MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9318
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 03-02-2000, nr. 24
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE HANDELSVAART TOT 9000 GT
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Federatie van Werknemers in de Zeevaart (FWZ) mede namens Bedrijvenbond CNV als partijen te anderer zijde en namens de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart (VWH) als partij te ener zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Handelsvaart tot 9000 GT, strekkende tot algemeen verbindendverkla- ring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 2001 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2000 CAO93182000
CAO1660 1
Handelsvaart tot 9000 GT, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV, V en VI is bepaald:
Artikel 1
Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
1. Xxxxxxxxxxxx xxx 0000 XX:
De vaart met zeeschepen in de Handelsvaart tot 9000 GT, niet zijnde bevoorradingsschepen, bagger- en aannemingsmateriaal, visserssche- pen en zeesleepboten.
2. Werkgever:
De werkgever, in de zin van artikel 309 lid 2 Wetboek van Koop- handel, alsmede iedere natuurlijk of rechtspersoon die werknemers in dienst heeft die dienstdoen op de Handelsvaart tot 9000 GT.
3. Werknemer:
Iedere scheepsofficier of scheepsgezel die krachtens een dienstver- band met een werkgever werkzaam is in de Handelsvaart tot 9000 GT.
Artikel 2
Werkingssfeer
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers in de Handelsvaart tot 9000 GT, alsmede op de rechtsverhouding tussen deze werkgevers en werknemers.
Artikel 3
Loon- en arbeidsvoorwaarden
1. Voor werknemers woonachtig in de Filippijnen, Indonesië gelden de loon- en arbeidsvoorwaarden zoals overeengekomen tussen de in het woonland gevestigde, bonafide vakorganisatie en de werkgever. Ingeval van ontstentenis van een bonafide vakorganisatie worden de loon- en arbeidsvoorwaarden rechtstreeks tussen VWH en FWZ overeengekomen. De loon- en arbeidsvoorwaarden moeten tenmin- ste voldoen aan de internationale conventies, aanbevelingen en af- spraken. De overige in deze CAO vermelde loonen arbeidsvoorwaar- den zijn niet van toepassing op deze categorie van werknemers.
2. Voor de overige werknemers gelden loon- en arbeidsvoorwaarden
2
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
gelijk omschreven in het van deze collectieve arbeidsovereenkomst onlosmakelijk deel uitmakende gewaarmerkte reglement en stukken.
3. Per 1 januari 2000 en per 1 januari 2001 worden de gages en de daar- voor in aanmerking komende emolumenten, zoals vermeld in het onder artikel 3, lid 2 bedoelde reglement, verhoogd met telkens 3%.
Artikel 4
Verplichting van de werkgever
1. De werkgever verplicht zich om met de werknemers voor het dienst- doen in de Handelsvaart tot 9000 GT arbeidsovereenkomsten aan te gaan op geen andere voorwaarden dan de in artikel 3 bedoelde loon- en arbeidsvoorwaarden.
2. De werkgever is verplicht om de tussen hem en de in artikel 3, lid 1 bedoelde schepelingen geldende c.q. getroffen collectieve regelingen terstond ter kennis te brengen aan een door partijen te benoemen paritair orgaan. Bij bestaande formeel vastgelegde regelingen kan worden volstaan met het melden daarvan; bedrijfseigen regelingen dienen te worden overlegd. Bij een en ander wordt tevens aangege- ven welke juridische status bedoelde regeling(en) heeft (hebben) en opgave gedaan van het aantal en de functies van de zeevarenden. Van elke wijziging in de regeling(en) en samenstelling van de desbetref- fende groep(en) zeevarenden dient de werkgever terstond het paritair orgaan schriftelijk op de hoogte te stellen.
Artikel 5
Verplichting van de werknemer
De werknemer is verplicht voor het dienstdoen in de Handelsvaart tot 9000 GT geen andere voorwaarden te stellen dan de in artikel 3 bedoelde loon- en arbeidsvoorwaarden.
Artikel 7
Werkgelegenheid
Teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen zullen werkgevers alle vacatures aan werknemers kenbaar maken aan het Cen- traal Arbeidsbureau Scheepvaart.
3
REGLEMENT
GELDENDE VOOR DE HANDELSVAART TOT 9000 GT
A. Definities
Artikel 1
1. Onder ,,Schepelingen of werknemers’’ worden in dit reglement ver- staan: de in lid 2 bedoelde scheepsofficieren en de in lid 3 bedoelde scheepsgezellen.
2. Onder ,,Xxxxxxxxxxxxxxxxx’’, hierna te noemen officieren, wordt in dit reglement verstaan: stuurlieden en werktuigkundigen.
3. Onder ,,Scheepsgezellen’’ hierna te noemen gezellen, wordt in dit reglement verstaan: alle schepelingen beneden de rang van officier.
4. Onder ,,Xxxxxxxx’’ worden mede begrepen de feestdagen, t.w. Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, de Kerstdagen en de Nationale feestdag voorzover door de rijksover- heid, respectievelijk het georganiseerde bedrijfsleven, wordt geadvi- seerd in Nederland vrijaf te geven.
5. Onder ,,Maandgage’’ wordt verstaan: de in artikel 3 bedoelde gage, vermeerderd met de eventuele verhoging wegens het dienstdoen op tankschepen.
6. Onder ,,Daggage’’ wordt verstaan: 1/365 x 12 x de maandgage.
7. Onder ,,Uurverdienste’’ wordt verstaan: 1/204 (maandgage + voedinggeld per maand).
8. Onder ,,Voedinggeld per maand’’ wordt verstaan: 30 x het in artikel 9 lid 2 genoemde voedinggeld per dag.
9. Onder ,,Etmaal’’ wordt verstaan: een periode van middernacht tot de volgende middernacht.
10. Onder ,,Havenwacht’’ wordt verstaan: het op aanwijzing in de haven of op de rede boven de normale arbeidsduur en boven het eventueel verrichten van overwerk – aan boord ter beschikking zijn, waarbij geen werkzaamheden behoeven te worden verricht, anders dan tot het controleren en het zo nodig treffen van voorzieningen voor de veiligheid van opvarenden, schip en/of lading.
4
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
B. Loonvoorwaarden
Artikel 2
Indeling in loongroepen
1. De functies van de schepelingen zijn als volgt in loongroepen ingedeeld:
Loongroep Functie
I aankomend matroos met minder dan één jaar diensttijd gezel MK met minder dan één jaar diensttijd
II aankomend matroos zonder diploma met meer dan één jaar diensttijd 1)
gezel MK zonder diploma met meer dan één jaar diensttijd matroos zonder diploma volmatroos + matroos/motordrijver
III voorman matroos; matroos-pompman; gediplomeerd matroos; kok; motorman; aank. matroos met diploma 2) en meer dan één jaar diensttijd 1); gezel MK met diploma 2) en meer dan één jaar diensttijd; scheepstechnicus 3)
A 0x xxx 0 – 0000 XX + 3e stm 0 – 9000 GT; scheepstechnicus 3) B 2e stm 4000 – 6000 GT
X 0x xxx 0 – 0000 XX + 3e wtk 0 – 9000 GT 2e stm 6000 – 9000 GT
D 1e stm 0 – 1000 GT
E 2e wtk 2000 – 4000 GT
F 1e stm 1000 – 2000 GT
G 2e wtk 4000 – 6000 GT
H 1e stm 2000 – 4000 GT
I 1e stm 4000 – 6000 GT
J 1e wtk 0 – 2000 GT
K 1e wtk 2000 – 4000 GT en 2e wtk 6000 – 9000 GT L 1e wtk 4000 – 6000 GT en 1e stm 6000 – 9000 GT M 1e wtk 6000 – 9000 GT
De werknemers dienstdoende in een geïntegreerde danwel een dubbele functie worden ingeschaald in de hoogste functieschaal van de in hun discipline verenigde gekende (conventionele) functie.
5
NB:
1) Na uiterlijk drie dienstjaren dient de aank. matroos tot matroos te worden bevorderd.
2) Onder gediplomeerd aank. matroos of gezel MK wordt verstaan; de aank. matroos in het bezit van een diploma LZS; danwel hoger zee- vaart gerichte diploma’s;
de gezel MK in het bezit van het diploma LTS afdeling metaal, dan- wel hogere zeevaart gerichte diploma’s.
3) De aanvangsgage van de scheepstechnicus is gelijk aan loongroep III
+ 4 anciënniteiten. Voor elk volgend dienstjaar bestaat aanspraak op een anciënniteitsverhoging. Na het bereiken van de 10e anciënniteit in loongroep III volgt indeling in loongroep A. De opbouw in loongroep A is gemaximeerd op 6 anciënniteiten.
Artikel 3
De gages voor schepelingen dienstdoende op schepen in de Handelsvaart tot 9000 GT
1. De gage van de in een loongroep ingedeelde schepeling wordt vast- gesteld aan de hand van de hierna volgende gagetabellen, rekening houdende met het bepaalde in de artikelen 4 en 6.
Gagetabel Xxxxxxxxxxxx x0000 XX per 1 januari 2000
Loongroep I | Anc | II | III | A | B | C | D | E | F |
16 jaar 859 | 0 | 2488 | 2584 | 2915 | 3059 | 3261 | 3339 | 3424 | 3506 |
17 jaar 1145 | 1 | 2578 | 2677 | 3032 | 0000 | 0000 | 0000 | 3561 | 3646 |
18 jaar 1432 | 2 | 2667 | 2770 | 3148 | 3304 | 3522 | 3606 | 3698 | 3786 |
19 jaar 1718 | 3 | 2757 | 2863 | 3265 | 3426 | 3652 | 3740 | 3835 | 3927 |
20 jaar 2004 | 4 | 2846 | 2956 | 3381 | 3548 | 3783 | 3873 | 3972 | 4067 |
21 jaar 2290 | 5 | 2936 | 3049 | 3498 | 3671 | 3913 | 4007 | 4109 | 4207 |
22 jaar 2577 | 6 | 3025 | 3142 | 3615 | 3793 | 4044 | 4140 | 4246 | 4347 |
23 jaar 2863 | 7 | 3115 | 3235 | 3731 | 3916 | 4174 | 4274 | 4383 | 4488 |
8 | 3205 | 3328 | 3848 | 0000 | 0000 | 0000 | 4520 | 4628 | |
9 | 3294 | 3421 | 3964 | 4160 | 4435 | 4541 | 4657 | 4768 | |
10 | 3384 | 3514 | 4081 | 4283 | 4565 | 4675 | 4794 | 4908 | |
Tanker- | |||||||||
verhoging | 140 | 220 | 229 | 262 | 275 | 293 | 301 | 308 | 316 |
Anc. | G | H | I | J | K | L | M |
0 | 3596 | 3683 | 3867 | 4007 | 4208 | 4416 | 4902 |
1 | 0000 | 0000 | 0000 | 4167 | 4376 | 4593 | 5098 |
6
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Anc. | G | H | I | J | K | L | M |
2 | 3884 | 3978 | 4176 | 4328 | 4545 | 4769 | 5294 |
3 | 4028 | 4125 | 4331 | 4488 | 4713 | 4946 | 5490 |
4 | 4171 | 4272 | 4486 | 4648 | 4881 | 5123 | 5686 |
5 | 4315 | 4420 | 4640 | 4808 | 5050 | 5299 | 5882 |
6 | 4459 | 4567 | 4795 | 4969 | 5218 | 5476 | 6078 |
7 | 4603 | 4714 | 4950 | 5129 | 5386 | 5652 | 6275 |
8 | 4747 | 4862 | 5104 | 5289 | 5555 | 5829 | 6471 |
9 | 4891 | 5009 | 5259 | 5450 | 5723 | 6006 | 6667 |
10 | 5034 | 5156 | 5414 | 5610 | 5891 | 6182 | 6863 |
000 | 000 | 000 | 361 | 379 | 397 | 441 |
De aanvangsgage van de Scheepstechnicus is gelijk aan de gage van Loongroep III plus 4 anciënniteiten. De maximumgage is gesteld op Loongroep A plus 6 anciënniteiten.
Gagetabel Handelsvaart < 9000 GT per 1 januari 2001
Loongroep I | Anc | II | III | A | B | C | D | E | F |
16 jaar 885 | 0 | 2563 | 2662 | 3002 | 3151 | 3359 | 3439 | 3527 | 3611 |
17 jaar 1180 | 1 | 2655 | 2758 | 3122 | 3277 | 3493 | 3577 | 3668 | 3755 |
18 jaar 1475 | 2 | 2748 | 2854 | 3242 | 3403 | 3628 | 3714 | 3809 | 3900 |
19 jaar 1769 | 3 | 2840 | 2949 | 3362 | 3529 | 3762 | 3852 | 3950 | 4044 |
20 jaar 2064 | 4 | 2932 | 3045 | 3482 | 3655 | 3896 | 3989 | 4091 | 4189 |
21 jaar 2359 | 5 | 3024 | 3141 | 3602 | 3781 | 4031 | 4127 | 4232 | 4333 |
22 jaar 2654 | 6 | 3117 | 3237 | 3722 | 3907 | 4165 | 4264 | 4373 | 4478 |
23 jaar 2949 | 7 | 3209 | 3333 | 3843 | 4033 | 4300 | 4402 | 4515 | 4622 |
8 | 3301 | 3429 | 3963 | 4159 | 4434 | 4539 | 4656 | 4767 | |
9 | 3393 | 3524 | 4083 | 4285 | 4568 | 4677 | 4797 | 4911 | |
10 | 3486 | 3620 | 4203 | 4411 | 4703 | 4815 | 4938 | 5055 | |
Tanker- | |||||||||
verhoging | 144 | 227 | 236 | 270 | 284 | 302 | 310 | 317 | 325 |
Anc. | G | H | I | J | K | L | M | ||
0 | 3704 | 3793 | 3983 | 4127 | 4334 | 4548 | 5049 | ||
1 | 3852 | 3945 | 4142 | 4292 | 4507 | 4730 | 5251 |
7
Anc. | G | H | I | J | K | L | M |
2 | 4000 | 4096 | 4302 | 4457 | 4681 | 4912 | 5453 |
3 | 4148 | 4248 | 4461 | 4622 | 4854 | 5094 | 5655 |
4 | 4297 | 4400 | 4620 | 4787 | 5027 | 5276 | 5857 |
5 | 4445 | 4552 | 4780 | 4952 | 5201 | 5458 | 6059 |
6 | 4593 | 4703 | 4939 | 5117 | 5374 | 5640 | 6261 |
7 | 4741 | 4855 | 5098 | 5283 | 5548 | 5821 | 6463 |
8 | 4889 | 5007 | 5258 | 5448 | 5721 | 6003 | 6665 |
9 | 5037 | 5158 | 5417 | 5613 | 5894 | 6185 | 6867 |
10 | 5186 | 5310 | 5576 | 5778 | 6068 | 6367 | 7069 |
333 | 341 | 359 | 371 | 390 | 409 | 454 |
De aanvangsgage van de Scheepstechnicus is gelijk aan de gage van Loongroep III plus 4 anciënniteiten. De maximumgage is gesteld op Loongroep A plus 6 anciënniteiten.
Minimum maandloon koopvaardij
2. a. Indien de maandgage van een schepeling lager is dan het voor hem geldende minimum maandloon koopvaardij, dan treedt dit minimum maandloon koopvaardij daarvoor in de plaats.
b. 1,11 x het wettelijke minimum (jeugd) maandloon – het voeding- geld per maand = het minimum maandloon koopvaardij.
Werkervaringsplaatsen
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 lid 1 geldt voor werkne- mers met minder dan 1 jaar koopvaardij-ervaring en (nog) niet in het bezit van een zeevaartdiploma het minimum maandloon koopvaardij voor maximaal 1 jaar, mits het dienstverband is aangegaan met de bedoeling dat betrokkene doorstroomt naar een opleidingsproject in de koopvaardij. De werknemer die na een jaar niet doorstroomt naar een opleidingsproject in de koopvaardij, zal worden beloond over- eenkomstig de gageschaal van de functie die hij vervult.
Berekening van het loon
4. Bij de uitbetaling wordt het loon berekend door het product te bepa- len van het aantal dagen waarover loon verschuldigd is en de dag- gage.
8
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
Diensttijdverhogingen
1. Aan de schepeling wordt bij indiensttreding, in de voor hem gel- dende gagetabel, diensttijdverhogingen toegekend op basis van het aantal jaren dat in dezelfde rang/functie in de handelsvaart is dienst gedaan.
2. Voor de scheepsgezel met diensttijd als matroos binnenvaart wordt de helft van de als zodanig verkregen diensttijd meegeteld voor het aantal diensttijdverhogingen. Dit met een maximum van 5 jaren.
4. Na indiensttreding wordt vervolgens na ieder jaar diensttijd in de- zelfde rang/functie aan de schepeling een volgende diensttijd- verhoging toegekend.
5. Bij onderbreking van de dienst met toestemming van de rederij wor- den de diensttijden bij dezelfde rederij voor en onmiddellijk na onderbreking geacht aaneen te sluiten.
6. Eveneens worden de diensttijden bij dezelfde rederij geacht aaneen te sluiten, indien een schepeling wederom een dienstverband aangaat binnen 12 maanden nadat zijn voorgaand dienstverband met die rederij is geëindigd anders dan wegens wangedrag of anders dan op eigen verzoek.
Artikel 5
Gage dienstdoen groter schip
1. Indien een schepeling in dienst van dezelfde werkgever in één of meer perioden tezamen meer dan 12 maanden heeft dienst gedaan op een schip waarvoor dezelfde functie een hogere gage geldt dan behoudt hij deze hogere gage ook als hij wordt teruggeplaatst op een schip waarvoor een lagere gage geldt.
Artikel 6
Gage na promotie
1. Wanneer een schepeling ingevolge promotie in een hogere loongroep wordt ingedeeld, vervallen de tot dan toe verworven diensttijd-
9
verhogingen. In de nieuwe loongroep begint de schepeling met de aanvangsgage.
Indien deze gage lager is dan de gage voor promotie, dan worden zoveel diensttijdverhogingen toegekend totdat de gage hoger is dan die de schepeling genoot voor promotie.
Vervolgens wordt na ieder jaar diensttijd de volgende dienstverhoging toegekend.
Artikel 7
Dienstdoen in een hogere rang/functie
1. Onder het dienstdoen in een hogere rang/functie wordt verstaan het op aanwijzing van de werkgever vervullen van een functie aan boord in een andere rang/functie dan die waarin de schepeling is aange- steld.
2. Het dienstdoen in een hogere rang/functie geldt niet als onderbreking van de dienst in de aangestelde rang.
3. Voor de periode dat de schepeling in een hogere rang/functie dan de aangestelde rang/functie dienstdoet, vindt indeling plaats in de bij die hogere rang/functie behorende loongroep. Indeling geschiedt over- eenkomstig het bepaalde in art. 6.
4. Indien een schepeling 5 maanden of langer in een hogere rang/ functie heeft dienst gedaan, dan vindt aanstelling in de hogere rang/ functie plaats.
5. Duurt het dienstdoen in de hogere rang/functie korter dan 5 maan- den dan behoudt de schepeling de op grond van lid 3 toegekende hogere gage tijdens het verlof verdiend gedurende het dienstdoen in die hogere rang/functie en tijdens perioden van arbeidsongeschikt- heid in aansluiting op de beide hiervoor bedoelde perioden; e.e.a. in over-eenstemming met de daggage regelen ter zake, vastgesteld door het LISV sector koopvaardij.
Artikel 8
Verhoging wegens het dienstdoen op tankschepen
De gages van de schepelingen zullen tijdens de dienst aan boord van een tankschip, alsmede tijdens het verlof opgebouwd tijdens de dienst aan boord van een tankschip worden verhoogd met de bedragen, zoals ver- meld onderaan de gagetabel in art. 3.
10
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 9
Voedinggeld en verblijftoelage
1. De rederij draagt er zorg voor dat aan de schepelingen voldoende voeding van een goede kwaliteit en in de nodige variaties wordt ver- strekt.
Bij het samenstellen van de menu’s dient rekening te worden gehou- den met de gegevens van de moderne voedingsleer.
2. De schepeling heeft voor iedere dag dat hij aanspraak heeft op loon en de rederij geen hoofdmaaltijd verstrekt, recht op voedinggeld ten bedrage van de fiscale waarde hiervan. Per 1-1-1999 f 8,30.
3. Tijdens dienst aan boord binnenslands heeft de schepeling bovendien aanspraak op een verblijftoelage voor ieder etmaal waarin de rederij geen hoofdmaaltijd verstrekt.
Per 1-1-2000 f 7,70, per 1-1-2001 f 7,90.
Artikel 10
Mentorpremie
Indien een officier als mentor is aangewezen en hij de hem toegewezen stagenemer zo goed mogelijk heeft begeleid, zal de rederij hem een pre- mie toekennen als compensatie voor de aan deze begeleiding bestede tijd.
De hoogte van de premie bedraagt f 50,- per maand. Gedeelten van een maand pro rata. Voor de begeleiding kan geen overwerk worden geschre- ven.
C. Arbeidsvoorwaarden
Artikel 11
De aanstelling
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan voor onbe- paalde tijd onder vermelding van de datum waarop het dienstverband begint, alsmede van de functie en de rang, zoals omschreven in arti- kel 2 lid 1, waarin de schepeling zal dienstdoen. Eén exemplaar wordt aan de schepeling overhandigd.
11
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen één of meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden aangegaan, zoals bepaald in lid 4 van dit artikel. Als niet wordt voldaan aan de voor- waarden van lid 3 van dit artikel, gaat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd over in één voor onbepaalde tijd, tenzij de termijn van de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd korter is dan één maand.
3. Eén maand voor de einddatum van elke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dient de werkgever, de werknemer schriftelijk te beves- tigen, dat:
1) de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na afloop van die bepaalde tijd wordt verlengd met de nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, of
2) de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt beëindigd in de eerste haven welke het schip aandoet na afloop van die bepaalde tijd.
4. Een zeevarende kan meerdere malen op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst worden genomen, met inachtneming van het volgende:
1) arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die elkaar direct of binnen niet meer dan 3 maanden opvolgen, vormen een ,,ket- ting’’.
2) Indien het aantal contracten, die tot een ,,ketting’’ behoren, gro- ter is dan 3, dan wel indien de totale duur van achtereenvolgende contracten, die tot een ,,ketting’’ behoren langer is dan 3 jaar, ont- staat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
3) Een éénmalig contract voor bepaalde tijd van 3 jaar of langer kan één maal met ten hoogste 3 maanden worden verlengd, zonder dat daaruit een dienstverband voor onbepaalde tijd voortvloeit.
4) Het tijdens de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd opge- bouwde verlof dient binnen dienstverband te worden uitgelopen of tenminste tot de ,,ketting’’ te worden gerekend.
5. Alle arbeidsovereenkomsten die voor bepaalde tijd worden aange- gaan worden gemeld bij de ,,Commissie AOBT’’ P/a VWH, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxx.
6. Indien, in afwijking van het bepaalde in lid 1, de aard van de bedrijfsvoering of de uitoefening van bijzondere vaarten afwijkende functiebenamingen noodzakelijk maken zullen partijen bij de CAO, nadat de werkgever omtrent de afwijkende functies de benodigde informatie heeft verschaft, tot loongroepsindeling overgaan.
7. Zonder de toestemming van de rederij is het de schepeling niet toe- gestaan, tijdens verlof, zodanige nevenwerkzaamheden te verrichten
12
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
dat hij daardoor niet aan zijn verplichtingen welke voortvloeien uit de IAO kan voldoen.
Artikel 12
Algemene bepalingen betreffende overwerk
1. Een ieder aan wie de kapitein overwerk opdraagt dient dit te verrich- ten.
2. Tot betaling van overwerk kan (kunnen) geen aanleiding geven:
a. de werkzaamheden die ter voorkoming van onmiddellijk gevaar voor opvarenden, schip en/of lading – naar het oordeel van de kapitein – niet kunnen worden uitgesteld tot de volgende werk- dag;
b. het in de haven aan boord zijn voor het doen van de havenwacht;
c. de begeleiding van stagiaires.
Artikel 13
Vaste vergoeding voor overwerk
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 16, 17, 21, 22 en 23 kan tussen partijen, bedrijfsgewijs, invoering van een vaste vergoe- ding voor overwerk worden overeengekomen.
2. De rederij die van het bepaalde in lid 1 gebruik wenst te maken, dient een daartoe strekkende vraag te richten tot de werkgevers- organisatie (VWH).
De aanvraag dient vergezeld te gaan van een onderbouwd voorstel waarbij o.a. de berekeningsgrondslagen van het voorstel dienen te worden overlegd.
3. De werkgeversorganisatie (VWH) zal na ontvangst van de aanvraag en de voor de beoordeling noodzakelijke gegevens, in overleg treden met de werknemersorganisatie (FWZ).
Tussen partijen zal alsdan, na leden raadpleging bij de betreffende rederij, worden vastgesteld of en zo ja, onder welke voorwaarden tot invoering van een vaste vergoeding voor overwerk kan worden geko- men.
Zo nodig kunnen partijen, voor de noodzakelijke beoordeling, aan- vullende gegevens opvragen.
13
Artikel 14
Normale arbeid
1. Onder normale arbeid wordt verstaan: de te verrichten werkzaamhe- den, hetzij voor de dienst in de machinekamer, hetzij voor de dek- dienst, waarvoor de schepeling in dienst werd genomen.
2. Onder normale arbeid wordt eveneens verstaan – ook indien deze niet in overeenstemming is met de functie, waarvoor de schepeling werd aangenomen – al hetgeen is opgesomd in artikel 12, lid 2.
Artikel 15
Bijzondere arbeid en extra toeslag
1. Voor de in het volgende lid genoemde werkzaamheden wordt, onver- minderd de eventuele beloning wegens overwerk of toeslag genoemd in de artikelen 16 t/m 23, voor ieder uur een extra toeslag betaald van 60% van de uurverdienste.
2. Deze werkzaamheden zijn:
a. andere werkzaamheden dan die krachtens het bepaalde in artikel 14 als normaal zijn te beschouwen;
b. het trimmen van lading wanneer het gedurende het laden ge- schiedt;
c. het laden en/of lossen der lading door de bemanning, waaronder in dit geval tevens wordt begrepen het drijven der winches.
3. De in lid 2 onder b. en c. genoemde werkzaamheden worden de schepelingen slechts opgedragen als de kapitein in de los- en/of laad- plaats geen voldoende aantal havenarbeiders te zijner beschikking heeft.
Indien het loon van een volwassen havenarbeider volgens het plaat- selijk tarief méér bedraagt dan hetgeen waarop de betrokken schepe- ling krachtens dit reglement aanspraak heeft, wordt hem bovendien dit meerdere voor deze werkzaamheden toegekend.
D. Arbeidstijdenregeling
I. DIENST IN DE HAVEN OF OP DE REDE (HAVENDIENST)
Artikel 16
Normale arbeidsduur per etmaal en toeslagen
1. Tijdens de havendienst is de normale arbeidsduur per etmaal:
14
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
a. op werkdagen 8 uren, als regel liggende tussen 0.600 uur en
18.00 uur;
b. op zaterdagen en op zondagen: 0 uren.
In afwijking van het voorgaande is de normale arbeidsduur voor schepelingen belast met de verzorging van de voeding en/of de bediening:
c. op werkdagen: 8 uren, als regel liggende tussen 06.00 en 18.00 uur;
d. op zaterdagen en zondagen: 4 uren, als regel liggende tussen
06.00 en 18.00 uur.
2. De normale arbeidsduur vangt aan:
a. op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt zodra 8 uren werk zijn verricht;
b. voor schepelingen belast met de verzorging van de voeding en/of bediening geldt voorts dat op zaterdagen en zondagen doorge- bracht in buitenlandse havens, de normale arbeidsduur aanvangt op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt op deze dagen zodra 4 uren werk zijn ver- richt.
3. Voor werk gevorderd tijdens de normale arbeidsduur per etmaal wordt een toeslag gegeven, indien het wordt verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur of tussen 18.00 uur en 24.00 uur. Deze toeslag bedraagt per uur 60% van de uurverdienste. Voor de schepelingen belast met de verzorging van voeding en/of bediening, bedraagt de toeslag op zondagen doorgebracht in buitenlandse havens, 100% van de uurverdienste.
Artikel 17
Overwerk en tarieven
1. Overwerk is werk dat – onverminderd het bepaalde in artikel 12 en 14 – wordt verricht nadat de normale arbeidsduur per etmaal is vol- bracht.
2. Voor een uur verricht overwerk wordt betaald op:
a. werkdagen:
voor elk der eerste 2 overuren; 135% van de uurverdienste; voor elk der volgende overuren; 150% van de uurverdienste;
b. zaterdagen
voor elk der overuren; 150% van de uurverdienste;
15
c. zondagen
voor elk der overuren; 200% van de uurverdienste.
Artikel 18
Verbinding met de wal
1. Wanneer een schip langer dan 24 uren in de haven of op de rede ten anker ligt, zal de kapitein voor kosteloze verbinding met de wal zorgdragen, tenzij bijzondere omstandigheden zulks beletten.
2. De kapitein bepaalt op welke tijdstippen afvaarten van boord en van de wal zullen plaatsvinden.
3. Indien de verbinding met de wal niet door het schip zelf wordt onderhouden en het tot vervoer aangegeven middel zijn dienst niet verricht, zodat een boot van het schip gebezigd moet worden, zullen de daarbij betrokken bemanningsleden aan de door hen verrichte diensten geen aanspraak op overwerkvergoeding kunnen ontlenen.
4. Indien de verbinding met de wal door het schip zelf wordt onderhou- den, zullen de daarbij betrokken bemanningsleden bij overschrijding van de normale arbeidsduur, aanspraak op vergoeding voor overwerk kunnen doen gelden.
Artikel 19
Havenwachten
1. Indien in Nederlandse havens havenwacht wordt gelopen dan geeft 24 uren havenwacht op maandag tot en met vrijdag recht op een werkdag vrijaf; op zaterdag recht op anderhalve werkdag vrijaf en op zondag recht op twee werkdagen vrijaf.
2. Indien in buitenlandse havens havenwacht wordt gelopen dan wordt op maandag tot en met zaterdag ieder uur havenwacht uitgezonderd de normale arbeidsduur en de uren waarvoor overwerkvergoeding is verschuldigd – vergoed met 30% van de uurverdienste. Op zondag geven 24 uren havenwacht recht op een werkdag vrijaf.
3. Havenwachten worden op toerbeurt gelopen en wel hoogstens 1 x per 3 wachten. Indien personeel, belast met de verzorging van de voeding en/of de bediening in het toerbeurtschema meeloopt, zijn de bepalingen van dit artikel ook op hen van toepassing.
4. Als leidraad voor het geven van gelegenheid tot recreatie aan de wal geldt, dat de dienst aan boord zodanig wordt geregeld, dat in havens waar zulks mogelijk is, iedere schepeling tenminste tweemaal in drie
16
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
etmalen – door de kapitein te bepalen gelegenheid krijgt, voor of na het verrichten van zijn dagtaak, aan de wal te gaan.
Een ieder is niettemin gehouden, alvorens aan de wal te gaan, daar- toe toestemming te vragen aan de kapitein of aan degene die deze vervangt.
5. Xxxxx een gevraagde toestemming geweigerd, dan vermeldt de kapi- tein de redenen in het scheepsdagboek. Overwegende bezwaren tegen het verlenen van toestemming zijn: veiligheid van opvarenden, schip en/of lading, een op handen zijnd vertrek, e.d.
6. Gelijke vergoeding wordt betaald voor het doen van andere haven- wachten, dan die welke op toerbeurt – als in lid 3 bedoeld worden waargenomen.
II. DIENST OP ZEE EN OP DAGEN VAN AANKOMST EN/OF VERTREK (ZEEDIENST)
Artikel 20
Dag van aankomst
1. Een schip wordt geacht te zijn aangekomen op het tijdstip dat het is afgemeerd dan wel ten anker is gegaan.
Dit geldt niet indien het afmeren of het ten anker gaan is geschied in verband met gedurende bepaalde tijd – maximaal 6 uren – wach- ten, bijvoorbeeld op een loods, op toestemming tot verder varen van bevoegde autoriteiten of wegens technische storingen.
Een schip wordt niet geacht te zijn aangekomen, indien door weers- of navigatorische omstandigheden volgens goed zeemansgebruik ver- der varen niet verantwoord is en daardoor tijdelijk moet worden afgemeerd of ten anker gegaan. Indien een schip in opdracht van de havenautoriteiten, bijvoorbeeld wegens de aard van de lading, tijde- lijk ten anker moet gaan op de rede om te wachten op een ligplaats of op nadere orders en dit langer duurt dan 7 etmalen, dan wordt met ingang van het 8e etmaal de zeedienst weer van kracht.
Dag van vertrek
2. Een schip wordt geacht te zijn vertrokken op het tijdstip dat het is ontmeerd dan wel anker op is gegaan. Het ontmeren of anker op gaan geldt niet als vertrek, indien dit geschiedt met het oogmerk in
17
hetzelfde havengebied opnieuw te meren of ten anker te gaan (het zogenaamde verstomen of verhalen).
3. De havendienst gaat in om 00.00 uur van de dag volgend op de dag waarop het schip is aangekomen. De zeedienst gaat in om 00.00 uur van de dag waarop het schip vertrekt.
Artikel 21
Normale arbeidsduur en toeslagen
1. Tijdens zeedienst is de normale arbeidsduur per etmaal, zaterdagen en zondagen inbegrepen, 8 uren.
2. De normale arbeidsduur vangt aan op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt zodra 8 uren werk zijn verricht.
3. Indien tijdens de normale arbeidsduur op:
a. werkdagen, vóór 06.00 uur of na 18.00 uur;
b. zaterdagen;
c. zondagen;
d. alle dagen der week van schepelingen belast met de verzorging van de voeding en/of bediening, vóór 06.00 uur of ná 18.00 uur, ander werk gevorderd dan de in lid 4 genoemde werkzaamheden, wordt een toeslag gegeven.
Deze toeslag bedraagt per uur:
in de gevallen genoemd in dit lid onder a. en b.: 60% van de uur- verdienste;
in het geval genoemd in dit lid onder c.: 100% van de uur- verdienste;
in het geval genoemd in dit lid onder d.: op werkdagen en zater- dagen 60% en op zondagen 100% van de uurverdienste.
4. De in het vorige lid bedoelde werkzaamheden zijn:
a. hetgeen nodig is voor en dat verband houdt met het waarnemen van de wachten;
b. hetgeen nodig is voor en dat verband houdt met aankomst en/of vertrek van het schip;
c. het onderhouden van de verbinding met de wal met een scheeps- boot;
x. xxxxxxx – naar het oordeel van de kapitein – ter voorkoming van onmiddellijk gevaar voor opvarenden, schip en/of lading niet kan worden uitgesteld tot de volgende werkdag;
e. de verzorging van de voeding en/of de bediening door de sche- peling met deze werkzaamheden belast.
18
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 22
Overwerk en tarieven
1. Overwerk is werk dat, onverminderd het bepaalde in artikel 12 en 14, verricht wordt:
a. nadat de normale arbeidsduur per etmaal is volbracht;
b. op een binnenkomend schip op zaterdagen en op zondagen na het ogenblik van behoorlijk gemeerd of veilig ten anker liggen.
2. Voor een uur overwerk wordt betaald:
a. op werkdagen: voor elk der eerste 2 overuren: 135% van de uur- verdienste; voor elk der volgende overuren: 150% van de uur- verdienste;
b. op zaterdagen: voor elk der overuren 150% van de uurverdienste;
c. op zondagen: voor elk der overuren: 200% van de uurverdienste.
Dag van aankomst en vertrek
3. Indien een schip op een zaterdag of op een zondag in een haven aan- komt en binnen hetzelfde etmaal weer uit deze haven vertrekt, wordt werk, hetwelk wordt gevorderd in de periode liggende tussen het tijdstip van aankomst en twee uren vóór het tijdstip van vertrek, ver- goed met 150%, respectievelijk 200% van de uurverdienste.
Ter bepaling van de normale arbeidsduur in de hier bedoelde etma- len moet – in afwijking van het bepaalde in artikel 21, lid 2 – de tijd waarin werkzaamheden worden verricht vóór het tijdstip van aan- komst en ná twee uur voorafgaande aan het tijdstip van vertrek, wor- den tezamen geteld.
III. BEREKENING EN VERREKENING
Artikel 23
Berekening van het overwerk en van de toeslagen
1. De berekening van het overwerk geschiedt per uur, waarbij een over- blijvend gedeelte van een uur geldt voor een vol uur, behalve wan- neer de werkzaamheden worden verricht in onmiddellijke aansluiting aan de normale arbeidsduur.
In dit geval wordt de voortgezette arbeid berekend per half uur waar- bij een overblijvende periode van minder dan 30 minuten voor een half uur geldt.
19
2. De berekening van de toeslagen en de extra toeslagen geschiedt per half uur.
3. Bij de in de vorige leden genoemde berekeningen wordt als basis gehanteerd de uurverdienste als geldend op de dag waarop overwerk werd gemaakt, respectievelijk de aanspraak op de toeslagen werd verkregen.
Artikel 24
Verrekening van het overwerk en van de toeslagen
1. De verrekening van het overwerk en van de toeslagen geschiedt uiterlijk aan het einde van de maand volgend op de maand waarin het overwerk werd gemaakt, respectievelijk de aanspraak op de toe- slag werd verkregen, doch in ieder geval bij beëindiging van het dienstverband.
2. Door de schepeling kan voor het in lid 1 bedoelde tijdstip van ver- rekening, een tegoed aan reeds verdiend overwerk en/of toeslagen – of een deel daarvan – worden opgenomen.
E. Verlof
Artikel 25
Verlof ter compensatie van de zaterdag en de zondag
1. Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de schepeling in ver- band met zijn dienstbetrekking buiten Nederland verblijft, wordt hem per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
2. Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de schepeling in Nederland moet dienst doen wordt hem per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
3. Indien een schepeling op een zaterdag en/of zondag moet reizen tus- sen zijn woonplaats en het schip waarop hij dienst moet gaan doen, resp. waarop hij dienst heeft gedaan, wordt hem daarvoor een werk- dag verlof toegekend.
Dit verlof wordt niet toegekend indien:
a. reeds uit andere hoofde voor die dag(en) aanspraak op verlof bestaat;
b. het reizen een gevolg is van het wonen van de schepeling buiten Nederland.
4. Indien een schepeling op een zaterdag en/of zondag in de plaats van
20
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
aanmonstering moet wachten wordt hem daarvoor een werkdag ver- lof toegekend. Dit verlof wordt niet toegekend indien;
a. reeds uit andere hoofde voor die dag(en) aanspraak op verlof bestaat;
b. deze dag thuis wordt doorgebracht.
5. Op schriftelijk verzoek van de schepeling, dan wel met diens schrif- telijke toestemming, kan compensatieverlof op voorhand worden verleend, hetwelk later kan worden verrekend met alsdan gekweekte tegoed aan compensatieverlof.
Artikel 26
Periodiek verlof
1. De schepeling heeft recht op periodiek verlof als volgt:
Bij een onafgebro- aantal werkdagen per jaar*
xxx** dienstverband bij dezelfde rederij
van | op tankschepen | op overige |
per 1-1-2000*** | per 1-1200*** | |
0 tot 5 jaren | 30 | 28 |
5 tot 10 jaren | 31 | 29 |
10 tot 15 jaren | 32 | 30 |
15 tot 20 jaren | 33 | 31 |
20 tot 25 jaren | 34 | 32 |
25 en meer jaren | 35 | 33 |
* Voor een gedeelte van een jaar naar evenredigheid.
** Perioden van een maand of korter tussen twee opéénvolgende dienstbetrek- kingen bij dezelfde rederij zullen niet als onderbreking van de dienst worden beschouwd.
*** Per 1 januari 2000 inclusief 1 dag arbeidsduurverkorting.
TIJD VOOR TIJDREGELING
2. Onder wederzijdse schriftelijke bevestiging kan op vrijwillige basis een deel van het loon worden aangewend om extra verlof te genie- ten. De kosten van deze extra verlofdagen worden op neutrale wijze berekend.
21
VERLOF OUDERE WERKNEMERS
3. De schepeling van 55 jaar of ouder wordt extra periodiek verlof toe- gekend als volgt:
55-jarigen 2 dagen extra; 56-jarigen 3 dagen extra; 57-jarigen 4 dagen extra; 58-jarigen 5 dagen extra;
59-jarigen en ouderen 6 dagen extra.
PENSIONERINGSVERLOF
4. Ter voorbereiding op de pensionering wordt aan 59-jarigen een extra verlof toegekend van vijf werkdagen, met de bedoeling dat betrok- kene een daarvoor bestemde cursus gaat volgen.
XXXX TIJDENS VERLOF
5. Tijdens het verlof wordt aan de schepeling met inachtneming van het bepaalde in art. 8 betaald de maandgage waarop hij overeenkomstig zijn aanstelling, functie-indeling en diensttijd aanspraak heeft. Heeft de schepeling tijdelijk dienst gedaan op een groter schip dan wel in een hogere functie dan wordt het tijdens die periode opge- bouwde verlof genoten of verrekend tegen de in die periode geldende hogere gage.
Artikel 27
Vakantietoeslag
2. De vakantietoeslag waarop de schepeling aanspraak heeft zal jaar- lijks in twee gedeelten, met intervallen van 6 maanden, worden uit- betaald, met dien verstande dat uitbetaling uiterlijk 31 mei en 30 november van enig jaar plaatsvindt.
3. Voor zover de vakantietoeslag is begrepen in de uitkeringen krach- tens de ZW, de AAW en de WAO, bestaat geen aanspraak op deze toeslag jegens de rederij over de dagen waarop genoemde uitkerin- gen worden toegekend.
4. Perioden van een maand of korter tussen opeenvolgende dienstbe- trekkingen bij dezelfde rederij zullen niet als onderbreking van de dienst worden beschouwd.
22
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 28
Contante verrekening van compensatieverlof
1. Het verlof dient met inachtname van het bepaalde in artikel 29, in vrije tijd te worden genoten. Met wederzijds goedvinden hetgeen schriftelijk moet worden bevestigd – kan compensatieverlof bij hoge uitzondering tussentijds in geld worden verrekend.
2. Over contant verrekend compensatieverlof dient periodiek verlof en vakantietoeslag te worden berekend.
3. Ter bepaling van het aantal dagen periodiek verlof en het bedrag aan vakantietoeslag, dient het aantal contant te verrekenen werkdagen compensatieverlof met behulp van de factor 7/5 in kalenderdagen te worden omgezet.
Artikel 29
Algemene bepalingen voor het verlenen van periodiek- en compensatieverlof
1. Het periodiek verlof en het compensatieverlof zullen uiterlijk na een periode van vijf maanden actieve dienst ononderbroken worden ver- leend.
Voor dienstperioden, die op of na 1 januari 2000 zullen aanvangen, zullen het periodiek verlof en het compensatieverlof uiterlijk na een periode van 4,5 maanden actieve dienst ononderbroken worden ver- leend.
De rederij heeft echter het recht de schepeling uit verlof terug te roe- pen als het restant aan verlof 18 werkdagen of minder bedraagt.
2. Indien het verlof niet na vijf maanden wordt verleend wordt de sche- peling voor elke overschrijding van één volle week 1 werkdag extra verlof toegekend.
3. Indien de zeevarende op eigen schriftelijk verzoek een reis maakt die langer is dan 4,5 maanden, wordt geen extra compensatieverlof als bedoeld in lid 2 toegekend.
4. Het verlof wordt in Nederland verleend. Op schriftelijk verzoek van betrokken schepeling kan de rederij toestaan dat het verlof elders wordt genoten.
23
5. Wordt de schepeling uit het buitenland met verlof gezonden dan wordt de tijd vereist voor heen- en terugreis naar en van Nederland niet als verloftijd gerekend.
De rederij vergoedt de schepeling de reiskosten volgens door haar vast te stellen regelen.
6. De rederij stelt, zoveel mogelijk rekening houdend met de verlan- gens van de schepeling, het tijdvak van het verlof zo tijdig vast, dat de schepeling voorbereidingen kan treffen voor het besteden van zijn verlof. De rederij zal het verlof niet onderbreken, behoudens omstan- digheden van dringende aard. In geval van niet te vermijden onder- breking, of van verschuiving van de ingangsdatum van het periodiek verlof, zal de rederij daaruit voortvloeiende aantoonbare schade ver- goeden naar redelijkheid en billijkheid.
7. De rederij verstrekt de schepeling een verlofboekje of een ander geschikt document, waarin het tegoed aan periodiek- en compensatie- verlof wordt vermeld, en waarin de afwikkeling wordt aangetekend.
Artikel 31
Palliatief verlof
In overleg met de rederij kan de schepeling in staat gesteld worden pal- liatief verlof op te nemen. De regeling dient in overeenstemming te zijn met de bedrijfscultuur.
Artikel 32
Opbouw verlof tijdens ziekte
Tijdens arbeidsongeschiktheid zal gedurende de gehele arbeidsonge- schiktheidsperiode periodiek verlof worden opgebouwd in het geval de werknemer zijn werkzaamheden hervat binnen 2 jaar van de arbeids- ongeschiktheid. Indien de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid na een periode van 2 jaar wordt ontbonden, blijft de opbouw van periodiek verlof beperkt tot de laatste 6 maanden van het dienstverband.
F. Opleiding en vaktechnische voorlichting
Artikel 33
Scholing
Scholingsactiviteiten zijn ondergebracht in de Stichting Opleiding- en Ontwikkelingsfonds in de Kleine Handelsvaart (O&O fonds KHV). Aan de Stichting ligt een aparte CAO ten grondslag.
24
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 34
Herhalings- of bijscholingscursussen
1. Wanneer een rederij een schepeling verzoekt of opdraagt een op het beroep gerichte herhalings- of bijscholingscursus dan wel een door de rederij georganiseerde bedrijfs- of scholingscursus of -bijeenkomst te volgen, wordt de tijd die hiermede is gemoeid niet in mindering gebracht op zijn tegoed aan verlof.
De kosten van dergelijke cursussen worden gedragen door de rede- rij.
2. Indien tijdens verblijf in Nederland op zaterdag en/of zondag in opdracht van de rederij een cursus of soortgelijke bijeenkomst wordt bijgewoond, wordt daarvoor per dag één werkdag verlof toegekend.
3. De rederij vergoedt de helft van de tijd – met een maximum van 2 werkdagen per jaar die is gemoeid met het volgen van cursussen die niet op verzoek of in opdracht van de rederij worden gevolgd. Geen aanspraak op scholingsverlof bestaat in geval de cursus niet is ver- meld in de taakstelling van het O&O Fonds en ook niet als de cur- sus geen relatie heeft met de functie en de sector waarin de zeeva- rende werkzaam is.
G. Diverse bepalingen
Artikel 36
Scheepskok
1. Op schepen van 0000 XXX/XX of groter wordt boven de wettelijke voorgeschreven bemanning te allen tijde met een (gediplomeerd) kok gevaren.
Indien daartoe binnen de begrenzingen van de regeling arbeids- en rusttijden de ruimte bestaat, kunnen ook andere scheeps- werkzaamheden aan de kok worden opgedragen.
2. De rederij zal er aan medewerken dat de schepeling die bij de rede- rij gedurende tenminste één aaneengesloten jaar als kok heeft dienst- gedaan gedurende zijn verlof een erkende opleiding tot scheepskok kan volgen. Na respectievelijk één, twee en drie jaar diensttijd bij deze rederij, na het behalen van het diploma als scheepskok, ont-
25
vangt betrokkene telkenmale een uitkering ineens van f 800,–; der- halve maximaal f 2.400,–.
Artikel 37
Conduiterapport
Schriftelijk conduite-rapporten, indien deze ongunstig luiden en alle ongunstige rapporten, worden mede ondertekend door de betrokkene. Indien de betrokkene weigert te tekenen, wordt hiervan in het rapport melding gemaakt.
Artikel 38
Regeling bij uitgassen
Indien tengevolge van het uitgassen van het schip de kapitein order geeft dat de schepelingen niet aan boord mogen blijven om te eten en/of te slapen, zorgt de rederij voor voeding en/of verblijf aan de wal.
Artikel 39
Beddengoed, linnengoed, eetgerei en wassen
Terzake van de verstrekking van beddengoed, linnengoed en eetgerei, benevens het kosteloos wassen van dienst- en werkkleding gelden de bepalingen vervat in Bijlage I bij dit reglement.
Artikel 40
Vergoeding van reiskosten
1. Indien de schepeling die in een andere plaats woont dan de haven waar het schip ligt, tijdens verblijf in Nederland op het in die haven liggende schip op verlangen van de rederij:
a. gemonsterd zijnde dienst doet,
b. niet gemonsterd zijnde bijwerkt, wachtloopt of in opdracht dan- wel op verzoek van de rederij het kantoor bezoekt, zullen hem de gemaakte reiskosten in Nederland van de woonplaats naar het schip en omgekeerd voor trein- (2e klasse) en/of streekvervoer worden vergoed. Ook zullen worden vergoed de reiskosten in Nederland gemaakt op de dag waarop de schepeling met het schip binnenkomt of vertrekt, dan wel op de dag daaraan voor- afgaande indien hij bestemd is de volgende reis mee te maken en in verband daarmede aan boord moeten komen en blijven, echter tot een maximum van 1 maal per maand.
2. Voor zover van een plaatselijk openbaar vervoermiddel gebruik kan 26
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
worden gemaakt, zullen geen reiskosten worden vergoed. De rederij is bevoegd bewijsstukken nopens de gemaakte reiskosten te verlan- gen.
Artikel 41
Kosten van communicatie met ,,huisgenoten’’
1. Schepelingen kunnen tijdens de reis brieven naar ,,huisgenoten’’ op luchtpostpapier en in luchtpostenveloppen (tot een gewicht van maxi- maal 20 gram per brief), ongefrankeerd aan boord voor verzending aanleveren.
De rederij is verantwoordelijk voor de snelste verzending naar ge- adresseerde en draagt alle portokosten.
2. Luchtpostbrieven in luchtpostenveloppen (tot een maximum gewicht van 20 gram per brief) bestemd voor schepelingen, kunnen (vol- doende gefrankeerd voor verzending naar het rederij/ makelaarskantoor) door ,,huisgenoten’’ worden verzonden. De rede- rij zorgt, op haar kosten, voor verzending per snelste gelegenheid naar het schip.
3. Het begrip ,,huisgenoten’’ moet ruim worden geïnterpreteerd. Hiertoe dienen bijvoorbeeld ook de ouders van een gehuwde sche- peling te worden gerekend.
Artikel 42
Bijdrage ziektekostenverzekering
1. Aan de werknemer wiens loon boven de in de ziekenfondswet genoemde loongrens ligt wordt jaarlijks een financiële bijdrage ver- strekt.
De bijdrage bedraagt 100% van het maximale werkgeversaandeel van de premie in de verplichte ziekenfondsverzekering.
Artikel 44
Molestregeling
De rederij zal zich verzekeren tegen het risico van ongevallen als bedoeld in het ,,Reglement voor de Molestregeling 1967’’. De premie voor deze verzekering komt geheel ten laste van de rederij.
27
Artikel 45
Oorlogstoeslagregeling
In Bijlage II van dit reglement is de tekst van de oorlogstoeslagregeling opgenomen.
Artikel 48
Vaarbevoegdheidsbewijzen
De kosten verbonden aan het verkrijgen van de vaarbevoegdheids- bewijzen komen voor tenminste de helft voor rekening van de reder.
Artikel 49
Keuring van ogen en oren
De kosten verbonden aan de 6-jaarlijkse keuring van ogen en oren komen voor de rekening van de reder, indien de werknemer reeds bij hem in dienst is.
Artikel 50
Xxxxxxxx tijdens arbeidsongeschiktheid
Gedurende perioden van arbeidsongeschiktheid garandeert de werkgever telkens voor tenminste een periode van 1 jaar, tenminste de maandgage vermeerderd met voedinggeld en vakantietoeslag.
h. Beëindiging van de individuele arbeidsovereenkomst
Artikel 53
Algemene bepalingen
1. De opzegging van de arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te ge- schieden.
2. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 7:671 en 7:672 BW kan elk der partijen de arbeidsovereenkomst beëindigen onafhankelijk van de tijd, welke zij heeft geduurd – met inachtneming van de opzeggingstermijnen vermeld in de volgende leden.
Behoudens het bepaalde in lid 7, eindigt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd na het verstrijken van de opzeggingstermijn, zodra het schip zich bevindt in een haven waar het laadt of lost.
28
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Ziekte, militaire dienst of andere overheidsdienst
3. De rederij mag niet opzeggen gedurende de tijd, dat de schepeling ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, noch gedurende de tijd dat de schepeling verhinderd is zijn arbeid te verrichten, omdat hij, anders dan met het oogmerk om de krijgsdienst of andere over- heidsdienst bij wijze van beroep te verrichten, een verplichting naleeft, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiende uit een verbin- tenis door hem, jegens de overheid aangegaan ten aanzien van ’s lands verdediging of bescherming van de openbare orde, tenzij de ongeschiktheid of verhindering tenminste twee jaren heeft geduurd.
Opzegging in Nederland
4. a. Indien de opzegging in een Nederlandse haven geschiedt be- draagt de opzeggingstermijn bedoeld in lid 2, behoudens het bepaalde in lid 5: 7 dagen. Met Nederlandse havens worden in dit verband gelijkgesteld alle havens liggende tussen Duinkerken en Brunsbüttel (beide havens en havens, welke via de zeemonden in dit gebied kunnen worden bereikt, inbegrepen).
b. De schepeling maakt, indien de rederij dit verlangt, ook na de opzegging gedurende de opzeggingstermijn een reis of een ge- deelte daarvan mede, mits mag worden verwacht, dat hij bij het verstrijken van de opzeggingstermijn weder in Nederland kan zijn teruggekeerd.
5. Indien de arbeidsovereenkomst binnen 6 weken na haar aanvang wordt opgezegd, bedraagt de in lid 4a genoemde termijn 3 dagen.
Opzegging elders dan in Nederland
6. Indien de opzegging buiten een Nederlandse haven, niet vallende onder lid 4a. geschiedt, bedraagt de opzeggingstermijn voor beide partijen 14 dagen, met dien verstande dat indien de schepeling min- der dan 3,5 maand buiten een haven als bedoeld in lid 4a. heeft ver- toefd, elk der partijen een zodanige termijn van opzegging in acht moet nemen, dat, op het ogenblik waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, de dienstbetrekking tenminste 4 maanden heeft geduurd, sinds het laatste vertrek van de schepeling uit een haven als bedoeld in lid 4a.
7. Indien de arbeidsovereenkomst volgens het bepaalde in lid 6 is opge- zegd en het schip binnen de opzeggingstermijn in een Nederlandse
29
haven, als bedoeld in lid 4a. terugkeert, zal de arbeidsovereenkomst eindigen 7 dagen na de opzegging, tenzij het schip op een later tijd- stip terugkeert, in welk geval de arbeidsovereenkomst eindigt na aan- komst van het schip in een Nederlandse haven als bedoeld in lid 4a.
8. De in de leden 4, 6 en 7 vermelde opzeggingstermijnen, welke door de rederij in acht moeten worden genomen, moeten worden verlengd met één week voor elk vol jaar dat de schepeling na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij deze rederij in dienst is geweest. De duur van deze verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken.
Pensionering
9. Het dienstverband eindigt zonder nadere opzegging op de datum waarop de werknemer 60 jaar wordt.
Artikel 54
Afrekening bij beëindiging van de iao
1. Bij het einde van het dienstverband is de schepeling gerechtigd tot een vergoeding van nog niet genoten verlofdagen als bedoeld in de artikel 25 en 26. Voorts dient rekening worden gehouden met het bepaalde over contant verrekend verlof in artikel 28, leden 2 en 3.
2. De vergoeding bedraagt voor iedere werkdag, of een gedeelte daar- van, niet genoten periodiek- en compensatieverlof 7/5 x 12/365 x (maandloon + het voedinggeld per maand).
3. Voorts heeft de schepeling recht op betaling van de hem eventueel nog toekomende vakantietoeslag als bedoeld in artikel 27.
Artikel 55
Getuigschrift
Schepelingen hebben bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een getuigschrift als bedoeld in artikel 7: 656 BW.
30
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE I
REGLEMENT
inzake de verstrekking van beddengoed, enz.
Terzake van de verstrekking van beddengoed, linnengoed en eetgerei, benevens het kosteloos wassen van dienst- en werkkleding, gelden de volgende bepalingen.
Artikel 1
Bed, beddengoed, linnengoed en eetgerei
Aan elk lid der bemanning wordt door de rederij in bruikleen gegeven:
a. een goed matras,
b. een hoofdkussen,
c. een overtrek voor de matras en een voor het hoofdkussen:
d. een kussensloop;
e. dekens of een dekbed met dekbedovertrek;
f. twee handdoeken.
Artikel 2
Verantwoordelijkheid voor de verstrekte goederen
De schepeling verleent volledige medewerking om het in bruikleen ter beschikking gestelde bedden- en linnengoed, eetgerei in goede staat te houden en dit te behandelen met dezelfde zorg alsof het zijn eigendom was. Indien verwaarlozing, moedwillige vernieling of verlies door eigen schuld geconstateerd wordt, vergoedt de betrokkene de aanschaffings- kosten.
Artikel 3
Verschoning van het beddengoed en linnengoed
De lakens c.q. dekbedovertrek en het kussensloop, alsmede de twee handdoeken, worden eenmaal per week door schone vervangen. Dekens worden minstens eenmaal per drie maanden door schone vervangen.
31
Artikel 4
Overgang van het ene schip naar een ander
Wanneer een schepeling, hetzij ter aflossing, hetzij om de reis mede te maken, voor het eerst aan boord van een schip wordt geplaatst, moeten lakens, dekbedovertrekken en het kussensloop schoon en onbeslapen zijn.
Artikel 5
Verzorging van wasgoed
In het buitenland wordt gedurende de reis dienstkleding van de schepe- lingen gratis gewassen, vanaf het ogenblik waarop vaststaat, dat het ver- blijf buiten Nederland meer dan vier weken zal bedragen.
Indien aan boord om technische redenen onvoldoende mogelijkheden aanwezig zijn voor het wassen, beoordeelt de kapitein waar en wanneer de was aan de wal kan worden gegeven.
Er bestaat generlei recht op vergoeding wegens het beschadigen of ver- loren gaan van wasgoed. Elk stuk wasgoed moet duidelijk zijn gemerkt. De was dient te worden ingeleverd in een door de schepeling te leveren waszak en vergezeld te gaan van een in de Nederlandse taal gestelde waslijst.
Artikel 6
Achterlaten van wasgoed
Het niet tijdig terugontvangen van wasgoed is geen reden om te weige- ren de reis te aanvaarden of te vervolgen.
Artikel 7
Ongedierte
Bij ontdekking van enig ongedierte van welke naam ook en waar aan boord dan ook, meldt een ieder dit onmiddellijk bij de kapitein. Op diens aanwijzing of op aanwijzing van diens gemachtigde, verleent iedereen volle medewerking aan de verdelging, zonder aanspraak op extra ver- goeding. Aan boord van elk schip wordt een beperkte hoeveelheid erkend verdelgingsmiddel medegevoerd.
Mocht het kwaad zich te ver hebben verspreid dan wordt in de eerstvol- gende haven, waar een ontsmettingsdienst voor schepen gevestigd is, de algehele vernietiging aan deze dienst opgedragen, zulks ter beoordeling van de kapitein.
32
Handelsvaart tot 9000 GT 2000/2001 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE II
OORLOGSTOESLAGREGELING
Tussen partijen bij de CAO-en voor de Kleine Handelsvaart tot 9000 GT is het navolgende overeengekomen:
1. Schepelingen die onder de werkingssfeer van de CAO-en vallen, en die dienstdoen op schepen in een gebied waar oorlogshandelingen plaats hebben of daarmede vergelijkbare omstandigheden heersen, hebben per dag recht op een toeslag van 100% van de daggage vol- gens de dienstreglementen.
3. Aanspraak op de toeslag bestaat voor de dag van aankomst, voor elke volgende dag dat het schip zich in het gebied bevindt en voor de dag van vertrek, met een minimum van vijf dagen, met dien ver- stande, dat één en dezelfde dag nooit meer dan eenmaal mede telt.
4. Deze overeenkomst laat onverlet het bepaalde in artikel 437 van het Wetboek van Koophandel.
33
II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgeno- men bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een onthef- fing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.
III. Op verzoek van partijen bij de CAO voor de Handelsvaart tot 9000 GT is dit besluit niet van toepassing op:
– werkgevers die geheel of grotendeels schepen boven de 9000 GT exploiteren
– P&O/Nedlloyd BV
– Stena Line BV
– P&O/North Sea Ferries BV
– Norfolk Line BV
– Chemgas BV
– Spliethoff Beheer BV
IV. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
V. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.
VI. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 31 januari 2000
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
X.X. Xxxxxxx.
00