Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 18.43 d.d. 13 december 2018 te Amsterdam (prof. mr. J.J.C. Xxxxx, mr. H.M. Xxxxxx, X.X.X. Beijersbergen van Henegouwen).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen d.d. 26 februari 2018;
- aanvullende stukken van betrokkene met acceptatieformulier d.d. 7 maart 2018;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 12 maart 2018;
- nagezonden schrijven met bijlage van betrokkene d.d. 14 maart 2018;
- reactie deelnemer d.d. 26 maart 2018;
- reactie betrokkene d.d. 16 april 2018);
- reactie deelnemer d.d. 15 mei 2018;
- aanvullend informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 12 juli 2018;
- reactie deelnemer d.d. 26 juli 2018;
- aanvullend informatieverzoek aan de betrokkene d.d. 28 augustus 2018;
- reactie betrokkene d.d. 2 september 2018;
- reactie deelnemer d.d. 17 september 2018.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 26 november 2018 te Amsterdam.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
2.1. Betrokkene heeft zijn klacht als volgt – zakelijk samengevat – toegelicht.
Xxxxxxxxxx doet een beroep op de Handreiking Belangenafweging van het BKR. De deelnemer heeft niet gekeken naar het individuele belang van betrokkene. Xxxxxxxxxx vraagt zich af wat het voordeel is om de negatieve registratie te handhaven tot 22 juni 2022 als de deelnemer niets meer te vorderen heeft. Xxxxxxxxxx heeft nooit negatieve registraties gehad. Hij betaalde altijd netjes en op
tijd zijn hypotheek. Xxxxxxxxxx heeft met zijn vriendin een stabiel inkomen en allebei een vast contract. Xxxxxxxxxx stelt geen wanbetaler te zijn. Betrokkene wil een nieuwe hypotheek. De ex- vrouw van betrokkene bewoonde de woning na de scheiding. Zij zou de hypotheeklasten dragen. De restschuld zou gesplitst worden. Zij waren beide verantwoordelijk voor de helft van de restschuld en de betaling. Dit is de reden geweest om mee te gaan in de regeling met de deelnemer tegen finale kwijting. Betrokkene was dan niet meer afhankelijk van de financiële situatie van zijn ex-vrouw.
Xxxxxxxxxx heeft zelf contact gezocht om met de deelnemer een oplossing te vinden. Betrokkene heeft naar zijn vermogen en geweten gehandeld. Er is geen sprake van overkreditering en problematische schulden. De betrokkene stuurt een verklaring van zijn ex-vrouw dat zij verantwoordelijk was voor de achterstanden.
2.2. Op het verweer van de deelnemer reageert de betrokkene dat de regeling met de deelnemer de enige uitweg was om niet meer afhankelijk te zijn van zijn ex-partner. Dat deze registratie nog vijf jaar blijft staan, streeft zijn doel voorbij. Betrokkene verwijst wederom naar de Handreiking Belangenafweging. De deelnemer kijkt niet naar de persoonlijke situatie van betrokkene. De restschuld is na betaling door betrokkene verlaagd van EUR 31.310 naar EUR 15.655. Inmiddels heeft zijn ex-partner een overeenkomst gesloten met de Kredietbank gemeente Zaanstad en heeft haar deel ook betaald aldus de betrokkene.
3. Standpunt van de deelnemer
3.1. De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt. Er staat geen achterstandsmelding (A) gemeld, dus wie verantwoordelijk was voor de achterstand is niet relevant. Xxxxxxxxxx is met zijn ex- partner in april 2017 tot verkoop van de woning overgegaan. Er ontstond een restschuld van EUR
31.310. Dit is gemeld als Restschuld Hypotheek (RH) in het CKI. Xxxxxxxxxx heeft de deelnemer verzocht hem te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en het restantbedrag in gelijke helften te verdelen over hem en zijn ex-partner. Op 21 juni 2017 is de deelnemer akkoord gegaan met dit verzoek. Zij heeft per brief wel opgemerkt dat finale kwijting met een bijzonderheidscode 3 wordt geregistreerd. Dat is dan ook gebeurd. De klacht is ongegrond.
3.2. Op de reactie van de betrokkene reageert de deelnemer met de stelling dat zij wel degelijk de Handreiking Belangenafweging heeft toegepast en dat deze – evenals verschillende andere documentatie op dit gebied – wordt betrokken bij de beoordeling. De Handreiking biedt in geval van betrokkene geen aanknopingspunten om tot verwijdering of aanpassing over te gaan. Er is sprake van een terechte registratie. Een bedrag van EUR 250 of meer is kwijtgescholden en toekomstige kredietverstrekkers hebben recht op informatie over de financiële feiten. Het enkele feit dat
betrokkene een financieringswens heeft, maakt de registratie niet disproportioneel. Er is geen sprake van uitzonderlijke en zeer zwaarwegende persoonlijke belangen. De deelnemer herhaalt haar standpunt van de klacht en de schadeclaim moet worden afgewezen.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken, de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een restschuld hypotheek met contractnummer ******6957. Het geregistreerde bedrag is EUR 31.309. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een bijzonderheidscode 3 (bedrag van EUR 250 of meer is afgeboekt) op 22 juni 2017. De werkelijke einddatum van de overeenkomst is eveneens 22 juni 2017.
4.2. De betrokkene is in 2009 gescheiden van zijn partner. De ex-partner bleef in het huis wonen. Het huis is in 2017 verkocht waarna een restschuld overbleef op de hypotheek van EUR 31.000. Zij zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de afbetaling van de restschuld. Xxxxxxxxxx en zijn ex-partner hebben afgesproken dat de ex-partner de hypotheeklast zou dragen. Dat is vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Xxxxxxxxxx heeft zijn deel betaald en hij vindt het onterecht dat hierdoor een code 3 is gemeld.
De Commissie overweegt als volgt.
4.3. Op grond van het Algemeen Reglement BKR dient een deelnemer een bijzonderheidscode 3 te registreren als de deelnemer een bedrag ad EUR 250 of meer afboekt. Indien tevens finale kwijting wordt verleend dan dient de deelnemer ook een einddatum te registreren, zodat andere deelnemers van het CKI kunnen zien dat de geregistreerde geen verplichtingen meer heeft aan die ene deelnemer. Na verkoop van de woning ontstond een restschuld van EUR 31.000. De betrokkene heeft daarvan de helft voldaan en hij is gekweten voor het restant en kan daar niet meer op aangesproken worden. De registratie van code 3 met gelijke einddatum is technisch juist.
4.4. Betrokkene heeft de technische juistheid van de registratie niet betwist maar doet een beroep op disproportionaliteit. Betrokkene heeft een aantal omstandigheden opgevoerd op grond waarvan hij van mening is dat de registratie moet worden geschrapt. Die omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene
niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.5. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.6. De betrokkene heeft een belang gesteld bij verwijdering van de registratie. Betrokkene wil zijn hypotheek oversluiten om daarmee de rente te verlagen danwel een nieuwe hypotheek afsluiten om een groter huis te kopen. Een code 3 maakt dat volgens betrokkene niet mogelijk. Betrokkene heeft daarmee voldoende belang gesteld voor schrapping van de registratie.
4.7. De Commissie ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding de belangenafweging in het voordeel van betrokkene te laten slagen. Betrokkene heeft wel aannemelijk gemaakt dat hij een belang bij schrapping heeft, maar er zijn geen althans onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld om de registratie te schrappen vanwege disproportionaliteit. Betrokkene is door de deelnemer op de hoogte gesteld van de consequentie van betaling tegen finale kwijting, te weten een registratie van code 3, omdat er een bedrag jegens hem is kwijtgescholden. Betrokkene was hoofdelijk aansprakelijk voor betaling van het gehele bedrag. Een afspraak in een echtscheidingsconvenant over wie van de echtelieden een schuld voor zijn of haar rekening neemt regardeert de deelnemer namelijk niet. De deelnemer mag nog steeds beide schuldenaren aanspreken voor het hele bedrag. Door het voorstel van betrokkene de incasso jegens hem tot de helft van het openstaande bedrag te beperken heeft de deelnemer zich redelijk opgesteld maar op
grond van het Algemeen Reglement BKR dient er dan wel een 3 te worden geregistreerd omdat de deelnemer afziet van de mogelijkheid betrokkene voor het volledig openstaande bedrag aan te spreken. De afboeking betrof voorts niet een gering bedrag maar een bedrag van meer dan EUR
15.000. Alle omstandigheden in aanmerking nemend weegt het belang bij handhaving van de registratie, zoals dat hiervoor onder 4.4. is geschetst, zwaarder dan het belang van betrokkene om (nieuwe) leningen aan te kunnen gaan.
4.8. De Commissie merkt overigens op dat de deelnemer heeft verklaard dat zij de restantvordering nog gaat incasseren bij de ex-partner van betrokkene. Op het moment dat de vordering door betrokkene of door de ex-partner is voldaan, ontstaat een nieuwe situatie. Het is voorstelbaar dat code 3 dan wordt verwijderd omdat de vordering dan alsnog volledig is voldaan en code 3 de feitelijke situatie niet (langer) correct weergeeft.
5. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene ongegrond is.