Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 19.25 d.d. 26 november 2019 te Amsterdam (mr. H.M. Xxxxxx, mr. X.X. xxx Xxxxxx en A.A.M. Beijersbergen van Henegouwen).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen d.d. 1 maart 2019;
- acceptatieformulier met bijlagen d.d. 11 juni 2019;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 18 juni 2019;
- reactie deelnemer d.d. 9 juli 2019;
- reactie betrokkene d.d. 5 augustus 2019;
- reactie deelnemer d.d. 22 augustus 2019.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 28 oktober 2019 te Amsterdam.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
2.1. De betrokkene heeft de klacht – zakelijk samengevat – als volgt toegelicht. Betrokkene wenst verwijdering van de A2-codering omdat de aankoop van een huis hierdoor niet doorging. Zij verdient teveel voor een huurwoning en woont met haar man en twee kinderen in bij haar moeder. Het ging om EUR 268. Xxxxxxxxxx vraagt te kijken naar de hoogte van het bedrag en de staat van haar financiën.
2.2. Op het verweer van de deelnemer reageert de betrokkene ten behoeve van de belangenafweging met de reden waarom zij in zwaar financieel weer zijn gekomen. Haar man heeft in 2014 een jongeren trainingscentrum opgezet. Hij nam hiervoor ontslag als financial controller. Xxxxxxxxxx studeerde nog en had de zorg voor een dochter en was zwanger. Het project werd geen
succes en werd stopgezet. De huur werd opgezegd en betrokkene en haar partner moesten andere woonruimte zoeken. De partner van betrokkene had geen recht op een uitkering. Zij waren genoodzaakt bij de moeder van betrokkene in te trekken. Xxxxxx heeft het ook niet breed en het huis is te klein. Xxxxxxxxxx is wederom zwanger. Gezien het inkomen heeft betrokkene geen recht op een sociale huurwoning. De enige optie is kopen. Betrokkene is afgestudeerd en werkt al drie jaar met een vast contract. De partner van betrokkene heeft een eigen bedrijf dat jaarlijks groeit.
Betrokkene erkent niet te hebben gereageerd op waarschuwingen van de deelnemer. Het was nieuw en zij zaten enorm in de stress. Betrokkene heeft geen negatieve betaalmoraal. De codering is puur een herinnering aan een financiële zwarte bladzijde welke van korte duur was met onnodig lange consequenties.
3. Standpunt van de deelnemer
3.1. De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt. Betrokkene is meermaals gewaarschuwd voor de betalingsachterstand. De deelnemer stuurt kopie van de vooraankondiging voor registratie van de achterstandsmelding (A) d.d. 15 december 2015. Betaling bleef uit waarna het saldo is opgeëist en code 2 is gemeld. De deelnemer legt een kopie over van de opeisingsbrief d.d. 21 december 2015. De deelnemer maakt een belangenafweging. De deelnemer heeft de persoonlijke situatie van betrokkene afgezet tegen het algemene belang van de registratie. Het verkrijgen van een hypotheek is niet dusdanig dat voor betrokkene een uitzondering moet worden gemaakt op het systeem van de verplichte registratie. Er is geen acute noodsituatie. Er zijn onvoldoende omstandigheden gesteld in het voordeel van betrokkene. De klacht is ongegrond.
3.2. Tot slot reageert de deelnemer dat zij haar standpunt handhaaft. In aanvulling op de belangenafweging geldt dat betrokkene de wens heeft een woning aan te kopen, maar zij legt geen stukken over waaruit blijkt dat zij daar al mee bezig is. Ook worden geen afgewezen financieringsaanvragen overgelegd.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een doorlopend krediet met contractnummer **********601. Het geregistreerde kredietbedrag is EUR 268. De registratie wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 22
december 2015 en een bijzonderheidscode 2 ((restant)vordering geheel opeisbaar) op 10 februari 2016. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 6 oktober 2016.
4.2. De betrokkene betwist niet de technische juistheid van de registratie. Zij doet een beroep op disproportionaliteit.
4.3. De proportionaliteitstoets houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.4. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.5. De deelnemer heeft ter zitting het belang van betrokkene in twijfel getrokken. Ze heeft gesteld dat de afgewezen financieringsaanvraag niet alleen op grond van de BKR-registratie kan zijn afgewezen, omdat het gezamenlijk inkomen van betrokkene en haar partner daarvoor ook ontoereikend is. Voorts heeft de deelnemer gewezen op een andere negatieve registratie van betrokkene in het CKI die evenzeer aan kredietverlening in de weg kan hebben gestaan. De deelnemer heeft ook nog de financiële gegevens van de partner van betrokkene in twijfel getrokken, verwijzende naar een vriendschap op Facebook tussen de partner van betrokkene en de opsteller van de financiële cijfers, en gewezen op de dure lease-auto van diezelfde partner.
Voorop staat dat wat de deelnemer ter zitting heeft aangevoerd ten aanzien van het gestelde belang door de deelnemer niet eerder is aangevoerd. In haar verweerschrift van 9 juli 2019 heeft de deelnemer het gestelde belang als zodanig niet betwist, maar gesteld dat het niet opwoog tegen het belang van (handhaving van) de registratie. Doordat eerst ter zitting in is gegaan door de deelnemer op de reeds eerder aangevoerde argumenten van betrokkene heeft zij zich niet, althans onvoldoende, kunnen voorbereiden op de vele argumenten die de deelnemer ter zitting heeft aangevoerd. Dat wordt meegenomen bij de door de Commissie te maken belangenafweging.
Beantwoord dient allereerst te worden de vraag of betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de BKR registratie verhindert dat zij geschikte woonruimte kan vinden, en naar het oordeel van de Commissie is daarvan sprake. Door betrokkene is voldoende aangevoerd om aannemelijk te maken dat juist deze registratie door kredietverstrekkers is genoemd als reden van de weigering een hypotheek te verstrekken. Hetgeen daarover door de deelnemer pas ter zitting is aangevoerd doet daaraan niet af. Ook als uiteindelijk een andere, mogelijk goedkopere woning aangekocht gaat worden dan de woning waarvoor betrokkene de hypotheekoffertes heeft gevraagd is het belang van betrokkene om een hypotheek af te kunnen sluiten om een huis te kopen voldoende onderbouwd.
De Commissie dient vervolgens een belangenafweging te maken.
4.6. In het nadeel van betrokkene weegt dat zij de betalingsverplichting niet is nagekomen. Dit is veroorzaakt doordat betrokkene en haar partner een financiële tegenslag hadden nadat zij, met hun eigen spaargeld, er niet in waren geslaagd een jongeren trainingscentrum op te zetten. Hierna kwamen betrokkene en haar partner terecht in de situatie dat zij tijdelijk geen inkomen meer hadden. Hoewel het ging om een kleine schuld kon betrokkene deze daarna niet meteen terugbetalen. In zoverre is het betalingsprobleem niet het gevolg van onverantwoord koopgedrag, maar door een kennelijk éénmalige financiële tegenslag die verbonden kan zijn aan het ondernemerschap. De deelnemer heeft de vordering geheel opgeëist waarna betrokkene – toen het binnen een jaar financieel weer beter ging – de hele vordering heeft betaald. Aannemelijk is dat de financiële situatie van betrokkene al langere tijd weer op orde is, nu zij en haar partner allebei een substantieel inkomen uit arbeid of onderneming hebben.
4.7. Uit het voorgaande leidt de Commissie af dat betrokkene geen structurele wanbetaler is waartegen de branche blijvend moet worden beschermd. De registratie zou – indien geoordeeld zou worden dat deze nog moet worden gehandhaafd – nog tot 2021 in het centrale
kredietinformatiesysteem van het BKR blijven staan. De Commissie acht het nog langer voortduren van de negatieve registraties niet proportioneel, ook gelet op de hoogte van het kredietbedrag van EUR 265,00. De belangenafweging valt, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, in dit specifieke geval in het voordeel van betrokkene uit. De registraties van de A en de code 2 dienen uit het CKI te worden geschrapt.
5. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A en code 2 op het doorlopend krediet met contractnummer **********601 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.