GESCHILLENCOMMISSIE SOCIAAL DOMEIN
GESCHILLENCOMMISSIE SOCIAAL DOMEIN
– inzake –
JEUGDZORGAANBIEDER
gevestigd te verzoekster,
– tegen –
GEMEENTE
gevestigd te verweerster
Procesverloop
1. Namens verzoekster heeft … per e-mail van 25 maart 2021 een verzoek – met vier bijlagen – ingediend bij de Geschillencommissie Sociaal Domein (hierna: de 'Commissie') tot behandeling van het geschil dat is gerezen tussen verzoekster en verweerster (hierna het 'Verzoek'). Verweerster heeft met dit verzoek van verzoekster ingestemd. Uit het Xxxxxxx blijkt eveneens dat partijen contact met elkaar hebben gehad over het geschil, wat niet tot een minnelijke oplossing heeft geleid, waarmee voldaan is aan artikel 3.1 van het Reglement van de Commissie.
2. Per e-mail van 26 maart 2021 heeft de Commissie de ontvangst van het Verzoek bevestigd.
3. Per e-mail van 31 maart 2021 heeft de Commissie zowel verzoekster als verweerster laten weten dat de Commissie het geschil in behandeling zal nemen. Xxxxxxx een brief - die als bijlage gevoegd is bij deze mail - wordt verzoekster gevraagd om 14 dagen na dagtekening van deze e-mail het geschil nader toe te lichten en zo nodig te onderbouwen met stukken.
4. Per e-mail van 7 april 2021 heeft verzoekster de Commissie laten weten dat zij geen gebruik maakt van de mogelijkheid om het geschil nader te onderbouwen met stukken, omdat het verzoekschrift (+ bijlagen) (zie punt 1) al voldoende informatie bevat.
5. Per e-mail van 7 april 2021 heeft de Commissie verweerster op de hoogte gesteld van de reactie van verzoekster (zie punt 4) en verzocht om binnen twee weken op het verzoekschrift (+ bijlagen) van verzoekster te reageren.
6. Verweerster heeft bij e-mail van 20 april jl. gereageerd op het verzoekschrift van verzoekster.
7. Op 10 mei 2021 heeft er vervolgens een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij aanwezig zijn namens verzoekster: … en …, namens verweerster: … en … en als leden van de commissie: Xxxxx Xxxxxx, voorzitter, Xxxxxxxx Xxxxxxx en Xxxx Xxxxxxxx ondersteund door Xxxxxx Xxxxxxx.
8. Aan het eind van de zitting is de afspraak gemaakt dat verzoekster en verweerster opnieuw met elkaar in overleg treden om te bezien of het (financiële) geschil minnelijk kan worden opgelost. Ten behoeve daarvan levert de GCSD (hierna ook: 'de Commissie') een korte notitie aan van de observaties op basis van de – tot nu toe - aangeleverde documenten en hetgeen
is ingebracht tijdens de mondelinge zitting (via MS-Teams) van 10 mei jl. Daarbij wordt benadrukt dat het hierbij gaat om eerste observaties en in deze notitie nog geen juridisch inhoudelijk oordeel wordt gegeven maar slechts een weergave van de feiten en omstandigheden die centraal staan in het onderhavige geschil. Indien en voor zover partijen minnelijk niet tot overeenstemming komen, zal de GCSD overgaan tot het uitbrengen van een bindend advies. In dat geval heeft de GCSD – zoals toentertijd is aangegeven aan partijen - nog wel aanvullende informatie en documentatie nodig.
9. Op 3 juni 2021 heeft verweerster per brief laten weten dat het niet is gelukt om met verzoekster tot minnelijke overeenstemming te komen.
10. In dezelfde brief geeft verweerster aan zich niet te kunnen vinden in één van de overwegingen van de GCSD zoals beschreven in bovengenoemde notitie, waarin staat: “……nu tussen partijen niet ter discussie staat dat de geleverde jeugdhulpverlening nodig en doelmatig was.” Verweerster betoogt dat tijdens de hoorzitting op 10 mei 2021 is toegelicht dat de kwaliteit en integriteit van verzoekster niet ter discussie staan. Wat niet is gezegd, is dat de geleverde hulpverlening nodig en doelmatig was. Verweerster benadrukt dat dit eenvoudigweg niet is vast te stellen op basis van de door verzoekster aangeleverde informatie en daar tevens geen nieuwe feiten voor zijn aangeleverd.
11. Per brief van 7 juni 2021 bevestigt verzoekster dat partijen niet tot minnelijke overeenstemming zijn gekomen.
12. Per e-mail van 15 juni 2021 krijgen zowel verzoekster als verweerster van de GCSD een brief waarin de commissie meedeelt dat de Commissie kennis heeft genomen van het feit dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en worden beide partijen uitgenodigd nadere informatie te verstrekken. Deze nadere informatie dient uiterlijk 29 juni door de GCSD te zijn ontvangen. Bovendien worden partijen geïnformeerd dat een nieuwe (digitale) hoorzitting zal plaatsvinden en wel op 12 juli 2021 van 11.00 tot 12.00 uur.
13. Op 28 juni 2021 heeft verweerster per mail de gevraagde aanvullende informatie toegestuurd en verzoekster op 30 juli 2021.
14. Om redenen van beschikbaarheid van verschillende betrokkenen is de digitale hoorzitting van de GCSD uiteindelijk verplaatst naar 4 augustus 2021 van 9.30 uur naar 10.30 uur.
15. Op 4 augustus 2021 heeft de (digitale) hoorzitting plaatsgevonden, waarbij aanwezig zijn namens verzoekster: … en …, namens verweerster: …, … en … en als leden van de Commissie: Xxxxx Xxxxxx, voorzitter, Xxxxxxxx Xxxxxxx en Xxxx Xxxxxxxx ondersteund door Xxxxxx Xxxxxxx.
Feiten en omstandigheden
16. Ouders van de desbetreffende jeugdige, die centraal staat in het onderhavige geschil tussen partijen, doen een noodkreet in de media over het gebrek aan passende jeugdhulp voor hun suïcidale kind. Cliënt verbleef toen reeds 1,5 jaar op een gesloten afdeling. Naar aanleiding hiervan wordt er persoonlijk contact opgenomen op met de bestuurder van verzoekster. Naar aanleiding van dit persoonlijk contact wordt door verzoekster aangegeven dat zij de jeugdhulpverlening aan de desbetreffende jeugdige kan en wil leveren. Dat is de eerste aanleiding van de start van de zeer intensieve behandeling en begeleiding aan de jeugdige door verzoekster. Het gaat hier – voor wat betreft de behandeling - om EMDR en gedragstherapie, die meerdere keren per dag nodig zijn.
17. Op 22 juni 2017 vindt een intakegesprek plaats met de jeugdige bij verzoekster. Een dag later wordt door verzoekster contact gelegd met het wijkteam van verweerster. Het wijkteam is goed op de hoogte van de actuele situatie. Xxxxxxxxxxx beschrijft het contact als constructief. Vanaf dat moment vindt periodiek overleg plaats met het wijkteam over de voortgang en ontwikkelingen in deze desbetreffende casus. In veel gevallen is de moeder van de jeugdige bij het overleg met wijkteam aanwezig. Met het wijkteam is – aldus verzoekster – ook telkens besproken indien een wijziging in de hulpverlening plaatsvond.
18. Begin 2018 is sprake van een systeemupdate bij verzoekster, in het kader van de overgang van o.a. de wijziging van productcodes en de wijze van bekostiging. Door de technische aanpassingen ligt het berichtenverkeer bij verzoekster enige tijd stil, met als gevolg dat de administratieve processen met de gemeente niet goed zijn verlopen. Althans het was voor verzoekster voor een periode niet mogelijk om te communiceren met de gemeente via het berichtenverkeer.
19. In juli 2018 wordt de jeugdige 18 en wordt de zorg gecontinueerd op grond van de Zorgverzekeringswet.
20. Vanaf februari 2018 tot en met juni 2018 vindt er tussen partijen communicatie plaats over de mate van zorg die verzoekster levert en geleverd heeft, en de aard en omvang van de jeugdhulp die de gemeente – via het berichtenverkeer – toekent.
21. De aan de jeugdige geboden jeugdhulpverlening telt twee componenten, en dat staat tussen partijen ook niet ter discussie:
- Deelprestatie G (verblijf met zeer intensieve zorg);
- Behandeling JGGZ (ambulante behandeling).
22. Partijen blijven tot op heden van mening verschillen over de vraag welke jeugdhulpverlening nu dient te worden bekostigd. Het punt van impasse gaat in het bijzonder over de betaling van de component 'behandeling JGGZ', in aanvulling op de deelprestatie G. De vordering van verzoekster bedraagt EUR 51.000,-. Onderstaande tabel geeft het verschil van inzicht tussen partijen weer:
Prestatie | Geleverd | Geleverd (€) | Betaald | Verschil |
Deelprestatie G | 199 etmalen | € 111.867,- | € 111.867,- | € - |
Behandeling JGGZ | 50.116 minuten | € 96.266 | € 45.266,- | € 51.000,- |
Totaal | € 208.133,- | € 157.133,- | € 51.000,- |
Het standpunt van verzoekster
23. Verzoekster heeft met de Verenging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een overeenkomst in het kader van het Landelijk Transitiearrangement (LTA). De Commissie heeft in dat kader de overeenkomst ontvangen die van kracht was ten tijde van de hulpverlening aan de desbetreffende jeugdige.
24. Verzoekster bevestigt dat doordat zij niet tijdig heeft kunnen communiceren via het berichtenverkeer, het berichtenverkeer vanuit de zijde van verzoekster tot onduidelijkheid en extra werk voor de gemeente heeft kunnen leiden. Het was voor verzoekster als gevolg van deze wijziging namelijk voor een periode niet mogelijk om te communiceren via het berichtenverkeer.
25. Het verblijf van de jeugdige kende een zeer intensief karakter, sprake was van intensieve begeleiding en behandeling.
26. Door verzoekster is telkenmale benadrukt dat zij de behandeling aan de jeugdige, zoals gedeclareerd bij de gemeente, ook daadwerkelijk heeft geleverd. Dat is bevestigd door de behandelaar van de jeugdige, die aanwezig is geweest bij de zittingen.
Het standpunt van verweerster
27. Verweerster benadrukt bij herhaling dat de totaalprijs van de kosten voor de jeugdhulpverlening aan deze jeugdige uitzonderlijk hoog zijn.
28. Door de gemeente wordt per e-mail de vraag gesteld of er sprake kan zijn van een dubbeling. Verweerster heeft namelijk gesteld dat in de Deelprestatie G ook behandeluren zijn opgenomen. Mogelijk zijn de ambulante behandeluren die zijn gedeclareerd, gedeeltelijk opgenomen in de Deelprestatie G.
29. Daarnaast stelt de gemeente dat via het berichtenverkeer 60 uur per maand aan behandeling is toegekend. De overige uren aan behandeling zijn niet toegekend en kunnen derhalve ook niet worden vergoed. Door de gemeente wordt in dat kader ook gewezen op haar regierol en de behoefte om 'in control' te blijven.
Bevoegdheid van de commissie
30. Alvorens toe te komen aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil dient de Commissie definitief te oordelen aangaande haar bevoegdheid om een advies te geven in het onderhavige geschil.
31. Partijen hebben de bevoegdheid van de Commissie niet betwist. De Commissie acht zich op grond van haar Reglement bevoegd te oordelen over de vraag of de geboden jeugdhulpverlening zoals voorgerekend en gedeclareerd door verzoekster door de gemeente geheel of slechts ten dele dient te worden voldaan.
Overwegingen van de commissie
32. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de jeugdhulpverlening in het onderhavige geval door verzoekster is geleverd en gedeclareerd op basis van het zogenoemde LTA. Door de VNG is in dat kader een overeenkomst gesloten met verzoekster.
33. In de tussen de VNG en verzoekster gesloten overeenkomst staat voor zover van belang het volgende (de onderstreping is aangebracht door de Commissie):
Annex 1: Raamovereenkomst Punt 1 – uitleg definities
(..)
Hulpverleningsplan Een plan waarin de Jeugdhulpaanbieder in overleg met de Jeugdige of zijn Ouders daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp vastlegt. De Jeugdhulpaanbieder stelt daarin feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en mede gebaseerd op protocollen en richtlijnen welke voor een professional de basis van zijn handelen vormen.
(..)
Verwijzer Huisarts, medisch specialist, jeugdarts, rechter of andere, door het College van B&W aangewezen verwijzers.
Punt 6
Binnen de kaders van het Programma van Eisen neemt Jeugdhulpaanbieder ten opzichte van Jeugdige bij de uitvoering van zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hem of haar geldende professionele standaard en de toepasselijke wet- en regelgeving.
Punt 9 – afroep van jeugdhulp
9.1 De jeugdige is verwezen naar jeugdhulpaanbieder door een verwijzer.
9.2 Indien Jeugdhulpaanbieder geen Hulpverleningsplan opstelt, en de Jeugdige uitstroomt, stuurt jeugdhulpaanbieder een factuur naar de Gemeente. Deze factuur voldoet aan de in artikel 8 en 10 gestelde eisen en bedraagt in geen geval meer dan € 10.000.
9.3 Op dag 1 van iedere maand meldt, indien van toepassing, Jeugdhulpaanbieder aan de Gemeente voor welke Jeugdige in de voorafgaande maand een Hulpverleningsplan is vastgesteld, dan wel een factuur volgt als gevolg van de
situatie genoemd in het tweede lid, middels het Verzoek tot Toewijzingsbericht (IJW315).
9.4 Voor Prestatie Consultatie geldt ook dat een IJw315 bericht wordt gestuurd aan de Gemeente.
Bijlage 1: Inhoudelijke en specifieke leveringsvoorwaarden
(..)
Toewijzing:
Indien een Cliënt is verwezen naar Jeugdhulpaanbieder voor de functie waarvoor de landelijke raamovereenkomst is bedoeld, dan stuurt Jeugdhulpaanbieder het Jw-bericht 'Verzoek tot Toewijzing* (315) naar de Gemeente ter bevestiging dat Zorg aan Cliënt gaat worden verleend; de aanbieder kan alvast met de zorg starten; Gemeente stuurt het Jw- bericht 'Toewijzing' (316) naar Opdrachtnemer ter bevestiging dat Xxxx aan Cliënt kan worden verleend.
Toelichting:
Het gebruik van deze berichten (Toewijzing of Verzoek om toewijzing) is belangrijk in het afstemmingsproces tussen gemeenten en aanbieder zodat beide weten welke cliënten in zorg zijn. Het helpt ook correcties en discussies later in het zorgproces of bij declaratie/facturatie te voorkomen. Binnen de Jeugdwet is het toewijzingsbericht geen voorwaarde om te starten met behandeling, immers de verwijzing kan via een arts of het justitiële kader plaatsvinden. Maar door gebruik te maken van deze berichten weet de gemeente dat er sprake is van een financiële verplichting, kunnen zij de woonplaats toetsen conform het woonplaatsbeginsel en kan de gemeente en facturatiekenmerk (beschikkingsnummer) aanmaken en toezenden aan de aanbieder. Dit versoepelt het facturatieproces.
(..)
Bijlage 5: Programma van Eisen
Deel 1: Afspraken die gelden voor alle aanbieders
(..)
Bijdragen aan regionalisering van de jeugdhulp: Aanbieder waarmee een
xxxxxxxxxxxxxxxx is gesloten kijken bij verwijzing altijd eerst of de cliënt de specialistische jeugdhulp behoeft. De jeugdhulp in de raamovereenkomst beperkt zich tot hulp waar geen regionaal alternatief voor is, vanwege de zwaarte van de problematiek of omdat de gecontracteerde functie regionaal niet beschikbaar is.
(..)
Op- en afschalen van hulp: Bij start van de jeugdhulp wordt het perspectief bepaald, in samenspraak met de jongere en de gezagsdrager(s). Ook wordt noodzakelijke vervolghulp na afloop van het traject bepaald, in samenspraak met de door gemeente georganiseerde eerste lijn of de verwijzer. De VNG zorgt voor contactpersonen van de door de gemeente georganiseerde eerste lijn. Bij trajecten die langer lopend en een half jaar is in ieder geval elk half jaar contact tussen de aanbieder en de door de gemeente georganiseerde eerste lijn.
(..)
34. Op grond van het LTA ontstaat derhalve alleen toegang tot jeugdhulp na verwijzing door een wettelijke verwijzer. Door verzoekster is naar aanleiding van de zitting bevestigd dat de jeugdhulp in het onderhavige geval op die wijze tot stand is gekomen. Uit de Jeugdwet en parlementaire geschiedenis volgt – voor zover relevant – daarover het volgende.
Artikel 2.6 – wettelijke verwijzersroute
1 (..)
e. jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts, onverminderd de daarbij te hanteren professionele standaard als bedoeld in artikel 453 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Gelet op het belang van een goede en doelmatige hulpverlening wordt in het wetsvoorstel echter expliciet de mogelijkheid tot verwijzing naar de jeugdhulp opgenomen voor de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts.
(..)
Zowel de huisarts als de medisch specialist heeft vanuit zijn specifieke expertise een verantwoordelijkheid om goede diagnoses te stellen, zorg te verlenen of de jeugdige door
te geleiden naar de ondersteuning, hulp of zorg die volgens de professionele standaard nodig is. (..) Het is daarom wenselijk dat zij ook in de nieuwe situatie jeugdigen kunnen blijven doorverwijzen naar jeugdhulp.
(..)
Voor de gemeente betekent de wettelijke verwijsbevoegdheid dat zij een verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts zullen moeten accepteren als toegang tot jeugdhulp. In de praktijk zullen de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts vaak niet bepalen welke specifieke vorm van jeugdhulp een jeugdige nodig heeft, doch slechts een verwijzing geven voor bijvoorbeeld psychiatrische hulp of een andere vorm van jeugdhulp. De jeugdhulpaanbieder waar de jeugdige of zijn ouder vervolgens met deze verwijzing naartoe gaat, zal inhoudelijk beoordelen welke zorg de jeugdige precies nodig heeft, met welke frequentie en voor hoe lang (de duur en de omvang). Deze laatste zal dus de daadwerkelijke inhoud van de voorziening bepalen.
Beoordeling GCSD
35. In het kader van ongebruikelijke en uiterst specialistische jeugdzorg worden door de VNG in de vorm van het LTA op nationaal niveau zorgcontracten gesloten met zorgaanbieders die in dit kader specifiek deskundig zijn. De LTA-aanbieder levert de jeugdhulp in het kader van een overeenkomst van opdracht die per individuele cliënt tot stand komt. Gezien het feit dat de op grond van het woonplaatsbeginsel verantwoordelijke gemeente zonder meer financieel verantwoordelijk blijft voor deze vorm van jeugdhulp, worden door de VNG afspraken gemaakt voor haar leden. De VNG sluit in dat kader een overeenkomst met de LTA-aanbieder, op basis waarvan de uiteindelijke LTA-jeugdhulp wordt geleverd. Zoals volgt uit punt 3.3 van de raamovereenkomst zijn de algemene inkoopvoorwaarden, gehanteerd door de Gemeente in dit kader niet van toepassing.
36. Uit de overeenkomst – die de rechtsverhouding tussen partijen bepaalt - volgt dat het primaat van het vaststellen van de aard en omvang van de nodige jeugdhulp ligt bij de zorgaanbieder. De toegang tot jeugdhulp ontstaat ook alleen nadat door een wettelijke verwijzer is verwezen naar de LTA-aanbieder. Op grond van de overeenkomst dient vervolgens een administratief proces in gang te worden gezet. Zo dient de jeugdhulpaanbieder op grond van punt 9.3 van de overeenkomst bij de aanvang van de LTA-jeugdhulp een Jw-bericht ‘verzoek tot toewijzing (315)’ te versturen. Het is vervolgens aan de financieel verantwoordelijke gemeente om een
Jw-bericht ‘toewijzing (316)’ te versturen. In de toelichting in dit kader in bijlage 1 van de modelovereenkomst wordt hierover beschreven: “Binnen de Jeugdwet is het toewijzingsbericht geen voorwaarde om te starten met behandeling, immers de verwijzing kan via een arts of het justitiële kader plaatsvinden. Maar door gebruik te maken van deze berichten weet de gemeente dat er sprake is van een financiële verplichting kunnen zij de woonplaats toetsen conform het woonplaatsbeginsel en kan de gemeente een facturatiekenmerk (beschikkingsnummer) aanmaken en toezenden aan de aanbieder. Dit versoepelt het facturatieproces.” Daarnaast blijkt uit punt 1 van de overeenkomst dat de gemeente niet betrokken is bij de totstandkoming van het hulpverleningsplan waarin uiteindelijk de inhoud en omvang van de LTA-jeugdhulp wordt bepaald, noch dat de gemeente inspraak heeft in de uiteindelijke effectuering c.q. bekostiging van de in dit plan opgenomen zorg.
37. De GCSD constateert dat tussen partijen niet ter discussie staat dat door de LTA-aanbieder een hulpverleningsplan is opgesteld.
38. Het feit dat uit de overeenkomst blijkt dat het primaat voor de beoordeling van de inhoud en omvang van de LTA-jeugdhulp bij zorgaanbieder ligt, sluit aan bij de zogenoemde wettelijke verwijzersroute uit de Jeugdwet. Voor zover het immers gaat om LTA-jeugdhulp is het aan een wettelijke verwijzer om naar de LTA-zorgaanbieder te verwijzen. Een en ander wordt binnen de overeenkomst als start gezien van de LTA-jeugdhulp en vormt ex. art. 2.6 lid 1 sub e in het kader van de Jeugdwet een toegang tot jeugdhulp. In het kader van deze door verwijzing tot stand gekomen toegang tot jeugdhulp, is het niet aan de gemeente om de omvang en inhoud van de voorziening te bepalen op grond van artikel 2.3 lid 1 van de Jeugdwet, maar aan de zorgaanbieder waarnaar verwezen wordt om zulks vast te stellen. Kortom, nu blijkt uit de LTA- modelovereenkomst dat de afroep van LTA-zorg evenzeer tot stand komt middels een verwijzing van de in de Jeugdwet genoemde verwijzers, ligt het primaat van het vaststellen van de aard en omvang van de nodige jeugdhulp bij de LTA-aanbieder.
39. De Commissie merkt in dat kader op dat zij de wens van de verweerster begrijpt om 'in control' te blijven gezien haar regierol. Indien de jeugdhulp echter wordt ingezet binnen het LTA is die rol – op grond van de gesloten overeenkomst – evenwel beperkt.
Tijdig communiceren via het berichtenverkeer
40. Tussen partijen staat niet ter discussie dat verzoekster de toename van de behoefte van jeugdhulp van de jeugdige niet tijdig heeft gecommuniceerd aan de gemeente via het
berichtenverkeer. Door een systeemwijziging was het – zo heeft verzoekster onbetwist gesteld
– over een periode niet mogelijk om via het berichtenverkeer te communiceren. Dat roept de vraag op of dit gevolgen heeft voor de bekostiging van de geleverde jeugdhulp door de gemeente.
41. Naar het oordeel van de Commissie is de onderhavige discussie tussen partijen mede het gevolg van de niet tijdige en soms onduidelijke communicatie vanuit verzoekster. Dat toont het belang aan van het tijdig en duidelijk communiceren via het berichtenverkeer, zoals ook wordt benadrukt in de overeenkomst die de rechtsverhouding tussen partijen bepaalt. Echter het niet tijdig en allereerst onduidelijk communiceren via het berichtenverkeer kan geen gevolgen hebben voor de bekostiging van de geleverde jeugdhulp. Zoals volgt uit de genoemde overeenkomst, is een Jw-toewijzingsbericht voor de bekostiging van de LTA-jeugdhulp niet vereist. Een en ander dient slechts ter versoepeling van het facturatieproces. Enige tekortkoming in dit kader heeft op generlei wijze invloed op de uiteindelijke financiële verplichting van de gemeente.
42. Daarbij overweegt de Commissie – zoals hierboven reeds toegelicht – dat het binnen het LTA
– niet aan de gemeente is om de aard en omvang van de jeugdhulp te bepalen. Dat primaat ligt bij de aanbieder. Het uitblijven van een Jw-toewijzingsbericht stelt de gemeente dan ook niet in een benadeelde positie ten aanzien van haar financiële verantwoordelijkheden en haar mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de vastgestelde omvang van de jeugdhulp.
43. Door verweerster is daarnaast aangegeven dat door verzoekster onvoldoende inzicht zou zijn gegeven in het aantal uren aan behandeling dat extra zou zijn geleverd, in aanvulling op deelprestatie G. De Commissie volgt de gemeente hierin niet.
44. Tussen verweerster en verzoekster is uitvoerig per e-mail gecommuniceerd, nadat door verzoekster om een zogenoemde xxxxxxxxxxxxxx werd gevraagd in het berichtenverkeer. Door verweerster is toen een soortgelijke vraag gesteld over de aard en omvang van de ingezette jeugdhulp. Anders dan de gemeente stelt is het onjuist dat door verzoekster daarop niet, althans onvoldoende duidelijk, zou zijn gecommuniceerd. Door verzoekster is in reactie namelijk voldoende uitgelegd dat los van de deelprestatie G (verblijf met intensieve begeleiding), ook behandeling is geleverd. Door verzoekster is inzichtelijk gemaakt welke jeugdhulpverlening is geleverd en hoe zich dit verhoudt tot deelprestatie G.
45. De correspondentie tussen partijen – zoals de Commissie die heeft ontvangen - eindigt met het bericht van de gemeente dat de verleende behandeling uitzonderlijk veel is. Dat in dit dossier intensief jeugdhulp is verleend aan een jeugdige staat tussen partijen niet ter discussie. Dat maakt echter niet dat de jeugdhulp niet nodig zou zijn geweest, hetgeen binnen het LTA primair wordt beoordeeld door de aanbieder.
46. Alhoewel dat later door verweerster is betwist heeft de Commissie tijdens de zitting d.d. 10 mei 2021 ook van de gemeente begrepen dat niet ter discussie staat dat de geleverde jeugdhulpverlening nodig en doelmatig was en een nadere onderbouwing in dat kader ook weinig zou toevoegen.
De Commissie stelt vast:
Dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt bepaald door een overeenkomst gesloten tussen VNG en verzoekster in het kader van het LTA. Op grond van deze overeenkomst het primaat voor de beoordeling van de inhoud en omvang van de zorg, net als bij iedere andere vorm van jeugdhulp waarnaar door een wettelijk verwijzer wordt verwezen, bij de LTA-zorgaanbieder ligt – in casus verzoekster.
Dat het gegeven dat de communicatie via het berichtenverkeer enige vertraging heeft opgelopen aan de zijde van verzoekster doordat de systemen nog niet op elkaar waren aangesloten, geen vereiste is voor het starten van de jeugdhulpverlening en de verplichting voor de gemeente om die hulpverlening vervolgens te bekostigen.
Dat verzoekster tijdens het verblijf van de jeugdige intensief contact heeft gehad met het wijkteam van verweerster en na vragen van deze gemeente over het verzoek om xxxxxxxxxxxxxx via het berichtenverkeer, een uiteindelijk duidelijke toelichting heeft gegeven over de behandeling die is geleverd in aanvulling op deelprestatie G.
De Commissie adviseert:
Verweerster de door verzoekster geleverde jeugdhulpverlening in de onderhavige casus aan de desbetreffende jeugdige volledig te financieren. Dit betekent concreet dat de gemeente het resterende bedrag van EUR 51.000,- dient te vergoeden.
Aldus gegeven op 15 september 2021 door de Geschillencommissie Sociaal Domein,
X. Xxxxxx (voorzitter), K. Xxxxxxxx en X. Xxxxxxx