PARITAIR SUBCOMITÉ VOOR DE DIENSTEN VOOR GEZINS- EN BEJAARDENHULP VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
PARITAIR SUBCOMITÉ VOOR DE DIENSTEN VOOR GEZINS- EN BEJAARDENHULP VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2012 inzake de sectorale pensioentoezegging voor de periode 2006 - 2010
Hoofdstuk 1. Voorwerp van de overeenkomst
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten
• in uitvoering van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 februari 2011 tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel, afgesloten in het paritair subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap.
• in toepassing van punt 4.1 van het pensioenreglement dat als bijlage is opgenomen bij de hoger genoemde collectieve arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 2. Toepassingsgebied
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werkgevers en alle werknemers die ressorteren onder het paritair subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van:
- de categorieën voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst
- de in het buitenland gevestigde werkgevers en hun in België gedetacheerde werknemers in de zin van de toepasselijke EEG-verordening inzake de sociale zekerheid.
Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
Artikel 3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op:
- werknemers met een contract van interimarbeid
- werknemers met een vakantie-, studenten- of ibo-contract (individuele beroepsopleiding)
- arbeidszorgmedewerkers en personen tewerkgesteld in het kader van artikel 60§7 van de organieke wet op de inrichting van de OCMW’s en een tewerkstelling in het kader van artikel 78 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 tenzij er sprake is van een arbeidsovereenkomst
- werknemers die activiteiten uitoefenen terwijl zij al een wettelijk rustpensioen genieten
- erkende beroepsjournalisten gedurende de periode die in aanmerking komt voor het wettelijk aanvullend pensioen voor erkende beroepsjournalisten, geregeld door het koninklijk besluit van 27 juli 1971 (B.S. 20 augustus 1971)
- coöperanten van Belgische niet-gouvernementele organisaties, die werken in het buitenland en voor wie een aansluiting bestaat bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid.
Hoofdstuk 3. Pensioentoezegging
Artikel 4
§ 1. Op 31 december 2011 wordt een eenmalige toelage op de individuele pensioenrekening gestort voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010.
§ 2. De valutadatum vanaf wanneer het rendement toegekend wordt is 1 januari 2012.
Artikel 5
§ 1. De eenmalige toelage is gelijk aan tien euro per rechtgevend trimester voor de periode tussen 1 januari 2006 en 31 december 2010 voor zover:
• de aangeslotene op 1 januari 2010 door een arbeidsovereenkomst verbonden was met een organisatie waarop het pensioenreglement van toepassing is
• én gedurende minstens 2 opeenvolgende trimesters door een arbeidsovereenkomst verbonden was met een organisatie waarop het pensioenreglement van toepassing is, in de periode tussen 1 januari 2006 en 31 december 2010.
§ 2. Voor de werknemers die in dienst komen na 1 januari 2010 is de eenmalige toelage gelijk aan tien euro per rechtgevend trimester voor de periode tussen 1 januari 2010 en 31 december 2010 voor zover de aangeslotene na 1 januari 2010 gedurende minstens 2 opeenvolgende trimesters verbonden was met een organisatie waarop het pensioenreglement van toepassing is.
Artikel 6
§ 1. Het aantal rechtgevende trimesters wordt als volgt bepaald :
• Wanneer de aangeslotene tijdens een kalendertrimester verbonden was met een organisatie waarop het pensioenreglement van toepassing is, door een arbeidsovereenkomst en voltijdse prestaties verrichtte, telt dat trimester als 1 rechtgevend trimester.
• Wanneer een aangeslotene tijdens een kalendertrimester verbonden was met een organisatie waarop het pensioenreglement van toepassing is, door een arbeidsovereenkomst en minder dan voltijdse prestaties verrichtte, telt dat trimester mee als rechtgevend trimester voor een gedeelte van 1 in verhouding tot de effectieve tewerkstellingsbreuk en met een minimum van 0,50.
• De som van de aldus bepaalde rechtgevende trimesters en trimesterdelen tijdens de betrokken periode wordt opgeteld, en het resultaat wordt afgerond tot de dichtstbijzijnde eenheid.
§ 2. Het aantal rechtgevende trimesters wordt vastgesteld op basis van de gegevens die meegedeeld werden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid via de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid.
§ 3. De effectieve tewerkstellingsbreuk is het door de RSZ berekende veld aanwezig in de kwartaalaangifte (DMFA) dat per werknemer weergeeft wat zijn tewerkstellingsbreuk is per werkgever in verhouding tot een voltijdse werknemer voor een volledig kalenderkwartaal. De effectieve tewerkstellingsbreuk wordt gedefinieerd als de som van het aantal werkdagen in een kalenderkwartaal in verhouding tot 13 keer het normaal aantal werkdagen per week van het voltijdse arbeidsstelsel. Het aantal weerhouden werkdagen zijn niet enkel de effectief gepresteerde en betaalde dagen, maar zijn alle dagen waar de werkgever - al dan niet direct – in tussenkomt en meer in het bijzonder: de prestatiecodes 01, 02, 03, 04, 05, 12, 20 en 72 1.
Hoofdstuk 4. Inwerkingtreding, duur en opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst
Artikel 7
1 01: alle arbeidstijdsgegevens gedekt door loon met RSZ-bijdragen, met uitzondering van de wettelijke en bijkomende vakantie van arbeiders | 02: wettelijke vakantie voor arbeiders | 03: bijkomende vakantie voor arbeiders | 04: afwezigheid eerste dag wegens slecht weer bouwbedrijf (hier niet van toepassing) | 05: betaald educatief verlof | 12: vakantie krachtens algemeen verbindend verklaarde cao of inhaalrust bouwbedrijf of inhaalrust handel in brandstoffen (hier niet van toepassing) | 20: onbezoldigde dagen inhaalrust in het raam van maatregelen tot vermindering van de arbeidstijd met verhoogde uurloon | 72: tijdelijke werkloosheid ingevolge slecht weer.