COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
Geldig van 1 april 2011
tot en met 30 april 2013
1
Met ‘werkgever(s)’ en ‘werknemer(s)’ worden in deze CAO zowel mannen als vrouwen bedoeld.
Artikel(leden) die - inhoudelijk - zijn gewijzigd ten opzichte van de vorige CAO, looptijd 1 december 2009 tot en met 31 maart 2011, zijn gemarkeerd met een verticale streep in de linkerkantlijn.
Behoudens uitzondering door de wet gesteld, mag zonder voorafgaande schriftelijke toe- stemming van de bij deze CAO betrokken werkgever(s)-, en werknemersorganisaties en de Stichting Vakraad Metaal en Techniek niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, enigerlei elektroni- sche wijze, Internet, Intranet of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 B Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Be- sluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Vakraad Metaal en Techniek Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx
2
VOORWOORD
1. WERKINGSSFEER
De onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst bevat de regelen welke minimaal in acht moeten worden genomen bij arbeidsovereenkomsten tussen:
a. de werkgever bedoeld in artikel 4b, die lid is van één van de contracterende werkge- versorganisaties (zie achterin);
b. de werknemer bedoeld in artikel 2, die in dienst is van een onder a bedoelde werkge- ver.
De werkgever als bedoeld in artikel 4b die niet is aangesloten bij één van de contracteren- de werkgeversorganisaties en de in zijn dienst zijnde werknemer als bedoeld in artikel 2, dienen bij een tussen hen aangegane arbeidsovereenkomst in ieder geval de algemeen ver- bindend verklaarde bepalingen na te komen.
2. SOCIAAL BELEID IN DE ONDERNEMING
De werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij deze CAO stellen vast dat zich in een onderneming, naar taak en functie, laten onderscheiden enerzijds de ondernemings- leiding, op wie de verantwoordelijkheid rust voor de bepaling en realisering van het on- dernemingsbeleid, en anderzijds de in de onderneming werkzame personen die uit dien hoofde eigen materiële en immateriële belangen kennen.
Veel van de zaken die betrekking hebben op de arbeidsverhouding waarin vorengenoemde tweedeling zich uit, worden in deze CAO geregeld. Niettemin zijn de werkgevers- en werknemersorganisaties de mening toegedaan dat een goede uitvoering van de CAO be- paald wordt door een goed overleg tussen de ondernemingsleiding en de werknemers. Daartoe achten zij de instelling van een ondernemingsraad dan wel van een personeelsver- tegenwoordiging (voor de ondernemingen met minder dan 50 werknemers) van zeer groot belang. Immers, zowel de w.v. als de v.v. zien in de ondernemingsraad en in de perso- neelsvertegenwoordiging een orgaan van overleg, advies, informatie en communicatie binnen de onderneming en rekenen het deze organen tot taak bij te dragen tot het goed functioneren van de onderneming, alsmede tot het behartigen van de belangen van allen die in de onderneming werkzaam zijn.
In dit kader achten partijen bij de CAO het gewenst indien de ondernemingsleiding jaar- lijks in de genoemde organen de algemene gang van zaken in de onderneming, zowel op economisch als op sociaal terrein, ter bespreking aan de orde stelt.
Daarnaast erkennen de w.v. de zelfstandige taak van de v.v. in de behartiging van de mate- riële en immateriële belangen van hun leden, werkzaam in de onderneming. Van deze zienswijze getuigen de bepalingen in de CAO die de w.v. en v.v. als adviseurs mede in het overleg tussen ondernemingsleiding en personeel betrekken. Doch ook in die gevallen waarin de CAO een en ander niet expliciet voorschrijft achten de w.v. het nuttig indien de
v.v. als adviseurs in het ondernemingsoverleg worden betrokken zeker in de gevallen waarbij de door de ondernemer te nemen beslissingen belangrijke wijziging brengen in de werkomstandigheden of in de salarisbetaling. Hiertoe dient een goede communicatie tus- sen de ondernemingsleiding en de v.v. te worden gewaarborgd, opdat de ondernemings- raad of de personeelsvertegenwoordiging hun - hiervoren omschreven - taak waar kunnen maken en daaraan gestalte kunnen geven. Indien de v.v. in het overleg met de onderne- mingsleiding ook personeelsleden van de werkgever wil betrekken, zal zulks alleen kun- nen geschieden met instemming van de werkgever.
3
3. VAKBONDSKADERLEDEN
Partijen zijn van mening dat, indien de v.v. overgaan tot het aanwijzen van een werknemer als vakbondskaderlid ten behoeve van het onderhouden van de contacten voor en namens de v.v., met haar leden werkzaam in de onderneming, de v.v. de ondernemingsleiding daarvan in kennis moeten stellen.
Met de ondernemingsleiding moet voorafgaande overeenstemming worden bereikt over de aard en omvang van de in dat kader door bedoelde werknemer te verrichten aktiviteiten.
Partijen achten het een beginsel van goed beleid dat een, met inachtneming van het voor- gaande, als vakbondskaderlid aangewezen werknemer niet door de werkgever zal worden ontslagen of belemmerd zal worden in zijn mogelijkheden of kansen binnen de onderne- ming door het enkele feit dat hij een dergelijke functie vervult.
Het verdient aanbeveling dat een werknemer die van mening is dat ten opzichte van hem in strijd met dit beginsel is gehandeld, zich allereerst met zijn werknemersorganisatie ver- staat. Daarna kan de kwestie in open overleg aan de orde worden gesteld bij de onderne- mingsleiding.
Het verdient eveneens aanbeveling dat de werkgever bij een voorgenomen individueel ontslag van een vakbondskaderlid eerst de betrokken werknemersorganisatie hierover in- formeert.
Ten aanzien van een, met inachtneming van het voorgaande, aangewezen vakbondskader- lid verdient, naar de opvatting van partijen, de ontslagbescherming welke de Wet op de ondernemingsraden geeft aan de ondernemingsraadsleden, analoge toepassing.
4. PLAATSING VAN KWETSBARE GROEPEN
Partijen bij deze CAO vragen bijzondere aandacht van de werkgevers voor het scheppen van (her)plaatsingsmogelijkheden ten behoeve van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt alsmede voor gehandicapte werknemers
Daarnaast is het de bedoeling dat in de onderneming preventieve maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat werknemers uitvallen wegens arbeidsongeschiktheid.
Nadere informatie omtrent reïntegratie en/of preventie kan worden verkregen bij de werk- gevers- en werknemersorganisaties betrokken bij deze CAO.
5. BUITENLANDSE WERKNEMERS
Partijen vestigen er de aandacht op dat de bepalingen van het nederlands arbeidsrecht in het algemeen en van de onderhavige CAO in het bijzonder, volledig van toepassing zijn op buitenlandse werknemers. Indien van deze bepalingen - voor zover toegestaan - wordt afgeweken, dient dit schriftelijk te worden vastgelegd.
6. MILIEU
De werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de CAO vragen bijzondere aan- dacht van de werkgevers en werknemers voor een zodanige structurering van de werk- zaamheden dat het milieu daardoor zo min mogelijk wordt belast.
7. VERLOF IN HET KADER VAN DE WET ARBEID EN ZORG
XXX-partijen bevelen aan dat de diverse vormen van verlof in het kader van de Wet Ar- beid en Zorg zo flexibel mogelijk, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en de afwijkingsmogelijkheden die deze wet biedt, worden geïnte- greerd in de bestaande werktijden en dienstroosters.
4
DEEL A
5
6
INHOUD | ||
I. | Algemene bepalingen | 11 |
1. | Werkgever ......................................................................................................... | 11 |
2. | Werknemer ........................................................................................................ | 11 |
2a. | Deeltijdwerk ...................................................................................................... | 11 |
2b. | Inleenkrachten ................................................................................................... | 12 |
3. | Metaal en Techniek ........................................................................................... | 12 |
4a. | Werkgever in de Metaal en Techniek................................................................ | 12 |
4b. | Werkgever in de bedrijfstak .............................................................................. | 13 |
4c. | ........................................................................................................................... | 13 |
5. | Medezeggenschapsorgaan ................................................................................. | 14 |
5a. | Werknemersdelegatie ........................................................................................ | 14 |
5b. | Vakbondskaderleden ......................................................................................... | 14 |
6. | Bedrijfsraad ....................................................................................................... | 14 |
7. | Vakraad ............................................................................................................. | 15 |
7a. | Commissie uitleg CAO...................................................................................... | 15 |
8. | Veiligheid .......................................................................................................... | 15 |
9. | Xxxxx, sluiting en reorganisatie .......................................................................... | 15 |
II. | Begin en einde dienstverband | 17 |
10. | Indeling van functies ......................................................................................... | 17 |
11. | Bevestiging van aanstelling............................................................................... | 17 |
12. | Proeftijd............................................................................................................. | 17 |
13. | Dienstbetrekking voor onbepaalde tijd.............................................................. | 18 |
13a. | Einde dienstbetrekking ...................................................................................... | 18 |
14. | Dienstbetrekking voor bepaalde tijd.................................................................. | 18 |
15. Dienstbetrekking met werknemers van 65 jaar of ouder of een werknemer die een | ||
pensioenuitkering van het Pensioenfonds metaal en techniek ontvangt ............ | 19 | |
16. | Opzegging ......................................................................................................... | 20 |
III. | ARBEIDSTIJDEN | 21 |
17. | Definities ........................................................................................................... | 21 |
18. | Xxxxxxxxxxx....................................................................................................... | 00 |
00x. | Vormen van arbeidsduurverkorting................................................................... | 23 |
18b. | Verrekening arbeidsduurverkorting................................................................... | 24 |
19. | Arbeid op zondagen en feestdagen.................................................................... | 24 |
20. | Arbeid in ploegen .............................................................................................. | 24 |
21. | Overwerk........................................................................................................... | 25 |
21a. | Consignatie........................................................................................................ | 26 |
IV. | VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER | 27 |
22. | Algemeen .......................................................................................................... | 27 |
23. | Geheimhouding ................................................................................................. | 27 |
24. | Zorg ten aanzien van bedrijfsmiddelen.............................................................. | 27 |
25. | Vergoeding van schade...................................................................................... | 28 |
26. | Arbeid voor derden............................................................................................ | 28 |
27. | Concurrentiebeding en economische crisis........................................................ | 28 |
28. | Vervallen. .......................................................................................................... | 28 |
29. | Terugkeer uit militaire dienst ............................................................................ | 28 |
7 |
IV-a RUILEN 29
30. | Ruilen ................................................................................................................ | 29 |
V. | SALARISSEN EN TOESLAGEN | 31 |
31. | Salarisbetaling per maand of per vierwekenperiode.......................................... | 31 |
32. | Salaristabellen ................................................................................................... | 31 |
32a. | Toepassing salaristabellen voor jeugdgroepen .................................................. | 31 |
33. | Toepassing salaristabellen voor 23 jarigen en ouder ......................................... | 32 |
33a. | Artikel 33a. Salarissen per maand ..................................................................... | 34 |
33b. | Artikel 33b. Salarissen per vierwekenperiode ................................................... | 39 |
34. | Salarisverhoging in verband met leeftijd ........................................................... | 44 |
35. | Salarisverhoging in verband met functiejaren ................................................... | 44 |
36. | Wijziging van functie; her- om- en bijscholing................................................. | 44 |
36a. | Salarisgevolgen invoering fc-handboek............................................................. | 45 |
37. | Beloningssystemen............................................................................................ | 46 |
37a. | Basissalaris vertegenwoordigers........................................................................ | 46 |
38. | Xxxxxxxxx........................................................................................................... | 47 |
39. | Vakbondscontributie.......................................................................................... | 47 |
40. | Ziektekostenverzekering.................................................................................... | 47 |
41. | Toepassing salarisverhoging.............................................................................. | 47 |
41a. | Vervallen ........................................................................................................... | 48 |
VI. BETALING VAN OVERUREN 49
42. Betaling van overuren 49
42a. Betaling voor uren buiten het dagvenster 51
43. Betaling van verschoven uren 51
44. Betaling van reisuren 52
45. Xxxxxxxxxxxxxx 00
VII. VERGOEDING VAN REIS- EN VERBLIJFKOSTEN 54
46. Vergoeding van reiskosten 54
47. Vergoeding van verblijfkosten 54
48. Andere regelingen 55
VIII. VAKANTIE EN VAKANTIEBIJSLAG 56
49. | Definitie vakantiedag......................................................................................... | 56 |
50. | Vakantierechten................................................................................................. | 56 |
51. | Extra vakantierechten voor oudere werknemers................................................ | 56 |
52. | Inhouding vakantiedag bij tweede ziekmelding ................................................ | 57 |
53. | Beperking van de vakantierechten..................................................................... | 58 |
54. | Aaneengesloten vakantie ................................................................................... | 58 |
55. | Vaststellen verlofdagen ..................................................................................... | 59 |
55a. | Berekening van genoten vakantiedagen ............................................................ | 59 |
56. | Doorbetaling van salaris tijdens vakantie .......................................................... | 59 |
57. | Afwikkeling van te veel of te weinig genoten vakantiedagen ........................... | 60 |
58. | Verval van vakantieaanspraken ......................................................................... | 60 |
59. | Vakantiebijslag.................................................................................................. | 61 |
60. | Minimum-vakantiebijslag.................................................................................. | 61 |
8 |
IX. VERLOF 63
61. | Xxxx verlof ......................................................................................................... | 63 |
62. | Bijzonder verlof................................................................................................. | 64 |
63. | Verlof voor eigen rekening................................................................................ | 64 |
63a. | Levensloop ........................................................................................................ | 65 |
64. | Gedwongen verzuim.......................................................................................... | 65 |
X. ARBEIDSONGESCHIKTHEID 67
65. | Definitie............................................................................................................. | 67 |
65a. | Aanvullend invaliditeitspensioen ...................................................................... | 67 |
66. | Melding ............................................................................................................. | 67 |
66a. | Zwangerschaps- en bevallingsverlof ................................................................. | 68 |
67. | Aanvulling van salaris ....................................................................................... | 68 |
67a. | Reïntegratie ....................................................................................................... | 69 |
68. | Vakantiebijslag in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid ....................... | 73 |
68a. | Vervallen. .......................................................................................................... | 73 |
XI. PENSIOEN- EN OVERLIJDENSUITKERING 74
69. Pensioenfonds 74
70. Overlijdensuitkering 74
XII. ONDERWIJS 75
71. | Leerplichtige en kwalificatieplichtige werknemer............................................. | 75 |
72. | Part-time-onderwijs ........................................................................................... | 75 |
72a. | Verplichte scholing............................................................................................ | 76 |
72b. | Scholingsdag ..................................................................................................... | 76 |
73. | Evc..................................................................................................................... | 76 |
XIII. WERKGELEGENHEID 77
74. | Werkgelegenheid............................................................................................... | 77 |
74a. | Vervallen. .......................................................................................................... | 77 |
74b | Vervallen. .......................................................................................................... | 77 |
74c | Vervallen. .......................................................................................................... | 77 |
XIV. SLOTBEPALINGEN 78
75. | Afwijking van deze overeenkomst .................................................................... | 78 |
76. | Duur van de overeenkomst................................................................................ | 78 |
76a. | Vredesplicht ...................................................................................................... | 78 |
9
10
I. ALGEMENE BEPALINGEN
1. WERKGEVER
Artikel 1
Onder werkgever in deze overeenkomst wordt verstaan de in Nederland wonende natuur- lijke persoon of de in Nederland gevestigde rechtspersoon, dan wel de maatschap, de ven- nootschap onder firma of de commanditaire vennootschap gevormd door twee of meer zodanige natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, alsmede de in het Rijk in Europa gevestigde nevenvestiging van een daarbuiten wonende natuurlijke persoon en/of een daarbuiten gevestigde rechtspersoon (al dan niet geconstitueerd naar of vallend onder bui- tenlands recht), waarvoor op grond van de Handelsregisterwet 2007 een verplichting tot inschrijving in het Handelsregister bestaat.
2. WERKNEMER
Artikel 2
1. Onder werknemer wordt verstaan degene die in dienst van een werkgever tegen salaris arbeid verricht.
2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op:
a. directeuren en adjunct-directeuren;
b. degene die in hoofdzaak werkzaamheden verricht waarvan het functieniveau uit- gaat boven het niveau van functiegroep 11 (salarisgroep J);
c. degene die weliswaar voorkomt op de salarislijst van de onderneming doch geen werkzaamheden verricht ten behoeve van de onderneming;
d. degene die in een elektrotechnisch nettenbouwbedrijf voor grondwerk per karwei en/of voor beperkte duur in dat karwei of een reeks van karweien met een maxi- mum van drie maanden is aangenomen, met dien verstande dat op de grondwerker in vaste dienst deze CAO wel van toepassing is.
3. Ten aanzien van
a. de werknemer wiens functie onregelmatige werktijden meebrengt zijn niet van toe- passing de artikelen 17, 18, 18a, 21, 33, 33a, 33b, 34, 35, 42, 43, 44 en 45;
b. de werknemer wiens functie niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 is in te delen, zijn niet van toepassing de artikelen 31 lid 1, 33, 33a, 33b, 34, 35, 41, 42, 43 en 44.
4. Geschillen over de uitlegging van dit artikel worden beslist door de Vakraad, gehoord de bedrijfsraad.
2A. DEELTIJDWERK
Artikel 2a
1. De werkgever zal een verzoek van een werknemer om in deeltijd te gaan werken, posi- tief tegemoet treden. Hij zal serieus nagaan of er mogelijkheden zijn, dan wel op ter- mijn kunnen zijn, om aan het verzoek van de werknemer tegemoet te komen. Indien de werkgever geen mogelijkheden ziet het verzoek van de werknemer in te willigen dan zal hij dit beargumenteerd aan de werknemer meedelen. Een verzoek van de werkne- mer om in deeltijd te kunnen werken zal door de werkgever niet worden afgewezen dan nadat hij daarover met de werknemer overleg heeft gepleegd.
Aantekening:
De werknemer kan aan deze bepaling geen recht ontlenen om in deeltijd te (gaan) werken.
11
2. Op werknemers, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week berekend over een periode van maximaal één jaar, zijn de bepalingen van deze CAO naar evenredigheid van dit mindere aantal uren ten opzichte van de gemiddelde 38-urige werkweek van toepassing.
2B. INLEENKRACHTEN
Artikel 2b
1. Op de inleenkracht die is aan te merken als een vakkracht en werkzaam is ten behoeve van de werkgever die ressorteert onder deze CAO, zijn de bepalingen ter zake de sala- ristabellen, vakantie- en seniorendagen, de vakantiebijslag en de minimum- vakantiebijslag van deze CAO van toepassing. Evenzo zijn ten aanzien van de werktij- den de 38-urige werkweek als bedoeld in artikel 18 lid 1 CAO en de daarbij passende toeslagen c.q. vergoedingen, genoemd in de hoofdstukken V en VI van deze CAO met uitzondering van de artikelen 36a, 38, 40, 41, van toepassing, alsmede de vergoedin- gen bedoeld in de artikelen 59 en 60 van deze CAO. De (inlenende) werkgever moet zich ervan verzekeren dat de uitzendwerkgever op de inleenkrachten de conform dit lid van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden toepast en een verklaring vraagt dat de uit- zendwerkgever de wettelijke bepalingen toepast. Deze aparte verklaring is niet vereist als de uitzendwerkgever NEN-gecertificeerd is.
2. Vakkracht is de werknemer die in het bezit is van een voor de functie relevant VMBO- diploma of een in het buitenland voor de functie relevant verkregen diploma op gelijk of gelijkwaardig niveau.
3. Met ingang van 1 januari 2012 zullen werkgevers in de Metaal en Techniek alleen gebruik maken van uitzendbureau’s met een SNA-keurmerk die als zodanig geregi- streerd zijn bij de Stichting Normering Arbeid (SNA). Voor gebruikmaking van een uitzendbureau dat niet valt onder de uitzondering zoals bepaald in artikel 4c geldt het in de vorige volzin bepaalde niet.
3. METAAL EN TECHNIEK Artikel 3
Onder de Metaal en Techniek in deze CAO worden verstaan de takken van bedrijf om- schreven in de artikelen 77 van de collectieve arbeidsovereenkomsten voor:
- het carrosseriebedrijf,
- de goud- en zilvernijverheid,
- het isolatiebedrijf,
- het metaalbewerkingsbedrijf of
- het technisch installatiebedrijf.
4A. WERKGEVER IN DE METAAL EN TECHNIEK
Artikel 4a
Onder "werkgever in de Metaal en Techniek" wordt in deze CAO verstaan de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in artikel 3 genoemde takken van bedrijf, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf, blijvende bij de hier voren omschreven vergelijking de economische functie van elk der werkzaamheden buiten beschouwing.
12
4B. WERKGEVER IN DE BEDRIJFSTAK
Artikel 4b
Onder "werkgever in de bedrijfstak" wordt in deze CAO verstaan de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals genoemd in artikel 77, groter is dan het aantal overeen- gekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werk- zaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf in de Metaal en Techniek.
In geval het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers in enige tak van bedrijf in de Metaal en Techniek gelijk is aan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrokken bij een andere tak van bedrijf in de Metaal en Techniek, geeft de hoogte van de loonsommen van de betrokken werknemers in de maand januari de doorslag.
4C.
Artikel 4c
Deze CAO is niet van toepassing op de werkgever die voldoet aan de volgende cumulatie- ve vereisten:
a. de bedrijfsactiviteiten van de werkgever bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 BW én
b. het aantal overeengekomen arbeidsuren van de bij deze werkgever in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in arti- kel 3 genoemde takken van bedrijf bedraagt minder dan 75% van het totaal aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, dat wil zeggen dat tenminste 25% van het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrek- king heeft op werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in arti- kel 3 genoemd én
c. de werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtige loon op jaar- basis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in arti- kel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel 1, lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het LISV d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. De werkgever heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het LISV als zodanig is vastgesteld, én
d. de werkgever is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO van een der bedrijfstakken zoals ge- noemd in artikel 3 én
e. de werkgever is geen paritair afgesproken arbeidspool én
f. de werkgever viel op 1 december 1999 niet onder de (algemeen verbindend verklaar- de bepalingen van de) CAO Vervroegd Uittreden Metaal en Technische Bedrijfstak- ken.
Voor de toepassing van de onderdelen a. en b. blijven buiten beschouwing de werknemers,
c.q. het aantal arbeidsuren van werknemers, wier functie geheel ten dienste staat aan de bedrijfsactiviteit "ter beschikking stellen" zoals administratie en bemiddeling.
13
5. MEDEZEGGENSCHAPSORGAAN Artikel 5
1. Bij de werkgever die 50 of meer werknemers in dienst heeft zal een ondernemingsraad worden ingesteld krachtens de Wet op de ondernemingsraden.
2. De werkgever die 10 of meer werknemers maar minder dan 50 in dienst heeft waar geen ondernemingsraad is ingesteld kan een personeelsvertegenwoordiging instellen. Op verzoek van de meerderheid van de bij de werkgever werkzame personen stelt de werkgever de personeelsvertegenwoordiging in.
3. De werkgever die minder dan 10 werknemers in dienst heeft en waarvoor geen onder- nemingsraad is ingesteld kan een personeelsvertegenwoordiging instellen.
4. Bij de werkgever die 10 of meer werknemers maar minder dan 50 werknemers in dienst heeft waar geen ondernemingsraad dan wel personeelsvertegenwoordiging is ingesteld, zal een personeelsvergadering worden ingesteld zoals omschreven in artikel 35b van de Wet op de ondernemingsraden voor zover deze Wet op deze ondernemin- gen van toepassing is.
Aantekening:
Inlichtingen omtrent de instelling van een ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of personeelsvergadering kunnen worden ingewonnen bij de Bedrijfscommissie Markt 1.
Correspondentie-adres: Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx. Telefoon 070 – 3499 561.
5A. WERKNEMERSDELEGATIE
Artikel 5a
De werkgever die minder dan 10 werknemers in dienst heeft en waarvoor geen onderne- mingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld kan in die voorkomende gevallen overleg plegen met een delegatie van werknemers afkomstig uit de in dienst zijnde werk- nemers.
5B. VAKBONDSKADERLEDEN
Artikel 5b
Het is vakbondskaderleden toegestaan informatie te verspreiden in de onderneming, waar- in zij werkzaam zijn. Zij zullen in verband hiermee niet door hun werkgever worden bena- deeld.
Aantekening:
Zie ook bij 3 van het voorwoord.
6. BEDRIJFSRAAD Artikel 6
Voor de in artikel 77 omschreven bedrijfstak kan een bedrijfsraad worden ingesteld.1) De bedrijfsraad regelt zijn samenstelling, taak en werkwijze bij reglement hetwelk de goed- keuring van de Vakraad behoeft.
1) Correspondentie voor de bedrijfsraad te richten aan: Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx
14
7. VAKRAAD
Artikel 7
Onder Vakraad wordt verstaan: Stichting Vakraad Metaal en Techniek.
Aantekening:
1. In de Vakraad werken de werkgevers- en werknemersorganisaties in de Metaal en Techniek samen met het doel het bevorderen van goede sociale verhoudingen in de Metaal en Techniek. Dit doel wordt onder meer bereikt door het afsluiten van CAO’s.
Correspondentie: Xxxxxxx 00000 - 0000 XX Xxx Xxxx. Telefoon: 070-3160325
2. Behoudens uitzondering door de wet gesteld, mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bij deze CAO betrokken werkgever(s)-, en werknemersorganisaties en de Stichting Vakraad Metaal en Techniek niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, enigerlei elektronische wijze, Internet, Intranet of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 B Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Vakraad Metaal en Tecnhiek Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx.
7A. COMMISSIE UITLEG CAO
Artikel 7a
Er is een Commissie Uitleg CAO die de Vakraad adviseert over geschillen omtrent inter- pretatie van onderhavige CAO-bepalingen. Deze geschillen kunnen door CAO-partijen aan genoemde Commissie worden voorgelegd.
Aantekening:
Het adres van de Commissie Uitleg CAO is Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx.
8. VEILIGHEID
Artikel 8
1. De werkgever zal die maatregelen nemen welke nodig zijn voor de veiligheid in zijn onderneming, zulks met inachtneming van de wettelijke voorschriften.
2. De werknemer kan niet worden verplicht tot het verrichten van werkzaamheden waar- bij aan de wettelijke voorschriften omtrent veiligheid niet is voldaan.
3. Indien werkzaamheden het gebruik van veiligheidsmiddelen noodzakelijk maken, zal de werkgever deze aan de werknemer verstrekken.
4. De werknemer is verplicht eigen veiligheid en die van anderen in acht te nemen, door de werkgever gegeven voorschriften op te volgen, veiligheidsmiddelen te gebruiken en voorgeschreven beveiligingen toe te passen.
Aantekening:
Voor een wat meer uitvoerige toelichting op het in dit artikel genoemde onderwerp wordt verwezen naar bijlage 1 en 11A.
9. FUSIE, SLUITING EN REORGANISATIE Artikel 9
1. Hetgeen in de navolgende leden van dit artikel wordt bepaald, is van toepassing op de ondernemingen, waarin in de regel ten minste 20 personen werkzaam zijn.
2. De werkgever die fusiebesprekingen voert, dan wel het voornemen heeft het bedrijf geheel of gedeeltelijk te sluiten en/of het personeelsbestand ingrijpend te reorganise- ren, dan wel andere plannen heeft die een belangrijke negatieve invloed op de werkge-
15
legenheid zullen hebben, stelt de w.v. en de v.v. daarvan in kennis. De werkgever zal er naar streven collectieve ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen.
3. De kennisgeving bedoeld in lid 2 van dit artikel dient plaats te vinden zodra verwacht kan worden dat de eventuele fusie, sluiting en/of reorganisatie wellicht doorgang kan vinden.
4. Gelijk met de eerdergenoemde kennisgeving deelt de werkgever tevens mede de rede- nen die hem tot zijn besluit hebben gebracht, alsmede welke (sociale) gevolgen hij verwacht, indien en voor zover die gevolgen alsdan reeds te overzien zijn.
5. Te zamen met de w.v. en de v.v. zal door de werkgever, zodra dit noodzakelijk wordt, aandacht worden besteed aan:
- het tijdstip waarop het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie voor het uitbrengen van advies zal worden ingelicht;
- het tijdstip en de wijze waarop het gehele personeel zal worden ingelicht;
- de vraag of en in hoeverre voorzieningen genomen kunnen worden opdat zoveel mogelijk de eventueel nadelige gevolgen voor de werknemers worden voorkomen, weggenomen of verminderd.
6. Over de in de leden 2 en 4 van dit artikel genoemde mededelingen en kennisgeving zullen de w.v. en de v.v. geheimhouding betrachten, welke geheimhouding zal duren tot aan het tijdstip waarop het personeel wordt ingelicht, althans ten minste tot aan het tijdstip waarop het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie wordt ingelicht.
Aantekeningen:
1. Partijen bevelen de ondernemingen die niet vallen onder het gestelde in lid 1 aan om ter zake van fusie, sluiting en reorganisatie indien mogelijk het gestelde in de leden 2 t/m 6 te volgen.
2. De onderwerpen die in het kader van de in lid 5 genoemde voorzieningen aandacht verdienen, zijn vermeld in bijlage 2 van deze CAO.
3. Men dient tevens rekening te houden met
- de Wet op de ondernemingsraden
- de Fusiegedragsregels
- de Wet melding collectief ontslag.
16
II. BEGIN EN EINDE DIENSTVERBAND
10. INDELING VAN FUNCTIES Artikel 10
1. De werkgever deelt de functie van de werknemer in. De werkgever deelt de door hem vastgestelde functie-indeling mee aan de werknemer.
2. De indeling van de functie van de werknemer vindt plaats op basis van het meest re- cente Handboek Functie-indeling voor de Metaal en Techniek (voorheen Handboek Functie-indeling voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken) (FC-Handboek), dat onderdeel uitmaakt van deze CAO.
Aantekeningen:
1. Zie artikel 36a voor de salarisgevolgen van de invoering van het FC-Handboek.
2. Het FC-Handboek is een afzonderlijke uitgave en is te bestellen bij de Vakraad.
3. Indien de werknemer een functie uitoefent die een samenstelling is van de functies die zijn opgenomen in het FC-Handboek, dan worden in de aanstellingsbrief de samenstel- lende functies vermeld.
4. Bij verschil van mening over de door de werkgever vastgestelde functie-indeling kan de Vakraad worden verzocht de functie in te delen. De indeling van de Vakraad is bin- dend.
Aantekening:
Zie voor de beroepsprocedure bijlage 3.
5. Ten aanzien van de introductie van het FC-handboek is artikel 27 Wet op de onderne- mingsraden van toepassing.
Aantekening:
Dit artikel houdt in dat zaken die niet inhoudelijk in de CAO zijn geregeld onderwerp van overleg zijn met het medezeggenschapsorgaan. Zie voor de tekst van artikel 27 Wet op de ondernemingsraden bijlage 11B.
11. BEVESTIGING VAN AANSTELLING Artikel 11
1. De werkgever verstrekt aan de werknemer een schriftelijke bevestiging van zijn aan- stelling waarin ten minste zijn opgenomen de gegevens als vermeld in bijlage 11C alsmede met inachtneming van artikel 7:626 BW per betalingsperiode een salarisspeci- ficatie.
Aantekening:
1. Zie voor een voorbeeld-aanstellingsbrief bijlage 4A.
2. Zie bijlage 11L voor tekst artikel 7:626 BW
12. PROEFTIJD
Artikel 12
1. De eerste twee maanden van de dienstbetrekking zullen over en weer als proeftijd gel- den, tenzij schriftelijk is overeengekomen dat een kortere proeftijd dan wel geen proef- tijd geldt.
17
2. Gedurende de proeftijd kunnen zowel de werkgever als de werknemer de dienstbetrek- king beëindigen tegen het einde van de werkdag.
Aantekening:
1. Dit artikel geldt zowel voor dienstbetrekkingen die zijn aangegaan voor bepaalde tijd als voor dienstbetrekkingen die zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Zie bijlage 5 "Ontslagrecht".
13. DIENSTBETREKKING VOOR ONBEPAALDE TIJD Artikel 13
De dienstbetrekking wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
13A. EINDE DIENSTBETREKKING
Artikel 13a
1. Naast de in de Wet genoemde mogelijkheden eindigt de dienstbetrekking voor onbe- paalde tijd van rechtswege, dat wil zeggen zonder dat enigerlei opzegging is vereist, op de eerste dag waarop het ouderdomspensioen van overheidswege (AOW) ingaat.
2. De werknemer die een pensioenuitkering van het Pensioenfonds Metaal en Techniek gaat ontvangen meldt dit uiterlijk drie maanden vóór de ingangsdatum van de uitkering aan de werkgever.
Aantekeningen:
Zie bijlage 5 “Ontslagrecht”.
14. DIENSTBETREKKING VOOR BEPAALDE TIJD Artikel 14
1. In afwijking van het in artikel 13 bepaalde kan uitsluitend schriftelijk een dienst- betrekking worden aangegaan voor een bepaalde tijd. De dienstbetrekking voor be- paalde tijd kan worden aangegaan, hetzij voor een bepaalde periode, hetzij voor een overeengekomen taak.
2. De arbeidsovereenkomst voor een bepaalde periode kan worden aangegaan voor een periode van maximaal 36 maanden. De beperking tot 36 maanden geldt niet voor het verrichten van werkzaamheden in het buitenland en geldt evenmin voor het verrichten van een overeengekomen taak.
3. Is met inachtneming van het bepaalde in het voorgaande lid een dienstbetrekking aan- gegaan voor een nauwkeurig in de schriftelijke overeenkomst vastgestelde tijd, dan eindigt deze dienstbetrekking op het moment dat de overeengekomen tijd is verstre- ken. Dit geldt zonder dat voorafgaande opzegging als bedoeld in artikel 16 is vereist. Ook is dan geen toestemming van het UWV WERKbedrijf vereist.
4. Is met inachtneming van het bepaalde in lid 1 een dienstbetrekking aangegaan voor de duur van een overeengekomen taak, waarbij evenwel de tijdsduur nodig voor het uit- voeren van de taak tevoren niet nauwkeurig is aan te geven, dan eindigt deze dienstbe- trekking op het moment dat de overeengekomen taak ten volle is uitgevoerd zonder dat toestemming van het UWV WERKbedrijf vereist is.
5. Wanneer de vervulling van de overeengekomen taak korter dan een half jaar blijkt te duren, dient de werknemer ten minste één week voor de te verwachten einddatum van de taak op de hoogte te worden gebracht.
Wanneer de vervulling van de overeengekomen taak een half jaar of langer blijkt te duren, dient de werknemer ten minste één maand voor de te verwachten einddatum van de taak op de hoogte te worden gebracht.
18
6. Indien een dienstbetrekking voor bepaalde tijd maximaal drie keer voor bepaalde tijd is voortgezet en deze dienstbetrekkingen te zamen niet langer duren dan 36 maanden, eindigt de één, twee of driemaal voortgezette dienstbetrekking van rechtswege zonder dat voorafgaande opzegging als bedoeld in artikel 16 is vereist. Ook is dan geen toe- stemming van het UWV WERKbedrijf vereist.
7. Indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor niet meer dan drie maanden die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 36 maanden of langer eindigt die voortgezette dienstbetrekking van rechtswege zonder dat voorafgaande opzegging als bedoeld in artikel 16 en zonder dat toestem- ming van het UWV WERKbedrijf is vereist.
8. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:668a lid 2 BW geldt ten aanzien van de peri- oden waarin een medewerker, voorafgaande aan zijn indiensttreding bij de werkgever, als uitzendkracht bij werkgever heeft gewerkt, dat deze als één arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangemerkt, indien en voor zover die periode uitsluitend on- derbroken is als gevolg van arbeidsongeschiktheid van de uitzendkracht en een daar- mee samenhangende beëindiging van de arbeidsovereenkomst met het uitzendbureau, met dien verstande dat de tijdstermijn van artikel 7:668a BW (zijnde drie jaar) niet overschreden wordt, c.q. doortelt.
Aantekeningen:
1. In lid 6 wordt met een voortgezette dienstbetrekking bedoeld de voortgezette dienstbetrekking als omschreven in artikel 7:668a BW.
2. Zie bijlage 5 "Ontslagrecht".
15. DIENSTBETREKKING MET WERKNEMERS VAN 65 JAAR OF OUDER OF EEN WERKNEMER DIE EEN PENSIOENUITKERING VAN HET PENSIOEN- FONDS METAAL EN TECHNIEK ONTVANGT
Artikel 15
1. Met een werknemer van 65 jaar of ouder of met een werknemer die een pensioenuitke- ring ontvangt van het Pensioenfonds Metaal en Techniek kan een arbeidsovereenkomst worden aangegaan voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd.
2. Indien een voor een bepaalde tijd aangegane dienstbetrekking voor bepaalde tijd is voortgezet, is voor haar beëindiging geen voorafgaande opzegging nodig. Evenmin is voorafgaande opzegging vereist in geval twee of meer dienstbetrekkingen voor be- paalde tijd elkander met tussenpozen zijn opgevolgd.
3. Indien de dienstbetrekking is aangegaan voor onbepaalde tijd, of indien een voor be- paalde tijd aangegane dienstbetrekking na het verstrijken van deze tijd zonder tegen- spraak wordt voortgezet, kan de dienstbetrekking worden beëindigd door opzegging, zulks met dien verstande dat artikel 16 lid 2 buiten toepassing blijft.
4. Overigens zijn op de dienstbetrekking de bepalingen van deze CAO van toepassing, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen.
19
Aantekeningen:
1. Duur van de dienstbetrekking; opzegging.
a. Het verdient aanbeveling de arbeidsovereenkomsten aan te gaan voor (telkens) een bepaalde, korte tijd van ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar.
b. Indien opzegging vereist is dient voor de bepaling van de opzeggingstermijn (zie artikel 16 CAO en 7:672 BW) de totale duur van de dienstbetrekking in acht te worden genomen, en is voorts de toestemming van het UWV Werkbedrijf vereist.
c. Zie bijlage 5 "Ontslagrecht".
2. Toepasselijkheid van de CAO.
a. Aangezien artikel 33 van de CAO geldt voor werknemers beneden de 65-jarige leeftijd, dient de beloning van de werknemer die deze leeftijd heeft overschreden, uitdrukkelijk te worden overeengekomen. Het is de bedoeling dat de werknemer voor gelijke arbeid niet in netto-inkomen achteruit gaat.
b. De overige CAO-bepalingen blijven van toepassing, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen.
3. Voor werknemers van 65 jaar en ouder kunnen andere regels gelden ten aanzien van sociale zekerheid en/of pensioen dan voor werknemers jonger dan 65 jaar.
16. OPZEGGING
Artikel 16
1. Opzegging van een arbeidsovereenkomst geschiedt met inachtneming van de termijnen zoals genoemd in artikel 7: 672 BW.
2. Opzegging geschiedt met inachtneming van de opzegtermijnen tegen het einde van de maand bij salarisbetaling per maand en tegen het einde van de vierweken-periode bij salarisbetaling per vier weken.
Aantekening:
Zie bijlage 11M voor tekst artikel 7: 672 BW en artikel 16c CAO (oud) en artikel XXI van de zogeheten Flexwet.
20
III. ARBEIDSTIJDEN
17. DEFINITIES
Artikel 17
1. Onder "dagelijkse werktijd" wordt verstaan de tijd waarin de werknemer volgens zijn dienstrooster arbeid verricht.
2. a. Het dagvenster is een periode met een duur van 12 uur en loopt van 06.00 uur tot
18.00 uur. Indien de dagelijkse werktijd valt binnen het dagvenster, is de toesla- genregeling volgens artikel 42a van deze CAO niet van toepassing. Indien de dage- lijkse werktijd geheel of gedeeltelijk buiten het dagvenster valt, geldt de toeslagen- regeling conform artikel 42a.
b. De werkgever kan één keer per jaar voor de duur van één jaar het aanvangstijdstip van het dagvenster verschuiven van 06.00 uur tot 07.00 uur met dien verstande dat het dagvenster ook in deze situatie een duur heeft van 12 uur. De werkgever kan met instemming van het medezeggenschapsorgaan dan wel het personeel indien er geen medezeggenschapsorgaan aanwezig is, het aanvangstijdstip van het dagven- ster verschuiven tot uiterlijk 08.00 uur; ook in deze situatie ligt het eindtijdstip van het dagvenster 12 uur later.
Aantekening:
Indien sprake is van ploegenarbeid conform artikel 20 van deze CAO, geldt de toeslagenregeling van artikel 45. Zie ook artikel 42a. Zie bijlage 4C voor een schema met voorbeelden.
3a. Onder dienstrooster wordt verstaan het schema, waarin de voor de werknemer gelden- de dagelijkse werktijd en de ADV-tijd zijn vastgelegd.
3b. In afwijking van het gestelde onder 3a wordt bij "flexibele werktijd" (zie artikel 18a lid 2 sub b) de ADV-tijd niet vastgelegd in het dienstrooster.
4a. Onder "ADV-tijd" wordt verstaan: de tijd waarop ten gevolge van arbeidsduurverkor- ting niet wordt gewerkt.
4b. Onder een roostervrije dag als genoemd in artikel 41 lid 1b wordt verstaan een dag waarop de werknemer volgens zijn dienstrooster arbeid zou verrichten indien hij op die dag geen roostervrij zou hebben gehad.
5. Onder "overuren" wordt verstaan: uren waarin wordt gewerkt buiten het dienstrooster. Als overuren worden echter niet beschouwd verschoven uren als bedoeld in lid 6.
Aantekening:
Zie voor de betaling van overuren artikel 42.
6. Onder "verschoven uren" wordt verstaan:
x. xxxx gedurende welke een werknemer werkt buiten zijn dienstrooster, voor zover de werknemer in dertien achtereenvolgende weken, met inbegrip van genoemde uren, niet langer werkt dan het aantal werkuren volgens zijn dienstrooster.
De werkgever verstrekt, op verzoek van de werknemer, periodiek een overzicht van het tijdstip en de uren waarop buiten het dienstrooster is gewerkt, danwel het tijdstip en de uren die minder zijn gewerkt dan het aantal uren volgens zijn dienst- rooster;
b. uren gedurende welke, in overleg met het medezeggenschapsorgaan of bij gebreke hiervan met de werknemersdelegatie, buiten het dienstrooster wordt gewerkt, met het tevoren vaststaande doel om bepaaldelijk aangewezen uren, waarop niet wordt gewerkt of waarop niet zal worden gewerkt, in te halen;
x. xxxx, gedurende welke een werknemer werkt buiten zijn dienstrooster, doch binnen het aantal uren waarop hij op basis van zijn dienstrooster zou hebben gewerkt, ten gevolge van het feit dat de werkzaamheden door omstandigheden in het bedrijf van
21
de opdrachtgever van de werkgever niet binnen zijn dienstrooster kunnen worden verricht.
Aantekening:
Zie voor de betaling van verschoven uren artikel 43.
7. Onder "jaar" wordt verstaan een aaneengesloten periode van 365 dagen; ingeval van een schrikkeljaar 366 dagen.
8. Onder "week" wordt verstaan een periode van 7 aaneengesloten dagen.
18. ARBEIDSDUUR Artikel 18
1. De normale wekelijkse arbeidsduur bedraagt, berekend over een periode van maximaal één jaar, gemiddeld 38 uren, met inachtneming van het gestelde in artikel 17. *
Voor de werknemer die op grond van een bestaande regeling minder dan dit gemiddel- de aantal uren per week werkt geldt het overeengekomen aantal uren.
2. Voor de berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gelden ook de uren die volgens het dienstrooster zouden worden gewerkt op nieuwjaarsdag, de 2e paasdag, de Hemelvaartsdag, de 2e pinksterdag, de beide Kerstdagen, de nationale feestdag (30 april) en de dagen waarop de werknemer arbeidsongeschikt is, voor zover deze dagen vallen op een dag binnen het dienstrooster, evenals de uren die volgens het dienstroos- ter zouden worden gewerkt op de kort-verlofdagen als bedoeld in artikel 61, en op de vakantiedagen.
3. De werkgever stelt de werknemer voor een periode van minimaal drie weken in kennis van het voor de werknemer geldende dienstrooster.
In afwijking van vorenstaande kan, in overleg met het medezeggenschapsorgaan of bij gebreke hiervan met de werknemersdelegatie, tussentijds het dienstrooster worden ge- wijzigd indien deze tussentijdse wijziging het gevolg is van een wijziging van de vorm van arbeidsduurverkorting.
Aantekening:
Dit houdt in dat bijvoorbeeld de werknemer uiterlijk 31 december het dienstrooster moet weten voor de eerstvolgende drie weken.
4. De werkgever kan, in overleg met de v.v., en onder handhaving van het op het tijdstip van invoering geldende niveau van arbeidsvoorwaarden, een dienstrooster invoeren waarbij op vier dagen per week, welke dagen uitsluitend kunnen betreffen de dagen van maandag t/m vrijdag, gedurende maximaal 9,5 uren per dag arbeid wordt verricht.
5. De werkgever stelt het dienstrooster vast. Indien de werknemer daarom verzoekt, doet de werkgever dit na overleg met betrokkene. De werkgever houdt daarbij, voorzover redelijkerwijs van hem kan worden verwacht, rekening met de persoonlijke omstan- digheden van de werknemer.
6. Bij verschil van mening tussen de werkgever en de werknemer over de weging van de belangen bij het vaststellen van het dienstrooster als bedoeld in lid 5 kan aan de Vakraad advies worden gevraagd.
Aantekening:
Zie voor de procedure bijlage 3A.
7. Als regel wordt des zaterdags geen arbeid verricht.
22
Aantekening:
Ingeval regelmatig op zaterdag moet worden gewerkt, pleegt de werkgever overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie.
8. Door de werknemer wiens aanwezigheid als regel des zaterdags noodzakelijk is, zal per week een andere dag, dan wel twee halve dagen, geen arbeid worden verricht.
9. Xxxxxxx een werknemer incidenteel een zaterdag moet werken zal hij in dezelfde of in de volgende week een hele dag of twee halve dagen desgewenst voor eigen rekening vrijaf kunnen nemen.
* Van 1 oktober 1984 t/m 31 december 1984 gold de volgende bepaling:
"De arbeidsduur is met ingang van 1 oktober 1984 verminderd met 5%. Deze verkorting van de arbeidsduur behoeft niet te leiden tot wijziging van de bedrijfstijd."
18A. VORMEN VAN ARBEIDSDUURVERKORTING
Artikel 18a
1. De keuze van de vorm van arbeidsduurverkorting alsmede de wijziging van de keuze dient tot stand te komen in overleg met het medezeggenschapsorgaan. Bij gebreke van een medezeggenschapsorgaan komt de arbeidsduurverkorting tot stand na overleg met de werknemersdelegatie.
Daarnaast bestaat er voor de ondernemingen, die voorkomen op de door de v.v. bij de Federatie Werkgeversorganisaties Metaaltechniek ingediende lijst, ook de mogelijk- heid om de keuze te wijzigen in overleg met de v.v.
Indien de werknemer in deeltijd gaat werken dient in de arbeidsovereenkomst tot uit- drukking te komen of ADV in tijd dan wel in geld wordt genoten.
Aantekening:
Zie ook de artikelen 2a en 32.
Voorbeeld, uitgaande van een gemiddelde arbeidsduur van 10 uur per week:
Indien de werknemer 10/38 van het op hem van toepassing zijnde tabelsalaris verdient, wordt de ADV geacht in geld te zijn genoten. Indien de werknemer 10/40 van het op hem van toepassing zijnde tabelsalaris verdient, wordt de ADV geacht in tijd te zijn genoten.
2. Gekozen kan worden uit één of meer van de volgende mogelijkheden, waarbij ADV- tijd niet kan worden ingeroosterd op zon- en feestdagen als bedoeld in artikel 19 lid 1:
a. ADV-blokken
- 8 uren aaneengesloten ADV-tijd per 4 weken;
- 4 uren aaneengesloten ADV-tijd per 2 weken;
- 2 uren aaneengesloten ADV-tijd per week.
b. flexibele werktijd
een week van minimaal 34 en maximaal 45 uren waarbij per dag minimaal 0 uur en maximaal 9 uren kan worden gewerkt.
c. ADV-dagen
Deze mogelijkheid staat alleen open voor de werkgever die werkzaamheden ver- richt op bouwwerken.
De (gedeelten van) ADV-dagen worden, tenzij in overleg met het medezeggen- schapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie anders wordt overeengekomen, vastgesteld op die (gedeelten van) dagen waarop het bouwwerk in verband met ADV niet toegankelijk is.
Eventuele resterende (gedeelten van) ADV-dagen dienen in overleg met het mede- zeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie te worden vastgesteld.
d. vrije keuze
In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2a t/m c kan worden gekozen voor een andere vorm van arbeidsduurverkorting. Deze keuze kan uitsluitend worden
23
gemaakt in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdele- gatie, dan wel in overleg met de v.v. in de gevallen als bedoeld in lid 1 van dit arti- kel, voorlaatste zin.
Indien hiervan gebruik wordt gemaakt dient de gekozen vorm van arbeidsduurver- korting te worden gemeld bij de Vakraad.
18B. VERREKENING ARBEIDSDUURVERKORTING
Artikel 18b
1. Indien bij het einde van de dienstbetrekking de werknemer nog recht heeft op ADV- tijd dan wel te veel ADV-tijd heeft genoten wordt dit in tijd dan wel in geld verrekend. Indien een werknemer arbeidsongeschikt is tijdens ADV-tijd, behoeft dit niet te wor- den gecompenseerd.
Bij verrekening in geld is artikel 31 lid 1, vermeerderd met een eventueel van toepas- sing zijnde ploegentoeslag, van toepassing.
2. Indien op ADV-tijd arbeid wordt verricht, wordt in overleg met de werknemer vervan- gende ADV-tijd vastgesteld. Uiterlijk in het volgende kalenderkwartaal dient de ver- vangende ADV-tijd te worden genoten.
19. ARBEID OP ZONDAGEN EN FEESTDAGEN Artikel 19
1. Op zondagen, zomede op nieuwjaarsdag, 2e paasdag, Hemelvaartsdag, 2e pinksterdag, beide kerstdagen, de nationale feestdag (30 april) zal als regel geen arbeid worden ver- richt.
Indien (in enig jaar) 5 mei door CAO-partijen uitgeroepen wordt tot nationale feestdag waarop geen arbeid wordt verricht, dan zal (in dat jaar) de 24e vakantiedag collectief worden vastgesteld op 5 mei als deze valt op een dag waarop de werknemer volgens zijn dienstrooster arbeid zou verrichten.
Aantekeningen:
1. Voor het geval op zon- en feestdagen wel wordt gewerkt, zie artikel 42.
2. Afwijking van hetgeen ten aanzien van de nationale feestdag is bepaald, behoeft de goedkeuring van de Vakraad (zie artikel 7). Deze goedkeuring wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van de in het buitenland werkzaam zijnde werknemer indien aldaar niet 30 april doch 1 mei een algemene feestdag is.
2. Indien een werknemer voor of bij een desbetreffende opdracht tegenover de werkgever of diens gemachtigde verklaart gewetensbezwaren te hebben tegen arbeid op zonda- gen, algemeen erkende christelijke feestdagen, r.k. feestdagen welke ter plaatse alge- meen als zondagen worden gevierd, of Goede Vrijdag, kan hij tot die arbeid niet wor- den verplicht.
20. ARBEID IN PLOEGEN Artikel 20
1. Onder ploegendienst wordt verstaan het verrichten van arbeid in een systeem waarin de werktijden van twee of meer (groepen) werknemers (met een normale arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 18 CAO) op elkaar aansluiten of uitsluitend ten behoeve van het overdragen van de werkzaamheden elkaar in geringe mate overlappen én een tijds- blok van 13 uur overtreft. Hierbij zal door de betrokken werknemer in regelmaat gedu- rende langere termijn van dienst worden gewisseld.
24
Aantekening:
1. Onder regelmaat kan bijvoorbeeld worden verstaan wekelijks meer aaneensluitende dagen.
2. Zie voor de betaling van werknemers die in ploegendienst werken artikel 45 van deze CAO.
2. De werkgever dient, vóór het instellen van ploegenarbeid, overleg te plegen met hetzij de werknemersorganisaties, hetzij het medezeggenschapsorgaan dan wel de werkne- mersdelegatie.
Voor ondernemingen met een wettelijk verplichte ondernemingsraad gelden de bepa- lingen van artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden.
Aantekening:
Zie bijlage 11B voor de tekst van artikel 27 WOR.
3. De daartoe aangewezen werknemers dienen in ploegen arbeid te verrichten.
4. De in lid 3 bedoelde verplichting geldt niet voor werknemers van 55 jaar en ouder.
5. De in lid 3 bedoelde verplichting geldt eveneens niet voor werknemers van wie de gezondheidstoestand zulks niet toelaat; bij verschil van mening hierover, kan de over- legging van een medische verklaring worden gevraagd.
6. ADV-tijd wordt bij voorkeur ingeroosterd aan het begin of aan het einde van een ar- beidsperiode in een ploegendienst-rooster.
21. OVERWERK
Artikel 21
1. De werknemer kan, behoudens het gestelde in lid 2a en 2b, niet worden verplicht om langer te werken dan zijn dienstrooster bepaalt.
2. a. De werknemer kan worden verplicht langer te werken dan zijn dienstrooster be- paalt gedurende de eerste tien uren in een periode van vier weken, in de gevallen waarin zulks bij of krachtens de Arbeidstijdenwet is geoorloofd. Van de werkgever wordt daarbij verlangd dat hij rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
b. De werknemer kan worden verplicht langer te werken dan zijn dienstrooster be- paalt in geval van calamiteiten.
Aantekeningen:
1. Aanbevolen wordt het overwerk zoveel als mogelijk is te beperken.
2. Onder calamiteiten worden verstaan situaties zoals boeteclausules, onevenredige schade voor het eigen bedrijf / opdrachtgevers of derden. Indien de werkgever zich beroept op boeteclausules dient hij zich te gedragen als een goed werkgever.
3. Zie bijlage 11B voor artikel 27 WOR.
3. Indien de werkgever opdracht geeft tot overwerk voor een of meer afdelingen in de onderneming geeft hij hiervan kennis aan het medezeggenschapsorgaan.
4. De in lid 2 sub a en b bedoelde verplichtingen gelden niet voor werknemers jonger dan 18 jaar en niet voor werknemers van 55 jaar en ouder. In afwijking van de vorige vol- zin geldt dat werknemers van 55 jaar en ouder wel kunnen worden verplicht om langer door te werken dan hun dienstrooster bepaalt gedurende de eerste vijf uren in een peri- ode van vier weken, in de gevallen waarin zulks bij of krachtens de Arbeidstijdenwet is geoorloofd.
5. De in lid 2 sub a en sub b bedoelde verplichtingen gelden eveneens niet voor werkne- mers van wie de gezondheidstoestand zulks niet toelaat; bij verschil van mening hier- over kan de overlegging van een medische verklaring worden gevraagd.
6. Indien overwerk, anders dan op grond van consignatie, aanvangt vóór of op dan wel na middernacht en die dag dan wel de vorige dag de dagelijkse werktijd is gewerkt of een zon- of feestdag is, behoeft het werk niet eerder dan 11 uur na het beëindigen van het overwerk te worden hervat. Voor zover deze uren vallen binnen de dagelijkse werktijd
25
wordt daarover het salaris doorbetaald. Eenmaal per 7 etmalen mag de onafgebroken rusttijd worden beperkt tot 8 uur.
7. In het kader van de werkgelegenheid dient regelmatig overwerk tot het uiterste te wor- den beperkt.
21A. CONSIGNATIE
Artikel 21a
1. De werkgever stelt geen consignatiedienst in dan nadat hij hiervoor in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie een consignatieregeling heeft getroffen.
2. De in lid 1 bedoelde consignatieregeling dient te bevatten afspraken omtrent de ver- goeding van de reiskosten en telefoonkosten en over een toe te kennen consignatiever- goeding.
3. Op de consignatie zijn de rust- en werktijden van toepassing zoals die bij de Arbeids- tijdenwet zijn geregeld.
Aantekening:
Zie voor de betaling van arbeid voortvloeiend uit consignatie artikel 42 lid 6 van deze CAO.
4. De werkgever die een consignatiedienst heeft ingesteld zonder daarvoor een consigna- tieregeling te hebben getroffen als hier bedoeld, dient vóór 1 januari 2002 in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie een regeling te treffen conform dit artikel.
5. Dit artikel is niet van toepassing op de werkgever die per 1 maart 2001 een consigna- tieregeling heeft, die in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werk- nemersdelegatie dan wel de v.v. is overeengekomen en waarin de in lid 2 genoemde elementen zijn opgenomen, zolang die consignatieregeling niet wijzigt.
Aantekening:
Indien consignatie leidt tot overwerk, geldt het bepaalde in artikel 21 lid 4 van deze CAO.
26
IV. VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
22. ALGEMEEN
Artikel 22
1. De werknemer is gehouden de werktijden stipt in acht te nemen en op tijd met de hem opgedragen werkzaamheden te beginnen.
2. De werknemer is verplicht hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaam- heden welke zich in diens onderneming voordoen, of werkzaamheden welke met deze onderneming verband houden, naar beste krachten te verrichten; hij zal de werkgever of diens vertegenwoordiger xxxxxxxx kennis geven van enige fout in een hem verstrekte opdracht of van andere feiten en omstandigheden waarvan een goed werknemer kan veronderstellen dat de wetenschap voor de werkgever van belang is.
3. Indien in de onderneming tijdelijk geen aanbod van werk waarvoor de werknemer is aangenomen aanwezig is, dan is de werknemer gehouden andere hem opgedragen ver- vangende bedrijfswerkzaamheden te verrichten.
4. De werkgever kan de werknemer verplichten werkstaten bij te houden en deze in te leveren op een door de werkgever te bepalen tijdstip.
23. GEHEIMHOUDING Artikel 23
Het is de werknemer verboden aan derden bijzonderheden betreffende het bedrijf van de werkgever mede te delen waarvan hij weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat hij deze geheim behoort te houden.
Aantekening:
Overtreding van de geheimhoudingsplicht kan een strafrechtelijk feit opleveren.
24. ZORG TEN AANZIEN VAN BEDRIJFSMIDDELEN Artikel 24
1. Van de door de werkgever verstrekte bedrijfsmiddelen wordt een lijst opgemaakt, die door de werknemer moet worden ondertekend. Onder bedrijfsmiddelen worden onder meer verstaan: machines, computerbestanden, gereedschappen, materialen, voertuigen en geld.
2. De werknemer zal de hem toevertrouwde bedrijfsmiddelen oordeelkundig en overeen- komstig de bestemming daarvan gebruiken en behandelen en in het algemeen daarvoor de zorg hebben van een goed werknemer.
3. Hij is verplicht aan de werkgever of diens vertegenwoordiger terstond kennis te geven van een gebrek aan of verlies van enig bedrijfsmiddel waarvan een goed werknemer kan veronderstellen dat de wetenschap voor de werkgever van belang is.
Aantekening:
De door de werkgever ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen dienen in deugdelijke staat te verkeren.
27
25. VERGOEDING VAN SCHADE Artikel 25
1. Indien de werknemer ingevolge artikel 7:661 BW aansprakelijk is voor door hem ver- oorzaakte schade, zal deze schade worden vergoed in termijnen van ten hoogste 1/5 deel van het salaris als bedoeld in artikel 31 lid 1 per periode.
Aantekening:
Bij beëindiging van het dienstverband is de schade in haar geheel opeisbaar. Voor hetgeen onder bedrijfsmiddelen wordt verstaan, wordt verwezen naar artikel 24.
2. De werkgever kan van zijn recht op schadevergoeding slechts gebruik maken indien hij uiterlijk binnen één maand nadat de aansprakelijkheid van de werknemer voor het verlies of de beschadiging is vastgesteld de werknemer schriftelijk mededeling heeft gedaan van zijn voornemen tot verhaal van de daardoor te lijden schade.
Aantekening:
Zie voor de tekst van artikel 7:661 BW bijlage 11D.
26. ARBEID VOOR DERDEN Artikel 26
1. Het is de werknemer niet toegestaan anders dan met schriftelijke toestemming van zijn werkgever voor, dan wel ten behoeve van derden arbeid te verrichten, welke concurre- rend is te achten voor de bedrijfstak omschreven in artikel 77.
2. Ook is het de werknemer niet toegestaan dat soort arbeid te verrichten waarvan de werkgever aan de werknemer schriftelijk en gemotiveerd te kennen heeft gegeven dat het bedrijfsbelang zich daartegen verzet.
Artikel 27
27. CONCURRENTIEBEDING EN ECONOMISCHE CRISIS
In geval er sprake is van een overeengekomen concurrentiebeding/relatiebeding en er is sprake van ontslag door de werkgever wegens bedrijfseconomische redenen ten gevolge van de crisis, mag de werknemer zich wel vrijelijk bewegen in de arbeidsmarkt waarbij de oude werkgever niet ernstig mag worden benadeeld.
Artikel 28
28. Vervallen.
29. TERUGKEER UIT MILITAIRE DIENST Artikel 29
Voor het verlaten van de militaire dienst dient de werknemer zich - zo mogelijk een maand van te voren - aan te melden bij de werkgever waar hij in dienst is, opdat de laatste kan vaststellen wanneer de werknemer zijn werkzaamheden zal hervatten.
28
IV-A RUILEN
30. RUILEN
Artikel 30
1. De werknemer kan, volgens de regels als beschreven in dit artikel, bronnen (ADV- uren, vakantie-uren, toeslagen of andere financieringsbronnen) ruilen tegen doelen (geld, dan wel fiscaal gefaciliteerde regelingen).
2. De volgende bronnen kunnen ten behoeve van de daarbij vermelde doelen worden geruild:
a. ADV-uren en/of vakantie-uren kunnen volgens de wettelijke mogelijkheden wor- den geruild voor geld, dan wel fiscaal gefaciliteerde regelingen.
b. de in deze CAO genoemde toeslagen en overige financieringsbronnen kunnen worden geruild voor geld (uitbetaling ineens), of worden aangewend voor het ko- pen van vrije uren als hierna bedoeld in lid 3.
3. De werknemer die een arbeidsduur heeft als bedoeld in artikel 18 lid 1 eerste volzin kan per kalenderjaar maximaal 64 uur vrije tijd kopen. Voor de werknemer die een kortere arbeidsduur heeft geldt het gestelde in artikel 2a lid 2 CAO.
4. Het ruilen van de bronnen in doelen geschiedt in overleg tussen de werknemer en de werkgever, met uitzondering van het besluit tot de aankoop van (maximaal 64 uur) vrije tijd. Hiertoe kan de werknemer zelf besluiten.
De afspraak tussen werkgever en werknemer over bronnen die zullen worden aange- wend en de doelen die daarmee worden verworven en/of het besluit van de werknemer tot aankoop van (maximaal 64 uur) vrije tijd is de ruilafspraak.
5. De ruilafspraak moet bij werkgever en werknemer bekend zijn voor 1 januari van het jaar waarin de ruilafspraak van toepassing is en geldt gedurende één kalenderjaar. Voor elk nieuw kalenderjaar kan telkens opnieuw een ruilafspraak tot stand komen als bedoeld in lid 4.
6. Wanneer bij het ruilen een omzetting plaatsvindt van tijd in geld of andersom, geldt als ruilvoet 0,607% van het maandsalaris per uur zoals genoemd in artikel 31 CAO (0,658% per uur van het vierwekensalaris).
Aantekening:
1. Een werknemer wil 8 uur vrije tijd kopen en heeft een maandsalaris van € 1500,- Deze 8 uur vrije tijd kost dan 8 x 0,607% x € 1500,- = € 72,84.
2. Een werknemer wil een vakantiedag van 8 uur ruilen tegen geld en heeft een maandsalaris van € 1500,-. Deze 8 uur heeft dan een waarde van 8 x 0,607% x € 1500,- = € 72,84.
7. Voor het verrekenen kan de werknemer kiezen uit de volgende mogelijkheden:
a. De kosten van de koop van vrije tijd in gevolge lid 3, berekend op basis van de ruilvoet uit lid 6, worden ingehouden op aan de werknemer uit te betalen toeslagen zoals, en voorzover van toepassing overwerktoeslag, ploegentoeslag, vakantiebij- slag, dagvenstertoeslag, een en ander voorzover de toeslag niet is inbegrepen in het salaris als bedoeld in artikel 31 CAO.
Indien het bedrag van de toeslag(en) ontoereikend is voor de bekostiging van de vrije tijd, vindt inhouding plaats op het salaris in de periode(s) waarin de vrije tijd wordt genoten.
Ingeval er sprake is van betaling voor de verkoop van vrije tijd, geschiedt de uitbe- taling in de periode(s) waarin op deze dagen wordt gewerkt. De door verkoop van vrije tijd verkregen gelden kunnen ook worden aangewend voor fiscaal gefacili- teerde regelingen.
b. De kosten of baten, berekend op basis van de ruilvoet uit lid 6, die voor de werk- nemer verbonden zijn aan de ruil, worden gedurende het kalenderjaar in gelijke de- len bij de betaling van het maandsalaris dan wel het vier-weken-salaris ingehouden op de salarisbetaling of in gelijke delen uitbetaald.
29
c. In overleg tussen werkgever en werknemer kan voor een andere verrekeningswijze worden gekozen.
8. 1. De ruilafspraak moet in het kalenderjaar worden geëffectueerd.
2. Indien blijkt dat aan het eind van een kalenderkwartaal een (deel van de) ruilaf- spraak door arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet of niet volledig geëffec- tueerd kan worden, vindt aan het eind van dat kalenderkwartaal verrekening plaats. Ingehouden bedragen waar geen verlof voor kon worden opgenomen in dat kwar- taal worden alsdan alsnog uitbetaald bij de salarisbetaling; extra uitbetaalde bedra- gen waarvoor geen extra werk in dat kwartaal kon worden verricht, worden dan alsnog ingehouden c.q. niet uitbetaald.
In overleg kunnen werkgever en werknemer hierover andere afspraken maken.
9. 1. Een gemaakte ruilafspraak heeft geen effect op het salaris als bedoeld in artikel 31 voor de berekening van bij CAO geregelde inkomensgerelateerde bestanddelen zo- als de overwerktoeslag en de dagvenstertoeslag, met uitzondering van de vakantie- bijslag als bedoeld in artikel 59.
2. Een gemaakte ruilafspraak heeft geen effect op het salaris als bedoeld in artikel 31 voor de berekening van niet bij CAO geregelde inkomensgerelateerde bestandde- len zoals een dertiende maand of een winstdelingsregeling, tenzij daarover in over- leg tussen de werkgever en OR/PVT, de werknemersdelegatie dan wel bij gebreke daarvan de v.v. andere afspraken worden gemaakt.
Aantekening:
Voorbeelden van berekeningen, ook van de gevolgen van ruilen voor andere arbeidsvoorwaarden als pensioen en vakantietoeslag, zijn als bijlage 4D opgenomen.
10. Bij beëindiging dienstverband vindt verrekening van de ruil dan wel de gekochte extra vrije dagen plaats conform artikel 57 lid 3, 4, 5 en 7.
11. In afwijking van het hiervoor gestelde in lid 6 geldt voor de werknemer als bedoeld in artikel 2 lid 3 sub a CAO het volgende:
wanneer bij het ruilen een omzetting plaatsvindt van tijd in geld of andersom, geldt als ruilvoet het volgende:
((12/260)/(het aantal overeengekomen arbeidsuren per week/5)) maal 100. Het aldus verkregen percentage geldt dan als ruilvoet van het maandsalaris per uur (bij een vier- wekensalaris dient in de genoemde formule het getal 12 te worden vervangen door 13). Aan de beloningselementen genoemd in dit artikel kunnen geen rechten worden ont- leend als deze ingevolge de CAO expliciet niet van toepassing zijn.
30
V. SALARISSEN EN TOESLAGEN
31. SALARISBETALING PER MAAND OF PER VIERWEKENPERIODE Artikel 31
1. De salarisbetaling vindt uitsluitend plaats hetzij per maand hetzij per vierwekenperio- de. Onder salaris wordt verstaan de overeengekomen vaste vergoeding, waaronder mede begrepen de persoonlijke toeslag als bedoeld in artikel 36a en daarmee verge- lijkbare vaste salarisbestanddelen (exclusief eventuele toeslagen, bijslagen, onkosten- vergoedingen en dergelijke) die per maand of per vierwekenperiode is verschuldigd door de werkgever.
Aantekening:
Onder vergelijkbare vaste salarisbestanddelen dienen te worden gerekend die toeslagen die tot doel hebben een salarisgarantie te geven.
2. De uitbetaling van het salaris alsmede eventuele ploegentoeslag geschiedt uiterlijk op de laatste werkdag van de maand dan wel vierwekenperiode waarover dit salaris ver- schuldigd is.
3. De uitbetaling van eventuele toeslagen, bijslagen, onkostenvergoedingen en dergelijke en van te verrekenen voorschotten geschiedt uiterlijk op de laatste werkdag van de volgende maand dan wel vierwekenperiode als bedoeld in lid 2, tenzij in deze CAO anders is bepaald.
4. Ter zake van reis-, verblijf- en andere kosten zullen, indien de werknemer xxxxx ver- zoekt, voorschotten worden verstrekt.
5. Niet door de werknemer behoorlijk verantwoorde werkuren, reis-, verblijf- en andere kosten, worden niet uitbetaald.
6. De werkgever verstrekt op verzoek een schriftelijke berekening van de betalingen be- doeld in lid 3.
7. De werkgever verstrekt binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar dan wel bij beëindiging van het dienstverband, aan de werknemer een schriftelijke opgave van hetgeen deze in dat jaar uit de dienstbetrekking heeft genoten en van de inhoudingen daarop.
32. SALARISTABELLEN Artikel 32
De tabellen die zijn opgenomen in de artikelen 33a en 33b zijn van toepassing bij een dienstrooster op basis van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uren berekend over een periode van maximaal één jaar, voor werknemers die de leeftijd van 65 jaar nog niet hebben bereikt.
Bij een dienstrooster op basis van een kortere gemiddelde wekelijkse arbeidsduur heeft de werknemer recht op salaris naar evenredigheid.
Aantekening:
Zie ook de artikelen 2a en 18a lid 1.
32A. TOEPASSING SALARISTABELLEN VOOR JEUGDGROEPEN
Artikel 32a
1. De werkgever betaalt aan de werknemer tot 23 jaar die niet in het bezit is van de hierna in lid 2 bedoelde diploma's tenminste het salaris als vermeld onder "Jeugdgroepen
31
WML" dat correspondeert met de leeftijd van de werknemer waarbij tevens het be- paalde in de artikel 41 in acht dient te worden genomen.
2. De werkgever betaalt aan een werknemer tot 23 jaar die in het bezit is van:
- ten minste een diploma VBO/MAVO/VMBO ten minste het salaris zoals vermeld onder "Jeugdgroepen VBO/MAVO/VMBO" dat correspondeert met de leeftijd van de werknemer dan wel
- ten minste een vakdiploma, behaald via de beroepsbegeleidende leerweg (voorheen leerlingwezen) als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, ten minste het salaris zoals vermeld onder "Jeugdgroepen vakdiploma" dat correspondeert met de leeftijd van de werknemer, indien en voorzover die werknemer een functie uitoe- fent waarvoor het vakdiploma relevant is dan wel
indien en voorzover een werknemer een functie uitoefent waarvoor het voortgezette vakdiploma relevant is en die werknemer die ten minste het eerste jaar van de Wet educatie en beroepsonderwijs op het niveau van voorheen voortgezet leerlingwezen met goed gevolg heeft afgerond ten minste het salaris zoals vermeld onder "Jeugd- groepen voortgezet vakdiploma" dat correspondeert met de leeftijd van de werknemer.
De in dit lid bedoelde vakdiploma's zijn de door de CAO-partijen, betrokken bij de in artikel 3 genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten, erkende vakdiploma's.
Aantekening:
Deze vakdiploma’s zijn vermeld op een lijst van vakdiploma’s die is te verkrijgen bij de Vakraad.
33. TOEPASSING SALARISTABELLEN VOOR 23 JARIGEN EN OUDER Artikel 33
1. De werknemer van 23 jaar of ouder wordt, op grond van de door hem uitgeoefende functie, ingedeeld in één van de salarisgroepen.
2. Onder functiejaren wordt verstaan de jaren gedurende welke de werknemer zijn functie (vanaf 23 jaar) in het bedrijf van de werkgever uitoefent. Onder functiejaren wordt mede begrepen de fictieve functiejaren welke de werkgever aan de werknemer heeft toegekend.
3. De werkgever betaalt aan de werknemer die is ingedeeld in één van de salarisgroepen A tot en met J, ten minste het salaris dat, in aanmerking nemende het aantal aan de werknemer toegekende functiejaren, in zijn salarisgroep is vastgesteld.
Ten aanzien van de werknemer die is ingedeeld in salarisgroep A geldt tevens het be- paalde in artikel 41.
4. Werknemers die bij indiensttreding ten minste 1 jaar werkloos zijn geweest en 23 jaar of ouder zijn en die niet in staat zijn een functie op het functieniveau van salarisgroep A te vervullen, ontvangen gedurende een inloopperiode van maximaal één jaar het wettelijk minimumloon voor 23 jaar en ouder.
Aantekening:
Het minimumloon voor werknemers van 23 jaar en ouder bedraagt per 1 januari 2011 € 1.424,40 per maand, respectievelijk €1.314,80 per vierwekenperiode. Indien deze wettelijke bedragen wijzigen, gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
5. Indien in de onderneming een met de v.v., OR of PVT overeengekomen loontabel wordt gehanteerd is de wijziging voor de salarisschalen B t/m F niet van toepassing.
32
33
34
Zelf invullen via kop-voetregel
33A. ARTIKEL 33A. SALARISSEN PER MAAND
SALARISTABEL voor betaling per maand vanaf 1 april 2011 tot 1 oktober 2011
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 491,40 | 615 | 674 | 759 |
17 jaar | 562,65 | 707 | 773 | 866 |
18 jaar | 648,10 | 812 | 887 | 1000 |
19 jaar | 747,80 | 939 | 1025 | 1152 |
20 jaar | 876,00 | 1101 | 1200 | 1351 |
21 jaar | 1032,70 | 0000 | 0000 | 0000 |
22 jaar | 1210,75 | 1597 | 1670 | 1742 |
SALARISGROEPEN
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 11 |
0 | 1424,40 | 1720 | 1790 | 1828 | 1886 | 1981 | 2144 | 2325 | 2545 | 2810 |
1 | 0000 | 0000 | 0000 | 1846 | 1921 | 2027 | 2189 | 2376 | 2603 | 2867 |
2 | 1684 | 1788 | 1819 | 0000 | 0000 | 0000 | 2235 | 2420 | 2657 | 2925 |
3 | 1701 | 1801 | 1833 | 1882 | 1987 | 2115 | 2287 | 2475 | 2714 | 2989 |
4 | 1814 | 1846 | 1904 | 2026 | 2158 | 2331 | 2527 | 2769 | 3046 | |
5 | 1832 | 1864 | 1920 | 2059 | 2202 | 2378 | 2574 | 2821 | 3104 | |
6 | 1850 | 1883 | 1950 | 2094 | 2249 | 2421 | 2624 | 2878 | 3165 | |
7 | 1869 | 1902 | 1979 | 2157 | 2316 | 2474 | 2671 | 2930 | 3227 | |
8 | 2722 | 2989 | 3285 | |||||||
9 | 3040 | 3345 | ||||||||
10 | 3406 |
Deze tabel is de tabel die gold vanaf 1 februari 2011, met dien verstande dat de bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functiejaren zijn aangepast aan de bedragen die per 1 januari 2011 gelden volgens de WML. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML- bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx.
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 491,40 | 621 | 681 | 767 |
17 jaar | 562,65 | 714 | 781 | 875 |
18 jaar | 648,10 | 820 | 896 | 1010 |
19 jaar | 747,80 | 948 | 1035 | 1164 |
20 jaar | 876,00 | 1112 | 1212 | 1365 |
21 jaar | 1032,70 | 1307 | 1428 | 1608 |
22 jaar | 1210,75 | 1613 | 1687 | 1759 |
SALARISGROEPEN
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 11 |
0 | 1424,40 | 1737 | 1808 | 1846 | 1905 | 2001 | 2165 | 2348 | 2570 | 2838 |
1 | 1688 | 1790 | 1824 | 0000 | 0000 | 0000 | 2211 | 2400 | 2629 | 2896 |
2 | 1701 | 1806 | 1837 | 1886 | 1977 | 2092 | 0000 | 0000 | 0000 | 2954 |
3 | 1718 | 1819 | 1851 | 1901 | 2007 | 2136 | 0000 | 0000 | 0000 | 3019 |
4 | 1832 | 1864 | 1923 | 2046 | 2180 | 2354 | 0000 | 0000 | 0000 | |
5 | 1850 | 1883 | 1939 | 2080 | 2224 | 2402 | 0000 | 0000 | 0000 | |
6 | 1869 | 1902 | 1970 | 2115 | 2271 | 2445 | 2650 | 2907 | 3197 | |
7 | 1888 | 1921 | 1999 | 2179 | 2339 | 2499 | 2698 | 2959 | 3259 | |
8 | 2749 | 3019 | 3318 | |||||||
9 | 3070 | 3378 | ||||||||
10 | 3440 |
Dit is de CAO tabel die ingaat per 1 oktober 2011. In de tabellen vbo/mavo/vmbo, vakdiploma, voortgezet vakdiploma, salaris-groep A 1 tot en met 3 functiejaren alsmede salarisgroepen B tot en met J is de loonsverhoging van 1 oktober 2011 (1%) verwerkt. De bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functie- jaren zijn conform de bedragen van de WML, zoals die gelden per 1 januari 2011. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML-bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx. NB: indien de werkgever een verzoek heeft ingediend conform artikel 41 lid 1 sub b en van de Vakraad de schriftelijke toestemming heeft gekregen, geldt deze tabel niet, en blijft de tabel ingaande 1 april 2011 gedurende de periode van 1 oktober 2011 tot en met 31 januari 2012 van toepassing.
SALARISTABEL voor betaling per maand vanaf 1 oktober 2011 tot 1 februari 2012
35
Zelf invullen via kop-voetregel
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 491,40 | 628 | 689 | 776 |
17 jaar | 562,65 | 722 | 790 | 885 |
18 jaar | 648,10 | 829 | 906 | 1022 |
19 jaar | 747,80 | 959 | 1047 | 1177 |
20 jaar | 876,00 | 1125 | 1226 | 1381 |
21 jaar | 1032,70 | 1322 | 1444 | 1626 |
22 jaar | 1210,75 | 1632 | 1706 | 1779 |
SALARISGROEPEN
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 11 |
0 | 1424,40 | 1757 | 1829 | 1867 | 1927 | 2024 | 2190 | 2375 | 2600 | 2871 |
1 | 1707 | 1811 | 1845 | 1885 | 1962 | 2071 | 2236 | 2428 | 2659 | 2929 |
2 | 1721 | 1827 | 1858 | 0000 | 0000 | 0000 | 2283 | 2472 | 2715 | 2988 |
3 | 1738 | 1840 | 1872 | 1923 | 2030 | 2161 | 2337 | 2529 | 2773 | 3054 |
4 | 1853 | 1885 | 1945 | 2070 | 2205 | 2381 | 2581 | 2829 | 3111 | |
5 | 1871 | 1905 | 1961 | 0000 | 0000 | 0000 | 2630 | 2882 | 3171 | |
6 | 1890 | 1924 | 1993 | 2139 | 2297 | 2473 | 2680 | 2940 | 3234 | |
7 | 1910 | 1943 | 2022 | 2204 | 2366 | 2528 | 2729 | 2993 | 3296 | |
8 | 2781 | 3054 | 3356 | |||||||
9 | 3105 | 3417 | ||||||||
10 | 3480 |
Dit is de CAO tabel die ingaat per 1 februari 2012. In de tabellen vbo/mavo/vmbo, vakdiploma, voortgezet vakdiploma, salaris-groep A 1 tot en met 3 functiejaren alsmede salarisgroepen B tot en met J is de loonsverhoging van 1 februari 2012 (1,15%) verwerkt. De bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functiejaren zijn conform de bedragen van de WML, zoals die gelden per 1 januari 2011. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML-bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx.
SALARISTABEL voor betaling per maand vanaf 1 februari 2012 tot 1 augustus 2012
36
Zelf invullen via kop-voetregel
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 491,40 | 635 | 697 | 785 |
17 jaar | 562,65 | 730 | 799 | 895 |
18 jaar | 648,10 | 839 | 916 | 1034 |
19 jaar | 747,80 | 970 | 1059 | 1191 |
20 jaar | 876,00 | 1138 | 1240 | 1397 |
21 jaar | 1032,70 | 1337 | 1461 | 1645 |
22 jaar | 1210,75 | 1651 | 1726 | 1799 |
SALARISGROEPEN
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 11 |
0 | 1424,40 | 1777 | 1850 | 1888 | 1949 | 2047 | 2215 | 2402 | 2630 | 2904 |
1 | 1727 | 1832 | 1866 | 1907 | 1985 | 2095 | 2262 | 2456 | 2690 | 2963 |
2 | 1741 | 1848 | 1879 | 1930 | 2023 | 2140 | 2309 | 2500 | 2746 | 3022 |
3 | 1758 | 1861 | 1894 | 1945 | 2053 | 2186 | 2364 | 2558 | 2805 | 3089 |
4 | 1874 | 1907 | 1967 | 2094 | 2230 | 2408 | 2611 | 2862 | 3147 | |
5 | 1893 | 1927 | 1984 | 2128 | 2276 | 2458 | 2660 | 2915 | 3207 | |
6 | 0000 | 0000 | 0000 | 2164 | 2323 | 2501 | 2711 | 2974 | 3271 | |
7 | 1932 | 1965 | 2045 | 2229 | 2393 | 2557 | 2760 | 3027 | 3334 | |
8 | 2813 | 3089 | 3395 | |||||||
9 | 3141 | 3456 | ||||||||
10 | 3520 |
Dit is de CAO tabel die ingaat per 1 augustus 2012. In de tabellen vbo/mavo/vmbo, vakdiploma, voortgezet vakdiploma, salaris-groep A 1 tot en met 3 functiejaren alsmede salarisgroepen B tot en met J is de loonsverhoging van 1 augustus 2012 (1,15%) verwerkt. De bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functiejaren zijn conform de bedragen van de WML, zoals die gelden per 1 januari 2011. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML-bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx.
SALARISTABEL voor betaling per maand vanaf 1 augustus 2012 tot 1 februari 2013
37
Zelf invullen via kop-voetregel
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 491,40 | 642 | 705 | 794 |
17 jaar | 562,65 | 738 | 808 | 905 |
18 jaar | 648,10 | 849 | 927 | 1046 |
19 jaar | 747,80 | 981 | 1071 | 1205 |
20 jaar | 876,00 | 1151 | 1254 | 1413 |
21 jaar | 1032,70 | 1352 | 1478 | 1664 |
22 jaar | 1210,75 | 1670 | 1746 | 1820 |
SALARISGROEPEN
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 11 |
0 | 1424,40 | 1797 | 1871 | 1910 | 1971 | 2071 | 2240 | 2430 | 2660 | 2937 |
1 | 1747 | 1853 | 1887 | 1929 | 2008 | 2119 | 2288 | 2484 | 2721 | 2997 |
2 | 0000 | 0000 | 0000 | 1952 | 2046 | 2165 | 2336 | 2529 | 2778 | 3057 |
3 | 1778 | 1882 | 1916 | 1967 | 2077 | 2211 | 2391 | 2587 | 2837 | 3125 |
4 | 1896 | 1929 | 1990 | 2118 | 2256 | 2436 | 2641 | 2895 | 3183 | |
5 | 1915 | 1949 | 2007 | 2152 | 2302 | 2486 | 2691 | 2949 | 3244 | |
6 | 1934 | 1968 | 2039 | 2189 | 2350 | 2530 | 0000 | 0000 | 0000 | |
7 | 0000 | 0000 | 0000 | 2255 | 2421 | 2586 | 2792 | 3062 | 3372 | |
8 | 2845 | 3125 | 3434 | |||||||
9 | 3177 | 3496 | ||||||||
10 | 3560 |
Dit is de CAO tabel die ingaat per 1 februari 2013. In de tabellen vbo/mavo/vmbo, vakdiploma, voortgezet vakdiploma, salaris-groep A 1 tot en met 3 functiejaren alsmede salarisgroepen B tot en met J is de loonsverhoging van 1 februari 2013 (1,15%) verwerkt. De bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functiejaren zijn conform de bedragen van de WML, zoals die gelden per 1 januari 2011. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML-bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx.
SALARISTABEL voor betaling per maand vanaf 1 februari 2013
38
Zelf invullen via kop-voetregel
39
Zelf invullen via kop-voetregel
33B. ARTIKEL 33B. SALARISSEN PER VIERWEKENPERIODE
SALARISTABEL voor betaling per vierweken vanaf 1 april 2011 tot 1 oktober 2011
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 453,60 | 566 | 620 | 698 |
17 jaar | 519,40 | 651 | 711 | 796 |
18 jaar | 598,20 | 747 | 816 | 920 |
19 jaar | 690,20 | 863 | 943 | 1060 |
20 jaar | 808,60 | 1013 | 1103 | 1242 |
21 jaar | 953,20 | 1190 | 1300 | 1464 |
22 jaar | 1117,60 | 1468 | 1536 | 1602 |
SALARISGROEPEN
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 11 |
0 | 1314,80 | 1582 | 1647 | 1681 | 1734 | 1822 | 1972 | 2139 | 2340 | 2584 |
1 | 1537 | 1630 | 1661 | 1698 | 1767 | 1864 | 2014 | 2185 | 2394 | 2637 |
2 | 1549 | 1645 | 1673 | 1717 | 1800 | 1904 | 0000 | 0000 | 0000 | 2690 |
3 | 1565 | 1656 | 1686 | 1731 | 1828 | 1945 | 2103 | 2276 | 2496 | 2749 |
4 | 1668 | 1698 | 1751 | 1863 | 1985 | 2144 | 2324 | 2547 | 2801 | |
5 | 1685 | 1714 | 1766 | 1894 | 2025 | 2187 | 2367 | 2594 | 2855 | |
6 | 1702 | 1732 | 1793 | 1926 | 2069 | 2226 | 2413 | 2646 | 2911 | |
7 | 1719 | 1749 | 1820 | 0000 | 0000 | 0000 | 2457 | 2695 | 2968 | |
8 | 2504 | 2749 | 3021 | |||||||
9 | 2796 | 3077 | ||||||||
10 | 3133 |
Deze tabel is de tabel die gold vanaf 1 februari 2011, met dien verstande dat de bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functiejaren zijn aangepast aan de bedragen die per 1 januari 2011 gelden volgens de WML.
Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML-bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx.
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 453,60 | 571 | 626 | 705 |
17 jaar | 519,40 | 000 | 000 | 000 |
18 jaar | 598,20 | 754 | 824 | 929 |
19 jaar | 690,20 | 872 | 952 | 1070 |
20 jaar | 808,60 | 1023 | 1115 | 1255 |
21 jaar | 953,20 | 1202 | 1313 | 1479 |
22 jaar | 1117,60 | 1483 | 1551 | 1618 |
SALARISGROEPEN |
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 12 |
0 | 1314,80 | 1598 | 1663 | 1698 | 1752 | 1840 | 1992 | 2160 | 2364 | 2610 |
1 | 1552 | 1646 | 1678 | 1715 | 1784 | 1883 | 2033 | 2207 | 2418 | 2663 |
2 | 1564 | 1661 | 1690 | 1734 | 1818 | 1924 | 2076 | 2248 | 2468 | 2717 |
3 | 1580 | 1673 | 1703 | 1748 | 1846 | 1965 | 2124 | 2299 | 2521 | 2776 |
4 | 1685 | 1715 | 1769 | 0000 | 0000 | 0000 | 2347 | 2572 | 2829 | |
5 | 0000 | 0000 | 0000 | 1913 | 2045 | 2209 | 2391 | 2620 | 2883 | |
6 | 1718 | 1749 | 1811 | 1945 | 2089 | 2249 | 2437 | 2673 | 2940 | |
7 | 1736 | 1767 | 1838 | 2004 | 2151 | 2298 | 2481 | 2722 | 2998 | |
8 | 2528 | 2776 | 3051 | |||||||
9 | 2824 | 3107 | ||||||||
10 | 3164 |
Dit is de CAO tabel die ingaat per 1 oktober 2011. De bedragen zijn tot stand gekomen door de onafgeronde bedragen van de tabel per maand te vermenigvuldigen met de factor 0,9197. De bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functiejaren zijn conform de bedragen van de WML, zoals die gelden per 1 janua- ri 2011. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML-bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx. NB: indien de werkgever een verzoek heeft ingediend conform artikel 41 lid 1 sub b en van de Vakraad de schriftelijke toestemming heeft gekregen, geldt deze tabel niet en blijft de tabel ingaande 1 april 2011 gedurende de periode van 1 oktober 2011 tot en met 31 januari 2012 van toepassing.
SALARISTABEL voor betaling per vierweken vanaf 1 oktober 2011 tot 1 februari 2012
40
Zelf invullen via kop-voetregel
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 453,60 | 578 | 634 | 714 |
17 jaar | 519,40 | 664 | 727 | 814 |
18 jaar | 598,20 | 763 | 834 | 940 |
19 jaar | 690,20 | 882 | 963 | 1083 |
20 jaar | 808,60 | 1034 | 1128 | 1270 |
21 jaar | 953,20 | 1216 | 1328 | 1496 |
22 jaar | 1117,60 | 1501 | 1569 | 1636 |
SALARISGROEPEN
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 11 |
0 | 1314,80 | 1616 | 1682 | 1717 | 1772 | 1861 | 2014 | 2184 | 2391 | 2640 |
1 | 0000 | 0000 | 0000 | 1734 | 1805 | 1904 | 2057 | 2233 | 2446 | 2694 |
2 | 1582 | 1680 | 1709 | 1755 | 1839 | 1946 | 2100 | 2274 | 2497 | 2748 |
3 | 1598 | 1692 | 1722 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 2809 |
4 | 1704 | 1734 | 1789 | 1903 | 2028 | 2190 | 2374 | 2602 | 2862 | |
5 | 1721 | 1752 | 1804 | 1935 | 2069 | 2235 | 2419 | 2650 | 2916 | |
6 | 1739 | 1769 | 1833 | 0000 | 0000 | 0000 | 2465 | 2704 | 2974 | |
7 | 1756 | 1787 | 1860 | 2027 | 2176 | 2325 | 2510 | 2753 | 3032 | |
8 | 2557 | 2809 | 3087 | |||||||
9 | 2856 | 3142 | ||||||||
10 | 3200 |
Dit is de CAO tabel die ingaat per 1 februari 2012. De bedragen zijn tot stand gekomen door de onafgeronde bedragen van de tabel per maand te vermenigvuldigen met de factor 0,9197. De bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functiejaren zijn conform de bedragen van de WML, zoals die gelden per 1 janua- ri 2011. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML-bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx.
SALARISTABEL voor betaling per vierweken vanaf 1 februari 2012 tot 1 augustus 2012
41
Zelf invullen via kop-voetregel
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 453,60 | 584 | 641 | 722 |
17 jaar | 519,40 | 672 | 735 | 823 |
18 jaar | 598,20 | 771 | 843 | 951 |
19 jaar | 690,20 | 892 | 974 | 1095 |
20 jaar | 808,60 | 1047 | 1141 | 1285 |
21 jaar | 953,20 | 0000 | 0000 | 0000 |
22 jaar | 1117,60 | 1518 | 1587 | 1655 |
SALARISGROEPEN |
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 11 |
0 | 1314,80 | 1635 | 1701 | 1737 | 1793 | 1883 | 2037 | 2209 | 2419 | 2671 |
1 | 1588 | 1685 | 1716 | 1754 | 1825 | 1927 | 2080 | 2259 | 2474 | 2725 |
2 | 1601 | 1700 | 1728 | 1775 | 1861 | 1968 | 2124 | 2300 | 2526 | 2780 |
3 | 1617 | 1712 | 1741 | 1789 | 1888 | 2010 | 2174 | 2353 | 2580 | 2841 |
4 | 1724 | 1754 | 1809 | 1926 | 2051 | 2215 | 2401 | 2632 | 2894 | |
5 | 1741 | 1772 | 1824 | 1957 | 2093 | 2261 | 2447 | 2681 | 2950 | |
6 | 1758 | 1790 | 1854 | 1990 | 2137 | 2301 | 2493 | 2735 | 3009 | |
7 | 1777 | 1808 | 1881 | 2050 | 2201 | 2352 | 2539 | 2784 | 3066 | |
8 | 2587 | 2841 | 3122 | |||||||
9 | 2889 | 3179 | ||||||||
10 | 3237 |
Dit is de CAO tabel die ingaat per 1 augustus 2012. De bedragen zijn tot stand gekomen door de onafgeronde bedragen van de tabel per maand te vermenigvuldigen met de factor 0,9197. De bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functiejaren zijn conform de bedragen van de WML, zoals die gelden per 1 janua- ri 2011. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML-bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx.
SALARISTABEL voor betaling per vierweken vanaf 1 augustus 2012 tot 1 februari 2013
42
Zelf invullen via kop-voetregel
wml | vbo/mavo/vmbo | vakdiploma | voortgezet vakdiploma | |
16 jaar | 453,60 | 591 | 648 | 730 |
17 jaar | 519,40 | 679 | 743 | 833 |
18 jaar | 598,20 | 781 | 852 | 962 |
19 jaar | 690,20 | 902 | 985 | 1108 |
20 jaar | 808,60 | 1059 | 1154 | 1300 |
21 jaar | 953,20 | 1244 | 1359 | 1530 |
22 jaar | 1117,60 | 1536 | 1606 | 1674 |
SALARISGROEPEN
FUNCTIEJAREN | A / 2 | B / 3 | C / 4 | D / 5 | E / 6 | F / 7 | G / 8 | H / 9 | I / 10 | J / 11 |
0 | 1314,80 | 1653 | 1721 | 1756 | 1813 | 1904 | 2061 | 2235 | 2447 | 2702 |
1 | 1607 | 1704 | 1736 | 1774 | 1847 | 1949 | 2104 | 2285 | 2502 | 2756 |
2 | 1620 | 1719 | 1748 | 1795 | 1882 | 1991 | 2148 | 2326 | 2555 | 2811 |
3 | 0000 | 0000 | 0000 | 1809 | 1910 | 2034 | 2199 | 2380 | 2609 | 2874 |
4 | 1743 | 1774 | 1830 | 1948 | 2075 | 2240 | 2429 | 2662 | 2928 | |
5 | 1761 | 1793 | 1846 | 0000 | 0000 | 0000 | 2475 | 2712 | 2983 | |
6 | 1779 | 1810 | 1875 | 2013 | 2161 | 2327 | 2522 | 2767 | 3043 | |
7 | 1797 | 1828 | 1902 | 2074 | 2226 | 2379 | 2568 | 2816 | 3102 | |
8 | 0000 | 0000 | 0000 | |||||||
9 | 2922 | 3215 | ||||||||
10 | 3275 |
Dit is de CAO tabel die ingaat per 1 februari 2013. De bedragen zijn tot stand gekomen door de onafgeronde bedragen van de tabel per maand te vermenigvuldigen met de factor 0,9197. De bedragen van de tabel Wet Minimumloon (WML) en A 0 functiejaren zijn conform de bedragen van de WML, zoals die gelden per 1 janua- ri 2011. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen. Zie voor de actuele WML-bedragen de internetsite van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx.
SALARISTABEL voor betaling per vierweken vanaf 1 februari 2013
43
Zelf invullen via kop-voetregel
34. SALARISVERHOGING IN VERBAND MET LEEFTIJD Artikel 34
De verhogingen welke verband houden met de leeftijd worden verleend met ingang van de betalingsperiode waarin de verjaardag van de betrokken werknemer valt.
Het vorenstaande geldt niet indien voor alle werknemers eenzelfde afwijkende regeling van kracht was, dan wel in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werkne- mersdelegatie wordt vastgesteld.
35. SALARISVERHOGING IN VERBAND MET FUNCTIEJAREN Artikel 35
Verhogingen op grond van functiejaren worden eenmaal per jaar toegekend, doch uiterlijk in de betalingsperiode waarin een nieuw functiejaar begint, een en ander totdat het maxi- mum aantal functiejaren in de betreffende salarisgroep is bereikt.
Indien voor alle werknemers eenzelfde afwijkende regeling van kracht was, dan wel in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie wordt vastge- steld, kan een functiejarenverhoging worden toegekend in een periode van uiterlijk 6 maanden nà, en met terugwerkende kracht tot, de betalingsperiode waarin een nieuw func- tiejaar begint.
36. WIJZIGING VAN FUNCTIE; HER- OM- EN BIJSCHOLING Artikel 36
1. De werknemer die een functie gaat vervullen welke in een hogere salarisgroep is inge- deeld zal in salaris ten minste gelijk blijven.
2. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de werknemer die een andere functie gaat vervullen die in dezelfde salarisgroep is ingedeeld.
3. De werknemer die een functie gaat vervullen, welke in een lagere salarisgroep is inge- deeld, zal ten minste drie betalingsperioden nog het salaris blijven ontvangen dat hij in de vorige functie verdiende. Vervolgens kan hij al dan niet getemporiseerd in de nieu- we salarisgroep worden ingedeeld.
4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 zal bij indeling van een werknemer van 55 jaar en ouder in een lagere salarisgroep het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris in de vorm van een toeslag worden uitgekeerd. Salarisverhogingen zullen uitsluitend worden berekend over het nieuwe salaris. De toeslag zal hierbij ongewijzigd blijven.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling om het oude salaris te handhaven.
5. Voor de werknemer die bij indiensttreding in herscholing wordt genomen geldt gedu- rende de eerste drie betalingsperioden geen salarisschaal.
Onder herscholing wordt verstaan een opleiding ter herkrijging van de geheel of ge- deeltelijk verloren gegane bekwaamheid in het uitoefenen van een bepaalde functie die de op te leiden werknemer uitoefende.
6. Voor de werknemer die bij indiensttreding in omscholing wordt genomen geldt gedu- rende de eerste zes betalingsperioden geen salarisschaal, met dien verstande dat deze termijn van zes tot twaalf betalingsperioden wordt verlengd ingeval omscholing plaatsvindt tot een functie die is ingedeeld in een van de salarisgroepen hoger dan D.
44
7. Voor de werknemer, die bij indiensttreding zal worden bijgeschoold ter verkrijging van meerdere vakkennis, resp. vaardigheid voor het uitoefenen van zijn functie, zal gedurende de eerste drie betalingsperioden geen salarisschaal gelden, indien de bij- scholing plaatsvindt tijdens de dagelijkse werktijd.
8. De reeds in dienst zijnde werknemer, die tijdens de dagelijkse werktijd, op verzoek van de werkgever, een cursus volgt voor her-, om- of bijscholing, zoals genoemd in de leden 5 t/m 7, zal gedurende de duur van de cursus niet in salaris achteruit gaan.
9. De werkgever kan met een werknemer die in her-, om- of bijscholing wordt opgeno- men, overeenkomen, dat de dienstbetrekking door geen van de partijen zal worden be- eindigd binnen één jaar, nadat de scholing al dan niet met goed gevolg is beëindigd. Een overeenkomst, als bedoeld in de vorige zin, dient schriftelijk te worden aange- gaan.
In een dergelijke overeenkomst kan tevens worden bepaald dat de werkgever de werk- nemer zal plaatsen in de functie waarvoor deze is her-, om- of bijgeschoold, respectie- velijk dat de werknemer de bedoelde functie zal aanvaarden.
10. De werknemer die de dienstbetrekking beëindigt voor het in lid 9 bedoelde tijdstip, is schadeplichtig. De schadeloosstelling blijft beperkt tot het salaris, vermeerderd met de kosten welke de werkgever eventueel ten behoeve van de werknemer heeft gemaakt in verband met diens deelneming aan de cursus, zoals boeken reisgeld, e.d.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling de bepaling van lid 10 te herhalen in de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in lid 9.
36A. SALARISGEVOLGEN INVOERING FC-HANDBOEK
Artikel 36a
Werknemers die de vakvolwassen leeftijd nog niet hebben bereikt:
1a. Indien een werknemer, die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt inge- deeld in een hogere functiegroep wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn in- deling en leeftijd past. Hierbij dient zijn nieuwe salaris minimaal gelijk te zijn aan zijn huidige salaris.
1b. Indien een werknemer die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt wordt inge- deeld in een lagere functiegroep wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn in- deling en leeftijd past. Het verschil tussen het huidige salaris en het tabelsalaris beho- rend bij zijn leeftijd en nieuwe salarisgroep wordt toegekend in de vorm van een per- soonlijke toeslag.
Voor het geval dat er geen corresponderende leeftijd is wordt de werknemer xxxx- xxxxxxx met fictieve functiejaren zodanig dat het tabelsalaris gelijk is aan het huidige salaris. Indien het huidige salaris blijkt te liggen tussen de tabelsalarissen cor- responderend met twee opeenvolgende functiejaren dan wordt het salaris toegekend corresponderend met het tabelsalaris van het lagere functiejaar. Het verschil tussen het huidige salaris en het bij zijn indeling behorende tabelsalaris wordt toegekend in de vorm van een persoonlijke toeslag.
Over de persoonlijke toeslag zullen collectieve salarisverhogingen worden toegekend. Individuele salarisverhogingen zullen met de persoonlijke toeslag worden verrekend.
Werknemers die de vakvolwassen leeftijd hebben bereikt:
2a. Indien een werknemer, die de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, wordt ingedeeld in een hogere functiegroep, wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling past, zodanig dat hij een fictief aantal functiejaren ontvangt waardoor zijn nieuwe sala- ris minimaal gelijk is aan zijn huidige salaris.
45
Indien de werknemer een salaris heeft dat lager is dan het tabelsalaris bij 0 functiejaren dan zal het salaris worden verhoogd zodanig dat het gelijk is aan het tabelsalaris beho- rend bij 0 functiejaren.
Indien de werknemer een salaris heeft dat gelegen is tussen de tabelsalarissen van twee opeenvolgende functiejaren van zijn nieuwe salarisgroep, dan zal het salaris worden verhoogd zodanig dat het gelijk is aan het tabelsalaris behorend bij het eerstvolgende hogere functiejaar.
2b. Indien een werknemer, die de vakvolwassenleeftijd heeft bereikt, wordt ingedeeld in een lagere functiegroep, wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling past, zodanig dat zijn nieuwe salaris gelijk is aan zijn huidige salaris.
Indien het huidige salaris van de werknemer valt tussen de tabelsalarissen van twee opeenvolgende functiejaren dan wordt het salaris toegekend corresponderend met het tabelsalaris van het lagere functiejaar. Het verschil tussen het (lagere) tabelsalaris en het huidige salaris zal worden toegekend in de vorm van een persoonlijke toeslag. Over de persoonlijke toeslag zullen de collectieve salarisverhogingen worden toege- kend. Individuele salarisverhogingen zullen met de persoonlijke toeslag worden ver- rekend.
37. BELONINGSSYSTEMEN Artikel 37
1. De werkgever die voornemens is over te gaan tot de invoering, wijziging of afschaf- fing van een beloningssysteem (tarief, merit-rating enz.) in (een onderdeel van) de on- derneming, pleegt hierover overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie.
2. Op verzoek van de werkgever of van één of meer werknemers dan wel het medezeg- genschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie, zullen, ter verkrijging van advies inzake het in het vorige lid bedoelde onderwerp de w.v. en de v.v. tot het bijwonen van het overleg worden uitgenodigd.
3. Leidt het overleg tussen de werkgever en het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie niet tot overeenstemming, doch wenst de werkgever niettemin tot een besluit als bedoeld in lid 1 te komen, dan wendt hij zich voor advies tot de be- drijfsraad, in welk geval de werkgever en het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie in overeenstemming met het door de bedrijfsraad gegeven advies dienen te handelen.
Aantekening:
Met beloningssytemen zijn bedoeld systemen, waarbij de wijze van taakvervulling (individueel, groepsgewijs of collectief) wordt vastgesteld volgens één of meer kwantificeerbare factoren, of volgens een samenstel van factoren waarvan de meeste, resp. de belangrijkste kwantificeerbaar zijn.
37A. BASISSALARIS VERTEGENWOORDIGERS
Artikel 37a
1. Voor vertegenwoordigers en/of verkopers bedraagt het basissalaris per salarisbeta- lingsperiode minimaal het minimumloon dat is vastgesteld bij of krachtens de Wet op het Minimumloon.
2. Voor vertegenwoordigers en/of verkopers zullen algemene procentuele salarisverho- gingen, alsmede éénmalige uitkeringen, worden berekend over minimaal het basissala- ris per salarisbetalingsperiode.
46
38. SPAARLOON
Artikel 38
Indien een werknemer de werkgever daartoe het verzoek doet, is deze gehouden zijn me- dewerking te verlenen aan, en voorzieningen te treffen om, zijn werknemers in de gele- genheid te stellen gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheden ten aanzien van de spaarloonregeling als bedoeld in de Wet op de Loonbelasting 1964.
39. VAKBONDSCONTRIBUTIE Artikel 39
De werknemer kan bij de werkgever een verzoek zoals nader bepaald in het Reglement Aanvulling arbeidsovereenkomst in verband met vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie indienen tot verlaging van het bruto loon in de maand december van de jaren 2011 en 2012 ter hoogte van de door hem in het betreffende kalen- derjaar betaalde kosten voor het lidmaatschap van een werknemersorganisatie. De werk- gever zal dit verzoek inwilligen, in ruil voor een kostenvergoeding gelijk aan de voormel- de betaalde lidmaatschapskosten.
Aantekening:
Zie bijlage 10 voor het Reglement vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie en bijbehorend declaratieformulier.
40. ZIEKTEKOSTENVERZEKERING Artikel 40
Dit artikel komt per 1 januari 2006 te vervallen.
Aantekening:
V.v. en w.v. hebben afgesproken dat w.v. de v.v. jaarlijks zullen informeren omtrent de inhoud en premie van de door de
w.v. af te sluiten ziektekostenverzekeringen opdat de v.v. de werknemers zo goed mogelijk kunnen adviseren in hun keuze van ziektekostenverzekeraar.
41. TOEPASSING SALARISVERHOGING Artikel 41
1a. Het voor de werknemer geldende salaris wordt per 1 oktober 2011 met 1%, per 1 fe- bruari 2012 met 1,15%, per 1 augustus 2012 met 1,15% en per 1 februari 2013 met
1,15% verhoogd.
De werkgever betaalt aan de werknemer tot 23 jaar die niet in het bezit is van een di- ploma als bedoeld in artikel 32a lid 2, alsmede aan de werknemer die is ingedeeld in salarisgroep A, met ingang van de datum waarop deze werknemer recht krijgt op sala- risverhoging in verband met de leeftijd, ten minste het per die datum voor hem gelden- de salaris, verhoogd met het verschil tussen het tabelsalaris dat behoort bij zijn leeftijd en het tabelsalaris dat behoort bij zijn nieuwe leeftijd.
47
Aantekening:
Rekenvoorbeeld inzake de tweede volzin met WML-bedragen van 1 januari 2011:
Werknemer is 16 jaar en ingedeeld in Jeugdgroep (zonder vakdiploma) en verdient € 500; het voor hem geldende minimumloon bedraagt € 491,40. Op het moment dat de werknemer 17 jaar wordt, dient de werkgever het geldend salaris van € 500 te verhogen met het verschil tussen het op dat moment geldend wettelijk minimumloon voor een 17- jarige en een 16-jarige: € 562,65 (17 jaar WML) -/- € 491,40 (16 jaar WML) = € 71,25 zodat het nieuwe salaris op
17 jaar bedraagt € 500 + € 71,25 = € 571,25
1b. De werkgever die te maken heeft met zogeheten “leegloop” kan de Xxxxxxx verzoeken om hem toestemming te verlenen om de verhoging per 1 oktober 2011 uit te stellen tot 1 februari 2012. De betreffende werknemers hebben in dat geval met ingang van 1 ok- tober 2011 recht op twee roostervrije dagen (welke worden ingeroosterd door de werkgever na overleg met de werknemer). Het verzoek dient vergezeld te gaan van een onderbouwing inhoudende dat aangetoond wordt dat er op dat moment sprake is van langdurig (omzet-)verlies en van het niet kunnen benutten van de productiecapaciteit (“leegloop”). Uit het verzoek aan de Vakraad dient te blijken dat dit verzoek door een meerderheid van de werknemers is goedgekeurd. Tevens dient uit het verzoek te blij- ken of er al dan niet overeenstemming is bereikt met werknemersorganisaties over het uitstel. De Vakraad zal schriftelijk laten weten of de toestemming wel of niet wordt verleend.
Indien de Vakraad de hier bedoelde toestemming heeft verleend dient de werkgever op 1 februari 2012 het voor de werknemer geldende salaris eerst te verhogen met 1% en vervolgens met 1,15%.
2. De werknemer van 50 jaar of ouder kan de salarisverhoging na overleg met de werk- gever geheel of gedeeltelijk omzetten in ten hoogste 22 dagen (176 uren) vrije tijd. In- dien de werknemer door omzetting van de salarisverhoging(en) meer dan 22 dagen (176 uren) vrije tijd op jaarbasis wil verkrijgen, kan dit uitsluitend in overleg met de werkgever.
De berekening van de hoeveelheid vrije tijd die bij salarisverhoging maximaal kan worden verkregen, geschiedt volgens de volgende drie stappen:
1. Salaris + Salarisverhoging(en) = Nieuw Salaris
2. 100 -/- (( Salaris / Nieuw Salaris) x 100) = Maximaal omzettingspercentage
3. Maximaal omzettingspercentage x 19,76 uur = Maximale hoeveelheid vrije tijd. Indien van de vorenbedoelde omzetting gebruik wordt gemaakt, wordt het voor de werknemer geldend salaris inclusief de in lid 1 bedoelde salarisverhoging(en) gekort met een bruto-korting die overeenkomt met het deel van de salarisverhoging dat in vrije tijd wordt omgezet.
4. Per jaar moet een herberekening worden gemaakt.
Aantekeningen
1. Voorbeeldberekeningen van het omzetten van salarisverhoging in vrije tijd en toepassing van de bruto-korting zijn opgenomen als bijlage 4B.
2. Ingeval de werknemer van 55 jaar of ouder de salarisverhogingen niet eerder omzet in vrije tijd dan een maand na de (telkens) in artikel 41 lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstippen is wellicht voor de hoogte van dagloon in het kader van WW of de WAO de Wijziging dagloonregels d.d. 28 mei 1999 van toepassing hetgeen betekent dat voor de hoogte van het dagloon bepalend is het salaris inclusief die salarisverhoging.
Artikel 41a
41A. Vervallen.
48
VI. BETALING VAN OVERUREN
42. BETALING VAN OVERUREN Artikel 42
1. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de onderhavige vergoedingen zijn begrepen in de beloning, hetgeen moet blijken uit een door de werkgever afgege- ven schriftelijke verklaring.
2. De werkgever betaalt aan de werknemer de volgende vergoedingen:
a. indien buiten het dienstrooster wordt gewerkt op een dag die niet is een zaterdag, een zondag of een feestdag:
- een vergoeding van 0,78% van het maandsalaris (0,84% van het salaris per vier- wekenperiode) per uur voor de eerste twee overuren direkt voorafgaande aan of di- rekt aansluitend op het dienstrooster, waarbij onder "direkt voorafgaand aan" of "direkt aansluitend op" mede worden verstaan die overuren welke van het diensts- rooster zijn gescheiden door een wettelijk verplichte of door de plaatselijke om- standigheden geboden rusttijd;
- een vergoeding van 0,89% van het maandsalaris (0,97% van het salaris per vier- wekenperiode) per uur voor de overuren die volgen op de in de vorige zin ge- noemde uren;
b. indien buiten het dienstrooster wordt gewerkt op een zaterdag die niet is een feest- dag: een vergoeding van 0,89% van het maandsalaris (0,97% van het salaris per vierwekenperiode) per uur;
c. indien wordt gewerkt op een zondag die niet is een feestdag, geldt een vergoeding van 1,12% van het maandsalaris (1,21% van het salaris per vierwekenperiode) per uur;
d. indien wordt gewerkt op een feestdag geldt een vergoeding van 1,12% van het maandsalaris (1,21% van het salaris per vierwekenperiode) per uur. Deze vergoe- ding bedraagt evenwel 0,607% van het maandsalaris (0,658% van het salaris per vierwekenperiode) wanneer op een andere dag in dezelfde of de daaropvolgende week vrijaf wordt gegeven, zulks ter vervanging van de uren waarop die ver- goeding betrekking heeft.
3. Geen vergoeding is verschuldigd voor overwerk dat wordt verricht aansluitend aan de dagelijkse werktijd, wanneer dit overwerk dient tot afsluiting van de normale dagtaak, zich slechts incidenteel voordoet en niet langer duurt dan een half uur. Is dit overwerk van langere duur, dan is de vergoeding over de gehele duur ervan ver- schuldigd.
4. Indien de overuren niet direkt aansluiten op het dienstrooster, doch eerst op een later tijdstip aanvangen, terwijl bovendien op de betreffende dag de dagelijkse werktijd is gewerkt, betaalt de werkgever aan de werknemer een vergoeding van 0,89% van het maandsalaris (0,97% van het salaris per vierwekenperiode) per uur voor alle alsdan in het kader van het overwerk gewerkte uren. Genoemde vergoeding blijft ook van toe- passing indien de in de vorige zin bedoelde uren, zonder onderbreking van ten minste drie aaneensluitende uren, vallen in de volgende dagelijkse werktijd.
5a. Naar keuze van de werknemer worden overuren en de toeslagen daarop vergoed op één van de onderstaande manieren:
1. overuren en toeslagen worden vergoed in geld
2. overuren en toeslagen worden omgezet voor pensioeninkoop
3. overuren worden vergoed in betaalde vrije tijd, toeslagen in geld of door storting ter zake pensioeninkoop.
Per kalenderjaar kunnen op de wijze als hiervoor bedoeld onder sub 3 tien dagen in vrijetijdsrechten worden vergoed alsdan kunnen de overige overuren alleen in overleg met de werkgever in tijd worden vergoed.
49
Indien er sprake is van overwerk dient de werknemer de hier bedoelde keuze telkens schriftelijk vooraf bij ingang van het kwartaal voor het in dat kwartaal plaats hebbend overwerk te bepalen.
5b. In afwijking van artikel 42 lid 5a sub 3 kan in overleg tussen werkgever en werknemer ook de toeslag worden vergoed in betaalde vrije tijd.
5c. Ingeval de werknemer kiest voor de mogelijkheid als genoemd onder artikel 42 lid 5a sub 3 gelden de volgende bepalingen:
- De door overwerk verkregen betaalde vrijetijdsrechten worden opgenomen in over- leg tussen werkgever en werknemer.
- Indien aan het eind van het kalenderjaar de door overwerk verworven vrijetijds- rechten niet zijn genoten, kunnen die op verzoek van de werknemer worden uitbe- taald, besteed worden aan pensioeninkoop of worden overgeheveld naar het vol- gende kalenderjaar. In dat laatste geval is de werkgever gehouden de werknemer in het eerste kwartaal in de gelegenheid te stellen zijn saldo van het voorgaande ka- lenderjaar alsnog te genieten in betaalde vrije tijd.
- De toeslag wordt berekend door de beloningen genoemd in artikel 42 lid 2 of de eventuele hogere in het bedrijf geldende beloningen te verminderen met 0,658% per uur van het vierwekensalaris of met 0,607% per uur van het maandsalaris.
Aantekening:
Voor pensioeninkoop zie de informatie van de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek.
6. Voor vergoeding van de in het kader van consignatie daadwerkelijk verrichte arbeid geldt de regeling van dit artikel.
7. Voor de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week berekend over een periode van maximaal één jaar, dient het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris, dan wel salaris over 4 weken) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddeld 38-urige werkweek, alvorens de vergoeding wordt berekend.
Aantekening:
Hierbij dient de volgende formule te worden gebruikt:
38 x periode salaris x betreffende percentage
gedeeld door het aantal overeengekomen uren per week, dat wordt gewerkt.
1. Een voorbeeld van zo een berekening: werknemer X werkt 19 uur per week en verdient 1500,00 euro per maand. Hij heeft een overuur en de vergoeding hiervoor wordt als volgt berekend:
38 maal 1500,00 maal 0,78% (aangezien het hier om het eerste overuur gaat ) is 444,60 euro. Gedeeld door 19 (uren per week werk) geeft een uitbetaling van 23,40 euro.
2. Zelfde werknemer, alleen nu drie opeenvolgende overuren:
38 maal 1500,00 maal 0,78% is 444,60 euro. Gedeeld door 19 geeft een uitbetaling van 23,40. Aangezien er sprake is van twee overuren dus 46,80 euro.
Daarnaast nog 38 maal 1500,00 maal 0,89% is 507,30 euro. Gedeeld door 19 geeft een uitbetaling van 26,70.
In totaal krijgt de werknemer dus voor zijn drie opeenvolgende overuren uitbetaald 46,80 plus 26,70 maakt 73,50 euro.
Aantekening:
Ter zake van de bepaling van de hoogte van het salaris als bedoeld in dit artikel is - tenzij in de onderneming een andere regeling bestaat - het salarisbegrip als omschreven in artikel 31 lid 1 van toepassing.
50
42A. BETALING VOOR UREN BUITEN HET DAGVENSTER
Artikel 42a
1. In geval van een dagvenster als bedoeld in artikel 17 lid 2a (dat wil zeggen het dag- venster van 06.00 uur tot 18.00 uur) geldt voor de uren waarop wordt gewerkt tussen
18.00 uur en 21.00 uur een toeslag van 0,09% van het maandsalaris (0,10% van het sa- laris per 4 wekenperiode) per uur.
2. In geval sprake is van een verschoven dagvenster conform artikel 17 lid 2b dan wel lid 2c geldt voor de uren waarop wordt gewerkt tussen 06.00 uur en het aanvangstijdstip van het dagvenster alsmede voor de uren waarop wordt gewerkt tussen het eindtijdstip van het dagvenster en 21.00 uur een toeslag van 0,09% van het maandsalaris (0,10% van het salaris per 4 wekenperiode) per uur.
3. Voor uren waarop wordt gewerkt tussen 21.00 uur en 24.00 uur geldt ongeacht het gekozen dagvenster een toeslag van 0,18% van het maandsalaris (0,20% van het sala- ris per 4 wekenperiode) per uur.
4. Voor de uren waarop wordt gewerkt tussen 00.00 uur en 06.00 uur geldt ongeacht het gekozen dagvenster een toeslag van 0,30% van het maandsalaris (0,33% van het sala- ris per 4 wekenperiode) per uur.
5. De toeslagen als bedoeld in lid 1 tot en met 4 gelden niet indien er een samenloop is met de ploegentoeslag of de vergoeding voor overwerkuren.
6. De toeslagen als bedoeld in lid 1 tot en met 4 gelden, indien er een samenloop is met de toeslagen van artikel 43 lid 2, in plaats van de in artikel 43 lid 2 genoemde toesla- gen.
7. De toeslagen als bedoeld in lid 1 tot en met 4 gelden niet indien er een samenloop is met reisuren als bedoeld in artikel 44.
8. Dit artikel is in werking getreden op 1 juli 2001. De werkgever die op 2 april 2001 een gelijkwaardige regeling had, kan deze blijven hanteren.
Aantekening:
Zie bijlage 4C voor een schema met voorbeelden.
43. BETALING VAN VERSCHOVEN UREN Artikel 43
1. De verschoven uren, genoemd in artikel 17 lid 6 sub a en b, komen niet voor een toe- slag in aanmerking.
2. Voor de verschoven uren, genoemd in artikel 17 lid 6 sub c bedraagt de toeslag 0,12% van het maandsalaris (0,13% van het salaris per vierwekenperiode) per uur, indien dat uur valt binnen het dagvenster als bedoeld in artikel 17 lid 2.
3. Voor de verschoven uren genoemd in artikel 17 lid 6 sub c, dient met betrekking tot de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week, berekend over een periode van maximaal één jaar, het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris, dan wel sala- ris over vier weken) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddeld 38-urige werkweek, alvorens de toeslag over het salaris wordt berekend.
51
Aantekening:
Hierbij dient de volgende formule te worden gebruikt:
38 x periode salaris x betreffende percentage
gedeeld door het aantal overeengekomen uren per week, dat wordt gewerkt.
1. Een voorbeeld van zo een berekening: werknemer X werkt 19 uur per week en verdient 1500,00 euro per maand. Hij heeft twee verschoven uren als bedoeld in lid 2 (het bijbehorend percentage is 0,12%) en de toeslag wordt als volgt berekend:
38 maal 1500,00 maal 0,12% is 68,40 euro. Gedeeld door 19 (uren per week werk) geeft een toeslag van 3,60 euro.
Aantekening:
Voor het begrip salaris: zie artikel 31 lid 1.
44. BETALING VAN REISUREN Artikel 44
1. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de onderhavige vergoedingen zijn inbegrepen in het salaris.
Dit moet blijken uit een schriftelijke verklaring van de werkgever die dient te worden verstrekt vóórdat de vergoeding in de beloning wordt inbegrepen.
2. Indien de werknemer voor het verrichten van karweiwerkzaamheden moet reizen, zal de werkgever hem de reistijd als volgt vergoeden:
a. bij gebruikmaking van openbare middelen van vervoer: de noodzakelijke reistijd berekend volgens de dienstregeling van het openbaar vervoer;
b. bij gebruikmaking van een eigen of van een door de werkgever ter beschikking ge- steld vervoermiddel: de reistijd berekend in redelijke verhouding tot de reistijd vol- gens het openbaar vervoer over een vergelijkbare afstand.
3. De in lid 2 sub a en b genoemde reistijd komt alleen voor vergoeding in aanmerking voor zover de werknemer langer heeft moeten reizen dan hij normaal nodig heeft naar de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan.
4. De reistijdenvergoeding wordt als volgt berekend:
a. uren buiten het dienstrooster: 0,607% van het maandsalaris (0,658% van het salaris per vierwekenperiode) per volledig uur;
b. uren op zondag en uren binnen en/of buiten het dienstrooster op een in artikel 19 lid 1 genoemde feestdag: 1,12% van het maandsalaris (1,21% van het salaris per vierwekenperiode) per volledig uur;
Aantekening:
Bij gedeelten van uren geldt de regeling pro rato.
5. Voor de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week, berekend over een periode van maximaal één jaar, dient het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris, dan wel salaris over 4 weken) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddeld 38-urige werkweek, alvorens de vergoeding wordt berekend.
Aantekening:
Hierbij dient de volgende formule te worden gebruikt:
38 x periode salaris x betreffende percentage
gedeeld door het aantal overeengekomen uren per week, dat wordt gewerkt.
1. Een voorbeeld van zo een berekening: werknemer X werkt 19 uur per week en verdient 1500,00 euro per maand. Hij heeft een uur reistijd buiten het dienstrooster en de vergoeding hiervoor wordt als volgt berekend (het percentage uit de formule is in dit geval 0,607% aangezien het hier gaat om een uur als bedoeld in lid 4 sub a):
38 maal 1500,00 maal 0,607% is 345,99 euro. Gedeeld door 19 (uren per week werk) geeft een uitbetaling van 18,21 euro.
52
2. Zelfde werknemer alleen nu drie uren als bedoeld in lid 4 sub b (dus het percentage is nu 1,12%):
38 maal 1500,00 maal 1,12% is 638,40 euro. Xxxxxxx door 19 geeft een uitbetaling van 33,60 per uur. Aangezien er sprake is van drie uren is de totale vergoeding 100,80 euro.
Aantekening:
Voor het begrip salaris: zie artikel 31 lid 1.
6. Indien bij het verrichten van karweiwerkzaamheden de werktijd inclusief de overeen- gekomen pauzes en de reistijd (alleen het deel van de reistijd dat de werknemer langer heeft moeten reizen dan hij normaal nodig heeft naar de plaats waarvoor de dienstbe- trekking is aangegaan) meer is dan 10,5 uur op een dag, heeft de werknemer het recht om de tijd meer dan 10,5 uur in vrije tijd te compenseren.
Het maximum van de in vrije tijd te compenseren reistijd in verband met karweiwerk bedraagt 6 dagen per jaar. Het maximum van de in vrije tijd te compenseren reistijd in verband met karweiwerk en overwerk samen bedraagt 12 dagen per jaar. De overige uren kunnen alleen in overleg met de werkgever in tijd worden vergoed. Het opnemen vindt overeenkomstig artikel 42 lid 5a van deze CAO plaats.
Aantekening:
Zie ook artikel 42 lid 5a CAO.
7. Wanneer werknemers gezamenlijk naar een karwei reizen, en een deel van de werk- nemers geen overwerk wil verrichten, is de werkgever niet gehouden voor die werk- nemers voor vervangend vervoer zorg te dragen.
45. PLOEGENTOESLAG Artikel 45
De werkgever betaalt aan de werknemers die in ploegendienst werken een toeslag van 14% van het maandsalaris dan wel het salaris per vierwekenperiode.
Aantekening:
Voor het begrip salaris: zie artikel 31 lid 1.
Voor omschrijving van “ploegendienst” zie artikel 20 lid 1.
53
VII. VERGOEDING VAN REIS- EN VERBLIJFKOSTEN
46. VERGOEDING VAN REISKOSTEN Artikel 46
1. Indien de werknemer voor het verrichten van werkzaamheden waarvoor de dienstbe- trekking is aangegaan moet reizen, zal de werkgever hem, met inachtneming van het- geen is bepaald in lid 2 van dit artikel, ter zake van reiskosten de volgende vergoeding geven:
a. bij gebruikmaking van openbare middelen van vervoer: de werkelijk gemaakte kosten in de laagste klasse;
b. bij gebruikmaking van vervoer waarin door de werkgever wordt voorzien: geen vergoeding;
c. bij gebruikmaking van een eigen vervoermiddel van de werknemer, mits dit ge- beurt in opdracht en/of met toestemming van de werkgever: een redelijke vergoe- ding.
Van de werkgever wordt verwacht dat hij zich ervan overtuigt dat het vervoermiddel in deugdelijke staat verkeert en verzekerd is volgens de normen van de Wet aansprake- lijkheidsverzekering motorrijtuigen.
2. Van de onder lid 1 sub a en c bedoelde reiskosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking de meerdere kosten die de werknemer heeft moeten maken boven de kos- ten die hij normaal maakt om te komen op de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan.
3. Werknemers, die langer dan een week buiten hun vaste woonplaats moeten overnach- ten, zullen elke week in de gelegenheid worden gesteld om na afloop van de voor het betreffende werk vastgestelde wekelijkse werktijd naar huis te reizen. Indien echter de werkzaamheden zulks vorderen, dan wel de reisverbinding daartoe aanleiding geeft kan de werkgever na overleg met de werknemer hiervan afwijken. De afreis naar het karwei zal des maandags per eerste gelegenheid geschieden, doch behoeft, behoudens bijzondere omstandigheden, niet eerder aan te vangen dan omstreeks zes uur des mor- gens.
Aantekening:
Onder bijzondere omstandigheden is in dit verband te verstaan: een abnormaal grote afstand en/of moeilijke reisgelegenheid.
4. Onverminderd het bepaalde in lid 3 heeft de in dat lid bedoelde werknemer ter zake van een feestdag als genoemd in artikel 19 lid 1 recht op een betaalde reis naar huis.
47. VERGOEDING VAN VERBLIJFKOSTEN Artikel 47
1. Indien de werknemer werkzaamheden moet verrichten buiten de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan zal de werkgever hem vergoeden:
a. pensionkosten, indien de noodzakelijke reistijd en/of moeilijke reisgelegenheid noodzakelijk maken dat de werknemer overnacht in een door de werkgever goed te keuren pension;
b. verblijfkosten, in redelijke omvang naar gelang van de omstandigheden.
2. Lid 1 sub b is eveneens van toepassing wanneer de werknemer als gevolg van hem plotseling opgedragen overwerk des avonds twee uur of langer na het einde van de da- gelijkse werktijd het werk verlaat, tenzij door de werkgever voor een maaltijd wordt gezorgd.
54
48. ANDERE REGELINGEN Artikel 48
Bestaande ondernemingsgewijze regelingen die ten minste gelijkwaardig zijn aan het be- paalde in artikel 44 alsmede aan het bepaalde in de artikelen van dit hoofdstuk, kunnen met een beroep op deze artikelen niet dan in overleg met de werknemer worden gewijzigd.
55
VIII. VAKANTIE EN VAKANTIEBIJSLAG
49. DEFINITIE VAKANTIEDAG Artikel 49
Onder een vakantiedag wordt in de volgende artikelen verstaan een dag waarop de werk- nemer volgens zijn dienstrooster arbeid zou verrichten indien hij op die dag geen vakantie zou hebben.
50. VAKANTIERECHTEN Artikel 50
1. De werknemer voor wie een dienstrooster van vijf dagen per week geldt op basis van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uren berekend over een periode van maximaal één jaar, ontvangt 192 vakantie-uren per jaar (in de regel 24 vakantiedagen).
Aantekening:
Tot 1 januari 2006 ontving de werknemer als hiervoor bedoeld 200 vakantie-uren per jaar (in de regel 25 vakantiedagen).
2. Bestaande afspraken op bedrijfs- of individueel niveau gemaakt voor 1 maart 2001 die leiden tot vakantieaanspraken die het aantal in deze CAO aangegeven aantal vakan- tie-uren te boven gaan worden door de in deze CAO gewijzigde beschrijving van va- kantieaanspraken in uren niet aangetast.
3. Bij een voor de werknemer geldend dienstrooster op basis van een kortere gemiddelde wekelijkse arbeidsduur heeft de werknemer recht op vakantie naar evenredigheid.
4. Bij een dienstverband gedurende een gedeelte van het kalenderjaar heeft de werknemer recht op vakantie naar evenredigheid.
51. EXTRA VAKANTIERECHTEN VOOR OUDERE WERKNEMERS Artikel 51
1. De werknemer die op 30 juni respectievelijk op 31 december van het lopende jaar ten minste zes maanden onafgebroken in dienst van de werkgever is, verwerft boven de vakantie genoemd in artikel 50 mede telkenmale op voormelde tijdstippen:
a 12 vakantie-uren (in de regel anderhalve vakantiedag) indien hij alsdan 50 jaar of ouder is;
b 16 vakantie-uren (in de regel twee vakantiedagen) indien hij alsdan 55 jaar of ou- der is;
c 28 vakantie-uren (in de regel drie en een halve vakantiedag) indien hij alsdan 57 1/2 jaar is;
d 40 vakantie-uren (in de regel vijf vakantiedagen) indien hij alsdan 58 jaar of ouder is;
e 48 vakantie-uren (in de regel zes vakantiedagen) indien hij alsdan 60 jaar is;
f 52 vakantie-uren (in de regel zes en een halve vakantiedag) indien hij alsdan 61 jaar is;
g 56 vakantie-uren (in de regel zeven vakantiedagen) indien hij alsdan 62 jaar is;
h 60 vakantie-uren (in de regel zeven en een halve vakantiedag) indien hij alsdan 63 jaar is;
i 64 vakantie-uren (in de regel acht vakantiedagen) indien hij alsdan 64 jaar is.
56
Voorbeelden:
1. De werknemer is jarig in de periode 1 januari t/m 30 juni.
Wordt hij in die periode 60 jaar, dan heeft hij in dat jaar recht op extra uren/dagen vakantie nl.:
per 30 juni 48 vakantie-uren (in de regel 6 dagen)
per 31 december 48 vakantie-uren (in de regel 6 dagen) in totaal 96 vakantie-uren (in de regel 12 dagen)
2. De werknemer is jarig in de periode van 1 juli t/m 31 december.
Wordt hij in die periode 60 jaar, dan heeft hij in dat jaar recht op extra uren/dagen vakantie nl.:
per 30 juni (hij is dan nog 59 jaar) 40 vakantie-uren (in de regel 5 dagen)
per 31 december 48 vakantie-uren (in de regel 6 dagen) in totaal 88 vakantie-uren (in de regel 11 dagen)
In beide voorbeelden is aangenomen dat de werknemer op 30 juni en 31 december ten minste zes maanden in dienst is.
2. Voor de werknemer die na 1 juli 2012 61 jaar wordt geldt het gestelde in lid 1 onder a tot en met f.
3. In afwijking van het gestelde in lid 1 geldt voor de werknemer, die op 1 juli 2012 61 jaar of ouder is en ten minste zes maanden onafgebroken in dienst van de werkge- ver is, dat hij boven de vakantie genoemd in artikel 50 telkens op 30 juni en 31 de- cember van het lopende jaar niet meer vakantie-uren verwerft dan het aantal vakantie- uren waarop hij per 30 juni 2012 recht had op grond van het in lid 1 bepaalde.
Indien deze werknemer na 30 juni 2012 in dienst treedt van een andere werkgever in de Metaal en Techniek behoudt hij boven de vakantie genoemd in artikel 50 telkens op 30 juni en 31 december van het lopende jaar hetzelfde aantal vakantie-uren als het aantal vakantie-uren waarop hij per 30 juni 2012 recht had op grond van het in lid 1 bepaalde.
Voorbeeld:
De werknemer is in de periode van 1 januari t/m 30 juni 2012 62 jaar en wordt op 1 oktober 2012 63 jaar:
per 30 juni 2012 56
vakantie-uren
per 31 december 2012 56 vakantie-uren in totaal 112 vakantie-uren
De werknemer ontvangt per 31 december dus niet het aantal uren behorende bij een 63-jarige maar blijft het aantal uren behouden waar hij op 30 juni 2012 recht had. In dit geval dus 56 vakantie-uren in plaats van 60 vakantie-uren.
52. INHOUDING VAKANTIEDAG BIJ TWEEDE ZIEKMELDING Artikel 52
Ten aanzien van de werknemer die zich gedurende een kalenderjaar voor de tweede keer arbeidsongeschikt meldt anders dan ten gevolge van zwangerschap en/of bevalling, zal de werkgever één dag waarop niet wordt gewerkt vanwege arbeidsongeschiktheid aanmerken als een door de werknemer opgenomen verlofdag.
57
Het aantal van het vakantietegoed van de werknemer af te schrijven uren is gelijk aan het aantal uren dat de werknemer op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid volgens dienst- rooster had moeten werken met een maximum van 8 uren.
Aantekening:
Zie ook artikel 65.
53. BEPERKING VAN DE VAKANTIERECHTEN Artikel 53
1. De werknemer verdient geen vakantie over de tijd, gedurende welke hij wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid geen aanspraak heeft op zijn salaris.
2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde verdient de werknemer toch vakantie over de tijd gedurende welke hij geen recht op salaris heeft:
a. in de gevallen als genoemd in de artikelen 62 lid 1 sub b en 63,
b. in het geval de werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar
- de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt,
- de bedongen arbeid niet verricht wegens het volgen van onderricht waartoe hij door de werkgever in de gelegenheid is gesteld.
De vrouwelijke werknemer verdient vakantie over de tijd waarin zij niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten ten gevolge van zwangerschap en bevalling.
Aantekening:
Voor de wettelijke uitzonderingen op de hoofdregel wordt verwezen naar bijlage 11F.
3. De in lid 2 bedoelde vakantieaanspraken vervallen indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd voordat de werkzaamheden zijn hervat, tenzij beëindiging van de dienstbetrekking plaatsvindt op grond van een daartoe strekkend schriftelijk medisch advies.
54. XXXXXXXXXXXXXX VAKANTIE Artikel 54
1. De aaneengesloten vakantie wordt als regel genoten tussen 30 april en 1 oktober en omvat, tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet, 21 of meer kalenderdagen. Indien het bedrijfsbelang zich verzet tegen een aaneengesloten vakantie van 21 of meer kalenderdagen, omvat de aaneengesloten vakantie ten minste 14 of meer kalen- derdagen. De vaststelling van de aaneengesloten vakantie geschiedt door de werkgever in overleg met de betrokken werknemer, mits de werknemer deze tijdig aanvraagt en zijn aanspraken toereikend zijn.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling dat de werkgever elk jaar in de maand januari aan de werknemer opgave doet van het aantal vakantiedagen dat de werknemer nog toekomt per 1 januari van dat jaar.
2. Voor 1 januari kan de werkgever, na overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie, vaststellen wanneer een aaneengesloten vakantie collec- tief zal worden gehouden. In individuele gevallen kan hiervan in overleg tussen de werkgever en de betrokken werknemer worden afgeweken.
Voor ondernemingen met een wettelijk verplichte ondernemingsraad geldt dat voor het vaststellen van een collectieve aaneengesloten vakantie de instemming van de onder- nemingsraad vereist is.
58
55. VASTSTELLEN VERLOFDAGEN Artikel 55
1. De vaststelling van de individuele verlofdagen geschiedt door de werkgever in overleg met de werknemer, mits de werknemer deze ten minste twee werkdagen van te voren aanvraagt en zijn aanspraken toereikend zijn. Religieuze feestdagen voor Nederlandse en buitenlandse werknemers, 1 mei en andere feestdagen, buiten die genoemd in arti- kel 19 lid 1, waarop vrijaf wordt genomen, gelden als individuele verlofdagen.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling dat de werkgever elk jaar in de maand januari aan de werknemer opgave doet van het aantal vakantiedagen dat de werknemer nog toekomt per 1 januari van dat jaar.
2. Behoudens het bepaalde in lid 3 is de werkgever bevoegd om na overleg met het me- dezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie ten hoogste drie collectieve verlofdagen vast te stellen. De vaststelling van collectieve verlofdagen geschiedt zo tijdig mogelijk.
Aantekening:
Zie ook artikel 5.
3. De werkgever, die werkzaamheden verricht op een bouwwerk, is bevoegd, na overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie, vast te stellen dat meer dan drie verlofdagen collectief worden genoten.
Aantekening:
Zie ook artikel 5.
55A. BEREKENING VAN XXXXXXX VAKANTIEDAGEN
Artikel 55a
Indien de werknemer vakantie geniet op een dag die hij volgens zijn dienstrooster zou werken, wordt zijn vakantietegoed verminderd met het aantal uren dat hij volgens zijn dienstrooster zou werken.
56. DOORBETALING VAN SALARIS TIJDENS VAKANTIE Artikel 56
1. De werknemer behoudt gedurende het genot van de hem toekomende vakantie aan- spraak op doorbetaling van het salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag.
Aantekening:
Zie voor het Vakantiefonds voor de Metaalnijverheid het B-gedeelte van deze CAO.
2. Indien in een onderneming een collectieve vakantie geldt, behoudt de werknemer, wiens aanspraak op deze vakantie niet toereikend is en die niet kan worden tewerkge- steld, aanspraak op doorbetaling van salaris, vermeerderd met een eventueel van toe- passing zijnde ploegentoeslag. Hetzelfde geldt voor collectieve verlofdagen.
59
57. AFWIKKELING VAN TE VEEL OF TE WEINIG GENOTEN VAKANTIEDAGEN
Artikel 57
1. Tijdens de dienstbetrekking kan de werkgever de door de werknemer te veel genoten (gedeelten van) vakantiedagen/uren doen inhalen of in mindering brengen op te ver- dienen vakantie.
2. Nog niet genoten (gedeelten van) vakantiedagen/uren kunnen tijdens de dienstbetrek- king niet worden vervangen door een uitkering in geld.
Aantekening:
Het gestelde in lid 2 conflicteert niet met artikel 30.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking kan de werkgever de door de werknemer te veel genoten (gedeelten van) vakantiedagen/uren verrekenen met hetgeen hij aan deze werknemer verschuldigd is, indien de beëindiging van het dienstverband geschiedt op verzoek van de werknemer.
4. Bij beëindiging van de dienstbetrekking heeft de werknemer aanspraak op vergoeding wegens door hem te weinig genoten (gedeelten van) vakantiedagen/uren. Ter zake van de hoogte van de vergoeding is artikel 31 lid 1, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, van overeenkomstige toepassing.
Aantekening:
Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat door de werknemer te weinig genoten (gedeelten van) vakantiedagen/uren tijdens de opzeggingstermijn worden opgenomen.
5. Bij beëindiging van het dienstverband wegens een dringende reden of tijdens de proef- tijd, zullen de door de werknemer te veel of te weinig genoten (gedeelten van) vakan- tiedagen/uren in geld worden verrekend.
6. Ten aanzien van vertegenwoordigers en/of verkopers wordt bij de berekening van de vergoeding wegens te veel of te weinig genoten (gedeelten van) vakantiedagen/uren uitgegaan van het basissalaris, vermeerderd met de verdiende provisie, ongeacht de da- tum van uitbetaling van deze provisie.
De provisie wordt echter uitsluitend in de berekening betrokken indien over de vakan- tiedagen/uren waarvoor vergoeding plaatsvindt, recht op provisie bestaat.
Als verdiende provisie geldt de provisie welke is verdiend gedurende de laatste 12 kalendermaanden direct voorafgaande aan de datum van het einde van de dienstbe- trekking, herleid naar het aantal vakantiedagen/uren waarover de vergoeding dient te worden berekend.
In geval van arbeidsongeschiktheid gedurende de laatste 12 kalendermaanden direct voorafgaande aan de datum van het einde van de dienstbetrekking, zullen als de laatste 12 kalendermaanden gelden de laatste 12 kalendermaanden gedurende welke de func- tie bij arbeidsgeschiktheid feitelijk is uitgeoefend.
7. Bij het einde van de dienstbetrekking verstrekt de werkgever aan de werknemer een schriftelijke verklaring waaruit blijkt xxxxxxx vakantiedagen/uren de werknemer niet heeft opgenomen doch wel heeft uitbetaald gekregen.
58. VERVAL VAN VAKANTIEAANSPRAKEN Artikel 58
1. De werknemer die bij de aanvang van de voor hem vastgestelde aaneengesloten vakan- tie of van één of meer van de door hem vastgestelde verlofdagen/uren arbeidsonge- schikt is, ontvangt de vakantiedagen/uren waarvan hij geen gebruik heeft kunnen ma-
60
xxx op een andere tijd, doch uiterlijk vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak op vakantie is ontstaan.
2. Indien werkgever en werknemer van mening verschillen over de vraag of dan wel in hoeverre de werknemer van vakantiedagen/uren gebruik heeft kunnen maken, zal de meest gerede partij het geschil ter beslissing kunnen voorleggen aan de Vakraad.
Aantekening:
Zie bijlage 11G voor het verjaren van vakantie-aanspraken.
59. VAKANTIEBIJSLAG Artikel 59
1. De werknemer heeft, met inachtneming van het bepaalde in artikel 60, aanspraak op vakantiebijslag van 8% over hetgeen hij sinds de laatst verschenen eerste juli heeft verdiend.
Bij de in de vorige volzin bedoelde verdienste blijven – tenzij in de onderneming een andere regeling bestaat – buiten beschouwing: overwerk, tijdelijke werktijdverkorting, reisuren vallende buiten de dagelijkse arbeidstijd, onkostenvergoedingen, de dertiende maand, de dagvenstertoeslag indien deze minder dan 30 dagen per jaar is uitgekeerd, winstdelingsregelingen e.d. en éénmalige uitkering(en). Vergoedingen in verband met beloningssystemen als bedoeld in artikel 37 behoren wel tot de in de eerste volzin van dit lid bedoelde verdienste.
Aantekening:
Voorbeeld: als de dagvenstertoeslag 34 dagen over een kalenderjaar is toegekend, geldt de gehele toeslag over die 34 dagen.
2. De vakantiebijslag is opeisbaar op 30 juni, dan wel op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking.
3. De vakantiebijslag wordt verminderd met een evenredig deel van het in lid 1 bepaalde:
a. voor de tijd die de werknemer voor eigen rekening vrijaf neemt;
b. voor de tijd die de werknemer sinds de laatstverschenen eerste juli zijn werkzaam- heden niet heeft verricht anders dan ten gevolge van arbeidsongeschiktheid of werktijdverkorting, waarbij de eerste maand buiten beschouwing blijft.
4. Ten aanzien van vertegenwoordigers moet onder salaris als bedoeld in lid 1 worden verstaan: het basissalaris over de periode 1 juli/30 juni + de in die periode uitbetaalde provisie. De voor vertegenwoordigers verschuldigde vakantiebijslag is niet hoger dan 8% van driemaal het wettelijk minimumloon per jaar.
Aantekeningen:
1. Aanbevolen wordt dat de werkgever met de werknemer die in dienst van de werkgever terugkeert na verblijf in militaire dienst, een regeling treft t.a.v. de toe te kennen vakantiebijslag.
2. Zie voor het Vakantiefonds voor de Metaalnijverheid het B-gedeelte van deze CAO.
60. MINIMUM-VAKANTIEBIJSLAG Artikel 60
1. De werknemer die op 1 april 2011 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 2011 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenminste € 147,27 per maand (€ 135,44 per vierwekenperiode) in de periode vanaf 1 april 2011 tot 1 oktober 2011.
2. De werknemer die op 1 oktober 2011 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 2012 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, ontvangt een
61
vakantiebijslag van tenminste € 148,74 per maand (€ 136,79 per vierwekenperiode) in de periode vanaf 1 oktober 2011 tot 1 februari 2012.
3. De werknemer die op 1 februari 2012 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 2012 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenminste € 150,45 per maand (€ 138,36 per vierwekenperio- de) in de periode vanaf 1 februari 2012 tot 1 augustus 2012.
4. De werknemer die op 1 augustus 2012 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 2013 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenminste € 152,18 per maand (€ 139,95 per vierwekenperio- de) in de periode vanaf 1 augustus 2012 tot 1 februari 2013.
5. De werknemer die op 1 februari 2013 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 2013 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenminste € 153,93 per maand (€ 141,56 per vierwekenperio- de) in de periode vanaf 1 februari 2013.
Aantekening:
De minimum-vakantiebijslag per maand die gold vanaf 1 februari 2011 wordt verhoogd met 1,0% per 1 oktober 2011. De minimum-vakantiebijslag per maand die geldt vanaf 1 oktober 2011 wordt verhoogd met 1,15% per 1 februari 2012. De minimum-vakantiebijslag per maand die geldt vanaf 1 februari 2012 wordt verhoogd met 1,15% per 1 augustus 2012. De minimum-vakantiebijslag per maand die geldt vanaf 1 augustus 2012 wordt verhoogd met 1,15% per 1 februari 2013.
62
IX. VERLOF
61. KORT VERLOF Artikel 61
Met uitsluiting van het bepaalde in het derde en vierde lid van artikel 7:629 van het Bur- gerlijk Wetboek wordt bij verzuim, voor zover dit binnen de dagelijkse werktijd noodza- kelijk is, met doorbetaling van salaris in de hierna te noemen gevallen en over de daarbij vermelde duur vrijaf gegeven:
a. over vier dagen aaneengesloten bij:
- overlijden van de xxxxxxxxxxxxx, een inwonend kind of pleegkind;
b. over twee dagen aaneengesloten bij:
- huwelijk of geregistreerd partnerschap van de werknemer;
c. over één dag bij:
- bevalling van de levenspartner;
- adoptie door de werknemer;
- huwelijk van een ouder, ouder van de levenspartner, kind, kleinkind, broer, zuster, broer en/of zuster van de levenspartner;
- overlijden van een ouder, levenspartner van de ouder, ouder van de levenspartner, niet-inwonend kind of pleegkind, broer of zuster;
- bijwoning van de begrafenis of crematie van een ouder, levenspartner van de ou- der, ouder van de levenspartner, niet-inwonend kind of pleegkind, broer of zuster;
- overlijden of bijwoning van de begrafenis of crematie van een grootouder van de werknemer of van diens levenspartner, kleinkind, xxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxx, broer en/of zuster van de levenspartner, alsmede de levenspartner van (laatstge- noemde) broer of zuster;
- 25-jarig en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer;
- keuring voor verplichte militaire dienst, waarbij doorbetaling van salaris slechts behoeft plaats te vinden wanneer de werknemer geen tegemoetkoming van het Mi- nisterie van Defensie ontvangt;
- professie van een kind, broer of zuster of priesterwijding van een kind of broer;
- 25-, 40-, 50-, en 60 jarig huwelijksfeest van de ouders, dan wel van de ouders van de levenspartner;
d. - over de tijd nodig voor het doen van een examen waaronder begrepen maximaal één herexamen voor een diploma of getuigschrift krachtens de Wet educatie en be- roepsonderwijs;
- over de tijd nodig voor het doen van een vakexamen voor een ander erkend diplo- ma - mits dit in het belang van het bedrijf is - indien een verzuim van niet langer dan twee dagen nodig is;
- over een door de werkgever naar redelijkheid te bepalen langere tijd indien een examen als bedoeld in de vorige zin een verzuim van meer dan twee dagen nodig maakt;
e. over een door de werkgever naar redelijkheid te bepalen tijd tot ten hoogste één dag bij:
- vervulling van een bij wettelijk voorschrift of door de overheid zonder geldelijke vergoeding opgelegde verplichting, voor zover deze verplichting persoonlijk moet worden nagekomen;
f. over ten hoogste twee uren bij:
- uitoefening van de kiesbevoegdheid.
Onder levenspartner als in het voorafgaande bedoeld onder a en c wordt verstaan de echt- genoot dan wel echtgenote van de werkneemster dan wel werknemer, dan wel degene, geen ouder, broer of zuster van de werkneemster dan wel werknemer zijnde, met wie de werkneemster dan wel werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert en
63
waarvan de naam door de werkneemster dan wel werknemer vooraf aan de werkgever bekend is gemaakt.
Onder levenspartner van de ouder als bedoeld in het voorafgaande bij het derde en vierde gedachtestreepje onder c, wordt verstaan de echtgenoot dan wel echtgenote van de ouder dan wel degene, geen ouder, broer of zuster van de ouder zijnde, met wie de ouder duur- zaam een gezamenlijke huishouding voert.
Aantekeningen:
1. Zie bijlage 7A voor verlof in verband met doktersbezoek.
2. De werkgever wordt aanbevolen de jeugdige werknemer die een avondschool bezoekt, daartoe tijdig vrijaf te geven.
3. Het kort verlof mag geenszins als een extra vakantie worden beschouwd. Indien b.v. één van de gebeurtenissen die aanleiding kunnen zijn tot kort verlof in de vakantie of op een vrije dag valt, heeft de werknemer na afloop van de vakantie of de vrije dag geen recht meer op de kort-verlofdagen tenzij verlof ten gevolge van die gebeurtenis alsnog noodzakelijk is.
62. BIJZONDER VERLOF Artikel 62
1. Aan de werknemer die lid is van een werknemersorganisatie zal, mits het verzoek daartoe tijdig door de v.v. aan de werkgever kenbaar is gemaakt, vrijaf worden gege- ven:
a. met doorbetaling van salaris over de tijd nodig voor het bijwonen als officieel af- gevaardigde van een bijeenkomst van één van de volgende colleges van zijn orga- nisatie:
- congres, bondsraad, bedrijfsgroepsafdeling en landelijke bedrijfsgroepsraad Metaal en Techniek (FNV Bondgenoten);
- congres, bondsraad, vakgroepbestuur, CAO-commissie, en districtskadergroep (CNV BedrijvenBond);
- congres, bestuursraad, bedrijfsgroepsbestuur en landelijke bedrijfsgroepsverga- dering (De Unie);
b. voor eigen rekening over de tijd nodig voor het deelnemen aan cursussen en/of scholingsactiviteiten van zijn organisatie.
Het vorenbedoelde verzoek kan alleen worden geweigerd indien aannemelijk wordt gemaakt dat inwilliging van het verzoek de bedrijfsbelangen ernstig schaadt dan wel de normale uitoefening van de functie van de werknemer ernstig in gevaar brengt.
Aantekening:
Zie ten aanzien van vakbondskaderleden ook punt 3 van het voorwoord van deze CAO.
2. De werknemer die lid is van de Deelnemersraad van de Stichting Pensioenfonds Me- taal en Techniek zal vrijaf worden gegeven met doorbetaling van salaris over de tijd die nodig is voor het bijwonen van vergaderingen van de Deelnemersraad.
Aantekening:
Artikel 62 lid 2 treedt in werking zodra het Bestuur PMT besloten heeft de werkgever de loonkosten te vergoeden.
63. VERLOF VOOR EIGEN REKENING Artikel 63
1. De werknemer, die in het bezit is van een verklaring waaruit blijkt xxxxxxx vakantie- dagen hij nog te goed had bij een vorige werkgever, heeft aanspraak op verlof voor ei- gen rekening over dat aantal dagen.
64
2. De werkgever is niet verplicht de werknemer deze verlofdagen te verlenen indien de werknemer niet voor het aangaan van de dienstbetrekking hiervan mededeling heeft gedaan.
63A. LEVENSLOOP
Artikel 63a
Ingeval de werknemer gebruik maakt van zijn gespaarde tegoed in het kader van de Le- vensloopregeling geldt het volgende:
1. Het verlof kan zowel in vol- als in deeltijd worden opgenomen;
2. De werknemer dient een verzoek van minder dan 3 maanden verlof tenminste 3 maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk in bij de werkgever. Een aanvraag voor verlof van 3 maanden of langer moet ten minste 6 maanden voor dat tijdstip schriftelijk worden ingediend.
3. De werkgever neemt een beslissing op het verzoek na overleg met de werknemer bin- nen een maand na ontvangst van het verzoek.
4. De werkgever willigt het verzoek in, indien de werknemer met verlof wil gaan voor een periode van niet langer dan 2 jaar direct voorafgaand aan het moment waarop hij met pensioen gaat.
Aantekening
Zie bijlage 10a voor de levensloopregeling in de Metaal en Techniek.
64. GEDWONGEN VERZUIM Artikel 64
1. Bij gedwongen verzuim als bedoeld in artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek, wordt de doorbetaling van het dientengevolge verschuldigde salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, beperkt tot vijf dagen, tenzij het verzuim aan de schuld van de werkgever te wijten is. Indien twee of meer periodes van gedwongen verzuim elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan 3 dagen, gedurende welke de werknemer in opdracht van de werkgever betaalde arbeid heeft verricht, worden deze periodes van gedwongen verzuim voor de toepassing van de in de vorige volzin bedoelde 5 dagen als één verzuimperiode beschouwd.
2. In afwijking van het eerste lid is de werkgever, indien niet kan worden gewerkt we- gens gedwongen verzuim ten gevolge van vorst, harde wind, hoge waterstand, over- stroming(en), ijsgang of de situatie van sneeuw op de werkplek, gladheid op de werk- plek en/of dooi op de werkplek, niet verplicht tot enige betaling van salaris, vermeer- derd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag behoudens het bepaalde in lid 3 van dit artikel.
3. Over elke (volle) dag, dat ten gevolg van de in het vorige lid bedoelde oorzaken niet gewerkt kan worden, verstrekt de werkgever op de aan de werknemer verstrekte uitke- ring krachtens de Werkloosheidswet een aanvulling tot 100% van het voor de werk- nemer geldende individueel overeengekomen salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag.
Bij elke periode van vorst of hoge waterstand moet ten hoogste twee weken de hier- voor genoemde aanvulling worden betaald.
In een eenmaal begonnen vorstperiode of periode van hoge waterstand wordt de perio- de van twee weken geacht te zijn onderbroken indien er minimaal op drie aaneengeslo- ten dagen arbeid is verricht. Na deze drie dagen begint een nieuwe periode van ten hoogste twee weken aanvulling voor de werkgever te lopen, indien en voor zover er nog sprake is van een gedwongen verzuim ten gevolge van vorst of hoge waterstand.
65
In geval de werknemer op grond van de zogeheten referte-eis geen uitkering krachtens de Werkloosheidswet krijgt, behoudt de werknemer recht op een aanvulling van het sa- laris door de werkgever tot 100%.
4. Bij invoering door de werkgever van een door de bevoegde instantie goedgekeurde tijdelijke werktijdverkorting (verkorting tot een 0-uren week daaronder begrepen) be- taalt de werkgever geen salaris over de tijd waarin geen arbeid is verricht.
5. Wanneer de werknemer ten opzichte van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzeke- ringen (UWV) waarbij de werkgever is aangesloten aanspraak heeft op uitkering krachtens de werkloosheidswet omdat de werkgever ingevolge het bepaalde in het voorgaande lid niet verplicht is tot betaling van salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, wordt deze uitkering door de werkgever aange- vuld tot het gederfde salaris.
6. Indien een persoon minder dan 15 uur per week werkzaam is en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht niet zijn vastgelegd, dan wel indien de omvang van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd is, in afwijking van de leden 1 tot en met 5, artikel 7:628 BW niet van toepassing gedurende de eerste 12 maanden van de over- eenkomst.
Aantekening:
Door gedwongen verzuim wordt het dienstverband niet verbroken.
66
X. ARBEIDSONGESCHIKTHEID
65. DEFINITIE
Artikel 65
1. Onder arbeidsongeschiktheid in dit hoofdstuk wordt verstaan het ongeschikt zijn tot werken ten gevolge van ziekte, ongeval, gebrek, zwangerschap en/of bevalling, een en ander zoals omschreven in de Ziektewet (ZW), de Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering (WAO).
2. Als eerste dag van de arbeidsongeschiktheid wordt beschouwd de dag, waarop niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt.
3. Als dag van arbeidsongeschiktheid wordt ook beschouwd de dag vallend binnen het dienstrooster waarop ten gevolge van arbeidsduurverkorting niet wordt gewerkt.
4. Als dag van arbeidsongeschiktheid wordt voorts beschouwd de dag waarop niet wordt gewerkt ingevolge een dienstrooster als bedoeld in artikel 18 lid 4.
65A. AANVULLEND INVALIDITEITSPENSIOEN
Artikel 65a
1. Er is een N.V. "N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken"
2. De N.V. heeft ten doel om, op de voet en onder de voorwaarden als in de betreffende reglementen nader is bepaald, onder meer het aanbieden en verzorgen van schadever- zekeringen ter dekking van financieel risico als gevolg van arbeidsongeschiktheid.
De N.V. stelt zich mede ten doel het innen en beheren van gelden ter financiering van vorengenoemde doeleinden.
3. De uitvoering van de in lid 2 omschreven doeleinden wordt nader geregeld in de daar- toe nevens deze CAO overeengekomen CAO Aanvullend Invaliditeitspensioen Metaal en Technische Bedrijfstakken.
4. De werkgever kan van de gedifferentieerde premie voor de WGA, verminderd met de rentehobbeltoeslag, maximaal 50% verhalen op de werknemer.
66. MELDING
Artikel 66
1. Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht hiervan ten spoedigste kennis te geven of te doen geven aan de werkgever. Indien de werknemer op de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken niet op het werk verschijnt, dient de in de vorige zin bedoelde kennisgeving uiterlijk om 09.00 uur des voormiddags te geschieden.
Aantekening:
Zie voor gedragsregels bij arbeidsongeschiktheid bijlage 7.
2. Ter voorkoming van misbruik is de werkgever bevoegd om, ingeval hij aannemelijk maakt dat de werknemer zich ten onrechte arbeidsongeschikt heeft gemeld, hetzij de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid aan te merken als een door de werknemer op- genomen verlofdag, hetzij over die dag de doorbetaling van het salaris achterwege te laten.
67
66A. ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGSVERLOF
Artikel 66a
Zie bijlage 11k voor de tekst van artikel 3:1 en 3:3 Wet arbeid en zorg.
67. AANVULLING VAN SALARIS Artikel 67
1 a. De werkgever is bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werkne- mer gedurende een tijdvak van maximaal 24 maanden gehouden het salaris aan de werknemer door te betalen dat de werknemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend, waarbij geldt dat gedurende de eerste zes maanden 100% van dat salaris wordt doorbetaald en gedurende de volgende 18 maanden 90% van dat salaris wordt doorbetaald.
b. In afwijking van het in lid 1 sub a gestelde wordt aan de werknemer die het werk gedeeltelijk dan wel op arbeidstherapeutische basis hervat gedurende de in lid 1 sub a bedoelde periode van maximaal 24 maanden tijdens die periode van werk- hervatting 100% van het salaris door de werkgever doorbetaald dat de werknemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend.
Aantekening:
onder een periode van arbeids-therapie wordt verstaan het tijdvak dat de werknemer op basis van een gestructureerd plan van de arbo-arts c.q. bedrijfsarts in het kader van herstel, werkzaamheden gaat verrichten tegen geen of verminderde loonwaarde.
c. In afwijking van het in lid 1 sub a gestelde wordt aan de werknemer waarvan is vastgesteld dat die geen kans op herstel heeft en niet beschikt over een resterende verdiencapaciteit gedurende de in lid 1 sub a bedoelde periode van maximaal 24 maanden 100% van het salaris door de werkgever doorbetaald dat de werknemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend.
Indien werkgever en werknemer twijfelen over de toepasselijkheid van de vorige volzin kan de werknemer eerder dan na twee jaar een aanvraag voor een IVA- uitkering indienen bij het uitvoeringsorgaan. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een verklaring van de bedrijfsarts dat er naar zijn mening sprake is van volle- dige en duurzame arbeidsongeschiktheid en geen kans op herstel. De verklaring van de bedrijfsarts moet mede gebaseerd zijn op een verklaring van de behande- lende medisch specialist.
2. De in lid 1 bedoelde salarisdoorbetaling wordt verminderd met:
a. het bedrag van enige - ongekorte - geldelijke uitkering die de werknemer toekomt dan wel zou kunnen toekomen krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzeke- ring.
Het bedrag waarmee deze uitkering eventueel verlaagd is als gevolg van een sanc- tie van de uitkeringsinstantie vanwege een aan de werknemer verwijtbare omstan- digheid, dient daarbij gerekend te worden als de geldelijke uitkering als bedoeld in de vorige volzin;
b. het bedrag waar de werknemer recht op heeft dan wel recht op had kunnen hebben indien hij zich heeft dan wel had verzekerd voor een aanvullend invaliditeitspensi- oen bij de N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken, tenzij het niet verzekerd zijn het gevolg is van handelen of nalaten van de werkgever;
c. het bedrag dat in verband met premievrijstelling door het pensioenfonds niet bij de werknemer wordt ingehouden, voor zover het werknemersdeel van de premie con- form het reglement door de werkgever voor de intreding van de arbeidsongeschikt- heid werd ingehouden, dit geldt niet voor de werknemer die op 1 april 2003
één jaar of langer arbeidsongeschikt is.
68
3. Onder salaris wordt in dit artikel verstaan het salaris als bedoeld in artikel 31 lid 1 vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag en/of prestatie- toeslag.
4a. In afwijking van het gestelde in lid 1 heeft de werkgever geen verplichting tot salaris- betaling van meer dan 70% indien die arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit werk- zaamheden verricht in strijd met het gestelde van artikel 26 van deze CAO. In de gevallen als genoemd in artikel 7:629 lid 3 BW heeft de werkgever geen ver- plichting tot salarisdoorbetaling als bedoeld in artikel 67 lid 1 van deze CAO.
4b. In afwijking van het gestelde in lid 1 heeft de werkgever geen verplichting tot salaris- betaling indien de werknemer uitsluitend recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet.
Aantekening:
Indien in geval van artikel 67 lid 4a eerste volzin, de salarisbetaling minder bedraagt dan het wettelijk minimumloon dient het wettelijk minimumloon te worden uitbetaald.
5. Voor de toepassing van het in het eerste lid bepaalde worden perioden waarin de werknemer ten gevolge van dezelfde arbeidsongeschiktheidsoorzaak verhinderd is ge- weest zijn arbeid te verrichten samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan zes maanden opvolgen.
Voor de toepassing van het in het eerste lid bepaalde worden perioden waarin de werknemer ten gevolge van verschillende arbeidsongeschiktheidsoorzaken verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten samengeteld, indien zij elkaar met een onderbre- king van minder dan vier weken opvolgen.
6. De werknemer dient zich te houden aan de gedragsregels als genoemd in bijlage 7. De werkgever kan de in deze bijlage genoemde sancties toepassen.
Aantekening:
Zie bijlage 11J voor de tekst van artikel 7:629 BW.
67A. REÏNTEGRATIE
Artikel 67a
1. Onder een arbeidsgehandicapte werknemer wordt in dit artikel verstaan een werkne- mer in de Metaal en Techniek die beperkingen heeft in de zin van de wet WIA.
2. a. De werknemer die in het kader van de WIA een verminderde verdiencapaciteit heeft van minder dan 35% en werkzaamheden verricht overeenkomstig zijn reste- rende verdiencapaciteit ontvangt een salaris dat gelijk is aan het oude salaris, ver- minderd met het percentage van zijn gewijzigde verdiencapaciteit. Indien de werknemer een verzekering tegen deze verminderde verdiencapaciteit heeft gesloten bij de N.V. Schadeverzekering Metaal en technische Bedrijfstakken en werkzaam is bij een werkgever in de Metaal en Techniek, ontvangt de werkne- mer een toeslag op zijn salaris conform de geldende polisvoorwaarden. Een werknemer die een toeslag ontvangt als bedoeld in de vorige volzin en die een nieuw dienstverband aangaat bij een andere werkgever in de Metaal en Techniek, is gehouden aan de nieuwe werkgever voordat hij het nieuwe dienstverband aan- gaat te melden dat hij de toeslag ontvangt.
b. De arbeidsgehandicapte werknemer die in het kader van WIA een verminderde verdiencapaciteit van 35%-80% heeft en die in het kader van zijn reïntegratie pas- sende arbeid bij de eigen werkgever accepteert en daardoor een functie gaat ver- vullen met een lager salaris, ontvangt met inachtneming van het hierna in sub c be- paalde, vanaf het moment dat hij de nieuwe functie gaat vervullen gedurende een tijdvak van maximaal 24 maanden een persoonlijke toeslag op het salaris. De peri- ode van loondoorbetaling als bedoeld in artikel 67 lid 1 CAO voorafgaand aan het
69
vervullen van de functie als hier bedoeld, en het tijdvak waarin de persoonlijke toeslag als bedoeld in de vorige volzin wordt betaald, kunnen tezamen niet langer zijn dan 42 maanden. Indien die periode wel langer is vervalt na die 42 maanden de persoonlijke toeslag. Het bedrag van deze toeslag is gelijk aan het verschil tus- sen het salaris van de oude functie en het nieuwe lagere salaris. Na het verstrijken van het genoemde tijdvak geldt voor de werknemer het bepaalde in artikel 36 CAO.
c. Bij het berekenen van de hiervoor in sub b bedoelde toeslag wordt het salaris dat de werknemer verdiende ten tijde van de arbeidsongeschiktheid pro rata berekend over de arbeidsduur waarin de werknemer in de nieuwe passende functie werk- zaam is.
d. Bij het berekenen van het sub a bedoelde verschil wordt bij het nieuwe salaris op- geteld het bedrag waarmede een eventuele WIA-uitkering dan wel de uitkering als bedoeld in artikel 67 lid 2 sub c CAO wordt verhoogd na het aanvaarden van de passende arbeid, dan wel het bedrag van enige andere, dan de WIA, – ongekorte – geldelijke uitkering die de werknemer toekomt dan wel zou kunnen toekomen krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering.
Aantekeningen:
1. Artikel 67a lid 2 regelt dat de werknemer , jonger dan 55 jaar na het aanvaarden van passende arbeid gedurende een periode van maximaal 27 maanden (namelijk 24 maanden en 3 maanden ex artikel 36 CAO) hetzelfde salaris blijft verdienen als hij had voor het aanvaarden van die passende arbeid.
2. Bij het berekenen van de toeslag wordt ingevolge sub c rekening gehouden met de arbeidsduur van de nieuwe passende functie, tevens wordt rekening gehouden met het nieuwe salaris inclusief uitkeringen als bedoeld in sub d.
Voorbeelden:
1 Werknemer is 38 uur per week werkzaam en heeft een salaris van € 2000,-- per maand. Hij raakt arbeidsongeschikt en de werkgever heeft een andere passende functie voor 38 uur per week met een salaris van € 1800,-- per maand. Het verschil tussen het salaris voor arbeidsongeschiktheid en na reïntegratie bedraagt € 200,-- per maand. Derhalve ontvangt de werknemer gedurende een periode van 27 maanden een toeslag van € 200,-- per maand.
2 Werknemer is 38 uur per week werkzaam en heeft een salaris van € 2000,-- per maand. Hij raakt arbeidsongeschikt en de werkgever heeft een andere passende functie voor 19 uur per week met een salaris van € 800,-- per maand. De WAO-uitkering wordt na het aanvaarden van de passende arbeid met € 100, -- verhoogd.
Het salaris voor arbeidsongeschiktheid dient te worden omgezet naar de arbeidsduur van de nieuwe passende functie: 50% (van 38 uur naar 19 uur) van € 2000,-- zijnde € 1000,--. De toeslag zou dan zijn € 1000,-- (de 50% van het salaris ten tijde van de arbeidsongeschiktheid) minus € 800,-- (het salaris van de nieuwe passende functie) zijnde
€ 200,--. Aangezien de WAO-uitkering na het aanvaarden van de passende arbeid werd verhoogd met € 100,-- moet dit bedrag bij het nieuwe salaris worden opgeteld zodat het uiteindelijke verschil € 100,-- is, zijnde de toeslag die gedurende 27 maanden moet worden betaald.
3. Indien de werknemer na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever ook voor die passende arbeid arbeidsongeschikt wordt, geldt het volgende:
a. Indien de werknemer binnen zes maanden na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever opnieuw arbeidsongeschiktheid wordt, is de werkgever gedu- rende het resterende deel van het tijdvak van 24 maanden ex artikel 67 lid 1 ge- houden de werknemer het salaris door te betalen dat de werknemer verdiende voor aanvaarding van de passende arbeid. Het in de vorige volzin bedoelde resterende deel is het maximale tijdvak van 24 maanden minus de periode die ligt tussen de aanvang gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en de aanvaarding van de passende arbeid. Het bepaalde in artikel 67a lid 2 sub b tot en met sub d is in dit geval niet meer van toepassing.
b. Indien de werknemer na zes maanden na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever opnieuw arbeidsongeschiktheid wordt, is de werkgever ex artikel 67 gedurende een tijdvak van maximaal 24 maanden gehouden het salaris door te betalen dat de werknemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend, namelijk het salaris dat hoort bij de passende arbeid die de werknemer is gaan verrichten. Daarnaast blijft het bepaalde in artikel 67a lid 2 sub b tot en met sub d van toepas- sing voor de resterende periode van het in artikel 67a lid 2 sub b genoemde tijdvak.
70
Aantekening:
De werknemer die binnen zes maanden na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever opnieuw arbeidsongeschikt uitvalt, zoals beschreven in lid 3 sub a, behoudt de rechten die hij had als ware hij niet aan de slag gegaan in passende arbeid; de werking van artikel 67 is gedurende de periode dat hij passende arbeid verrichtte opgeschort. De werknemer die na zes maanden na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever opnieuw arbeidsongeschikt uitvalt, behoudt het bij aanvang van de passende arbeid verkregen recht op de persoonlijke toeslag voor de resterende duur en voorts de rechten conform artikel 67, waarbij het nieuwe salaris als uitgangspunt geldt voor de salarisdoorbetalingsverplichting.
4. De arbeidsgehandicapte werknemer die in het kader van zijn reïntegratie wordt gedeta- cheerd of bij wijze van proefplaatsing gaat werken bij een andere werkgever, behoudt tijdens die periode de arbeidsvoorwaarden van zijn werkgever waar vanuit de detache- ring/proefplaatsing plaatsvindt.
5 a. In geval de arbeidsgehandicapte werknemer in het kader van zijn reïntegratie pas- sende arbeid gaat verrichten bij een nieuwe werkgever geldt, indien bij de reïnte- gratie voldaan is aan de volgende criteria,
- de reïntegratie bij de nieuwe werkgever is tot stand gekomen met behulp van een erkend reïntegratiebedrijf conform de wet;
- de reïntegratie vindt plaats binnen de termijn van maximaal 24 maanden als bedoeld in artikel 67 lid 1;
het bepaalde in lid 6 sub a., sub b. en sub c.
5 b. Indien door de arbodienst, danwel het UWV is vastgesteld dat de werknemer niet kan terugkeren in het eigen bedrijf kan een reïntegratiebedrijf worden ingescha- keld. Als werkgever en werknemer dan besluiten om een reïntegratiebedrijf (welke beschikt over het Blik op Werk Keurmerk) in te schakelen bij het reïntegreren van de arbeidsongeschikte werknemer, dan krijgt de werkgever een tegemoetkoming in de kosten van het reïntegratiebedrijf. Deze tegemoetkoming bedraagt 50% van de kosten tot een maximum van € 2.500.
6 a. De werkgever bij wie de werknemer als bedoeld in lid 5 uit dienst treedt en daar- door een lager salaris gaat verdienen, betaalt de werknemer bij einde dienstverband een bedrag ineens, waarvan de hoogte als volgt wordt bepaald:
Het verschil tussen het salaris dat de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid verdiende en het salaris dat de werknemer na zijn reïntegratie gaat verdienen, ver- meerderd met eventuele uitkeringen als bedoeld in artikel 67 lid 2 sub b en sub c, over de resterende periode van de maximaal 24 maanden als bedoeld in artikel 67 lid 1.
Bij het berekenen van de hiervoor bedoelde uitkering wordt het salaris dat de werknemer verdiende ten tijde van de arbeidsongeschiktheid pro rata berekend over de arbeidsduur waarin de werknemer na zijn reïntegratie werkzaam is.
Bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag geldt voorts het volgende:
Het bedrag ineens is maximaal 30% van het salaris dat de werknemer gedurende de resterende periode van de maximaal 24 maanden als bedoeld in artikel 67 lid 1 zou hebben verdiend in de functie waarin hij werkzaam was toen hij arbeidsongeschikt werd.
71
Aantekening:
Voorbeelden van de berekening van het hier bedoelde bedrag ineens:
1. Werknemer heeft een salaris van € 2000,-- en raakt arbeidsongeschikt. Na zes maanden reïntegreert de werknemer bij een andere werkgever met een salaris van € 1500,--. De resterende periode van artikel 67 CAO bedraagt 24 minus 6 maanden, zijnde 18 maanden. Het verschil in salaris is € 2000,-- minus € 1500,-- zijnde € 500,--. Berekend over 18 maanden geeft dit een bedrag van € 9000,-- . 30% van € 2000,-- over 18 maanden is € 10.800,--. Het berekende bedrag valt binnen de “30%-regel”; derhalve is het te betalen bedrag ineens € 9000,--.
2. Zelfde situatie als onder 1 alleen nu bedraagt het salaris na reïntegratie € 1000,--.
Het verschil in salaris is dan € 1000,--. Berekend over een periode van 18 maanden geeft dit een bedrag van
€ 18.000,--. Echter het te betalen bedrag ineens is gemaximeerd op € 10.800,-- (de 30%-regel); derhalve is het te betalen bedrag ineens in dit geval € 10.800,--.
3. Werknemer heeft een salaris van € 2000,-- en raakt arbeidsongeschikt. Na 14 maanden reïntegreert de werknemer bij een andere werkgever met een salaris van € 1000,--. Daarnaast ontvangt de werknemer als gevolg van die arbeidsongeschiktheid een WAO-uitkering van € 400,--. De resterende periode van artikel 67 CAO bedraagt 24 minus 14 zijnde 10 maanden Het verschil in salaris is € 2000,-- minus € 1000,-- plus € 400,-- WAO-uitkering, zijnde
€ 600,--. Berekend over 10 maanden geeft dit een bedrag van € 6000,-- . 30% van € 2000,-- over 10 maanden is
€ 6000,--. Het berekende bedrag valt binnen de “30%-regel”; derhalve is het te betalen bedrag ineens € 6000,--.
b. De werkgever bij wie de werknemer als bedoeld in lid 5 uit dienst treedt, ontvangt van de Vakraad een bedrag van maximaal € 2500,-- indien het reïntegratiebedrijf beschikt over het Blik op Werk Keurmerk.
c. De werkgever die een bedrag van de Vakraad ontvangt als bedoeld in sub b, betaalt een bedrag van € 1000,-- aan de werknemer als bedoeld in lid 5 tenzij door de Va- kraad een ander bedrag wordt vastgesteld. Dit bedrag komt bovenop de eventuele betaling ex sub a.
Aantekening:
Voor de voorwaarden waaronder het onder sub b bedoelde bedrag kan worden uitgekeerd kan contact worden opgenomen met de Vakraad (zie artikel 7 CAO).
7. Indien de arbeidsgehandicapte werknemer hem in het kader van reïntegratie aangebo- den passende arbeid bij de eigen of een nieuwe werkgever niet accepteert, geldt het volgende:
a. De loondoorbetaling kan worden beëindigd. Dit geldt niet wanneer de werknemer voor de eerste keer sinds zijn arbeidsongeschiktheid is aangevangen gebruik maakt van zijn recht op het aanvragen van een second opinion bij het UWV conform arti- kel 7:629a BW. In dat geval is de werkgever gehouden gedurende ten hoogste vier weken na de aanvraag van de second opinion 70% te betalen van het bedrag dat hij ex artikel 67 CAO aan de werknemer moet doorbetalen. Tevens zal de werkgever de kosten van de second opinion dienen te betalen.
b. Alleen indien de werknemer na de second opinion als bedoeld in sub a in het gelijk wordt gesteld, is de werkgever gehouden de resterende 30% van de salarisdoorbe- talingsverplichting als bedoeld in artikel 67 CAO alsnog te voldoen over de perio- de van ten hoogste vier weken als bedoeld in sub a.
c. Indien de arbeidsgehandicapte werknemer in dezelfde periode van arbeidsonge- schiktheid ook een tweede aanbod van passende arbeid afwijst, kan de loondoorbe- taling opnieuw worden beëindigd. In geval de werknemer een second opinion bij UWV aanvraagt, vindt het gestelde in sub a en b toepassing als zijnde een voor- schot met dien verstande dat wanneer de werknemer bij deze second opinion in het ongelijk wordt gesteld, de werkgever het over die periode van ten hoogste vier we- ken betaalde voorschot mag verrekenen dan wel terugvorderen.
72
68. VAKANTIEBIJSLAG IN GEVAL VAN LANGDURIGE ARBEIDSONGE- SCHIKTHEID
Artikel 68
De werknemer die onafgebroken arbeidsongeschikt is, behoudt gedurende maximaal 24 maanden zijn aanspraak op vakantiebijslag, zulks onder aftrek van de vakan- tie-uitkering welke hem toekomt krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering. Voor de werknemers van 65 jaar of ouder geldt deze aanspraak niet.
Aantekening:
Zie voor vakantierechten bij langdurige arbeidsongeschiktheid artikel 7:635 BW lid 3 in bijlage 11F.
Artikel 68a
68a. Vervallen.
73
XI. PENSIOEN- EN OVERLIJDENSUITKERING
69. PENSIOENFONDS Artikel 69
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
"pensioenfonds": de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, gevestigd te
`s-Gravenhage;
"pensioenreglement": het pensioenreglement van het pensioenfonds, zoals dat door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is goedgekeurd; *)
"werknemer": de persoon bedoeld in artikel 2, die deelnemer is in de zin van het pen- sioenreglement.
2. Behoudens de in het pensioenreglement genoemde gevallen is de werkgever voor elke werknemer de krachtens genoemde reglement vastgestelde premie verschuldigd. De werkgever heeft voor de helft van de door hem verschuldigde premie recht van verhaal op de werknemer, zulks door middel van inhouding bij elke uitbetaling van het salaris.
Aantekeningen:
1. Voor de gevallen waarin de werkgever van premiebetaling is vrijgesteld, dan wel voor de werknemer geen premie verschuldigd is, zij verwezen naar het pensioenreglement.
2. Voor de niet georganiseerde werkgever, alsmede voor de bij hem in dienst zijnde werknemers, geldt, op grond van de desbetreffende beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eveneens de verplichting tot deelneming in het pensioenfonds, behoudens de in de beschikking gemaakte uitzonderingen.
3. Van het overlijden van een werknemer doet de werkgever mededeling aan de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek ter verkrijging van een eventueel weduwe- en/of wezenpensioen.
*) Dit reglement is verkrijgbaar bij de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx
70. OVERLIJDENSUITKERING Artikel 70
Bij overlijden van de werknemer is de werkgever verplicht aan de nagelaten betrekkingen als bedoeld in artikel 7:674 BW een uitkering te verlenen ten bedrage van het loon dat de werknemer toekwam direct voorafgaande aan diens overlijden. Deze uitkering heeft be- trekking op de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond.
Aantekening:
Zie bijlage 11H voor de relevante tekst van artikel 7:674 BW.
74
XII. ONDERWIJS
71. LEERPLICHTIGE EN KWALIFICATIEPLICHTIGE WERKNEMER Artikel 71
Tussen de werkgever en de jeugdige werknemer die, ingevolge de Leerplichtwet kwalifi- catieplichtig is, geldt een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur als bedoeld in artikel 18, zulks onder aftrek van het aantal dagen per week waarop de werknemer verplicht is on- derwijs te volgen, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen.
Aantekening:
Leerlingen met een kwalificatieplicht zijn verplicht een volledig onderwijsprogramma te volgen. Dit betekent niet dat ze per se 5 dagen per week naar school moeten. Het is ook mogelijk met een combinatie van leren en werken aan de kwalificatieplicht te voldoen. Opleidingen die jongeren kunnen volgen zijn:
- voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo);
- beroepsopleidende leerweg (bol) in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo);
- beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in het mbo;
- havo;
- vwo.
Jongeren mogen niet volledig werken zolang ze kwalificatieplichtig zijn. Ook niet als ze bijvoorbeeld tussen 2 opleidingen in zitten.
72. PART-TIME-ONDERWIJS Artikel 72
1. De werkgever kan met een werknemer die kwalificatieplichtig is en die een opleiding volgt via de beroepsbegeleidende leerweg (voorheen leerlingwezen) in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs een arbeidsovereenkomst sluiten met een nor- male gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, zoals bedoeld in artikel 18, dan wel met een kortere wekelijkse arbeidsduur. Voor de regeling van de arbeidsvoorwaarden wordt verwezen naar bijlagen 8a en 8b.
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid geldt ten aanzien van de werknemer van 17 jaar en ouder met wie de werkgever een leerarbeidsovereenkomst heeft gesloten voor het volgen van een Opleiding Niveau II als bedoeld in de Wet educatie en be- roepsonderwijs (voorheen primair leerlingwezen), dat de wekelijkse scholingsdag vol- ledig wordt doorbetaald indien een werkweek van gemiddeld 32 arbeidsuren (4 dagen feitelijke arbeid verrichten, 1 dag school) is overeengekomen.
Hierbij geldt als voorwaarde dat de werknemer op de tijden waarop het betreffende onderwijs niet wordt gevolgd, en waarop wel salaris wordt betaald, werkzaam is bij de werkgever.
Indien met de werknemer, als bedoeld in dit lid, een kortere werkweek dan 32 arbeids- uren wordt overeengekomen, dan dient de scholingsdag naar evenredigheid te worden doorbetaald, onder de voorwaarde als bepaald in de vorige volzin.
Aantekeningen:
1. In het algemeen zal de werkgever bij de ondertekening van de leer(arbeids)overeenkomst weten of er voor de leerling al dan niet gelegenheid bestaat tot het volgen van dagonderwijs.
2. Ongeoorloofd schoolverzuim komt voor rekening van de leerling.
3. De berekeningswijze waarop de scholingsdag naar evenredigheid dient te worden doorbetaald bij een kortere werkweek dan 32 arbeidsuren is als volgt:
(aantal (gemiddelde) arbeidsuren per week : 32) x 100% Voorbeelden:
- Bij een gemiddeld aantal arbeidsuren per week van 24 (3 dagen feitelijk werken) dient 75% van de wekelijkse scholingsdag te worden doorbetaald.
- Bij gemiddeld 16 arbeidsuren per week dient 50% van de wekelijkse scholingsdag te worden doorbetaald;
- Bij gemiddeld 8 arbeidsuren per week dient 25% van de wekelijkse scholingsdag te worden doorbetaald.
75
3. De werkgever kan bedingen, dat de werknemer tijdens diens opleiding de dienst- betrekking niet zal mogen beëindigen of dat de werknemer na zijn examen nog een bepaalde tijd in dienst zal moeten blijven, met dien verstande dat het verbod tot opzeg- ging niet langer kan gelden dan tot uiterlijk één jaar na het - al dan niet met goed ge- volg - afleggen van het examen in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Een overeenkomst als bedoeld in de vorige zin dient schriftelijk te worden aangegaan en wel voor de feitelijke deelneming van de leerling aan de opleiding.
4. De werknemer die de dienstbetrekking beëindigt voor het in lid 3 bedoelde tijdstip, is schadeplichtig. De schadeloosstelling blijft beperkt tot het uit hoofde van de leden 1 en 2 doorbetaalde salaris (als bedoeld in artikel 31 CAO), vermeerderd met de kosten welke de werkgever eventueel ten behoeve van de werknemer heeft gemaakt in ver- band met diens deelneming aan de opleiding, zoals boeken, reisgeld e.d.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling de bepaling van lid 4 te herhalen in de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in lid 3.
72A. VERPLICHTE SCHOLING
Artikel 72a
Indien de werkgever de werknemer verplicht scholing te volgen buiten zijn dienstrooster, ontvangt de werknemer een compensatie.
72B. SCHOLINGSDAG
Artikel 72b
1 Een werknemer heeft recht op één doorbetaalde scholingsdag per jaar. Dit geldt niet voor de werknemer die in een regulier scholingstraject, in het kader van een door het Rijk mede gefinancierde opleiding, zit.
2 De in lid 1 bedoelde scholingsdag kan in overleg met de werkgever worden ingevuld, passend binnen het in de bedrijfstak gebruikelijke scholingsbeleid.
3 De in lid 1 bedoelde scholingsdag mag gedurende drie jaar worden opgespaard tot een maximum van drie dagen.
73. EVC
Artikel 73
Een werknemer die vijf jaar bij dezelfde werkgever in dienst is mag eenmaal in de vijf jaar een door de bedrijfstak goedgekeurde EVC-toets ondergaan. De werknemer krijgt het sala- ris voor die betreffende dag doorbetaald.
Aantekening:
Kosten van de EVC-toets worden op de wijze als thans is c.q. wordt afgesproken, gedragen door het betreffende O&O fonds.
76
XIII. WERKGELEGENHEID
74. WERKGELEGENHEID Artikel 74
1. Indien er door natuurlijk verloop vacatures ontstaan zal de werkgever er naar streven deze te doen vervullen, zulks in het kader van handhaving van de werkgelegenheid.
2. De werkgever zal bij het ontstaan van vacatures in zijn bedrijf de bij hem in dienst zijnde werknemers in de gelegenheid stellen daarnaar te solliciteren.
3. Indien in de vacatures op de wijze als aangegeven in lid 2 niet kan worden voorzien, zal de werkgever deze terstond aanmelden bij het voor hem in aanmerking komende UWV WERKbedrijf; hierbij dienen de vacante functies en de aan de werknemers te stellen eisen voor de vervulling daarvan duidelijk te worden omschreven.
4. Het in lid 3 gestelde geldt ook voor part-time-functies.
5. Zodra in een vacature is voorzien, meldt de werkgever deze af bij het betreffende UWV WERKbedrijf.
6. Het is de werkgever niet toegestaan tegen beloning arbeid te doen verrichten door een niet tot zijn personeel behorende werknemer, tenzij deze schriftelijk toestemming van zijn werkgever heeft verkregen.
7. De werkgever, die ter voorziening in een tijdelijk tekort aan arbeidskrachten gebruik wil maken van de diensten van een uitzendbureau, zal hiervan mededeling doen aan het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie.
Aantekening:
Zie voorts bijlage 9.
Artikel 74a
74a. Vervallen.
Artikel 74b
74b Vervallen.
Artikel 74c
74c Vervallen.
77
XIV. SLOTBEPALINGEN
75. AFWIJKING VAN DEZE OVEREENKOMST Artikel 75
Aanvragen om vergunning tot afwijking van deze overeenkomst worden ingediend bij de Vakraad.
De w.v. en de v.v. die zijn betrokken bij deze CAO hebben een procedure-afspraak ge- maakt in verband met de behandeling van deze aanvragen waarbij met de hieromtrent ge- maakte afspraken in de Stichting van de Arbeid rekening wordt gehouden.
76. DUUR VAN DE OVEREENKOMST Artikel 76
1. Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van 1 april 2011.
2. Deze overeenkomst eindigt op 30 april 2013 zonder dat enigerlei opzegging vereist zal zijn.
3. Bij haar beëindiging blijft het in artikel 6 genoemde orgaan belast met de afdoening van de aanhangige zaken.
76A. VREDESPLICHT
Artikel 76a
1. De werknemersorganisaties betrokken bij deze CAO verplichten zich om tijdens de duur van deze overeenkomst in elk geval geen werkstakingen, tot doel hebbende wij- ziging te brengen in het bij deze overeenkomst bepaalde, toe te passen, noch daarvan de toepassing door haar leden te gedogen.
2. Indien bij een of meer v.v. het voornemen bestaat tot werkstaking of andere acties, niet vallend onder lid 1, die het normaal functioneren van de onderneming zullen belemme- ren, geeft (geven) die v.v. daarvan kennis aan de Stichting Vakraad en de desbetref- fende werkgever. Na deze kennisgeving zal tussen de partijen bij deze overeenkomst zo spoedig mogelijk overleg plaatshebben over het voornemen tot, de mogelijke ge- volgen van, en de mogelijkheden tot het vermijden van de werkstaking en andere ac- ties. Het voornemen tot werkstaking of andere acties zal, na de kennisgeving aan de Stichting Vakraad, niet binnen vier weken worden uitgevoerd.
3. De w.v. en hun leden passen tijdens de duur van deze overeenkomst geen uitsluiting op de leden der v.v. toe zolang de v.v. of de leden der v.v. geen werkstaking of andere acties bij één of meer werkgevers toepassen.
4. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing met betrekking tot kwesties voortvloeiende uit de discussies en uitkomsten rond het Pensioenakkoord van de Stichting van de Ar- beid van 4 juni 2010.
78
79
80
DEEL B
81
82
INHOUD
BIJZONDERE BEPALINGEN 85
77. Werkingssfeer 85
78. Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek 85
79. Vakantiefonds 86
80. Afwijkende bepalingen bij toepassing van het vakantiefonds 86
81. Procedure bij geschillen 86
82. Gereedschapsvergoeding voor houtbewerkers 87
83. Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Isolatiebedrijf 87
84. Arbeidsvoorwaarden leerlingen 88
85. Veiligheidsmaatregelen bij gebruik en verwerking van asbest en/of asbest- houdende materialen 88
BIJLAGEN 91
1. Veiligheid 91
2. Fusie, sluiting en reorganisatie 92
3. Beroepsprocedure bij indelingsgeschil 93
3A. Procedure bij geschil over dienstrooster 94
4A. Voorbeeld van een aanstellingsbrief 95
Toelichting bij de voorbeeld-aanstellingsbrief 96
4B. Voorbeelden inzake omzetten salarisverhogingen ex artikel 41 in vrije tijd 97
4C. Hoe wordt een gewerkt uur vergoed? 101
4D. Voorbeelden met betrekking tot ruilen ex artikel 30 104
5. Ontslagrecht 106
6. Vakantiefonds 111
6A. Statuten vakantiefonds 113
7. Gedragsregels bij arbeidsongeschiktheid 118
7A. Doktersbezoek 122
8A. Voorlichting betreffende de arbeidsvoorwaarden van werknemers die onderwijs volgen 123
8B. Arbeidsovereenkomst leerlingen 124
9. Werkgelegenheid 125
10. Reglement Aanvulling arbeidsovereenkomst in verband met vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie 127
10A. Regeling met betrekking tot levensloop in de Metaal en Techniek 129
Wetsartikelen 135
11A. Wetsartikelen Arbowet 135
11B. Artikel 27 Wet op de ondernemingsraden (instemmingsrecht OR) 136
11C. Te verstrekken schriftelijke gegevens door de werkgever 138
11D. Vergoeding van schade 140
11E. Minimuminkomen 141
11F. Geen opbouw vakantiedagen indien geen recht op loon 8 uit-zonderingen 142
11G. Verjaren van vakantieaanspraken 143
11H. Overlijdensuitkering 144
11i Vervallen 145
11J. Loon bij ziekte, zwangerschap en bevalling 146
11K. Wetsartikelen wet arbeid en zorg 148
11L. Opgave door werkgever van (minimum-)loon (-bedrag) 149
11M. Opzegtermijn 150
11N. vervallen 152
83
84
BIJZONDERE BEPALINGEN
77. WERKINGSSFEER Artikel 77
Deze overeenkomst geldt voor werkgevers in de bedrijfstak en werknemers in de tak van het thermisch en/of akoestisch isolatiebedrijf waaronder wordt verstaan:
het aanbrengen, herstellen, bekleden, afwerken en/of onderhouden van isolerende materia- len
- ter voorkoming of beperking van warmte- of koudeverlies,
- tegen vuur, vocht, geluid en/of vibratie,
bij industrieën, aan technische installaties en aan boord van schepen, zoals apparaten, ka- nalen, leidingen, tanks en dergelijke, voorts in ruimten, zoals koel- en vriescellen, ketel- en machineruimten, studio`s en dergelijke.
78. STICHTING SOCIAAL FONDS METAAL EN TECHNIEK Artikel 78
1. Er is een Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek (SFM).
2. De stichting heeft ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de Metaal en Techniek. Acti- viteiten zijn het bevorderen van:
a. het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uit- voeren van projecten die gericht zijn op optimale werkgelegenheid in de Metaal en Techniek;
b. het adviseren, geven van voorlichting en informatie over voorschriften, die uit de cao Metaal en Techniek voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden/ -verhoudingen en/of de vaktechnische ontwikkeling liggen;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg, met uitzondering van het cao overleg, tussen sociale partners ten behoeve van de werkgevers en werknemers in de Metaal en Techniek
d. het bevorderen van een goede toepassing van de wet- en regelgeving op sociaal- economisch terrein in de Metaal en Techniek;
e. opleidings-, scholings- en vormingsactiviteiten in het kader van de arbeid ten be- hoeve van de werknemers en de werkgevers in de Metaal en Techniek;
f. het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de bevordering van goede ar- beidsomstandigheden en medezeggenschap in de Metaal en Techniek;
g. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven onder a t/m e genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid;
h. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoeken en projecten in het ka- der van de bevordering van de professionaliteit op het terrein van de arbeid van de Metaal en Techniek;
i. en voorts de werkzaamheden van de stichting in het kader van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en CAO genoemde activiteiten.
3. De uitvoering van de in lid 2 omschreven doeleinden wordt nader geregeld in de daar- toe nevens deze CAO overeengekomen CAO Werkgeversbijdrage Sociaal Fonds Me- taal en Techniek.
85
79. VAKANTIEFONDS Artikel 79
1. De doorbetaling van het salaris over 15 vakantiedagen en de betaling van de vakantie- bijslag als bedoeld in artikel 56 lid 1 respectievelijk artikel 59 geschiedt in geld dan wel op de wijze als aangegeven in het reglement van het Vakantiefonds voor de Me- taalnijverheid.
2. Het in lid 1 bedoelde reglement, dat als bijlage 6 bij deze CAO is gevoegd, wordt vastgesteld door de Vakraad.
Wijzigingen behoeven de goedkeuring van de Vakraad.
3. Het is de werkgever en de werknemer niet toegestaan arbeid te (doen) verrichten gedu- rende de 15 vakantiedagen als bedoeld in lid 1.
4. Kiest de werkgever na 1 mei 1999 voor uitbetaling via het Vakantiefonds dan is artikel 2 van het reglement van het Vakantiefonds van toepassing. Daarin is bepaald dat de werkgever en de deelnemende werknemers slechts tot het Vakantiefonds kunnen toe- treden, nadat zij een verklaring hebben overlegd, waaruit blijkt dat zij feitelijk akkoord gaan met de 100% waardering voor de loonheffing van de opgebouwde vakantierech- ten.
Voorzover er sprake is van een voor deze regeling nieuwe werkgever (dit is een werk- gever die voor 1 mei 1999 niet rechtens bestond) kan de werkgever en de deelnemende werknemers tot het vakantiefonds toetreden, waarbij, indien zij niet binnen een redelij- ke termijn (d.w.z. binnen een half jaar na het moment van ontstaan) hun keuze om deel te nemen in het Vakantiefonds hebben gemaakt, toetreding slechts mogelijk is, nadat zij een verklaring hebben overlegd, waaruit blijkt dat zij feitelijk akkoord gaan met de 100% waardering voor de loonheffing van de opgebouwde vakantierechten.
Indien voornoemde partijen binnen genoemde redelijke termijn hun keuze tot deelna- me kenbaar hebben gemaakt, vindt de overgangswaarderingsregeling (1999: 77,5%) toepassing.
80. AFWIJKENDE BEPALINGEN BIJ TOEPASSING VAN HET VAKANTIEFONDS
Artikel 80
1. Het bepaalde in de leden 4 en 5 van artikel 57 geldt niet voor ondernemingen die ge- bruik maken van de regeling van het Vakantiefonds voor de Metaalnijverheid, voor zover betrekking hebbende op te weinig genoten (gedeelten van) vakantiedagen die deel uitmaken van de 15 vakantiedagen waarvoor bij dit fonds vakantiegeld is gereser- veerd.
2. In het geval dat de minimum vakantiebijslag, bedoeld in artikel 60 niet geheel gedekt is door de uitkering van het Vakantiefonds, dient het verschil door de werkgever in contanten te worden uitbetaald.
81. PROCEDURE BIJ GESCHILLEN Artikel 81
In geval van geschil over de uitlegging of nakoming van deze overeenkomst, wordt geen staking of uitsluiting toegepast, doch wordt het geschil voorgelegd aan de burgerlijke rechter.
86
Aantekening:
In geval van een geschil tussen werkgever en werknemer betrekking hebbende op hun verhouding bij de arbeid, is het gewenst dat de partij die een rechtsvordering wenst in te stellen, alvorens hiertoe over te gaan, de contracterende organisatie waarvan de wederpartij lid is van het geschil in kennis stelt.
82. GEREEDSCHAPSVERGOEDING VOOR HOUTBEWERKERS Artikel 82
De werkgever verstrekt de werknemer een redelijke vergoeding voor het door de werkne- mer zelf aangeschafte en naar de richtlijnen van de onderneming benodigde gereedschap, behoudens in die gevallen waarin de werkgever het gereedschap ter beschikking stelt.
83. STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS VOOR HET ISOLATIEBEDRIJF
Artikel 83
1. Er is een stichting ”Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Isolatiebe- drijf”.
2. De in lid 1 genoemde stichting heeft ten doel het geheel of gedeeltelijk financieren en/of subsidiëren van de volgende kosten:
a. het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten, ontwikkelen van lesmateriaal, vor- mings- en ontwikkelingswerk, en het informeren hierover, ten behoeve van werk- gevers en werknemers, teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de be- drijfstak te bewerkstelligen en de employability van werknemers in de bedrijfstak te verbeteren;
b. het (doen) bevorderen en stimuleren van de opleiding van jeugdigen en anderen in het (beroeps)onderwijs ten behoeve van de bedrijfstak, alsmede het voorlichten hierover;
c. het (doen) waarborgen, bevorderen, ontwikkelen en verzorgen van bij-, her-, na- en opscholing van werkgevers en werknemers die in de bedrijfstak werkzaam zijn, alsmede het voorlichten hierover, om op deze wijze de vakbekwaamheid van werkgevers en werknemers in de bedrijfstak te bewerkstelligen respectievelijk te verhogen;
d. het (doen) verzorgen van werkgelegenheidstrajecten voor arbeidsgehandicapten, mensen zonder werk of met werkloosheid bedreigde werknemers door middel van het aanbieden van een (vak-)opleiding ter vervulling van vacatures in de bedrijfs- tak;
f. het doen van onderzoek naar en vertalen van het belang voor de bedrijfstak van (nieuwe) technologische ontwikkelingen op het vakgebied;
g. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven genoem- de terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid op bedrijfs- en sectorniveau in de bedrijfstak;
h. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die te- vens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, ar- beidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de bedrijfstak kunnen verstrekken.
3. De uitvoering van voormelde doelomschrijving wordt nader geregeld in de daartoe nevens deze CAO overeengekomen CAO Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Isolatiebedrijf.
87
84. ARBEIDSVOORWAARDEN LEERLINGEN Artikel 84
In afwijking van de artikelen 13, 14, 18 en 71, kan onder gebruikmaking van de model- overeenkomst, zoals opgenomen in bijlage 8B, een dienstbetrekking worden aangegaan voor hetzij onbepaalde tijd, hetzij voor de duur van de opleiding via de beroepsbegelei- dende leerweg als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs. Indien er sprake is van een deeltijd-arbeidsovereenkomst dient een minimale werktijd van 30,4 uur per twee we- ken te zijn opgenomen. De werknemer heeft aanspraken op arbeidsvoorwaarden die in overeenkomstige verhouding staan tot de aanspraken die kunnen worden gemaakt bij een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 18 lid 1.
85. VEILIGHEIDSMAATREGELEN BIJ GEBRUIK EN VERWERKING VAN ASBEST EN/OF ASBEST-HOUDENDE MATERIALEN
Artikel 85
Het slopen van gebouwen, constructies, apparaten en installaties waarin asbest of asbest- houdende produkten dan wel crocidoliet of crocidoliethoudende produkten is respectieve- lijk zijn verwerkt en het verwijderen van voornoemde stoffen of produkten hieruit, dient, onverminderd het bepaalde in artikel 8, te geschieden met inachtneming van hetgeen ter- zake wordt bepaald in het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet.
Aantekening:
Verwijdering van asbest:
Asbesthoudend materiaal dient op een deskundige manier verwijderd te worden om blootstelling aan asbestvezels te voorkomen. Asbest is een gevaarlijke afvalstof en dient als zodanig ook afgevoerd te worden.
De verplichtingen die op verwijdering van asbest betrekking hebben, staan onder meer aangegeven in de volgende regelgeving:
- Het Asbestbesluit Arbowet (1993)
- Het Asbestverwijderingsbesluit (1993)
- Het Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen (Baga) en bijbehorende bepalingen uit het Hoofdstuk Afvalstoffen van de Wet Milieubeheer (1993).
Op basis van deze regelgeving gelden de volgende verplichtingen:
- Het verwijderen of slopen dient vooraf te worden gemeld aan de Arbeidsinspectie. Voorafgaand aan de feitelijke sloop van een bouwwerk moet een asbestinventarisatie plaatsvinden. Dit inventarisatieonderzoek dient te worden uitgevoerd door een gecerti- ficeerd asbestinventarisatieonderzoeksbureau
- Het verwijderen of slopen dient te worden uitgevoerd door een deskundig bedrijf. Dit is een bedrijf dat gecertificeerd is op grond van de "Beoordelingsrichtlijn asbestver- wijderen".
- Het verwijderen of slopen dient te worden uitgevoerd volgens een schriftelijk werk- plan.
- Hergebruik van asbest, waaronder het terugplaatsen van verwijderd asbesthoudend materiaal, is niet toegestaan.
- Het geven van voorlichting aan medewerkers over de mogelijke aanwezigheid van asbest, de gevaren hiervan en noodzakelijke veiligheidsinstructies.
- Verwijderd asbest en met asbest verontreinigd afval moeten onmiddellijk worden ver- zameld en in afgesloten, niet luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal of in een afgeslo- ten container worden opgeslagen.
88
Aldus overeengekomen te Rijswijk (ZH) en aldus getekend:
aan de ene zijde,
de werkgeversorganisatie, werkgeversvereni- ging of w.v
de Nederlandse Vereniging van Onderne- mers in het Thermisch Isolatiebedrijf (VIB), gevestigd te Nieuwegein
w.g.
L.J.L. Xxxxxxxx (voorzitter)
J.G. Xxxxx (algemeen secretaris)
aan de andere zijde,
de werknemersorganisaties, werknemersverenigingen of v.v.
FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht,
w.g.
X. Xxxxxxxx
(Landelijk bestuurder Metaal & Techniek)
CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht,
w.g.
X. Xxxxxxxx (voorzitter)
w.g.
M.H. Hietkamp
(landelijk onderhandelaar)
De Unie, Vakbond voor industrie en dienstverlening; gevestigd te Culemborg,
w.g.
J.G. Kruithof
(bedrijfsgroepvoorzitter Metaal en Tech- niek)
w.g.
R.H. Xxxxx (voorzitter)
89
90
BIJLAGEN
BIJLAGE 1
1. VEILIGHEID
Zie artikel 8 CAO
1. De veiligheid in de onderneming is een zeer belangrijke zaak, waartoe zowel op de werkgever als op de werknemer verplichtingen rusten. Veel van deze verplichtingen vloeien voort uit wettelijke voorschriften, terwijl andere verplichtingen worden inge- geven door de zorgvuldigheid die een ieder in acht heeft te nemen t.o.v. het leven en goed van een ander.
2. De werkgever heeft de verplichting de lokaliteiten waarin wordt gewerkt alsmede het gereedschap en de machinerieën waarmee wordt gewerkt zodanig te doen zijn dan er redelijkerwijs, in verband met de aard van het werk, een voldoende bescherming be- staat voor de werknemer tegen ongevallen en gezondheidsschade. Het is in dat verband dan ook noodzakelijk dat t.a.v. situaties waarin gevaar te duchten zou zijn, aanwijzin- gen en instructies inzake de veiligheid door de werkgever worden gegeven. In de be- drijven waarin asbest of asbesthoudende produkten worden bewerkt of verwerkt, zul- len de bepalingen van de Asbestbesluiten worden nageleefd. Indien in een bedrijf met gevaarlijke chemische stoffen wordt gewerkt, zullen de vereiste maatregelen worden getroffen ter voorkoming van gezondheidsschade. Bij een geschil over de vraag of een chemische stof al dan niet gevaar kan opleveren voor de gezondheid, is de mening van de Arbeidsinspectie beslissend.
3. Anderzijds heeft de werknemer de verplichting van de aanwijzingen en instructies van de werkgever kennis te nemen en deze op te volgen en de door de werkgever ter be- schikking gestelde beschuttingsmiddelen te gebruiken. Voorts wordt van de werkne- mer verwacht dat, indien naar zijn oordeel sprake is van situaties die de veiligheid en/of gezondheid in gevaar kunnen brengen, hij de werkgever hiervan op de hoogte brengt.
4. Duidelijk verschillen de omstandigheden van bedrijf tot bedrijf. Vandaar dat hier een taak ligt zowel voor de werkgever als voor de werknemer om, uitgaande van de aard van de onderneming, de daarin verrichte arbeid en van hetgeen in samenhang daarmee redelijkerwijs kan worden gevergd hetzij in de personeelsvertegenwoordiging hetzij in de ondernemingsraad de veiligheid en daarmede verband houdende zaken met elkan- der te bespreken. Zo kunnen zich in een onderneming werkzaamheden voordoen met een uitzonderlijk hoog ongevallenrisico, waartegen niet altijd afdoende veiligheids- maatregelen te treffen zijn, in welk geval alsdan gedacht zou kunnen worden aan het afsluiten van een extra ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer en/of personen voor wie hij kostwinner is.
91
2. XXXXX, SLUITING EN REORGANISATIE
De grondgedachte van artikel 9 is deze dat, ingeval de werkgever voornemens is een fusie aan te gaan met een ander bedrijf, dan wel indien hij het voornemen heeft het bedrijf ge- heel of gedeeltelijk te sluiten of wel het personeelsbestand ingrijpend te reorganiseren, hij de werkgeversorganisatie waarbij hij is aangesloten, alsmede de vakverenigingen van dat plan tijdig in kennis stelt.
De bedoeling van deze regeling is de mogelijkheid te scheppen voordat de eventuele fusie, sluiting en/of reorganisatie een feit is, de gevolgen daarvan voor de in het bedrijf werkza- me personen in de besluitvorming te betrekken. Dit betekent dat de informatie aan de werkgevers- en werknemersorganisaties op een zodanig tijdstip dient te geschieden dat enerzijds te verwachten valt dat de plannen doorgang zullen vinden doch dat het ander- zijds nog mogelijk is voor de w.v. en v.v. een reële inbreng te leveren, opdat eventuele nadelige gevolgen voor de werknemers zoveel mogelijk worden tegengegaan of vermin- derd.
Het zal duidelijk zijn dat elke fusie, sluiting en/of reorganisatie zijn eigen achtergronden heeft, die in zeer grote mate worden bepaald door de financiële positie en draagkracht van de daarbij betrokken bedrijven. Dit heeft ook zijn weerslag op het al dan niet kunnen reali- seren van voorzieningen voor het personeel. Vandaar dat de eventueel te treffen voor- zieningen van geval tot geval verschillend zullen zijn en niet voor elke fusie, sluiting en/of reorganisatie dezelfde zullen of kunnen zijn.
Wanneer dan ook onderstaand een aantal van mogelijke voorzieningen wordt genoemd, heeft een en ander alleen betekenis als voorbeeld en niet als een opsomming van hoe dan ook en te allen tijde te treffen maatregelen. Binnen de ruimte die de financiële middelen van het bedrijf daartoe laten zal nagegaan moeten worden of, en zo ja welke, voorzienin- gen getroffen zullen kunnen worden. In dit verband wordt speciale aandacht gevraagd voor de werknemers van 55 jaar en ouder, indien de te nemen besluiten voor hen ontslag met zich zouden brengen. Gebleken is namelijk dat deze werknemers somtijds, op grond van hun leeftijd, moeilijk te bemiddelen zijn in een op het ontslag aansluitende passende werkkring, zodat de fusie e.d. voor hen extra hard kan aankomen.
Als voorbeelden voor onderwerpen waaraan in het kader van een fusie e.d. met betrekking tot de positie van het personeel aandacht zou kunnen worden besteed worden genoemd:
a. ingeval herplaatsing binnen de onderneming of het concern mogelijk is o.a.: her-, om- en bijscholing
verhuizing
overgang van pensioenverzekering en ziektekostenverzekering afwikkeling van verleende voorschotten en leningen studiekostenregelingen
huurwoningen
gratificatie- en winstdelingsregelingen loon- en salarisafbouwregelingen
b. ingeval beëindiging van het dienstverband onvermijdelijk is o.a.: verzuim voor sollicitatie
reiskosten voor sollicitatie bemiddeling bij andere werkgevers
inschakeling van het Regionale Bestuur voor de Arbeidsvoorziening verhuizing
pensioenverzekering en ziektekostenverzekering afwikkeling van verleende voorschotten en leningen studiekostenregelingen
huurwoningen
gratificatie- en winstdelingsregelingen concurrentiebeding.
92
3. BEROEPSPROCEDURE BIJ INDELINGSGESCHIL
1. Indien de werknemer van mening is dat de door de werkgever vastgestelde functie- indeling niet juist is, kan hij schriftelijk bezwaar indienen bij de werkgever. De werk- nemer kan daarbij zijn v.v. inschakelen
2. De werkgever bevestigt de ontvangst van het bezwaarschrift en neemt het in behande- ling.
3. De werkgever deelt zijn standpunt schriftelijk en gemotiveerd mee aan de werknemer.
4. Indien dit standpunt niet leidt tot overeenstemming of wanneer de werkgever niet bin- nen 2 maanden na het indienen van het bezwaarschrift zijn standpunt schriftelijk heeft kenbaar gemaakt vullen werkgever en werknemer, in overleg, het vragenformulier in dat door de w.v. en v.v. is vastgesteld ten behoeve van het onderzoek naar de functie- inhoud van functies in de Metaal en Techniek. De werknemer kan ook hierbij zijn v.v. inschakelen. Zowel de werkgever als de werknemer dienen dit formulier te onderteke- nen. Indien dit formulier uitsluitend door de werknemer is ondertekend zal de Vakraad de werkgever verzoeken mee te werken aan de procedure. De werkgever is gehouden aan dit verzoek van de Vakraad te voldoen. Dit vragenformulier is verkrijgbaar bij de Vakraad.
5. Het ingevulde en ondertekende vragenformulier dient gezonden te worden naar de Vakraad. Op basis van de bevindingen van de indelingscommissie doet de Vakraad schriftelijk een bindende uitspraak met betrekking tot de functie-indeling.
6. Indien de uitspraak van de Vakraad leidt tot een hogere indeling dan werkt dit terug tot de datum waarop de werknemer zijn bezwaar schriftelijk bij de werkgever heeft xxxx- xxxxx.
93
BIJLAGE 3A
3A. PROCEDURE BIJ GESCHIL OVER DIENSTROOSTER
1. De werknemer die van mening is dat bij het vaststellen van het dienstrooster onvol- doende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, dient – eventueel bijgestaan door zijn v.v. - schriftelijk bezwaar in bij de werkgever.
2. De werkgever bevestigt de ontvangst van het bezwaarschrift en deelt – daarbij eventu- eel bijgestaan door zijn w.v. – binnen twee weken zijn standpunt schriftelijk mee aan de werknemer.
3. Indien deze uitwisseling van standpunten niet tot overeenstemming leidt of wanneer de werkgever zijn standpunt niet binnen twee weken schriftelijk aan de werknemer ken- baar maakt, kan het geschil worden voorgelegd aan de Commissie Dienstroosters van Vakraad. Daarvoor moeten werknemer en werkgever in gezamenlijk overleg zorgen voor een door beide partijen ondertekende schriftelijke weergave van het geschil. Werkgever en werknemer kunnen hierbij (opnieuw) hun w.v. respectievelijk v.v. in- schakelen.
4. Indien de werkgever de schriftelijke weergave niet heeft ondertekend, zal Xxxxxxx de werkgever verzoeken om mee te werken aan de procedure. De werkgever is gehouden aan dit verzoek te voldoen.
5. De door beide partijen ondertekende beschrijving van het geschil dient gezonden te worden aan de Vakraad. Op basis van de bevindingen van de commissie die de dienst- roosterzaken behandelt, wordt door de Vakraad schriftelijk advies uitgebracht over de wijze waarop in de onderneming met de verschillende belangen zou kunnen worden omgegaan. Dit advies wordt aan beide partijen toegezonden.
94
BIJLAGE 4A
4A. VOORBEELD VAN EEN AANSTELLINGSBRIEF
De werkgever ........................................................................................................................
gevestigd te 1)
bevestigt hiermede dat de werknemer
naam ...........................................................................................................................
geboortedatum.......................................................................................................................
wonende te 1)
is aangesteld in de functie van 2)
zulks onder de volgende voorwaarden:
a. voor zover in deze aanstellingsbrief niet uitdrukkelijk van het tegendeel blijkt, is op de arbeidsverhouding van bovengenoemde partijen van toepassing de
CAO voor 3)
b. aanvang van het dienstverband 4)
c. overeengekomen proeftijd 5)
d. het dienstverband is aangegaan voor 6)
e. aantal toegekende functiejaren 7)
f. de functie is ingedeeld in salarisgroep 8)
g. het overeengekomen salaris bedraagt € .................per 9)
h. zijn arbeidsduur is per dag/week/4 weken/jaar gemiddeld...uren 10)
i. hij heeft recht op ... werkuren/dagen betaalde vakantie per jaar 11)
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxx geldt van 12)
k. plaats/plaatsen waar de arbeid wordt verricht 13)
l. Enz 14)
Aldus gedaan en afgegeven te (firmastempel)
de…...... 20..……… voor akkoord getekend
(handtekening werkgever) (handtekening werknemer)
Zie voor de noten 1 t/m 14 de toelichting.
95
TOELICHTING BIJ DE VOORBEELD-AANSTELLINGSBRIEF
1. Hier volledig adres invullen.
2. Het verdient aanbeveling om naast het noemen van de functie een omschrijving, waar mogelijk, te geven van de werkzaamheden.
3. Hier de naam invullen van de CAO zoals vermeld op de omslag van dit boekje.
4. De datum van indiensttreding.
5. Alleen op te nemen wanneer men wil afwijken van de hoofdregel van artikel 12 lid 1.
6. Invullen: onbepaalde tijd (artikel 13) of: bepaalde tijd van .... tot (artikel 14) of: de
duur van (een overeengekomen taak; artikel 14).
7. Invullen van het aantal functiejaren dat bij indiensttreding wordt toegekend.
8. Alleen in te vullen bij werknemers van 23 jaar of ouder. Zie ook de artikelen 10 en 33.
9. Hier in te vullen het bedrag en de periode waarover -nl. per maand of per vierweken- periode- en, indien van toepassing, tevens onder toekenning van het aantal functie- jaren. In voorkomende gevallen dient het gebruikte begrip salaris te worden onder- scheiden in een overeengekomen vast salaris over een maand (of een vierwekenperi- ode) en overige salarisbestanddelen (b.v. ploegen- en andere toeslagen).
10. In te vullen het gemiddelde aantal uren per dag of per week of per 4 weken of per jaar en het aantal dagen per week.
Bij wisselende werktijden verwijzen naar het dienstrooster. Zie ook artikel 18a lid 1.
11. Zie hoofdstuk VIII, artikel 49 en volgende van de CAO.
12. Hier invullen de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek of een andere regeling.
13. Indien er sprake is van karweiwerkzaamheden dient de regio waarbinnen de werk- zaamheden doorgaans plaatsvinden te worden vermeld.
14. Onder de punten l. en volgende kunnen andere arbeidsvoorwaarden worden vermeld, zoals reisvergoeding, overwerk, buitengewoon verlof, werkkleding, gereedschapsver- goeding en studieverlof.
96
BIJLAGE 4B
4B. VOORBEELDEN INZAKE OMZETTEN SALARISVERHOGINGEN EX ARTIKEL 41 IN VRIJE TIJD
De beginsituatie is dat de werknemer op 1 april 2011 € 2000,-- bruto per maand verdient. De algemene rekenformule “omzettingspercentage x 19,76 uur” geeft het aantal te verkrij- gen uren. Het omzettingspercentage wordt berekend door: 100 - ((salaris/salaris na cao- verhoging) * 100)
A. Situatie per 1 oktober 2011 (1,0%)
1. Werknemer x die zijn salarisverhoging in geld laat uitkeren.
€ 2000,-- + 1,0% (= € 20,--): € 2020,-- bruto per maand.
Voor afdracht pensioenpremie, SFM-premie enz. alsook loonbelasting en Sociale Ver- zekeringpremies is het bedrag ad € 2020,-- bepalend.
2. Werknemer y die zijn hele salarisverhoging na overleg met de werkgever in vrije tijd omzet.
€ 2000,-- + 1,0% (= € 20,--): € 2020,-- bruto per maand
Brutokorting € 20,--
€ 2000,--
-/-
Aantal uren dat wordt verkregen: 100 - ((2000/2020) * 100) = 0,99%, vermenigvul- digd met 19,76 uur geeft dan 19,56 uur.
Voor afdracht pensioenpremie, SFM-premie enz. is nog steeds de € 2020,-- bepalend; echter voor loonbelasting en sociale verzekeringpremies is het bedrag ad € 2000,-- be- palend.
B. Situatie per 1 februari 2012 (1,15%)
1. Werknemer x die ook deze verhoging in geld laat uitkeren.
€ 2020,-- + 1,15% (= € 23,23): € 2043,23 bruto per maand.
Voor afdracht pensioenpremie, SFM-premie enz. alsook loonbelasting en Sociale Ver- zekeringpremies is het bedrag ad € 2043,23 bepalend.
2. Werknemer y die ook deze verhoging na overleg met de werkgever in vrije tijd omzet.
€ 2020,-- (immers salarisverhoging per 1 oktober 2011 is toegekend) + 1,15% (=
€ 23,23):
€ 2043,23 bruto per maand
Brutokorting € 23,23
Hij had de salarisverhoging van 1 oktober 2011 ook omgezet in vrije tijd derhalve die
brutokorting ook weer meenemen(zie A 2) € 20,--
€ 2000,--
-/-
97
Voor afdracht pensioenpremie, SFM-premie enz. is de € 2043,23 bepalend; echter voor loonbelasting en sociale verzekeringpremies is het bedrag ad € 2000,-- bepalend.
Aantal uren dat wordt verkregen: 100 - ((2000/2043,23) * 100) = 2,12%, vermenig- vuldigd met 19,76 uur geeft dan 41,89 uur.
C. Ook is het mogelijk dat de werknemer zijn salarisverhoging na overleg met de werk- gever gedeeltelijk in geld laat uitbetalen en gedeeltelijk in vrije tijd omzet. De bruto- korting wordt dan rechtevenredig toegepast.
Stel de werknemer zet zijn salarisverhoging per 1 oktober 2011 voor de helft om in vrije tijd en laat de rest uitbetalen:
€ 2000,-- + 1,0% (= € 20,--): € 2020,-- bruto per maand Brutokorting voor de helft (immers de werknemer
zet de salarisverhoging voor de helft om in vrije tijd) € 10,--
€ 2010
-/-
Voor afdracht pensioenpremie, SFM-premie en dergelijke blijft de € 2020,-- bepalend; voor loonbelasting en sociale verzekeringspremies is nu het bedrag ad € 2010,-- bepa- lend.
Aantal uren dat wordt verkregen: 100 - ((2010/2020) * 100) = 0,50%, vermenigvul- digd met 19,76 uur geeft dan 9,88 uur.
D. Ook is het mogelijk dat de werknemer zijn salarisverhoging per 1 oktober 2011 na overleg met de werkgever in vrije tijd omzet en de salarisverhoging per 1 februari 2012 in geld laat uitkeren.
1 oktober 2011
€ 2000,-- + 1,0% (= € 20,--): € 2020,-- bruto per maand Brutokorting (immers hele salarisverhoging
omgezet in vrije tijd) € 20,--
€ 2000
-/-
Voor afdracht pensioenpremie, SFM-premie enz. is de € 2020,-- bepalend; echter voor loonbelasting en sociale verzekeringspremies is het bedrag ad € 2000,-- bepalend.
Aantal uren dat wordt verkregen: 100 - ((2000/2020) * 100) = 0,99%, vermenigvul- digd met 19,76 uur geeft dan 19,56 uur.
1 februari 2012
€ 2020,-- + 1,15% (= € 23,23): € 2043,23 bruto per maand Géén bruto-korting voor deze verhoging immers
werknemer liet deze salarisverhoging in geld
uitbetalen, wel bruto-korting uit 2011) € 20,--
€ 2023,23
-/-
98