verrichtte,
worden in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken bruto uit- kering(en) voorzover de som van deze inkomsten en de bruto-uitkering(en) op jaarbasis meer bedraagt dan de uitkeringsgrondslag van de aanvullingsuitkering op jaarbasis, zoals bedoeld in artikel 12.
HOOFDSTUK VII OVERGANGS- EN
SLOTBEPALINGEN
Artikel 19
1. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande hoofdstukken, in het bijzonder van de in artikel 6, onder a, gestelde leeftijdseis, blijft voor de werknemer die tenminste de 58-jarige leeftijd bereikt of heeft bereikt in de maand met ingang waarvan hij uittreedt, de uittredingsregeling neergelegd in het reglement van de Stichting zoals dat luidde op 31 december 2000 (hierna: de oude regeling) gel- den, indien hij vóór 1 januari 2001 een periode van 10 jaar als bedoeld in artikel 6, sub b en bovendien vóór die 10-jaren-periode nog tenminste 30 jaren werk- zaam is geweest:
- in het Boeken - of Tijdschriftuitgeverijbedrijf of;
- in een aanverwant/dienstverlenend bedrijf of;
- als journalist bij een werkgever welke gehouden is de CAO voor Vaktijd- schriftjournalisten toe te passen of;
- in de grafische industrie of;
- in een boekhandel of;
- in het Dagbladuitgeverijbedrijf.
2. a. In afwijking van van het bepaalde in de voorgaande hoofdstukken, in het bijzonder van de in artikel 6, onder d, gestelde eis ten aanzien van een SV- uitkering, blijft de oude regeling ook gelden voor de werknemer die aan de voorwaarde in het eerst lid voldoet en die in aanmerking komt voor een uit- kering gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid krachtens de WAO/Wajong/WAZ, (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering, zoals een zoge- naamde WAO-gat verzekering), dan wel een ZW-uitkering ontvangt (even- tueel aangevuld met een uitkering krachtens de Toeslagenwet) wanneer:
- hij bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid tenminste 55 jaar was;
- gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid zijn arbeidsovereen-
komst met de werkgever wordt gehandhaafd;
- ook overigens aan de in dit reglement gestelde voorwaarden is voldaan.
b. Het bepaalde onder a is van overeenkomstige toepassing op directeuren en adjunct-directeuren en/of directeuren-hoofdredacteuren en uitgevers/hoofd- redacteuren als bedoeld in artikel 1, sub f.
3. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande hoofdstukken, in het bijzonder van de in artikel 6, onder d, gestelde eis ten aanzien van een SV-uitkering, blijft de oude regeling ook gelden voor de werknemer die in aanmerking komt voor een volledige uitkering ingevolge de Werkloosheidwet en die aan de voorwaar- de in het eerste lid en aan de voorwaarden genoemd in artikel 8, tweede lid vol- doet indien de betrokkene op of na het bereiken van de 55-jarige leeftijd in aan- merking is gekomen voor de eerder genoemde werkloosheidsuitkering.
Artikel 20
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 11, tweede lid, is bij uittreding in de periode van het jaar 2001 tot en met het jaar 2005 de hoogte van het percentage van de uitkering afhankelijk van het jaar van uittreden. Het in de vorige volzin bedoelde percentage komt overeen met het percentage dat in onderstaande tabel bij het desbetreffende jaar van uittreden staat vermeld.
Jaar van uittreding | Uitkeringspercentage |
2001 | 75% |
2002 | 74% |
2003 | 73% |
2004 | 72% |
2005 | 71% |
Het voor de deelnemer bij de aanvang van zijn VUT-periode geldende uitke- ringspercentage zoals in dit lid bedoeld, geldt voor zijn gehele VUT-periode.
2. Het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 18 is van overeenkomstige toepassing op de uitkeringen die op grond van het eerste lid zijn vastgesteld.
Artikel 21
De bepalingen welke zijn neergelegd in het reglement van de Stichting zoals dat luidt op 31 december 2000, zijn onverkort van toepassing op:
- de deelnemer met een een VUT-uitkering welke is ingegaan voor het inwerking treden van dit reglement;
- de arbeidsongeschikte en werkloze werknemer, zoals bedoeld in artikel 4A, respectievelijk 4B van het oude reglement, die vóór 1 januari 2001volledig arbeidsongeschikt, respectievelijk volledig werkloos is geworden;
- de werknemers als bedoeld in artikel 19 eerste tot en met derde lid.
Artikel 22
In alle zaken betreffende toelating, uitkering en vervallen van deelnemerschap, waarin dit reglement niet voorziet en in gevallen waarin toepassing van dit regle- ment leidt tot uitkomsten die door één van de betrokkenen in de strijd wordt geacht met de bedoeling van de regeling tot vervroegd uittreden, beslist het bestuur van de Stichting.
Artikel 23
Degene ten aanzien van wie door het bestuur der Stichting een beslissing is genomen
VI-B
Aanvullingsrege- ling in de over- gangsperiode
Toepassing oude reglement
Beslissingen
VI-B
Beroep
Inwerkingtreding
over al of niet toelating, dan wel vervallen van deelnemerschap, kan tegen deze beslissing binnen 4 weken na dagtekening van de beslissing in beroep gaan bij de Vaste Commissie voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftenuitgeverijbe- drijf.
Artikel 24
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2001.
Bijlage VII Reglement van de
Stichting Arbeidsongeschiktheids- voorziening Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf.
(Artikel 17A van de CAO)
Artikel 1
a.
Stichting: Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Boeken- en Tijdschrift- uitgeverijbedrijf, gevestigd te Amsterdam.
b.
Bestuur: het bestuur van de Stichting.
c.
Administrateur:ANV Netwerkverzekeringen BV. gevestigd te Hoofddorp, (Postbus 3078, 0000 XX Xxxxxxxxx, tel.: 000-0000000).
d.
Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf: de ondernemingen die gehouden zijn de CAO toe te passen, alsmede aanverwante en dienstverlenende ondernemingen welke door het bestuur van de Stichting worden geacht hiermede te zijn gelijkge- steld.
e.
Werkgever: iedere werkgever in het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf.
f.
Deelnemer:
1. De werknemer op wie de CAO van toepassing is.
2. De werknemer in dienst van de in lid d. bedoelde gelijkgestelde ondernemingen.
3. Directeuren, adjunctdirecteuren, directeuren/hoofdredacteuren en uitge- vers/hoofdredacteuren in dienst van de werkgever mits de directeuren, adjunctdirecteuren, directeuren/hoofdredacteuren en hoofdredacteuren als zodanig collectief bij de Stichting door de werkgever zijn aangemeld voor 1 juli 1993.
g.
Verzekerde: de deelnemer.
h.
Jaarinkomen: het coördinatieloon voor de sociale verzekering op jaarbasis, dat is gemaximeerd op de WAO-loongrens.
i.
CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor
- het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf en/of
- Publiekstijdschriftjournalisten en/of
- Opinieweekbladjournalisten en/of
- Vaktijdschriftjournalisten.
Begrips- bepalingen
Stichting
Bestuur
Administrateur
Boeken- en Tijd- schriftuitgeverij- bedrijf
Werkgever
Deelnemer
Verzekerde
Jaarinkomen
CAO
VII
Statuten
WAO
WAO-loongrens
Arbeidsonge- schikheid
Uitvoeringsin- stelling
Verzekeraar
Verzekerings- voorwaarden
ZW
Aanspraak op pensioen en de grootte daarvan
j.
Statuten: de statuten van de Stichting
k.
WAO: de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering zoals deze geldt vanaf 1 augustus 1993.
l.
WAO-loongrens: bedrag van het maximum loon (berekend op jaarbasis) dat bij de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge de Wet op Arbeidson- geschiktheidverzekering in aanmerking wordt genomen. Vaststelling hiervan geschiedt in de regel per 1 januari van elk jaar.
m.
Arbeidsongeschiktheid: de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, welke geacht wordt aanwezig te zijn indien en zolang de verzekerde recht heeft op een uit- kering krachtens de ZW en/of WAO.
n.
Uitvoeringstelling: de uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 41 van de Organi- satiewet Sociale Verzekeringen, waarbij de werkgever is aangesloten.
o.
Verzekeraar: Centraal Beheer Schadeverzekering N.V., gevestigd te Apeldoorn.
p.
Verzekeringsvoorwaarden: de verzekeringsvoorwaarden WAO-Zekerheidsplan en de aanvullende voorwaarden in verband met de toepassing van de Pensioen- en spaarfondsenwet (B-regeling, schadeverzekering) van de verzekeraar.
q.
ZW: de Ziektewet
Artikel 2
1. Ter uitvoering van de in dit reglement omschreven regeling zijn door de stich- ting arbeidsongeschiktheidsverzekeringen gesloten bij de verzekeraar, een en ander conform het bepaalde in de statuten. Het reglement is onderworpen aan de verzekeringsvoorwaarden welke deel uitmaken van de verzekerings- en beleg- gingsovereenkomst. De verzekeringsvoorwaarden liggen bij de werkgever ter inzage.
De verzekerde verkrijgt ingeval van arbeidsongeschiktheid, overeenkomstig de bepalingen van dit reglement, aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspen- sioen.
2. Voor iedere verzekerde is in geval van volledige arbeidsongeschiktheid verze- kerd tot aan zijn 65-jarige leeftijd (eindleeftijd) een pensioen bij arbeidsonge- schiktheid ter grootte van het verschil tussen de loondervingsuitkering en de vervolguitkering ingevolge de WAO op basis van het dagloon zoals dit wordt vastgesteld door de uitvoeringsinstelling. Indien de verzekerde geen recht heeft op een loondervingsuitkering, is een pensioen bij arbeidsongeschiktheid verze- kerd alsof de verzekerde wel recht zou hebben gehad op een loondervingsuitke- ring.
Het verschil wordt vastgesteld op dezelfde dag als de datum met ingang waar- van de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de WAO voor de verzekerde ingaat. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid geldt de tabel als bedoeld in arti- kel 8 van de verzekeringsvoorwaarden.
3. Voor deelnemers in dienst van de ondernemingen die op een latere datum dan de ingangsdatum van deze regeling als werkgever in de zin van dit reglement wor- den aangemerkt geldt dat alleen aanspraak op pensioen kan worden gemaakt als gevolg van arbeidsongeschiktheid welke is ontstaan vanaf deze latere datum.
Artikel 3
De ingegane uitkering alsmede de uitkering waarop voorwaardelijk recht is ontstaan zal worden geïndexeerd conform de indexatie van de WAO-uitkering, mits de finan- ciële middelen daartoe toereikend zijn.
Artikel 4
1. In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin van artikel 7 lid 1 van de verze- keringsvoorwaarden gaat de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen niet eerder in dan twee jaar na de dag waarop de uitkering ingevolge de WAO ingaat.
2. Artikel 7 lid 2 sub a. van de verzekeringsvoorwaarden is niet van toepassing.
Stijgende uitkering
Afwijkende bepalingen
VII
Artikel 5
1. De hoogte van de bijdrage van de deelnemer wordt jaarlijks door CAO-partij- en, na advies van het bestuur, vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het premieloon voor de uitvoering van de WAO, verminderd met de een door CAO-partijen na advies van het bestuur te bepalen franchise, met dien verstan- de dat van een individuele deelnemer niet meer salaris in aanmerking wordt genomen dan tot de WAO-loongrens.
2. De werkgever zal de bijdrage van de deelnemer in opeenvolgende termijnen bij iedere salarisbetaling aan de deelnemer op het salaris inhouden.
Artikel 6
1. De werkgever draagt deze bijdragen bij wijze van voorschot in drie-maande- lijkse termijnen over aan de administrateur. Definitieve afrekening van de ver- schuldigde bijdragen vindt plaats na afloop van het betreffende kalenderjaar.
2. Indien de werkgever de bijdragen niet binnen vastgestelde termijnen voldoet, is de administrateur bevoegd bij de werkgever in rekening te brengen:
- wettelijke rente over het verschuldigde bedrag, een en ander vanaf de dag dat het bedrag betaald had moeten zijn;
- vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging volgens de wet.
Ingeval de werkgever alsdan de bijdrage nog niet voldoet, vervalt voor de werk- nemers van de betreffende werkgever de deelname aan de verzekering met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van de overeenkomst en voorwaar- den behorende aanvullende voorwaarden in verband met toepassing van de Pen- sioen- en Spaarfondswet (B-regeling schadeverzekeringen).
3. De werkgever is verplicht, op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door het bestuur bepaald, de gegevens te verstrekken die de administrateur nodig heeft om de door de deelnemer verschuldigde, doch door de werkgever af te dragen bijdrage als bedoeld in lid 1, vast te stellen.
Bijdrage van de deelnemer
Overdracht aan de administra- teur
VII
Verstrekken van gegevens door de deelnemer
Terugvordering
Wijziging van de regeling
Onvoorziene gevallen
Inwerking- treding
4. Indien de werkgever weigert de gegevens te verstrekken, is de administrateur bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.
5. Als op een later tijdstip blijkt dat de gegevens onjuist zijn opgegeven, heeft de administrateur het recht een navordering in te stellen.
Artikel 7
1. Zodra de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de WAO, of er sprake is van een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid, dient hij dit te melden bij de administrateur onder overlegging van de toeken- ningsbeslissing WAO. De melding dient te gebeuren binnen 30 dagen nadat deze beslissing door de uitvoeringsinstelling is afgegeven.
2. Indien de deelnemer de arbeidsongeschiktheid niet binnen de in lid 1 van dit arti- kel gestelde termijn heeft gemeld, kan het bestuur besluiten dat een eventuele uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen niet eerder ingaan dan op de dag van deze melding.
3. Eventueel teveel betaalde uitkeringen kunnen door de Stichting worden terug- gevorderd.
Artikel 8
Dit in dit reglement omschreven arbeidsongeschiktheidsregeling kan door het bestuur worden gewijzigd indien er in de voor de regeling relevante wetten wijziging worden aangebracht.
Artikel 9
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het bestuur.
Artikel 10
Dit reglement is in werking getreden op 1 juli 1994 en werkt terug tot 26 januari 1993.
Bijlage VIII Reglement van de
Stichting Fondsen Kinderopvang Boeken-en Tijdschriftuitgeverijbedrijf
(Artikel 21A van de CAO)
Artikel 1
a.
Regeling Kinderopvang: de door CAO-partijen in artikel 21.A van de CAO over- eengekomen regeling.
b.
Fonds: Stichting Fondsen Kinderopvang Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf, gevestigd ten kantore van het Nederlands Uitgeversverbond, Xxxxxxxxxxxxx 0
xx Xxxxxxxxx Z.O., Postbus12040, 0000 XX Xxxxxxxxx Z.O., telefoon 020 - 4309150.
c.
SUK: de Stichting Uitvoering Kinderopvangregelingen, gevestigd te Utrecht aan de Maliebaan 87, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxx, telefoon 0900-2323100 (22 ct per minuut), Internet: xxx.xxx.xx, die zorgt draagt voor de feitelijke uitvoering van de regeling.
d.
Werkgever: de werkgever zoals genoemd in de CAO voor het Boeken- en Tijd- schriftuitgeverijbedrijf, alsmede de werkgever die als zodanig door het bestuur wordt aangemerkt.
e.
Werknemer: de werknemer op wie de CAO van toepassing is dan wel de werkne- mer die daarmee door het bestuur wordt gelijkgesteld
f.
Bijdrageplichtig loon: het ongemaximeerde premieloon over 12 x de maand janu- ari (resp. over 13 x die periode), zoals bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verze- keringen tot maximaal 1,5 maal het maximum premieloon ZW/WAO op jaarbasis, van de werknemers die in januari van enig jaar in dienst zijn bij de werkgever.
g.
Xxxxx: een werknemer is ouder van een kind indien:
– sprake is van een familierechtelijke betrekking tussen het kind en de werknemer als ouder en het kind deel uitmaakt van het huishouden van de werknemer
– geen sprake is van een familierechtelijke betrekking, maar de werknemer het kind verzorgt; dat wil zeggen ouder en kind wonen op hetzelfde adres en de ouder heeft duurzaam de verzorging en de opvoeding van het kind als eigen kind op zich genomen.
h.
Kind: een kind dat nog niet de basisschoolleeftijd heeft bereikt, alsmede kinderen in de leeftijd(en) genoemd in artikel 2 lid b.
Begrips- bepalingen
Regeling Kinderopvang
Fonds
SUK
Werkgever
Werknemer
Bijdrageplichtig loon
Ouder
Kind