UITSPRAAK
Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer West
Referentie: 20200027/HAW
UITSPRAAK
Inzake
Mevrouw [naam] Wonende te [plaats] Klaagster
tegen
De heer [naam], huisarts te [plaats] Verweerder
DE PROCEDURE
Middels een klachtenformulier heeft klaagster een klacht ingediend jegens verweerder.
Klaagster heeft op 13 mei 2020 de Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer West (hierna verder te noemen: de (geschillen)commissie) schriftelijk gemachtigd alle relevante gegevens betreffende de klacht op te vragen.
Verweerder en klaagster zijn gehoord op basis van een schriftelijke procedure van hoor en wederhoor.
De geschillencommissie beslist op basis van de volgende, tussen partijen gewisselde stukken:
• de e-mail van klaagster van 7 mei 2020;
• het verweerschrift van verweerder van 22 juni 2020;
• de repliek van klaagster van 24 juni 2020;
• de dupliek van verweerder van 9 juli 2020.
In haar vergadering heeft de geschillencommissie besloten op basis van de schriftelijke stukken tot een uitspraak te komen. De uitspraak is vastgesteld op 1 september 2020.
SAMENVATTING VAN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder:
1. dat hij ondanks haar verzoek haar dossier niet heeft vernietigd;
2. dat er onjuiste aantekeningen in haar dossier staan;
3. dat hij ziektekosten bij haar zorgverzekeraar heeft gedeclareerd terwijl zij bij zijn praktijk was uitgeschreven.
1. DE FEITEN
De geschillencommissie gaat uit van de volgende als vaststaand aangenomen feiten:
1.1. Klaagster was ingeschreven in de praktijk van verweerder.
1.2. Xxxxxxxxx heeft verweerder bij brief van 4 augustus 2017 verzocht om haar dossier te vernietigen, herhaald bij brief van 13 december 2019.
1.3 Bij brief van 18 december 2019 heeft klaagster verweerder geschreven over te stappen naar een andere huisartsenpraktijk. Zij schreef ervan uit te gaan dat haar dossier bij de overdracht ‘leeg’ was.
1.4 Bij brief van 19 december 2019 aan klaagster heeft verweerder onder meer geschreven klaagster tevergeefs voor een gesprek te hebben uitgenodigd. Hierin heeft hij de procedure voor de vernietiging van een medisch en farmaceutisch dossier uitgelegd.
1.5 Bij brief van 23 december 2019 heeft klaagster aan verweerder toestemming onthouden om haar ‘lege’ dossier aan de nieuwe huisarts over te dragen.
1.6 Bij brief van 6 januari 2020 laat verweerder klaagster weten dat hij geen dossier meer heeft; overdracht ervan naar een nieuwe huisarts kon daarom niet plaatsvinden. Volgens verweerder zou [naam leverancier] de medische gegevens van klaagster vernietigen, met uitzondering van de ANW-gegevens. Voor het farmaceutisch dossier diende klaagster zelf contact opnemen met haar apotheker.
1.7 Bij brief van 6 januari 2020 aan verweerder heeft klaagster laten weten zich op 18 december 2019 te hebben uitgeschreven uit de praktijk van verweerder en haar zorgverzekeraar hierover te hebben geïnformeerd.
1.8 Bij brief van 24 januari 2020 aan klaagster heeft verweerder uitgelegd waarom nog zorgkosten bij haar zorgverzekeraar waren gedeclareerd. Hij dacht dat zij was ingeschreven bij een andere huisarts en dat dit was gemeld bij de Stichting ION. Er vindt dan automatische uitschrijving plaats uit de oude praktijk.
1.9 Volgens zijn bankafschriften heeft verweerder op 17 juni 2020 een bedrag van € 17,64 naar de zorgverzekeraar van klaagster overgemaakt en op 3 juli 2020 een bedrag van
€ 2,96.
2. TOELICHTING OP DE KLACHT
De klacht houdt zakelijk en samengevat het volgende in:
2.1 Klaagster heeft op 4 augustus 2017 aan verweerder verzocht haar volledige dossier te vernietigen. Volgens haar heeft verweerder hieraan geen gehoor gegeven. In 2017 heeft klaagster op het computerscherm gezien dat haar dossier ‘leeg’ was. Klaagster stelt dat zij eind december 2019 constateerde dat haar dossier nog steeds niet was vernietigd, reden om verweerder daarover opnieuw te schrijven. Zij stelt dat verweerder tegenstrijdig en onduidelijk is over wat er vervolgens met haar dossier is gebeurd.
2.2 Klaagster stelt verder dat verweerder zonder haar toestemming haar (lege) dossier naar een nieuwe huisartsenpraktijk heeft gestuurd. Later bleek dat zij niet was ingeschreven bij de nieuwe praktijk als gevolg van een ‘gentlemen’s agreement’ tussen verweerder en de nieuwe huisartsenpraktijk.
2.3 Volgens klaagster heeft verweerder zonder enige onderbouwing in haar dossier genoteerd: “wil NU geen euthanasie en wil nu toch weer reanimatie”. Zij wilde juist deze
onderwerpen goed regelen en had daarom een wilsverklaring bij verweerder afgegeven. De NVVE adviseert de wilsverklaring jaarlijks met de huisarts te bespreken, maar verweerder vond dit niet nodig.
2.4 Klaagster verwijt verweerder verder ten onrechte de notities in haar dossier van haar vorige huisarts te hebben overgenomen, volgens welke zij suïcidaal en verward was.
2.5 Klaagster stelt ook dat verweerder op 20 februari 2020 zorgkosten heeft gedeclareerd bij haar zorgverzekeraar, terwijl zij op dat moment al was uitgeschreven uit zijn praktijk.
2.6 Klaagster wil uitleg en excuses van verweerder. Tevens wil zij weten wat de status van haar dossier is. Ook wenst zij een bevestiging te ontvangen dat zij niet bij bemoeizorg als suïcidaal, gestoord of gevaarlijk staat geregistreerd. Klaagster wil haar klachten mondeling voor de commissie toelichten.
3. HET VERWEER
Het verweer houdt zakelijk en samengevat het volgende in:
3.1 Verweerder voert aan dat klaagster in 2017 op een van de eerste afspraken met hem vroeg om bepaalde gegevens uit het verleden uit haar dossier te verwijderen. Hij heeft deze gegevens uit het elektronisch patiëntendossier verwijderd; een papieren dossier was niet aanwezig. Voor het verwijderen van de medicatiehistorie heeft verweerder klaagster verwezen naar haar apotheker. Verweerder denkt zich te kunnen herinneren dat hij het lege dossier aan klaagster heeft laten zien.
3.2 Volgens verweerder heeft hij klaagster in zijn brief van 19 december 2019 het verschil tussen het verwijderen van medische gegevens en het vernietigen van een volledig dossier uitgelegd. De huisarts en de apotheker moeten daartoe allebei een verzoek van de patiënt ontvangen. Vervolgens kan alleen [naam leverancier] als leverancier van het Huisartsen Informatie Systeem (HIS) aan het verzoek tot vernietiging voldoen.
3.3 Verweerder voert aan van de apotheek van klaagster te hebben gehoord dat klaagster haar medicatiedossier niet wilde laten vernietigen. Dit heeft hij gemeld aan [naam], die op 8 januari 2020 heeft bevestigd de medicatiegeschiedenis te zullen behouden. Volgens verweerder is het elektronisch medisch dossier van klaagster leeg, op de ANW- gegevens na.
3.4 Verweerder betwist dat het medisch dossier van klaagster aan een andere huisartsenpraktijk is overgedragen. Dat kon niet omdat haar dossier inmiddels was vernietigd en zij had verzocht ook het lege dossier niet over te dragen. Van een ‘gentlemen’s agreement’ is geen sprake, hij heeft geen contact gehad met de nieuwe Huisartsenpraktijk.
3.5 Volgens verweerder kan hij niet meer achterhalen wat hij in het dossier heeft vermeld over xxxxxxxxxx en reanimatie omdat het dossier is vernietigd. Het is niet nodig om de wensen van de patiënt jaarlijks te bevestigen; wel is het verstandig om veranderingen te melden.
3.6 Verweerder betreurt dat zijn praktijk een declaratie bij de zorgverzekeraar heeft ingediend. Hij was er vanuit gegaan dat klaagster zich had ingeschreven bij een andere huisarts, zoals zij eerder aan hem had gemeld. Bij inschrijving in een andere praktijk moet de nieuwe huisarts de patiënt aanmelden bij de Stichting ION; de inschrijving op naam bij de oude huisarts komt dan te vervallen. Hij heeft het teveel gedeclareerde bedrag aan haar zorgverzekeraar overgemaakt.
4. BEOORDELING DOOR DE GESCHILLENCOMMISSIE
4.1 Op de arts-patiënt relatie zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) van toepassing. Deze bepalingen leggen de hulpverlener de verplichting op om bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard.
Klachtonderdeel 1
4.2 Op grond van artikel 7:455 Burgerlijk Wetboek heeft een patiënt recht om zijn dossiergegevens te laten vernietigen. Dat artikel luidt als volgt:
Lid 1. De hulpverlener vernietigt de door hem bewaarde bescheiden, bedoeld in artikel 454, binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van de patiënt.
2. Lid 1 geldt niet voor zover het verzoek bescheiden betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de patiënt, alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet.
4.3 Bij de beoordeling van de klacht heeft de commissie verder acht geslagen op de richtlijn van de KNMG, ‘Omgaan met medische gegevens’ 2018, hoofdstuk 7.3:
Een patiënt heeft volgens de wet recht om zijn dossiergegevens te laten vernietigen. Dit geldt uitsluitend voor die gegevens die de arts heeft opgeslagen in het kader van zijn dossierplicht en niet voor financiële en administratieve gegevens. Uitzonderingen voor het vernietigingsrecht zijn: 1. Een andere wet dwingt tot bewaren van gegevens; 2. Iemand heeft een aanmerkelijk belang bij het bewaren van de gegevens en 3. ‘Goed hulpverlenerschap’ staat daaraan in de weg.
4.4 Op grond van de bovengenoemde bepalingen geldt het vernietigingsrecht alleen voor gegevens die de arts heeft opgeslagen in het kader van zijn dossierplicht. Financiële en administratieve gegevens over de patiënt vallen niet onder dat recht.
4.5 Klaagster heeft verweerder op 4 augustus 2017 en 13 december 2019 verzocht haar volledige (medisch en farmaceutisch) dossier te vernietigen. Uit de onder 1 genoemde correspondentie staat vast dat verweerder aan dat verzoek heeft voldaan en haar heeft uitgelegd wat daarvoor nodig was. Ook heeft hij haar het verschil tussen de volledige vernietiging van een dossier en de verwijdering van gegevens uitgelegd. Toen in december 2019 bleek dat klaagster haar volledige dossier wilde laten vernietigen, heeft verweerder dat aan [naam leverancier] doorgegeven. Hij heeft klaagster daarover bij brief van 23 december 2019 geïnformeerd. Hij heeft [naam leverancier] ook laten weten dat klaagster haar farmaceutisch dossier niet wilde laten vernietigen.
4.6 Op grond van het bovenstaande oordeelt de commissie dat verweerder het zijne heeft gedaan om aan het verzoek van klaagster tot vernietiging van haar dossier te voldoen. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld; het klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 2
4.7 Klaagster heeft de keus gemaakt om haar medische dossier te laten vernietigen. De commissie kan niet oordelen over notities in een dossier dat zij niet kent. Bovendien voert verweerder terecht aan zich op dat punt niet te kunnen verweren. De commissie acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 3
4.8 Verweerder heeft uiteengezet waarom de twee declaraties bij de zorgverzekeraar van klaagster zijn ingediend. Uit de betalingsbewijzen staat voldoende vast dat de bedragen zijn terugbetaald. Hij heeft daarin zorgvuldig gehandeld, daargelaten dat klaagster niet onderbouwt welk belang zij nog bij de klacht heeft. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
DE UITSPRAAK
De commissie verklaart de klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is genomen door:
De xxxx xx. X. xxx xxx Xxxx, voorzitter
Mevrouw drs. K. van Heusden, huisarts, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging/Ineen
Mevrouw drs. G.M. Joppe, huisarts, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging/Ineen
De heer mr. G.J. Xxxxxxxxxx , lid op voordracht van de Patiëntenfederatie Nederland Xxxxxxx X. Xxxxxxxxx, lid op voordracht van de Patiëntenfederatie Nederland
bijgestaan door mw. xx. X. Xxxx, ambtelijk secretaris.
Eindhoven, 2 september 2020 namens de commissie:
De xxxx xx. X. xxx xxx Xxxx, voorzitter.