SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Kenmerk: 04/08
Arbitraal xxxxxx in de zaak van:
1. A, wonende te C.,
2. B., wonende te D., eisers,
gemachtigde: xx. X. Xxxxxxxxxx tegen
De Stichting Ziekenhuis E., gevestigd te F.,
verweerster,
gemachtigde: mr. drs. K.M. Breuker
1. De procesgang
1.1 Eisers hebben op 5 februari 2004 een memorie van eis ingediend. Bij nadere memorie, tevens conclusie tot subsidiaire wijziging van eis d.d. 16 juni 2004 en bij brieven van 30 november en 1 december 2004 hebben eisers hun eis gewijzigd, zodat zij thans het Scheidsgerecht vragen:
I. voor recht te verklaren dat verweerster gehouden is eisers met ingang van 1 maart 2001 een arbeidscontract aan te bieden volgens de modelarbeidsovereenkomst bij de AMS, althans de AMS met ingang van 1 maart 2001 jegens hen zonder enige beperking toe te passen;
II. verweerster te veroordelen
1. primair:
eiser sub 1, verder te noemen eiser, vanaf 1 maart 2001 een salaris te voldoen op basis van een arbeidsduur van 40 uur per week en eiseres sub 2, verder te noemen eiseres, vanaf 1 maart 2001 op basis van een werkweek van 30 uur, vanaf 1 oktober 2003 op basis van 37,5 uur per week en vanaf 1 november 2003 op basis van 34,5 uur per week, onder aftrek van hetgeen zij daadwerkelijk hebben ontvangen, en te vermeerderen met de wettelijke verhogingen van 50 % en – telkens vanaf de momenten waarop de desbetreffende salarisbetalingen hadden moeten worden voldaan – de wettelijke rente;
subsidiair:
eisers het door hen verrichte meerwerk te vergoeden, eiser vanaf 1 maart 2001 tot 1 september 2003 negen uur per week en vanaf 1 september 2003 zes uur per week, althans vanaf 1 maart 2004 vier uur per week en eiseres vanaf 1 maart 2001 tot 1
september 2003 drie uur per week, vanaf 1 september 2003 tot 1 november 2003 tieneneenhalf uur per week en vanaf 1 november 2003 zeveneneenhalf uur per week;
2. eisers vanaf 1 oktober 2002 tot 1 oktober 2003 en vervolgens vanaf 1 januari 2004 tot 1 oktober 2004 een frequentietoeslag van 6 % te voldoen, onder aftrek van hetgeen verweerster hun in de desbetreffende periodes ter zake van deze toeslag heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50 % en de wettelijke rente;
3. eiser een complementaire bijdrage van 25 % te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50 % en –telkens vanaf de momenten waarop de desbetreffende salarisbetalingen hadden moeten worden voldaan – de wettelijke rente;
4. de kosten van deze procedure, zowel die van het Scheidsgerecht als de door eisers gemaakte kosten van rechtsbijstand, te voldoen.
1.2 Verweerster heeft op 1 april 2004 bij memorie van antwoord primair geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van eisers en subsidiair tot matiging van de wettelijke verhogingen van 50 % en beperking van de periode waarover wettelijke rente en de wettelijke verhoging worden gevorderd, indien de vorderingen van eisers (gedeeltelijk) worden toegewezen; dit alles met veroordeling van eisers in de kosten van de procedure en de kosten van rechtsbijstand.
1.3 Op 25 mei 2004 heeft te Utrecht een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren eisers aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde en vergezeld door hun echtgenoten. Namens verweerster was aanwezig X., voorzitter Raad van Bestuur a.i., bijgestaan door haar gemachtigde.
1.4 Tijdens deze mondelinge behandeling is voor een onderdeel van de vorderingen (sub
1.2 van dit vonnis niet meer genoemd) door partijen een regeling getroffen, welke is vastgelegd in een proces-verbaal. Vervolgens is aan beide partijen de gelegenheid gegeven nadere memories in te dienen. Eisers hebben op 16 juni 2004 een nadere memorie, tevens conclusie tot subsidiaire wijziging van eis genomen. Verweerster heeft op 3 juli 2004 een nadere memorie van antwoord genomen.
1.5 De nadere mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 1 december 2004. Hierbij waren eisers aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden en vergezeld door hun echtgenoten. Tevens waren aanwezig de heren X. en I., psychiaters werkzaam bij verweerster. Namens verweerster waren aanwezig X., voorzitter van de Raad van Bestuur a.i., en J., hoofd ambulante zorg bij verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde. Beide gemachtigden hebben voor de zitting nog producties
toegezonden. Aan de hand van pleitnota’s hebben de gemachtigden het woord gevoerd, welke pleitnota’s zijn overgelegd.
1.6 Tijdens deze mondelinge behandeling is mevrouw X., arts, voorheen werkzaam als directeur patiëntenzorg bij verweerster als getuige gehoord. Van dit verhoor is een proces-verbaal opgemaakt.
2. De samenvatting van het geschil
2.1 Eisers zijn sinds 1 juli 1995 respectievelijk sinds 1 mei 2000 als psychiaters werkzaam in dienst van verweerster. Xxxxx heeft een dienstverband van 32 uur per week; eiseres was eerst aangesteld voor 24 uur per week, per 1 september 2003 voor 30 uur per week en per 1 november 2003 voor 27,6 uur per week, telkens volgens de oude XXX Xxxxxxxxxxxx.
2.2 De navolgende geschilpunten houden partijen verdeeld :
a. De omvang van de arbeidsovereenkomsten onder de AMS;
b. De hoogte van de frequentietoeslag;
c. Een complementaire bijslag voor eiser.
A. De omvang van de arbeidsovereenkomsten
2.3 Per 1 maart 2001 is met terugwerkende kracht de Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten (AMS) in werking getreden. De AMS is onderdeel van de CAO Ziekenhuizen. De AMS beoogt een volledige regeling van de arbeidsvoorwaarden voor alle medisch specialisten in dienstverband, voor zover vallende onder genoemde CAO, met uitzondering van enkele categorieën. Eisers vallen niet onder de uitzonderingscategorieën.
2.4 In artikel 1.2.1. lid 8 van de AMS staat vermeld: “Paragraaf 2 Toepasselijke regelgeving Artikel 1.2.1. Werkingssfeer van de regeling
8. De medisch specialist in dienst voor 1 maart 2001 met een volledig dienstverband heeft, in afwijking van het gestelde in artikel 2.0.1. lid 4, bij inwerkingtreding van de AMS het recht te kiezen voor een arbeidsduur met een omvang tot maximaal gemiddeld 45 uur per week. Voor de parttimer geldt het naar rato beginsel.”
2.5 Onder de oude CAO gold voor de medisch specialisten een gemiddelde werkweek van 36 uur; onder de AMS een gemiddelde werkweek van 45 uur. Uitgangspunt van de AMS is een codificatie op dit punt van de werkelijkheid.
2.6 Verweerster heeft bij brief van 25 juni 2003 aan xxxxx een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden voor 36 uur per week; aan eiseres bij brief van 30 juni 2003 een arbeidsovereenkomst voor 27 uur per week, met dien verstande dat de financiële compensatie voor de primaire arbeidsvoorwaarden geldt vanaf 1 maart 2001.
2.7 Verweerster stelt dat deze aantallen arbeidsuren overeenkomen met het aantal reëel door xxxxxx gewerkte uren.
Artikel 2.0.1. lid 2 AMS biedt het bestuur de mogelijkheid op verzoek van de medisch specialist een arbeidsduur overeen te komen tot gemiddeld 40 uur per week (exclusief de arbeid verricht tijdens avond-, nacht- en weekenddiensten), met een maximum van 45 uur. Dit betekent tot een maximum van gemiddeld negen uren per dag. Verweerster
ziet zich hierin gesteund door een brief van de LAD en een uitspraak van het Scheidsgerecht van 6 februari 2004, kenmerk 03/12, en acht dit maximum aantal uren per dag overigens in overeenstemming met de Kwaliteitswet Xxxxxxxxxxxxxxxx, gegeven de verantwoordelijkheid van verweerster als eindverantwoordelijke voor het leveren van verantwoorde zorg.
Door eiser en de toenmalig directeur patiëntenzorg is bij brief van 23 oktober 1997 vastgelegd dat eiser op gemiddeld vier dagen werkzaam is, dat wil zeggen 32 (onder de oude CAO) uur per week. Xxxxx wilde wel meer arbeidsuren doch dit verzoek is nooit gehonoreerd. Xxxxx heeft zelf aangegeven standaard vier dagen per week in het ziekenhuis van verweerster te werken en één dag per week in het L.. Verder verricht hij enige freelance activiteiten. Er is geen (voldoende onderbouwd) overzicht of enig ander bewijs waaruit blijkt dat eiser meer dan gemiddeld vier dagen in het ziekenhuis werkzaam was of is of thuis relevante werkzaamheden voor verweerster verrichtte.
Verweerster verwijst bovendien naar een parkeerregistratie, waaruit een aanmerkelijk geringere aanwezigheid van eiser zou blijken. Het door eisers aangehaalde Plan van aanpak bevatte slechts een inventarisatie van de meningen van de psychiaters. Uit een e-mailbericht van eiseres van 6 november 2003 leidt verweerster af dat eiseres niet het door haar gestelde aantal van 30 (AMS) uren kan of wil werken.
Verweerster voert verder aan dat, indien eisers dagelijks langer werken dan het overeengekomen aantal uren, dit vergoed kan worden via de intensiteitstoeslag in gevolge de AMS, wanneer dit na 18.00 uur is of in het weekend. Verweerster concludeert dat haar aanbod alleszins redelijk is.
2.8 Eisers achten het standpunt van verweerster in strijd met artikel 1.2.1. lid 8 van de AMS en bovendien niet overeenkomstig de werkelijkheid. Zij verlangen een arbeidsovereenkomst met een hoger aantal uren.
2.9 Eiser had een arbeidsovereenkomst voor 32 uur onder de oude CAO, dat wil zeggen voor een arbeidsduur gelijk aan 88,89 %. Dit percentage van de gemiddelde arbeidsduur, toegepast op de gemiddelde werkweek van 45 uur onder de AMS leidt tot een arbeidsovereenkomst voor 40 uur per week.
2.10 Eiseres stelt dat zij op basis van de AMS recht heeft op een aanstelling van 30 uur per week (66,67 %), c.q. 37,5 uur per 1 oktober 2003 (83,3 %) en 34,5 uur per 1 november 2003 (76,67 %).
2.11 Volgens eisers heeft de medisch specialist recht op een één-op-één omzetting van zijn contract, ook als dat tot een feitelijke uitbreiding van zijn arbeidsduur leidt, met dien verstande dat de medisch specialist dan ook kan worden aangesproken op die arbeidsduur en de daarbij behorende productie. Dit lijdt slechts uitzondering indien uitdrukkelijk andersluidende afspraken zijn gemaakt of indien eisers niet bereid of in staat blijken te zijn het feitelijk bij de AMS-aanstelling behorende aantal uren werkzaam te zijn. Eisers merken op dat de AMS ook geen grond biedt voor de gedachte dat beoogd werd met deze regeling een maximale werkdag van negen uur in te voeren. Eisers verwijzen in dit kader naar jurisprudentie van de Hoge Raad omtrent de uitleg bij contracts- en CAO-bepalingen. Verder beroepen eisers zich op een brief van de LAD van 12 mei 2004 en op eerdergenoemde uitspraak van het Scheidsgerecht,
m.n. alinea 4.4. Voor zover uit deze uitspraak iets anders mocht blijken, dan is dit volgens hen in strijd met artikel 12 Wet algemene bepalingen en de bedoeling van de (Arbeidstijden) wetgever en de CAO partners.
Xxxxxx concluderen dat verweerster dient te bewijzen dat eisers in werkelijkheid minder hebben gewerkt dan het aantal AMS-uren waarop zij bij één-op-één omzetting recht hebben.
2.12 Eisers verwijzen vervolgens ter ondersteuning van hun standpunt dat het gevraagde aantal AMS-uren overeenkomstig de werkelijkheid is, onder meer naar een notitie van het Hoofd P&O uit 2002, een tijdregistratie, een verklaring van de psychiater I. van 14 juni 2004, een e-mailbericht van een van de geriaters van 9 juni 2004 en een Plan van aanpak. Zij bestrijden dat de door verweerster gestelde aanhoudende klachten van het afdelingspersoneel omtrent de (onduidelijkheid over de) afwezigheid van de psychiaters op hen zien.
2.13 Het standpunt van verweerster dat de arbeidsovereenkomst van eiser met het L. voor 17 uur per week uitsluit dat hij 40 uur per week bij haar werkzaam kan zijn, wijst eiser van de hand. Hij verwijst daarbij naar eerdergenoemde tijdregistratie en meerdere getuigenverklaringen dat hij ook vaak aanwezig is op de dag dat hij in het L. dient te zijn. Verder wijst eiser erop dat hij veel thuis werkt, in de avonduren en in het weekend. Een 60-urige werkweek is voor zijn functie volgens hem geen ongebruikelijk zware belasting.
2.14 Tegenover de argumentatie van verweerster dat uit een e-mailbericht van eiseres blijkt dat zij het aantal uren waarop zij aanspraak maakt feitelijk niet wil of kan waarmaken, stelt eiseres dat zij met dit bericht slechts heeft verzocht de uitbreiding van haar werkzaamheden tot 30 (oude) CAO-uren die per oktober 2003 had plaatsgevonden, terug te brengen naar 27,6 (oude) CAO-uren, oftewel 34,5 AMS-uren. Verweerster merkt ten onrechte de genoemde 30 uren als AMS-uren aan.
2.15 Tot slot voeren eisers aan dat verweerster met twee maten meet. Aan de eveneens in deeltijd werkzaam zijnde kinderartsen en een van de geriaters is zonder meer een contract aangeboden met een arbeidsduur van het deeltijdpercentage op basis van de (oude) CAO, toegepast op de gemiddelde AMS-werktijd. Verweerster stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat er geen sprake is van vergelijkbare gevallen.
2.16 Eisers hebben subsidiair nog aangevoerd dat, indien de omvang van hun arbeidsovereenkomsten niet wordt uitgebreid, zij recht hebben op vergoeding van overwerk. Verweerster stelt hiertegenover dat zij naar aanleiding van signalen omtrent werkdruk meer mensen op de afdeling heeft ingezet en dat aangetoonde extra werkzaamheden zijn vergoed middels gratificatie, een cursus en een tijdelijke contractuitbreiding en dat diensten en toeslagen zijn betaald. Overigens geeft verweerster aan dat van eisers meer efficiency en meedenken mag worden verwacht (bijvoorbeeld waar werkzaamheden bij het L. interfereren) en het eventueel (tijdelijk) niet uitvoeren van activiteiten op vrijwillige basis. Los hiervan meent verweerster dat in een functie op het niveau van die van eisers in zekere mate verwacht mag worden dat overuren gemaakt worden.Verweerster acht geen grond aanwezig voor verdere vergoeding van overigens niet aangetoond meerwerk.
B. Hoogte frequentietoeslag
2.17 In juni 2003 hebben eisers ieder een contract aangeboden gekregen, waarin een frequentietoeslag van 6 % werd voorzien. Op 4 november 2004 berichtte de gemachtigde van verweerster dat de frequentietoeslag op 6-4% werd gesteld. Uit een specificatie van 23 november 2004 blijkt dat de toeslag per 1 oktober 2002 is teruggebracht naar 4 %.
2.18 Verweerster geeft aan dat deze berekening is gebaseerd op een, op verzoek van xxxxx, met de psychiaters van H. afgesproken en per 1 oktober 2002 geëffectueerde dienstregeling. Bij alle psychiaters is de dienstfrequentie hierdoor afgenomen en is de toeslag vastgesteld op 4 %.
2.19 Eisers voeren hiertegen aan dat de veronderstelling dat in E. vier en in M. drie psychiaters deelnemen aan de diensten, niet opgaat voor de gehele periode vanaf 1 oktober 2002 in verband met onder meer ziektes en een vacature.
Verweerster wijst erop dat er geen roosters of overzichten zijn overgelegd waaruit blijkt wie wanneer dienst heeft gedaan, dat xxxxxx zelf ook ziek zijn geweest en dat de door eisers genoemde periodes onvoldoende concreet zijn.
C. Een complementaire toeslag voor eiser
2.20 Artikel 3.3.4 lid 1 van de AMS luidt: “Aan de medisch specialist wordt door het bestuur, in het kader van het vervullen van een complementaire aan de functie gerelateerde bijdrage, een maandelijkse toeslag toegekend voor maximaal de duur van het vervullen van de complementaire bijdrage.”
Deze toeslag bedraagt voor een medisch specialist manager I 25 %, voor een medisch specialist manager II 15 % van het maandsalaris.
2.21 Xxxxx vraagt de toeslag van een medisch specialist manager I. Hij voert hiertoe aan dat hij Eerst Aanspreekbare Specialist binnen de psychiatrie is en tevens fungeert als Eerste Geneeskundige als bedoeld in de Wet BOPZ. Hij wijst erop dat hij onder de oude CAO reeds een toeslag van 8 % in verband met deze verantwoordelijkheden ontving. Door de vorige directeur patiëntenzorg, K., is hem zonder enig voorbehoud, met name vanwege zijn functie van Eerste Geneeskundige, een toeslag als manager I toegezegd, althans is bij hem de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat hem een dergelijke toeslag zou worden toegekend. Dit blijkt uit haar brief van 7 mei 2003 en haar verklaring ter zitting van het Scheidsgerecht. Dat zij deze toezegging verder niet heeft kunnen vastleggen, komt doordat zij daags daarna een zwaar auto-ongeluk heeft gehad en niet meer is teruggekeerd in het ziekenhuis. Zij was bevoegd deze toeslag toe te kennen. In de eindrapportage van het Hoofd P&O van 21 februari 2002 waaraan X. in haar brief refereert, wordt bevestigd dat de toeslag die eiser onder de oude CAO ontving in de AMS werd omgezet in een complementaire toeslag manager I.
2.22 Overigens merkt eiser op dat blijkens zijn brief van 2 juni 2004 de directeur LAD ervan uitgaat dat aan een psychiater, gelet op de beschreven taken in de
functieprofielen, zo’n toeslag daadwerkelijk wordt toegekend. Bij diverse vergelijkbare PAAZ- en zijn managementtoeslagen betaald, ook toeslagen van 25 % zoals in N. en het O. ziekenhuis.
Dat er op dit moment geen sprake is van duaal management bij de PAAZ komt doordat de huidige directeur patiëntenzorg de vergevorderde besluitvorming hieromtrent met het oog op deze procedure heeft opgeschort.
2.23 Verweerster betwist de aanspraak van eiser op een dergelijke toeslag. In de toelichting op de AMS op dit punt gaat het functieprofiel van de medisch specialist ervan uit dat van hem in de gewone functievervulling een bijdrage op het gebied van de organisatie en opleiding mag worden verwacht. Gelet op de zwaarte van het niveau wordt er bij manager I gedacht aan een divisie- of zwaardere clustermanager en bij niveau II aan de lichtere clustermanager, de voorzitter van de vakgroep of de medisch coördinator die voldoet aan de daartoe gestelde vier extra functieaspecten.
2.24 Deze toeslagen passen niet bij de werkzaamheden die eiser als EAS/geneesheer directeur verricht. Verweerster stelt dat eiser een aantal bevoegdheden en verantwoordelijkheden ontbeert, zoals tekenbevoegdheid en budgetverantwoordelijkheid. Ook de LAD onderschrijft dat slechts een toeslag manager I of II kan worden toegekend op voorwaarde dat wordt voldaan aan de criteria als beschreven in het functiereglement. Overigens ligt er nog geen formele functiebeschrijving van eiser daar deze daaraan niet meewerkt, aldus verweerster. Inmiddels zijn diverse taken door eiser beëindigd. Verder kan het niet zo zijn dat een medisch specialist in dienstverband zonder overleg met het management taken op zich neemt en daarvoor vervolgens vergoeding verlangt. Verweerster wijst erop dat eisers in FWG 80 in plaats van 75 zijn ingeschaald en dat een zekere tegemoetkoming derhalve al is gegeven.
2.25 Met betrekking tot de schriftelijke verklaring van X. xxxxx verweerster op dat deze anders luidt dan zij tegenover haar opvolger heeft verklaard. Zij put slechts uit haar herinnering, die niet tot concrete besluitvorming heeft geleid. Na haar auto-ongeluk zijn diverse personeelsmutaties met haar besproken, maar deze niet. De brief van het Hoofd P&O waaraan zij refereert, betrof nog slechts een inventarisatie. Bovendien is de toezegging gedaan in afwijking van de geldende procedure, nu deze niet is vastgelegd in directienotulen. Verweerster vermoedt dat X. onder druk is gezet door xxxxx. Verweerster is bereid de oude toeslag van circa 8 % te handhaven.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
De bevoegdheid van het Scheidsgerecht om in dit geschil bij arbitraal vonnis te beslissen vloeit voort uit artikel 7.5.3 van de AMS en artikel 11 van de arbeidsovereenkomsten en staat tussen partijen vast.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Verweerster heeft in de memorie van antwoord (onder 11) erkend dat de in de overeenkomst opgenomen vervaltermijn/beroepstermijn van een maand in strijd is met de AMS, en zij heeft aangeboden de overeenkomsten aan te passen door deze termijnen te schrappen. Daarmee is dit geschilpunt, waarover partijen ook geen uitspraak meer hebben verlangd, opgelost.
4.2 Met betrekking tot de aanpassing van de arbeidsduur aan de AMS (geschilpunt A) overweegt het Scheidsgerecht allereerst het volgende. Tussen partijen is de AMS van toepassing. Op grond hiervan kunnen eisers aanpassing van de arbeidsduur in hun arbeidsovereenkomst verzoeken zonder dat zij daarvoor de instemming van de verweerster behoeven. Uitgangspunt daarbij is dat een medisch specialist bij een
volledig dienstverband verondersteld werd (in werkelijkheid) gemiddeld 45 uur per week te werken, exclusief de uren tijdens de avond-, nacht- en weekenddiensten, en aanspraak heeft op een dienovereenkomstige beloning per 1 maart 2001. Voor degenen die niet een volledig dienstverband hadden, diende de aanpassing in beginsel te geschieden naar rato, dat wil zeggen voor het gedeelte van een volledig dienstverband dat zij uitoefenden. Deze laatste regel leent zich echter niet zonder meer voor algemene toepassing, omdat de toepassing in gevallen van deeltijdaanstelling mede afhankelijk is van de bijzondere omstandigheden die zich daarbij kunnen voordoen. Een van deze bijzondere omstandigheden is uiteraard het aantal werkdagen per week en het aantal uren dat reeds op deze dagen feitelijk gewerkt werd. Gelet op de aard en inhoud van de functie van medisch specialist en op de verantwoordelijkheid van het bestuur van de instelling voor de kwaliteit van de daarin verleende zorg, moet aan het aantal uren dat per dag kan worden gewerkt, een limiet worden gesteld. Nu de AMS zonder meer uitgaat van een gemiddelde werkweek van maximaal 45 uur, mag in beginsel worden aangenomen dat dit aantal evenredig dient te worden verdeeld over vijf werkdagen, hetgeen betekent dat wordt uitgegaan van het vermoeden dat bij een volledige aanstelling in werkelijkheid negen uur per dag wordt gewerkt en dat dit aantal in het algemeen in overeenstemming is met de aard en inhoud van de functie en de kwaliteit van de te verlenen zorg. Niet uitgesloten is dat tussen de werkgever en de werknemer een hoger aantal uren dan negen per werkdag wordt afgesproken, doch voor deze arbeidsduur is dan de uitdrukkelijke toestemming nodig van de instelling waarmee de medisch specialist een dienstverband heeft. In elk geval brengt een naar objectieve maatstaven op de eisen van de praktijk gerichte, uitleg van de AMS, waarvan de tekst moet worden gelezen in het licht van de gehele regeling en de strekking ervan, mee dat het verzoek van de werknemer alleen moet worden ingewilligd voor zover het binnen de algemene regeling van de AMS valt en dat voor een arbeidsduur die uitgaat boven het gemiddelde, de toestemming van de werkgever noodzakelijk is. Een aanstelling met een arbeidsduur van meer dan negen uur per dag valt in het algemeen ook buiten hetgeen in Nederland in instellingen van gezondheidszorg gebruikelijk is en aanvaardbaar wordt gevonden, omdat de werkzaamheden van een medisch specialist niet (altijd) strikt aan arbeidstijden zijn gebonden en vaak meebrengen dat meer gewerkt wordt dan het overeengekomen aantal uren, onder meer ook door avond-, nacht- en weekenddiensten. De werkweek van gemiddeld 45 uur onder de AMS is immers exclusief de avond-, nacht- en weekenddiensten.
4.3 In het geval van xxxxx komt daar nog bij dat deze een dienstverband elders heeft van 17 uur, waardoor hij gedurende ten minste een werkdag niet voor het ziekenhuis van verweerster beschikbaar kan zijn, en ook op die grond van hem niet te verwachten is dat hij in staat zal zijn gedurende meer dan negen uur per dag op een adequate wijze voor verweerster werkzaam te zijn, nu hij daarnaast ook nog diensten heeft te verrichten. Het verzoek van eiser is te dezer zake door verweerster dan ook terecht als onaanvaardbaar en onredelijk van de hand gewezen. In een geval als het onderhavige noopt de AMS tot deze uitleg, die in overeenstemming is met de bewoordingen ervan, gelezen in het licht van de gehele tekst, en de strekking ervan, mede in aanmerking genomen de aard en de inhoud van de functie van medisch specialist en de kwaliteit van diens werk. Als de werkzaamheden van de medisch specialist niet binnen het gebruikelijke en aanvaardbare aantal werkuren kunnen worden uitgevoerd, zal het bestuur van de instelling maatregelen moeten treffen die ertoe leiden dat dit aantal
uren wordt teruggebracht. Het standpunt van eiser dat hij aanspraak kan maken op een aanstelling voor tien uur per dag is hiermee in strijd.
4.4 Wat eiseres betreft overweegt het Scheidsgerecht naast het vorenstaande nog als volgt. Xxxxxxx had in haar arbeidscontract een aanstelling voor 24 uur per week. Uit hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd (met name de gedeeltelijke erkenning in de Nadere memorie op p. 15 en het onvoldoende weersproken onderdeel 12 van de Nadere memorie van antwoord) blijkt dat zij tot september 2003 haar aanwezigheid in beginsel beperkte tot drie dagen per week. Volgens de AMS zoals die hiervoor is uitgelegd had zij dus aanspraak op een aanstelling van 27 uren. Voor extra gewerkte uren is haar een gratificatie toegekend. Vanaf september 2003 is haar overeenkomst uitgebreid tot 30 uur (onder de oude CAO), hetgeen volgens de AMS een arbeidsduur van 37,5 uur betekent. Zij heeft per e-mail van 6 november 2003 aan het hoofd Ambulante Zorg bericht dat zij terug wilde naar 27,6 uur (volgens de oude CAO). Nu dit verzoek is aanvaard, dient haar arbeidsduur volgens de AMS vanaf 1 november 2003 bepaald te worden op 34,5 uren.
4.5 De vordering van xxxxxx tot vergoeding van door hen gemaakte overuren komt niet voor toewijzing in aanmerking. In de eerste plaats lag het op hun weg voldoende concrete en verifieerbare gegevens te stellen waaruit kan volgen dat zij in zodanige mate extra uren hebben gewerkt dat deze voor vergoeding in aanmerking komen. Daarin zijn zij niet geslaagd. Een deugdelijke registratie van hun werkuren, laat staan van overuren, is door hen niet verschaft. Eisers hebben ook geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat zij aan verweerster tijdig de benodigde informatie hebben verschaft waaruit een zodanig beeld van hun activiteiten volgde dat verweerster op grond daarvan zou hebben kunnen vaststellen dat zij recht hadden op betaling van extra uren. Zij hebben daarop ook niet eerder dan in dit geding uitdrukkelijk aanspraak gemaakt. Hierbij dient nog in aanmerking te worden genomen dat aan eisers een salarisverhoging is toegekend doordat zij van FWG 75 zijn ingeschaald in FWG 80 en dat zij bijzondere beloningen hebben ontvangen voor extra inspanningen. Ten slotte mocht van eisers als verantwoordelijke en zelfstandig werkende medisch specialisten worden verwacht dat zij, indien zij hun werkzaamheden niet binnen de normale werktijden konden verrichten, pas aanspraak zouden maken op vergoeding van overwerk voor zover zij tijdig en voldoende concreet aannemelijk hadden gemaakt dat en in hoeverre deze werkzaamheden door hun (structurele) omvang in redelijkheid niet meer van hen binnen de normale werktijd mochten worden verlangd. Op grond van het vorenstaande passeert het Scheidsgerecht het hierop betrekking hebbende bewijsaanbod als niet er zake dienende en als niet voldoende gespecificeerd.
Nu eisers beiden in een bijzondere positie verkeren, kan van een vergelijking met andere in het ziekenhuis werkzame medisch specialisten reeds daarom geen sprake zijn, zodat het beroep op ongelijke behandeling moet worden verworpen.
4.6 Eiser vordert een complementaire toeslag van 25% op zijn salaris in verband met zijn werkzaamheden als Eerst Aanspreekbare Specialist binnen de psychiatrie en tevens als eerste geneeskundige als bedoeld in de Wet BOPZ. Onder de oude CAO ontving hij voor deze werkzaamheden een vergoeding van 8%.
4.7 Het Scheidsgerecht is van oordeel dat de toeslagen als bedoeld in art. 3.3.4 AMS klaarblijkelijk niet bedoeld zijn voor de hier bedoelde werkzaamheden. Dit volgt
immers uit de toelichting die in de AMS wordt gegeven. In het functieprofiel van medisch specialist wordt ervan uitgegaan dat deze een bijdrage levert op het gebied van de organisatie (waaronder beperkte managementtaken en/of –participatie). Als het gaat om complementaire taken wordt bij niveau I gedacht aan een divisie- of zwaardere clustermanager en wat betreft niveau II aan de lichtere clustermanager, de voorzitter van de vakgroep of de medisch coördinator die voldoet aan de extra functieaspecten. Geen van deze omschrijvingen en aspecten komt voor in de functieomschrijving of in het takenpakket van eiser. Eiser heeft in het geheel geen leidinggevende functie met de daarbij behorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat in haar ziekenhuis deze toelagen ook niet aan andere medische specialisten zijn toegekend.
4.8 Eiser heeft echter ook aangevoerd dat de voormalig directeur van het ziekenhuis van verweerster aan hem de toeslag van 25% reeds had toegezegd dan wel de verwachting had gewekt dat deze toeslag hem zou worden toegekend. Hij heeft daarbij verwezen naar een brief van 7 mei 2003 (die door hem als productie 22 is overgelegd) waarin dit wordt bevestigd. In deze brief staat dat de toenmalige directeur aan xxxxx heeft meegedeeld dat het advies aan haar was dat hem een toelage van 25% zou worden toegekend en dat zij de intentie had bij de contractuele individuele uitwerking van het contract het advies om te zetten in een besluit. De toenmalige directeur heeft de zakelijke inhoud van deze brief onderschreven toen zij door het Scheidsgerecht als getuige is gehoord. Zij heeft aan haar voornemen geen uitvoering kunnen geven, omdat zij kort daarna betrokken is geraakt bij een ongeval waardoor zij haar werkzaamheden niet heeft kunnen voortzetten. Het Scheidsgerecht is van oordeel dat eiser op grond van het vorenstaande mocht verwachten dat bij een herziening van de arbeidsovereenkomst deze intentie van de toenmalige directeur zou worden uitgevoerd, tenzij partijen het op andere gronden niet over een herziening eens zouden worden. Nu echter van een besluit nog geen sprake is geweest, kan het Scheidsgerecht verweerster niet zonder meer veroordelen tot het toekennen van de toelage, doch het Scheidsgerecht verwerpt het standpunt van verweerster dat zij niet is gebonden aan hetgeen haar voormalige directeur hierover aan eiser heeft meegedeeld en is van oordeel dat verweerster zich zal moeten gedragen overeenkomstig de aan eiser gedane toezegging waaraan verweerster is gebonden. In zoverre is de vordering van eiser die er kennelijk mede toe strekt dat verweerster haar toezegging zal nakomen, toewijsbaar.
4.9 Met betrekking tot de frequentietoeslag – die aanvankelijk niet in de procedure aan de orde was – overweegt het Scheidsgerecht als volgt. De toeslag bedroeg aanvankelijk 6% en is door verweerster met ingang van 1 oktober 2002 teruggebracht naar 4% op grond van het feit dat per deze datum een samenwerkingsverband is aangegaan met een ander ziekenhuis als gevolg waarvan de dienstfrequentie is afgenomen. Eisers bestrijden op zichzelf niet dat dit grond voor de verlaging tot 4% oplevert, doch zij voeren aan dat van een lagere dienstenfrequentie feitelijk geen sprake is geweest door opeenvolgende afwezigheid van deelnemende psychiaters wegens ziekte of vacatures. Deze stelling is echter niet met concrete gegevens geadstrueerd, zodat reeds daarom de vermeerderde eis op dit punt niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.10 Het Scheidsgerecht wijst de wettelijke verhoging met betrekking tot hetgeen verweerster nog aan eisers is verschuldigd, eveneens af. In de eerste plaats laat het Scheidsgerecht daarbij meewegen dat partijen gehouden waren in redelijk overleg te komen tot een aanpassing van de arbeidsovereenkomsten aan de AMS. Daarbij had
verweerster te letten op de belangen van alle medisch specialisten en de gevolgen van de toepassing van de AMS binnen haar ziekenhuis. Uit de overlegde stukken blijkt voldoende dat de verweerster daarbij in beginsel zorgvuldig heeft gehandeld. Het spreekt vanzelf dat het uitvoering geven aan de AMS ook enige tijd zou kosten. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat beide partijen uiteindelijk stellingen hebben ingenomen die niet ten volle juist of redelijk waren. De onderhavige procedure heeft, mede door de opstelling en de wijze van procederen van beide partijen, ook meer tijd in beslag genomen dan redelijkerwijs nodig was geweest. In het licht van dit een en ander en gelet op het feit dat verweerster al tot (gedeeltelijke) nabetaling is overgegaan ziet het Scheidsgerecht in redelijkheid geen grond voor een wettelijke verhoging en wordt deze, voor zover nodig, gematigd tot nihil.
4.11 Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten worden verdeeld als hierna in de beslissing wordt vermeld.
5. Beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het navolgende arbitrale vonnis:
5.1 Verweerster is gehouden vanaf 1 maart 2001 aan eiser een salaris te voldoen op basis van een arbeidsduur volgens de AMS van 36 uur per week onder aftrek van hetgeen hij daadwerkelijk heeft ontvangen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de tijdstippen waarop de desbetreffende salarisbetalingen hadden moeten zijn voldaan.
5.2 Verweerster is gehouden aan eiseres een salaris te voldoen vanaf 1 maart 2001 op basis van een arbeidsduur volgens de AMS van 27 uur per week, vanaf 1 september 2003 van 37,5 uur per week en vanaf 1 november 2003 van 34,5 uur per week onder aftrek van hetgeen zij daadwerkelijk heeft ontvangen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de tijdstippen waarop de desbetreffende salarisbetalingen hadden moeten zijn voldaan.
5.3 Verweerster is gehouden zich te gedragen overeenkomstig haar toezegging aan eiser hem een complementaire bijdrage van 25% te verlenen.
5.4 De kosten van het Scheidsgerecht, vastgesteld op een bedrag van € 7.366,00, moeten worden gedragen door eisers en verweerster ieder voor de helft en zullen worden verhaald op het door eisers gestorte voorschot, zodat verweerster te dier zake aan
eisers een bedrag zal moeten voldoen van € 3.683,00.
5.5 Ieder van partijen zal voor het overige de eigen kosten moeten dragen.
5.6 Hetgeen meer of anders is gevorderd is niet toewijsbaar.
Dit vonnis is gewezen te Utrecht op 19 januari 2005 door xx. X. Xxxxxxxxxxx, voorzitter, dr. Th. Rinne en drs. F.J.M. Xxxxxxx, arbiters, met bijstand van mr. X.X.X. xx Xxxxx als griffier.
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Kenmerk: 04/08
Herstel arbitraal xxxxxx in de zaak van:
1. A., wonende te C,
2. B, wonende te D, eisers,
gemachtigde: xx. X. Xxxxxxxxxx tegen
De Stichting Ziekenhuis E, gevestigd te F,
verweerster,
gemachtigde: mr. drs. K.M. Breuker
Bij arbitraal vonnis van 19 januari 2005 is in alinea 5.2. van het dictum het volgende bepaald:
Verweerster is gehouden aan eiseres een salaris te voldoen vanaf 1 maart 2001 op basis van een arbeidsduur volgens de AMS van 30 uur per week, vanaf 1 oktober 2003 van 37,5 uur per week en vanaf 1 november 2003 van 34,5 uur per week onder aftrek van hetgeen zij daadwerkelijk heeft ontvangen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de tijdstippen waarop de desbetreffende salarisbetalingen hadden moeten zijn voldaan.
Gebleken is dat in dit deel van het dictum, in relatie tot alinea 4.4 van het vonnis, een kennelijke fout is geslopen. Immers, in alinea 4.4 wordt overwogen dat eiseres in de periode vanaf 1 maart 2001 tot 1 september 2003 haar aanwezigheid in het ziekenhuis beperkte tot drie dagen oftewel 27 uur. Alinea 5.2 van genoemd vonnis dient derhalve als volgt te luiden:
Verweerster is gehouden aan eiseres een salaris te voldoen vanaf 1 maart 2001 op basis van een arbeidsduur volgens de AMS van 27 uur per week, vanaf 1 september 2003 van 37,5 uur per week en vanaf 1 november 2003 van 34,5 uur per week onder aftrek van hetgeen zij daadwerkelijk heeft ontvangen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de tijdstippen waarop de desbetreffende salarisbetalingen hadden moeten zijn voldaan.
Dit vonnis is gewezen te Arnhem op 14 februari 2005 door xx. X. Xxxxxxxxxxx, voorzitter, dr. Th. Rinne en drs.
F.J.M. Xxxxxxx, arbiters, met bijstand van mr. X.X.X. xx Xxxxx als griffier.