RECHTBANK NOORD-HOLLAND
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht Sectie Kanton -locatie Haarlem Zaaknr/rolnr.: 6407204 \CV EXPL 17-9466 WD
Uitspraakdatum: 11 april 2018 Vonnis in de zaak van:
Toevoeging : …
X.X.X. Xxxxxxxxxxx, handelende onder de naam XXxxxx Xxxxxxxxxxxxx, kantoorhoudende te Heemskerk, q.q. in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van de heer X, wonende te H, Opposant, verder ook te noemen: Krommenhoek q.q., gemachtigde: xx. X. Xxxxx,
tegen
de besloten vennootschap NRC MEDIA B.V., gevestigd te Amsterdam, geopposeerde, verder ook te noemen: NRC, gemachtigde: Armaere Incassospecialisten en Gerechtsdeurwaarders.
Het procesverloop
Krommenhoek q.q. is bij dagvaarding van 3 oktober 2017 in verzet gekomen tegen het op 23 augustus 2017 tussen NRC en X voornoemd uitgesproken verstekvonnis onder rolnr. 5777714 CV EXPL 17-2185, en heeft tegen de vordering van NRC verweer gevoerd. Vervolgens is gediend van antwoord en repliek in oppositie. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast. Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
Bij beschikking van 9 april 2014 zijn de goederen van X onder bewind gesteld als bedoeld in artikel 1:431 BW e.v.
Op 10 juli 2014 is het bewind gepubliceerd in het curatele- en bewindsregister als
bedoeld in artikel 1:436 lid 3 BW.
Op 6 februari 2016 heeft X bij NRC een abonnement afgesloten op basis waarvan X recht had op bezorging van kranten e.d. en levering van een lphone. De lphone is aan X geleverd.
Sedert 11 juli 2016 is Krommenhoek benoemd tot bewindvoerder.
X is de uit voornoemde overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet nagekomen.
Het geschil
Bij verstekdagvaarding van 16 februari 2017 vordert NRC bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, betaling door X van € 500 met rente en (na)kosten rechtens, en heeft daaraan, zakelijk samengevat, ten grondslag gelegd dat X een overeenkomst voor de duur van 24 maanden met NRC heeft gesloten, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van het iPad en iPhone abonnement met een all-in prijs. Aan X is in dit kader een iPhone 6 verstrekt. Deze constructie is, volgens rechtspraak van de Hoge Raad, niet toegestaan. NRC heeft de overeenkomst met X ten aanzien van de koop op afbetaling daarom partieel vernietigd, waardoor alleen het abonnementsgedeelte in stand is gebleven. Ingevolge artikel 6:203 BW is X verplicht de iPhone 6 aan NRC terug te geven. Ondanks verzoek daartoe, heeft X de iPhone 6 niet aan NRC geretourneerd. Hij is derhalve verplicht de waarde van de iPhone 6 aan NRC te vergoeden, te weten € 408,-. Op grond van de overeenkomst heeft NRC haar (fysieke of digitale) nieuwsblad aan X geleverd. X heeft een achterstand in de betaling van het abonnementsgeld van € 297,-. X is gehouden de achterstallige abonnementsgelden te voldoen. Om proceseconomische redenen heeft NRC haar vordering beperkt tot€ 500,00.
Bij verzetdagvaarding van 3 oktober 2017 vordert de bewindvoerder q.q. hem te ontheffen van het tegen X uitgesproken verstekvonnis, met veroordeling van NRC in de kosten van dit verzet. De bewindvoerder q.q. voert, zakelijk samengevat, tot verweer aan dat het vonnis ten onrechte tegen X is uitgesproken. De bewindvoerder
q.q. heeft de inleidende dagvaarding nooit ontvangen; de dagvaarding is kennelijk alleen aan X betekend en niet aan de bewindvoerder.
X staat voorts met ingang van 9 april 2014 onder beschermingsbewind. Het beschermingsbewind van X is geregistreerd in het curatele- en bewindsregister. Een mogelijke schuld die voortspruit uit de gestelde overeenkomst, kan op grond van artikel 1 :440 lid 1 BW niet op de onder het bewind staande goederen worden verhaald indien de schuldeiser het bewind kende of had behoren te kennen.
Aangezien het beschermingsbewind van X is geregistreerd in het curatele-en bewind register had NRC behoren te weten dat X onder bewind staat. Een mogelijke vordering kan daarom niet op de bewindvoerder q.q. worden verhaald.
De beoordeling
Onbetwist staat vast, dat Xxxxxxxxxxx q.q. op tijd in verzet is gekomen, zodat de zaak opnieuw zal worden beoordeeld.
Met de bewindvoerder q.q. is de kantonrechter van oordeel dat NRC haar vordering had moeten instellen tegen de bewindvoerder. Nu de bewindvoerder via de verzetdagvaarding in het geding is verschenen en hij verweer heeft gevoerd is X niet in zijn processuele belangen geschaad.
Vast staat dat de goederen van X ten tijde van het afsluiten van het abonnement onder bewind waren gesteld als bedoeld in 1:431 BW, alsmede dat dit bewind was gepubliceerd in het curatele- en bewindsregister als bedoeld in 1:436 lid 3 BW.
Dit brengt mee dat het beheer over de onder het bewind staande goederen niet meer aan X toekwam, maar uitsluitend aan Krommenhoek q.q. als bewindvoerder (artikel 1:438 lid 1 BW). Tot dit beheer behoort ook het afsluiten van het abonnement, wat de basis is van de vermeende vordering van NRC.
Nu is gebleken dat dit abonnement is afgesloten zonder medewerking van Krommenhoek q.q., is sprake van een niet rechtsgeldig tot stand gekomen rechtshandeling. Deze ongeldigheid kan aan NRC worden tegengeworpen, indien zij het bewind kende of behoorde te kennen (artikel 1:439 lid 1 BW).
Nu het bewind ingeschreven was in voornoemd register, is de kantonrechter van oordeel dat NRC het bewind had behoren te kennen. De ongeldigheid van de rechtshandeling kan aan haar worden tegengeworpen.
Ingevolge artikel 1:440 lid 1 BW kunnen schulden die voortspruiten uit de tussen X en NRC gesloten overeenkomst niet op de onder het bewind staande goederen worden verhaald. Het eventuele toekomstige einde van het bewind brengt hierin geen verandering. De gehele vordering spruit naar het oordeel van de kantonrechter voort uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Voor zover NRC wat betreft het onderdeel dat ziet op de weigering tot teruggave van de IPhone het tegendeel betoogt, gaat de kantonrechter daarin niet mee. Dat zou in dit geval een ongeoorloofde beperking opleveren van het beschermingskarakter dat aan de artikelen 1:438 BW, 1:439 en 1:440 BW ten grondslag ligt. In dat kader is van belang dat NRC als professional heeft gehandeld in strijd met wettelijke bepalingen die strekken tot bescherming van belangen van consumenten als X.
Het gebrek aan verhaalbaarheid doet aan de civielrechtelijke aansprakelijkheid in beginsel niet af. Echter, nu is gebleken dat alle (toekomstige) goederen van X onder bewind ¬zijn gesteld, is er in absolute zin geen enkel (toekomstig) goed van X waar NRC de vordering op kan verhalen. NRC heeft daarom geen belang meer bij de toewijzing van haar vordering, zodat de vordering voor afwijzing gereed ligt.
Hieruit volgt dat het verzet van Krommenhoek q.q. gegrond is en dat het verstekvonnis dient te worden vernietigd met inbegrip van de daarbij uitgesproken proceskostenveroordeling.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal NRC in de kosten van deze verzetprocedure worden veroordeeld, doch behoudens de kosten van de verzetdagvaarding, nu X met
een toevoeging procedeert en derhalve voor vergoeding van deze kosten geen wettelijke grondslag bestaat.
De beslissing
De kantonrechter: Verklaart het verzet gegrond en vernietigt het vonnis op 23 augustus 2017 tussen NRC als eisende partij en X als gedaagde partij bij verstek gewezen, met inbegrip van de bij voorraad uitvoerbare veroordeling in de proceskosten. Opnieuw rechtdoende: Wijst de vordering af. Veroordeelt NRC in de proceskosten van Krommenhoek q.q. die worden begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 11 april 2018 in het openbaar uitgesproken.