Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 19.09 d.d. 24 april 2019 te Amsterdam (prof. mr. J.J.C. Xxxxx, mr. H.M. Xxxxxx, X.X.X. Beijersbergen van Henegouwen).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen d.d. 26 september 2018;
- aanvullende stukken van betrokkene met acceptatieformulier d.d. 22 oktober 2018;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 28 november 2018;
- reactie deelnemer d.d. 11 december 2018.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 25 maart 2019 te Amsterdam.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
De overeenkomst loopt sinds februari 2014. In april 2017 heeft de deelnemer een achterstandsmelding (A) geplaatst, terwijl er nog een bedrag openstond van EUR 115,28. Na betaling van de achterstand (EUR 81), stond er nog slechts EUR 36,03 open. Door een relatiebreuk woonde betrokkene niet meer op het bij de deelnemer bekende adres. Vanwege de vooraankondiging voor registratie van de A heeft betrokkene op 18 april 2017 contact gezocht met de deelnemer.
Telefonisch is aan betrokkene toegezegd dat als hij direct betaalde met bewijs daarvan via de mail, hij niet zou worden gemeld bij BKR. Dit is toch gebeurd. Betrokkene is een eenmanszaak begonnen en heeft een bedrijfsbus nodig. Hij wil deze aanschaffen via financial lease. Door de A is dat niet mogelijk. Hierdoor moet betrokkene opdrachten afzeggen. Een bus huren kost hem EUR 1.080 per vier weken, dat is financieel niet haalbaar. Hij verzoekt verwijdering van de registratie.
3. Standpunt van de deelnemer
De deelnemer stelt dat de registratiedatum van het contract niet relevant is voor het melden van de
A. Op 5 april 2017 had betrokkene zeven dagen de tijd om te betalen, dat deed hij niet. Dat deed hij pas op 18 april 2017. De A is conform het Algemeen Reglement CKI geplaatst. Betrokkene was op de hoogte van het restantsaldo en de plicht om de afgesproken termijnen tijdig te voldoen. Ook dient betrokkene eventuele wijzigingen (zoals adres) aan de deelnemer door te geven. De deelnemer is niet bekend met toezegging per telefoon en betwist de juistheid ervan. Die toezegging zou incorrect zijn omdat de schuld niet binnen zeven dagen na dagtekening van de vooraankondiging is voldaan. De deelnemer is verplicht de A te melden. Het is aan betrokkene om een nieuwe kredietverstrekker te overtuigen dat hij over de juiste betalingsmoraliteit beschikt. Het aangevoerde belang, het verkrijgen van een financiering voor een bedrijfsbus is niet zwaarwegend genoeg om de registratie disproportioneel te achten. De klacht is ongegrond.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een verzendhuis krediet met contractnummer ****117. De registratie wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 17 april 2017. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 26 augustus 2017.
4.2. Ten aanzien van de technische juistheid van de registratie oordeelt de Commissie als volgt. Alvorens de deelnemer overgaat tot registratie van een achterstand, is zij reglementair verplicht daarvoor te waarschuwen (een zogenaamde ‘vooraankondiging’), zodat men nog in de gelegenheid wordt gesteld de registratie te voorkomen. In beginsel rust op de deelnemer de plicht om aannemelijk te maken dat zij een vooraankondiging heeft verzonden, indien de klager dat betwist.
De administratie van de deelnemer kan tot bewijs strekken. Het is vaste jurisprudentie van de Geschillencommissie dat de deelnemer door overlegging van kopieën van brieven de verzending van de vooraankondiging aannemelijk kan maken. De deelnemer heeft daaraan voldaan. Uit de door de deelnemer overgelegde stukken is voldoende gebleken dat de deelnemer 5 april 2017 een brief heeft verzonden naar het bij haar bekende adres met daarin de vereiste vooraankondiging. Xxxxxxxxxx heeft de brief vanwege verhuizing later in zijn bezit gekregen. De registratie van de A is derhalve conform de feiten en correct.
4.3. De registratie is technisch juist. Betrokkene heeft een aantal omstandigheden opgevoerd op grond waarvan hij van mening is dat de registratie niettemin moet worden geschrapt. Die omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.4. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.5. De betrokkene heeft een belang gesteld bij verwijdering van de registratie inhoudende dat de registratie een financial leaseaanvraag voor een bedrijfsbus in de weg staat. Betrokkene heeft daarmee voldoende belang gesteld bij schrapping van de registratie.
4.6. De Commissie is van oordeel dat de toe te passen belangenafweging in het voordeel van de betrokkene moet uitvallen. De Commissie neemt hierbij het volgende in aanmerking. De overeenkomst liep al geruime tijd sedert het afsluiten daarvan in februari 2014. Niet is gebleken dat betrokkene eerder dan rondom de betalingsproblemen in april 2017 achterstanden heeft gehad of anderszins kon worden aangemerkt als een wanbetaler. Ook heeft betrokkene geen andere negatieve registraties in het CKI en staat er naast het onderhavige krediet nog één ander krediet in het CKI geregistreerd voor een beperkt bedrag van 800 euro. Betrokkene heeft de vooraankondiging van 5 april 2017 niet althans niet tijdig ontvangen en kon registratie van de A daardoor niet
voorkomen. Op 18 april 2017 kreeg betrokkene de beschikking over de vooraankondiging. Hij heeft daarop contact gelegd met de deelnemer en diezelfde dag het bedrag van de achterstand aan de deelnemer betaald en daarvan een betalingsbewijs aan de deelnemer gestuurd. Als met die betaling de gehele achterstand was ingelopen had de deelnemer dat moeten melden met een herstelmelding (H). Dat heeft de Commissie niet kunnen vaststellen. Op 26 augustus 2017 was het krediet door betrokkene volledig afbetaald. Er is al met al sprake van een geringe overschrijding van de betaaltermijn. Dat is aan betrokkene verwijtbaar omdat hij de deelnemer (nog) geen adreswijziging had toegestuurd en de vooraankondiging nog naar een oud adres van betrokkene is gestuurd. Toch is de Commissie van mening dat hier gelet op de betaalhistorie, het adequate handelen van betrokkene nadat hij de vooraankondiging had ontvangen alsook het feit dat de schuld uiteindelijk geheel is terugbetaald, geen sprake is van een wanbetaler waartegen kredietverstrekkers blijvend moeten worden beschermd. De registratie staat bovendien al twee jaar in het CKI, en de Commissie oordeelt dat dat in dit geval voldoende is geweest.
Gelet op alle omstandigheden acht de Commissie het langer voortduren van de registratie niet langer noodzakelijk. De toe te passen belangenafweging valt in dit specifieke geval dan ook in het voordeel van betrokkene uit.
5. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.