COLLECTIEVE ARBEIDS- OVEREENKOMST
COLLECTIEVE ARBEIDS- OVEREENKOMST
FNV-organisaties
1 januari 2015 tot en met 30 juni 2016
PREAMBULE CAO FNV-ORGANISATIES 2015 – 2016
Artikel 1. Algemeen. Afwijkingen A
Artikel 2. Overgangsbepaling einde dienstverband bij AOW-gerechtigde leeftijd A
Artikel 4. Dienstverbanden bepaalde tijd B
Artikel 6. Werkgeversbijdrage C
Artikel 8. Anticumulatie van diensttijdbegrip C
Artikel 10. Fiscale verrekening vakbondscontributie D
Artikel 11. Stimulering vakbondslidmaatschap D
Artikel 12. Xxx en regelingen betreffende sociale aangelegenheden D
Artikel 13. Addendum Abvakabo FNV D
Artikel 14. Aansluiting FNV Veiligheid E
Artikel 15. Verstrekking CAO E
HOOFDSTUK I. De individuele arbeidsovereenkomst
AFDELING 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2. Looptijd, wijziging en opzegging CAO 3
Artikel 3. Karakter van de CAO 3
Artikel 4. Werkingssfeer. Voor wie geldt deze CAO? 3
AFDELING 2. AANVANG, INHOUD EN EINDE VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 5. (On)bepaalde tijd. Proeftijd 5
Artikel 7. Arbeidsovereenkomst. Inhoud 6
Artikel 8. Wijzigingen. Bevoegdheid personeelsvertegenwoordiging 7
Artikel 9. Einde van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd 8
Artikel 10. Opzeggingsverboden tijdens arbeidsongeschiktheid 9
Artikel 11. Opzegging. Termijn 9
Artikel 12. Einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 10
AFDELING 3. ENKELE VERPLICHTINGEN VAN WERKNEMER EN WERKGEVER
Artikel 13. Werknemersverplichtingen. Algemeen 11
Artikel 17. Werkgeversverplichtingen. Algemeen 13
Artikel 18. Periodiek medisch onderzoek 13
Artikel 19. Vermindering c.q. uitbreiding overeengekomen arbeidsduur 13
Artikel 21. Bestrijding ongewenst gedrag 14
Artikel 22. Gewetensbezwaren 14
- I -
AFDELING 4. SALARIS EN OVERIGE FINANCIËLE VERPLICHTINGEN
Artikel 24. Functiewaardering. Salaris (betaling) 16
Artikel 25. Loonafspraken tijdens looptijd CAO 16
Artikel 26. Vakantietoeslag 17
Artikel 27. Eindejaarsuitkering 17
Artikel 28. Jubileumuitkering. Algemeen 18
Artikel 29. Pensioenvoorziening 18
Artikel 30. Uitkering bij overlijden 20
Artikel 31. Reiskosten woon-werkverkeer 20
Artikel 34. Ziektekosten. Werkgeversbijdrage 22
AFDELING 5. AFWEZIGHEID WEGENS VAKANTIE, BUITENGEWOON VERLOF, ZIEKTE EN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN
Artikel 36. Opbouw tijdens volledige arbeidsongeschiktheid 23
Artikel 37. Opbouw tijdens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid 24
Artikel 38. Opname vakantiedagen 24
Artikel 39. Verzilvering en verjaring vakantie-uren 25
Artikel 40. Buitengewoon verlof 26
Artikel 41. Kort- en langdurend zorgverlof 28
Artikel 42. Onbetaald verlof 29
Artikel 43. Bovenwettelijk bevallingsverlof. Adoptieverlof 29
Artikel 44. (Deels betaald) Ouderschapsverlof 30
§ 3 PREVENTIE, VERZUIMBEGELEIDING EN REINTEGRATIE BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 46. Algemene bepalingen 32
§ 4 LOONDOORBETALING EN BOVENWETTELIJKE UITKERINGEN. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 47. Herhaalde arbeidsongeschiktheid. Opzet. Salaris. Sancties 35
§ 5 FINANCIËLE AANSPRAKEN BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 48. Arbeidsongeschiktheid ingetreden vóór 1 januari 2004 37
Artikel 49. Arbeidsongeschiktheid ingetreden op of na 1 januari 2004 38
Artikel 51. Levensfasebewustpersoneelsbeleid: 41
Artikel 52. Opbouw levensfasebudget 41
Artikel 53. Besteding levensfasebudget 42
Artikel 54. Gesprekscyclus: 43
AFDELING 7. ARBEIDSDUUR, WERKTIJDEN, OVERWERK
Artikel 55. Uitzonderingen op deze afdeling 44
Artikel 57. Werktijdenregeling. Normale werkdag. Bevoegdheid personeelsvertegenwoordiging 44
Artikel 58. Arbeid op vrije dagen en/of avonden 45
Artikel 59. Toeslag voor het werken op vrije dagen en/of avonden 45
Artikel 62. Consignatieregeling1 47
AFDELING 8. FLEXIBELE ARBEIDSVOORWAARDEN
Artikel 63. Individuele keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden 49
Artikel 64. Bestedingsbronnen 50
Artikel 65. Bestedingsdoelen 51
Artikel 66. Jaarlijkse keuze 51
Artikel 67. Einde arbeidsovereenkomst 51
HOOFDSTUK II. Voorschriften bij hoofdstuk I
Artikel 68. (Interne) Vacaturevervulling 52
Artikel 69. Omzetting deeltijd in voltijd c.q. voltijd in deeltijd 52
Artikel 71. Uitzendkrachten 53
AFDELING 2. BEVORDERING ARBEIDSKANSEN VAN DOELGROEPEN
Artikel 72. Sociaal/economisch kwetsbare groepen 53
Artikel 73. Instroom Wajongers 53
Artikel 74. Gelijke behandeling 54
HOOFDSTUK III. Collectief gedeelte.
Verhouding werkgever en FNV Bondgenoten
Artikel 75. Fusie/reorganisatie. Sociaal Plan 55
Artikel 76. REA-beleid. Quotumverplichting 55
Artikel 77. Faciliteiten werknemersorganisatie(s) 56
Artikel 78. Regelingen. Instemming personeelsvertegenwoordiging 56
HOOFDSTUK IV. Klachten- en geschillenregeling
Artikel 80. Klachtrecht voor individuele werknemers 58
Artikel 1. Onderhoudsprocedure functiebeschrijving en – waardering 59
Artikel 2. Begripsbepalingen 59
Artikel 3. Procedure voor functiebeschrijving en -waardering 59
Artikel 4. Functiematrix fnv sector cao 63
Artikel 1. Inschaling bij indiensttreding en doorgroei 64
Artikel 3. Inschaling bij plaatsing in een hogere functie. Xxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 4. Inschaling bij plaatsing in een lagere functie. Persoonlijke toeslag 66
Artikel 5. Beloning bij tijdelijke waarneming van een hoger ingedeelde functie. 66
Artikel 6. Xxxxxxxx bij uitzonderlijke prestatie 67
Artikel 8. Persoonlijke toeslag 67
BIJLAGE III (behorende bij artikel 24 CAO)
Artikel 1. Salaristabel per 1 januari 2015 68
Artikel 2. Salaristabel per 1 april 2015 69
BIJLAGE IV (behorende bij artikel 20 CAO)
FACILITEITEN VOOR ZWANGERE EN ZOGENDE VROUWEN
Artikel 1. Beschermende maatregelen 70
Artikel 4. Voeding. Faciliteiten 71
BIJLAGE V REGLEMENT VOOR DE PERMANENTE
GESCHILLENCOMMISSIE FNV-ORGANISATIES
Artikel 1. Samenstelling Permanente Geschillencommissie. Benoeming.Onpartijdigheid 72
Artikel 3. Verzoekschrift. Vertegenwoordiging en bijstand 73
Artikel 4. Schriftelijke reactie 74
Artikel 5. Verschoningsrecht en wraking van commissieleden 74
Artikel 6. Schriftelijke afdoening. Mondelinge behandeling 75
Artikel 8. Deskundigenadvies 76
Artikel 9. Persoonlijke verschijning van partijen 76
Artikel 10. Inhoud uitspraak. Bindend advies 76
Artikel 11. Verzending uitspraak 77
Artikel 12. Verbindende kracht uitspraak 77
Artikel 13. Kosten commissie 78
Artikel 14. Kosten van juridische bijstand 78
Artikel 15. Uitsluiting van aansprakelijkheid 78
Artikel 16. Huishoudelijk reglement 78
Artikel 17. Rapportage aan CAO-partijen 79
Artikel 1. Algemene bepalingen 80
Artikel 3. Advies en Bijstand 81
Artikel 4. Klachtenbehandeling 81
Artikel 5. Bescherming rechtspositie 82
Artikel 7. Rapportage aan de personeelsvertegenwoordiging 83
BIJLAGE VII VAKBONDSFACILITEITEN
Artikel 1. Afspraken over faciliteiten. Toegang bestuurder 84
Artikel 2. Minimale faciliteiten 84
Artikel 4. Bescherming rechtspositie 85
BIJLAGE VIII (behorende bij artikel 79 CAO)
BEZWAARPROCEDURE FUNCTIEWAARDERING
Artikel 1. Gang van zaken bij bezwaar en beroep. Eerst overleg 86
Artikel 2. Procedure voor intern bezwaar 87
Artikel 3. Taak interne bezwarencommissie 87
Artikel 4. Werkwijze van de interne bezwarencommissie 89
Artikel 5. Samenstelling van de interne bezwarencommissie 90
Artikel 6. Kosten van de interne bezwarencommissie 90
Artikel 7. Slotbepaling 91
Artikel 8. Procedure bij extern beroep 91
Artikel 9. Taak externe beroepscommissie. Bindend advies 92
Artikel 10. Werkwijze van de externe beroepscommissie 93
Artikel 11. Samenstelling van de externe beroepscommissie 93
Artikel 12. Kosten van de externe beroepscommissie 94
Artikel 13. Slotbepaling 94
BIJLAGE IX (behorende bij artikel 52 CAO)
OVERGANGSREGELINGEN LEVENSFASEBUDGET IN RELATIE TOT SENIORENVERLOF.
1. Overgangsregeling FNV Bouw 95
2. Overgangsregeling FNV Bondgenoten 97
3. Overgangsregeling FNV Vakcentrale 99
BIJLAGE X ADDENDUM BIJ CAO FNV-ORGANISATIES
Addendum CAO Abvakabo 105
BIJLAGE XI OVERGANGSMAATREGELEN FNV VEILIGHEID.
Artikel 1. Maatregel 1 110
Artikel 2. Maatregel 2 111
Artikel 3. Maatregel 3 112
Artikel 4. Overige maatregelen 112
WERKGEVERSVERENIGING FNV-ORGANISATIES
gevestigd te Amsterdam als partij ter ene zijde
en
FNV (vertegenwoordigd door FNV Personeel)
gevestigd te Woerden als partij ter andere zijde
verklaren met ingang van 1 januari 2015 de hiernavolgende Collectieve Arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.
Namens de Werkgeversvereniging Namens FNV
FNV-Organisaties FNV Personeel
X. Xxxxxxx H.C.M. Kijzers - Liebregts
(voorzitter werkgeversdelegatie) (voorzitter werknemersdelegatie)
PREAMBULE CAO FNV-ORGANISATIES 2015 – 2016
Algemeen. Afwijkingen Artikel 1
Afspraken betreffende het arbeidsvoorwaardenpakket voor de werknemers van aangesloten organisaties die in positieve dan wel negatieve zin afwijken van deze CAO kunnen uitsluitend met instemming van partijen bij deze CAO tot stand komen.
Overgangsbepaling einde dienstverband bij AOW-gerechtigde leeftijd Artikel 2
Als overgangsbepaling voor de wijziging van artikel 9 lid 2b waarin is bepaald dat het dienstverband eindigt op de datum van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, geldt voor degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd al voor 1 juli 2015 hebben bereikt en zijn blijven doorwerken, dat het dienstverband door de werkgever op grond van artikel 669 BW zal worden opgezegd tegen de vroegst mogelijke datum;
Tot 1 oktober 2018 zullen geen AOW-gerechtigden via een dienstverband of anderszins te werk worden gesteld.
Eind 2018 maken partijen een nieuwe afspraak over het werken na de AOW- gerechtigde leeftijd met het FNV beleid als uitgangspunt.
Flexibel werken Artikel 3
In het kader van levensfasebewust personeelsbeleid kan flexibel werken een faciliteit zijn die bijdraagt aan de duurzame inzetbaarheid van werknemers. Flexibel werken wordt in dit kader omschreven als niet aan tijd en/of plaats gebonden werken. Uitgangspunt is dat bij flexibel werken het initiatief van de werknemer ligt en niemand op voorhand wordt uitgesloten. De werkgever zal met instemming van de personeelsvertegenwoordiging een plan ontwikkelen om de mogelijkheden en kaders verder te ontwerpen.
Dit plan zal uiterlijk 1 januari 2016 gereed zijn.
A
Dienstverbanden bepaalde tijd Artikel 4
De dienstverbanden van de werknemers in dienst van de FNV1 met ten minste een derde dienstverband voor bepaalde tijd en die ten minste in het derde jaar zitten worden omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
Voor overige FNV2 werknemers met ten minste een 3e dienstverband voor bepaalde tijd, die 2 jaar of minder in dienst zijn, loopt het dienstverband op de overeengekomen datum van rechtswege af. Deze collega’s ontvangen bij uitdiensttreding de wettelijke transitievergoeding vooruitlopend op
de nieuwe wetgeving per 1 juli 2015 en kunnen gebruik maken van het mobiliteitscentrum.
1Deze afspraak heeft alleen betrekking op de FNV en niet op de overige leden van de Werkgeversvereniging FNV-Organisaties.
2Idem als 1
Reparatie WW Artikel 5
Partijen spreken af de vermindering van de opbouw en de duur van de WW te repareren. Daarvoor zal aansluiting worden gezocht bij een groter reparatieplatform en uitvoerder.
De financiering zal op 50% - 50% basis worden verdeeld tussen werkgever en werknemer. Naar verwachting zal de premie in vier jaar oplopen van 0 naar 0,7 %, dus ongeveer 0,1 % voor de werkgever en de werknemer per jaar, te starten op 1 januari 2016.
Nadat meer duidelijkheid over de vorm van reparatie is ontstaan, gaan partijen opnieuw met elkaar in overleg waarbij het FNV beleid als uitgangspunt zal gelden.
Werkgeversbijdrage Artikel 6
De bij Werkgeversvereniging FNV Organisaties aangesloten werkgevers zullen aan FNV Bondgenoten een bijdrage verstrekken overeenkomstig de tussen de AWVN en de vakverenigingen gesloten overeenkomst met betrekking tot de bijdrageregeling aan vakverenigingen. Deze
werkgeversbijdrage zal via de Werkgeversvereniging aan FNV Bondgenoten worden betaald.
Rechten CAO Artikel 7
Daar waar de werknemer gebruik maakt van rechten uit deze CAO of het pensioenreglement die tot gevolg hebben dat de werknemer minder
beschikbaar is voor het verrichten van de eigen werkzaamheden, zal in overleg en met overeenstemming tussen de werknemer en leidinggevende afspraken worden gemaakt over de evenredige vermindering van het werkpakket.
Anticumulatie van diensttijdbegrip Artikel 8
Ter voorkoming van dubbel gebruik van opgebouwde diensttijd als gedefinieerd in artikel 1 onder i is de werkgever bevoegd in de bedrijfseigen regelingen voorzieningen te treffen die ten doel hebben te vermijden dat dienstjaren die op enigerlei wijze tot “uitkering” zijn gekomen nogmaals tot “betaling” leiden. Hierbij valt onder meer te denken aan afscheidsregelingen, financiële regelingen en ontslagvergoedingen.
Uitzendkrachten Artikel 9
De Werkgeversvereniging FNV-Organisaties zal zich inspannen om met de uitzendondernemingen een (raam)overeenkomst te sluiten teneinde te bewerkstelligen, dat ook gedurende de wachttijd van 26 weken als bedoeld in artikel 22 lid 5 onder b van de CAO voor Uitzendkrachten de
arbeidsvoorwaarden geldend voor reguliere werknemers zoveel mogelijk op uitzendkrachten van toepassing zijn.
NB Zie voorts artikel 4 lid 5 van deze CAO.
Fiscale verrekening vakbondscontributie Artikel 10
De werkgever stelt de werknemer jaarlijks in de gelegenheid de aan de vakorganisatie betaalde contributie fiscaal te verrekenen.
Afhankelijk van de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling bepaalt de werkgever op welke wijze de verrekening van de vakbondscontributie zal plaatsvinden. Uitgangspunt hierbij is dat de werknemer geen financieel nadeel ondervindt.
Stimulering vakbondslidmaatschap Artikel 11
De werkgever verwacht dat alle werknemers lid zijn van de vakbond. Zij onderschrijft het belang van affiniteit met de vakbond bij de eigen werknemers en zal zowel bij de indiensttreding als ten tijde van het dienstverband een actief beleid voeren zodat de werknemers lid zijn,
c.q. worden van de FNV.
Xxx en regelingen betreffende sociale aangelegenheden Artikel 12
Het is een afzonderlijke werkgever niet toegestaan om voor de eigen organisatie met enige werknemersorganisatie een collectieve
arbeidsovereenkomst aan te gaan , dan wel een regeling betreffende sociale aangelegenheden vast te stellen op onderwerpen die in deze cao dan wel anderszins door de Werkgeversvereniging FNV-Organisaties zijn geregeld.
Addendum Abvakabo FNV Artikel 13
Als gevolg van de fusie van FNV Bondgenoten, FNV, FNV Bouw en Abvakabo FNV is deze cao met ingang van 1 januari 2015 de opvolger van de xxx Xxxxxxxx 2014 – 2015. Het hiertoe tussen partijen overeengekomen addendum is opgenomen in bijlage X van deze cao. Alle afspraken die tussen partijen zijn gemaakt inzake de cao 2015 – 2016 zijn integraal van toepassing op de ex- medewerkers van Xxxxxxxx.
Aansluiting FNV Veiligheid Artikel 14
Als gevolg van de aansluiting van FNV Veiligheid per 1 januari 2015 als lid van de Werkgeversvereniging FNV-Organisaties is deze cao ook van
toepassing op de medewerkers van FNV Veiligheid. De overgangsregeling die op grond van de cao FNV Veiligheid op de betrokken medewerkers van toepassing was, is als bijlage XI in deze cao opgenomen.
In verband met de toetreding van FNV Veiligheid tot de cao FNV-Organisaties zijn tussen de werkgever FNV Veiligheid en FNV Personeel aanvullende aanspraken gemaakt, die deels afwijken van deze cao. Het volgende is overeengekomen:
1. Vanaf 1 juni 2015 geldt ook voor de medewerkers van FNV Veiligheid een gemiddelde arbeidsduur van 35 uur per week, zoals opgenomen in artikel 56 lid 1 van deze cao.
2. In afwijking van artikel 25 lid 1 is voor de medewerkers van FNV Veiligheid 1 juni 2015 de ingangsdatum voor de loonsverhoging van € 75,- bruto (naar rato van de omvang van het dienstverband), alsmede voor de loonsverhoging van 0,55%.
3. De in het vorige lid genoemde loonsverhoging van 0,55% zal, indien van toepassing, ook over PT 13 worden berekend.
4. Als gevolg van de invoering van de 35-urige werkweek wordt het salaris van fulltimers met de factor 35/36 aangepast; PT 1 wordt ongemoeid gelaten.
5. Als onderdeel van de gemaakte afspraken heeft FNV Veiligheid toegezegd ten minste tot 1 januari 2020 lid te blijven van de Werkgeversvereniging FNV-Organisaties, behoudens zwaarwegende omstandigheden;
3Zie ook bijlage XI van deze cao
Verstrekking CAO Artikel 15
De werkgevers zijn verplicht binnen een maand na vaststelling van de definitieve tekst van de CAO aan de werknemers in digitale vorm een exemplaar van de CAO te verstrekken.
E
HOOFDSTUK I
De individuele arbeidsovereenkomst
AFDELING 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN ALGEMENE BEPALINGEN
Definities Artikel 1
In deze collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) wordt verstaan onder:
a. partijen bij de CAO:
partij ter ene zijde: de Werkgeversvereniging FNV-Organisaties
partij ter andere zijde: FNV, hierbij vertegenwoordigd door FNV
Personeel
b. werkgever:
één der leden aangesloten bij de Werkgeversvereniging FNV- Organisaties die met de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten
Leden van de Werkgeversvereniging FNV Organisaties zijn:
• Advocatenkantoor Varrolaan
• FNV
• FNV Veiligheid
• FNV Vrouw
• FNV Zelfstandigen
• Nautilus international
• VNB
c. werknemer:
de man of vrouw die krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in dienst is van de werkgever.
(Waar in deze CAO wordt gesproken over de werknemer, wordt eveneens de werkneemster bedoeld en daar waar verwijzingen plaatsvinden naar
de werknemer hij, zijn, en dergelijke dient eveneens gelezen te worden zij, haar en dergelijke.)
x. xxxxxxx:
het bruto-maandbedrag waarop de werknemer krachtens het bepaalde in artikel 24 van deze CAO aanspraak heeft
e. uurloon:
het salaris per week (3/13e deel van het maandsalaris) gedeeld door het aantal uren van de overeengekomen arbeidsduur
f. jaarsalaris:
twaalf maal het maandsalaris
g. werkdag:
iedere dag die geen vrije dag is
h. vrije dag:
zaterdag, zondag, Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, tweede Paasdag, Koningsdag, 1 mei, 5 mei, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en de beide Kerstdagen
i. diensttijd:
de tijd, die de werknemer ononderbroken op basis van één of meer arbeidsovereenkomsten werkzaam is geweest in dienst van de FNV, de bij de FNV aangesloten bonden en hun eventuele rechtsvoorgangers, alsmede bij aan de FNV gelieerde organisaties
j. personeelsvertegenwoordiging:
het medezeggenschapsorgaan als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Ondernemingsraden
x. xxxxxxxxxxx:
– de echtgenoot of echtgenote van de werknemer;
– de bij de burgerlijke stand geregistreerde partner van de werknemer;
– de persoon die met de ongehuwde werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding heeft; dit dient te blijken uit een notariële akte of een door beiden ondertekende verklaring
Er kan slechts één persoon levensgezel zijn. Een kind, ouder of grootouder van de werknemer kan geen levensgezel zijn.
l. vakantiewerker:
de werknemer die op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd incidenteel in de schoolvakanties werkzaam is
Looptijd, wijziging en opzegging CAO Artikel 2
Deze CAO geldt van 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2016.
Karakter van de CAO Artikel 3
De bepalingen van de CAO hebben een standaardkarakter, tenzij uit de tekst van een bepaling blijkt, dat er sprake is van een minimumbepaling.
Werkingssfeer. Voor wie geldt deze CAO? Artikel 4
1. De in deze CAO vermelde arbeidsvoorwaarden zijn van toepassing op alle werknemers in dienst van één van de leden aangesloten bij de
Werkgeversvereniging FNV-Organisaties, met inachtneming van de in de volgende leden van dit artikel vermelde uitzonderingen.
2. Voor de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gelden niet de artikel 9 lid 1, 10 en 11 (ontslag).
3. Voor werknemers in deeltijd gelden de in de CAO vermelde arbeidsvoorwaarden pro rata, met uitzondering van de artikelen 31 en 32 (reiskosten), 34 (Werkgeversbijdrage ziektekosten) en 62 (consignatieregeling) die volledig van toepassing zijn.
4. Voor vakantiewerkers gelden uitsluitend de artikelen 5, 7 (indiensttreding etc.), 9 lid 2, 12 (ontslag), 13 tot en met 18 en 20 tot en met 22 (algemene verplichtingen), 24 (salaris), 26, 27 (vakantietoeslag en eindejaarsuitkering), 31 en 32 (reiskosten), 35 tot en met 39 (vakantie), 55 tot en met 61 (werktijd).
NB Toelichting ad lid 5: de tekst van artikel 22 lid 5 onder b bepaalt dat: “aan de uitzend- kracht die na 29 maart 2004 in 26 weken voor dezelfde uitzendonderneming arbeid heeft verricht ten behoeve van dezelfde inlener, onafhankelijk van de aard van de werkzaam- heden, de rechtens geldende beloning van de werknemer, werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige in dienst van de inlenende onderneming wordt toegekend”. Op lopende uitzendovereenkomsten blijven de voorheen krachtens deze CAO geldende bepalingen van toepassing zolang artikel 22 lid 5 onder b van de CAO voor Uitzendkrachten niet van toepassing is.
Zie voorts artikel 9 van de Preambule.
AFDELING 2. AANVANG, INHOUD EN EINDE VAN DE
ARBEIDSOVEREENKOMST
(On)bepaalde tijd. Proeftijd Artikel 5
1. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd, hetgeen regel is;
b. hetzij voor bepaalde tijd, hetgeen slechts toegestaan is in de in artikel 6 omschreven gevallen en onder de aldaar vermelde condities.
2. a. Met inachtneming van het in de leden 3 en 4 van dit artikel bepaalde gelden de eerste twee maanden van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als proeftijd zoals bedoeld in artikel 652 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
b. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste een maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor een periode van langer dan 6 maanden maar voor korter dan twee jaren. Indien de overeenkomst is aangegaan voor twee jaren of langer, kan de proeftijd ten hoogste twee maanden bedragen.
3. Geen proeftijd kan worden overeengekomen met werknemers, die, na een periode als uitzendkracht bij de werkgever gewerkt te hebben, aansluitend een qua functie identieke arbeidsovereenkomst sluiten, tenzij de totale duur van uitzendarbeid en overeengekomen proeftijd een periode van twee maanden niet overschrijdt.
4. Het in lid 3 van dit artikel bepaalde is eveneens van toepassing op de werknemers, die aansluitend op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een qua functie identieke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd sluiten.
Bepaalde tijd Artikel 6
1. De werkgever kan met de werknemer bij het aangaan van een eerste arbeidsovereenkomst eenmalig een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangaan voor de duur van ten hoogste één jaar.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan de werkgever voorts een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangaan in geval van:
a. vervanging van een tijdelijk afwezige - bijvoorbeeld zieke - werknemer;
b. een formatieplaats boven de sterkte;
c. werkzaamheden ten behoeve van een bepaald project;
d. reorganisatie(s) waarbij voorzienbaar arbeidsplaatsen (komen te) vervallen;
e. een vacature die in afwachting van definitieve vervulling open staat;
f. een voorziene dan wel waarschijnlijke wijziging van de plaats van vestiging van de werkgever.
3. Van het bepaalde in de leden 1 en 2 kan uitsluitend worden afgeweken na daartoe verkregen instemming van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging.
Arbeidsovereenkomst. Inhoud Artikel 7
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan. Zij wordt in tweevoud opgemaakt en door de werkgever en de werknemer ondertekend, waarna beiden één exemplaar behouden. De werkgever verstrekt aan de werknemer een exemplaar van de CAO, van het Pensioenreglement en van het Reglement van de personeelsvertegenwoordiging.
2. In de arbeidsovereenkomst moet tenminste worden vermeld:
a. de datum van indiensttreding;
b. het tijdvak van de proeftijd, bedoeld in artikel 5 lid 2. a, op straffe van nietigheid van dit beding bij niet vermelding in de arbeidsovereenkomst;
c. de functie waarin en het salaris waarop de werknemer is aangesteld, dit laatste met verwijzing naar en aanduiding van de salarisklasse en de eventueel toegekende (fictieve) dienstjaren;
d. de overeengekomen arbeidsduur per week. In geval van deeltijdarbeid tevens de spreiding van het overeengekomen aantal arbeidsuren over week en dag(en);
e. de standplaats;
f. of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde dan wel voor bepaalde tijd is gesloten.
In geval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 lid 1 en 2, de reden(en) waarom en de periode waarvoor deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan alsmede of de mogelijkheid tot tussentijdse opzegging is bedongen;
g. de deelname aan de pensioenregeling;
h. het van toepassing zijn van deze CAO;
i. bijzondere afspraken waarvan schriftelijke vastlegging van belang is voor een correcte nakoming van rechten en verplichtingen.
Wijzigingen. Bevoegdheid personeelsvertegenwoordiging Artikel 8
1. Overeengekomen wijzigingen van onderdelen van de arbeidsovereenkomst genoemd in artikel 7, geschieden schriftelijk door de werkgever, tenzij deze wijzigingen voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst zelf, dan wel een gevolg zijn van wettelijke maatregelen, van wijziging van de CAO dan wel van overleg met de personeelsvertegenwoordiging.
2. Wijzigingen van onderdelen van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in het vorige lid, waarvan de regeling c.q. uitwerking krachtens deze CAO expliciet aan de personeelsvertegenwoordiging is gedelegeerd (zie artikel 78), worden na verkregen instemming geacht deel uit te maken van de individuele arbeidsovereenkomst.
Einde van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd Artikel 9
1. De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt door opzegging nadat de door de werkgever krachtens de Wet vereiste toestemming is verkregen, met inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen vermeld in de artikelen 10 en 11.
2. De arbeidsovereenkomst eindigt zonder dat opzegging vereist is:
a. door het overlijden van de werknemer;
b. Bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
c. door beëindiging met wederzijds goedvinden;
d. door beëindiging tijdens de proeftijd als bedoeld in artikel 5 lid 2. a en b;
e. door beëindiging op staande voet wegens dringende redenen op grond van de artikelen 677, 678 en 679 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
f. door ontbinding wegens gewichtige redenen door de (kanton)rechter op grond van artikel 685 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
NB Artikel 9, lid 1 geldt niet in geval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarvoor geen opzegging nodig is (artikel 4 lid 2).
Opzeggingsverboden tijdens arbeidsongeschiktheid Artikel 10
Onverminderd het bepaalde in de wet kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet beëindigen:
a. gedurende de tijd dat de werknemer wegens ziekte geheel of gedeeltelijk ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, tenzij deze gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid ten minste drie jaar ononderbroken heeft voortgeduurd
en:
de werknemer bij aanvang en het einde van genoemde periode van drie jaar volledig arbeidsongeschikt is
en:
aannemelijk is dat redelijkerwijs niet de mogelijkheid bestaat tot herplaatsing in een aangepaste dan wel in een andere passende functie;
b. gedurende arbeidsongeschiktheid als bedoeld onder a, indien de werknemer bij aanvang van deze arbeidsongeschiktheid 55 jaar of ouder is, zolang deze ongeschiktheid voortduurt.
NB Artikel 10 geldt niet in geval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (artikel 4 lid 2).
Opzegging. Termijn Artikel 11
1. Opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever of de werknemer dient schriftelijk en zodanig plaats te vinden, dat het einde van de arbeidsovereenkomst samenvalt met het einde van de maand.
2. De werkgever zowel als de werknemer kan de arbeidsovereenkomst beëindigen door schriftelijke opzegging met inachtneming van de in artikel 672 BW bepaalde termijnen, tenzij individueel een langere termijn is overeengekomen.
NB Artikel 11 geldt niet in geval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (artikel 4 lid 2).
Einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Artikel 12
De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt onverminderd het bepaalde in artikel 9 lid 2 van rechtswege door het verstrijken van de overeengekomen tijd.
AFDELING 3. ENKELE VERPLICHTINGEN VAN WERKNEMER EN WERKGEVER
Werknemersverplichtingen. Algemeen Artikel 13
De werknemer is verplicht:
a. de hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden goed, ordelijk en op verantwoorde wijze naar zijn beste vermogen te verrichten in goede samenwerking met anderen en daarbij zich te
houden aan de aanwijzingen en voorschriften die hem door of namens de werkgever worden verstrekt;
b. zich te houden aan de voor hem geldende werktijden, voortvloeiend uit de krachtens artikel 57 overeengekomen werktijdenregeling;
c. tijdelijk ook andersoortige dan de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, indien hem dit in bijzondere gevallen door of namens de werkgever wordt opgedragen. Tenzij het gaat om een eenmalige opdracht bevestigt de werkgever de tijdelijke wijziging schriftelijk aan de werknemer, xxxxx met opgave van redenen en onder vermelding van het tijdvak alsmede het salaris, dat in geval van een lager ingeschaalde functie geen wijziging ondergaat.
Indien de werknemer meent, dat deze andere werkzaamheden voor hem niet passend zijn, brengt hij dit onmiddellijk ter kennis van de werkgever. Intussen zal hij deze werkzaamheden toch verrichten, tenzij er sprake is van een kennelijk onredelijke opdracht.
NB Zie artikel 22 (gewetensbezwaren) en bijlage II, artikel 5 (waarneming hogere functie).
Geheimhouding Artikel 14
De werknemer is verplicht tegenover een ieder geheimhouding te betrachten omtrent al hetgeen te zijner kennis komt ten aanzien van onderwerpen waarvan hij weet of redelijkerwijze moet begrijpen, dat deze van arbeidsovereenkomst kennis neemt; deze geheimhoudingsplicht geldt eveneens na beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Vacatiegelden Artikel 15
1. De werknemer is, indien hij uit hoofde van zijn functie zitting heeft in een orgaan of uit hoofde van zijn functie anderszins werkzaamheden
verricht en daarvoor een vergoeding ontvangt, gehouden deze vergoeding onverwijld af te dragen aan de werkgever.
2. Indien de in het eerste lid genoemde vergoedingen voortkomen uit publicaties die uit hoofde van de functie zijn gemaakt zal de afdracht aan de werkgever dienen plaats te vinden met in acht name van het bepaalde in de auteurswet en daarmee samenhangende jurisprudentie.
Nevenarbeid Artikel 16
1. Het is de werknemer slechts toegestaan werkzaamheden voor derden of als zelfstandige te verrichten, indien een goede uitoefening van zijn functie daardoor niet wordt belemmerd en het belang van de organisatie er niet door wordt geschaad.
2. De werknemer is gehouden nevenarbeid bij de werkgever te melden.
NB Geschillen kunnen worden voorgelegd aan de Permanente Geschillencommissie FNV Organisaties (artikel 79 en bijlage V).
Werkgeversverplichtingen. Algemeen Artikel 17
De werkgever is verplicht met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aan te gaan, waarbij deze CAO van toepassing wordt verklaard en voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 7.
Periodiek medisch onderzoek Artikel 18
1. De werkgever is gehouden de werknemer in de gelegenheid te stellen zich medisch te laten onderzoeken.
2. De kosten verbonden aan het in lid 1 genoemde medisch onderzoek komen voor rekening van de werkgever, voor zover deze niet door de ziektekostenverzekeraar worden vergoed.
Vermindering c.q. uitbreiding overeengekomen arbeidsduur Artikel 19
De werkgever is gehouden een werknemer desgevraagd in de gelegenheid te stellen de overeengekomen arbeidsduur te verminderen c.q. uit te breiden, tenzij het belang van de werkorganisatie zich daartegen aantoonbaar verzet.
Zwangerschap Artikel 20
De werkgever is verplicht overeenkomstig het bepaalde in bijlage IV maatregelen ter bescherming van zwangere en zogende vrouwen te treffen.
Bestrijding ongewenst gedrag Artikel 21
De werkgever is gehouden met instemming van de personeelsvertegenwoordiging te komen tot een regeling met betrekking tot de bestrijding van ongewenst gedrag, waarbij de regeling tenminste dient te bevatten:
– een definitie van ongewenst gedrag en de vormen waarin dat kan voorkomen;
– een beleid gericht op het voorkomen van ongewenst gedrag;
– een klachtenregeling alsmede een klachteninstantie;
– een onafhankelijk vertrouwenspersoon;
– eventueel op te leggen sancties.
Gewetensbezwaren Artikel 22
1. Indien een werknemer ernstige gewetensbezwaren heeft ten aanzien van zijn werk of een onderdeel daarvan en zich daardoor in een ernstige persoonlijke conflictsituatie bevindt, waardoor de uitvoering van de overeengekomen arbeid of een onderdeel daarvan bij hem op onoverkomelijke bezwaren stuit, zal de werkgever dergelijke gewetensbezwaren respecteren door:
a. aan de betrokken werknemer, voor zover dit in redelijkheid mogelijk is, passende vervangende arbeid aan te bieden, die door de werknemer aanvaard dient te worden;
b. aan de betrokken werknemer, die incidenteel arbeid weigert en voor wie geen vervangende passende arbeid beschikbaar is, het salaris over de periode dat geen arbeid is verricht door te betalen;
c. de arbeidsovereenkomst met een werknemer als bedoeld in de aanhef van lid 1 niet te beëindigen wegens het enkele feit dat de werknemer als gevolg van een beroep op een ernstig gewetensbezwaar weigert de overeengekomen arbeid te verrichten.
Telewerken Artikel 23
Zo er sprake is van de mogelijkheid tot telewerken is de werkgever gehouden met instemming van de personeelsvertegenwoordiging een regeling vast te stellen waarin tenminste aandacht besteed dient te worden aan:
– de bij telewerken geldende uitgangspunten;
– de condities waaronder de werkzaamheden plaats dienen te vinden;
– de aan de werkzaamheden verbonden faciliteiten.
AFDELING 4. SALARIS EN OVERIGE FINANCIËLE VERPLICHTINGEN
Functiewaardering. Salaris (betaling) Artikel 24
1. Het salaris van de werknemer wordt bepaald overeenkomstig de salarisklasse, behorende bij de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld. Indeling gebeurt overeenkomstig het bepaalde in bijlage II.
2. Bij de toepassing van de salaristabel zijn de daarbij gehanteerde salarissen gebaseerd op een volledig dienstverband. In geval van een deeltijddienstverband wordt het salaris vastgesteld naar evenredigheid van het overeengekomen aantal uren.
3. Het salaris van de vakantiewerker wordt bepaald overeenkomstig het beginsalaris van de voor hem geldende salarisschaal, zoals bedoeld in lid 1.
4. De betaling van het salaris geschiedt op een zodanige wijze, dat de werknemer uiterlijk de laatste dag van enige kalendermaand over zijn salaris van die maand kan beschikken.
NB Zie tevens bijlage I, II en III.
Loonafspraken tijdens looptijd CAO Artikel 25
Tijdens de looptijd van de CAO zullen de maandsalarissen als volgt verhoogd worden:
a. per 1 januari 2015 met € 75,00 op basis van een fulltime dienstverband
b. per 1 april 2015 met 0,55 %
Per 1 juni 2015 ontvangt de werknemer een eenmalige uitkering van € 700,00 naar rato van het dienstverband.
Voor medewerkers FNV Veiligheid gelden afwijkende afspraken. Zie artikel 13 preambule.
Vakantietoeslag Artikel 26
1. De vakantietoeslag bedraagt 8,33% van het per 1 mei van enig jaar geldende jaarsalaris, uit te betalen uiterlijk tegelijk met het salaris over de maand mei, doch desgewenst vroeger, indien de werknemer zijn vakantie eerder opneemt.
Per procent geldt een vloer van € 212,18 (1 januari 2015).
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de vakantietoeslag naar evenredigheid berekend, indien de arbeidsovereenkomst in
het lopende kalenderjaar korter dan dat jaar zal (blijken te) zijn. Het vorenstaande geldt eveneens, indien in de loop van het kalenderjaar met de werknemer een wijziging van de arbeidsduur wordt overeengekomen. Indien de werknemer ten gevolge van de hiervoor genoemde omstandigheden een te hoog bedrag aan vakantietoeslag heeft ontvangen, is hij gehouden het te veel aan hem uitbetaalde te restitueren, hetgeen voor zover mogelijk, in beginsel gebeurt door middel van inhouding op het (laatste) salaris.
Eindejaarsuitkering Artikel 27
1. De werknemer heeft per kalenderjaar recht op een eindejaarsuitkering ter hoogte van 8,33% van het per 1 november van enig jaar geldende jaarsalaris. Per procent geldt een vloer van € 212,18 (1 januari 2015)
2. De eindejaarsuitkering zal aan de werknemer tegelijk met het salaris over de maand november worden uitbetaald. Het in artikel 26 lid 2 bepaalde is op de eindejaarsuitkering van overeenkomstige toepassing.
Jubileumuitkering. Algemeen Artikel 28
De werknemer met een diensttijd van 12½, 25 dan wel 40 jaar heeft in het desbetreffende jaar recht op een jubileumuitkering. Deze uitkering bedraagt bij een jubileum van:
a. 12½ jaar € 500,-- netto;
b. 25 dan wel 40 jaar een bruto (=netto) maandsalaris.
Pensioenvoorziening Artikel 29
1. De werkgever is verplicht zich aan te sluiten bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. In een tussen de werkgever en het Pensioenfonds Zorg en Welzijn gesloten uitvoeringsovereenkomst zijn de nadere voorwaarden en afspraken neergelegd.
2. Indien de werknemer aan de toelatingseisen voor opname in de pensioenregeling voldoet, is de werknemer verplicht deelnemer van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn.
3. Het pensioenreglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn is van toepassing. In dit reglement is ondermeer het ouderdomspensioen, het aanvullend arbeidsongeschiktheidpensioen en het nabestaandenpensioen geregeld. Het pensioenreglement is te raadplegen op de website van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (xxx.xxxx.xx) of is bij het pensioenfonds op te vragen.
4. De jaarlijks door het bestuur van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn vastgestelde pensioenpremie wordt voldaan door de werkgever.
5. De pensioenpremie is gebaseerd op het voor de deelnemer geldend pensioengevend salaris zoals deze is gedefinieerd in het pensioenreglement, verminderd met de in het reglement vastgestelde franchise.
6. De werknemersbijdrage bedraagt 22% van de in het totaal door de werkgever aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn af te dragen
pensioenpremie. Deze werknemersbijdrage wordt maandelijks op het salaris van de werknemer ingehouden.
7. Indien en zolang de deelnemer van de werkgever conform artikel 48 en 49 van deze CAO een aanvulling ontvangt in verband met
(gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, blijft de werknemer de volledige werknemersbijdrage verschuldigd.
8. In verband met een evenwichtige verdeling van de lasten bij de ontbinding van het pensioenfonds FNV en het overdragen van de pensioenverplichtingen naar het Pensioenfonds Zorg en Welzijn is ten behoeve van de pensioengerechtigden en slapers afgesproken dat zij jaarlijks 60% van de door het bestuur van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn toe te kennen toeslagen zullen ontvangen. Deze gereduceerde toeslag zal gedurende een periode van 10 jaar van toepassing zijn en
wordt voor de eerste keer toegepast op de per 1 januari 2010 toe te kennen toeslag en voor het laatst op de per 1 januari 2019 toe te kennen toeslag.
Deze gereduceerde toeslag is ook van toepassing op deelnemers die binnen deze termijn van 10 jaar tot de groep van de pensioengerechtigden en/of slapers gaan behoren (vanaf het moment dat zij tot die groep behoren).
9. Het pensioenreglement biedt de medewerker de mogelijkheid tot parttime pensionering. Indien de medewerker van deze mogelijkheid gebruik wil maken, zal hij daarover overleggen met zijn leidinggevende. In dat overleg wordt in ieder geval besproken of, en zo ja, hoe de werkzaamheden en werktijden zullen worden aangepast.
00.Xx premievrijval ten gevolge van de per 1 januari 2015 wettelijk opgelegde fiscale verlaging- en maximering van de pensioenopbouw zal ten goede komen van de deelnemers.
De verlaging van de pensioenopbouw wordt gecompenseerd met de in artikel 25 lid 1b genoemde salarisverhoging van 0,55% per 1 april 2015. De premievrijval ten gevolge van de maximering van de pensioenopbouw zal onder aftrek van de werknemersbijdrage in een toeslag aan de betrokken deelnemer worden uitbetaald.
Uitkering bij overlijden Artikel 30
1. Bij overlijden van de werknemer zal de werkgever aan de nagelaten betrekkingen van de werknemer een uitkering doen ter grootte van het salaris over de resterende dagen van de maand van overlijden, voor zover niet reeds uitbetaald, en over de volgende 3 maanden. Daarbij is de dag van overlijden bepalend voor de hoogte van het salaris.
2. De overlijdensuitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt verminderd met het bedrag van de overeenkomstige uitkeringen, die in verband met bedoeld overlijden voortvloeien uit de werknemersverzekeringen.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen in die volgorde verstaan:
a. de levensgezel als bedoeld in artikel 1 onder k;
b. de minderjarige wettige, natuurlijke, pleeg- of stiefkinderen;
x. xxxxxx ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde;
d. de door de werknemer als zodanig aangewezen persoon of personen of degene die de uitvaart regelt.
Reiskosten woon-werkverkeer Artikel 31
1. De werknemer heeft recht op een tegemoetkoming in de gemaakte kosten van het woon-werkverkeer.
2. Indien met het openbaar vervoer wordt gereisd, worden de gemaakte kosten integraal vergoed door middel van verstrekking van een openbaar vervoerabonnement 2e klasse.
3. Indien gebruik gemaakt wordt van eigen vervoer ontvangt de werknemer per gereden kilometer tot ten hoogste 50 kilometer enkele reis een vergoeding tot het bedrag dat door de fiscus wordt toegestaan als onbelaste vergoeding (€ 0,19 per kilometer). Indien de afstand minder dan 10 kilometer enkele reis bedraagt, geldt een maximale vergoeding van € 25,-- per maand. De afstand wordt bepaald op basis van de door de ANWB-routeplanner aangegeven afstand tussen de postcode van het huisadres en postcode van de standplaats.
Dienstreizen Artikel 32
1. Indien de werknemer uit hoofde van zijn functie een dienstreis maakt geldt als uitgangspunt dat gebruik gemaakt wordt van het openbaar vervoer.
2. Indien de werknemer uit een oogpunt van doelmatigheid gebruik maakt van een eigen auto ontvangt hij een kilometervergoeding van € 0,19 netto plus € 0,13 bruto.
Daarbij geldt dat indien de bestemming van de dienstreis geheel of gedeeltelijk parallel loopt aan het woon-werktraject uitsluitend het aantal meerkilometers gedeclareerd kan worden.
3. De in lid 2 bedoelde doelmatigheid is in elk geval aanwezig:
a. indien hij een of meer collega’s in zijn auto vervoert en dit tot een kostenbesparing leidt ten opzichte van de som van de betalingen van de kosten van het openbaar vervoer;
b. indien er sprake is van een aanzienlijke tijdwinst, die reëel aan de uitoefening van de functie ten goede komt;
c. indien er een of meer voorwerpen van zodanige omvang of gewicht moeten worden vervoerd, dat er niet meer van draagbare handbagage gesproken kan worden.
Studieregeling Artikel 33
1. De werkgever is gehouden met instemming van de personeelsvertegenwoordiging een regeling studiekosten en studiefaciliteiten vast te stellen.
2. In genoemde regeling zal tenminste aandacht worden besteed aan:
a. studies die in opdracht van de werkgever worden gevolgd;
b. studies die op eigen verzoek worden gevolgd;
c. studies die voortvloeien uit de voor de werknemer geldende loopbaanplanning bij de eigen of een andere werkgever;
d. de aan de onder a, b en c genoemde studies verbonden studievergoeding en studieverlof;
e. terugbetaling van de reeds verstrekte vergoedingen, in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst
3. De uitvoering van de studieregeling zal plaatsvinden op basis van een jaarlijks door de werkgever vast te stellen budget en opleidingsplan.
Ziektekosten. Werkgeversbijdrage Artikel 34
1. De werkgever zal aan de werknemer een bijdrage in de ziektekostenverzekering verstrekken van € 15,- bruto per maand.
2. De werknemer kan gebruik maken van de voor de werknemers geldende collectieve ziektekostenverzekering die is overeengekomen met Menzis.
3. De werkgever zal de incassokorting die hij van Menzis ontvangt (3%) doorbetalen aan de werknemers die de verschuldigde premie door middel van inhouding op het salaris via de werkgever voldoen.
AFDELING 5. AFWEZIGHEID WEGENS VAKANTIE,
BUITENGEWOON VERLOF, ZIEKTE EN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN
§ 1 VAKANTIE
Vakantieduur Artikel 35
1. Het aantal vakantie-uren per kalenderjaar bedraagt, afgerond naar boven op hele uren, 5,6 maal de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur.
2. Als de arbeidsovereenkomst tijdens het kalenderjaar begint of eindigt, worden de vakantierechten naar evenredigheid vastgesteld. De vakantierechten worden opnieuw berekend bij wijziging van de arbeidsduur tijdens het kalenderjaar.
Opbouw tijdens volledige arbeidsongeschiktheid Artikel 36
1. Het aantal vakantie-uren per kalenderjaar voor een volledig arbeidsongeschikte werknemer bedraagt overeenkomstig het bepaalde in artikel 634 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, vier maal de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt bij volledige arbeidsongeschiktheid voor een aaneengesloten periode van minder dan een maand het verlof conform artikel 35 lid 1 opgebouwd.
3. Gedurende volledige arbeidsongeschiktheid kan (bv. bij het onderbreken van de re-integratieactiviteiten) vakantie worden genoten. Met betrekking tot het opnemen van vakantiedagen tijdens een periode van volledige arbeidsongeschiktheid geldt hetgeen bepaald is in de artikelen 7: 637 BW en 7: 638 BW.”
Opbouw tijdens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid Artikel 37
1. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en die arbeid verricht, bouwt de vakantie-uren op conform het bepaalde in artikel 35 lid 1 op over de volledig overeengekomen wekelijkse arbeidsduur.
2. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en die arbeid verricht dient bij opname van vakantie-uren deze af te boeken op basis van de volledig overeengekomen wekelijkse arbeidsduur.
3. De op basis van het bepaalde in lid 1 verworven “fictieve vakantie-uren” (vakantie-uren verworven over niet daadwerkelijk gewerkte uren) kunnen nimmer worden verzilverd conform het bepaalde in artikel 39 dan wel worden aangewend voor bestedingsdoelen als bepaald in artikel 65 van deze cao.
Opname vakantiedagen Artikel 38
1. De vakantie wordt in overleg tussen werkgever en werknemer vastgesteld. Uitgangspunt daarbij is dat de door de werknemer gewenste tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie in beginsel door de werkgever gehonoreerd dienen te worden. Dit is slechts anders indien aantoonbare bedrijfsbelangen van de werkgever zich daartegen verzetten. De werknemer heeft, indien zijn tegoed toereikend is, recht op tenminste vier aaneengesloten weken vakantie per jaar en is verplicht tenminste twee aaneengesloten weken vakantie per jaar te nemen.
2. De werkgever kan een vakantiedag op een niet christelijke religieuze
feest- en gedenkdag niet weigeren. Als het vakantiesaldo ontoereikend is, kan de werknemer onbetaald verlof nemen.
3. De werkgever kan na overleg met de ondernemingsraad ten hoogste twee dagen als verplichte collectieve vakantiedag aanwijzen.
4. Als de werknemer zijn vakantierechten aan het eind van een kalenderjaar nog niet volledig heeft opgenomen, neemt hij het restant op in het eerste kwartaal van het volgende jaar. Indien na het eerste kwartaal als hiervoor bedoeld nog oude vakantierechten resteren kan de werkgever na overleg met de werknemer bepalen wanneer het restant wordt opgenomen.
Verzilvering en verjaring vakantie-uren Artikel 39
1. De werknemer heeft bij het einde van de arbeidsovereenkomst recht op uitbetaling van de niet-opgenomen vakantie-uren overeenkomstig het bepaalde in artikel 641 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Desgewenst is de werkgever bevoegd gedurende het dienstverband op schriftelijk verzoek van de werknemer openstaande vakantie-uren,
voorzover deze het wettelijk minimum bedoeld in artikel 634 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek overschrijden, aan hem uit te betalen.
2. Als de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst te veel vakantie-uren heeft opgenomen, betaalt hij de geldswaarde daarvan terug.
3. De werkgever stelt de werknemer bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst een verklaring ter hand, waaruit de duur van de vakantie en het verlof zonder behoud van loon blijkt waarop de werknemer nog recht heeft.
4. Aanspraken op toekenning van vakantie-uren verjaren na verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan. De verjaring wordt niet onderbroken indien en voor zolang de werknemer arbeidsongeschikt is.
§ 2 BUITENGEWOON VERLOF
Buitengewoon verlof Artikel 40
1. 1. Onverminderd het bepaalde in de Wet arbeid en zorg heeft de werknemer recht op buitengewoon verlof met behoud van salaris in de navolgende gevallen en voor de daarbij bepaalde duur, tenzij de
aanwezigheid niet nodig is omdat de gebeurtenis buiten de aanwezigheid van de werknemer plaatsvindt, of tenzij de gebeurtenis plaatsvindt op een werkdag waarop de werknemer gebruikelijk niet werkt of op een vrije dag als bedoeld in artikel 1 onder h van deze CAO:
ten hoogste 0,5 dag bij:
– ziekte van een kind (met inbegrip van een stief- of pleegkind) van de werknemer en/of zijn levensgezel, ter verpleging en/of regeling van opvang;
1 dag bij:
– ondertrouw van de werknemer;
– het huwelijk van een eigen, stief- of pleegkind van de werknemer en/ of zijn levensgezel, broer of zuster (onder wie begrepen zwager en schoonzuster) of een (schoon)xxxxx (met inbegrip van pleeg- of stiefouders);
– het 25-, 40-, 50-, 60-jarig huwelijk van de werknemer of zijn (schoon) ouders of grootouders;
– het overlijden van een grootouder;
– het 12,5-, 25- en 40-jarig dienstjubileum van de werknemer;
– belangrijke religieuze gebeurtenissen in het gezin of de naaste familie van de werknemer;
2 dagen bij:
– verhuizing van de werknemer;
3 dagen bij:
– het huwelijk van de werknemer;
– het wettelijk registreren van het partnerschap;
ten minste van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis/ crematie:
– bij het overlijden van de levensgezel, een kind (met inbegrip van een behuwd, stief- of pleegkind) van de werknemer en/of zijn levensgezel;
een korte naar billijkheid vast te stellen tijd bij:
– het overlijden van (xxxxxx)xxxxx (onder wie begrepen pleeg- of stiefouders), broer of zuster (onder wie begrepen zwager en schoonzuster);
5 dagen:
– in de laatste 3 jaar voorafgaand aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ten behoeve van deelneming aan cursussen ter voorbereiding op pensionering;
tweemaal de wekelijkse arbeidstijd bij:
– bevalling van de levensgezellin;
maximaal 10 dagen per jaar:
– voor het bijwonen van bijeenkomsten van publiekrechtelijke colleges waarvan de werknemer lid is.
2. De werknemer die als vakbondskaderlid opereert, heeft naast de tijd die nodig is voor het verrichten van kaderactiviteiten en het bijwonen van in werktijd gehouden vergaderingen of (CAO-) onderhandelingen, recht op maximaal 3 dagen buitengewoon verlof per jaar voor deelname aan door de vakbond georganiseerde (scholings)bijeenkomsten.
NB Zie voorts i.v.m. Vakbondsfaciliteiten bijlage VII.
3. De werknemer is in gevallen, waarin de aard van de gebeurtenis waarvoor verlof wordt gevraagd dat mogelijk maakt, gehouden zo mogelijk voor
de ingangsdatum van het verlof onder opgave van redenen met de werkgever overleg te plegen over ingangsdatum, omvang en duur van het verlof.
4. Indien de gebeurtenis op grond waarvan volgens dit artikel recht op verlof ontstaat zich voordoet tijdens afwezigheid wegens ziekte vervalt het recht op verlof.
Kort- en langdurend zorgverlof Artikel 41
1. In afwijking van en in aanvulling op de Wet arbeid en zorg heeft de werknemer met behoud van salaris recht op kortdurend zorgverlof voor de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van zijn levensgezel, ouders, stiefouders, schoonouders, pleegouders, kinderen, stief-, pleeg- of aangehuwde kinderen, of een huisgenoot, een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. het verlof bedraagt in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week; onder bijzondere omstandigheden kan de werkgever de werknemer al dan niet met (gedeeltelijk) behoud van salaris extra zorgverlof toekennen;
b. de werkgever is bevoegd van de werknemer (achteraf) te verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij zijn arbeid niet (heeft) verricht in verband met de noodzakelijke verzorging van een persoon als bedoeld in de aanhef.
2. De werknemer heeft overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5:9 en volgende van de Wet arbeid en zorg recht op langdurend verlof zonder behoud van salaris voor de noodzakelijke verzorging van de personen genoemd in lid 1 die levensbedreigend ziek zijn, een en nader met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. het verlof bedraagt in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden ten hoogste zes maal de arbeidsduur per week; onder bijzondere omstandigheden kan de werkgever de werknemer extra zorgverlof toekennen;
b. het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 12 weken; het aantal uren verlof bedraagt maximaal de helft van de arbeidsduur per week;
c. op verzoek van de werknemer kan de werkgever van het onder b bepaalde afwijken met dien verstande dat de periode waarbinnen het verlof moet worden opgenomen verlengd kan worden tot ten hoogste achttien weken en/of dat het aantal uren verlof meer kan bedragen dan de helft van de arbeidsduur per week.
Onbetaald verlof Artikel 42
1. De werknemer kan op zijn verzoek onbetaald verlof nemen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 1 jaar als voor adequate vervanging kan worden gezorgd en kostenneutraliteit voor de werkgever gewaarborgd is. De over de verlofperiode eventueel door de werkgever verschuldigde premies voor pensioen- en ziektekostenverzekering en overige lasten komen voor rekening van de werknemer.
2. Tijdens het onbetaald verlof kan de werknemer geen rechten aan deze CAO of aan de individuele arbeidsovereenkomst ontlenen. De
arbeidsovereenkomst wordt gehandhaafd met opschorting van de rechten en verplichtingen van werkgever en werknemer.
3. De werknemer dient een aanvraag voor het onbetaald verlof ten minste een half jaar vóór de gewenste ingangsdatum in.
Bovenwettelijk bevallingsverlof. Adoptieverlof Artikel 43
1. Aansluitend aan het wettelijk zwangerschaps- en bevallingsverlof zoals omschreven in de Wet arbeid en zorg heeft de werkneemster gedurende een tijdvak van 6,5 week recht op aanvullend bevallingsverlof met behoud van salaris. Dit verlof bestaat uit een halvering van de voor de werknemer geldende arbeidstijd.
2. Bij adoptie van een kind heeft de werknemer recht op maximaal vier weken verlof. Gedurende dit verlof heeft de werknemer recht op een toeslag ter grootte van het verschil tussen de uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg en het voor hem geldende brutosalaris.
3. De aanspraak op gehele of gedeeltelijke doorbetaling van het salaris gedurende het verlof vervalt, indien de arbeidsovereenkomst door opzegging dan wel anderszins op initiatief van de werknemer c.q. werkneemster eindigt alvorens de arbeid is hervat.
(Deels betaald) Ouderschapsverlof Artikel 44
1. De werknemer met een dienstverband van één jaar of langer heeft recht op ouderschapsverlof zoals bepaald in de Wet arbeid en zorg.
2. Het ouderschapsverlof geldt per kind en kan worden opgenomen zolang het kind nog geen acht jaar is. Het is niet mogelijk om voor meerdere kinderen tegelijkertijd ouderschapsverlof op te nemen.
3. Het verlof wordt over een periode van ten hoogste twaalf maanden verleend in de vorm van vermindering van de arbeidsduur per week. Werknemer en werkgever kunnen in onderling overleg de spreiding van het verlof in de tijd overeenkomen.
4. Van het opgenomen verlof wordt, bij maximale gebruikmaking van het wettelijk recht, het aantal uren gelijk aan 3,25 x de overeengekomen arbeidsduur per week (12,50%) als betaald verlof aangemerkt. Het recht op betaald verlof bestaat alleen in combinatie met onbetaald verlof.
5. Het opnemen van ouderschapsverlof heeft geen gevolgen voor de pensioenopbouw. Alle overige rechten zijn naar evenredigheid van toepassing met dien verstande dat over het betaalde deel van het ouderschapsverlof de gebruikelijke verdere opbouw van vakantierechten plaatsvindt.
6. De werknemer informeert de werkgever ten minste twee maanden vóór de ingangsdatum over het voorgenomen ouderschapsverlof met vermelding van de gewenste periode, het aantal uren en de werktijden tijdens het verlof.
7. Het bepaalde in artikel 43 lid 3 is op het verlof bedoeld artikel van overeenkomstige toepassing.
NB Lid 3 impliceert het bestaan van een standaardregeling die niet geweigerd kan worden indien het overleg over een andere spreiding van het verlof in de tijd niet tot overeenstemming leidt.
Een andere spreiding kan door de werkgever alleen afgewezen worden op
grond van zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen. Deze standaardregeling houdt in: het ouderschapsverlof wordt opgenomen in een periode van zes maanden. Gedurende deze periode wordt per week 50 % van de normale arbeidstijd gewerkt. In deze situatie ontvangt betrokkene 62,5 % van het gebruikelijke salaris. Te weten: 50 % in verband met de gewerkte tijd en 12,5 % (= gelijk aan 3,25 x het aantal uren van de normale werkweek) betaald verlof. In- dien geen gebruik wordt gemaakt van het wettelijke maximale recht, dan zal het betaald verlof worden vastgesteld op basis van een/achtste van het daadwerkelijk op te nemen verlof.
NB De in lid 5 genoemde pensioenopbouw vindt plaats door middel van de door PFZW geboden mogelijkheid van “vrijwillige voortzetting binnen dienstverband”.
Mantelzorg.
Artikel 45
Indien de werknemer geconfronteerd wordt met de noodzakelijke zorg voor een ernstig zieke partner, kind (zowel stief-, pleeg- of aangehuwde kinderen), xxxxx (zowel stief-, pleeg- of schoonouders) of huisgenoot wordt in overleg met de leidinggevende een plan gemaakt waarmee de werknemer in de gelegenheid wordt gesteld werk en zorg zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.
Dit plan kan ondermeer de volgende elementen bevatten:
- aanpassing van de werktijden
- een of meer dagdelen (tele)thuiswerken
- flexibiliteit in het sparen en opnemen van verlofdagen
- tijdelijke aanpassing van het takenpakket of taakroulatie
- flexibel werken
- betaald verlof (bv. kortdurend zorgverlof)
- onbetaald verlof of tijdelijke vermindering van de arbeidsduur
- hulp van een mantelzorgmakelaar
(bij Menzis verzekerden is dat meeverzekerd)
§ 3 PREVENTIE, VERZUIMBEGELEIDING EN REINTEGRATIE BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Algemene bepalingen Artikel 46
1. De werkgever is gehouden een samenhangend beleid te voeren gericht op preventie van ziekteverzuim, verzuimbegeleiding, reïntegratie en inkomenszekerheid bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. De werkgever zal dit beleid in overleg met de personeelsvertegenwoordiging vorm en inhoud geven.
2. De werkgever zal tevens in overleg met de personeelsvertegenwoordiging de bij ziekmelding en tijdens ziekteverzuim geldende regels en voorschriften vaststellen en deze in de organisatie voldoende bekendmaken. Elke werknemer, die wegens ziekte niet in staat is arbeid te verrichten, dient zich te houden aan deze regels en voorschriften. De werknemer is tevens gehouden mee te werken aan het opstellen en uit voeren van het plan van aanpak als bedoeld in lid 3.
3. De werkgever en de werknemer zijn bij uitval wegens ziekte gezamenlijk verantwoordelijk voor een actieve aanpak, gericht op een spoedig herstel en op reïntegratie van de werknemer in zijn eigen of andere gangbare arbeid. Zij stellen daartoe conform de bepalingen van de Wet verbetering Poortwachter een plan van aanpak op na 8 weken en evalueren periodiek de voortgang.
4. Indien reïntegratie in de eigen arbeid niet mogelijk is, dan zal de inspanning van werkgever en werknemer gericht zijn op:
x. xxxxxxxxxxxx van de werknemer bij de eigen werkgever in een andere gangbare functie, die in overeenstemming is met de door de werknemer in acht te nemen beperkingen;
b. reïntegratie van de werknemer bij een andere FNV-werkgever in een bij die laatste werkgever gangbare functie die in overeenstemming is met de door de werknemer in acht te nemen beperkingen;
c. reïntegratie van de werknemer bij een andere werkgever dan onder b bedoeld in een bij die andere werkgever gangbare functie die in overeenstemming is met de door de werknemer in acht te nemen beperkingen.
5. Met het oog op het gestelde in lid 4 onder b zullen de aan deze cao gebonden werkgevers onderling afspraken maken, gericht op de bevordering van reïntegratie bij een andere FNV-werkgever in die gevallen, waarin zulks wenselijk wordt geacht.
Reïntegratie bij een andere FNV-werkgever zal in beginsel plaats vinden op basis van een detacheringsovereenkomst tussen beide betrokken werkgevers en de werknemer.
6. Indien conform het bepaalde in lid 4 onder c reïntegratie bij een andere werkgever mogelijk is, dan maken werkgever en werknemer afspraken over de arbeidsrechtelijke en arbeidsvoorwaardelijke gevolgen. In eerste instantie zal getracht worden deze reïntegratie voor een proefperiode op detacheringsbasis te laten plaatsvinden.
Indien de reïntegratie slaagt en het afsluiten van een arbeidsovereenkomst met de nieuwe werkgever alsmede het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de werkgever in de rede ligt, dan zal bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst in geval van inkomensverlies voor de werknemer een financiële voorziening worden getroffen, waarbij rekening wordt gehouden met de in de navolgende artikelen opgenomen aanvullingsverplichtingen.
7. De werkgever treft de voorzieningen, die voor een reïntegratie noodzakelijk worden geacht, zoals aanpassing arbeidsplaats, aanpassing taken en aanpassing werktijden. Werkgever en werknemer maken eveneens, indien noodzakelijk, afspraken over begeleiding, scholing
en bemiddeling naar ander werk. In overleg tussen de werkgever en de werknemer kan een onafhankelijk arbeidsdeskundig advies over de inzetbaarheid van de werknemer en de eventueel noodzakelijke aanpassingen worden ingewonnen.
De werknemer kan een ‘second opinion ‘vragen bij het UWV of een andere, onafhankelijke organisatie. In het plan van aanpak worden de noodzakelijke voorzieningen opgenomen. De kosten van bovenstaande en soortgelijke voorzieningen gericht op reïntegratie komen voor rekening van de werkgever. De werkgever is bevoegd om de werknemer specifieke instructies te geven, gericht op het slagen van het plan van aanpak.
De werknemer is verplicht actief mee te werken aan zijn reintegratie.
De werkgever zal tevens zorg dragen voor een goede voorlichting en informatieverschaffing aan de werknemer omtrent diens verplichtingen, de eventuele aanpassingen in de arbeidsplaats, taken en werktijden, alsmede eventuele arbeidsvoorwaardelijke gevolgen.
8. De werknemer is gehouden de werkgever tijdig te informeren over wijzigingen in zijn arbeidsmogelijkheden, veranderingen in een eventuele wettelijke uitkering en andere omstandigheden welke ten behoeve van de reïntegratie en het vaststellen van de financiële aanspraken van belang zijn.
§ 4 LOONDOORBETALING EN BOVENWETTELIJKE UITKERINGEN. ALGEMENE BEPALINGEN
Herhaalde arbeidsongeschiktheid. Opzet. Salaris. Sancties Artikel 47
1. Een opnieuw ingetreden arbeidsongeschiktheid, voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak, wordt voor de toepassing van de navolgende bepalingen als voortzetting van de vorige arbeidsongeschiktheid beschouwd,
tenzij de nieuw ingetreden arbeidsongeschiktheid zich voordoet nadat tenminste 4 weken zijn verstreken sedert de werknemer zijn werk volledig heeft hervat.
2. De werknemer heeft geen aanspraak op doorbetaling van salaris en/of aanvullingen c.q. toeslagen, indien de ziekte of arbeidsongeschiktheid door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek, waarover hij bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de werkgever opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven.
3. De werkgever is met inachtneming van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bevoegd de loonbetaling op te schorten. Onverminderd die bevoegdheid is de werkgever tevens bevoegd het bovenwettelijk deel van de loonbetaling, aanvulling en/of toeslag te
weigeren indien de werknemer nalaat zonder deugdelijke grond de hem op grond van artikel 46 opgelegde verplichtingen na te komen. Ten aanzien van de in de vorige volzin bedoelde bevoegdheid geldt voorts dat de werkgever in de genoemde gevallen bevoegd is de betaling van het loon over de eerste twee dagen van arbeidsongeschiktheid te weigeren. Indien de werknemer zonder deugdelijke grond niet of onvoldoende meewerkt aan het opstellen of uitvoeren van het plan van aanpak dan
is de werkgever bevoegd vanaf het tweede jaar de loondoorbetaling, aanvulling en/of toeslag te beperken tot 70 % van het salaris.
De door de werkgever wegens toepassing van het in dit lid bepaalde bespaarde loonkosten worden door de werkgever toegevoegd aan zijn reintegratiebudget.
4. Onder salaris wordt in de navolgende bepalingen verstaan het bruto salaris dat de werknemer ontvangen zou hebben, indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest, zulks met inbegrip van de
algemene en periodieke verhogingen alsmede de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering. Op het salaris, dat ingevolge de navolgende bepalingen geheel of gedeeltelijk aan de werknemer wordt uitbetaald, worden in mindering gebracht de uitkeringen, waarop de werknemer
ingevolge enige wettelijke regeling en/of een verzekering aanspraak kan doen gelden.
5. Elke aanspraak op gehele of gedeeltelijke doorbetaling van salaris, aanvulling of toeslag eindigt op het tijdstip waarop de werknemer volledig gepensioneerd is geworden.
6. Elke aanspraak op gehele of gedeeltelijke doorbetaling van salaris, aanvulling of toeslag eindigt op het tijdstip waarop het dienstverband om welke reden dan ook eindigt.
§ 5 FINANCIËLE AANSPRAKEN BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Arbeidsongeschiktheid ingetreden vóór 1 januari 2004
Artikel 48
1. De werknemer die wegens ziekte niet in staat is zijn eigen of andere gangbare arbeid te verrichten en wiens arbeidsongeschiktheid is ingetreden vóór 1 januari 2004 en sedertdien onafgebroken geheel of gedeeltelijk is blijven voortbestaan, zulks met inachtname van artikel 47 lid 1, heeft recht op volledige doorbetaling van het voor hem geldende brutosalaris gedurende:
a. gedurende een termijn van 1 jaar, indien de werknemer op de eerste ziektedag korter dan 1 jaar in dienst is;
b. gedurende een termijn van 3 jaren, indien de werknemer op de eerste ziektedag 1 jaar of langer in dienst is.
2. Na afloop van de termijn van 3 jaar zoals bedoeld in het vorige lid onder b heeft de volledig arbeidsongeschikte werknemer recht op:
a. gedurende het 4e ziektejaar een aanvulling tot 90 % van het salaris, indien hij op de eerste ziektedag 5 jaar of langer bij de werkgever in dienst is;
b. gedurende het 5e ziektejaar een aanvulling tot 90 % van het salaris, indien hij op de eerste ziektedag 10 jaar of langer bij de werkgever in dienst is.
3. De werknemer, die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en die voor dat deel waarvoor hij arbeidsgeschikt is in dienst van de werkgever zijn eigen dan wel een andere gangbare functie vervult, heeft recht op volledige doorbetaling van zijn brutosalaris.
4. De werknemer, die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en die voor dat deel waarvoor hij arbeidgeschikt is geen arbeid verricht, heeft gedurende het 4e en 5e jaar recht op de aanvullingen als bedoeld in lid 2 naar rato van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Deze aanvulling wordt verhoogd tot 90 % van het salaris indien de werknemer voor het deel waarvoor hij arbeidsgeschikt is een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontvangt.
Arbeidsongeschiktheid ingetreden op of na 1 januari 2004 Artikel 49a
1. Dit artikel is van toepassing op de arbeidsongeschikte werknemer die op de eerste ziektedag korter dan 1 jaar in dienst is.
2. De in lid 1 bedoelde werknemer heeft gedurende een periode van
1 jaar recht op volledige loondoorbetaling als hij wegens ziekte niet in staat is zijn eigen of andere arbeid te verrichten. Na dat jaar heeft hij gedurende het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid nog recht op 70 procent van het voor hem geldende bruto salaris. Na twee jaar volledige arbeidsongeschiktheid eindigt het recht op loondoorbetaling.
3. Als de in lid 1 bedoelde werknemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en hij voor het deel dat hij arbeidsgeschikt is in dienst van de werkgever zijn
eigen arbeid gedeeltelijk of andere gangbare arbeid gedeeltelijk of volledig verricht, heeft hij zowel in het eerste als in het tweede jaar recht op volledige loondoorbetaling. Na deze periode heeft hij naast eventuele wettelijke uitkeringen nog slechts recht op het salaris voor de arbeid die hij verricht.
Artikel 49b
1. Dit artikel is van toepassing op de arbeidsongeschikte werknemer die op de eerste ziektedag 1 jaar of langer in dienst is.
2. De in lid 1 bedoelde werknemer heeft gedurende een periode van 2 jaar recht op volledige loondoorbetaling als hij wegens ziekte niet in staat is zijn eigen of andere arbeid te verrichten.
3. Als de in lid 1 bedoelde werknemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en hij voor het deel dat hij arbeidsgeschikt is in dienst van de werkgever zijn eigen arbeid gedeeltelijk of andere gangbare arbeid gedeeltelijk of volledig verricht, heeft hij zowel in het eerste als in het tweede jaar recht op volledige loondoorbetaling.
Artikel 49c
1. Dit artikel is van toepassing op de arbeidsongeschikte werknemer die op de eerste ziektedag 1 jaar of langer in dienst is als hem na 2 jaar arbeidsongeschiktheid een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld
in artikel 47 WIA wordt toegekend (volledig duurzaam arbeidsongeschikt) of een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 61 WIA indien sprake is van volledige maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid.
3. Als de in lid 1 bedoelde werknemer op de eerste ziektedag 5 jaar of langer in dienst is, heeft hij in het 4e jaar van arbeidsongeschiktheid recht op aanvulling tot 90 procent van het voor hem geldende bruto salaris. Als hij op de eerste ziektedag 10 jaar of langer in dienst is, heeft hij ook in het 5e jaar van arbeidsongeschiktheid recht op aanvulling tot 90 procent van het voor hem geldende bruto salaris.
Artikel 49d
1. Dit artikel is van toepassing op de arbeidsongeschikte werknemer die op de eerste ziektedag 1 jaar of langer in dienst is als hem na 2 jaar arbeidsongeschiktheid een WGA-uitkering als bedoeld in artikel 54 WIA wordt toegekend (gedeeltelijk arbeidsongeschikt), tenzij artikel 49c lid 1 van toepassing is
2. De in lid 1 bedoelde werknemer die een WGA-uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 54 WIA heeft zolang hij een loongerelateerde WGA- uitkering ontvangt recht op een aanvulling van 10 procent van het voor hem geldende bruto salaris.
Artikel 49e
1. Dit artikel is van toepassing op de arbeidsongeschikte werknemer die op de eerste ziektedag 1 jaar of langer in dienst is als hem na 2 jaar arbeidsongeschiktheid een loongerelateerde WGA-uitkering als bedoeld in artikel 54 WIA wordt toegekend (gedeeltelijk arbeidsongeschikt) èn hij
bovendien (beperkt) zijn eigen arbeid of andere gangbare arbeid in dienst van de werkgever verricht.
2. De in lid 1 bedoelde werknemer heeft recht op een aanvullende toeslag. Deze toeslag wordt zodanig vastgesteld dat de werknemer een inkomen bereikt van 85 procent van het voor hem geldende bruto salaris.
3. De aanvullende toeslag wordt, gerekend vanaf het derde jaar van arbeidsongeschiktheid, betaald gedurende:
1 jaar indien de werknemer op de eerste ziektedag 1 jaar of langer in dienst is;
2 jaar indien de werknemer op de eerste ziektedag 5 jaar of langer in dienst is;
3 jaar indien de werknemer op de eerste ziektedag 10 jaar of langer in dienst is;
5 jaar indien de werknemer op de eerste ziektedag 15 jaar of langer in dienst is;
7 jaar indien de werknemer op de eerste ziektedag 20 jaar of langer in dienst is.
Artikel 49f
1. Dit artikel is van toepassing op de arbeidsongeschikte werknemer die op de eerste ziektedag 1 jaar of langer in dienst is als hem na 2 jaar arbeidsongeschiktheid wegens geringe beperkingen geen WGA-
uitkering als bedoeld in artikel 54 WIA wordt toegekend (niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt in de zin van de WIA) maar die wel, medisch geïndiceerd, (beperkt) zijn eigen arbeid of andere gangbare arbeid in dienst van de werkgever verricht.
2. De in lid 1 bedoelde werknemer heeft eveneens recht op de aanvullende toeslag als bedoeld in artikel 49e lid 2. De duur van die toeslag wordt overeenkomstig artikel 49e lid 3 vastgesteld.
Artikel 49g
1. Op de loondoorbetalingen zoals bedoeld in artikel 49a, 49b en 49c wordt iedere wettelijke uitkering op grond van de Werkloosheidswet en/of WIA in mindering gebracht.
2. Hetzelfde geldt voor uitkeringen die de werknemer ontvangt voor door de werkgever afgesloten verzekeringen voor uitkeringen bij
arbeidsongeschiktheid voor wat betreft het inkomen boven het maximum dagloon in Werkloosheidswet en WIA.
3. Met de in lid 2 bedoelde uitkeringen wordt ook rekening gehouden bij de vaststelling van de toeslag zoals bedoeld in artikel 49e en 49f.
WIA/WGA-premie Artikel 50
De werkgever neemt de premie voor de WIA/WGA voor zijn rekening.
AFDELING 6. DUURZAAM LOOPBAANBELEID
Levensfasebewustpersoneelsbeleid:
Artikel 51
De werkgever is in het kader van duurzame inzetbaarheid en employability van werknemers gehouden uiterlijk voor afloop van de looptijd van deze cao met instemming van de personeelsvertegenwoordiging een op de eigen organisatie toegespitst inhoudelijk levensfasebewust personeelsbeleid
te ontwikkelen. Dit beleid dient te passen binnen de verder in dit artikel opgenomen kaders en uitgangspunten.
Opbouw levensfasebudget Artikel 52
1. Tenzij de werknemer valt onder een van de afgesproken “Overgangsregelingen seniorenverlof” zoals opgenomen in Bijlage IX van deze cao, beschikt de werknemer over een levensfasebudget waar jaarlijks 32 uur aan wordt toegevoegd.
2. Het levensfasebudget wordt jaarlijks op voorschotbasis in tijd toegekend. Wanneer het dienstverband tussentijds wordt verbroken, of bij verandering van diensttijdfactor, vindt verrekening plaats.
De uren van het levensfasebudget zijn geen vakantie-uren in de zin van artikel 7:634 BW. Er geldt geen verjaringstermijn voor de uren van het levensfasebudget. Bij uitdiensttreding vervalt het niet besteed
levensfasebudget, tenzij de uitdiensttreding plaats vindt op initiatief van de werkgever, met uitzondering van de situatie waarin er sprake is van ontslag wegens een dringende reden.
3. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO/WIA en die voor het gedeelte waarvoor hij arbeidsgeschikt is werkzaamheden bij de werkgever verricht, bouwt naar evenredigheid van de werkzame uren levensfasebudget op.
Besteding levensfasebudget Artikel 53
1. De werknemer kan het levensfasebudget besteden aan een aantal doelen:
a. Verlof dat bijdraagt aan de duurzame inzetbaarheid van de medewerker;
b. tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur;
c. aanvullend zorgverlof;
d. maximaal 50% reductie van de werktijd voorafgaand aan pensionering
e. overige verlofdoelen waarover tussen werkgever en werknemer overeenstemming bestaat.
2. Jaarlijks bespreekt de werkgever met de werknemer de wijze waarop het levensfase budget besteedt zal worden.
3. De aanvraag en afspraken over het (toekomstig) gebruik van het levensfase budget worden schriftelijk vastgelegd.
4. Besteding van het levensfasebudget gebeurt in overleg en met overeenstemming tussen werknemer en werkgever, met inachtneming van:
a. indien de werknemer die substantieel verlof wil opnemen of voor meer dan 1 maand zijn arbeidsduur wil aanpassen dient hij dit ten minste drie maanden voor het tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk, onder opgave van de duur en omvang van het verlof, aan te vragen bij de werkgever;
b. de periode van drie maanden is niet van toepassing als er geen sprake is van een substantiële verlofopname;
c. de werkgever willigt het verzoek om verlof in tenzij een zodanig organisatie- of dienstbelang zich tegen het opnemen van verlof verzet dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Gesprekscyclus:
Artikel 54
1. De werkgever is gehouden, mede in het kader van duurzaam loopbaanbeleid met instemming van de personeelsvertegenwoordiging afspraken te maken over een jaarlijkse formele cyclus van gesprekken tussen de werknemer en de leidinggevende.
2. In de af te spreken gesprekscyclus kunnen de hieronder genoemde onderwerpen van gesprek aan de orde te komen:
a. het functioneren van de werknemer;
b. beoordelende elementen
c. bijdrage aan de resultaten van de organisatie/afdeling/team;
x. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx/employability;
e. het inplannen van xxxxxx
f. inzetbaarheid/levensfaseproblematiek;
g. gebruik en spaardoel van het levensfasebudget.
AFDELING 7. ARBEIDSDUUR, WERKTIJDEN, OVERWERK
Uitzonderingen op deze afdeling Artikel 55
1. Het bepaalde in deze afdeling geldt niet of slechts ten dele voor de werknemers ingedeeld in salarisklasse 10 of hoger.
2. De door werknemers aan de CAO 2004 ontleende aanspraken blijven onverminderd gehandhaafd.
Arbeidsduur Artikel 56
1. De arbeidsduur bij een volledig dienstverband bedraagt gemiddeld 35 uren per week. Voor werknemers in deeltijd geldt het aantal overeengekomen uren per week, vermeld in de arbeidsovereenkomst.
2. Voor de werknemers, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 55 uitgezonderd zijn van de toepasselijkheid van deze afdeling, geldt dat in afwijking van lid 1 in de werktijdenregeling bedoeld in artikel 57 de arbeidsduur kan worden vastgesteld op een aantal dagdelen per week.
Voor medewerkers FNV Veiligheid gelden afwijkende afspraken. Zie artikel 13 preambule.
Werktijdenregeling. Normale werkdag. Bevoegdheid personeelsvertegenwoordiging
Artikel 57
1. De werkgever is gehouden met instemming van de personeelsvertegenwoordiging een werktijdenregeling vast te stellen, waarbij tenminste aandacht besteed dient te worden aan:
a. een (mogelijke) variabele werktijdenregeling;
b. voor werkeenheden en/of individuele werknemers geldende roosters;
c. rusttijden;
d. compenserende maatregelen ter beperking van de werkdruk.
2. De normale werkdag is gelegen tussen 07.00 uur en 19.00 uur.
Arbeid op vrije dagen en/of avonden Artikel 58
1. Op vrije dagen en avonden kunnen werknemers niet worden verplicht arbeid te verrichten, tenzij:
a. bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken;
b. het verrichten van arbeid op zaterdagen en/of avonden buiten de normale werkdag als bedoeld in artikel 57 lid 2 noodzakelijkerwijs voortvloeit uit de functie van de werknemer en een en ander is vastgelegd in het voor de werknemer geldende rooster als bedoeld in artikel 57 lid 1 sub b.
2. Geen werknemer kan echter worden verplicht tot arbeid op zondag.
Toeslag voor het werken op vrije dagen en/of avonden Artikel 59
1. De werknemer ontvangt indien en voor zover hij werkzaamheden zonder dat er sprake is van overwerk als bedoeld in artikel 60 lid 2 verricht op de hieronder genoemde tijdstippen de daarbij genoemde toeslagen:
a. een toeslag op het uurloon van 35 % in geval van arbeid verricht op een zaterdag;
b. een toeslag op het uurloon van 25 % in geval van arbeid verricht buiten de in artikel 57 lid 2 genoemde werkdag.
2. Bij arbeidsongeschiktheid zal de toeslag worden beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de werknemer arbeidsongeschikt is geworden.
Overwerk Artikel 60
1. De werkgever is verplicht het overwerk zoveel mogelijk te beperken door bij de toedeling van taken rekening te houden met de beschikbare capaciteit c.q. door het stellen van duidelijke prioriteiten.
2. Onder overwerk wordt verstaan arbeid, die met overschrijding van de arbeidsduur als bedoeld in artikel 56, in opdracht van de werkgever wordt verricht. Als overwerk wordt niet beschouwd incidenteel verrichte arbeid, aansluitend aan de dagelijkse werktijd, die niet langer dan een half uur duurt. Wel is het mogelijk dat dergelijke kleine overschrijdingen bij een variabele werktijdregeling kunnen worden gecompenseerd.
3. Werknemers van 55 jaar en ouder en zwangere werkneemsters kunnen niet worden verplicht tot het verrichten van overwerk.
Vergoedingen Artikel 61
1. De vergoeding voor overwerk vindt in beginsel plaats in de vorm van vrije tijd. De vergoeding bedraagt:
a. voor overwerk, verricht op een werkdag tussen 06.00 uur en 24.00 uur, 150 % van het aantal overuren;
b. voor overwerk, verricht op een werkdag tussen 24.00 uur en 06.00 uur, 200 % van het aantal overuren;
c. voor overwerk, verricht op zaterdag en/of zondag, 200 % van het aantal overuren;
d. voor overwerk, verricht op de overige vrije dagen als bedoeld in artikel 1 onder h, 300 % van het aantal overuren.
2. De werkgever dient er zorg voor te dragen dat de werknemer in de gelegenheid wordt gesteld de met overwerk verworven vrije tijd binnen 3 maanden op te nemen.
3. Vergoeding van overwerk in geld kan plaatsvinden, indien de werknemer daarvoor kiest en de werkgever daarmee instemt.
5. Indien wordt overgewerkt na 24.00 uur op een werkdag behoeven de werkzaamheden pas 10 uur na het tijdstip van beëindiging hervat te worden. De aldus ontstane verzuimuren komen niet in mindering op de vergoeding voor overwerk, maar tellen mee voor het aantal uren dat de aansluitende dag gewerkt dient te worden.
Consignatieregeling1 Artikel 62
1 Definitie
Onder consignatie wordt verstaan het buiten de normale werktijd bereikbaar zijn en na oproep beschikbaar zijn voor het verrichten van
werkzaamheden. Uiteraard met inachtneming van de relevante bepalingen in de Arbeidstijdenwet, de cao en de afspraken met de Ondernemingsraad.
2 Toewijzing
Voor deze regeling komen in aanmerking de werknemers, die in opdracht van de werkgever, structurele consignatiediensten draaien. Deze consignatiediensten worden als zodanig ingeroosterd.
3 Vergoeding
1. De vergoeding bedraagt € 375,-- bruto per maand bij de maximaal wettelijk toegestane consignatiedienst.
2. Deze vergoeding maakt geen deel uit van de grondslag voor vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en pensioen.
3. Indien de werknemer tijdens een consignatiedienst wordt opgeroepen om daadwerkelijk arbeid te verrichten gelden de vergoedingen conform artikel 59 CAO FNV-Organisaties.
4. De vergoeding op basis van lid a wordt toegekend naar rato van het aandeel van de werknemer in het consignatierooster
4. Einde vergoeding
a. De vaste vergoeding stopt als de werknemer langer dan 6 weken afwezig is wegens ziekte of langdurig verlof.
b. Is iemand langer afwezig dan wordt het betalen van de vergoeding niet hervat vanaf de datum waarop betrokkene weer aan het werk gaat en de oproepwerkzaamheden hervat, maar pas de maand daarop volgend.
c. Indien de opdracht om consignatiediensten te draaien wordt ingetrokken.
1Geldt niet voor werknemers ingedeeld in schaal 10 of hoger
AFDELING 8. FLEXIBELE ARBEIDSVOORWAARDEN
Individuele keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden Artikel 63
1. In afwijking van de bepalingen van de afdelingen 4 en 7 van dit hoofdstuk is de werkgever op verzoek van de werknemer bevoegd een afspraak
te maken, waarbij de werknemer die dat wenst een aantal voor hem geldende arbeidsvoorwaarden als bron (gedeeltelijk) kan aanwenden voor andere voor hem geldende arbeidsvoorwaarden als doel.
2. De werkgever willigt het verzoek van de werknemer in, tenzij het belang van de werkorganisatie zich daartegen aantoonbaar verzet.
3. Deze regeling is niet van toepassing op de werknemer die volledig arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO/WIA of op de werknemer voor wie nog een proeftijd geldt.
4. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO/WIA en die voor het gedeelte waarvoor hij arbeidsgeschikt is werkzaamheden bij de werkgever verricht, kan naar evenredigheid van de werkzame uren deelnemen. Hetzelfde geldt voor de werknemer die in deeltijd werkzaam is.
Bestedingsbronnen Artikel 64
Ter financiering van de in artikel 65 genoemde doelen/arbeidsvoorwaarden kunnen de volgende bronnen/arbeidsvoorwaarden worden aangewend:
a. afhankelijk van de binnen de organisatie geldende werktijdenregeling mogen eventueel opgebouwde (rooster)vrije dagen/uren als bron worden aangewend, waarbij de ruilwaarde van een uur 0,66 %*
van het bruto maandsalaris vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering bedraagt;
b. afhankelijk van het feit of de werknemer onder de in de CAO genoemde bepalingen met betrekking tot overwerk valt, mogen de hiermee opgebouwde uren als bron worden aangewend, waarbij de ruilwaarde van een uur 0,66 %* van het bruto maandsalaris vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering bedraagt;
c. vakantie-uren: vakantie-uren mogen voorzover deze het wettelijk minimum als bedoeld in artikel 634 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek overschrijden als bron worden aangewend, waarbij de ruilwaarde van een uur 0,66 %* van het bruto maandsalaris bedraagt vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering;
d. vakantietoeslag: de vakantietoeslag of een deel daarvan kan worden gebruikt voor aankoop van een of meer van de in artikel 65 genoemde doelen;
e. eindejaarsuitkering: de eindejaarsuitkering of een deel daarvan kan worden gebruikt voor aankoop van een of meer van de in artikel 65 genoemde doelen.
*) De vaststelling van de ruilvoet is op basis van de volgende berekening tot stand gekomen: 1 uurloon = 3 maanden /13 weken / 35 uren maal het maandsalaris.
Bestedingsdoelen Artikel 65
De regeling als bedoeld in artikel 63 lid 1 kent de volgende bestedingsdoelen:
a. extra verlofuren met een jaarlijks maximum van twee maal de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur;
b. geld ter waarde van maximaal drie maal de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur per week;
Jaarlijkse keuze Artikel 66
1. De werknemer die wenst deel te nemen aan het het systeem van flexibele arbeidsvoorwaarden dient jaarlijks zijn keuze kenbaar te maken door invulling en ondertekening van het daarvoor bestemde formulier.
2. De gemaakte keuze is onherroepelijk en kan niet met terugwerkende kracht plaatsvinden.
Einde arbeidsovereenkomst Artikel 67
1. De werknemer heeft bij het einde van de arbeidsovereenkomst recht op verrekening van de opgebouwde en nog niet aangewende bronnen, een en ander op basis van het op dat moment geldende salaris.
2. Als de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog niet (volledig) opgebouwde bronnen heeft aangewend, betaalt hij de
geldswaarde daarvan terug, een en ander op basis van het op dat moment geldende salaris. Verrekening hiervan vindt plaats in het kader van de eindafrekening.
3. De werknemer kan bij aansluitende indiensttreding bij een andere werkgever, die valt onder de werkingssfeer van deze CAO, de nieuwe werkgever verzoeken de ingevolge deze regeling opgebouwde rechten over te nemen. Een dergelijk verzoek wordt slechts geweigerd, indien zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten.
HOOFDSTUK II
Voorschriften bij hoofdstuk I
AFDELING 1. WERVING
(Interne) Vacaturevervulling Artikel 68
De werkgever zal bij het ontstaan van vacatures deze eerst conform de daartoe geldende regelgeving melden bij het FNV Loopbaan- en
Mobiliteitscentrum. Indien bij de werkgever reeds een gerede kandidaat voor de vacante functie beschikbaar is, dient hij dat bij de melding aan te geven. Levert de melding geen resultaat op, dan zal tot externe werving worden overgegaan.
Omzetting deeltijd in voltijd c.q. voltijd in deeltijd Artikel 69
De werkgever zal aan een (in deeltijd werkzame) werknemer, die te kennen heeft gegeven het aantal werkzame uren te willen uitbreiden c.q. te willen verminderen, bij vacaturevervulling de voorkeur geven, mits er sprake is van een gelijkwaardige functie dan wel van een functie, waarvoor de betrokken werknemer geschikt is.
Flexcontracten Artikel 70
De werkgever zal geen oproepcontracten, min/max-contracten, nulurencontracten, thuiswerkcontracten of arbeidscontracten met een aaneengesloten werktijd van minder dan 3 uur afsluiten.
Uitzendkrachten Artikel 71
Het aantrekken van uitzendkrachten, anders dan in geval van kortdurende vervanging of onvoorzienbare piekvorming in het werk, moet zoveel mogelijk worden beperkt.
AFDELING 2. BEVORDERING ARBEIDSKANSEN VAN
DOELGROEPEN
Sociaal/economisch kwetsbare groepen Artikel 72
De werkgever streeft ernaar zich extra inspanning te getroosten om arbeidsplaatsen te scheppen c.q. geschikt te maken voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, in het bijzonder voor vrouwen, jongeren, personen
uit etnische minderheidsgroepen, langdurig werklozen en personen die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn en zal daartoe jaarlijks doch uiterlijk in november in overleg met de personeelsvertegenwoordiging de activiteiten en de daarvoor beschikbare formatieruimte voor het komende jaar vaststellen.
NB Zie voorts de artikel 46 e.v.
Instroom Wajongers Artikel 73
1. Partijen willen een bijdrage leveren aan de verbetering van de arbeidsparticipatie van werknemers met een arbeidsbeperking. De werkgevers waarop deze cao betrekking heeft zullen zich inspannen om jaarlijks gezamenlijk ten minste drie werknemers met een arbeidsbeperking op een reguliere arbeidsplaats te laten instromen en deze werknemers zo nodig adequate begeleiding te bieden.
2. Aangesloten organisaties worden geacht personeelsbeleid te ontwikkelen dat gericht is op de instroom en kwalitatief goede begeleiding van Wajongers in de organisatie.
Gelijke behandeling Artikel 74
1. De werkgever voert een beleid dat gericht is op het scheppen van gelijke kansen voor alle werknemers.
2. De werkgever garandeert gelijke behandeling van de werknemers ongeacht geslacht, seksuele gerichtheid, ras of etnische herkomst, nationaliteit, politieke gezindheid, godsdienst of levensovertuiging, burgerlijke staat of samenlevingsvorm, arbeidsduur of andere gronden die niet relevant zijn voor de arbeidsverhouding of het behoorlijk functioneren daarin.
3. Het tweede lid is niet van toepassing bij specifieke beschermende bepalingen voor bepaalde groepen en evenmin als het onderscheid tot doel heeft bedoelde personen een bevoorrechte positie toe te kennen om feitelijke ongelijkheden op te heffen of te verminderen en het gemaakte onderscheid in een redelijke verhouding staat tot dat doel.
HOOFDSTUK III
Collectief gedeelte.
Verhouding werkgever en FNV Bondgenoten
Fusie/reorganisatie. Sociaal Plan Artikel 75
1. In geval van een op handen zijnde federatie, fusie of ingrijpende reorganisatie met zwaarwegende sociale gevolgen voor de werknemers is de werkgever, onverminderd het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden, gehouden tijdig overleg te plegen met partij ter andere zijde over de beweegredenen en de te verwachten sociale, economische en juridische gevolgen. Dit overleg dient in een zo vroeg mogelijk stadium en voordat definitieve beslissingen zijn genomen plaats te vinden zodanig, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de te nemen besluiten.
2. De werkgever stelt in dat geval een Sociaal Plan op ter bespreking met partij ter andere zijde.
REA-beleid. Quotumverplichting Artikel 76
1. De werkgever is verplicht er zorg voor te dragen dat het aantal bij hem in dienst zijnde gehandicapte werknemers, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, ten minste 4 %
van het totaal van de bij hem in dienst zijnde, in de organisatie werkzame, werknemers uitmaakt.
Hoofdstuk III Collectief gedeelte.Verhouding werkgever en FNV Bondgenoten
2. Jaarlijks wordt in een vertrouwelijk overleg met de partij ter andere zijde aan de hand van een overzicht getoetst of aan het in lid 1 van dit artikel gestelde wordt voldaan. De werkgever is verplicht om de op dit overzicht vermelde werknemers op de hoogte te brengen van de reden waarom zij op dit overzicht voorkomen.
NB Zie in verband met de rechtspositie van de (gedeeltelijke) arbeidsongeschikte werknemer artikel 46 e.v.
Faciliteiten werknemersorganisatie(s) Artikel 77
Ten behoeve van een doelmatige communicatie/overleg van de werknemersorganisatie, partij bij deze CAO, met de werknemers verleent de werkgever medewerking en ondersteuning aan het vakbondswerk in de vorm van faciliteiten zoals geregeld in bijlage VII.
Regelingen. Instemming personeelsvertegenwoordiging Artikel 78
Regelingen zoals bedoeld in de artikelen 21 (ongewenste omgangsvormen), 23 (telewerken), 33 (studieregeling) en 57 (werktijden) behoeven de instemming van de personeelsvertegenwoordiging.
HOOFDSTUK IV
Klachten- en geschillenregeling
Geschillen Artikel 79
1. Geschillen tussen de werkgever en een werknemer met betrekking tot toepassing en/of interpretatie van de CAO of geschillen betreffende de individuele arbeidsovereenkomst dienen - met uitzondering van de geschillen als bedoeld in de leden 3 en 4 - ter beslissing te worden
voorgelegd aan de Permanente Geschillencommissie FNV-Organisaties.
2. Geschillen tussen CAO-partijen met betrekking tot toepassing en/of interpretatie van bepalingen van deze CAO dienen - met uitzondering van de geschillen als bedoeld in de leden 3 en 4 - eveneens aan de
Permanente Geschillencommissie FNV-Organisaties ter beslissing worden voorgelegd.
3. Geschillen met betrekking tot functiewaardering worden beslist door middel van een bezwaar- en beroepsprocedure, een en ander
overeenkomstig het bepaalde in een afzonderlijk reglement, dat als bijlage VIII deel uitmaakt van deze CAO.
4. Geschillen die betrekking hebben op of verband houden met hetzij beëindiging van de arbeidsovereenkomst hetzij toepassing en/of interpretatie van een Sociaal Plan behoren niet tot de competentie van de commissie genoemd in lid 1.
5. Samenstelling, werkwijze alsmede de in acht te nemen procedureregels van de Permanente Geschillencommissie FNV-Organisaties zijn geregeld in een afzonderlijk reglement, dat als bijlage V deel uitmaakt van deze CAO.
Hoofdstuk IV Klachten- en geschillenregeling
Klachtrecht voor individuele werknemers Artikel 80
Iedere werknemer, die meent dat hij reden tot klagen heeft betreffende zijn werksituatie, heeft het recht een klacht in te dienen en heeft er aanspraak op dat deze klacht behoorlijk onderzocht wordt en dat er binnen een redelijke termijn adequaat op beslist wordt, zonder dat daar enig nadeel voor hem
uit voortvloeit. Een nadere regeling, houdende de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder dit recht geëffectueerd kan worden, is opgenomen in een afzonderlijk reglement, dat als bijlage VI deel uitmaakt van deze CAO.
BIJLAGE I (behorende bij artikel 24 CAO)
Onderhoudsprocedure functiebeschrijving en – waardering Begripsbepalingen
– Functie: weergave van de activiteiten, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in een functiebeschrijving, zoals deze door de werkgever aan de medewerker zijn opgedragen.
– Referentiefunctie: een functie die is gewaardeerd door toepassing van de analytische Bakkenist-methode van functiewaardering, door CAOpartijen is vastgesteld en is opgenomen in de functiematrix die bij de CAO
hoort. De functie maakt deel uit van het referentiebestand dat onderdeel uitmaakt van de FNV Sector CAO.
– Patroonfunctie: een functie die de afzonderlijke organisaties zelf met behulp van de MNT-methode (Methodische Niveau Toekenning) kunnen waarderen. Aan de functie wordt aan de hand van deze methode een functie-eisenpatroon toegekend.
– Functie-eisenpatroon: een combinatie van letters, die te zamen het niveau van functie-eisen van een functie weergeven. Deze niveaus van functie- eisen bepalen de indeling van een functie in de functiegroepenstructuur.
– Functiematrix: het geheel van referentiefuncties, verdeeld in functiefamilies en functiegroepen, die behoren bij de FNV Sector CAO.
Procedure voor functiebeschrijving en -waardering
a. De start van een (her)beschrijvings- of (her)waarderingsprocedure:
1. signalering door leidinggevende(n) en/of medewerker op basis van het functioneringsgesprek
2. signalering door leidinggevende(n) naar aanleiding van wijzigingen in te verrichten werkzaamheden op de afdeling
3. signalering door medewerker naar aanleiding van praktische ondervinding. Medewerker overleg met leidinggevende.
4. de leidinggevende legt een verzoek tot (her)beschrijving en (her) waardering neer bij de werkgever
5. de werkgever besluit tot het al dan niet starten van de procedure voor (her)beschrijving en (her)waardering
6. de werknemer wordt schriftelijk geïnformeerd over het al dan niet starten van de procedure voor het (her)beschrijven en (her)waarderen. Tevens wordt in dit schrijven de door de werkgever vastgestelde ingangsdatum van de eventuele wijziging vastgelegd.
b. Functiebeschrijving
Het uitgangspunt is dat alle functies binnen een organisatie worden beschreven. Er zijn drie mogelijkheden voor het opstellen van een functiebeschrijving:
1. de functie binnen de organisatie is gelijk aan de inhoud van een referentiefunctie uit de CAO. De inhoud van de referentiefunctie wordt overgenomen.
2. De functie binnen de organisatie is bijna gelijk aan de inhoud van een referentiefunctie uit de CAO. De inhoud van de referentiefunctie wordt op onderdelen aangepast.
3. De functie binnen de organisatie is ongelijk aan de inhoud van een referentiefunctie uit de CAO. De functiebeschrijving wordt (op)nieuw opgesteld.
– De werkgever draagt op basis van voornoemde punten en op basis van het format¹ zoals dat is toegepast voor het opstellen van de referentiefuncties, zorg voor de totstandkoming van de functiebeschrijving, eventueel ondersteund door een ‘deskundige’ (bijvoorbeeld een personeelsfunctionaris).
¹ Elke individuele FNV-organisatie is bij de invoering van het functiegebouw bevoegd te kiezen voor een eigen format voor de functiebeschrijving. Dat wil zeggen dat op dit moment niet per se het format van de referentiefuncties hoeft te worden gevolgd. Daar waar een individuele FNV organisatie opnieuw haar functies gaat beschrijven (bijvoorbeeld in het kader van onderhoud)
dan dient dat wel binnen het format van de referentiefunctie te gebeuren. Dat laat onverlet dat er bijvoorbeeld wel informatie aan de beschrijving kan worden toegevoegd, zoals bijvoorbeeld een competentieprofiel, voor zover dat geen invloed heeft op de functiewaardering en functieinde- ling.
– Van de functies die (op)nieuw worden opgesteld bepaalt de werkgever de inhoud, de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de functie- eisen op basis van hetgeen is opgedragen.
– De werkgever en de leidinggevende tekenen de functiebeschrijving voor akkoord. De werknemer tekent de functiebeschrijving voor gezien.
c. Functiewaardering
Na vaststelling van de functiebeschrijving wordt de functie gewaardeerd en ingedeeld door toepassing van de MNT-methode voor functiewaardering. De functie krijgt in dat geval de status van ‘patroonfunctie’. Een ‘patroonfunctie’ wordt op de volgende wijze gewaardeerd en ingedeeld:
– de ‘deskundige/toepasser’¹ binnen de eigen organisatie waardeert de functie en deelt deze door toepassing van de MNT-methode voor functiewaardering in. Indien de functiebeschrijving gelijk is aan een referentiefunctie uit de CAO wordt de waardering en indeling van de referentiefunctie wordt overgenomen.
– De ‘deskundige/toepasser’ stemt het indelingsvoorstel (waardering, indeling en onderbouwing) af met de leidinggevende en/of de werkgever.
– De werkgever legt het indelingsvoorstel (waardering, indeling en onderbouwing), na interne afstemming voor aan Toetsingscommissie die is ingericht op sectorniveau.
– De Toetsingscommissie stelt de waardering en indeling vast en rapporteert het resultaat aan de betreffende werkgever in de vorm van een zwaarwegend advies.
– De werkgever neemt op basis van dit advies een indelingsbesluit.
¹ Een daartoe door de systeemhouder opgeleide medewerker van de organisatie of de systeem- houder zelf.
d. Bekendmaking
– De werkgever deelt het indelingsbesluit (dat bestaat uit de waardering, indeling, onderbouwing en het advies van de Toetsingscommissie) mee aan de werknemer(s) onder vermelding van de termijn waarbinnen en het adres van de instantie waar eventueel bezwaar en/of beroep kan worden aangetekend.
Eventuele salariële consequenties worden geëffectueerd vanaf het moment waarop de werkgever heeft vastgesteld dat de functie is gewijzigd.
Eventueel kan een individuele FNV organisatie verzoeken een functie als referentiefunctie op te nemen in het referentiebestand dat behoort bij de CAO. De volgende procedure wordt hiertoe afgesproken:
– De individuele FNV-organisatie dient hiertoe een (beargumenteerd) verzoek in bij de Toetsingscommissie.
– De Toetsingscommissie beslist of het gewenst is om de betreffende functie op te nemen in het referentiebestand.
– De Toetsingscommissie richt een verzoek aan de systeemhouder om, in overleg met de individuele FNV-organisatie, de functiebeschrijving op te stellen en te waarderen door toepassing van de analytische Bakkenist-methode van functiewaardering.
– De Toetsingscommissie toetst het beschrijvings- en waarderingsresultaat en legt het voorstel (beargumenteerd verzoek van de individuele FNV-organisatie, de functiebeschrijving en de functiewaardering) ter besluitvorming voor aan de bij de CAO betrokken partijen.
– CAO-partijen besluiten al dan niet tot opname in het referentiebestand.
Functiematrix fnv sector cao
Functiewaardering
Niv. | PRIMAIR PROCES | LEIDINGGEVENDEN/MANAGEMENT | STAF/SPECIFIEKE ONDERSTEUNING | ADMINISTRATIEF/SECRETARIEEL/ FACILITAIR |
1 | ||||
2 | Medewerker Huishoudelijke Dienst (Schoonmaker) | |||
3 | Medewerker Facilitair (PRM+BR) | |||
4 | Medewerker Informatiecentrum M | Telefonist/Receptionist Administratief Medewerker L | ||
5 | ||||
6 | Grafisch Medewerker/Offset Medewerker Informatiecentrum Z | Administratief Medewerker algemeen Medewerker Gebouwenbeheer Secretaresse L Administratief Medewerker M | ||
7 | Grafisch Vormgever/DTP-er | Secretaresse M Medewerker Teamservicepunt | ||
8 | Medewerker Bureau Intake | Coördinator Facilitair | Medewerker Salarisadministratie Consulent Informatiecentrum | Administratief Medewerker Z Medewerker Helpdesk/Supportmedewerker Secretaresse Z |
9 | Consulent (Bedrijfsgroepen, XXX, vakbond) | Leidingg. Onderst. afdeling (Facilitair) L | Applicatiebeheerder Personeelsadministrateur Netwerk-/Systeembeheerder Webdesigner/Webmaster | Administrateur |
10 | Leidingg. Onderst. afdeling (Facilitair) M | Archivaris | Office Manager | |
11 | Kwestiebehandelaar Adviseur/Beleidsmedewerker L | Leidingg. (Chef) 1e Lijn | Verslaggever/Journalist Systeemontwikkelaar/-analist Medewerker Marketing Gegevensbeheerder Adviseur P&O | |
12 | Medewerker Studiedag Letselschaderegelaar Adviseur/Beleidsmedewerker M | Leidingg. Onderst. afdeling (Facilitair) Z Leidingg. Stafafdeling (P&O, IV, F&A, DIE) L | Voorlichter Eindredacteur Informatieanalist | |
13 | Opleider Procesjurist Adviseur/Beleidsmedewerker Z | Controller | ||
14 | Bestuurder | Leidingg. Stafafdeling (P&O, XX, F&A, DIE) M | ||
15 | Leidingg. Stafafdeling (P&O, IV, F&A, DIE) Z Leidinggevende Adviesgroep/Beleidsafdeling Bedrijfsgroepmanager/Regiohoofd | |||
16 | ||||
17 | Directeur (Bedrijfsvoering, Werkorganisatie) Hoofdbestuurder | |||
18 |
BIJLAGE II (behorende bij artikel 24 CAO)
SALARISREGELING
Inschaling bij indiensttreding en doorgroei Artikel 1
1. De werknemer wordt gesalarieerd in de salarisschaal binnen de beloningsbandbreedte die behoort bij zijn functie.
2. Inschaling vindt in beginsel plaats op het minimum van de salarisschaal.
3. Indien daartoe aanleiding is, is de werkgever bevoegd in afwijking van het bepaalde in lid 2 binnen de beloningsbandbreedte van de schaal een hoger salaris toekennen.
4. Tot het maximum van de schaal bereikt is, zal jaarlijks het schaalsalaris worden verhoogd met 4%.
5. De in lid 4 genoemde verhoging zal voor de eerste maal worden toegekend op de eerste periodiekdatum zoals bedoeld in artikel 2 volgende op de datum van indiensttreding, tenzij de periodiekdatum ligt binnen een periode van 3 maanden na indiensttreding (bijvoorbeeld:
indien de periodiekdatum 1 januari is en de datum van indiensttreding op of na 1 oktober valt, is er geen sprake van toekenning van een periodiek per 1 januari).
6. Indien het verschil tussen het op dat moment van toepassing zijnde salaris en het maximum van de schaal minder is dan 4%, zal de laatste verhoging het verschil zijn tussen het op dat moment van toepassing zijnde salaris en het maximum van de schaal.
Periodiekdatum Artikel 2
De periodiekdatum is 1 januari van enig jaar, tenzij vanuit het dienstverband met een van de rechtsvoorgangers van de werkgever een andere periodiekdatum gebruikelijk is.
Inschaling bij plaatsing in een hogere functie. Herwaardering Artikel 3
1. 1. Indien de werknemer als gevolg van promotie of herwaardering van de functie in een hogere groep wordt geplaatst, vindt de indeling plaats in de nieuwe schaal met het op dat moment van toepassing zijnde salaris (exclusief een eventuele PT), vermeerderd met 4%.
2. Ligt het op basis van lid 1 bedoelde salaris onder het niveau van het minimum van de schaal, dan vindt inschaling plaats op het minimum van de salarisschaal.
3. Indien de plaatsing in de hogere functie samenvalt met de datum waarop recht bestaat op een reguliere verhoging als bedoeld in artikel 1 lid 4, wordt eerst de reguliere verhoging toegekend en vervolgens de verhoging conform dit artikel toegepast.
4. Indien de werknemer een persoonlijke toeslag heeft in het kader van het per 1 januari 2006 ingevoerde loongebouw, dan wordt deze toeslag als volgt behandeld bij de inschaling in de nieuwe schaal:
a. Indien het maximum van de nieuwe schaal hoger ligt dan het huidige salaris inclusief persoonlijke toeslag, dan wordt de werknemer op zijn huidige salarisniveau ingeschaald in de nieuwe schaal en kan hij per eerst volgende periodiekdatum met de in lid 1 genoemde stappen doorgroeien tot het maximum van de nieuwe schaal. De persoonlijke toeslag komt dan in zijn geheel te vervallen.
b. Indien het maximum van de nieuwe schaal lager ligt dan het huidige salaris inclusief persoonlijke toeslag, dan wordt de werknemer met zijn huidige salarisniveau in de nieuwe schaal geplaatst en wordt het verschil tussen het maximum van de nieuwe schaal en het huidige salaris inclusief de persoonlijke toeslag toegekend als een nieuwe persoonlijke toeslag. Deze nieuwe persoonlijke toeslag blijft aangemerkt als een toeslag in het kader van de invoering van het
nieuwe loongebouw per 1 januari 2006, dus groeit volledig mee met alle algemene salarisverhogingen.
5. Bij herwaardering geldt als ingangsdatum de datum waarop de directie een besluit heeft genomen om het advies van de toetsingscommissie functiewaardering over te nemen. De directie dient dit besluit te
nemen binnen vier weken na ontvangst van het advies van de toetsingscommissie.
Inschaling bij plaatsing in een lagere functie. Persoonlijke toeslag Artikel 4
1. Indien de werknemer als gevolg van herwaardering van de functie of op initiatief van de werkgever in een lagere groep wordt geplaatst, vindt de indeling plaats in de nieuwe schaal met het op dat moment van toepassing zijnde salaris.
2. Indien het van toepassing zijnde salaris hoger ligt dan het maximum van de nieuwe schaal, dan vindt inschaling plaats op het maximum van de nieuwe schaal en wordt het verschil toegekend in de vorm van een persoonlijke toeslag.
3. Algemene salarisverhogingen komen voor de helft ten laste van de persoonlijke toeslag als bedoeld in lid 2.
4. Bij plaatsing in een lagere functie op eigen verzoek wordt het salaris aangepast aan de nieuwe loonschaal.
Beloning bij tijdelijke waarneming van een hoger ingedeelde functie. Artikel 5
1. Bij tijdelijke en volledige waarneming, anders dan wegens vakantie, van een hoger ingedeelde functie ontvangt de werknemer, indien deze waarneming langer dan één maand duurt, voor de duur van de waarneming een toeslag op zijn salaris van 4% op het van toepassing zijnde salaris (exclusief een eventuele PT).Tevens zijn de bijbehorende kostenvergoedingen van toepassing.
2. Indien er sprake is van gedeeltelijke waarneming wordt de toeslag naar rato toegekend.
4. De werkgever dient zodra duidelijk is dat de waarneming langer dan één maand duurt, de rechten voortvloeiend uit de toepassing van dit artikel schriftelijk aan de werknemer kenbaar te maken.
Beloning bij uitzonderlijke prestatie Artikel 6
1. Een werknemer die tijdelijk in verband met bijzondere omstandigheden een uitzonderlijke prestatie heeft geleverd, kan door de werkgever in aanmerking worden gebracht voor een eenmalige toeslag op zijn salaris. De werkgever stelt de toeslag in elk zich voordoend geval afzonderlijk vast.
2. De werkgever zal jaarlijks aan de ondernemingsraad dan wel personeelsvertegenwoordiging een geanonimiseerd overzicht verstrekken van de toegekende eenmalige toeslagen.
Salarisgroepen Artikel 7
De salarisgroepen en de daarbij per 1 januari 2015 en 1 april 2015 vastgestelde minimum- en maximum salarissen zijn opgenomen in Bijlage III van deze CAO.
Persoonlijke toeslag Artikel 8
1. De persoonlijke toeslag telt, tenzij anders overeengekomen, mee voor de vaststelling van de pensioengrondslag en voor de vaststelling van de van het salaris afgeleide overige toeslagen en uitkeringen, zoals vakantietoeslag, eindejaarsuitkering etc.
2. De persoonlijke toeslag wordt naar rato verminderd bij vermindering van de arbeidsduur.
BIJLAGE III (behorende bij artikel 24 CAO)
Salaristabel per 1 januari 2015
vakantiegeld: 8,33 %
eindejaarsuitkering: 8,33 %
Bakkenist punten | ||||||||||
Ondergrens | Bovengrens | Salarisschaal | Bruto salarissen per 1-1-2015 inclusief € 75,00 loonsverhoging | |||||||
minimum | maximum | |||||||||
maand | jaar | maand | jaar | |||||||
0 | 30 | 1 | € | 1.749,97 | € | 24.499,58 | € | 1.917,48 | € | 26.844,72 |
31 | 38 | 2 | € | 1.811,03 | € | 25.354,42 | € | 2.028,02 | € | 28.392,28 |
39 | 47 | 3 | € | 1.881,97 | € | 26.347,58 | € | 2.153,02 | € | 30.142,28 |
48 | 58 | 4 | € | 1.963,80 | € | 27.493,20 | € | 2.294,32 | € | 32.120,48 |
59 | 71 | 5 | € | 2.057,60 | € | 28.806,40 | € | 2.454,13 | € | 34.357,82 |
72 | 87 | 6 | € | 2.164,74 | € | 30.306,36 | € | 2.634,93 | € | 36.889,02 |
88 | 106 | 7 | € | 2.282,67 | € | 31.957,38 | € | 2.834,61 | € | 39.684,54 |
107 | 129 | 8 | € | 2.412,54 | € | 33.775,56 | € | 3.055,37 | € | 42.775,18 |
130 | 157 | 9 | € | 2.555,58 | € | 35.778,12 | € | 3.299,76 | € | 46.196,64 |
158 | 191 | 10 | € | 2.713,21 | € | 37.984,94 | € | 3.570,62 | € | 49.988,68 |
192 | 232 | 11 | € | 2.892,23 | € | 40.491,22 | € | 3.878,26 | € | 54.295,64 |
233 | 282 | 12 | € | 3.095,47 | € | 43.336,58 | € | 4.228,15 | € | 59.194,10 |
283 | 342 | 13 | € | 3.338,76 | € | 46.742,64 | € | 4.644,27 | € | 65.019,78 |
343 | 415 | 14 | € | 3.602,54 | € | 50.435,56 | € | 5.101,77 | € | 71.424,78 |
416 | 503 | 15 | € | 3.888,64 | € | 54.440,96 | € | 5.604,79 | € | 78.467,06 |
504 | 610 | 16 | € | 4.198,95 | € | 58.785,30 | € | 6.157,83 | € | 86.209,62 |
611 | 762 | 17 | € | 4.535,54 | € | 63.497,56 | € | 6.765,82 | € | 94.721,48 |
763 | 926 | 18 | € | 4.900,70 | € | 68.609,80 | € | 7.434,20 | € 104.078,80 |
Salaristabel per 1 april 2015
vakantiegeld: 8,33 %
eindejaarsuitkering: 8,33 %
Bakkenist punten | ||||||||||
Ondergrens | Bovengrens | Salarisschaal | Bruto salarissen per 1-4-2015 inclusief 0,55% loonsverhoging | |||||||
minimum | maximum | |||||||||
maand | jaar | maand | jaar | |||||||
0 | 30 | 1 | € | 1.759,59 | € | 24.634,26 | € | 1.928,03 | € | 26.992,42 |
31 | 38 | 2 | € | 1.820,99 | € | 25.493,86 | € | 2.039,17 | € | 28.548,38 |
39 | 47 | 3 | € | 1.892,32 | € | 26.492,48 | € | 2.164,86 | € | 30.308,04 |
48 | 58 | 4 | € | 1.974,60 | € | 27.644,40 | € | 2.306,94 | € | 32.297,16 |
59 | 71 | 5 | € | 2.068,92 | € | 28.964,88 | € | 2.467,63 | € | 34.546,82 |
72 | 87 | 6 | € | 2.176,65 | € | 30.473,10 | € | 2.649,42 | € | 37.091,88 |
88 | 106 | 7 | € | 2.295,22 | € | 32.133,08 | € | 2.850,20 | € | 39.902,80 |
107 | 129 | 8 | € | 2.425,81 | € | 33.961,34 | € | 3.072,17 | € | 43.010,38 |
130 | 157 | 9 | € | 2.569,64 | € | 35.974,96 | € | 3.317,91 | € | 46.450,74 |
158 | 191 | 10 | € | 2.728,13 | € | 38.193,82 | € | 3.590,26 | € | 50.263,64 |
192 | 232 | 11 | € | 2.908,14 | € | 40.713,96 | € | 3.899,59 | € | 54.594,26 |
233 | 282 | 12 | € | 3.112,50 | € | 43.575,00 | € | 4.251,40 | € | 59.519,60 |
283 | 342 | 13 | € | 3.357,12 | € | 46.999,68 | € | 4.669,81 | € | 65.377,34 |
343 | 415 | 14 | € | 3.622,35 | € | 50.712,90 | € | 5.129,83 | € | 71.817,62 |
416 | 503 | 15 | € | 3.910,03 | € | 54.740,42 | € | 5.635,62 | € | 78.898,68 |
504 | 610 | 16 | € | 4.222,04 | € | 59.108,56 | € | 6.191,70 | € | 86.683,80 |
611 | 762 | 17 | € | 4.560,49 | € | 63.846,86 | € | 6.803,03 | € | 95.242,42 |
763 | 926 | 18 | € | 4.927,65 | € | 68.987,10 | € | 7.475,09 | € 104.651,26 |
BIJLAGE IV (behorende bij artikel 20 CAO)
FACILITEITEN VOOR ZWANGERE EN ZOGENDE VROUWEN
Beschermende maatregelen Artikel 1
Een werkneemster die zwanger is, heeft recht op extra beschermende maatregelen in verband met haar zwangerschap. Deze maatregelen kunnen noodzakelijk zijn, indien er, gelet op de conditie van de werkneemster en haar functie-inhoud, sprake is van bezwaarlijke werkomstandigheden, zoals fysiek zware arbeid en arbeid met voor zwangere vrouwen extra gezondheidsrisico’s. De door de werkgever te treffen maatregelen kunnen bestaan uit het aanbieden van in de situatie beter passende arbeid en/of betere arbeidsomstandigheden. Een eventueel verschil van mening en/of
onduidelijk-heid omtrent de gezondheidsrisico’s zal worden voorgelegd aan de bedrijfsgezondheidsdienst of bedrijfsarts.
Extra rust Artikel 2
Een zwangere werkneemster heeft recht op extra rustpauzes en/of tijdelijk korter werken, welk recht afhankelijk van de aard van het werk en het stadium van de zwangerschap geëffectueerd kan worden op medisch advies.
Overwerk Artikel 3
Een zwangere werkneemster kan niet worden verplicht tot het verrichten van overwerk (artikel 60, lid 3 CAO).
Voeding. Faciliteiten Artikel 4
De werkgever is verplicht een werkneemster in de gelegenheid te stellen haar kind tijdens de werktijd borstvoeding te geven, c.q. te kolven. In voorkomende situaties zal samen met de werkneemster, op basis van een door haar vroegtijdig voor te stellen regeling, naar passende oplossingen worden gezocht.
De werkgever moet hierbij:
– behoorlijke ruimte beschikbaar stellen, waar het kind rustig en in afzondering gevoed kan worden en/of waar de moeder rustig en in afzondering kan kolven;
– zoveel tijd beschikbaar stellen als in redelijkheid nodig is voor het voeden, respectievelijk kolven en deze tijd volledig doorbetalen, zonder enige compensatie te eisen;
– indien voeden, respectievelijk kolven op het werk niet mogelijk is, de werkneemster in de gelegenheid te stellen het kind elders te voeden, respectievelijk elders te kolven en de daarvoor in redelijkheid benodigde reistijd ook volledig, zonder compensatie te eisen, doorbetalen;
– gedurende de zoogperiode de aanwezigheid van het kind bij of in de nabijheid van de werkplek van de werkneemster tussen twee voedingen door in redelijkheid gedogen.
BIJLAGE V (behorende bij artikel 79 CAO)
REGLEMENT VOOR DE PERMANENTE GESCHILLENCOMMISSIE FNV-ORGANISATIES
Samenstelling Permanente Geschillencommissie. Benoeming. Onpartijdigheid
Artikel 1
1. De Permanente Geschillencommissie FNV-Organisaties, verder te noemen Permanente Geschillencommissie, bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende leden. Partijen ter ene zijde en partij ter andere zijde benoemen ieder één lid, die in gemeenschappelijk overleg een derde lid, tevens voorzitter benoemen. De benoeming van de plaatsvervangende leden respectievelijk plaatsvervangend voorzitter geschiedt op identieke wijze. De te benoemen leden dienen onpartijdig en onafhankelijk te zijn in die zin, dat zij direct noch indirect persoonlijk of zakelijk belang mogen hebben bij de afloop van een geschil als bedoeld in artikel 79 lid 1 en 2 van de CAO.
2. De leden worden voor een periode van drie jaren benoemd. Zij zijn na deze periode opnieuw benoembaar.
3. Aan de Permanente Geschillencommissie wordt een jurist als secretaris/ adviseur toegevoegd, die de commissie bijstaat in alles wat de juiste taakvervulling van de commissie betreft¹.
4. Een geschil wordt steeds door drie (plaatsvervangende) leden van de Permanente Geschillencommissie behandeld.
¹ Permanente Geschillencommissie FNV-Organisaties. X/x Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxx,
t.a.v. Mw. X. Xxxxxxxxx.
Procespartijen Artikel 2
Geschillen kunnen bij de Permanente Geschillencommissie aanhangig worden gemaakt:
a. door de werknemer en werkgever als bedoeld in artikel 1 onder b en c van de CAO;
b. door (een der) partijen die deze CAO zijn overeengekomen.
Verzoekschrift. Vertegenwoordiging en bijstand Artikel 3
1. Een geschil wordt aanhangig gemaakt door het indienen van een verzoekschrift bij het secretariaat van de Permanente Geschillencommissie.
2. Het verzoekschrift bevat de navolgende gegevens:
a. de naam, het adres en de woon-, vestigings- of gewone verblijfplaats van de verzoeker alsmede zijn telefoonnummer;
b. de naam, het adres en de woon-, vestigings- of gewone verblijfplaats van de verweerder alsmede zijn telefoonnummer;
c. een korte omschrijving van het geschil;
d. een duidelijke omschrijving van de vordering.
3. Het verzoekschrift wordt ingediend in enkelvoud. Indien een verzoekschrift niet voldoet aan alle vereisten genoemd in het vorige lid, stelt de secretaris zich in verbinding met de verzoeker teneinde de
nodige aanvulling of verbetering te verkrijgen. De secretaris is bevoegd de behandeling van het verzoek op te schorten zolang dit niet voldoet aan de voornoemde vereisten.
4. De secretaris bevestigt schriftelijk aan de verzoeker de ontvangst van het verzoekschrift, onder vermelding van de dag van ontvangst.
5. Iedere partij kan zich door personen van zijn keuze laten bijstaan of doen vertegenwoordigen.
Schriftelijke reactie Artikel 4
1. De secretaris xxxxx een exemplaar van het verzoekschrift onder vermelding van de dag van ontvangst aan de verweerder en nodigt hem uit schriftelijk daarop te antwoorden.
2. Het antwoord wordt in enkelvoud binnen 14 dagen na ontvangst van voormelde uitnodiging door de verweerder bij de secretaris ingediend.
3. De secretaris zendt een exemplaar van het antwoord aan de verzoeker.
4. De commissie is vrij te bepalen of verzoeker en verweerder in de gelegenheid worden gesteld van repliek respectievelijk dupliek te dienen. In zodanig geval is het bepaalde in lid 2 van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
5. Blijft een der partijen in gebreke binnen de door de commissie bepaalde termijn te reageren als bedoeld in lid 2 en 4, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan de commissie aanstonds uitspraak doen.
Verschoningsrecht en wraking van commissieleden Artikel 5
1. De leden van de commissie hebben het verschoningsrecht.
2. Ieder der partijen kan uiterlijk tot het tijdstip waarop de mondelinge behandeling begint een commissielid wraken, indien gerechtvaardigde twijfel bestaat aan zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid. De commissie schorst daarop de behandeling en beslist vervolgens in raadkamer of het commissielid zich dient terug te trekken van de verdere behandeling.
3. Indien een commissielid zich terugtrekt wordt hij vervangen door het voor hem of haar benoemde plaatsvervangende lid.
Schriftelijke afdoening. Mondelinge behandeling Artikel 6
1. De commissie geeft aan partijen de gelegenheid hun standpunten in een zitting mondeling toe te lichten, tenzij partijen daarvan afzien of de commissie van oordeel is, dat de vordering kennelijk gegrond, kennelijk ongegrond, dan wel kennelijk niet ontvankelijk is, in welke gevallen de commissie het geschil zonder mondelinge behandeling schriftelijk kan afdoen.
2. De commissie bepaalt de dag, het tijdstip en de plaats van de zitting. Zij stelt partijen hiervan schriftelijk in kennis met inachtneming van een redelijke termijn voorafgaand aan de zitting, die in geen geval binnen veertien dagen na bedoelde kennisgeving mag plaatsvinden. Hetzelfde geldt voor volgende zittingen, die naar het oordeel van de commissie nodig mochten zijn.
3. De commissie kan, behalve de partijen en personen genoemd in de artikelen 2, 7 en 8, andere personen ter zitting toelaten.
Getuigenverhoor Artikel 7
1. De commissie is bevoegd getuigen te horen en bepaalt de dag, het tijdstip en de plaats van het getuigenverhoor.
2. De namen van de getuigen die een partij wenst te doen horen, worden tijdig aan de commissie en de wederpartij medegedeeld onder opgave van de onderwerpen waarover de getuige kan verklaren.
3. De commissie draagt er zorg voor dat van het getuigenverhoor een verslag wordt gemaakt, dat door de getuige voor akkoord wordt getekend.
Deskundigenadvies Artikel 8
1. Een partij is vrij een door hem ingewonnen advies van een deskundige over te leggen. Zo nodig kan de commissie bepalen, dat de deskundige wordt opgeroepen om ter zitting een nadere toelichting te geven.
2. De commissie kan een of meer deskundigen benoemen tot het uitbrengen van een advies. De commissie zendt onverwijld aan partijen een afschrift van de benoeming van de deskundige en van de aan hem gegeven opdracht.
3. Na ontvangst van het rapport van de deskundige wordt dit in afschrift door de commissie onverwijld aan partijen toegezonden. De laatste volzin van lid 1 is van overeenkomstige toepassing.
Persoonlijke verschijning van partijen Artikel 9
De commissie kan in elke stand van het geding de persoonlijke verschijning van partijen gelasten voor het geven van inlichtingen dan wel teneinde een schikking te beproeven.
Inhoud uitspraak. Bindend advies Artikel 10
1. De commissie doet zo spoedig mogelijk uitspraak, doch in elk geval binnen 6 weken na de (mondelinge) behandeling.
2. De uitspraak heeft de kracht van bindend advies.
3. De uitspraak wordt in viervoud op schrift gesteld en door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.
4. De uitspraak bevat in elk geval:
a. de namen en woonplaatsen van de commissieleden;
b. de namen en woon-, vestigings- of gewone verblijfplaatsen van partijen;
c. een kort overzicht van de procedure;
d. een weergave van de vordering, het verweer en de vastgestelde feiten;
e. de gronden voor de in de uitspraak gegeven beslissing;
x. xx xxxxxxxxxx;
g. de plaats en de datum van de uitspraak.
Verzending uitspraak Artikel 11
De secretaris draagt er zorg voor dat onverwijld een exemplaar van de uitspraak aan iedere partij wordt gezonden.
Verbindende kracht uitspraak Artikel 12
Een uitspraak van de commissie is bindend voor partijen met ingang van de dag waarop deze is uitgesproken.
Kosten commissie Artikel 13
De kosten, voortvloeiende uit de werkzaamheden van de commissie, waaronder tevens begrepen de administratiekosten, het honorarium en de reis- en verblijfkosten van de commissieleden, komen ten laste van de Werkgeversvereniging FNV-Organisaties.
Kosten van juridische bijstand Artikel 14
De commissie kan de werkgever die in het ongelijk is gesteld, veroordelen tot betaling van een redelijke vergoeding van de kosten van juridische bijstand van de werknemer die in het gelijk is gesteld, indien en voorzover deze kosten naar het oordeel van de commissie redelijk waren.
Uitsluiting van aansprakelijkheid Artikel 15
Een lid van de commissie of de secretaris van de commissie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een geschil dat onderworpen is (geweest) aan het oordeel van de commissie.
Huishoudelijk reglement Artikel 16
De commissie kan een huishoudelijk reglement opstellen. Afschrift van een dergelijk reglement zal de commissie toezenden aan CAO-partijen.
Rapportage aan CAO-partijen Artikel 17
De secretaris verstrekt jaarlijks aan CAO-partijen een opgave houdende het aantal en de aard van de behandelde zaken.
BIJLAGE VI (behorende bij artikel 80 CAO)
KLACHTENREGLEMENT
Algemene bepalingen Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. werkgever:
de rechtspersoon die partij is bij de (arbeids)overeenkomst met de betrokken medewerker.
b. medewerker:
hij of zij die krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in dienst is van de werkgever. Gelijkgesteld met een werknemer wordt degene die aan de werkgever ter beschikking is gesteld door een uitzendbureau, als stagiair werkzaam is, of meer in algemene zin anderszins persoonlijk bij de werkgever werkzaam is.
x. xxxxxx:
de medewerker die ingevolge dit reglement een klacht als bedoeld onder punt d heeft ingediend.
x. xxxxxx:
iedere overeenkomstig dit reglement geuite onvrede, die betrekking heeft op de te verrichten arbeid of de arbeidsomstandigheden en die de medewerker persoonlijk betreft. Niet als klacht in de zin van dit reglement wordt aangemerkt een klacht voortkomende uit artikel 21 van de CAO of een geschil ingevolge artikel 79 van de CAO.
Doelstelling Artikel 2
1. Uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 80 van de CAO.
2. Het scheppen van de mogelijkheid voor iedere medewerker om een klacht als bedoeld in artikel 1 sub d te uiten, te doen onderzoeken en erover te doen beslissen op een zodanige wijze dat een in redelijkheid te verlangen bescherming van zijn individuele belangen is gewaarborgd en zijn klacht binnen redelijke termijn en met voldoende aandacht behandeld zal worden.
Advies en Bijstand Artikel 3
Iedere medewerker kan met het oog op de indiening van een klacht en overigens ook in elke fase van de behandeling van zijn klacht een
klachtenbegeleider inschakelen die zijn belangen behartigt en hem met raad en daad bijstaat.
Klachtenbehandeling Artikel 4
1. Voorafgaande aan de indiening van een klacht dient de bemiddeling van de direct-leidinggevende te worden ingeroepen, tenzij de klacht laatstgenoemde zelf betreft, in welk geval de bemiddeling van de naast hogere functionaris wordt ingeroepen.
2. Indien de in lid 1 bedoelde bemiddeling naar het oordeel van de medewerker niet geleid heeft tot een oplossing van de aan de klacht ten grondslag liggende onvrede en de medewerker dit kenbaar heeft gemaakt aan de desbetreffende functionaris, draagt laatstgenoemde de klacht onverwijld ter afhandeling over aan degene die bij de werkgever
werkorganisatorisch verantwoordelijk is voor de leiding van (het onderdeel van) de onderneming, waarin de betrokken medewerker werkzaam is.
3. De aldus ingediende klacht dient binnen redelijke tijd, in beginsel binnen één maand, schriftelijk en met redenen omkleed te worden beantwoord.
Bescherming rechtspositie Artikel 5
De werkgever draagt er zorg voor dat de medewerker die een klacht heeft ingediend of die als klachtenbegeleider heeft gefungeerd niet wegens
de indiening van de klacht of de betrokkenheid daarbij in zijn positie als medewerker wordt xxxxxxxxx. Onder benadeling in positie is onder
meer te verstaan benadeling in loonontwikkeling, loopbaanontwikkeling, promotiekansen, arbeidsomstandigheden en (secundaire) arbeidsvoorwaarden.
Geheimhouding Artikel 6
1. De werkgever en de medewerkers die bij de behandeling van de klacht zijn betrokken dienen ten aanzien van al hetgeen zij in verband met de behandeling van de klacht vernemen, geheimhouding te betrachten.
2. De geheimhoudingsplicht voor betrokkenen vervalt, wanneer de klager zelf ruchtbaarheid geeft aan zaken, die onder de geheimhoudingsplicht vallen.
Rapportage aan de personeelsvertegenwoordiging Artikel 7
De werkgever brengt jaarlijks bij het Sociaal Jaarverslag dan wel bij gebreke daarvan anderszins binnen zes maanden na afloop van enig kalenderjaar aan de personeelvertegenwoordiging verslag uit over het functioneren van de klachtenregeling over de afgelopen periode. In dit rapport wordt opgenomen een geanonimiseerd overzicht van de behandelde klachten, waarbij de rapportage beperkt blijft tot de aard, het advies en de uitspraak of oplossing van de klacht.
BIJLAGE VII (behorende bij artikel 77 CAO)
VAKBONDSFACILITEITEN
Afspraken over faciliteiten. Toegang bestuurder Artikel 1
1. Ten behoeve van doelmatige communicatie/overleg van de werknemersorganisatie, partij bij deze CAO, met de leden worden afspraken gemaakt over de toekenning van faciliteiten door de werkgever.
2. Faciliteiten ten behoeve van de werknemersorganisatie bij de werkgever hebben betrekking op de communicatie en het overleg tussen de leden van de werknemersorganisatie werkzaam bij de werkgever onderling en met de bezoldigde bestuurder van de werknemersorganisatie.
3. De bezoldigde bestuurder van de werknemersorganisatie heeft toegang tot de gebouwen van de werkgever.
Minimale faciliteiten Artikel 2
De volgende faciliteiten worden tenminste toegekend:
a. het bijwonen van vakbondsbijeenkomsten tot ten hoogte 14 dagen per kalenderjaar. Indien de werknemer deel uitmaakt van één van de besturende organen of afgevaardigde van een afdeling is en voor de met deze functie samenhangende activiteiten: tot ten hoogste
21 dagen per kalenderjaar exclusief de dagen die nodig zijn voor deelname in de onderhandelingsdelegatie ten behoeve van de CAO;
onderhouden van contacten met leden van de werknemersorganisatie werkzaam bij werkgever;
c. het gebruik in voorkomende gevallen van interne postdiensten van de werkgever voor de verspreiding van aan vertegenwoordigers
of contactpersonen van de werknemersorganisatie geadresseerde stukken;
d. het ter beschikking stellen van (tevens elektronische) publicatieborden voor het doen van mededelingen en verstrekken van informatie van de zijde van de werknemersorganisatie;
e. het gebruik van telefoon, fax, email en reproductiefaciliteiten ten behoeve van de ondersteuning.
Geschillen Artikel 3
Indien verschil van inzicht rijst over de wijze van toekenning en gebruikmaking van faciliteiten kan ieder der betrokken partijen dit verschil van inzicht onderwerpen aan het oordeel van partijen bij de CAO en daarbij het verzoek doen om goede diensten te verlenen.
Bescherming rechtspositie Artikel 4
De werkgever waarborgt, dat de kaderleden van de werknemersorganisatie niet uit hoofde van hun verenigingswerk worden benadeeld in hun
positie als werknemer. De rechtsbescherming voor kaderleden van de werknemersorganisatie is conform de regels die gelden voor leden van de ondernemingsraad zoals vastgelegd in de Wet op de ondernemingsraden en/ of het Burgerlijk Wetboek.
BIJLAGE VIII (behorende bij artikel 79 CAO)
BEZWAARPROCEDURE FUNCTIEWAARDERING
Procedure voor bezwaar en beroep functiewaardering
Inleiding
Een bezwaar- en beroepsprocedure functiewaardering is opgesteld omdat werknemers het recht hebben eventuele bezwaren ten aanzien van functiewaardering op een zorgvuldige wijze te laten behandelen. De mogelijkheid van fouten en omissies in het proces van waarderen van functies kan men immers niet uitsluiten.
Gang van zaken bij bezwaar en beroep. Eerst overleg Artikel 1
1. De werknemer die het niet eens is met de indeling van zijn functie, overlegt daarover binnen de in artikel 2, lid 1 genoemde termijn met de direct leidinggevende. Dit overleg kan de aangevoerde bezwaren wegnemen.
2. Als de werknemer bezwaar blijft houden, vindt overleg plaats tussen de werknemer, de leidinggevende, een P&O-vertegenwoordiger en/of de ‘deskundige/toepasser’ die de functie binnen de organisatie in eerste instantie heeft gewaardeerd. De werknemer kan tot het inzicht komen dat zijn bezwaar ongegrond is.
3. Mocht de werknemer van oordeel blijven dat hem geen recht is gedaan, dan kan hij bezwaar aantekenen bij de interne bezwarencommissie. Deze interne bezwarencommissie komt na een hoorzitting en eventueel nader onderzoek tot een beslissing, inhoudende een zwaarwegend advies aan de werkgever.
Procedure voor intern bezwaar Artikel 2
1. Een werknemer dient binnen een termijn van vier weken na de bekendmaking van de indeling van zijn functie schriftelijk bezwaar te maken. Indien eerst overleg als bedoeld in artikel 1 plaats zal vinden, gaat de termijn van vier weken in na de datum van het overleg genoemd in artikel 1 lid 2.
2. Een werknemer tekent bezwaar aan door zijn bezwaren schriftelijk en gemotiveerd (tegen de gevolgde procedure en/of tegen het waarderings/ indelingsresultaat) kenbaar te maken aan de werkgever.
3. De werkgever legt binnen twee weken na ontvangst het bezwaar voor advies voor aan de interne bezwarencommissie.
4. De interne bezwarencommissie neemt uitsluitend bezwaarschriften in behandeling waarvan zij heeft vastgesteld, dat de mogelijkheden om aan de bezwaren tegemoet te komen op andere wijze dan door het indienen van een bezwaarschrift (in ieder geval een gesprek met de
leidinggevende, de P&O-vertegenwoordiger en/of ‘deskundige/toepasser’ en/ of eventueel de werkgever) zijn uitgeput.
Taak interne bezwarencommissie Artikel 3
1. De interne bezwarencommissie heeft tot taak de door de werknemers bij haar ingediende bezwaren te behandelen door middel van het toetsen van de zorgvuldigheid van de procedure van beschrijven, analyseren
en waarderen. Indien blijkt dat betrokkene enkel en alleen bezwaar aantekent tegen de functiebeschrijving als zodanig, dan verwijst de bezwarencommissie de kwestie terug naar de interne organisatie teneinde tot een door beide partijen geaccepteerde functiebeschrijving te komen. De bezwarencommissie kan hierbij een bemiddelende rol vervullen, indien