COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
TREGA INTERNATIONAL B.V.
01 APRIL 2007 - 31 MAART 2009
INHOUDSOPGAVE
Blz.
Artikel 1 Algemeen 4
Artikel 2 Algemene verplichtingen van de werkgever 7
Artikel 3 Algemene verplichtingen van de werknemers-
organisatie 8
Artikel 4 Algemene verplichtingen van de medewerker 9
Artikel 5 Werkgelegenheid 10
Werkgelegenheid en werkgelegenheidsontwikkeling 10
Vacaturebeleid. 11
Uitzendkrachten 11
Sociaal jaarverslag 11
Artikel 6 Bedrijvenwerk in de onderneming. 12
Artikel 7 Indienstneming en ontslag 13
Artikel 8 Arbeidsduur en dienstrooster 15
Artikel 9 Functiegroepen en salarisschalen 17
Beroepsprocedure 17
Artikel 10 Toepassing van de salarisschaal 19
Vaststelling van het schaalsalaris 19
De functievolwassen medewerker 19
Waarderingspremie 19
De niet-functievolwassen medewerker 19
Functiewaarneming 20
Uitbetaling van de salarissen 20
Artikel 11 Toeslagen en vergoedingen 21
Toeslag voor het werken in ploegendienst 21
Oproeptoeslag 21
Toeslag voor wachtdienst 21
Bezwarende omstandigheden. 22
Vergoeding reiskosten 22
Verschoven diensten 22
Artikel 12 Vergoeding van overwerk 23
Artikel 13 Overplaatsing 25
Plaatsing in een hoger ingedeelde funktie
(promotie) 25
Blz.
Plaatsing in een lager ingedeelde funktie door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid
of op eigen verzoek 25
Plaatsing in een lager ingedeelde funktie
als gevolg van bedrijfsomstandigheden 25
Plaatsing in een lager ingedeelde functie
als gevolg van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 26
Plaatsing in een hoger betaald dienstrooster 26
Plaatsing in een lager betaald dienst-
xxxxxxx in opdracht van de werkgever 26
Plaatsing in een lager betaald dienst-
rooster op advies van de bedrijfsarts 27
Artikel 14 Vakantietoeslag 28
Artikel 15 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 16 Uitkering bij overlijden 32
Artikel 17 Oudere medewerkers 33
Artikel 18 Pensioen 35
Artikel 19 Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 20 Feestdagen 37
Artikel 21 Vakantie 39
Algemeen 39
Duur der vakantie 39
Berekening van het aantal vakantiedagen 40
Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten 40
Aaneengesloten vakantie 40
Overige vakantiedagen 40
Niet opgenomen vakantiedagen 41
Vakantierechten bij onderbreking der
werkzaamheden 41
Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen, waarop geen arbeid wordt
verricht 41
Xxxxxxxx bij ontslag 42
Uitbetaling van vakantiedagen. 42
Blz.
Artikel 22 Geoorloofd verzuim, arbeid en zorg 43
Artikel 23 Ouderschapsverlof 46
Artikel 24 Geschillencommissie 47
Artikel 25 Tussentijdse wijziging 48
Artikel 26 Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst… 49
Bijlage I Overzicht voorbeeldfuncties en groepsindeling Bijlage II Salarisschalen voor de groepen 1 tot en met 11 Bijlage III Regeling faciliteiten werknemersorganisatie
Bijlage IV Toeslagregeling voor het werken onder bezwarende omstandigheden
Bijlage | V | Reiskostenregeling |
Bijlage | VI | Reglement voor de geschillencommissie |
Bijlage | VII | Regeling deeltijdarbeid |
Bijlage | VIII | Regeling invulling arbeidsduurverkorting |
Bijlage | IX | Schorsing en disciplinaire maatregelen |
Bijlage | X | Eindejaarsuitkering |
Bijlage | XI | Wet Verbetering Poortwachter |
Protocol |
Tussen:
TREGA International B.V. te Maastricht als partij ter ene zijde
en
FNV Bondgenoten te Amsterdam De Unie te Houten
elk als partij ter andere zijde
is de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten voor de medewerkers van TREGA International B.V.
Artikel 1 ALGEMEEN
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. werkgever:
TREGA International B.V.
2. werknemersorganisatie: elk der partijen anderzijds:
- FNV Bondgenoten
- De Unie
3. medewerker:
iedere mannelijke of vrouwelijke werknemer in dienst van de werkgever, waarvan de funktie is opgenomen in Bijlage I of, gezien de aard van de funktie wordt geacht tot de daar- bij vermelde indeling in functiegroepen te behoren. Als werknemer in de zin van deze overeenkomst wordt niet be- schouwd de stagiaire en de vakantiewerker.
4. deeltijdmedewerker:
de medewerker, die op grond van een schriftelijke overeen- komst arbeid verricht gedurende een deel van de in de onderneming geldende arbeidsduur per dag, resp. per week.
(De arbeidsvoorwaarden zijn op de deeltijdmedewerker van toepassing naar rato van de overeengekomen arbeidsduur.)
5. maand:
een kalendermaand;
6. week:
een periode van 7 etmalen, waarin het eerste etmaal aanvangt bij het begin van de eerste dienst op maan- dagochtend;
7. dienstrooster:
de arbeidstijd, die aangeeft op welke tijdstippen de mede- werker de voor hem geldende diensten aanvangt, onder- breekt en beëindigt;
8. normale arbeidsduur:
het gemiddeld aantal uren per week gedurende welke de medewerkers normaliter volgens dienstrooster hun werk- zaamheden verrichten;
9. schaalsalaris:
het salaris als vermeld in Bijlage II;
10. maandsalaris:
het schaalsalaris, verhoogd met een waarderingspremie als bedoeld in artikel 10, lid 2;
11. maandinkomen:
het maandsalaris, eventueel vermeerderd met
- een ploegentoeslag als bedoeld in artikel 11, lid 1,
- een toeslag voor het werken onder bezwarende omstandigheden, als bedoeld in artikel 11, lid 4,
- een persoonlijke toeslag, als bedoeld in artikel 13, lid 3b,
- een toeslag voor het werken op verschoven uren, als bedoeld in artikel 11, lid 6.
12. uursalaris:
0,60 % van het maandsalaris;
13. functievolwassen leeftijd:
de leeftijd, waarop in de betreffende functiegroep in ieder geval het schaalsalaris bij 0-periodieken moet worden toegekend;
14. ondernemingsraad:
de ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden;
15. BW:
Burgerlijk Wetboek
16. duurzame partner:
de niet gehuwde personen van verschillend of gelijk ge- slacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de eerste of de tweede graad bestaat, en waarvan de relatie is vastgelegd bij notariële akte en aan de werkgever bekend is.
Artikel 2 ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
1. De werkgever verplicht zich tijdens de duur van deze over- eenkomst geen uitsluiting toe te passen, noch toepassing daarvan te zullen bevorderen en deze overeenkomst te goeder trouw na te komen.
2. De werkgever verplicht zich generlei actie te zullen voeren of te zullen steunen, welke ten doel heeft wijziging te brengen in de volgens deze collectieve arbeidsovereenkomst geregelde ar- beidsvoorwaarden op een andere wijze dan neergelegd in de artikelen 27 en 28.
3. De werkgever verbindt zich geen medewerkers in dienst te nemen of te houden op voorwaarden, die in strijd zijn met het in deze overeenkomst bepaalde.
4. De werkgever zal met iedere medewerker schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing wordt verklaard.
5. De werkgever verplicht zich geen bij hem in dienst zijnde mede- werker zonder diens toestemming arbeid te laten verrichten in het bedrijf van een andere werkgever.
6. De werkgever zal aan de medewerker uitreiken:
- de tekst van de CAO
- het pensioenreglement
- het reglement spaarloonregeling
- de algemene veiligheidsvoorschriften
Artikel 3 ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMERS- ORGANISATIE
1. De werknemersorganisatie verplicht zich deze collectieve overeenkomst te goeder trouw na te komen en tijdens de duur van de overeenkomst geen stakingen in het bedrijf van de werkgever te zullen toepassen, noch toepassing daarvan te zullen bevorderen.
2. De werknemersorganisatie verplicht zich met alle haar ten dienste staande middelen nakoming van deze overeenkomst door haar leden te zullen bevorderen, generlei actie te zullen voeren of te zullen bevorderen, welke beoogt wijziging te brengen in deze overeenkomst op een andere wijze dan die omschreven in artikel 27 en bijlage III .
3. De werknemersorganisatie verplicht zich indien de werkgever dit wenst aan hem opgave te doen van het aantal medewerkers in dienst van de werkgever, dat bij de werknemersorganisatie is aangesloten.
Artikel 4 ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE MEDEWERKER
1. De medewerker is gehouden alle werkzaamheden, welke hem door of namens de werkgever redelijkerwijs worden opgedragen en welke met het bedrijf in verband staan, naar zijn beste vermo- gen en op ordelijke wijze te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aanwijzingen welke hem door of namens de werkgever worden verstrekt.
2. De medewerker zal zich voor wat zijn dienst- en schafttijd betreft houden aan het voor hem geldende dienstrooster.
3. De medewerker is gehouden geen werkzaamheden voor derden te verrichten, tenzij hem hiertoe door de werkgever uitdrukkelijk schriftelijk toestemming is verleend.
4. De medewerker is gehouden, ingevolge het daaromtrent in de wet bepaalde, de schade te vergoeden, welke door zijn opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid in het bedrijf van de werk- gever wordt veroorzaakt.
5. De medewerker is gehouden een individuele arbeidsovereen- komst te tekenen, waarbij deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing wordt verklaard.
6. De medewerker is verplicht tijdens de duur zowel als na het beëindigen van het dienstverband met de werkgever op zorgvuldige wijze om te gaan met informatie, die hij door of vanwege de werkgever verkrijgt en waarvan hij behoort te begrijpen dat deze een vertrouwelijk karakter heeft.
7. Indien de medewerker zich schuldig maakt aan laakbare daden of gedragingen, kunnen de maatregelen als bedoeld in bijlage IX worden toegepast.
Artikel 5 WERKGELEGENHEID
1. Werkgelegenheid en werkgelegenheidsontwikkeling
a. De werkgever zal, binnen zijn primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van de onderneming, zijn beleid mede richten op een zo groot mogelijke bestaanszekerheid voor zijn medewer- kers.
Binnen het kader hiervan zal werkgever tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst niet overgaan tot gedwongen collectief ontslag, tenzij bijzondere omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
b. De werkgever zal de werknemersorganisatie tijdig informeren over te verrichten investeringen, die leiden tot wezenlijke wijzi- gingen in de personeelsomvang en/of -samenstelling in Ne- derland.
Tevens zal de werkgever de werknemersorganisatie, met inachtneming van de wettelijke voorschriften, tijdig informeren indien de werkgever een reorganisatie danwel fusie overweegt.
De werkgever zal de overwogen maatregelen en de daaruit eventueel voor de medewerker voortvloeiende gevolgen bespreken met de werknemersorganisatie alsmede met de Ondernemingsraad, teneinde deze in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden.
Indien uit het hierboven genoemde, gevolgen voor de medewerker zijn te verwachten, zal de werkgever in overleg met de werknemersorganisatie een Sociaal Plan opstellen, waarin wordt aangegeven met welke belangen van de medewerker in het bijzonder rekening dient te worden gehouden en welke voorzieningen in verband daarmede kunnen worden getroffen.
c. De werkgever zal de werknemersorganisatie tenminste tweemaal per jaar uitnodigen met het doel haar te informeren over de algemene gang van zaken in de onderneming en met name over kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkelingen op het gebied van de werkgelegenheid mede aan de hand van een cijfermatig over- zicht van het niet aangevulde natuurlijk verloop.
2. Vacaturebeleid
a. Bij gelijke geschiktheid voor de vervulling van een vacature zal de werkgever voorrang geven aan de eigen medewerker, die solliciteert boven een sollicitant van buiten het bedrijf.
b. Ten aanzien van de plaatsing van beperkt inzetbare medewer- kers zal het beleid van de werkgever erop gericht blijven deze medewerkers zoveel mogelijk te handhaven door middel van aanpassing van funktie en/of werkplaats of door middel van omscholing.
3. Uitzendkrachten
a. De werkgever kan gebruik maken van uitzendkrachten, indien de voortgang van de werkzaamheden in gevaar komt, dan wel de werkzaamheden van tijdelijke aard zijn.
De ondernemingsraad zal periodiek over het gebruik van uitzendkrachten op de hoogte worden gesteld.
b. De werkgever verplicht zich, voor zover hij uitzendkrachten tewerkstelt, deze te betalen volgens de voor de vaste medewer- kers geldende salarisschalen en op hen toe te passen de ordende regelingen (werktijden).
4. Sociaal jaarverslag
De werkgever zal jaarlijks een sociaal jaarverslag opstellen, dat aan de ondernemingsraad en de werknemersorganisaties ter beschikking wordt gesteld.
Artikel 6 BEDRIJVENWERK IN DE ONDERNEMING
Ten behoeve van het bedrijvenwerk in de onderneming zijn werkgever- en werknemersorganisatie een aantal faciliteiten overeengekomen, die in Bijlage III zijn vastgelegd.
Artikel 7 INDIENSTNEMING EN ONTSLAG
1. De dienstbetrekking wordt aangegaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd,
b. hetzij voor bepaalde tijd.
In de schriftelijke individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke dienstbetrekking van toepassing is. Indien deze vermelding ontbreekt, wordt de dienstbetrekking geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
Voor de berekening van de duur van de dienstbetrekking is het bepaalde in artikel 673 van het BW van toepassing.
2. Bij het aangaan van een dienstbetrekking zal de proeftijd maximaal twee maanden bedragen. Deze proeftijd zal schriftelijk overeengekomen worden.
Gedurende de proeftijd, alsmede bij het eindigen daarvan, hebben werkgever en medewerker ieder voor zich het recht de dienstbetrekking onmiddellijk te beëindigen.
3. De dienstbetrekking van de medewerker voor onbepaalde tijd in dienst eindigt door opzegging door de werkgever of de mede- werker, waarbij tenminste de wettelijke opzegtermijn in acht wordt genomen. Het einde van de dienstbetrekking kan slechts tegen het einde van de betaalperiode plaatsvinden.
4. Een dienstbetrekking voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege na het verstrijken van de tijd. De bepalingen uit de Wet Flexibiliteit en Zekerheid zijn van toepassing met betrekking tot het afsluiten van meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.
5. In afwijking van het bepaalde in lid 3 en 4 eindigt de dienst- betrekking van rechtswege:
a. bij overlijden van de medewerker;
b. bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zoals vermeld in het pensioenreglement.
6. Het in artikel 670 BW bepaalde is ten aanzien van de medewerker, die een verbintenis als daar genoemd jegens de overheid is aangegaan, slechts van toepassing indien door hem vóór het aangaan van een dergelijke verbintenis de toestemming van de werkgever tot het afsluiten daarvan is verzocht en verkre- gen.
7. Onmiddellijke beëindiging van elke dienstbetrekking is mogelijk:
- bij wederzijds goedvinden;
- tijdens de proeftijd;
- door ontslag op staande voet wegens een dringende reden, waardoor voortzetting van de dienstbetrekking redelijkerwijs niet gevergd kan worden
(artikel 678 BW).
Artikel 8 ARBEIDSDUUR EN DIENSTROOSTER
1. De medewerker werkt volgens één van de volgende dienst- roosters:
a. een dagdienstrooster, dat een periode van 1 week omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van 40 uur gemiddeld per week;
b. een 2-ploegendienstrooster, dat een periode van 2 aaneenge- sloten weken omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van 40 uur gemiddeld per week;
c. een 2-ploegendienstrooster, dat een periode van 2 aaneenge- sloten weken omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van 38,12 uur gemiddeld per week op jaarbasis;
d. een 3-ploegendienstrooster, dat een periode van 3 aaneenge- sloten weken omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van 37,5 uur gemiddeld per week;
e. een 5-ploegendienstrooster met een normale arbeidsduur van 33,6 uur gemiddeld per week op jaarbasis
2. a. Iedere medewerker, die werkt volgens een dag-, of een 2- ploegendienstrooster, (conform art. 8, lid 1 b.) heeft per kalen- derjaar 96 uur arbeidsduurverkorting (ADV), waardoor de gemiddelde arbeidsduur 38,12 uur per week op jaarbasis bedraagt.
De medewerker, die werkt volgens een 3-ploegendienstrooster heeft per kalenderjaar 24 uur ADV, waardoor de gemiddelde arbeidsduur ca. 37 uur per week op jaarbasis bedraagt.
b. De medewerker van 50 jaar en ouder werkzaam in dag-, 2- of 3- ploegendienstrooster krijgt 5 extra ADV dagen per contractjaar. Per 1-4-1998 hebben medewerkers van 58 jaar en ouder (met uitzondering van 5-ploegendienstmedewerkers) recht op 12 extra ADV dagen (niet cumulatief met 5 extra ADV dagen).
c. De arbeidsduurverkorting is nader geregeld in bijlage VIII.
3. a. In dagdienst wordt normaliter gewerkt op de eerste 5 dagen van de week tussen 07.00 en 18.00 uur;
b. in 2-ploegendienst wordt normaliter op de eerste 5 dagen van de week gewerkt, waarbij de medewerkers wekelijks van dienst wisselen en een der diensten een ochtend- of een middagdienst is;
c. in 3-ploegendienst wordt normaliter op de eerste 5 dagen van de week gewerkt, waarbij de medewerkers beurtelings in een ochtend-, middag- of nachtdienst zijn ingedeeld;
d. in 5-ploegendienst wordt normaliter op alle dagen van de week gewerkt, waarbij de medewerkers beurtelings in een ochtend-, middag- en nachtdienst zijn ingedeeld, afgewisseld door roostervrije dagen;
e. onder ochtenddienst wordt verstaan een dienst, die geheel ligt tussen 05.00 en 15.00 uur;
onder middagdienst wordt verstaan een dienst, die geheel ligt tussen 13.00 en 23.00 uur;
onder nachtdienst wordt verstaan een dienst, die geheel ligt tussen 21.00 en 07.00 uur.
4. Iedere medewerker ontvangt van de werkgever mededeling van het dienstrooster, waarin hij zijn werkzaamheden verricht.
5. Wijziging van een dienstrooster, als gevolg waarvan uitbreiding wordt gegeven aan de zaterdag- en zondagarbeid, kan slechts geschieden na overleg met de werknemersorganisatie.
6. Voor de medewerker, die gedeeltelijk leerplichtig is, geldt dat de in lid 1 genoemde normale arbeidsduur voor hem wordt verminderd met het aantal dagen, waarop hij aan de leerplicht voldoet.
Artikel 9 FUNKTIEGROEPEN EN SALARISSCHALEN
1. a. De functies van de medewerkers zijn ingedeeld in functie- groepen. Een lijst met voorbeeldfuncties is als Bijlage I aan deze overeenkomst toegevoegd.
b. Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal, die een schaal bevat gebaseerd op leeftijd van de medewerker en een schaal gebaseerd op periodieken.
De salarisschalen zijn opgenomen in Bijlage II van deze overeen- komst.
2. De medewerker die over de kundigheden en ervaring beschikt, die voor de vervulling van zijn funktie zijn vereist, wordt in de salarisschaal geplaatst, welke met zijn funktie overeenkomt.
3. De medewerker die bij indiensttreding of bij overplaatsing naar een hogere funktie nog niet over de kundigheden en ervaring beschikt, welke voor de vervulling van die funktie zijn vereist, kan gedurende 6 maanden in een lagere salarisschaal worden ingedeeld dan met zijn funktie overeenkomt; deze termijn kan met nog eens 6 maanden worden verlengd.
4. De medewerker ontvangt schriftelijk mededeling in welke functiegroep zijn functie is ingedeeld, in welke salarisschaal hij is ingedeeld, zijn schaalsalaris en eventueel van het aantal periodieken, waarop zijn schaalsalaris is gebaseerd.
5. Beroepsprocedure
a. De medewerker die bezwaar heeft tegen zijn indeling, dient binnen twee maanden een bezwaarschrift in bij Personeel en Organisatie onder kennisgeving hiervan aan zijn chef.
b. Indien binnen 2 maanden, nadat de medewerker zijn bezwaar bij Personeel en Organisatie kenbaar heeft gemaakt, nog geen overeenstemming is bereikt, kan de medewerker voor afhandeling van zijn beroep, zijn bezwaar voorleggen aan de districtsbestuurder van de betrokken werknemersorganisatie.
c. Naar aanleiding van het onder b. genoemde, is de deskundige van de werknemersorganisatie bevoegd een onderzoek ter plaatse in te stellen, zulks in samenwerking met de deskundige van de onderneming.
d. Indien tussen de deskundigen van beide partijen overeen- stemming is bereikt, zal de daaruit voortvloeiende beslissing bindend zijn.
e. Indien het beroep gegrond wordt bevonden, zal de daardoor gewijzigde indeling van kracht zijn vanaf de datum van indiening van het bezwaarschrift bedoeld onder 5a.
Artikel 10 TOEPASSING VAN DE SALARISSCHAAL
1. Vaststelling van het schaalsalaris
a. De functievolwassen medewerker
1. De medewerker die de in zijn salarisschaal voorkomende functievolwassen leeftijd heeft bereikt, ontvangt het schaalsa- laris, zoals aangegeven in de periodiekenschaal bij 0 pe- riodieken.
2. De medewerker ontvangt bij indiensttreding als regel het schaalsalaris bij 0 periodieken. Op grond van elders verkregen vaardigheden en/of opgedane ervaring kunnen een of meer periodieken worden toegekend.
3. Het schaalsalaris wordt opnieuw vastgesteld door toekenning van een periodiek met ingang van 1 april, voor zover het einde van de periodiekenschaal nog niet is bereikt.
b. De niet-functievolwassen medewerker
De medewerker die de in zijn salarisschaal voorkomende functie- volwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, ontvangt het schaalsalaris behorende bij zijn leeftijd, zoals aangegeven in de leeftijdsschaal.
Leeftijdsverhogingen worden toegekend met ingang van 1 april van ieder jaar op basis van de leeftijd, die de medewerker in dat jaar zal bereiken, totdat de functievolwassen leeftijd is bereikt.
c. Het bruto salaris dat maandelijks wordt uitbetaald, zal met uitzondering van de ploegentoeslag tenminste gelijk zijn aan het op dat moment geldende bruto wettelijk minimum(jeugd)loon.
2. Waarderingspremie
De medewerker ontvangt een waarderingspremie. Deze premie bedraagt ten hoogste 10% van het schaalsalaris.
De waarderingspremie zal per 1 april 1999 voor nieuwe medewerkers gelijk gehanteerd worden, zodat ook de directe medewerkers niet meteen bij aanname de maximale 10% waarderingspremie krijgen. Het gemiddelde percentage waarderingspremie voor de totale bezetting zal minimaal 9% bedragen. Per 1 oktober 2001 zal de individuele waarderings- premie minimaal 8% bedragen.
3. Functiewaarneming
a. De medewerker die in opdracht van de werkgever tijdelijk een funktie volledig waarneemt, welke hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, blijft ingedeeld in de functiegroep en salaris groep, welke met zijn eigen funktie overeenkomt.
b. Onder functiewaarneming wordt niet begrepen de opvang van werkzaamheden in verband met vakanties.
c. Heeft de functiewaarneming tenminste 10 diensten binnen één voortschrijdende maand geduurd dan ontvangt de medewerker over de gehele termijn van waarneming een toeslag op het maandsalaris. Deze toeslag bedraagt per volle dienst een even- redig deel van het bedrag, waarmee het maandsalaris zou zijn verhoogd, bij toekenning van twee extra periodieken.
4. Uitbetaling van de salarissen
De salarissen worden uiterlijk op de laatste dag van de maand per bank of giro betaalbaar gesteld.
Artikel | 11 | TOESLAGEN EN VERGOEDINGEN |
1. | Toeslag voor werken in ploegendienstrooster | |
Voor geregelde arbeid in ploegendienstrooster wordt een toeslag op het maandsalaris betaald. Deze toeslag bedraagt per maand voor een: - 2-ploegendienstrooster : 11 %; - 3-ploegendienstrooster : 18,9 %; - vol-continudienstrooster : 28 %. | ||
2. | Oproeptoeslag | |
a. | De medewerker die in opdracht van de werkgever onverwachts buiten zijn normale dienstrooster ontboden wordt naar het bedrijf, ontvangt daarvoor per keer een bedrag van € 5,87. Deze toeslag wordt bij het begin van het contractjaar met de structurele CAO-loonsverhoging van het voorafgaande jaar ver- hoogd. | |
b. | De gewerkte uren worden conform het bepaalde in artikel 12, lid 4 betaald. | |
c. | De medewerker in ploegendienstrooster ontvangt deze oproep- toeslag, indien de oproep niet tenminste 24 uren tevoren is aangekondigd. | |
3. | Toeslag voor wachtdienst | |
a. | De medewerker die in opdracht van de werkgever buiten de normale roosteruren wachtdienst heeft, ontvangt daarvoor, met inachtneming van de bepalingen van het wachtdienstreglement, per wachtweek een toeslag van € 106,42. Deze toeslag wordt bij het begin van het contractjaar met de structurele CAO- loonsverhoging van het voorafgaande jaar verhoogd. | |
b. | De gewerkte uren worden conform het bepaalde in artikel 12, lid 4 betaald. Per oproep wordt minimaal 1 uur uitbetaald, waarbij de reistijd is inbegrepen. | |
c. | De wachtweek omvat een periode van 7 aaneengesloten dagen. | |
d. | Er wordt géén oproeptoeslag betaald. | |
e. | Bij wachtdienst op vastgestelde vakantiedagen zullen ver- vangende vakantiedagen worden gegeven. |
4. Toeslag voor het werken onder bezwarende omstandigheden
De medewerker, die in zijn funktie onder bezwarende omstan- digheden moet werken, ontvangt een toeslag overeenkomstig de in Bijlage IV opgenomen regeling.
5. Vergoeding voor reiskosten
De medewerker, die woonachtig is buiten de gemeente Maas- tricht ontvangt een reiskostenvergoeding, overeenkomstig de in Bijlage V opgenomen regeling, onafhankelijk van de wijze, waarop hij reist.
De reiskostenvergoedingen worden aangepast aan de stijging van de kosten van openbaar vervoer.
6. Toeslag voor verschoven diensten
De medewerker die structureel voorafgaand of aansluitend op het normale dagdienstrooster werkzaamheden verricht, zonder dat hij daarmee de gangbare dagelijkse arbeidsduur overschrijdt, ontvangt daarvoor een toeslag op zijn maand- salaris, conform het bepaalde in artikel 12 lid 4 sub a.
Artikel 12 VERGOEDING VAN OVERWERK
1. Als overwerk wordt beschouwd door of namens de werkgever opgedragen arbeid, waardoor de volgens dienstrooster geldende normale dagelijkse arbeidsduur wordt overschreden.
2. Niet als overwerk wordt beschouwd:
a. arbeid boven de normale dagelijkse arbeidsduur van min- der dan één kwartier per dag;
b. arbeid welke verricht wordt voor het inhalen van andere verzuimde dagen of uren dan bedoeld in de artikelen 21 en 22;
c. arbeid, verricht boven de normale arbeidsduur of buiten de in de wet vastgestelde arbeidstijd voor het inhalen van verzuimde uren wegens bedrijfsstagnatie, voor zover over deze uren het salaris is doorbetaald;
d. arbeid, verricht door een medewerker, die in zijn funktie zelf kan bepalen of en hoe lang er wordt overgewerkt en of hij meer werkt dan de normale arbeidsduur.
e. Geen overwerk wordt betaald aan deeltijd medewerkers over de uren die de helft vormen van het verschil tussen de overeengekomen arbeidsduur en de arbeidsduur van een voltijds medewerker.
Over bedoelde uren wordt wel 12,5% toeslag betaald, als vergoeding voor vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
3. Het verrichten van overwerk wordt zoveel mogelijk beperkt, doch is verplicht, indien de eisen van het bedrijf het naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk maken, na dat daarover overleg is geweest met de ondernemingsraad of een lid van deze raad. De medewerker, werkzaam in ploegendienstrooster, die over- werk verricht, ontvangt over de gewerkte uren naast de overwerktoeslag de ploegentoeslag (niet cumulatief met de overwerktoeslag). Overwerk zal worden beperkt tot gemiddeld max. 40 uur per medewerker per maand, met een maximum van 80 uren per kwartaal en 240 uren op jaarbasis. Overschrijding van deze norm wordt met de vakorganisaties besproken tijdens het periodiek overleg.
4. Voor elk gewerkt overuur wordt, met inachtneming van het bovenstaande, - boven de betaling van de gewerkte uren - op basis van 0,60% van het maandinkomen de volgende toeslag op het uursalaris betaald:
a. 25% voor de eerste 2 uren voorafgaand of aan- sluitend aan de normale arbeidsdag, tot een maximum van 5 uren per week;
b. 50% voor de overige uren voor zover niet genoemd onder de letters c, d of e;
c. 50% voor uren op zaterdag van 00.00 uur tot 18.00 uur;
d. 100% voor uren tussen zaterdag 18.00 uur en maandag
06.00 uur;
e. 100% voor uren op een feestdag.
Bovenstaande met inachtneming van de bepalingen omtrent deeltijdarbeid conform bijlage VII.
5. Schafttijd nodig geworden door overwerk en doorgebracht op het bedrijf, zal vergoed worden als overwerk.
6. In overwerk gemaakte uren kunnen naar keuze van de medewer- ker worden uitbetaald of worden gecompenseerd in vrije tijd.
Bij keuze voor compensatie in vrije tijd dient de medewerker de vrije uren als regel in eenheden van hele of halve diensten op te nemen binnen 3 maanden nadat het overwerk heeft plaatsge- vonden en op een tijdstip, waarop de voortgang van de werkzaamheden dit, naar het oordeel van de werkgever, toelaat. Als er recht bestaat op de overwerktoeslag wordt deze te allen tijde uitbetaald.
Artikel | 13 | OVERPLAATSING |
1. | Plaatsing in een hoger ingedeelde funktie (promotie) | |
a. | Bij indeling in een hogere salarisschaal van een medewerker, die onder de periodiekenschaal valt, bedraagt de verhoging van het schaalsalaris het bedrag van 2 periodieken in de oorspronkelijke salarisschaal c.q. zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende bedrag in de hogere salarisschaal. | |
b. | Deze verhoging wordt toegepast met ingang van de maand, waarin de plaatsing in een hogere salarisschaal heeft plaats- gevonden. | |
2. | Plaatsing in een lager ingedeelde funktie door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek | |
a. | Bij indeling in een lagere salarisschaal door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek van een mede- werker, die onder de periodiekenschaal valt, bedraagt de ver- laging van het schaalsalaris de helft van het verschil tussen de schaalsalarissen bij 0 periodieken van de betreffende salarisschalen c.q. zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het eerst- komende lagere bedrag in de lagere salarisschaal. | |
b. | Deze verlaging wordt toegepast met ingang van de maand volgend op die, waarin de plaatsing in een lagere salarisschaal heeft plaatsgevonden. | |
3. | Plaatsing in een lager ingedeelde funktie als gevolg van bedrijfs- omstandigheden |
a. De medewerker die om bedrijfsredenen in een lagere salarisschaal wordt ingedeeld, blijft gedurende de lopende maand en de daaropvolgende 6 maanden in zijn salarisschaal ingedeeld.
b. Daarna wordt hij in de met zijn nieuwe funktie overeenkomende salarisschaal geplaatst. Hierbij wordt hem via inschaling een schaalsalaris toegekend, dat tenminste gelijk is aan zijn oor- spronkelijke schaalsalaris.
Is het oorspronkelijke schaalsalaris hoger dan het maximum- bedrag in de nieuwe salarisschaal dan ontvangt de medewerker dit verschil, alsmede het daardoor ontstane verschil in waarderingspremie in de vorm van een persoonlijke toeslag. Deze toeslag maakt geen deel uit van het schaalsalaris en stijgt niet mede met de algemene verhogingen van de salarisschalen. Bij herindeling in een hogere salarisschaal wordt deze persoon- lijke toeslag evenveel verminderd als het schaalsalaris en de waarderingspremie stijgt.
4. Plaatsing in een lager ingedeelde functie als gevolg van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid.
Op de medewerker die een WAO-indicatie heeft en die binnen de onderneming herplaatst kan worden, zal de CAO worden toegepast met dien verstande dat, zolang hij in het bezit is van een WAO-uitkering, tenminste 87,5 % van zijn oude bruto maandinkomen blijft behouden en tenminste 85 % van het oude bruto maandinkomen blijft behouden nadat de WAO uitkering geheel is komen te vervallen.
5. Plaatsing in een hoger betaald dienstrooster
De medewerker, die wordt overgeplaatst van een lager betaald dienstrooster naar een hoger betaald dienstrooster, ontvangt met ingang van de dag waarop de overplaatsing plaatsvindt de toeslag voor dat dienstrooster.
6. Plaatsing in een lager betaald dienstrooster in opdracht van de werkgever
De medewerker, die in opdracht van de werkgever, naar een lager betaald dienstrooster wordt overgeplaatst, behoudt gedurende de lopende maand en de daaropvolgende maand de bij het oorspronkelijk dienstrooster behoren de toeslag. Daarna wordt het verschil in toeslag tussen het oorspronkelijke en het nieuwe dienstrooster op basis van de volgende regeling uitbetaald:
- indien xxxxxx dan 3 jaren aaneengesloten in ploegendienst is gewerkt:
gedurende 3 maanden 80%,
3 maanden 60%,
3 maanden 40% en
3 maanden 20%;
- indien xxxxxx dan 5 jaren aaneengesloten in ploegendienst is gewerkt:
gedurende 5 maanden 80%,
5 maanden 60%,
4 maanden 40% en
4 maanden 20%.
7. Voor de medewerker, die overgaat naar een funktie waarvoor een lagere toeslag geldt voor het werken onder bezwarende omstandigheden, is lid 6 van overeenkomstige toepassing.
8. Plaatsing in een lager betaald dienstrooster op advies van de bedrijfsarts.
De medewerker, die op advies van de bedrijfsarts wegens verminderde arbeidsprestatie tengevolge van lichamelijke of geestelijke gebreken, wordt overgeplaatst naar een lager betaald dienstrooster, ontvangt gedurende de lopende maand en de daaropvolgende maand de toeslag behorend bij het door hem verlaten dienstrooster. Daarna ontvangt hij gedurende een aantal maanden gelijk aan de helft van het aantal in ploegen dienst- rooster gewerkte jaren een in 3 gelijke termijnen aflopende toeslag van achtereenvolgens 90%, 60% en 30% van het verschil tussen de toeslag van het oorspronkelijk dienstrooster en die van het nieuwe dienstrooster, tenzij de in lid 6 beschreven regeling voor hem gunstiger is.
9. Bij de toepassing van de regelingen in dit artikel wordt rekening gehouden met eventuele uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetgeving, met dien verstande dat het netto maandinkomen niet meer dan voorheen zal bedragen.
Artikel 14 VAKANTIETOESLAG
1. Het vakantietoeslagjaar loopt gelijk met het kalenderjaar.
2. a. Jaarlijks in de maand mei ontvangt de medewerker een vakantie- toeslag van 8%, berekend over 12 maal het maandinkomen van de maand april.
b. Bij indiensttreding na 1 januari, doch vóór 1 mei wordt de vakantietoeslag over de rest van het kalenderjaar met de salarisbetaling in mei uitbetaald.
Bij indiensttreding na 1 mei wordt de vakantietoeslag uitbetaald gelijk met het salaris in de maand december.
3. Over een vol jaar dienstverband zal voor de medewerker vanaf 23 jaar de vakantietoeslag minimaal € 1.572,- per jaar bedragen. Deze toeslag wordt bij het begin van het contractjaar met de structurele CAO-loonsverhoging van het voorafgaande jaar verhoogd.
4. Voor medewerkers met een arbeidscontract voor bepaalde tijd geldt dat de vakantietoeslag wordt betaald over de duur van het contract. Voor medewerkers met een arbeidscontract voor bepaalde tijd die na 1 mei in dienst zijn getreden, of wier contract na 1 mei omgezet is in een arbeidscontract voor onbepaalde tijd of waarvan het tijdelijk contract na 1 mei is verlengd, ontvangen een naar rato berekende vakantietoeslag over dat jaar in december.
5. Bij beëindiging van de dienstbetrekking na het tijdstip van uit- betaling wordt de eventueel teveel genoten vakantietoeslag teruggevorderd of verrekend met het salaristegoed van de medewerker.
Artikel 15 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1. Indien een medewerker ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen van artikel 629 BW, de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de medewerker gedurende 26 weken 100%, 26 weken 95%, 26 weken 85% en 26 weken 75% van het maandinkomen worden doorbetaald indien de medewerker een maximale inspanning levert aan zijn reïntegratie. De werkgever zal bij wijziging van de wettelijke bepalingen over de gevolgen daarvan met de vakorganisaties overleg plegen.
3. De medewerker dient:
a. de werkgever xxxxxxxx, doch uiterlijk 1 uur na aanvang van zijn dienst van de arbeidsongeschiktheid en zo mogelijk van de vermoedelijke duur daarvan op de hoogte te stellen;
b. zo nodig geneeskundige hulp in te roepen;
c. na zijn herstel de werkgever daarvan xxxxxxxx in kennis te stellen en de werkzaamheden te hervatten.
Niet naleving van deze voorschriften kan leiden tot: 1e keer: schriftelijke waarschuwing;
2e keer: inhouding van ½ dag salaris; 3e keer: inhouding van 1 dag salaris;
4e keer en meer: inhouding van 2 dagen salaris.
4. De werkgever heeft het recht om de in lid 2 bedoelde loondoor- betaling te weigeren ten aanzien van de medewerker
die :
a. door opzet en/of grove nalatigheid arbeidsongeschikt is geworden;
b. zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd;
c. zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht.
5. In afwijking van het daaromtrent bepaalde in lid 2 zal aan de medewerker gedurende het ziektewetjaar het maandinkomen worden doorbetaald verminderd met de gebruikelijke inhou- dingen, behoudens het navolgende:
vanaf het vierde ziektegeval in een voortschrijdend jaar (m.u.v. chronisch zieken) wordt 90% van het bruto maandinkomen betaald.
6. In afwijking van het in lid 5 bepaalde, ontvangt de medewerker te allen tijde zijn maandinkomen bij een bedrijfsongeval, gedurende maximaal 2 jaar.
Van een bedrijfsongeval is sprake indien de arbeidsongeschikt- heid het gevolg is van een door de medewerker tijdens de rechtstreekse uitoefening van zijn functie overkomen ongeval, dat niet te wijten is aan zijn opzet of grove nalatigheid.
7. a. In geval van een deskundigenoordeel omtrent de arbeidsonge- schiktheid zal het salaris onder de navolgende voorwaarden voor 90 % worden doorbetaald:
- Het deskundigenoordeel dient binnen één werkdag te zijn aange- vraagd;
- bij een voor de medewerker positieve uitslag wordt alsnog tot 100 % aangevuld en zijn de kosten van het deskundigenoordeel voor rekening van de werkgever;
- bij het 1e deskundigenoordeel met een voor de medewerker negatief resultaat, wordt tot aan de uitspraak, doch uiterlijk 5 werkdagen 90 % doorbetaald; na de 5e werkdag wordt 70 % van het loon betaald (voor de volcontinudienst geldt deze regeling na de 7e dag); de kosten van het deskundigenoordeel zijn voor rekening van de medewerker;
- bij het 2e deskundigenoordeel met voor de medewerker negatief resultaat binnen 12 maanden, vindt geen loonbetaling plaats.
b. Bij weigering medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagd deskundigenoordeel, heeft de werkgever het recht de in lid 2 bedoelde loondoorbetaling op te schorten.
8. Ingeval de werknemer ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid tegen een of meer derden een vordering tot vergoeding van (inkomens-)schade kan doen gelden, heeft hij geen aanspraak op loondoorbetaling als bedoeld in de voorgaande leden van dit artikel.
De werkgever zal evenwel deze loondoorbetaling als voorschot aan de werknemer uitkeren, indien de werknemer dit deel van zijn aanspraak jegens een of meer derden aan de werkgever xxxxxxx. Een door de werkgever betaalt voorschot is na voren- bedoelde cessie niet terugvorderbaar.
9. In het kader van de Poortwachter zal de loondoorbetaling van 70% ook na het tweede ziektewetjaar worden gehandhaafd indien werkgever en werknemer gezamenlijk besluiten dat er redenen zijn om nog niet over te gaan tot de WIA-aanvraag.
Voor aanvullende afspraken met betrekking tot de Wet Poortwachter wordt verwezen naar de tekst van het in de bijlage opgenomen protocol.
10. De medewerker, die krachtens de Wet op de Arbeidsongeschikt- heidsverzekering of de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen een uitkering krijgt in verband met volledige arbeidsongeschiktheid en waarvan het dienstverband nog voortduurt op of na het moment dat hij de 60-jarige leeftijd heeft bereikt, krijgt tot 62-jarige leeftijd op zijn uitkering een aanvulling tot 80% van het laatst genoten bruto maandinkomen.
Een en ander mag, gezien het in deze situatie niet verschuldigd zijn van de pensioenpremie, niet leiden tot een hoger maandin- komen dan dat van de medewerker die gebruik maakt van de Financiële Overbruggingsregeling.
11. De medewerker, die op of na zijn 55-jarige leeftijd arbeidsonge- schikt wordt en ten tijde van het ontstaan van de arbeidsonge- schiktheid 20 jaar in dienst van de werkgever is en vervolgens krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen een uitkering ontvangt, krijgt deze uitkering aangevuld tot 80% van het laatst genoten bruto maandinkomen tot aan de 62-jarige leeftijd. Het gestelde in de laatste alinea van het voorafgaande lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16 UITKERING BIJ OVERLIJDEN
Indien de medewerker overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrek- kingen een overlijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van 3 maal het voor de medewerker geldende maand- inkomen.
Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht hetgeen de nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de medewerker toekomt ingevolge de Ziektewet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Onder nagelaten betrekking(en) wordt verstaan:
x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, mits deze niet duur- zaam gescheiden leeft, met de langstlevende echtgenoot/ echtgenote wordt gelijkgesteld de langstlevende duurzame partner in de zin van artikel 1;
b. indien deze niet meer in leven is of de echtgenoten duur- zaam gescheiden leefden, de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen.
Gelijkgesteld aan minderjarige kinderen worden kinderen van 18 tot en met 26 jaar, wier voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep.
Artikel 17 OUDERE MEDEWERKERS
1. Vrije uren voor oudere medewerkers
a. In afwijking van het bepaalde in artikel 8 kan de medewerker van 60 jaar, ter verlichting van de normale arbeidsduur, per week 8 uur minder werken, een en ander met een maximum van 376 uur per jaar. Ook de medewerker van 57 jaar en ouder, die 40 dienstjaren bij de onderneming heeft gewerkt, kan van deze regeling gebruik maken.
b. In overleg met de medewerker zal telkens voor een half jaar de vrije tijd worden vastgesteld.
c. Het samenvallen van deze vrije tijd met afwezigheid als gevolg van arbeidsongeschiktheid, feestdagen, vakantie en bijzonder verlof geeft geen recht op compenserende vrije tijd.
d. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de regeling naar rato toegepast.
e. Gedurende de vrije tijd zal het salaris worden doorbetaald op basis van 85% van het maandinkomen. Bij de opbouw van de pensioenrechten zal niet van deze korting op het salaris worden uitgegaan.
f. De medewerker kan een beroep op deze regeling doen met ingang van de week, waarin hij 60 jaar wordt.
g. Deze vrije dag wordt niet bij de berekening A.D.V.-dagen meegenomen.
h. In die gevallen waarin toepassing van deze regeling tot problemen leidt, kan in overleg tussen werkgever en medewer- ker een afwijkende regeling worden getroffen, inhoudende dat het op te bouwen tegoed direct voorafgaand aan Pre Pensioen of Pensioen kan worden opgenomen.
2. De medewerker van 55 jaar en ouder, die als gevolg van bedrijfsomstandigheden wordt overgeplaatst naar een funktie, die in een lagere salarisschaal is ingedeeld, blijft in zijn salarisschaal ingedeeld.
3. De medewerker van 55 jaar en ouder, die om medische redenen niet meer zijn oorspronkelijke funktie kan vervullen, blijft in zijn salarisschaal ingedeeld.
4. De medewerker van 55 jaar en ouder, die niet in ploegendienst- rooster werkzaam is, kan niet verplicht worden in ploegendienst- rooster te gaan werken.
5. Plaatsing in een lager betaald dienstrooster op advies van de bedrijfsarts
De ploegendiensttoeslag van de medewerker, die op advies van de bedrijfsarts wegens verminderde arbeidsprestatie tengevolge van ouderdom wordt overgeplaatst naar een lager betaald dienstrooster, zal worden vastgesteld overeenkomstig art. 13, lid 8 tenzij de regeling in art. 13, lid 6 gunstiger voor hem is.
6. a. De medewerker van 55 jaar en ouder, die ten tijde van de over- plaatsing langer dan 5 jaren onafgebroken in ploegendienst- rooster heeft gewerkt, behoudt zijn oorspronkelijke ploegentoe- slag.
b. De medewerker van 55 jaar en ouder, die ten tijde van de overplaatsing langer dan 5 jaar heeft gewerkt in een funktie met een toeslag voor het werken onder bezwarende omstandigheden, behoudt deze toeslag.
7. Bij toepassing van dit artikel wordt rekening gehouden met eventuele uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetgeving, met dien verstande dat het netto maandinkomen niet meer dan voorheen zal bedragen.
Artikel 18 PENSIOEN
De werkgever is verplicht de medewerker bij de uitvoerder van de pensioenregeling aan te melden en indien hij voor opname in aanmerking komt, daarna te laten toetreden op de wijze zoals geregeld in de statuten en het reglement van dat fonds. De werkgever zal geen toestemming geven aan wijzigingen van de statuten of het pensioenreglement, alsmede aan andere goedkeuringsbesluiten, die de rechten van de deelnemers beïnvloeden, dan nadat overleg is gepleegd met de vakorga- nisaties. Afgesproken wordt dat de aan deze regeling verbonden kosten voor werkgever en voor werknemer in 2004 niet hoger zullen zijn dan het niveau van 2002.
Artikel 19 SPAARLOONREGELING
De medewerker kan deelnemen aan de spaarloonregeling. Het te sparen bedrag kan worden ingehouden van de eindejaarsuit- kering of maandelijks datgene dat wettelijk is toegestaan.
Deze regeling is nader uitgewerkt in het Spaarloonreglement. Voor zover de medewerker deelneemt aan deze regeling wordt het gespaarde bedrag in mindering gebracht op het sociale verzekeringsloon, hetgeen in geval van een WIA, WAO of WW uitkering kan resulteren in een lagere uitkering.
Toetreding kan plaatsvinden op 1 januari van elk jaar.
Artikel 20 FEESTDAGEN
1. Onder feestdagen worden verstaan: Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, de beide Kerstdagen, alsmede de vastgestelde Koninginnedag.
2. Eens per 5 jaar, voor het eerst in 1985, zal 5 mei als feestdag worden aangemerkt.
Indien en voor zover 5 mei in de lustrumjaren op zaterdag of zondag valt, zal aan de medewerker een compenserende vrije dag worden toegekend. Het tijdstip waarop de compensatie wordt genoten, wordt na overleg met de Ondernemingsraad door de werkgever vastgesteld.
3. Op feestdagen wordt in de regel niet gewerkt.
4. a. Voor zover een feestdag niet valt op zaterdag of zondag wordt het salaris op basis van het maandinkomen doorbetaald.
b. Voor zover de carnavalsmaandag en/of -dinsdag aangewezen zijn als vastgestelde collectieve vrije dagen, worden de gewerkte uren vergoed als op een feestdag.
5. a. De medewerker in 2- en 3-ploegendienstrooster kan op de dag voorafgaande aan Kerstmis en Nieuwjaar zijn dienst om 19.00 uur beëindigen.
De gederfde uren worden vergoed op basis van het maandinko- men.
b. Voor de medewerker in de nachtdienst van het 3-ploegen- dienstrooster vangt de feestdag bij Kerst en Nieuwjaar aan op de avond voorafgaande aan de eigenlijke feestdag.
c. Voor de medewerker in volcontinu-dienstrooster wordt de feestdag geacht te lopen van 's morgens 06.00 uur tot de volgende dag 06.00 uur. Voor deze groep medewerkers vangt de feestdag bij Kerst en Nieuwjaar aan om 22.00 uur voorafgaand aan de eigenlijke feestdag, hetgeen in beide gevallen een uitbreiding van 8 uur betekent.
6. De medewerker die arbeidsongeschikt is op een feestdag, ontvangt geen vervangende vrije dag.
7. a. De medewerker die niet werkt in volcontinudienst en die volgens dienstrooster moet werken op een feestdag, die niet valt op zaterdag of zondag, ontvangt boven het bepaalde in lid 4a een toeslag van 1,20% van zijn maandsalaris per op die feestdag gewerkt uur.
b. De medewerker in volcontinudienst, die volgens dienstrooster moet werken op een feestdag, die niet valt op zaterdag of zondag, ontvangt boven het bepaalde in lid 4a een toeslag van 0,60% van zijn maandsalaris per op die feestdag gewerkt uur.
c. De medewerker, die volgens dienstrooster moet werken op een feestdag, die valt op een zaterdag of zondag, ontvangt daarvoor een toeslag van 0,60% van zijn maandsalaris per op die feestdag gewerkt uur.
Artikel 21 VAKANTIE
1. Algemeen
Het vakantiejaar loopt gelijk met het kalenderjaar. Onder salaris wordt in dit artikel verstaan het salaris op basis van het maand- inkomen.
Een vakantiedag is gelijk aan de arbeidsduur per dag of dienst volgens het voor de medewerker geldende dienstrooster.
2. Duur der vakantie
a. De medewerker verwerft per vol vakantiejaar recht op een basisvakantie van 24,5 dagen of diensten, een en ander met uitzondering van de medewerker in 3-ploegendienst, deze verwerft 24 dagen.
Boven de basisvakantie ontvangt de medewerker, die is inge- deeld in:
functiegroep 1 tot en met 9 : 1 dag of dienst; functiegroep 10 en 11 : 2 dagen of diensten;
De medewerker tot 18 jaar ontvangt boven de basisvakantie 1 dag of dienst extra.
b. De medewerker heeft voorts per vakantiejaar recht op de navolgende extra dagen of diensten met behoud van salaris:
1 dag of dienst: vanaf 40-jarige leeftijd;
2 dagen of diensten: vanaf 45-jarige leeftijd; 3 dagen of diensten: vanaf 50-jarige leeftijd; 6 dagen of diensten: vanaf 55-jarige leeftijd; 7 dagen of diensten: vanaf 60-jarige leeftijd; 8 dagen of diensten: vanaf 61-jarige leeftijd; 9 dagen of diensten: vanaf 62-jarige leeftijd.
Bepalend voor de leeftijd is de leeftijd die de medewerker in het vakantiejaar bereikt.
De opbouw van extra vakantie op basis van dienstjaren is vervallen, met dien verstande dat verworven rechten gehandhaafd blijven.
c. De medewerker, die slechts een deel van het vakantiejaar in dienst is (geweest) dan wel korter werkt dan de normale ar- beidsduur, heeft recht op een evenredig deel, afgerond op hele of halve dagen of diensten van de in dit lid genoemde vakantie, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.
3. Berekening van het aantal vakantiedagen
Voor de berekening van het aantal vakantiedagen wordt een medewerker, die voor of op de 15e van enige maand in dienst treedt, dan wel de dienst verlaat, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden, dan wel de dienst te hebben verlaten.
De medewerker, die na de 15e van enige maand in dienst treedt, dan wel de dienst verlaat, wordt geacht op de eerste van de navolgende maand in dienst te zijn getreden, dan wel de dienst te hebben verlaten.
In afwijking hiervan zal, indien het dienstverband korter dan 1 maand heeft geduurd, de medewerker een zuiver proportioneel recht op vakantie krijgen.
4. Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten
De medewerker dient bij aanvang van de dienstbetrekking de werkgever een verklaring te overleggen hoeveel recht op vakantiedagen hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven, doch niet genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel verlof- dagen zonder behoud van salaris de medewerker aanspraak kan maken.
5. Aaneengesloten vakantie
Van de in lid 2 sub a. genoemde vakantie zullen als regel 10 dagen of diensten aaneengesloten worden genoten.
Het tijdstip van de aaneengesloten vakantie wordt door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad in de periode van mei tot en met september vastgesteld.
De medewerker kan in overleg met de werkgever een vakantie van 3 aaneengesloten weken opnemen, indien het bedrijfsbelang zich daar niet tegen verzet.
6. Overige vakantiedagen
a. De werkgever stelt bij de aanvang van het vakantiejaar in overleg met de ondernemingsraad de dagen vast welke als collectieve vakantiedagen zullen worden genoten.
b. De medewerker kan in overleg met de werkgever de overblij- vende vakantiedagen opnemen. Een verzoek daartoe dient als regel 2 dagen tevoren te worden ingediend.
c. Per kalenderjaar kan 1 vakantiedag worden opgenomen in 4 delen van elk 2 uur.
7. Niet opgenomen vakantiedagen
De medewerker dient de hem toekomende vakantie dagen, die hij nog niet heeft opgenomen, in het volgende vakantiejaar in overleg met de werkgever op te nemen.
8. Vakantierechten bij onderbreking der werkzaamheden
a. De medewerker verwerft geen vakantierechten over de tijd gedurende welke hij wegens het niet verrichten van zijn werk- zaamheden geen aanspraak op in geld vastgesteld salaris heeft.
b. Het onder a. bepaalde is niet van toepassing indien de mede- werker zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens:
- ziekte of ongeval, tenzij veroorzaakt door zijn opzet;
- het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsverdediging of openbare orde, niet zijnde opkomstplicht voor eerste oefening;
- het genieten van verlof gebaseerd op in een vorige dienst- betrekking verworven, doch niet opgenomen verlof;
- het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de werknemersorganisatie van de medewerker georganiseerde bijeenkomst;
- onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband;
- zwangerschap of bevalling;
In deze gevallen worden nog vakantierechten verworven over 12 maanden, waarin geen arbeid wordt verricht, waarbij de duur van de onderbreking uit de respectievelijke oorzaken tezamen wordt geteld.
De opbouw van vakantierechten tijdens ziekte of ongeval wordt, in afwijking van het voorgaande, beperkt tot de laatste 6 maanden.
De verworven vakantierechten in de onder dit lid genoemde gevallen vervallen indien de dienstbetrekking door de medewerker wordt beëindigd, alvorens de arbeid is hervat.
9. Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen, waarop geen arbeid wordt verricht
a. Dagen waarop de medewerker arbeidsongeschikt is, gelden niet als vakantiedagen, indien de arbeidsongeschiktheid op de gebruikelijke wijze is gemeld en krachtens de bepalingen van de Ziektewet is vastgesteld en de medewerker aannemelijk kan maken, dat hij zodanig in zijn bewegingsvrijheid was beperkt dat de bedoeling van de vakantie in genen dele tot haar recht heeft kunnen komen.
b. In deze gevallen zal de werkgever in overleg met de medewerker bepalen op welk tijdstip hij deze alsnog zal genieten.
10. Vakantie bij ontslag
a. Indien de medewerker bij het beëindigen van de dienstbetrekking de hem nog toekomende vakantie niet heeft kunnen opnemen, zal hem voor elke niet genoten dag een evenredig salarisbedrag worden uitbetaald.
b. Teveel genoten vakantie wordt op overeenkomstige wijze met het salaris verrekend.
c. De werkgever reikt de medewerker bij het einde van de dienst- betrekking een verklaring uit, waaruit blijkt de duur van de vakantie zonder behoud van salaris, welke de medewerker op dat tijdstip nog toekomt.
11. Uitbetaling van vakantiedagen
Behoudens in geval van beëindiging van het dienstverband kun- nen vakantiedagen nimmer door betaling worden vervangen.
Artikel 22 GEOORLOOFD VERZUIM, ARBEID EN ZORG
1. Calamiteiten en ander kort verzuimverlof.
De werknemer kan doorbetaald verlof opnemen als bedoeld in artikel 4:I van de Wet Arbeid en Zorg mits de werknemer zo mogelijk ten minste 1 dag van tevoren aan de werkgever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont. De werkgever kan achteraf van de werknemer verlangen dat hij bewijsstukken overlegt. Aanvragen dienen te verlopen via de afdeling Personeel & Organisatie.
2. Onder de in dit artikel genoemde aanduidingen:
"ouder" - wordt tevens verstaan "schoon-, pleeg- en stief- ouder";
"grootouder" - wordt tevens verstaan "grootouder van de echtgenoot/echtgenote";
"kind" - wordt tevens verstaan "pleeg-, stief- en aangehuwd kind";
"echtgenoot/echtgenote" - wordt tevens verstaan de "duur- zame partner" in de zin van artikel 1.
a. op de dag van ondertrouw van de 1/2 dag medewerker
b. bij huwelijk van de medewerker 2 dagen
c. bij bevalling van de echtgenote incl. kraamverlof 4 dagen
d. bij huwelijk van: 1 dag
- kind
- ouder
- broer, zuster, zwager, schoonzuster
e. bij 25- of 40-jarig huwelijk van de 1 dag medewerker
f. bij 12 ½ jarig dienstjubileum van de medewerker 1/2 dag bij 25- en 40-jarig dienstjubileum van de
medewerker 1 dag
g. bij 25-, 40- en 50-jarig huwelijksfeest 1 dag van de ouders
h. bij overlijden van: de dag van
- echtgenoot/echtgenote overlijden
- kind tot en met
- ouder de dag van
- broer, zuster, zwager, schoonzuster uitvaart
i. Bij de overlijden van grootouder de dag van uitvaart
j. bij de 1e H. Communie van een kind van de 1 dag medewerker in volcontinudienst of 3 ploegen-
dienst, voor zover deze medewerker op die dag volgens rooster dient te werken.
k. gedurende de daarvoor benodigde tijd en voor zover het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet, voor de mede- werker, die als lid van de werknemers- organisatie en als afgevaardigde deelneemt aan door de werknemers- organisatie te geven vormings- en scholingsbijeenkomsten, resp. te houden statutair of reglementair voorgeschreven
bijeenkomsten; indien het verlof tenminste 14 dagen tevoren door de werknemers- organisatie schriftelijk is aangevraagd.
l. bij het nakomen van een door de wet opgelegde verplichting, die de medewerker persoonlijk moet vervullen en welke buiten zijn schuld is ontstaan, gedurende een korte door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur, een en ander voor zover de ver- vulling niet mogelijk is buiten de voor de betrokkene geldende arbeidstijd voor zover de medewerker hiervoor niet van andere zijde een vergoeding ontvangt.
m. de benodigde tijd voor het afleggen van een vakexamen verband houdend met de funktie of een toekomstige funktie van de mede- werker in de onderneming.
n. voor het volgen van een cursus ter voorbereiding op de aanstaande pensionering maximaal 5 dagen.
3. Artikel 628 van het BW is van kracht, met dien verstande dat de werkgever niet gehouden is het salaris door te betalen over de uren, waarop geen arbeid wordt verricht ten gevolge van:
x. xxxxxxxxx van de medewerker door de werkgever;
b. invoering door de werkgever van een verkorte werkweek (een 0-uren week daaronder begrepen).
Wanneer tot invoering van een verkorte werkweek als bedoeld in sub b. wordt overgegaan, zal daarvan door de werkgever zo tijdig mogelijk mededeling worden gedaan aan de werknemers- organisatie.
4. Indien de noodzaak van dokters-, tandarts- of specialistenbezoek in diensttijd wordt aangetoond, zal aan de medewerker de daar- voor benodigde tijd met een maximum van 2 uren worden ver- goed. Eventueel meer verzuimde uren kunnen in overleg met de werkgever worden ingehaald.
Kan een medewerker aantonen dat hij buiten zijn schuld langer dan 2 uur nodig heeft gehad voor specialistenbezoek, dan kan de personeelsdienst bepalen hoeveel uren boven de 2 uren aan de medewerker worden vergoed.
5. Kortdurende zorgverlof.
De werknemer kan doorbetaald verlof ter hoogte van 70 % van het maandinkomen opnemen (artikel 5:1 van de Wet Arbeid en Zorg) gedurende maximaal tweemaal de arbeidsduur per week op jaarbasis ten behoeve van de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van:
a) een inwonend (pleeg)kind)
b) de echtgenoot of partner
c) de ouder van de werknemer.
Aanvragen dienen te verlopen via de afdeling Personeel & Organisatie.
6. Adoptieverlof.
De werknemer kan onbetaald verlof opnemen als bedoeld in artikel 3:2 van de Wet Arbeid en Zorg gedurende maximaal 4 aaneengesloten weken in verband met de adoptie van een kind. De werknemer heeft gedurende deze periode recht op een uitkering die hij via de werkgever aanvraagt bij het UWV. Aanvragen dienen te verlopen via de afdeling Personeel & Organisatie.
Artikel 23 OUDERSCHAPSVERLOF
Medewerkers, die gebruik maken van de in het kader van de Wet Ouderschapsverlof getroffen voorzieningen, zullen daarvan geen nadeel ondervinden bij de opbouw van de pensioenvoorziening. Tevens zal het gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid geen nadelige invloed hebben op de berekening ter zake van dienstjaren.
Artikel 24 GESCHILLENCOMMISSIE
Alle uit deze overeenkomst voortvloeiende geschillen zullen in eerste instantie worden onderworpen aan het oordeel van een geschillen commissie, wier taak, samenstelling en werk wijze geregeld zijn in het Reglement voor de Geschillencommissie (Bijlage VI).
1. Ingeval zich een dusdanige wijziging van algemeen economische aard in Nederland voordoet, dat partijen redelijkerwijs niet langer aan de salarisbepalingen gebonden worden geacht, zal tijdens de duur van deze overeenkomst tussen partijen over de aan te brengen wijzigingen overleg worden gepleegd.
2. Indien de overheid wettelijke maatregelen treft zoals m.b.t. de loonvorming, de sociale verzekeringswetten of de arbeidsduur, die de tussen partijen overeengekomen afspraken wezenlijk raken, vervallen de desbetreffende bepalingen uit deze overeenkomst m.i.v. de datum waarop deze maatregelen in werking treden. Partijen zullen zo spoedig mogelijk ter zake overleg plegen en vaststellen welke bepalingen zullen gelden. Indien nodig zullen partijen tussentijds voorzieningen treffen tot dat overeenstemming is bereikt over de nieuwe bepalingen.
De collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op
1 april 2007 en eindigt, zonder dat enige opzegging is vereist, op 31 maart 2009.
Partij ter ene zijde Partijen ter andere zijde
TREGA International B.V. FNV Bondgenoten
De Unie
BIJLAGE I VOORBEELDFUNCTIES EN GROEPSINDELING
Groep 1 (0 t/m 19 ORBA) Geen functies
Groep 2 (19,5 t/m 39 ORBA) Geen functies
Groep 3 (39,5 t/m 59 ORBA) Geen functies
Groep 4 (59,5 t/m 79 ORBA)
1. Logistiek medew. E
Groep 5 (79,5 t/m 99 ORBA)
1. Operator B Persen/Glazuren
2. Operator B Ovens/Sortering
3. Operator B Massabereiding
4. Operator B Zagen & Kalibreren
5. Operator B Glazuur- & Verfbereiding
6. Junior Onderhoudsmonteur
Groep 6 (99,5 t/m 119 ORBA))
1. Operator A Massabereiding
2. Operator B Ovens/Sortering
Groep 7 (119,5 t/m 139 ORBA)
1. Operator A Ovens/Sortering
2. Operator A Persen/Glazuren
3. Operator A Glazuur- & Verfbereiding
4. Operator A Zagen & Kalibreren
Groep 8 (139,5 t/m 159 ORBA)
1. Verkoper binnendienst
2. Logistiek Medewerker A
Groep 9 (159,5 t/m 179 ORBA)
1. Afdelingssecretaresse
2. Logistiek Medewerker B
Groep 10 (179,5 t/m 199 ORBA)
1. Logistiek Medewerker D
Groep 11 (199,5 t/m 219 ORBA)
1. Chef Verkoop Binnendienst
Salarisschaal voor de groepen 1 tot en met 11 vanaf 1 APRIL 2008
Punten Periodiek | 0-19 1,01 Groep 1 | 19,5-39 groep 2 | 39,5-59 Groep 3 | 59,5-79 Groep 4 | 79,5-99 Groep 5 | 99,5-119 Groep 6 | 119,5-139 Groep 7 | 139,5-159 Groep 8 | 159,5-179 Groep 9 | 179,5-199 Groep 10 | 199,5-219 Groep 11 |
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 | 1447,74 1461,29 1474,94 1488,72 1502,68 1516,74 1530,97 1530,97 1530,97 1545,31 1545,31 1545,31 1545,31 1559,80 0,00 0 | 1461,2 9 1474,9 4 1488,7 2 1502,6 8 1516,7 4 1530,9 7 1545,3 1 1559,8 3 1559,8 3 1559,8 3 1574,4 6 1574,4 6 1574,4 6 1589,2 5 0,00 0 | 1488,61 1502,53 1516,60 1530,82 1545,17 1559,68 1574,33 1589,12 1604,07 1604,07 1619,12 1619,12 1619,12 1634,36 0,00 0,00 | 1530,10 1551,94 1573,79 1595,95 1618,47 1641,31 1664,50 1688,05 1711,92 1711,92 1736,17 1736,17 1736,17 1760,78 0,00 0,00 | 1587,81 1610,19 1632,92 1655,99 1679,41 1703,15 1727,27 1751,76 1776,59 1776,59 1801,81 1801,81 1801,81 1827,43 0,00 0,00 | 1662,43 1685,96 1709,79 1734,01 1758,61 1783,55 1808,86 1834,58 1860,68 1887,14 1914,02 1914,02 1914,02 1941,31 0,00 0,00 | 1756,46 1785,55 1815,14 1845,22 1875,85 1907,01 1938,73 1970,95 2003,78 2037,19 2071,19 2071,19 2071,19 2105,77 0,00 0,00 | 1872,75 1908,30 1944,56 1981,55 2019,28 2057,76 2097,00 2137,04 2177,89 2219,53 2262,00 2262,00 2262,00 2305,36 0,00 0,00 | 2014,96 2058,15 2102,33 2147,49 2193,64 2240,86 2289,13 2338,50 2388,97 2440,61 2493,36 2547,30 2602,49 2658,91 0,00 0,00 | 2187,74 2240,04 2293,67 2348,63 2404,97 2462,69 2521,89 2582,56 2644,74 2708,49 2773,82 2840,79 2909,41 2979,30 0,00 0 | 2396,98 2454,53 2513,50 2573,98 2635,93 2699,45 2764,57 2831,31 2899,70 2969,80 3041,68 3115,34 3189,48 3265,44 0,00 0,00 |
Jeugdsalarisschalen voor de groepen 1 tot en met 11 vanaf 1 APRIL 2008 | |
Punten | 99,5- 119,5- 139,5- 159,5- 179,5- 199,5- 0-19 19,5-39 39,5-59 59,5-79 79,5-99 119 139 159 179 199 219 |
1,01 | |
Leeftijd | groep groep groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8 groep 9 10 11 |
€ € € € € € € € € € € | |
1.042,0 1.051,4 1.070,6 1.099,8 1.140,0 1.192,3 1.258,1 1.339,5 1.439,0 1.560,0 1.706,4 | |
17 | 3 9 2 5 7 0 2 2 5 1 9 € € € € € € € € € € € |
1.143,4 1.153,9 1.175,1 1.207,4 1.251,9 1.309,8 1.382,7 1.472,8 1.583,0 1.716,9 1.879,1 | |
18 | 5 3 1 8 9 4 1 3 4 2 1 € € € € € € € € € € € |
1.244,8 1.256,3 1.279,6 1.315,1 1.363,9 1.427,3 1.507,2 1.606,1 1.727,0 1.873,8 2.051,7 | |
19 | 9 7 1 5 4 6 8 7 2 7 4 |
€ | € | € | € | € | € | € | € | € | € | € | |
1.346,3 | 1.358,8 | 1.384,1 | 1.422,7 | 1.475,8 | 1.544,9 | 1.631,9 | 1.739,4 | 1.870,9 | 2.030,8 | 2.224,3 | |
20 | 3 | ||||||||||
6 | 2 | 9 | 8 | 2 | 0 | 7 | 9 | 1 | 8 |
Uitgangspunten
1. De werkgever erkent, dat met betrekking tot het funktioneren van de werknemersorganisatie in de onderneming een goede commu- nicatie met de leden noodzakelijk is.
2. De werkgever en de werknemersorganisatie zijn in verband hiermede ten behoeve van het bedrijvenwerk in de onderneming een aantal faciliteiten overeengekomen.
3. Het gebruikmaken van deze faciliteiten dient, zowel naar aantal als naar inhoud, de voortgang van de werkzaamheden niet in gevaar te brengen. In voorkomende gevallen zal steeds vooraf overleg plaatsvinden tussen de werknemersorganisatie en de door de werkgever aangewezen bedrijfsfunctionaris.
4. De werkgever en de werknemersorganisatie zijn echter van me- ning, dat de huidige communicatiepatronen en overlegstructuren met de ondernemingsraad enerzijds en met de bezoldigde bestuurder van de werknemersorganisatie anderzijds hierdoor niet behoren te worden aangetast.
5. Het contact tussen de werkgever en de werknemersorganisatie blijft verlopen via de gebruikelijke communicatielijnen (de door de werkgever aangewezen bedrijfsfunctionaris/bezoldigde functio- naris van de werknemersorganisatie).
Rechtstreeks contact tussen een bestuurslid van de bedrijfs- ledengroep en de bedrijfsfunctionaris blijft beperkt tot huis- houdelijke aangelegenheden met betrekking tot de verleende faciliteiten en het onder het hoofdstuk Klachten vermelde.
6. De te verlenen faciliteiten kunnen worden opgeschort ingeval door het bedrijvenwerk in strijd wordt gehandeld met het gestelde onder 3, 4 en 5, dan wel de werknemersorganisatie zich niet aan de gestelde regels of gemaakte afspraken houdt of zich anders- zins in een conflictsituatie met de werkgever bevindt.
7. Aan deze regeling kunnen slechts faciliteiten worden ontleend voor zover en gedurende dezelfde periode als de CAO van kracht is.
Artikel 1 SAMENSTELLING BESTUUR VAN DE BEDRIJFSLEDENGROEP
De werknemersorganisaties delen werkgever schriftelijk mede, welke van haar leden uit het personeel deel uitmaken van de besturen van de bedrijfsledengroepen c.q. bedrijfskaderleden zijn en houden de werkgever op de hoogte van de mutaties in deze groeperingen.
Artikel 2 BESCHERMING VAN BESTUURSLEDEN VAN DE BEDRIJFS LEDENGROEP
1. Werkgever zal ervoor zorgdragen, dat de positie bij de onder- neming van de bestuursleden van de bedrijfsledengroep uitsluitend zal worden beïnvloed door de naleving van de rechten en verplichtingen uit hun arbeidsovereenkomst voortvloeiende en derhalve niet door hun optreden als bestuurslid van de bedrijfs- ledengroep.
2. Aan de bestuursleden van de bedrijfsledengroep, alsmede aan de bedrijfskaderleden zal door de werkgever een extra bescherming worden gegeven. Deze bestaat hierin, dat de werkgever, behou- dens ingeval betrokkene aanleiding geeft tot een dringende reden als bedoeld in artikel 678 BW, geen ontslag zal toepassen wegens het lid persoonlijk betreffende redenen dan na overleg met bezoldigde vertegenwoordigers van de betreffende werknemersorganisatie.
Artikel 3 VERGADERRUIMTE EN VERGADERTIJD
1. Werkgever stelt vergaderruimte beschikbaar ten behoeve van vergaderingen van het bestuur van de bedrijfsledengroep, eventu- eel tezamen met kaderleden. De te gebruiken ruimte dient steeds tijdig te worden aangevraagd.
2. In het kader van het bedrijvenwerk in de onderneming stelt werk- gever ten behoeve van het bestuur van de bedrijfsledengroep een redelijke en noodzakelijk te achten aantal uren ter beschikking. Over het aantal uren en de besteding daarvan dient overleg met werkgever plaats te vinden.
3. Activiteiten van het bestuur van de bedrijfsledengroep, waarbij kaderleden van de werknemersorganisatie, geen bestuurslid zijnde, zijn betrokken, zullen in de regel in de eigen tijd van betrokkenen plaatsvinden. Indien dit, tengevolge van verschillen- de dienstroosters van betrokkenen, niet mogelijk is, zal aan be- trokkenen, indien de werkomstandigheden dit toelaten, vrijaf met behoud van salaris worden gegeven.
4. Werkgever stelt alleen in dringende gevallen bedrijfsruimte in bedrijfstijd beschikbaar voor contacten inzake be- drijfsaangelegenheden van leden van de werknemersorganisatie met degenen, die als bezoldigd bestuurder en/of deskundige een funktie in de werknemersorganisatie vervullen.
Artikel 4 DELEGATIE WERKNEMERSORGANISATIE
De werknemersorganisatie kan zich laten vergezellen door één van haar leden, werkzaam in de onderneming. Het betreffende delegatielid kan alle besprekingen als adviseur bijwonen en is verplicht het vertrouwelijke karakter van mededelingen, die als zodanig worden gedaan, te respecteren en de aan hem verstrekte gegevens uitsluitend te gebruiken voor het doel, waarvoor zij zijn verstrekt. De werknemersorganisatie zal werkgever vooraf informeren wie zij voornemens is in de delegatie van de werkne- mersorganisatie te benoemen.
Artikel 5 AANKONDIGINGBORDEN
Werkgever zal aan het bestuur van de bedrijfsledengroep gezamenlijk de beschikking geven over een aantal aankondi- gingsborden voor het publiceren van zakelijke mededelingen ten behoeve van het bedrijvenwerk, welke van tevoren ter goedkeuring en waarmerking worden voorgelegd aan een door de directie van de onderneming aan te wijzen instantie.
Artikel 6 EXTERNE CONTACTEN
Werkgever zal toestaan dat bezoldigde functionarissen van de werknemersorganisatie in werktijd contact hebben met één of meer leden van het bestuur van de betreffende bedrijfs- ledengroep, mits de voortgang der werkzaamheden niet wordt geschaad en werkgever van tevoren op de hoogte is gebracht van dit voorgenomen contact.
Artikel 7 KLACHTEN
Voor de bespreking van zaken, die door leden bij een door de werknemersorganisatie aangewezen contactpersoon worden aangebracht, zullen deze te allen tijde de binnen de onderneming werkzame personeelsfunctionaris kunnen benaderen voor het maken van een afspraak ter bespreking van de aangebrachte zaken.
Artikel 8 MEDEDELINGEN VAN DE ONDERNEMING
Werkgever zal een exemplaar van algemene mededelingen aan de medewerkers, aan de secretarissen van de bedrijfsledengroep toezenden.
Artikel 9 INFORMATIEVERSPREIDING
Over de wijze van verspreiding van individuele schriftelijke informatie door het bestuur van de bedrijfsledengroep aan de leden zal in voorkomende gevallen van tevoren overleg gepleegd worden door het bestuur van de bedrijfsledengroep en de werkgever of een door hem aangewezen persoon. Dit zal zodanig geregeld dienen te worden dat de voortgang der bedrijfs- werkzaamheden niet wordt verstoord.
Artikel 10 FISCALISERING VAKBONDSBIJDRAGE
Medewerkers die lid zijn van een Vakbond, kunnen 1 keer per jaar bij de afdeling Personeel & Organisatie een verklaring van de werknemersorganisatie inleveren. Het totaal bedrag van de reeds betaalde jaarcontributie zal in mindering worden gebracht op de bruto eindejaarsuitkering en zal tevens netto voor hetzelfde bedrag worden uitgekeerd. Deze regeling kan gevolgen hebben voor een eventueel latere uitkering op basis van de Sociale Verzekeringen.
Alle toegekende inconveniënten toeslagen zijn per 01-01-1994 bevroren.
Nieuwe medewerkers ontvangen per 01-04-1994 geen toeslag meer tenzij de FUWA commissie (tevens belast met inconve- niënten), waarvan de functie-analist deel uit maakt, anders oordeelt. De uitkomsten van de Commissie zullen worden besproken met de Vakbonden.
De huidige inconveniëntentoeslagen bedragen:
a. categorie 1: € 48,37 bruto per maand
b. categorie 2: € 36,30 bruto per maand
c. categorie 3: € 24,19 bruto per maand
Medewerkers, die woonachtig zijn buiten de gemeente Maastricht, ontvangen een reiskostenvergoeding, onafhankelijk van de wijze waarop men reist.
De vergoeding, die gebaseerd is op het tarief van het openbaar vervoer en afstand woonadres-werkadres (enkele reis), bedraagt:
voor medewerkers
Van tot en met | Vergoeding per gewerkte dag |
5 – 10 km | € 3,47 |
11 – 15 km | € 4,31 |
16 – 20 km | € 5,21 |
21 – 25 km | € 6,09 |
26 – 30 km | € 6,93 |
31 km en meer | € 7,83 |
Artikel 1 SAMENSTELLING
1. De geschillencommissie bestaat uit 6 leden en 6 plaatsvervangen- de leden en wordt ad hoc ingesteld.
2. Drie leden en drie plaatsvervangende leden, verder te noemen de werkgeversleden, worden aangewezen door de werkgever; drie leden en drie plaatsvervangende leden, verder te noemen de werknemersleden, door de werknemersorganisaties.
3. Leden en plaatsvervangende leden dezer commissie, welke ophouden gemachtigde te zijn van werkgever of van de werkne- mersorganisatie, verliezen hierdoor het lidmaatschap van deze commissie.
4. De voorzitter, resp. diens plaatsvervanger, worden benoemd door de werkgeversleden, terwijl de secretaris, resp. diens plaatsver- vanger, door de werknemersleden worden benoemd.
Artikel 2 TAAK
De geschillencommissie heeft tot taak:
a. ingeval van twijfels een bindende uitleg te geven aan de bepalingen van de CAO;
b. in een geschil, als bedoeld in artikel 3 van dit reglement, uitspraak te doen.
Artikel 3 GESCHILLEN
1. Iedere klacht over het niet of niet behoorlijk naleven door de werkgever of door de medewerker van het in de arbeidsovereen- komst bepaalde, dan wel van een door de geschillencommissie gegeven bindende uitleg van de bepalingen van een arbeidsover- eenkomst, levert een geschil op in de zin van dit reglement.
2. Klachten als in het eerste lid bedoeld kunnen alleen worden inge- diend door partijen bij de arbeidsovereenkomst.
Artikel 4 AANHANGIG MAKEN VAN GESCHILLEN
1. Een geschil wordt aanhangig gemaakt door indiening bij aangete- kend schrijven bij de manager Personeel & Organisatie van desbetreffende met redenen omklede klacht, houdende een duidelijke en bepaalde conclusie.
2. Een geschil wordt geacht aanhangig te zijn op de datum van verzending van het in lid 1 bedoeld aangetekend schrijven voor welke datum zal gelden het op het betreffend schrijven voorko- mende postmerk.
Artikel 5 BEHANDELING VAN GESCHILLEN
1. De geschillencommissie moet bij de behandeling van aan haar oordeel onderworpen geschillen, het navolgende in acht nemen:
a. de geschillencommissie zal geen beslissing nemen dan nadat de partij tegen wie de klacht aanhangig is gemaakt, is gehoord, althans tot zodanig verhoor behoorlijk is opgeroepen;
b. de geschillencommissie mag alleen een beslissing nemen in een vergadering, waarin drie (3) werkgeversleden en drie (3) werkne mersleden of hun plaatsvervanger tegenwoordig zijn.
Is aan deze voorwaarde niet voldaan, dan wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen veertien dagen een nieuwe vergadering gehouden, welke ongeacht het aantal aanwezigen, een beslissing kan nemen;
c. alle beslissingen worden genomen met gewone meerderheid van stemmen.
2. Indien de geschillencommissie wegens staken der stemmen over enig geschil niet tot een beslissing kan komen, houdt zij zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen veertien (14) dagen een tweede vergadering. Indien de stemmen dan opnieuw staken, is de partij, die het geschil aanhangig gemaakt heeft, vrij zich tot de kantonrechter te Maastricht te wenden.
3. De geschillencommissie regelt voor zover nodig verder zelf de wijze van behandeling en beslissing der aan haar oordeel onder- worpen geschillen.
4. Een beslissing in een geschil wordt door de secretaris zo spoedig mogelijk per aangetekend schrijven ter kennis van beide partijen gebracht, na door de voorzitter te zijn medeondertekend.
Met een door de geschillencommissie gegeven bindende uitleg van enige bepaling ener arbeidsovereenkomst wordt op dezelfde wijze gehandeld.
5. Indien door de geschillencommissie geen termijn bepaald is binnen welke aan deze beslissing gevolg moet worden gegeven, zal deze onverwijld moeten worden opgevolgd.
Artikel 6 GETUIGEN EN DESKUNDIGEN
1. Werkgever en medewerker, die als partij of als getuigen of des- kundigen worden opgeroepen om door de geschillencommissie te worden gehoord, zijn verplicht aan deze oproeping gevolg te geven, alle verlangde inlichtingen naar waarheid te verstrekken en alle gevraagde bescheiden te overleggen.
2. Werkgever is verplicht de medewerker, die door de geschillen- commissie wordt opgeroepen, voldoende tijd vrij te geven om aan deze oproeping te voldoen.
3. De geschillencommissie is bevoegd het horen van getuigen of deskundigen ter plaatse naar haar goeddunken op te dragen aan een of meer van haar leden.
Artikel 7 VERGADERINGEN
1. De oproepingen voor de vergaderingen der geschillencommissie worden met de agenda tijdig tevoren namens de voorzitter door de secretaris aan de leden en plaatsvervangende leden gezonden. In spoedeisende gevallen, dit ter beoordeling van de voorzitter of diens plaatsvervanger, kan de oproeping telegrafisch of telefo- nisch geschieden.
2. Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, dient daarvan ten spoedigste bericht te zenden aan de secretaris der commissie, die een plaatsvervanger oproept.
3. De plaatsvervangende leden der geschillencommissie kunnen, indien zij zulks wensen, de vergadering bijwonen. Wanneer zij niet optreden ter vervanging van leden, bezitten zij geen stemrecht.
4. Zowel over personen als over zaken wordt mondeling gestemd, tenzij 1 der leden schriftelijke stemming wenselijk acht.
1. ALGEMEEN
Met inachtneming van de wettelijke bepalingen van de Wet Aanpassing Arbeidsduur bestaat voor iedere medewerker de mogelijkheid om in deeltijd te werken.
Aan verzoeken om op basis van deze wet ook meer te werken, kunnen geen rechten worden ontleend.
Verzoeken om in deeltijd te kunnen werken zullen zeer serieus beoordeeld worden: het bedrijfsbelang moet dit toestaan, afwijzingen zullen schriftelijk gemotiveerd aan de medewerkers worden kenbaar gemaakt.
De afdeling Personeel en Organisatie heeft een coördinerende bevoegdheid. In het kader van individuele belangenbehartiging zal
ingeval van een geschil tussen werkgever en medewerker, met de meest gerede Vakorganisatie overleg worden gevoerd. Binnen uiterlijk één maand zal uitspraak worden gedaan omtrent de afwij- zing.
2. TOEPASSING CAO
De CAO voor TREGA International B.V. is, behoudens de in deze regeling genoemde uitzonderingen, geheel van toepassing op de medewerker, die in deeltijd werkt en wel in verhouding van het aantal overeengekomen uren per week tot de in de onderneming geldende normale jaarlijkse arbeidsduur op weekbasis.
3. ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR ZOVER AFWIJKEND VAN DE CAO
a. Vergoeding van reiskosten
De deeltijdmedewerker ontvangt de gebruikelijke reiskosten- vergoeding zonder rekening te houden met het gedeeltelijke dienstverband.
b. Uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid
Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid wordt de wettelijke uitkering overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de CAO, aangevuld tot het netto maandinkomen dat de deeltijd medewerker zou hebben verdiend, indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn ge- weest.
c. Eindejaarsuitkering
De deeltijdmedewerker ontvangt de eindejaarsuitkering, waarbij als grondslag geldt het in deeltijd verdiende maandinkomen, exclusief eventuele overwerkvergoedingen.
d. Spaarloonregeling
De medewerkers, die in deeltijd werken, kunnen eveneens deelne- men aan de spaarloonregeling.
e. Giften in natura
Deeltijdmedewerkers (en/of hun kinderen) komen ook in aanmer- king voor giften in natura (cadeaus kinderen, kerstpakket, e.d.) ter gelegenheid van een feestelijke gebeurtenis.
f. Jubileumgratificatie
De jubileumgratificatie wordt, uitsluitend over de periode, waarin in deeltijd is gewerkt, naar verhouding berekend.
g. Overwerk
Indien de deeltijdmedewerker langer dan het met hem overeengekomen aantal uren, is er sprake van overwerk.
Indien de betrokkene onder de CAO valt, wordt de volgende beloning toegekend:
- de betrokken deeltijdmedewerker ontvangt boven het bij de functie behorende maandinkomen de in de CAO genoemde toeslag voor overwerk. Een en ander conform het daaromtrent bepaalde in de CAO.
De deeltijdmedewerker kan ingeval van noodzakelijk geacht overwerk uitsluitend op basis van vrijwilligheid overwerk verrichten, waarbij aangetekend dient te worden dat weigering van het verrichten van overwerk niet gemotiveerd behoeft te worden en verder geen nadelige consequenties zal hebben voor het functioneren of de carrière.
h. Oproeptoeslag en wachtdiensttoeslag
In voorkomende gevallen wordt de oproeptoeslag en de wachtdiensttoeslag betaald, zonder dat een korting toegepast wordt in verband met het werken in deeltijd.
De gewerkte uren worden als overwerk betaald met in achtneming van het onder g. bepaalde.
1. AFSPRAKEN
De arbeidsduur voor de dagdienst, de 2- en de 3-ploegendienst is met ingang van 1 januari 1985 verkort met 93 uur per jaar. De arbeidsduurverkorting zal in principe worden ingevuld in blokken van minimaal 4 uur.
Met ingang van 1 januari 1986 is de arbeidsduur-verkorting in de 2-ploegendienst ingeroosterd,
Met ingang van 1 januari 1987 geldt voor de vol-continudienst de volledige 5-ploegendienst met een gemiddelde arbeidsduur van 33,6 uur per week.
De arbeidsduur voor de dagdienst, en de 3-ploegendienst is met ingang van 1 januari 1989 verkort met 96 uur, in plaats van de eerder genoemde 93 uur.
Per 1 januari 1991 bedraagt de arbeidsduurverkorting in de 3- ploegendienst 112 uur (was 96 uur).
Per 01-04-1996 krijgen medewerkers van 50 jaar en ouder, werk- zaam in dag- 2- of 3-ploegendienst, 40 uur extra arbeidsduur- verkorting per contractjaar. Zij die van mening zijn deze dagen niet te kunnen genieten, kunnen ze opsparen. Indien aan het eind van de contractperiode blijkt dat opname inderdaad niet mogelijk was, kunnen ze worden opgespaard voor ADV op life-time basis. In het andere geval kunnen ze alsnog worden opgenomen.
2. INVULLING
De ADV wordt op de volgende wijze ingevuld:
ALGEMEEN
Bij de individuele inroostering voor de medewerkers, werkzaam in dagdienst, en 3-ploegendienst wordt uitgegaan van de volgende verdeling over het jaar.
In het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal worden telkens 3 ADV-dagen ingeroosterd. In deze verdeling zijn ook de collectief vast te stellen ADV-dagen begrepen.
Voor de medewerkers, werkzaam in de vol-continudienst en in de 2-ploegendienst is de ADV verwerkt in de roosters.
3. UITSLUITING VASTSTELLING ADV-DAGEN
De bedrijven kunnen ieder kalenderjaar een aantal perioden aan- wijzen, waarop in verband met de te verwachten drukte geen ADV mag worden vastgesteld. Deze perioden worden, in overleg met de OR, door de bedrijfsleiding bekendgemaakt voor aanvang van het kalenderkwartaal.
In de vakantieperiode (omvattend juli en augustus) zullen in principe geen ADV-dagen worden ingeroosterd voorafgaand of aansluitend aan de vakantie anders dan volgens de bestaande systematiek.
4. BUITENLANDSE MEDEWERKERS
Buitenlandse medewerkers (zgn. gastarbeiders) en hun echtge- no(o)t(e), die langer dan 3 weken in hun geboorteland op vakantie gaan en daarvoor onbetaald verzuim zouden moeten opnemen, vervangen dit onbetaald verzuim zoveel mogelijk met ADV.
Dit vakantieverlof moet vóór 1 oktober van het voorafgaande jaar worden aangevraagd.
5. VASTSTELLING COLLECTIEVE ADV
In overleg met de OR kunnen ten hoogste 3 dagen per kalenderjaar als collectieve ADV-dagen worden vastgesteld. Deze collectieve vaststelling kan plaatsvinden voor het gehele bedrijf of voor een of meer afdelingen afzonderlijk.
Voor de 3-ploegendienst geldt dat, in overleg met de OR, 4 dagen
per kalenderjaar als collectieve ADV-dagen kunnen worden vastgesteld.
BIJLAGE V III REGELING INVULLING ADV
6. PROCEDURE
De directe chefs stellen per medewerker de individuele roosters op, waarbij zij rekening houden met:
- de reeds vastgestelde collectieve ADV-dagen;
- de perioden, waarin geen ADV mag worden vastgesteld;
- de continuïteit binnen de eigen afdeling;
- de bereikbaarheid van de afdeling voor andere afdelingen;
- de goede voortgang van de werkzaamheden.
De ADV-dagen worden zoveel mogelijk gelijkmatig over de dagen van de week gespreid, waardoor voorkomen wordt dat de be- drijfstijd aangetast wordt. Per jaar kunnen maximaal 5 ADV- dagen, waarin de collectieve ADV-dagen zijn begrepen, vooraf- gaand of aansluitend aan het weekeinde worden vastgesteld.
Voor de medewerkers in ploegendienst worden de ADV-dagen tevens gelijkmatig over de verschillende diensten gespreid.
Voordat de roosters definitief kunnen worden vastgesteld, moet de ondernemingsraad ingestemd hebben met de systematiek van inroostering.
Nadat de roosters definitief zijn vastgesteld, worden zij tenminste 1 maand voor aanvang van het kalenderkwartaal bekend gemaakt aan de medewerkers. Een afschrift van de individuele roosters wordt gezonden - ter beoordeling van de directe chef - aan die afdelingen, waarvoor het van belang is te weten wanneer bepaalde medewerkers niet aanwezig zijn.
De medewerker, die ernstige bezwaren heeft tegen het voor hem vastgestelde rooster, kan deze kenbaar maken bij personeelsza- ken, indien in overleg met de directe chef geen oplossing gevon- den kan worden.
7. ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid tijdens een ADV-dag heeft de medewerker recht op een vervangende ADV-dag met in achtne- ming van de volgende bepalingen:
- de vervangende ADV-dag wordt binnen 4 weken na werkher- vatting door de afdelingsleiding vastgesteld;
- per kalenderjaar kunnen maximaal 2 vervangende ADV- dagen wegens arbeidsongeschiktheid worden toegekend;
- indien de werkhervatting plaatsvindt op een zodanig mo- ment dat de vervangende ADV-dag(en) niet meer voor 31 december kan (kunnen) worden genoten, wordt de in punt
15 genoemde termijn verlengd tot 31 januari van het vol- gende jaar.
8. AFWIJKING VAN VASTGESTELDE ADV-DAGEN
Indien het bedrijfsbelang dat eist, kan van de vastgestelde ADV- dagen worden afgeweken. De directe chef deelt de medewerker in zo'n geval mede dat de vastgestelde ADV-dag niet genoten kan worden en dat deze op een andere dag zal worden vastgesteld.
Binnen 4 weken voordat een ADV-dag wordt genoten, kan in overleg en op basis van vrijwilligheid afgeweken worden van reeds vastgestelde ADV-dagen. In zeer dringende gevallen kan de medewerker verplicht worden op een vastgestelde ADV-dag te komen werken.
Er is geen sprake van overwerk bij het werken op de oorspronke- lijke ADV-dag.
9. OVERGANG NAAR EEN ANDERE AFDELING
Indien een medewerker overgaat naar een andere afdeling blijft in principe zijn rooster gehandhaafd.
Is naar het oordeel van de afdelingschef het rooster van de betrokken medewerker zodanig afwijkend dat dit de continuïteit en de goede gang van zaken binnen de nieuwe afdeling verstoort, dan wordt een nieuw rooster opgesteld volgens de procedure als aangegeven in punt 6.
Bij overgang naar een afdeling, waar de ADV is verwerkt in de werktijden (2-ploegendienst èn 5-ploegendienst), vervalt het rooster van de betreffende medewerker op het moment van over- gang naar die afdeling en volgt hij de systematiek van de nieuwe afdeling.
Bij overgang van een afdeling, waar de ADV in de werktijden is verwerkt, naar een afdeling waar dat niet het geval is, wordt vanaf het moment van overgang een individueel rooster opgesteld vol- gens de voor de nieuwe afdeling geldende systematiek.
In ieder geval zal de medewerker in dat kalenderjaar zijn gehele recht op ADV kunnen genieten.
10. INROOSTERING ADV-DAGEN BIJ GEDEELTELIJKE ARBEIDSON- GESCHIKTHEID
Voor medewerkers, die in verband met arbeidsongeschiktheid niet een volledige dag werken worden de ADV-dagen op dezelfde wijze ingeroosterd als bij de andere medewerkers. Voor deze medewerkers gelden bovendien de navolgende richtlijnen.
Indien een medewerker halve dagen werkt, wordt op een ADV-dag toch een gehele dag afgeboekt; wegens arbeidsongeschiktheid kan hij daarvan een halve dag niet genieten.
Rekening houdend met de afspraken over compensatie van ADV bij arbeidsongeschiktheid (zie punt 7) geldt dat de niet genoten halve dag op een ander tijdstip dient te worden ingeroosterd, tot een maximum van 16 uur per jaar; eventueel volgende "niet genoten" halve ADV-dagen worden niet gecompenseerd.
Indien de inroostering in hetzelfde kwartaal om praktische rede- nen niet mogelijk is, kunnen deze uren uitgesmeerd worden over de eerstkomende 3 maanden.
11. OPROEP TIJDENS EEN VASTGESTELDE ADV-DAG
De medewerker, die op een vastgestelde ADV-dag op verzoek van het bedrijf onverwachts moet opkomen, ontvangt hiervoor de op- roeptoeslag als genoemd in de CAO. Deze opkomst kan alleen op basis van vrijwilligheid geschieden.
Over de gewerkte uren wordt niet de overwerktoeslag betaald. De gewerkte uren kunnen op een later tijdstip uitsluitend in vrije tijd worden gecompenseerd.
Vaststelling van dat tijdstip geschiedt door de directe chef in overleg met de betrokken medewerker. Hiervan wordt de locale personeelsdienst door de afdeling op de hoogte gebracht.
Wordt meer dan 8 uur gewerkt, dan wordt over het meerdere aantal uren wel de overwerktoeslag betaald.
12. WACHTDIENST
In weken, waarin de medewerker wachtdienst heeft, zal geen ADV- dag worden vastgesteld.
Indien door zeer dringende omstandigheden een medewerker toch wachtdienst moet lopen tijdens een voor hem vastgestelde ADV-dag komt deze dag te vervallen en wordt de ADV-dag op een ander tijdstip genoten.
Voor de medewerker, die wachtdienst heeft op een collectief vastgestelde ADV-dag, wordt een vervangende ADV-dag vastge- steld.
13. DEELTIJDARBEID
De medewerker, die in deeltijd werkt, heeft naar rato recht op de ADV.
14. INDIENSTTREDING OF UITDIENSTTREDING IN DE LOOP VAN HET JAAR
De medewerker, die in de loop van het jaar in dienst treedt, heeft naar evenredigheid van het dienstverband in dat kalenderjaar recht op ADV. Dit recht wordt evenals bij andere medewerkers volgens de voor die afdeling geldende systematiek ingeroosterd.
De medewerker, die in de loop van het kalenderjaar uit dienst treedt, heeft voor de niet genoten ADV geen recht op compensa- tie. Eventueel teveel genoten ADV zal niet worden verrekend.
15. OVERSCHRIJVEN NAAR EEN VOLGEND JAAR
Iedere medewerker zal door de werkgever in de gelegenheid wor- den gesteld de ADV-dagen in het kalenderjaar op te nemen.
Het is niet mogelijk ADV-dagen over te schrijven naar het vol- gende kalenderjaar. Dagen, die aan het einde van het jaar niet opgenomen zijn, vervallen automatisch zonder dat enig recht op compensatie bestaat, met uitzondering van:
- doorschuiving om in een volgend jaar blokken van hele diensten te krijgen;
- dagen, die als gevolg van inroostering in de ploegendiensten vallen in de eerste week van het nieuwe kalenderjaar;
- dagen, als bedoeld in punt 9.
16. VERGOEDING BIJ WERKEN OP COLLECTIEF VASTGESTELDE ADV-DAGEN
Indien een medewerker moet werken op een collectief vastge- stelde ADV-dag, wordt voor zover op hem van toepassing een andere ADV- dag vastgesteld.
Indien de hier bedoelde ADV-dag bovendien op carnavals- maandag en -dinsdag valt, ontvangt hij daarnaast een toeslag van 100% voor de op die dag gewerkte uren.
17. ADV-DAGEN EN GEOORLOOFD VERZUIM
Indien een ADV-dag samenvalt met een dag, zoals bedoeld in artikel 23 van de CAO (geoorloofd verzuim) en de in genoemd artikel bijzondere gebeurtenis niet vooraf was te voorzien, wordt een vervangende ADV-dag toegekend.
18. ADV-DAGEN EN O.R./VAKBONDSWERK
Indien op een ADV-dag een OR-vergadering, respectievelijk een overlegvergadering plaatsvindt, wordt binnen 4 weken aan het betrokken OR-lid als hij aan de vergadering deelneemt, een ver- vangende ADV-dag toegekend.
Op de oorspronkelijke ADV-dag wordt door het OR-lid voor zover hij die dag niet deelneemt aan de OR- c.q. overlegvergadering normaal gewerkt.
Indien op een ADV-dag statutair vakbondswerk moet worden ver- richt, wordt binnen 4 weken aan het betrokken kaderlid een ver- vangende ADV-dag toegekend.
Onder statutair vakbondswerk wordt verstaan een nader door par tijen in te vullen aantal officiële vergaderingen op grond van de statuten van de vakbonden.
19. ADV-DAGEN EN SCHOLING
Als regel zal geen ADV-dag worden toegekend op dagen waarop een medewerker op verzoek van de werkgever moet deelnemen aan opleidingsprogramma's.
Is dit om organisatorische redenen niet mogelijk dan wordt binnen 4 weken een vervangende ADV-dag aangewezen. Op de oorspronkelijke ADV-dag wordt door de medewerker voor zover hij niet deelneemt aan het scholingsprogramma, normaal gewerkt.
20. ROL VAN DE ONDERNEMINGSRAAD
- Het vaststellen van de in punt 5 genoemde collectieve ADV-dagen.
- Goedkeuren van de systematiek van de inroostering.
- Toezien op een correcte toepassing van de tussen partijen gemaakte afspraken in het kader van de ADV.
Artikel 1. Schorsing voor onderzoek en/of intern beraad
1. De medewerker kan voor beperkte tijd worden geschorst, tenein- de onderzoek en/of beraad mogelijk te maken, indien het vermoe- den dan wel de zekerheid bestaat dat hij zich aan zodanige laakbare daden of gedragingen heeft schuldig gemaakt, dat met toepassing van artikel 2 lid 1 sub a en b redelijkerwijze tot ontzetting uit de functie, eventueel gepaard gaande met indeling in een lagere salarisschaal, of tot ontslag zou kunnen worden overgegaan.
2. Bij aanzegging van de schorsing wordt de reden daarvan aan betrokkene meegedeeld. De schorsing wordt schriftelijk aan de medewerker bevestigd, eveneens onder vermelding van de reden.
3. Na beëindiging van het onderzoek en/of het beraad wordt het resultaat van het onderzoek en de beslissing schriftelijk aan de medewerker meegedeeld.
4. Blijkt het vermoeden dat tot schorsing heeft geleid ongegrond, dan wordt betrokkene gerehabiliteerd.
Artikel 2. Disciplinaire maatregelen
1. In geval van laakbare daden of gedragingen van de medewerker kan de werkgever overgaan tot het nemen van disciplinaire maatregelen. Naar de ernst van de daden of gedragingen wordt onderscheid gemaakt in een drietal categorieën:
a. daden of gedragingen die zo ernstig zijn, dat deze op zich zelf een dringende reden tot ontslag op staande voet in de zin van artikel 678 Burgerlijk Wetboek vormen;
b. daden of gedragingen die weliswaar geen dringende reden voor ontslag op staande voet vormen, maar die toch zo ernstig zijn, dat de werkgever redelijkerwijze tot opzegging van de arbeidsovereenkomst zou kunnen overgaan;
c. daden of gedragingen die weliswaar niet zo ernstig zijn, dat redelijkerwijze tot opzegging van de arbeidsovereenkomst zou kunnen worden overgegaan, maar toch wel van dien aard zijn, dat zij uit oogpunt van de goede orde en/of uit oogpunt van een veilige bedrijfsvoering door de werkgever niet kunnen worden geduld.
Bedoelde daden of gedragingen kunnen in bepaalde omstan- digheden ook buiten de uitoefening van de functie en/of buiten het bedrijf hebben plaatsgehad.
2. Afhankelijk van de ernst van de daden of gedragingen en van de omstandigheden waaronder die hebben plaatsgevonden, kunnen door de Directeur in overleg met het Hoofd van de afdeling Personeel en Organisatie de volgende maatregelen worden geno- men:
a. in geval van daden of gedragingen als bedoeld onder 1.a.:
- ontzetting uit de functie gepaard gaande met indeling in een lagere salarisschaal, echter onverminderd de moge- lijkheid om onverwijld over te gaan tot ontslag op staan- de voet
b. in geval van daden of gedragingen als bedoeld onder 1.b.:
- ontzetting uit de functie niet gepaard gaande met indeling in een lagere salarisschaal voor de duur van maximaal 6 maanden, dan wel
- tijdelijke ontzetting uit de functie gepaard gaande met indeling in een lager salarisschaal voor de duur van maxi- maal 6 maanden, dan wel
- schorsing voor 5 tot 7 volgens het voor betrokken mede- werker geldende dienstrooster te werken diensten, ge- paard gaande met inhouding van het op die dagen betrek- king hebbende deel van het maandinkomen, een en ander onverminderd de mogelijkheid om de arbeidsover- eenkomst te beëindigen.
c. in geval van daden of gedragingen als bedoeld onder 1.c.:
- tijdelijke ontzetting uit de functie niet gepaard gaande met indeling in een lagere salarisschaal voor de duur van maximaal 6 maanden, dan wel
- schorsing voor ten hoogste 5 volgens het voor betrokken medewerker geldende dienstrooster te werken diensten, gepaard gaande met gehele of gedeeltelijke inhouding van het op die dagen betrekking hebbende deel van het maandinkomen.
3. Alvorens tot een van de in lid 2 genoemde maatregelen wordt overgegaan, wordt de betrokken medewerker gehoord en krijgt hij inzage in de relevante stukken. Desgewenst kan hij zich op eigen kosten door een door hem aangewezen persoon laten bijstaan. Indien niet wordt overgegaan tot een van de in lid 2 genoemde maatregelen, wordt betrokken medewerker volledig gerehabili- teerd.
4. De reden van de te nemen of de genomen maatregel wordt aan betrokkene schriftelijk bevestigd.
Tegen de ingestelde maatregel is beroep mogelijk bij de Directie.
De onderneming kent een eindejaarsuitkering.
Deze uitkering bedraagt 4,5 % van het in het voorafgaande kalenderjaar verdiende jaarinkomen.
De uitkering wordt in februari uitbetaald aan alle medewerkers die op dat moment in dienst zijn van de werkgever en tevens aan de medewerker die op dat moment in opzegging is.
1. De totale periode van loondoorbetaling van het maandinkomen bedraagt maximaal 104 weken. Deze periode van loondoorbetaling wordt opgesplitst in 4 termijnen van telkens 6 maanden te weten: 100%, 95%, 85% en 75%. Indien na afloop van het ziektewetjaar de WIA-uitkering niet of later ingaat bij wijze van een door de UWV opgelegde sanctie aan de werkgever, dan zal een verplichte loondoorbetaling van 70% worden gecontinueerd.
2. De bovenstaande regeling is tevens van toepassing indien werkgever en werknemer in onderling overleg besluiten de aanvraag voor een WIA- uitkering uit te stellen.
3. Indien in het kader van de reïntegratie van de arbeidsongeschikte werknemer een aanbod tot passend werk wordt gedaan, dan zal de werkgever in eerste instantie indien mogelijk een aanbod tot intern passend werk doen, waarbij onder meer rekening gehouden wordt met opleiding, ervaring, inkomen en vaardigheden van de werknemer. De werkgever is verplicht een aanbod tot passende arbeid zowel naar een interne als externe functie schriftelijk te doen, Het aanbod vermeldt tevens het wettelijk recht van de werknemer een deskundigenoordeel aan te vragen bij de UWV.
Gedurende de periode gelegen tussen de aanvraag en de uitslag van het deskundigenoordeel heeft de werknemer recht op volledige loondoorbetaling.
De werknemer dient dit deskundigenoordeel binnen één werkdag aan te vragen.
De werknemer kan zich bij een aanbod tot intern of extern passend werk van de werkgever laten bijstaan door een eigen vertrouwenspersoon.
4. De werkgever draagt zorg voor voorlichting aan de werknemer over de rechten en plichten voortvloeiend uit de Wet Verbetering Poortwachter. Dit betekent onder meer voorlichting over moment van ziekmelding, plan van aanpak, reïntegratieverslag, aanvraag WIA-uitkering en aanvraag persoonsgebonden budget.
5. De werkgever zal in overleg met de ondernemingsraad komen tot de selectie van een of meer reïntegratiebedrijven waarmee kan worden samengewerkt in het kader van het reïntegratieproces van werknemers. Eventueel kunnen de reïntegratiediensten ook worden geleverd door de Arbo-dienst van de werkgever, indien de OR daarmee instemt. Bij de keuze van het reïntegratiebedrijf zal onder meer aandacht worden besteed aan zaken als privacyreglement, maatwerk per werknemer en andere kwaliteitseisen.