CAO VOOR VASTE MEDEWERKERS UITZENDONDERNEMINGEN
CAO VOOR VASTE MEDEWERKERS UITZENDONDERNEMINGEN
>>>
1 januari 2022 - 31 december 2023
Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen
2
CAO VASTE MEDEWERKERS
CAO VOOR VASTE MEDEWERKERS UITZENDONDERNEMINGEN
>>>
1 januari 2022 - 31 december 2023
INHOUDSOPGAVE
ALGEMEEN
1. Werkingssfeer 5
2. Definities 5
3. Duur, verlenging en beëindiging van deze overeenkomst 6
4. Wijziging(en) van deze overeenkomst in contractsperiode 6
5. Reorganisatie van contracterende partijen 6
6. Hoofdlijnen sociaal statuut 7
7. Fusies en reorganisaties 7
8. Verplichtingen van de werkgever 8
9. Verplichtingen van de werknemer 8
10. Arbeidsomstandigheden 9
11. Indiening klacht bij de geschillencommissie 9
12. Afwijkende regelingen 10
XXXXXXXXXXXXXXXXXXX
00. Arbeidsovereenkomst 11
14. Arbeidstijden en atv-uren 14
LOON
15. Functiegroepen 15
16. Lonen 15
17. Loongarantie bij overplaatsing 15
18. Toeslagen voor overwerk 16
19. Toeslagen voor verschoven uren 16
20. Toeslagen voor waarneming hogere functie 16
21. Vakantiebijslag en eindejaarsuitkering 17
VAKANTIE, FEESTDAGEN EN VERLOF
22. Vakantieregeling 18
23. Extra vakantiedagen 18
24. Algemeen erkende feestdagen 19
25. Bijzonder verlof 19
26. Organisatieverlof 21
27. Onbetaald verlof 21
28. Ouderschapsverlof 22
29. Zwangerschaps- en bevallingsverlof 22
30. Calamiteiten- en kort verzuimverlof 23
31. Kortdurend zorgverlof 24
32. Adoptie- en pleegzorgverlof 24
BEPALINGEN VAN SOCIALE AARD
33. Uitkering bij ziekte, ongeval en onrechtmatige daden 25
34. Pensioenregeling 27
35. Opleiding en ontwikkeling 29
KOSTENVERGOEDINGEN EN EENMALIGE UITKERINGEN
36. Telefoonkostenvergoeding 31
37. Bedrijfshulpverlener 31
38. Verhuis- en herinrichtingskosten 31
39. Jubileumuitkering 32
40. Overlijdensuitkering 32
BIJZONDERE GROEPEN
41. AOW-gerechtigde werknemers en ouder 33
42. Verhoging van de arbeidsparticipatie 34
Bijlage I Functiegroepen 35
Bijlage II Lonen 41
Bijlage III Relevante wetsartikelen 43
DE ONDERGETEKENDEN, TE WETEN:
1. Werkgeversorganisatie:
De Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU),
en
2. Werknemersorganisatie:
Landelijke Belangenvereniging (LBV). ieder als partij ter andere zijde,
verklaren met ingang van 1 januari 2022 de navolgende Collectieve Ar- beidsovereenkomst te hebben gesloten voor vaste medewerkers in dienst van uitzendondernemingen die als lid zijn aangesloten bij de NBBU.
Amersfoort, januari 2022
NBBU-cao voor vaste medewerkers van uitzendondernemingen 2022.
ALGEMEEN
ARTIKEL 1
WERKINGSSFEER
1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst (cao) is van toepassing op werkgevers die als lid zijn aangesloten bij de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU).
2. De leden voldoen daarbij aan de door de NBBU gestelde toelatingseisen c.q. criteria voor het verkrijgen c.q. behouden van het lidmaatschap. Een overzicht hiervan ligt ter inzage ten kantore van de NBBU.
3. Waar in deze cao gesproken wordt over werknemers, wordt bedoeld: mannelijke en vrouwelijke werknemers alsmede waar in deze cao gesproken wordt over hem, hij en/of zijn, wordt bedoeld: hem/haar, hij/zij of zijn/haar, vallende onder deze cao, in dienst van een werkgever zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel.
ARTIKEL 2
DEFINITIES
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
’werkgever’:
> Iedere onderneming in Nederland die de bedrijvigheid voert van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten en/of arbeidsbemiddeling in de ruimste zin.
> Iedere onderneming die niet daadwerkelijk arbeidskrachten ter beschikking stelt en/of arbeid bemiddelt, doch enkel werknemers in dienst heeft zoals bedoeld in deze cao.
’werknemer’:
Degene die in dienst is van de werkgever -niet zijnde de uitzendkracht- voor zover deze werkzaam is op een vestiging van de werkgever en/of daar rechtstreeks toezicht uitoefent en degenen die op de hoofdkantoren werkzaam zijn, ter ondersteuning van de bedrijvigheid van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten en/of ten behoeve van arbeidsbemiddeling.
’contracterende partijen’:
Contracterende werkgevers- en werknemerspartij bij deze cao, zijnde NBBU respectievelijk LBV. Deze cao is niet van toepassing op:
a. werknemers die een maandloon genieten dat hoger is dan het maximumloon van functieniveau 9 van de cao-loontabellen (pro rato voor parttimers) en die ten minste in functieklasse 6 zijn ingedeeld;
b. bestuurders van een onderneming;
c. vakantiewerkers;
d. agenten die op onregelmatige tijden buiten de vestigingen van de werkgever voor de werkgever diensten verrichten. De bepalingen van cao’s uit andere bedrijfstakken zijn niet op hen van toepassing.
ARTIKEL 3
XXXX, VERLENGING EN BEËINDIGING VAN DEZE OVEREENKOMST
1. Deze cao is aangegaan voor een tijdvak van twee jaar, dat aanvangt op 1 januari 2022 en eindigt op 31 december 2023.
2. Deze cao kan door partijen tegen het einde van de contractsperiode worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. Een en ander dient te geschieden door middel van een aangetekend schrijven.
3. Zolang geen van partijen tot opzegging van deze cao overgaat, wordt deze stilzwijgend verlengd met een jaar.
ARTIKEL 4
WIJZIGING(EN) VAN DE OVEREENKOMST IN CONTRACTSPERIODE
Bijzondere arbeidsvoorwaarden, tussentijdse wijzigingen of aanvullingen die na ondertekening van deze cao tussen contracterende partijen mochten worden overeengekomen, zullen alsnog aan deze cao worden gehecht.
ARTIKEL 5
REORGANISATIE VAN CONTRACTERENDE PARTIJEN
In geval van reorganisatie staan contracterende partijen er tegenover elkaar voor in, dat hun wederzijdse rechten en verplichtingen die uit deze cao voortvloeien, zullen en moeten worden overgenomen door die rechtsperso(o)n(en) die daartoe na overleg en met instemming van de wederpartij zal (zullen) worden aangewezen.
ARTIKEL 6
HOOFDLIJNEN SOCIAAL STATUUT
1. Het ondernemingsbeleid van de werkgever zal er op gericht zijn een zodanig rendement van het geïnvesteerde kapitaal na te streven, dat de continuïteit en een gezonde groei van de onderneming worden bevorderd, alsmede dat de werkgelegenheid, de bestaanszekerheid en het voeren van een verantwoord sociaal beleid, veilig worden gesteld.
2. Het sociaal beleid als wezenlijk onderdeel van het ondernemingsbeleid vindt zijn grondslag in de erkenning van de persoonlijke waardigheid van de mens, hetgeen tot uitdrukking zal worden gebracht door werknemers in staat te stellen hierop langs de weg van de rechtstreekse betrokkenheid in de werksfeer, hun invloed uit te oefenen.
3. Het personeelsbeleid als onderdeel van het sociaal beleid heeft onder meer tot doel een arbeidsklimaat te scheppen waarin de werknemer de gelegenheid heeft zijn werkkracht en capaciteiten te ontplooien in het belang van de onderneming en zichzelf
4. Het personeelsbeleid dient onder meer te bevatten:
a. het bevorderen van een zodanige interne communicatie, dat inzicht in het ondernemingsbeleid mogelijk is;
b. het voeren van een verantwoord wervingsbeleid met ruimte voor introductie en instructie voor nieuwe werknemers;
c. het ontwikkelen van een loopbaanplanning die in relatie tot de behoefte van het bedrijf rekening houdt met aanleg, capaciteit en ambities van het personeel;
d. de nodige voorzieningen voor het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers.
5. De werkgever wijst, uitgaande van het grondwettelijk beginsel, discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid, leeftijd of burgerlijke staat, af. Gelijke kansen voor werknemers in het arbeidsproces dienen onder meer tot uitdrukking te komen in het selectie-, wervings-, opleidings- en loopbaanbegeleidingsbeleid van de werkgever.
ARTIKEL 7
FUSIES EN REORGANISATIES
1. Overeenkomstig het SER-besluit Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 2000 en de daarin beschreven gedragscode, zullen werkgevers voor de daadwerkelijke totstandkoming van fusies, bedrijfsovernames en reorganisaties de contracterende partijen op de hoogte brengen en in de gelegenheid stellen om advies uit te brengen, zulks ongeacht het aantal daarbij betrokken werknemers.
2. De contracterende partijen dienen onmiddellijk door de werkgever in kennis te worden gesteld van een aanvraag van surséance van betaling of van een ingediend verzoek tot faillissement.
3. Na overleg met de contracterende partijen wordt eventueel een regeling getroffen voor een afvloeiing, welke een sociale begeleiding van de betrokken werknemers garandeert.
ARTIKEL 8
VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
1. De werkgever is verplicht de werknemer werk te laten verrichten of arbeidsovereenkomsten aan te zullen gaan zoals bedoeld in deze cao. Afwijkingen in positieve zin voor de werknemer, zijn wel toegestaan.
2. De werkgever zal tijdens en na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst strikte geheimhouding in acht nemen van alle persoonlijke gegevens en omstandigheden omtrent de werknemer waarvan de werkgever het vertrouwelijk karakter weet of redelijkerwijze kan vermoeden.
ARTIKEL 9
VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
1. De werknemer verplicht zich er toe geen andere loon- en arbeidsvoorwaarden af te zullen dwingen, dan in deze cao zijn overeengekomen.
2. De werknemer is over het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten wat in gelijke omstandigheden een goede werknemer zou behoren te doen en na te laten.
3. Voor zover dit door de werkgever redelijkerwijs verwacht mag worden, zal de werknemer tijdelijk ook andere dan zijn dagelijkse werkzaamheden verrichten.
Geheimhoudingsbeding
4. De werknemer is verplicht om tijdens de dienstbetrekking en na de beëindiging daarvan alle gegevens, betrekking hebbend op bedrijfsaangelegenheden van de werkgever, volledig geheim te houden. Deze verplichting geldt ook tegenover andere werknemers van de werkgever, behalve voor zover het gaat om inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een goede taakuitoefening en/of bedrijfsvoering.
5. Bij overtreding van het hierboven omschreven geheimhoudingsbeding, verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk en onmiddellijk zonder in gebrekenstelling opeisbare boete van
10.000 euro en daarnaast een bedrag van 500 euro voor elke dag of gedeelte van een dag dat de werknemer in overtreding is. Dit laat onverlet de verplichting van de werknemer tot betaling aan de werkgever van de volledige schadevergoeding, als die schadevergoeding hoger is dan het bedrag van de verbeurde boetes.
Concurrentiebeding
6. De artikelen van het Burgerlijk Wetboek betreffende het concurrentiebeding zijn opgenomen in bijlage III van deze cao.
ARTIKEL 10
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
1. De werkgever zal passende maatregelen nemen en de werknemer de nodige informatie verstrekken, waardoor voorkomen wordt dat de veiligheid, gezondheid en milieu van de werknemer in gevaar wordt gebracht.
2. De werknemer is gehouden instructies met betrekking tot de veiligheid, gezondheid en milieu, op te volgen.
ARTIKEL 11
INDIENING KLACHT BIJ DE GESCHILLENCOMMISSIE
1. Bij verschil van opvatting over de juiste toepassing of uitleg van deze cao door één der contracterende partijen of haar leden, geeft de klagende partij daarvan schriftelijke kennis aan de wederpartij, tegen wie de klacht gericht is.
2. Indien na verloop van twee maanden na ontvangst van de schriftelijke klacht als bedoeld in het eerste lid, geen overeenstemming tussen partijen is verkregen, heeft de partij, welke de klacht aanhangig heeft doen maken, binnen een maand nadien het recht een klacht in te dienen bij de geschillen- commissie.
3. De geschillencommissie geeft haar oordeel over de juiste toepassing of uitleg van cao- bepalingen doch geeft geen beoordeling naar de feiten en omstandigheden van de klacht.
4. Het reglement van de geschillencommissie ligt ter inzage ten kantore van de contracterende partijen en kan opgevraagd worden.
ARTIKEL 12
AFWIJKENDE REGELINGEN
1. De werkgever kan door de dispensatiecommissie gedispenseerd worden van een of meerdere in deze cao opgenomen bepalingen. Hiertoe dient de werkgever een gemotiveerd verzoek in te dienen bij de dispensatiecommissie.
2. Verleende dispensaties kunnen te allen tijde door de dispensatiecommissie worden gewijzigd of ingetrokken.
3. Een verzoek tot dispensatie dient schriftelijk te worden ingediend bij de dispensatiecommissie op het volgende adres: Xx Xxxxx 00, 0000 XX xx Xxxxxxxxxx.
ARBEIDSOVEREENKOMST
ARTIKEL 13
ARBEIDSOVEREENKOMST
1. Aanstelling
De werknemer ontvangt in tweevoud een schriftelijke door de werkgever ondertekende en gedateerde arbeidsovereenkomst, waarin tenminste is opgenomen:
a. de naam en het adres van de werkgever en de werknemer;
b. de aard en de duur van de arbeidsovereenkomst;
c. de datum van indiensttreding;
d. de arbeidsduur per dag, per week, per vier weken of per maand;
e. de functie en het functieniveau conform bijlage I;
f. de plaats(en) waar de arbeid wordt verricht;
x. xx eventuele proeftijd;
h. de in acht te nemen opzegtermijn;
i. het loon, de wijze en het moment van uitbetaling;
j. de aanspraak op vakantiedagen en vakantiebijslag;
k. overige arbeidsvoorwaardenregelingen
l. de toepassing van onderhavige cao.
De werknemer ontvangt van de werkgever een exemplaar van deze cao in papieren of elektronische vorm en retourneert een ondertekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst aan de werkgever.
2. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
a. Bij de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn de aanvangsdatum en het einde van de arbeidsovereenkomst bepaald. De arbeidsovereenkomst eindigt automatisch en van rechtswege op het moment dat de overeengekomen tijd is verstreken. Dit geldt zonder dat voorafgaande opzegging vereist is.
b. De arbeidsovereenkomst mag alleen tussentijds worden opgezegd als dat schriftelijk is overeengekomen. Voor een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelden de toepasselijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
c. Als meer dan drie arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met onderbrekingen van ten hoogste zes maanden, geldt, conform artikel 7:668a lid 1 sub b, de vierde arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
d. Als arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met onderbrekingen van ten hoogste zes maanden in een periode van langer dan 36 maanden, deze onderbrekingen daarbij inbegrepen, geldt conform artikel 7:668a lid 1 sub a BW, de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
3. Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
Bij de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is alleen de aanvangsdatum bepaald. Voor een rechtsgeldige beëindiging van deze arbeidsovereenkomst gelden de toepasselijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
4. Proeftijd
a. De artikelen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de proeftijd zijn opgenomen in bijlage III van deze cao.
b. In afwijking van het bepaalde in artikel 7: 652 lid 4 sub a BW kan bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van langer dan zes maanden maar korter dan twee jaren, een proeftijd van ten hoogste twee maanden overeengekomen worden.
5. Opzegtermijn
a. De artikelen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de opzegtermijn zijn opgenomen in bijlage III van deze cao.
b. Als er van de door werknemer in acht te nemen wettelijke opzegtermijn van één maand wordt afgeweken door deze opzegtermijn te verlengen, geldt voor werkgever in afwijking van het bepaalde in artikel 7: 672 lid 6 BW, dezelfde opzegtermijn.
c. De werknemer die op 1 januari 1999 45 jaar en ouder was en op dat moment al een langere opzegtermijn zou hebben opgebouwd dan volgens de Wet Flexibiliteit en Zekerheid, behoudt dit recht. Bij verandering van werkgever geldt het nieuwe recht.
6. Beëindiging
In de volgende gevallen wordt de arbeidsovereenkomst geacht te zijn beëindigd:
a. door ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter;
b. door schriftelijke opzegging onder opgave van redenen door de werkgever, ná het verkrijgen van een ontslagvergunning van het UWV WERKbedrijf, met inachtneming van de geldende opzegtermijn;
c. door schriftelijke vastlegging van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met wederzijds goedvinden;
d. bij ontslag op staande voet wegens een dringende reden, krachtens artikel 7: 677 BW;
e. door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, met ingang van de dag waarop men de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, zonder dat daartoe opzegging is vereist;
f. door opzegging van de werknemer met inachtneming van de geldende opzegtermijn;
g. bij het overlijden van de werknemer;
x. door opzegging van de werknemer dan wel de werkgever gedurende de proeftijd.
7. Aanzegtermijn
Bij arbeidsovereenkomsten van zes maanden of langer geldt er een wettelijke aanzegtermijn conform artikel 7:668 BW (zie bijlage 8 van deze cao). De werkgever informeert de werknemer schriftelijk over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, uiterlijk een maand voordat deze van rechtswege eindigt.
8. Getuigschrift
De werkgever dient bij het einde van de arbeidsovereenkomst de werknemer op diens verzoek een getuigschrift te verstrekken. Het artikel van het Burgerlijk Wetboek betreffende het getuigschrift is opgenomen in bijlage III van deze cao.
ARBEIDSTIJDEN EN ATV-UREN
1. De normale arbeidstijd bedraagt 40 uur per week en wordt binnen de gebruikelijke werktijden van de onderneming vastgesteld.
2. Uitgaande van de normale arbeidstijd van 40 uur per week, is een arbeidstijdverkorting van 1 uur per week van toepassing (totaal 52 uren per jaar).
3. Bij een overeengekomen arbeidstijd van minder dan 40 uur is er sprake van een deeltijdwerker in de zin van dit artikel en wordt de arbeidstijdverkorting toegepast zoals bedoeld in het vierde lid van dit artikel.
4. Voor de deeltijdwerker geldt dat de arbeidstijdverkorting niet wordt opgenomen in vrije tijd doch in het brutoloon wordt verwerkt als een procentuele verhoging van 2,5%.
5. De atv-uren worden in roostervrije tijd opgenomen.
6. Bij de vaststelling van de atv-uren gelden de volgende voorwaarden:
a. De werkgever kan aangeven welke weken in het geheel niet in aanmerking kunnen komen voor opname van atv-uren, met dien verstande dat per jaar maximaal 13 weken als zodanig kunnen worden aangemerkt;
b. werkgever en de werknemer kunnen ook in onderling overleg overeenkomen dat de
atv-uren geheel of gedeeltelijk worden aangewend ten behoeve van opleidingsdoeleinden;
c. reeds vastgestelde atv-uren die niet kunnen worden opgenomen wegens ziekte, komen te vervallen;
d. in geval van ziekte bouwt de werknemer alleen atv-uren op over de laatste zes maanden waarin hij niet heeft gewerkt. Voor de bepaling van de zes maanden mogen ziekteperiodes alleen worden opgeteld als ze elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen.
7. Van het derde tot en met het zesde lid van dit artikel kan worden afgeweken in een intern en / of individueel overeengekomen invulling van de atv-uren in een atv-bedrijfsregeling, mits minimaal gelijkwaardig.
LOON
ARTIKEL 15
FUNCTIEGROEPEN
De functie van de werknemer wordt ingedeeld in een functieniveau volgens bijlage I van deze cao.
ARTIKEL 16
LONEN
De functieniveaus en bijbehorende lonen zijn opgenomen in achtereenvolgens bijlage I en bijlage II van deze cao.
ARTIKEL 17
LOONGARANTIE BIJ OVERPLAATSING
1. Bij overgang naar een lager ingedeelde functie wegens onvoldoende functioneren van de werknemer of als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden, zal het loon in een periode van zes maanden, in minimaal twee evenredige stappen, afgebouwd worden naar het loon dat behoort bij de lager ingedeelde functie.
2. Indien de overgang is gelegen in het onvoldoende functioneren van de werknemer, dient de werkgever dit gemotiveerd en schriftelijk aan de werknemer kenbaar te maken voordat de overplaatsing plaats vindt.
3. Bij overgang naar een lager ingedeelde functie op eigen verzoek van de werknemer is de werkgever gerechtigd om het loon per direct aan te passen aan het loon dat behoort bij de lager ingedeelde functie.
TOESLAGEN VOOR OVERWERK
1. Onder overwerk wordt verstaan, de arbeid die in opdracht van de werkgever, boven de normale gemiddelde arbeidsduur (als bedoeld in artikel 14 eerste lid van deze cao) wordt verricht, en de uren op zon- en feestdagen. Onder overwerk wordt niet verstaan de arbeid verricht in uren die vallen buiten de gebruikelijke werktijden, indien het aantal uren geringer is dan de normale dagelijkse arbeidsduur. Tevens wordt niet onder overwerk verstaan: een half uur vóór aanvang en na beëindiging van de dagelijkse arbeidstijd, voor zover dit een incidenteel karakter kent.
Maandag t/m zaterdag: 25% van het uurloon
Zon- en feestdagen: 100% van het uurloon
Tenzij een compensatie in vrije tijd wordt gegeven van respectievelijk 125% of 200% van het aantal overuren. Zondagarbeid zal alleen in het uiterste geval worden opgedragen.
2. De werknemer kan maximaal acht uur per week en 30 uur per maand overwerk worden opgedragen. Deze beperking beoogt het tegengaan van structureel overwerk en geldt niet voor bijzondere incidentele activiteiten. De betrokken werknemer zal zoveel mogelijk van tevoren van het te verrichten overwerk in kennis worden gesteld.
ARTIKEL 19
TOESLAGEN VOOR VERSCHOVEN UREN
Onder verschoven uren wordt verstaan, werktijden die vaste afwijkingen vertonen ten opzichte van de gebruikelijke werktijden binnen de onderneming.
N.B. De arbeid die in onderling overleg of op verzoek van de werknemer met de werkgever in verschoven uren wordt verricht, komt niet in aanmerking voor de toeslag voor verschoven uren.
Maandag t/m zaterdag: 25% van het uurloon
Zon- en feestdagen: 100% van het uurloon
ARTIKEL 20
TOESLAGEN VOOR WAARNEMING HOGERE FUNCTIE
Bij volledige waarneming van een hogere functie, die onafgebroken langer dan een maand heeft geduurd, wordt het loon verhoogd tot het bij deze hogere functie behorende loon voor de volledige duur van de waarneming.
ARTIKEL 21
VAKANTIEBIJSLAG EN EINDEJAARSUITKERING
1. De vakantiebijslag wordt uitgekeerd in de maand mei en bedraagt 8% van het loon van de twaalf daaraan voorafgaande maanden, conform artikel 6 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, opgenomen in Bijlage III van deze cao. De vakantiebijslag is minimaal gerelateerd aan het geldende wettelijk minimumloon.
2. De werknemer heeft recht op een winstafhankelijke eindejaarsuitkering of een met de werkgever overeengekomen gelijkwaardig alternatief als hij op 31 december van het jaar waarover de uitkering plaatsvindt, in dienst is van de werkgever. De eindejaarsuitkering of het overeengekomen alternatief bedraagt 2% van het in dat jaar genoten vaste bruto jaarloon inclusief vakantiebijslag.
3. Winst voor de bepaling van de eindejaarsuitkering is gelijk aan de winst voor belastingen, zijnde het bedrijfsresultaat waarover belasting betaald dient te worden, welke betrekking heeft op het betreffende boekjaar. Het totaal aan uit te betalen winstafhankelijke eindejaarsuitkeringen, vermeerderd met het werkgeversaandeel sociale lasten, mag niet leiden tot een voor dat boekjaar negatief bedrijfs- of vestigingsresultaat.
4. Als de werknemer een 13e maand of een gratificatie ontvangt waarvan het saldo of de waarde hoger is dan de eindejaarsuitkering of het alternatief, vervalt het recht genoemd in het tweede lid.
5. Bij een aaneengesloten periode van ziekte van minimaal drie maanden wordt alleen de gewerkte tijd meegeteld in de berekening van de eindejaarsuitkering. Voor de bepaling van de drie maanden mogen ziekteperiodes alleen worden opgeteld indien ze elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen.
VAKANTIE, FEESTDAGEN EN VERLOF
ARTIKEL 22
VAKANTIEREGELING
1. Het vakantiejaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. De werknemer, die bij aanvang van het vakantiejaar in dienst is, heeft in dat jaar recht op 25 vakantiedagen inclusief snipperdagen. Bij in- of uitdiensttreding in de loop van het jaar, heeft de werknemer recht op een evenredig deel van de 25 vakantiedagen.
2. De berekening is dan als volgt: het aantal maanden maal 25, gedeeld door 12 maanden. Indien deze berekening leidt tot aanspraak minder dan een halve dag wordt naar beneden afgerond en bij een halve dag of meer naar boven. Bij uitdiensttreding worden de teveel opgenomen dagen bij de eindafrekening betrokken.
3. De werkgever is verplicht de werknemer ieder jaar in de gelegenheid te stellen minimaal het aantal vakantiedagen op te nemen waarop de werknemer op grond van artikel 7: 634 BW ten minste aanspraak heeft (vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week, bij een volledig dienstverband zijn dat 20 dagen per jaar).
4. Met betrekking tot de in het derde lid genoemde wettelijke vakantiedagen stelt de werkgever de tijdstippen van aanvang en vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever niet binnen twee weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk aan werkgever kenbaar heeft gemaakt, aan de werknemer schriftelijk zijn gewichtige redenen te kennen heeft gegeven, is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer.
5. Voor de in deze cao genoemde bovenwettelijke vakantiedagen (bij een volledig dienstverband zijn dat vijf dagen per jaar plus de eventuele extra vakantiedagen conform artikel 23), geldt dat deze dagen in onderling overleg tussen de werkgever en de werknemer dienen te worden vastgesteld.
ARTIKEL 23
EXTRA VAKANTIEDAGEN
Naar rato bij een dienstverband van: 5 jaar 1 dag
10 jaar 2 dagen
15 jaar 3 dagen
20 jaar 4 dagen
ARTIKEL 24
ALGEMEEN ERKENDE FEESTDAGEN
1. Op algemeen erkende feestdagen wordt in beginsel geen arbeid verricht. De werknemer heeft recht op vrijaf met behoud van loon als de feestdag op een voor de werknemer geldende werkdag valt.
2. De werknemer kan niet tot werken op algemeen erkende feestdagen worden verplicht tenzij het bedrijfsbelang dat noodzakelijk maakt.
3. Indien er wordt gewerkt op een algemeen erkende feestdag, heeft de werknemer recht op een toeslag op het uurloon van 100 procent. In overleg tussen de werkgever en de werknemer kan deze toeslag in tijd voor tijd worden gecompenseerd.
4. Tot algemeen erkende feestdagen worden gerekend: Nieuwjaarsdag, 1e Paasdag, 2e Paasdag, Koningsdag, Nationale Bevrijdingsdag*, Hemelvaartsdag, 1e Pinksterdag, 2e Pinksterdag, 1e Kerstdag en 2e Kerstdag.
* 1 maal in de vijf jaar: 2020 - 2025.
ARTIKEL 25
BIJZONDER VERLOF
Met de in dit artikel genoemde echtgeno(o)t(e) wordt gelijkgesteld de levenspartner. Onder levenspartner wordt, naast de geregistreerde partner zoals bedoeld in artikel 1: 80a BW tevens verstaan: een ongehuwd persoon met wie de ongehuwde werknemer aantoonbaar een duurzame huishouding voert. Dit dient aangetoond te worden middels een uittreksel uit de gemeentelijke basisregistratie.
Onder ouders, broer/zus en kind worden tevens verstaan de pleeg- en stiefouders, pleeg- en stiefbroer/zus en pleeg- en stiefkind.
In de volgende gevallen wordt over de voor de werknemer geldende werkdagen, verlof met behoud van loon verleend. De wettelijke verlofvormen zoals calamiteitenverlof zijn hier al bij inbegrepen.
1. Naar redelijkheid te bepalen tijdsduur bij:
a. het afleggen van school- en vakexamens ter verkrijging van een diploma als dit in het belang van de onderneming is, te bepalen door de werkgever;
b. bezoek aan huisarts, tandarts, specialist of andere (para)medische zorgverleners. De werknemer zal deze bezoeken zoveel mogelijk buiten de gebruikelijke arbeidstijden plannen.
2. Een dag op:
a. De dag van ondertrouw;
b. De dag van begrafenis / crematie van (schoon)grootouder, kleinkind, broer, zwager, (schoon)zus;
c. De dag van het huwelijk van de (groot)ouder, schoonouder, kind, broer, zwager, (schoon) zus, kleinkind;
d. De dag van de viering van het 25- 40- 50- 60- of 70-jarig huwelijksjubileum van de werknemer, ouder of (groot-, schoon)ouders;
e. De dag van verhuizing (maximaal een dag per jaar);
f. De dag van het 25- 40- of 50-jarig dienstverband van de werknemer;
g. De dag van de geboorte van een kleinkind.
3. Twee dagen
a. in verband met adoptie;
b. in de periode van het overlijden van (xxxxxx)ouder of niet-inwonend kind, tot en met de dag van de begrafenis / crematie.
4. Drie dagen
a. in verband met het huwelijk van de werknemer: op de dag van het huwelijk zelf en twee aansluitende dagen, voorafgaand of volgend op de dag van het huwelijk.
5. Vier dagen
a. ingeval volledig wordt zorggedragen voor de begrafenis of crematie; in de periode van het overlijden van een ouder, tot en met de begrafenis / crematie;
b. in de periode van het overlijden van xxxxxxxx(o)t(e) of inwonend kind, tot en met de dag van begrafenis / crematie.
6. Geboorteverlof
In verband met geboorteverlof heeft de werknemer gedurende een tijdvak van vier weken, te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling, recht op geboorteverlof met behoud van loon van eenmaal de arbeidsduur per week conform artikel 4:2 Wet Arbeid en Zorg.
ARTIKEL 26
ORGANISATIEVERLOF
1. De werknemer die ambassadeur is van LBV heeft, indien de arbeid dit naar het oordeel van de werkgever toelaat, recht op organisatieverlof met behoud van loon gedurende maximaal drie dagen per kalenderjaar.
2. De ambassadeur is een werknemer die constructief en inhoudelijk meedenkt met LBV over het in deze cao overeengekomen pakket loon- en arbeidsvoorwaarden. Daarnaast is de ambassadeur binnen de onderneming het aanspreekpunt voor LBV én voor zijn collega’s.
3. De ambassadeur die in aanmerking komt voor organisatieverlof wordt door LBV aan het adres van de werkgever schriftelijk kenbaar gemaakt. Voor het opnemen van organisatieverlof dient de ambassadeur een convocatie aan de werkgever te overhandigen.
4. De werknemer die geen ambassadeur is maar ’gewoon lid’ is van LBV heeft voor het bezoeken van ledenvergaderingen en indien de arbeid dit naar het oordeel van de werkgever toelaat, recht op organisatieverlof met behoud van loon gedurende twee halve dagen per kalenderjaar. Voor elke ledenvergadering dient de werknemer een daartoe bedoelde convocatie aan de werkgever te overhandigen.
5. De werknemer die ambassadeur is van LBV heeft voor het volgen van door of namens LBV georganiseerde studiebijeenkomsten én indien de arbeid dit naar het oordeel van de werkgever toelaat, recht op extra organisatieverlof met behoud van loon gedurende maximaal zes dagen per kalenderjaar. Voor het opnemen van extra organisatieverlof dient de ambassadeur uiterlijk twee weken van tevoren een convocatie aan de werkgever te overhandigen.
ARTIKEL 27
ONBETAALD VERLOF
De mogelijkheid tot het verstrekken van onbetaald verlof is bespreekbaar mits:
1. De werknemer aan de werkgever schriftelijk en ten minste drie maanden voor de ingangsdatum ervan meldt dat hij gebruik wil maken van onbetaald verlof;
2. De werkgever de vrijheid behoudt de aanvraag al dan niet te honoreren;
3. Alle financiële en alle verzekeringstechnische gevolgen van dit onbetaald verlof voor rekening van werknemer zijn;
4. Xxxxx bepaald dat gedurende het onbetaald verlof de werknemer geen arbeid mag verrichten als gevolg van een ter zake afgesloten arbeidsovereenkomst.
OUDERSCHAPSVERLOF
1. Een werknemer heeft, recht op onbetaald ouderschapsverlof voor een eigen kind of een kind dat bij hem woont en waarvoor hij duurzaam de zorg op zich heeft genomen. Dit recht bestaat totdat het kind de leeftijd van acht jaar heeft bereikt.
2. Voorts gelden de volgende voorwaarden:
a. de omvang van het verlof is gelijk aan de wekelijkse arbeidsduur van betrokkene maal zesentwintig (de totale arbeidsduur over zes maanden);
b. ouderschapsverlof kan worden opgenomen in de vorm van deeltijdverlof, gedurende ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week voor een aangesloten periode van twaalf maanden of splitsing in het verlof in maximaal zes periodes van een maand;
c. ouderschapsverlof kan worden omgezet in een verlof dat over een langere periode dan twaalf maanden wordt gespreid, dan wel in een verlof dat per week meer dan de helft van de arbeidsuren bedraagt;
d. de werknemer xxxxx de werkgever schriftelijk en minstens twee maanden voor de ingangsdatum ervan dat hij gebruik maakt van zijn recht op wettelijk ouderschapsverlof. Hij dient daarbij aan te geven: de periode, het aantal uren per week ( of een ander tijdvak) en de spreiding van deze uren.
3. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de door deze gewenste invulling van het verlof op grond van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang wijzigen, tot vier weken voor het tijdstip van ingang van het verlof.
ARTIKEL 29
ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGSVERLOF
Het zwangerschaps- en bevallingsverlof op basis van de wettelijke regeling bedraagt zestien weken. Dit verlof kan flexibel opgenomen worden: op zijn vroegst zes weken en op zijn laatst vier weken voor de vermoedelijke datum van bevalling. Uiterlijk drie weken voordat zij het verlof wenst op te nemen, maakt de werknemer dit kenbaar aan de werkgever. Gedurende het verlof in verband met de zwangerschap en bevalling, kan de werknemer aanspraak maken op een uitkering op grond van de Wet Arbeid en Zorg.
ARTIKEL 30
CALAMITEITEN- EN KORT VERZUIMVERLOF
1. Bij calamiteiten gaat het om:
a. een onverwachte situatie in de persoonlijke sfeer. Hier wordt in ieder geval onder verstaan de bevalling van de echtgenote, of partner. Het overlijden en de begrafenis van huisgenoten of bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn. Spoedeisend, onvoorzien of redelijkerwijze niet buiten werktijd om te plannen
arts- of ziekenhuisbezoek door de werknemer of de noodzakelijke begeleiding van naasten (conform artikel 5:1 Wet Arbeid en Zorg) bij medische zorg alsmede noodzakelijke verzorging op de eerste ziektedag van de naasten;
b. een door wet of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde verplichting, waarvan de vervulling niet in vrije tijd kon plaatsvinden;
c. de uitoefening van het actief kiesrecht, waarvan de vervulling niet in vrije tijd kon plaatsvinden.
2. De werknemer heeft recht op doorbetaald calamiteitenverlof gedurende een korte naar billijkheid te berekenen tijd met een maximum van een dag.
3. Bij calamiteiten zal in overleg met de werkgever naar een snelle oplossing worden gezocht, waarbij de duur van deze oplossing voldoende zal zijn om een eerste opvang te treffen en voorbereiding te nemen voor een meer duurzame oplossing.
KORTDUREND ZORGVERLOF
1. In afwijking van artikel 5: 2 van de Wet arbeid en zorg heeft de werknemer in elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden gedurende vijf werkdagen recht op kortdurend zorgverlof conform artikel 5:1 van de Wet arbeid en zorg.
2. Aan het opnemen van kortdurend zorgverlof worden de volgende voorwaarden gesteld:
a. de werknemer xxxxx het opnemen van dit xxxxxx zo mogelijk vooraf of zo spoedig mogelijk alsnog aan de werkgever onder opgave van de reden. De werknemer moet daarbij tevens aangegeven: de omvang, de wijze van opneming en de vermoedelijke duur van het verlof;
b. de werkgever kan het verlof weigeren bij zwaarwegende bedrijfsbelangen;
c. de werkgever kan achteraf verlangen van de werknemer dat hij aannemelijk maakt dat hij vanwege noodzakelijk verzorging zijn werkzaamheden niet kon uitvoeren.
3. Als het verlof langer duurt dan in het eerste lid staat aangeven, kan de werkgever in samenspraak met de werknemer atv-uren en/of vakantiedagen aanmerken als extra verlofdagen met dien verstande dat de werknemer ten minste recht houdt op het wettelijk minimum aan vakantiedagen.
ARTIKEL 32
ADOPTIE- EN PLEEGZORGVERLOF
1. De werknemer heeft het recht op maximaal zes weken adoptie- of pleegzorgverlof. Het verlof moet binnen een tijdvak van achttien weken worden opgenomen. Dit tijdvak vangt aan twee weken voordat de feitelijke opneming ter adoptie heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden. Gedurende het verlof in verband met adoptie of de opname van een pleegkind, kan de werknemer aanspraak maken op een uitkering op grond van de Wet Arbeid en Zorg.
2. Indien tegelijkertijd twee of meer kinderen ter adoptie of duurzame pleegzorg worden opgenomen, geldt het recht op verlof slechts éénmaal.
3. Melding hiervan moet uiterlijk drie weken voor ingang van het verlof bij de werkgever, onder vermelding van de ingangsdatum en de duur van het verlof, zijn ingediend.
4. De werknemer dient aan de werkgever een document te overhandigen, waaruit blijkt dat de werknemer een kind heeft geadopteerd of ter adoptie zal nemen, en waarin de datum is aangeduid.
BEPALINGEN VAN SOCIALE AARD
ARTIKEL 33
UITKERING BIJ ZIEKTE, ONGEVAL EN ONRECHTMATIGE DADEN
1. De werknemer die door ziekte of ongeval niet in staat is zijn werk te verrichten, draagt ervoor zorg dat dit voor 8.30 uur wordt gemeld.
2. In geval van arbeidsverhindering door ziekte of ongeval, heeft de werknemer recht op doorbetaling van het brutoloon:
a. gedurende de eerste periode van 26 weken 100%;
b. gedurende de 27e week tot en met de 52e week 90%;
c. gedurende de 53e week tot en met de 78e week 80%;
d. gedurende de 79e week tot en met de 104e week 70%.
Bij de eerste en tweede ziekmelding in enig jaar zullen geen wachtdagen in rekening worden gebracht. Vanaf de derde ziekmelding in het betreffende kalenderjaar is de werkgever gerechtigd om per ziekmelding twee wachtdagen in rekening te brengen.
Conform artikel 7:629 lid 2 heeft de AOW-gerechtigde werknemer die door ziekte of ongeval niet in staat is zijn werk te verrichten recht op doorbetaling van 100% van het brutoloon, voor zover het loon niet meer bedraagt dan het maximum uitkeringsdagloon en ten minste op het voor hem geldende wettelijk minimumloon, gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst, met een maximumtermijn van 13 weken.
3. Er mag niet opnieuw een wachtdag in rekening worden gebracht als de perioden, waarin de werknemer ten gevolge van ziekte verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, elkaar opvolgen met een onderbreking van minder dan vier weken.
4. De werknemer dient:
a. gevolg te geven aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften gericht op re-integratie;
b. mee te werken aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige getroffen maatregelen ter bevordering van de re-integratie in eigen of andere passende arbeid. Onder passende arbeid wordt verstaan alle arbeid, die op de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;
c. mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van het re-integratieplan.
5. Komt de werknemer zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen tot meewerken aan
re-integratie niet na, dan verliest hij zijn recht op loondoorbetaling. Indien de werknemer desondanks blijft weigeren mee te werken aan zijn re-integratie, is de werkgever gerechtigd een ontslagvergunning aan te vragen of om aan de kantonrechter een verzoek in te dienen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het ontslagverbod tijdens ziekte is dan niet meer van toepassing.
6. De werkgever dient:
a. de werknemer in staat te stellen de eigen of passende arbeid te verrichten;
b. maatregelen te treffen en voorschriften te geven gericht op re-integratie;
c. indien vaststaat dat er binnen de onderneming geen passende arbeidsmogelijkheden zijn, te bevorderen dat de werknemer buiten de onderneming wordt ingeschakeld.
7. Komt de werkgever de bovengenoemde verplichtingen niet na, dan kan er worden vastgesteld dat de loondoorbetalingsverplichting verlengd wordt.
8. De werknemer heeft geen recht op het bovenwettelijke gedeelte van de doorbetaling van het brutoloon zoals is bepaald in lid 2, als de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door zijn eigen schuld of toedoen. De werknemer heeft dan slechts recht op de wettelijke doorbetaling van 70% van het naar tijdsruimte vastgestelde loon, conform artikel 7: 629 lid 1 BW. Van arbeidsongeschiktheid die is veroorzaakt door eigen schuld of toedoen van de werknemer is bijvoorbeeld sprake als:
> de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van risicovolle activiteiten en de werknemer naar aanleiding van eerdere blessure(s) veroorzaakt door deze activiteiten, reeds schriftelijk is gewaarschuwd door de werkgever;
of,
> de werknemer vanwege het gebruik van alcohol of verdovende middelen niet in staat is zijn functie uit te oefenen.
9. De werknemer heeft geen recht op doorbetaling van het loon indien zijn arbeidsverhindering te wijten is aan zijn opzet of grove schuld, of indien de ziekte of het ongeval een gevolg is van een lichaamsgebrek of ziekte, waaromtrent de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de werkgever opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven.
ARTIKEL 34
PENSIOENREGELING
1. De werkgever sluit een pensioenovereenkomst met de werknemer die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt en ten minste twee maanden in dienst is van de werkgever. De pensioenleeftijd is 67 jaar.
2. De pensioenovereenkomst betreft voor het ouderdomspensioen een premieovereenkomst. Het partnerpensioen betreft voor het deel dat ingaat bij overlijden op of na de pensioenleeftijd een premieovereenkomst en voor het deel dat ingaat bij overlijden vóór de pensioendatum en via een risicoverzekering is gedekt een uitkeringsovereenkomst. Het wezenpensioen dat volledig op basis van een risicoverzekering is verzekerd betreft een uitkeringsovereenkomst.
3. De pensioengrondslag is gelijk aan 12,96 maal het vaste maandsalaris verminderd met de AOW-franchise.
4. De AOW-franchise is gelijk aan 10/7 maal de enkelvoudige AOW voor gehuwde personen zonder toeslag en vermeerderd met de vakantietoeslag, zoals bedoeld in artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964. De hoogte van de AOW-franchise wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld.
5. De beschikbare premie is afhankelijk van de leeftijd en wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag:
Leeftijd 20-24: | 2,48% | pensioengrondslag |
Xxxxxxxx 00-00: | 3,01% | pensioengrondslag |
Xxxxxxxx 00-00: | 3,64% | pensioengrondslag |
Xxxxxxxx 00-00 | 4,43% | pensioengrondslag |
Xxxxxxxx 00-00 | 5,38% | pensioengrondslag |
Xxxxxxxx 00-00 | 6,60% | pensioengrondslag |
Xxxxxxxx 00-00 | 8,13% | pensioengrondslag |
Xxxxxxxx 00-00 | 9,97% | pensioengrondslag |
Xxxxxxxx 00-00 | 12,45% | pensioengrondslag |
Xxxxxxxx 00-00 | 14,62% | pensioengrondslag |
De premiestaffel is een netto premiestaffel (staffel 2) die is afgeleid van het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 17 december 2014 (Nr. BLKB2014/2132M) waarbij het ambitieniveau van het ouderdomspensioen afgerond naar boven 1% van de pensioengrondslagen per dienstjaar volgens het middelloonstelsel bedraagt met een medeverzekerd uitgesteld partnerpensioen afgerond naar boven 0,7% van de pensioengrondslagen per dienstjaar volgens het middelloonstelsel.
Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid conform de bepalingen van de WIA zal de premieopbouw volgens de premiestaffel worden voortgezet naar de mate van de toepasselijke klasse van de arbeidsongeschiktheid tot uiterlijk de pensioenleeftijd.
De administratiekosten, de premie voor medeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en de risicopremie voor dekking van het bij overlijden van de werknemer direct ingaande partnerpensioen resp. wezenpensioen zijn niet begrepen in de hiervoor vermelde beschikbare premies.
Ter verduidelijking: onder een netto premiestaffel wordt verstaan de premie exclusief de administratiekosten en risicopremies.
De diensttijd wordt gereduceerd met het van toepassing zijnde parttimepercentage daar waar het de risicoverzekering voor het partner- en wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioenleeftijd betreft.
De pensioengrondslag wordt vastgesteld als ware sprake van een fulltime dienstverband. In het geval van parttime zal vervolgens de minimale nettopremie voor de premieovereenkomst naar evenredigheid op basis van het parttimepercentage worden vastgesteld.
6. Voor alle werknemers wordt tijdens het deelnemerschap ten behoeve van de partner resp. de kinderen een partnerpensioen resp. wezenpensioen op risicobasis verzekerd, rekening houdende met de achterliggende en toekomstige dienstjaren tot de pensioenleeftijd ter grootte van 0,65% resp. 0,13% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. De risicodekking vervalt na het beëindigen van het deelnemerschap.
Het partnerpensioen gaat in op de dag van het overlijden van de werknemer en eindigt op de dag van overlijden van de medeverzekerde partner. Het wezenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de werknemer en wordt uitgekeerd tot uiterlijk de 21-jarige leeftijd of eerdere datum overlijden van het kind.
7. De totale premie omvat de som van de beschikbare premies conform de premiestaffel zoals genoemd in lid 5, de premies voor de medeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in lid 5, de risicopremies voor dekking van het partnerpensioen en wezenpensioen tijdens het deelnemerschap als bedoeld in lid 6, en de apart in rekening gebrachte administratiekosten.
De werknemersbijdrage bedraagt 2,48% van de pensioengrondslag (ongeacht leeftijdsklasse) vermenigvuldigd met, en indien van toepassing, het parttimepercentage. De werkgever betaalt de resterende premie.
8. Een andere individueel overeengekomen pensioenregeling of collectieve pensioenregeling is toegestaan, onder de voorwaarde dat de regeling ten minste gelijkwaardig is aan de hiervoor beschreven pensioenregeling.
ARTIKEL 35
OPLEIDING EN ONTWIKKELING
1. De werkgever stimuleert de werknemer om kennis te (blijven) verwerven en zich te ontwikkelen. Daartoe zal de werkgever –bij voorkeur- eens per jaar een gesprek aangaan met de werknemer.
2. Onder opleiding en ontwikkeling in de zin van dit artikel wordt verstaan elke vorm van gestructureerde activiteit, die gericht is op het door de werknemer verkrijgen, verbreden of verdiepen van kennis en/of vaardigheden. Hieronder vallen bijvoorbeeld opleidingen, trainingen en/of presentaties die bijdragen aan de ontwikkeling van de kennis en/of vaardigheden van de werknemer.
3. De werkgever neemt de kosten van opleiding en ontwikkeling die direct betrekking hebben op functierelevante vakkennis en vaardigheden van de werknemer voor zijn rekening. Hierbij valt te denken aan: inschrijfkosten, lesgeld, studiemateriaal, tentamen-, examen- en reiskosten. Werkgever en werknemer stellen in overleg de (gezamenlijke) verdeling van de tijd vast, die in het leerprogramma van de opleiding geïnvesteerd moet worden.
4. Bij bereikte overeenstemming over de te volgen opleiding, wordt de opleidingsafspraak schriftelijk vastgesteld.
5. De werkgever stelt per kalenderjaar vier dagen beschikbaar met behoud van loon die worden besteed aan opleiding en ontwikkeling. Bij indiensttreding in de loop van het kalenderjaar, alsmede bij een parttime dienstverband, worden de vier opleidings- en ontwikkelingsdagen naar rato vastgesteld.
6. De werkgever en werknemer kunnen in onderling overleg de opleiding- en ontwikkelingsdagen over de komende kalenderjaren eerder aanwenden of meenemen naar het daaropvolgende jaar of jaren. Het eerder aanwenden of meenemen van deze dagen is voor maximaal twaalf dagen naar rato toegestaan.
7. In afwijking van lid 5 heeft, de werknemer op wie de tot en met 31 december 2007 geldende ATV regeling van toepassing is gebleven, recht op twee scholingsdagen naar rato.
KOSTENVERGOEDINGEN EN EENMALIGE UITKERINGEN
ARTIKEL 36
TELEFOONKOSTENVERGOEDING
De werknemer die functioneel over een telefoon dient te beschikken ontvangt, voor zover fiscaal onbelast is toegestaan, een telefoonkostenvergoeding.
ARTIKEL 37
BEDRIJFSHULPVERLENER
1. De wijze waarop de bedrijfshulpverlening is georganiseerd moet schriftelijk zijn vastgelegd in een noodplan en op een begrijpelijke wijze aan de werknemers bekend worden gemaakt.
2. De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij hun taken naar behoren kunnen vervullen.
3. De werkgever is verplicht om de bedrijfshulpverleners deel te laten nemen aan herhalingscursussen, oefeningen of andere activiteiten zodat hun kennis en vaardigheden op het vereiste niveau gehandhaafd blijven.
ARTIKEL 38
VERHUIS- EN HERINRICHTINGSKOSTEN
Wanneer de werknemer door de werkgever verplicht wordt gesteld te verhuizen en de werknemer gaat wonen binnen een afstand van 10 kilometer van de vestiging waar hij zijn arbeid verricht en deze verhuizing plaatsvindt binnen twee jaar na overplaatsing, heeft de werknemer recht op de volgende voor de loonbelasting vrijgestelde vergoedingen. Volledig bedrag aan gemaakte kosten voor het overbrengen van zijn inboedel. De overige kosten, inclusief de herinrichtingskosten worden vergoed met een bedrag dat overeenkomt met 10% van het jaarloon met een maximum van 5.445 euro. Met jaarloon wordt bedoeld, het bruto jaarloon inclusief vakantiegeld en het jaarbedrag van vaste gegarandeerde beloningen echter zonder de eindejaarsuitkering.
ARTIKEL 39
JUBILEUMUITKERING
De werkgever zal aan de werknemer bij een 25- dan wel 40-jarig dienstverband een jubileumuitkering verstrekken. De uitkering zal, voor zover fiscaal toegestaan, bruto/netto geschieden.
De uitkering bedraagt:
a. Bij een 25-jarig dienstverband: een bruto maandsalaris;
b. Bij een 40-jarig dienstverband: twee bruto maandsalarissen.
ARTIKEL 40
OVERLIJDENSUITKERING
1. Bij het overlijden van de werknemer zal aan nagelaten betrekkingen, zoals bedoeld in art. 7: 674 lid 3 BW, een overlijdensuitkering ineens verstrekt worden ter hoogte van drie bruto maandlonen. Deze uitkering zal, voor zolang fiscaal toegestaan, bruto/netto geschieden.
2. Uitkeringen ter zake van het overlijden aan nagelaten betrekkingen krachtens ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en Toeslagenwet worden op deze uitkering in mindering gebracht.
BIJZONDERE GROEPEN
ARTIKEL 41
AOW-GERECHTIGDE WERKNEMERS EN OUDER
Dit artikel heeft als doel om een hogere en optimale arbeidsdeelname van de groep AOW- gerechtigde werknemers en ouder te bevorderen en onderschrijft het belang om een bijdrage te leveren aan oplossingen omtrent de vergrijzingsproblematiek in Nederland.
1. Dit artikel is van toepassing op de werknemer die na het bereiken van zijn AOW-gerechtigde leeftijd een arbeidsovereenkomst aangaat met de werkgever.
2. Bij het bepalen van de rechtspositie van de werknemer geldt in het geval bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst volgens artikel 13 lid 6 sub e en bij opvolgend werkgeverschap het volgende. Arbeidsovereenkomsten die tussen werkgever en werknemer zijn aangegaan vóór de AOW-gerechtigde leeftijd blijven, conform artikel 7:668a lid 12 BW, buiten beschouwing voor de reeks arbeidsovereenkomsten. In de reeks arbeidsovereenkomsten volgens onderstaande systematiek, tellen voorgaande arbeidsovereenkomsten dus niet mee.
3. Als er meer dan zes arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met onderbrekingen van ten hoogste zes maanden, geldt conform artikel 7:668a lid 12 BW de zevende arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
4. Als arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met onderbrekingen van ten hoogste zes maanden in een periode van langer dan 48 maanden, deze onderbrekingen daarbij inbegrepen, geldt conform artikel 7:668a lid 12 BW, de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
5. Bij de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn de aanvangsdatum en het einde van de arbeidsovereenkomst bepaald. De arbeidsovereenkomst eindigt automatisch en van rechtswege op het moment dat de overeengekomen tijd is verstreken. Dit geldt zonder dat voorafgaande opzegging vereist is.
6. De arbeidsovereenkomst mag alleen tussentijds worden opgezegd als dat schriftelijk is overeengekomen. Voor rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelden de toepasselijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
ARTIKEL 42.
VERHOGING VAN DE ARBEIDSPARTICIPATIE
Dit artikel heeft het doel de inzetbaarheid van de werknemer met enige afstand tot de arbeidsmarkt te verhogen.
1. Dit artikel is van toepassing op de werknemer:
a. die recht heeft op een uitkering op grond van een of meerdere van de volgende wetten:
> de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA);
> de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);
> de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten (Wajong);
> de Wet werk en bijstand (WWB), of;
b. die twaalf maanden of langer geen arbeid heeft verricht en recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
2. Voor werknemers zoals bedoeld in dit artikel kan er een inloopschaal toegepast worden met een afleidingspercentage van minimaal 90% van de maandloontabel, met inachtneming van het wettelijke minimumloon en gedurende maximaal twee jaar. NB. Indien er bij een werknemer uit een van de in lid 1 genoemde doelgroepen loondispensatie van toepassing is dient het afgeleide loon inclusief de loondispensatie, minimaal gelijk te zijn aan het wettelijk minimumloon.
BIJLAGE I
FUNCTIEGROEPEN
BEHOREND BIJ ARTIKEL 15
Het functiegroepensysteem onderscheidt negen klassen van functieniveaus. Een functieniveau is te herkennen aan de functiekenmerken. De functiekenmerken bestaan onder andere uit de aard van de werkzaamheden, de verantwoordelijkheden en beslissingsbevoegdheid van de werknemer.
Binnen een functieniveau kunnen verschillende functies vallen die qua niveau en verantwoordelijkheden vergelijkbaar zijn. Het functiegroepensysteem somt daarom geen concrete taken of specifieke werkzaamheden op.
Om een richtlijn te bieden voor welke functies binnen een bepaald functieniveau vallen, wordt bij elk functieniveau een aantal functiebenamingen genoemd die zowel op de vestiging als op het hoofdkantoor van de uitzendonderneming uitgeoefend kunnen worden. Deze functiebenamingen zijn geen limitatieve opsomming. Het functieniveau wordt niet bepaald door de functiebenaming maar door de functiekenmerken.
Het aantal ervaringsjaren en opleidingsniveau zijn indicaties voor de doorgroeimogelijkheden van de werknemer naar een hoger functieniveau. De persoonlijke ontwikkeling en capaciteiten van de betreffende werknemer bepalen uiteindelijk of er doorgroeimogelijkheden zijn.
FUNCTIENIVEAU KLASSE 1
FUNCTIEKENMERKEN:
> De werkzaamheden zijn beperkt gevarieerd, ondersteunend, en van zeer eenvoudige routinematige aard. Zij worden volgens vaste procedures verricht op nauwkeurige instructies en/of onder directe leiding.
> De voorkomende problemen zijn standaard en ook de mogelijke oplossingen zijn gestandaardiseerd en beperkt.
> Er bestaat geen beslissingsbevoegdheid.
> Er is geen werkervaring, vak- en/of bedrijfskennis vereist.
Voorbeelden van functiebenamingen in deze groep zijn:
> Aankomend Assistent Vestigingsmedewerker
> Aankomend Assistent (Flex)Consultant
> Aankomend Assistent Intercedent (Inhouse)
> Aankomend Assistent Secretariaatsmedewerker
> Aankomend Assistent Administratief Medewerker (Salaris & Personeels)
> Aankomend Assistent Personeelsfunctionaris
> Aankomend Assistent Medewerker Automatisering
> Aankomend Assistent Secretaresse
FUNCTIENIVEAU KLASSE 2
FUNCTIEKENMERKEN:
> De werkzaamheden zijn beperkt gevarieerd, ondersteunend, en van eenvoudige, routinematige aard. Zij worden uitgevoerd op instructies en/of onder directe leiding.
> De voorkomende problemen zijn standaard en de mogelijke oplossingen zijn beperkt.
Niet-standaard problemen worden gesignaleerd, maar niet geïnterpreteerd.
> Binnen standaard richtlijnen bestaat beslissingsbevoegdheid.
> Er is enige werkervaring, vak- en/of bedrijfskennis vereist.
Voorbeelden van functiebenamingen in deze groep zijn:
> Assistent Vestigingsmedewerker
> Assistent Intercedent (Inhouse)
> Assistent (Flex)Consulent
> Assistent Secretariaatsmedewerker
> Assistent Administratief Medewerker (Salaris & Personeels)
> Assistent Personeelsfunctionaris
> Assistent Medewerker Automatisering
> Assistent Secretaresse
FUNCTIENIVEAU KLASSE 3
FUNCTIEKENMERKEN:
> De werkzaamheden zijn gevarieerd, uitvoerend en van eenvoudige aard. Zij worden uitgevoerd op instructies en/of onder directe leiding.
> De voorkomende problemen zijn zowel standaard als niet-standaard. Enige interpretatie bij het oplossen van problemen is noodzakelijk.
> Binnen standaard richtlijnen bestaat beslissingsbevoegdheid.
> Er is enige werkervaring, vak- en/of bedrijfskennis vereist.
Voorbeelden van functiebenamingen in deze groep zijn:
> Aankomend Vestigingsmedewerker
> Aankomend (Flex)Consulent
> Aankomend Secretariaatsmedewerker
> Aankomend Administratief Medewerker (Salaris & Personeels)
> Aankomend Personeelsfunctionaris
> Aankomend Medewerker Automatisering
> Aankomend Secretaresse
FUNCTIENIVEAU KLASSE 4
FUNCTIEKENMERKEN:
> De werkzaamheden zijn gevarieerd, van uiteenlopende moeilijkheidsgraad en worden, hoewel onder directe leiding, voor een groot deel zelfstandig verricht.
> De voorkomende problemen zijn zowel standaard als niet-standaard. Een redelijke mate van interpretatie bij het oplossen van problemen is noodzakelijk.
> Binnen standaard richtlijnen en procedures bestaat beslissingsbevoegdheid.
> Er is een redelijke mate aan vak- en bedrijfskennis vereist.
> 0-2 jaar werkervaring op functieniveau 3
Voorbeelden van functiebenamingen in deze groep zijn:
> Vestigingsmedewerker A
> Intercedent A (Junior, Inhouse)
> (Flex) Consulent A
> Secretariaatsmedewerker A
> Administratief Medewerker A (Salaris & Personeels)
> Personeelsfunctionaris A
> Medewerker Automatisering
> Secretaresse A
FUNCTIENIVEAU KLASSE 5
FUNCTIEKENMERKEN:
> De werkzaamheden zijn zeer gevarieerd, worden in grote mate zelfstandig uitgevoerd en hebben een niet-standaard karakter.
> Incidenteel wordt leiding of begeleiding gegeven aan één of enkele medewerkers.
> Eigen initiatief is noodzakelijk.
> De voorkomende problemen zijn gevarieerd. Voor het oplossen van deze problemen is een sterk interpretatievermogen nodig.
> Binnen vastgestelde kaders bestaat beslissingsbevoegdheid.
> Er is een grote mate aan vak- en bedrijfskennis vereist.
In bezit van relevante vakdiploma’s
> 0-2 jaar werkervaring op functieniveau 4 of
> 2-4 jaar werkervaring op functieniveau 3
Voorbeelden van functiebenamingen in deze groep zijn:
> Vestigingsmedewerker B
> Intercedent B (Inhouse)
> Consulent B (Flex)
> Secretariaatsmedewerker B
> Administratief Medewerker B (Salaris & Personeels)
> Personeelsfunctionaris B
> Medewerker Automatisering B
> Secretaresse B
FUNCTIENIVEAU KLASSE 6
FUNCTIEKENMERKEN:
> De werkzaamheden zijn zeer gevarieerd, worden zelfstandig uitgevoerd en hebben een niet-standaard karakter.
> Er wordt leiding gegeven aan enkele medewerkers.
> Eigen initiatief is noodzakelijk.
> Beslissingen beïnvloeden het resultaat van een afdeling of team met een beperkt werkterrein of vakgebied.
> De voorkomende problemen zijn gevarieerd en gecompliceerd. Voor het oplossen van deze problemen is een sterk interpretatie-vermogen nodig.
> Binnen vastgestelde kaders bestaat beslissingsbevoegdheid.
> Er is een grote mate aan vak- en bedrijfskennis vereist.
In bezit van relevante vakdiploma’s
> 0-2 jaar leidinggevende ervaring of werkervaring op functieniveau 5 of
> 2-4 jaar werkervaring op functieniveau 4
Voorbeelden van functiebenamingen in deze groep zijn:
> Vestigingsmanager A
> Filiaalmanager A
> Vestigingsmedewerker C
> Intercedent C (Senior, Inhouse)
> Consulent C (Flex)
> Secretariaatsmedewerker C
> Administratief Medewerker C (Salaris & Personeels)
> Manager Administratie A
> Personeelsfunctionaris C
> Manager P&O A
> Medewerker Automatisering C
> Manager Automatisering A
> Secretaresse C
FUNCTIENIVEAU KLASSE 7
FUNCTIEKENMERKEN:
> De werkzaamheden zijn zeer gevarieerd, worden zelfstandig uitgevoerd en hebben een niet-standaard karakter.
> Er wordt leiding gegeven aan enkele medewerkers.
> De beslissingen beïnvloeden het resultaat van een afdeling, team, vestiging of een werkterrein van gemiddelde omvang.
> Er is oplossingsgerichtheid bij problemen en dilemma’s, dat een eigen oordeel, handelings- en gedragkeuze vereist.
> Binnen concreet geformuleerde doelstellingen bestaat er beslissingsbevoegdheid.
> Er is een grote mate aan vak- en bedrijfskennis vereist.
In bezit van relevante vakdiploma’s
> 0-2 jaar leidinggevende ervaring of werkervaring op functieniveau 6 of
> 2-4 jaar werkervaring op functieniveau 5
Voorbeelden van functiebenamingen in deze groep zijn:
> Vestigingsmanager B
> Filiaalmanager B
> Manager Secretariaat B
> Manager Administratie B (Personeel en Salaris)
> Manager P&O B
> Manager Automatisering B
FUNCTIENIVEAU KLASSE 8
FUNCTIEKENMERKEN:
> De werkzaamheden zijn specialistisch op een vakgebied waarvan bijzondere vaktechnische kennis aanwezig is.
> Er wordt leiding gegeven aan de medewerkers van de betreffende afdeling, vestiging en/of district
> De beslissingen beïnvloeden het resultaat van een team/afdeling/vestiging of werkterrein van meer dan de gemiddelde omvang.
> Er wordt zorggedragen voor de implementatie van (beleids)producten en diensten.
> Er is inzicht in markt- en concurrentieontwikkelingen.
> Er bestaat beslissingsbevoegd binnen vastgestelde beleidslijnen.
> Er is een uitgebreide en diepgaande, bijzondere vak- en bedrijfskennis vereist.
In bezit van relevante vakdiploma’s
> 0-2 jaar werkervaring op functieniveau 7 of
> 2-4 jaar werkervaring op functieniveau 6
Voorbeelden van functiebenamingen in deze groep zijn:
> Vestigingsmanager C
> Filiaalmanager C
> Manager Secretariaat C
> Manager Administratie C (Personeel en Salaris)
> Manager P&O C
> Manager Automatisering C
> Regiomanager A
> Districtsmanager A
FUNCTIENIVEAU KLASSE 9
FUNCTIEKENMERKEN:
> De werkzaamheden zijn specialistisch op meerdere vakgebieden waarvan bijzondere vaktechnische kennis aanwezig is.
> Er wordt leiding gegeven aan de managers van de vestiging(en) of district(en).
> De beslissingen beïnvloeden het resultaat van de vestiging(en) en/of district.
> Er is inzicht in markt- en concurrentie ontwikkelingen.
> Er bestaat beslissingsbevoegd binnen vastgestelde beleidslijnen.
> Er is een uitgebreide en diepgaande, bijzondere vak- en bedrijfskennis vereist.
In bezit van relevante vakdiploma’s
> 0-2 jaar werkervaring op functieniveau 8 of
> 2-4 jaar werkervaring op functieniveau 7
Voorbeelden van functiebenamingen in deze groep zijn:
> Regiomanager B
> Rayonmanager B
> Districtsmanager B
BIJLAGE II LONEN BEHOREND BIJ ARTIKEL 16 Maandloontabel vanaf de eerste betalingsperiode van 2022 in euro’s | |||||||||
Functieniveau | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
Aanvangsloon | 1787,74 | 1832,91 | 1877,69 | 1923,75 | 2039,3 | 2188,6 | 2380,71 | 2624,76 | 2888,26 |
Eindloon | 1984,11 | 2064,75 | 2146,95 | 2254,69 | 2481,45 | 2743,18 | 3079,71 | 3511,14 | 3863,65 |
Normperiodiek | 1,20% | 1,50% | 1,50% | 1,60% | 1,80% | 1,90% | 2,00% | 2,10% | 2,10% |
1. Het loon van de werknemer wordt bij aanvang van de arbeidsovereenkomst vastgesteld met in achtneming van het aanvangs- en eindloon van het betreffende functieniveau uit de maandloontabel. 2. Het loon van de werknemer kan, naast de eventuele initiële loonstijging, jaarlijks nog verhoogd met een normperiodiek tot het eindloon is bereikt. Indien de werkgever jaarlijks aantoonbare afspraken heeft gemaakt met de werknemer over zijn presteren, worden de normperiodieken op basis van prestatie of concrete doelstellingen toegekend: Op basis van prestatie onderverdeeld in: > Uitstekend (150% van normperiodiek); > goed (100% van normperiodiek); > voldoende (50% van normperiodiek); > onvoldoende (geen normperiodiek). of Op basis van concrete doelstellingen onderverdeeld in: > doelstellingen overtroffen (150% van normperiodiek); > alle doelstellingen gehaald (100% van normperiodiek); > doelstellingen deels gehaald (50% van normperiodiek); > doelstellingen niet gehaald (geen normperiodiek). 3. Indien de werkgever geen aantoonbare afspraken heeft gemaakt met de werknemer, zal het loon van de werknemer, jaarlijks worden verhoogd met de geldende normperiodiek. Bij onvoldoende of slecht functioneren kan de werkgever besluiten geen of een gedeeltelijke normperiodiek toe te kennen, mits de werknemer tijdig in de gelegenheid is gesteld zich te verbeteren. Dit besluit zal schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer kenbaar worden gemaakt. |
4. Op nieuwkomers in de uitzendbranche of werknemers die geen ervaring hebben met de specifieke werkzaamheden kan er een inloopschaal toegepast worden met een afleidingspercentage van minimaal 90% van de maandloontabel, met inachtneming van het wettelijke minimumloon en gedurende maximaal twee jaar.
5. Maandlonen jeugdigen
Voor jeugdigen met een leeftijd van 18 tot 23 jaar gelden de volgende afleidingspercentages, met inachtneming van het wettelijk minimumloon:
a. 18 jaar: | 50,5% | c. 20 jaar: | 66,5% | e. 22 jaar: | 90% |
b. 19 jaar: | 57,5% | d. 21 jaar: | 77,5% |
6. De afleidingspercentages zoals bedoeld in lid 4, lid 5 en artikel 42, kunnen niet gelijktijdig worden toegepast.
BIJLAGE III
RELEVANTE WETSARTIKELEN
[PROEFTIJDBEDING]
ARTIKEL 7: 652 BW
1. Indien partijen een proeftijd overeenkomen, is deze voor beide partijen gelijk.
2. De proeftijd wordt schriftelijk overeengekomen.
3. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste twee maanden.
4. Er kan geen proeftijd worden overeengekomen indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor ten hoogste zes maanden.
5. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van langer dan zes maanden kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste:
a. een maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor korter dan twee jaren;
b. twee maanden, indien de overeenkomst is aangegaan voor twee jaren of langer.
6. Indien het einde van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet op een kalenderdatum is gesteld, kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste een maand.
7. Van de leden 5, onder a, en 6, kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
8. Elk beding waarbij een proeftijd is overeengekomen is nietig, indien:
a. de proeftijd niet voor beide partijen gelijk is;
b. de proeftijd, anders dan bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, op langer dan een maand wordt gesteld in het geval, bedoeld in lid 5, onderdeel a;
c. de proeftijd op langer dan twee maanden wordt gesteld;
d. het beding is opgenomen in een opvolgende arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en dezelfde werkgever, tenzij die overeenkomst duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden van de werknemer eist dan de vorige arbeidsovereenkomst;
e. het beding is opgenomen in een opvolgende arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en een andere werkgever die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moet worden de opvolger van de vorige werkgever te zijn;
of
f. het beding is opgenomen in een arbeidsovereenkomst die is aangegaan voor ten hoogste zes maanden.
[CONCURRENTIEBEDING]
Artikel 7:653 BW
1. Een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, is slechts geldig indien:
a. de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan; en
b. de werkgever dit beding schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer.
2. In afwijking van lid 1, aanhef, en onderdeel a, kan een beding als bedoeld in lid 1 worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, indien uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
3. De rechter kan een beding als bedoeld in lid 1 en lid 2:
a. geheel vernietigen indien het beding, bedoeld in lid 2, niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen; of
b. geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.
4. Aan een beding als bedoeld in lid 1 of lid 2 kan de werkgever geen rechten ontlenen, indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
5. Indien een beding als bedoeld in lid 1 of lid 2 de werknemer in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn, kan de rechter steeds bepalen dat de werkgever voor de duur van de beperking aan de werknemer een vergoeding moet betalen. De rechter stelt de hoogte van deze vergoeding met het oog op de omstandigheden van het geval naar billijkheid vast. De vergoeding is niet verschuldigd, indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
[AANZEGTERMIJN]
Artikel 7:668 BW
1. De werkgever informeert de werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt:
a. over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst; en
b. bij voortzetting, over de voorwaarden waaronder hij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten.
2. Lid 1 is niet van toepassing, indien:
a. bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst schriftelijk is overeengekomen dat deze eindigt op een tijdstip dat niet op een kalenderdatum is gesteld; of
b. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een periode korter dan zes maanden.
3. Indien de werkgever de verplichting, bedoeld in lid 1, aanhef en onderdeel a, in het geheel niet is nagekomen, is hij aan de werknemer een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand. Indien de werkgever die verplichting niet tijdig is nagekomen,
is hij aan de werknemer een vergoeding naar rato verschuldigd. De vergoeding is niet langer verschuldigd, indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard, aan hem surseance van betaling is verleend of op hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is.
4. De arbeidsovereenkomst wordt geacht voor dezelfde tijd, maar ten hoogste voor een jaar, op de vroegere voorwaarden te zijn voortgezet, indien:
a. de arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 1, na het verstrijken van de tijd, bedoeld in artikel 667, lid 1, wordt voortgezet en de werkgever de verplichting, bedoeld in lid 1, onderdeel a of b, niet is nagekomen; of
b. de arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 2, na het verstrijken van de tijd, bedoeld in artikel 667, lid 1, door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet.
5. Lid 4, onderdeel b, geldt tevens wanneer in de gevallen waarin opzegging nodig is, tijdige opzegging achterwege blijft en de gevolgen van de voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk zijn geregeld.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat voor de toepassing van lid 3 wordt verstaan onder loon.
[PROEFTIJD]
ARTIKEL 7: 676 BW
1. Indien een proeftijd is bedongen, is ieder der partijen, zolang die tijd niet is verstreken, bevoegd de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen.
2. De werkgever die de arbeidsovereenkomst opzegt, geeft de werknemer op diens verzoek schriftelijke opgave van de reden van opzegging,
[OPZEGTERMIJN]
ARTIKEL 7: 672 BW
1. Opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij bij schriftelijke overeenkomst of door het gebruik een andere dag daarvoor is aangewezen.
2. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
x. xxxxxx dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
b. vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden;
d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
3. De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand.
4. Indien de toestemming, bedoeld in artikel 671a, lid 1, is verleend, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met de duur van de periode die aanvangt op de datum waarop het volledige verzoek om toestemming is ontvangen en eindigt op de datum van dagtekening van de beslissing op het verzoek om toestemming, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert.
5. De termijn, bedoeld in lid 2, kan slechts worden verkort bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan. De termijn kan schriftelijk worden verlengd.
6. Van de termijn, bedoeld in lid 3, kan schriftelijk worden afgeweken. De termijn van opzegging voor de werknemer mag bij verlenging niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die voor de werknemer.
7. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, mag de termijn van opzegging, bedoeld in lid 6, tweede volzin, voor de werkgever worden verkort, mits de termijn niet korter is dan die voor de werknemer.
8. Voor de toepassing van lid 2 worden arbeidsovereenkomsten geacht eenzelfde, niet onderbroken arbeidsovereenkomst te vormen in geval van herstel van de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 682 of artikel 683.
9. De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
10. De kantonrechter kan de vergoeding, bedoeld in het lid 9, matigen indien hem dit met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt, met dien verstande dat de vergoeding niet minder kan bedragen dan het in geld vastgestelde loon over de opzegtermijn, bedoeld in lid 2, noch minder dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden.
[GETUIGSCHRIFT]
ARTIKEL 7: 656 BW
1. De werkgever is verplicht bij het einde van de arbeidsovereenkomst de werknemer op diens verzoek een getuigschrift uit te reiken.
2. Het getuigschrift vermeldt:
a. de aard van de verrichte arbeid en de arbeidsduur per dag of per week;
b. de begindatum en de einddatum van het dienstverband;
c. een opgave van de wijze waarop de werknemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan;
d. een opgave van de wijze waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd;
e. indien de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, de reden daartoe.
3. De in lid 2, onderdelen c, d en e, genoemde gegevens worden slechts op verzoek van de werknemer in het getuigschrift vermeld.
4. Indien de werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en hij deswege schadeplichtig is geworden, is de werkgever gerechtigd dit in het getuigschrift te vermelden.
5. De werkgever die weigert het gevraagde getuigschrift af te geven, nalaat aan een verzoek als bedoeld in lid 3 te voldoen, in het getuigschrift door opzet of schuld onjuiste mededelingen opneemt of het getuigschrift van een kenmerk voorziet of op een bepaalde wijze inricht om daarmee aangaande de werknemer enige mededeling te doen die niet in de bewoordingen van het getuigschrift is vervat, is zowel jegens de werknemer als jegens derden aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.
6. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
ARTIKEL 6
WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden onder loon verstaan de geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking, met uitzondering van:
a. verdiensten uit overwerk;
b. vakantiebijslagen;
c. winstuitkeringen;
d. uitkeringen bij bijzondere gelegenheden;
e. uitkeringen ingevolge aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde één of meer uitkeringen te ontvangen;
f. vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van noodzakelijke kosten, die de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking heeft te maken;
g. bijzondere vergoedingen voor kostwinners en gezinshoofden;
h. uitkeringen ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
i. eindejaarsuitkeringen;
j. een vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet of een werkgeversbijdrage in de premie voor de ziektekostenverzekering van een persoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Zorgverzekeringswet.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere uitzonderingen dan de in het eerste lid genoemde worden gesteld.
3. Onze Minister kan regelen stellen naar welke wordt beoordeeld welke inkomsten moeten worden aangemerkt als uitkeringen of vergoedingen als bedoeld in het eerste lid, onder c-i.
[REEKS ARBEIDSOVEREENKOMSTEN VOOR BEPAALDE TIJD]
ARTIKEL 7: 668A BW
1 Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen:
a. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd;
b. meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
2 Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. .
3 Lid 1, onderdeel a, is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst aangegaan voor ten hoogste drie maanden die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 36 maanden of langer.
4 De termijn van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de eerste arbeidsovereenkomst als bedoeld onder a of b van lid 1.
5 Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan de periode van 36 maanden, bedoeld in lid 1, onderdeel a, worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden en kan het aantal van drie, bedoeld in lid 1, onderdeel b, worden verhoogd naar ten hoogste zes, indien uit die overeenkomst of regeling blijkt dat voor bij die overeenkomst of regeling te bepalen functies of functiegroepen de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering deze verlenging of verhoging vereist.
6 Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan van lid 2, onderdeel a worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
7 Bij schriftelijke overeenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan ten nadele van de bestuurder van een rechtspersoon worden afgeweken van de periode, bedoeld in lid 1, onderdeel a.
8 Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan dit artikel buiten toepassing worden verklaard voor bepaalde functies in een bedrijfstak indien Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële regeling deze functies heeft aangewezen, omdat het voor die functies in die bedrijfstak bestendig gebruik is en vanwege de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering en van die functies noodzakelijk is de arbeid uitsluitend te verrichten op grond van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, niet zijnde uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 690. Bij die regeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan het buiten toepassing verklaren, bedoeld in de eerste zin.
9 Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan voor daarin aangewezen arbeidsovereenkomsten die uitsluitend of overwegend zijn aangegaan omwille van de educatie van de werknemer dit artikel geheel of gedeeltelijk niet van toepassing worden verklaard.
10 Dit artikel is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
11 Dit artikel is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, indien de gemiddelde omvang van de door hem verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen.
12 De periode, bedoeld in lid 1, onderdeel a, wordt verlengd tot ten hoogste 48 maanden, en het aantal, bedoeld in lid 1, onderdeel b, bedraagt ten hoogste zes, indien het betreft een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt. Voor de vaststelling of de in dit lid bedoelde periode of het bedoelde aantal arbeidsovereenkomsten is overschreden worden alleen arbeidsovereenkomsten in aanmerking genomen die zijn aangegaan na het bereiken van de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd.
13. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kunnen de tussenpozen, bedoeld in lid 1, onderdelen a en b, worden verkort tot ten hoogste drie maanden, voor bij die overeenkomst of regeling aangewezen functies, die gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar..
14. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen op verzoek van de Stichting van de Arbeid de tussenpozen, bedoeld in lid 1, onderdelen a en b, worden verkort tot ten hoogste drie maanden, voor bij die regeling aan te wijzen functies, die gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar.
15. Dit artikel is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst met een werknemer op een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, indien die arbeidsovereenkomst is aangegaan in verband met vervanging wegens ziekte van een werknemer die een onderwijsgevende of onderwijsondersteunende functie met lesgebonden of behandel taken bekleedt.
[GEEN ARBEID WEL LOON]
ARTIKEL 7:628 BW
1 De werknemer behoudt het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.
2 Indien de werknemer krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke uitkering toekomt, wordt het loon verminderd met het bedrag van die uitkering.
3 Indien het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte is vastgesteld, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing, met dien verstande dat als loon wordt beschouwd het gemiddelde loon dat de werknemer, wanneer hij niet verhinderd was geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen.
4 Het loon wordt echter verminderd met het bedrag van de onkosten die de werknemer zich door het niet-verrichten van de arbeid heeft bespaard.
5 Van lid 1 kan voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst bij schriftelijke overeenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
6 In geval van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 668a kan een afwijking als bedoeld in lid 5 voor ten hoogste in totaal zes maanden worden overeengekomen.
7 Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan de periode, bedoeld in lid 5, voor bij die overeenkomst of regeling te bepalen functies worden verlengd, mits de aan die functies verbonden werkzaamheden incidenteel van aard zijn en geen vaste omvang hebben.
8 Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan op verzoek van de Stichting van de Arbeid worden bepaald dat op bepaalde bedrijfstakken, of onderdelen daarvan, lid 5, 6 of 7 niet van toepassing is.
9 Elk beding dat ten nadele van de werknemer afwijkt van dit artikel is nietig.
CAO VASTE MEDEWERKERS
>>>
WERKNEMERSPARTIJEN LBV
Verzamelgebouw Zuid Xxxxxxxxxxx 000/000 0000 XX Xxxxxxxxx
T 010 481 80 11
F 010 481 82 11
WERKGEVERSPARTIJ NBBU
Xx Xxxxx 00
0000 XX Xxxxxxxxxx
T 033 476 02 00