Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 19.05 d.d. 26 maart 2019 te Amsterdam (prof. mr. J.J.C. Xxxxx, mr. H.M. Xxxxxx, X.X. Juffermans).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen d.d. 22 augustus 2018;
- aanvullende stukken met acceptatieformulier d.d. 3 en 13 september 2018;
- gegevensoverzicht d.d. 19 september 2018;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 21 september 2018;
- reactie deelnemer d.d. 15 oktober 2018;
- reactie gemachtigde van de betrokkene d.d. 29 oktober 2018;
- reacties deelnemer d.d. 4 december 2018 en 11 februari 2019.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene tezamen met haar raadsman, mr. [X] ([X Advocatuur]), en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 25 februari 2019 te Amsterdam.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
2.1. Xxxxxxxxxx heeft met haar inmiddels ex-partner in 2006 een hypotheek afgesloten voor de aankoop van een woonhuis. Zij waren beiden hoofdelijk aansprakelijk. Na het beëindigen van de relatie heeft betrokkene de woning verlaten en is haar ex-partner daar blijven wonen. De ex-partner zou de volledige eigenaars- en gebruikslasten voor zijn rekening nemen. Hij zou ook zorgdragen voor ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid van betrokkene. Hij is deze afspraken niet nagekomen. De woning staat nog steeds op naam van beide partijen en betrokkene is niet ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Ook heeft de ex-partner de maandelijkse hypotheektermijnen niet voldaan, waardoor een achterstand is ontstaan en de financiering is opgezegd. Betrokkene heeft de gebruikslasten voldaan. Zij heeft niet de middelen om de woning voor zichzelf te verwerven. De ex-
partner heeft de woning verlaten en betrokkene vermoedt dat hij de woning verhuurt aan derden, zonder medeweten en toestemming van betrokkene en wellicht in strijd met de financieringsvoorwaarden. De ex-partner weigert elke medewerking. Xxxxxxxxxx heeft een rechtszaak aangespannen wat heeft geleid tot een vonnis d.d. 28 augustus 2013. Betrokkene heeft nog een procedure moeten opstarten. Deze heeft uiteindelijk geleid tot toedeling van de woning aan de ex-partner en ontslag van betrokkene uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Betrokkene wil nu een woning kopen met haar nieuwe partner, maar dat is onmogelijk. Betrokkene wenst herbeoordeling van haar negatieve registratie omdat zij niet de veroorzaker was van de achterstand. Xxxxxxxxxx doet een beroep op disproportionaliteit.
2.2. Op het verweer van de deelnemer reageert de betrokkene dat de vordering door de procedures die betrokkene heeft opgestart volledig is betaald inclusief rente en kosten. Zij was afhankelijk van de bijdrage van haar ex-partner om de betalingsregeling met de deurwaarder na te komen. De ex- partner bracht betrokkene niet op de hoogte van de betalingsherinneringen. Anders had zij eerder actie kunnen ondernemen. Zij kon dat nu pas na bericht van de deurwaarder. Betrokkene stuurt ter illustratie twee dagvaardingen en een proces-verbaal. Betrokkene neemt serieus haar verantwoordelijkheden getuige het feit dat zij voor elke procedure het volle pond moest betalen. Dat is gelukt met een betalingsregeling en hulp van derden. Betrokkene kan niet op basis van het inkomen van haar huidige partner een hypotheek afsluiten. Betrokkene stelt te hebben aangetoond dat sprake is van individuele bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot verwijdering van de registratie.
3. Standpunt van de deelnemer
3.1. In 2006 heeft betrokkene met haar toenmalige partner een hypothecaire geldlening afgesloten bij de deelnemer. De Algemene Voorwaarden van 7 maart 2006 zijn van toepassing. De deelnemer stuurt een overzicht van de verschuldigde en ontvangen betalingen van oktober 2006 tot februari 2018. Xxxxxxxxxx is op 14 februari 2018 ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De eerste achterstand ontstond in april 2010 en heeft aangehouden tot september 2010. Een maand later ontstond wederom een achterstand die in mei 2011 is ingelopen. Tot slot ontstond in februari 2012 een achterstand die is opgelopen tot EUR 6.078,30. Uiteindelijk is de achterstand pas in februari. 2017 ingelost. De deelnemer stelt dat geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn om de registratie te verwijderen. De deelnemer heeft een deurwaarder moeten inschakelen ter incasso. Xxxxxxxxxx heeft niet telkens regelmatig betalingsgedrag laten zien. De deelnemer kan de gehele geldlening bij beide klanten afzonderlijk volledig opeisen. Afspraken tussen klanten onderling regarderen de deelnemer niet. De deelnemer maakt een belangenafweging. Betrokkene betwist de
noodgedwongen betalingsregeling niet correct te zijn nagekomen en stelt dat zij maandelijks aan haar betalingsverplichting heeft voldaan. De deelnemer betwist deze stelling van betrokkene omdat er sprake is geweest van structurele betalingsachterstanden. De stelling van betrokkene mist onderbouwing. Betrokkene betwist niet te zijn gewaarschuwd voor de registratie. De deelnemer stuurt kopieën van brieven waaronder de vooraankondiging voor registratie van de achterstandsmelding (A) d.d. 4 augustus 2011. Mocht de vooraankondiging betrokkene niet hebben bereikt dan is dat geen grond voor verwijdering. Betrokkene kan de verantwoordelijkheid voor de achterstand niet afschuiven op haar ex-partner. Tot februari 2018 waren beide klanten 100% aansprakelijk voor de lening. Betrokkene heeft geen actieve inspanningen verricht om de achterstand te voorkomen. Zij heeft geen contact opgenomen om de problematiek te bespreken. De deurwaarder is in januari 2011 en juli 2012 ingeschakeld en er is loonbeslag gelegd op het inkomen van betrokkene. Vervolgens is een betalingsregeling afgesproken die betrokkene niet telkens regelmatig is nagekomen. De stelling dat het onmogelijk is een woning te kopen wordt niet onderbouwd. De klacht is ongegrond, aldus de deelnemer.
3.2. Op de reactie van de betrokkene reageert de deelnemer dat zij met klem de stellingen van betrokkene betwist. De onderlinge verstandhouding tussen partijen regardeert de deelnemer niet. Feit blijft dat betrokkene een overeenkomst heeft afgesloten. Zij heeft procedures opgestart om haar ex-partner te bewegen de achterstand op te lossen. Hierbij heeft zij haar eigen taak jegens de deelnemer ter zijde geschoven. Zij was medeschuldenaar en hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele geldlening. Zij had een inspanningsverplichting om de achterstand te voorkomen, in te lopen dan wel te beperken. Hier gaat zij aan voorbij. De achterstand was structureel, niet incidenteel. Betrokkene heeft gehandeld vanuit haar eigen belang. Betrokkene heeft niet gesteld de A te hebben kunnen en willen voorkomen. Betrokkene kan een woning huren in plaats van kopen. De omstandigheden van betrokkene liggen in haar eigen risicosfeer. Er is geen sprake van disproportionaliteit.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een hypotheek met contractnummer ***689. De registratie wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 1 september 2012 en een herstelmelding (H) op 25 februari 2017.
De overeenkomst staat aanvankelijk in het CKI als niet beëindigd. Tijdens de procedure voegt de deelnemer met terugwerkende kracht een werkelijke einddatum toe per 26 januari 2018. Het is de
deelnemer toegestaan correcties in de registratie aan te brengen in het kader van een goedwerkend CKI.
4.2. De betrokkene heeft met haar toenmalige partner in 2006 een hypotheek afgesloten bij de deelnemer. Zij waren beiden hoofdelijk aansprakelijk voor nakoming van de financiële verplichtingen uit de overeenkomst. Xxxxxxxxxx stelt zich op het standpunt dat de ex-partner de gehele schuld zou dragen. Aan de onderlinge afspraak over de onderhavige betalingsverplichting tussen betrokkene en haar ex-partner is de deelnemer echter niet gebonden. De deelnemer blijft bevoegd ieder van de schuldenaren afzonderlijk aan te spreken tot nakoming (voor het geheel) van verplichtingen uit de kredietovereenkomst.
4.3. Ten aanzien van de technische juistheid van de registratie oordeelt de Commissie als volgt. Alvorens de deelnemer overgaat tot registratie van een achterstand, is zij reglementair verplicht daarvoor te waarschuwen (een zogenaamde ‘vooraankondiging’), zodat men nog in de gelegenheid wordt gesteld de registratie te voorkomen. In beginsel rust op de deelnemer de plicht om aannemelijk te maken dat zij een vooraankondiging heeft verzonden, indien de klager dat betwist.
De administratie van de deelnemer kan tot bewijs strekken. Het is vaste jurisprudentie van de Geschillencommissie dat de deelnemer door overlegging van kopieën van brieven de verzending van de vooraankondiging aannemelijk kan maken. De deelnemer heeft daaraan voldaan. Uit de door de deelnemer overgelegde stukken is voldoende gebleken dat de deelnemer op 4 augustus 2012 een brief heeft verzonden naar het bij haar bekende adres met daarin de vereiste vooraankondiging. De registratie van de A is hiermee conform de feiten en correct.
4.4. Een herstelmelding (H) wordt gemeld op het moment dat de achterstand is ingelopen. Ook de H is hiermee conform de feiten en correct.
4.5. De registratie is technisch juist. Betrokkene heeft een aantal omstandigheden opgevoerd op grond waarvan zij van mening is dat de registratie niettemin moet worden geschrapt. Die omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te
verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.6. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.7. De betrokkene heeft een belang gesteld bij verwijdering van de registratie inhoudende dat de registratie een hypotheekaanvraag in de weg staan. Xxxxxxxxxx woont thans met haar twee kinderen in een kleine huurwoning. Een hypotheek is voordeliger. De registratie zou pas in 2023 uit het CKI worden verwijderd. Betrokkene heeft daarmee voldoende belang gesteld bij schrapping van de registratie.
4.8. De Commissie is van oordeel dat de toe te passen belangenafweging in het voordeel van de betrokkene moet uitvallen. De Commissie neemt hierbij het volgende in aanmerking. Nadat de relatie was beëindigd heeft betrokkene de woning verlaten. De ex-partner bleef in het pand wonen. Betrokkene heeft al voordat de registreerbare achterstand ontstond inspanningen verricht om haar financiën goed te structureren. In de periode 2013 tot 2017 heeft zij herhaaldelijk geprocedeerd tegen haar ex-partner om deze te bewegen tot betaling over te gaan. Zij heeft zich proactief opgesteld en zij heeft uiteindelijk de achterstand ingelopen, terwijl zij niet in het huis woonde en in de onderlinge verhouding met haar ex-partner niet verantwoordelijk was voor betaling van de hypotheeklasten. Voor de betaling aan de deurwaarder, ter nakoming van de betalingsregeling, was zij afhankelijk van de alimentatievergoeding die haar ex-partner aan haar moest voldoen. Het inlopen van de achterstand heeft even geduurd omdat de ex-partner ook zijn verplichtingen jegens betrokkene niet steeds tijdig nakwam. Betrokkene heeft er kortom veel aan gedaan om de problemen op te lossen. In verhouding tot haar ex-partner heeft zij onverschuldigd betaald, terwijl haar salaris lag onder de beslagvrije voet. Betrokkene heeft voorts geen andere negatieve registraties. Het ongewijzigd handhaven van de registratie zou betekenen dat betrokkene nog tot
januari 2023 negatief geregistreerd blijft. Alle omstandigheden overziende is de Commissie van oordeel dat betrokkene geen debiteur is waartegen de branche blijvend moet worden gewaarschuwd of dat zij tegen zichzelf moet worden beschermd. De negatieve registratie staat thans al ruim zes jaar in het CKI. Alles bij elkaar genomen acht de Commissie het laten voortduren van de registratie disproportioneel.
5. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A en, dientengevolge, de H te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.