Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 20.21 d.d. 3 november 2020 te Amsterdam (mr. X.X. xxx Xxxxxx, mr. I.M. Bilderbeek en A.C. Juffermans).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klachtschrift met bijlagen d.d. 20 december 2019;
- aanvullende stukken met acceptatieformulier d.d. 7 januari 2020;
- verweer d.d. 28 februari 2020;
- repliek d.d. 26 maart 2020;
- dupliek d.d. 28 april 2020.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 28 september 2020 te Amsterdam. Vanwege de maatregelen van de overheid in verband met de coronacrisis heeft deze behandeling niet plaats kunnen vinden en is in overleg met partijen besloten tot een telefonische hoorzitting op 28 september 2020. Xxxxxxxxxx heeft de Commissie toestemming gevraagd om ook haar ex-partner, de heer [X] te horen. De Commissie is hiermee akkoord gegaan.
Op de telefonische hoorzitting zijn gehoord betrokkene, de heer [X] en namens de deelnemer mevrouw [Y]. Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht.
2. Standpunt van partijen
2.1. Op naam van betrokkene is een operational lease contract geregistreerd met een A op 3 oktober 2019, een code 2 op 8 oktober 2019 en een werkelijke einddatum op 24 oktober 2019. Betrokkene vindt de registratie technisch niet juist en disproportioneel. Betrokkene vordert voorts aanvankelijk een bedrag aan materiële schadevergoeding ad EUR 3.545, maar past het bedrag aan naar het maximale toegestane bedrag bij deze Commissie te weten EUR 2.270. Het zijn kosten die zij heeft gemaakt voor het inhuren van juridisch advies bij derden.
2.2. De deelnemer heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De registratie is technisch juist en de registratie is niet disproportioneel.
2.3. Partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Voor zover nodig zal daar in onderstaande op worden ingegaan.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
3.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een operational autolease met contractnummer 2975565. Het geregistreerde bedrag is EUR 5.889. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 3 oktober 2019 en een bijzonderheidscode 2 ((restant)vordering geheel opeisbaar) op 8 oktober 2019. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 24 oktober 2019. Betrokkene vordert aanvankelijk een bedrag aan materiële schadevergoeding ad EUR 3.545, maar past het bedrag aan naar het maximale toegestane bedrag bij deze Commissie te weten EUR 2.270. Het zijn kosten die zij heeft gemaakt voor het inhuren van juridisch advies bij derden.
3.2. Het betrof een overeenkomst ter zake de lease van een personenauto waarvoor betrokkene en haar (inmiddels ex-)partner allebei partij waren. Het leasecontract is aangegaan op 1 september 2015 met een looptijd van 48 maanden en de leaseprijs bedroeg EUR 241,81 per maand. Betrokkene betwist dat sprake was van een registreerbare achterstand en zij stelt dat zij niet voor registratie van de A is gewaarschuwd.
3.3. Xxxx staat dat betrokkene op 3 oktober 2019 een achterstand had in de termijnbetalingen van minimaal twee maanden. Uit het door de deelnemer overgelegde betalingsoverzicht volgt dat de termijnen voor mei, augustus en september 2019 op dat moment nog niet waren betaald. Aangezien de systematiek van het Algemeen Reglement van het BKR inhoudt dat een betaling strekt tot aflossing van de oudst openstaande termijn moet het erop worden gehouden dat op 3 oktober 2019 de termijnen van juli, augustus en september nog niet waren voldaan.
3.4. De vraag moet vervolgens worden beantwoord of de betrokkene voor registratie van de A voldoende is gewaarschuwd middels de zgn. vooraankondiging.
3.5. Alvorens de deelnemer overgaat tot registratie van een achterstand, is zij reglementair verplicht daarvoor te waarschuwen (een zogenaamde ‘vooraankondiging’), zodat een betrokkene nog in de gelegenheid wordt gesteld de registratie te voorkomen. In beginsel rust op de deelnemer de plicht om aannemelijk te maken dat zij een vooraankondiging heeft verzonden, indien de klager dat betwist.
3.6. De administratie van de deelnemer kan tot bewijs strekken. Het is vaste jurisprudentie van de Geschillencommissie dat de deelnemer door overlegging van standaardbrieven en het logboek of kopieën van brieven de verzending van de vooraankondiging aannemelijk kan maken. De deelnemer heeft een brief overgelegd van 13 mei 2019 met daarin een waarschuwing voor registratie van de A. De brief is echter gericht aan de ex-partner van betrokkene. Betrokkene heeft daardoor geen kennis kunnen nemen van de waarschuwing en is daardoor niet in de gelegenheid gesteld de A te voorkomen. De A dient te worden verwijderd.
3.7. Een code 2 moet door de deelnemer worden geplaatst als de vordering geheel wordt opgeëist. De deelnemer heeft als datum bij de code vermeld 8 oktober 2019. Vanwege het feit dat de deelnemer alleen heeft gecorrespondeerd met de ex-partner van betrokkene, kan betrokkene niet op de hoogte zijn geweest van de opeisbare vordering. Een bewijs van opeising van de vordering gericht aan betrokkene ontbreekt, zodat de deelnemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat de registratie ten aanzien van betrokkene juist en actueel is. De deelnemer handelt hierdoor (onder meer) in strijd met artikel 5 lid 1 onder d van de Algemene Verordening Gegevensverwerking, waarvoor de deelnemer verantwoordelijk is (artikel 5 lid 2 AVG). Om die reden acht de Commissie de gegevensverwerking in casu in strijd met deze verordening en moet code 2 worden geschrapt. Xxxxxxxxx heeft betrokkene op het moment dat zij wist van de vordering kordaat gehandeld door de achterstallige termijnen van dat moment in één keer te betalen. Code 2 dient te worden verwijderd.
3.8. Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding oordeelt de Commissie als volgt. Betrokkene vordert het maximale bij deze Commissie toegestane bedrag aan materiële schadevergoeding ad EUR 2.270. Het bedrag bestaat uit EUR 720 voor het inschakelen van juridisch advies door [adviseur] en een bedrag aan bemiddelingskosten voor het afsluiten van een hypotheek. De Commissie verwijst naar artikel 17 van het Reglement Geschillencommissie dat bepaalt dat ter zake het geschil gemaakte kosten voor eigen rekening van partijen komen, behoudens bijzondere
gevallen. In een zodanig geval komt voor vergoeding door de in het ongelijk gestelde partij slechts in aanmerking de door de wederpartij naar het oordeel van de Commissie in redelijkheid gemaakte kosten.
3.9. Xxxxxxxxxx heeft onbetwist gesteld dat de deelnemer in eerste instantie geweigerd heeft de registratie te verwijderen terwijl de door betrokkene gebruikte argumentatie niet afweek van de voor de procedure gebruikte argumenten. In dit geval is daarom sprake van een bijzonder geval en zijn de kosten van het inschakelen van de jurist voor een bedrag van EUR 720 aan te merken als redelijke kosten. De bemiddelingskosten voor het afsluiten van de hypotheek worden niet vergoed omdat de hypotheek is verkregen en de bemiddelingskosten niet nodeloos zijn gemaakt.
4. De beslissing
De Commissie beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de achterstandsmelding A en code 2 op het operational lease contract te verwijderen en aan betrokkene EUR 720 aan schadevordering te voldoen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.