MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9103
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 04-11-1998, nr. 211
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET METAALBEWERKINGSBEDRIJF
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Stichting Samenwerkende Metaal en Tech- nische Bedrijfstakken (MTB) namens de Metaalunie, Nederlandse Orga- nisatie van Ondernemers in het midden- en kleinbedrijf in de metaal, de Nederlandse Vereniging van Modelmakers, de NGO Nederlandse Gal- vano Ondernemers en de Nederlandse Vereniging van Ondernemers in het Graveerbedrijf als partijen te ener zijde mede namens FNV Bondge- noten, CNV Bedrijvenbond en de Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeids- overeenkomst voor het Metaalbewerkingsbedrijf, strekkende tot alge- meen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collec- tieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in wer- king is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1998 CAO910398
CAO1330 1
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
I. Trekt in zijn besluiten van 4 juli 1997 (Stcrt 1997, nr. 127), 22 augus- tus 1997 (Stcrt 1997, nr. 162) en 12 augustus 1998 (Stcrt 1998, nr. 154) voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Metaalbewerkingsbedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V en VI is bepaald;
II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 28 februari 1999 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Metaalbewerkingsbedrijf alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Werkgelegenheidsfonds Metaal en Techni- sche Bedrijfstakken, zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV, V, VI en VII is bepaald:
VOORWOORD
4. Plaatsing van kwetsbare groepen
Partijen bij deze CAO vragen bijzondere aandacht van de werkge- vers voor het scheppen van plaatsingsmogelijkheden ten behoeve van kwetsbare groepen zoals langdurig werklozen, jeugdige en vrou- welijke werknemers alsmede voor gehandicapte werknemers.
Daarnaast is het de bedoeling dat in de ondernemingen preventieve maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat werknemers uit- vallen wegens arbeidsongeschiktheid.
Nadere informatie omtrent de WAGW kan worden verkregen bij de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij deze CAO.
2
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
DEEL A
I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Werkgever
Onder werkgever in deze overeenkomst wordt verstaan de in Nederland wonende natuurlijke persoon of de in Nederland gevestigde rechtsper- soon, dan wel de maatschap, de vennootschap onder firma of de com- manditaire vennootschap gevormd door twee of meer zodanige natuur- lijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, alsmede de in het Rijk in Europa gevestigde nevenvestiging van een daarbuiten wonende natuurlijke per- soon en/of een daarbuiten gevestigde rechtspersoon (al dan niet gecon- stitueerd naar of vallend onder buitenlands recht), waarvoor op grond van artikel 1, eerste lid onder b, van de Handelsregisterwet 1918 een ver- plichting tot inschrijving in het Handelsregister bestaat.
Artikel 2
Werknemer
1. Onder werknemer wordt verstaan degene die in dienst van een werk- gever tegen salaris arbeid verricht.
2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op:
a. directeuren en adjunct-directeuren;
b. degene die in hoofdzaak werkzaamheden verricht waarvan het functieniveau uitgaat boven het niveau van functiegroep 11 (salarisgroep J);
c. degene die weliswaar voorkomt op de salarislijst van de onder- neming doch geen werkzaamheden verricht ten behoeve van de onderneming;
d. degene die in een elektrotechnisch nettenbouwbedrijf voor grond- werk per karwei en/of voor beperkte duur in dat karwei of een reeks van karweien met een maximum van drie maanden is aan- genomen, met dien verstande dat op de grondwerker in vaste dienst deze CAO wel van toepassing is.
3. Ten aanzien van
a. de werknemer wiens functie onregelmatige werktijden meebrengt
3
zijn niet van toepassing de artikelen 17, 18, 18a, 21, 33, 33a, 33b,
34, 35, 42, 43, 44 en 45;
b. de werknemer wiens functie niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 is in te delen, zijn niet van toepassing de artikelen 31 lid 1, 33, 33a, 33b, 34, 35, 41, 41a, 42, 43 en 44.
Artikel 2a
Deeltijdwerk
1. De werkgever zal een verzoek van een werknemer om in deeltijd te gaan werken, positief tegemoet treden.
Hij zal serieus nagaan of er mogelijkheden zijn, danwel op termijn kunnen zijn, om aan het verzoek van de werknemer tegemoet te komen. Indien de werkgever geen mogelijkheden ziet het verzoek van de werknemer in te willigen dan zal hij dit beargumenteerd aan de werknemer meedelen. Een verzoek van de werknemer om in deel- tijd te kunnen werken zal door de werkgever niet worden afgewezen dan nadat hij daarover met de werknemer overleg heeft gepleegd.
2. Op werknemers, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werk- week geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week berekend over een periode van maximaal één jaar, zijn de bepalingen van deze CAO naar evenredigheid van dit mindere aantal uren ten opzichte van de gemiddelde 38-urige werkweek van toepassing.
Artikel 3
Metaal en technische bedrijfstakken (voorheen metaalnijverheid)
Onder de Metaal en Technische Bedrijfstakken (voorheen Metaalnijver- heid) in deze CAO worden verstaan de takken van bedrijf omschreven in de artikelen 77 van de collectieve arbeidsovereenkomsten voor:
– het carrosseriebedrijf,
– het elektrotechnisch bedrijf,
– de goud- en zilvernijverheid,
– het isolatiebedrijf,
– het loodgieters-, fitters-, centrale verwarmingsbedrijf en koeltech- nisch installatiebedrijf,
– het metaalbewerkingsbedrijf of
– het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf.
4
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
Artikel 4a
Werkgever in de metaal en technische bedrijfstakken (voorheen Metaalnijverheid)
Onder ,,werkgever in de Metaal en Technische Bedrijfstakken’’ (voor- heen Metaalnijverheid) wordt in deze CAO verstaan de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in artikel 3 genoemde takken van bedrijf, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf, blijvende bij de hiervoren omschreven vergelijking de economi- sche functie van elk der werkzaamheden buiten beschouwing.
Artikel 4b
Werkgever in de bedrijfstak
Onder ,,werkgever in de bedrijfstak’’ wordt in deze CAO verstaan de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals genoemd in artikel 77, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf in de Metaal en Technische Bedrijfstakken.
In geval het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers in enige tak van bedrijf in de Metaal en Technische Be- drijfstakken gelijk is aan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrokken bij een andere tak van bedrijf in de Metaal en Technische Bedrijfstakken, geeft de hoogte van de loonsom- men van de betrokken werknemers in de maand januari de doorslag.
Artikel 5
Personeelsvertegenwoordiging
1. Bij de werkgever die 10 of meer werknemers, ongeacht het aantal werkuren, in dienst heeft, maar minder dan 35 werknemers die meer dan 1⁄3 van het normale aantal werkuren per week werken, zal een personeelsvergadering worden ingesteld zoals omschreven in artikel 35b van de Wet op de ondernemingsraden voor zover deze Wet op deze ondernemingen van toepassing is.
5
2. Bij de werkgever die 35 of meer werknemers in dienst heeft die meer dan 1⁄3 van het normale aantal uren per week werken, maar minder dan 100 werknemers, zal een ondernemingsraad1) worden ingesteld krachtens de Wet op de ondernemingsraden voor zover deze wet op deze ondernemingen van toepassing is.
3. Bij de werkgever met 100 of meer werknemers zal een onderne- mingsraad worden ingesteld krachtens de Wet op de ondernemings- raden.
Artikel 6
Bedrijfsraad
Voor de in artikel 77 omschreven bedrijfstak kan een bedrijfsraad wor- den ingesteld2). De bedrijfsraad regelt zijn samenstelling, taak en werk- wijze bij reglement hetwelk de goedkeuring van de MTB behoeft. Post- bus 5210, 2280 HE RIJSWIJK
Artikel 7
MTB (voorheen vakraad)
Onder MTB wordt verstaan: Stichting Samenwerkende Metaal en Tech- nische Bedrijfstakken (voorheen Stichting Vakraad voor de Metaal- nijverheid)
Aantekening:
1. In de MTB werken de werkgevers- en werknemersorganisaties in de Metaal en Technische Bedrijfstakken samen met het doel het bevor- deren van goede sociale verhoudingen in de Metaal en Technische Bedrijfstakken. Dit doel wordt onder meer bereikt door het afsluiten van CAO’s.
Correspondentie: Postbus 5210 – 2280 HE Rijswijk Telefoon: 070-3160325
Artikel 8
Veiligheid
1. De werkgever zal die maatregelen nemen welke nodig zijn voor de
1) Noot van CAO-partijen: Inlichtingen omtrent de instelling van een ondernemingsraad kunnen worden ingewonnen bij de Bedrijfscommissie voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken,
Correspondentieadres: Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxx. Telefoon 000-0000 000
2) Noot van CAO-partijen: Correspondentie voor de bedrijfsraad te richten aan: Postbus 5210, 2280 HE RIJSWIJK
6
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
veiligheid in zijn onderneming, zulks met inachtneming van de wet- telijke voorschriften.
2. De werknemer kan niet worden verplicht tot het verrichten van werk- zaamheden waarbij aan de wettelijke voorschriften omtrent veilig- heid niet is voldaan.
3. Indien werkzaamheden het gebruik van veiligheidsmiddelen noodza- kelijk maken, zal de werkgever deze aan de werknemer verstrekken.
4. De werknemer is verplicht eigen veiligheid en die van anderen in acht te nemen, door de werkgever gegeven voorschriften op te vol- gen, veiligheidsmiddelen te gebruiken en voorgeschreven beveiligin- gen toe te passen.
Aantekening van CAO-partijen:
Voor een wat meer uitvoerige toelichting op het in dit artikel ge- noemde onderwerp wordt verwezen naar bijlage 1.
Artikel 9
Fusie, sluiting en reorganisatie
1. Hetgeen in de navolgende leden van dit artikel wordt bepaald, is van toepassing op de ondernemingen, waarin in de regel ten minste 20 personen werkzaam zijn.
2. De werkgever die fusiebesprekingen voert, dan wel het voornemen heeft het bedrijf geheel of gedeeltelijk te sluiten en/of het personeels- bestand ingrijpend te reorganiseren, dan wel andere plannen heeft die een belangrijke negatieve invloed op de werkgelegenheid zullen heb- ben, stelt de v.v. daarvan in kennis. De werkgever zal er naar stre- ven collectieve ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen.
3. De kennisgeving bedoeld in lid 2 van dit artikel dient plaats te vin- den zodra verwacht kan worden dat de eventuele fusie, sluiting en/of reorganisatie wellicht doorgang kan vinden.
4. Gelijk met de eerdergenoemde kennisgeving deelt de werkgever tevens mede de redenen die hem tot zijn besluit hebben gebracht, als- mede welke (sociale) gevolgen hij verwacht, indien en voor zover die gevolgen alsdan reeds te overzien zijn.
7
5. Te zamen met de v.v. zal door de werkgever, zodra dit noodzakelijk wordt, aandacht worden besteed aan:
– het tijdstip waarop de personeelsvertegenwoordiging voor het uitbrengen van advies zal worden ingelicht;
– het tijdstip en de wijze waarop het gehele personeel zal worden ingelicht;
– de vraag of en in hoeverre voorzieningen genomen kunnen wor- den opdat zoveel mogelijk de eventueel nadelige gevolgen voor de werknemers worden voorkomen, weggenomen of verminderd.
6. Over de in de leden 2 en 4 van dit artikel genoemde mededelingen en kennisgeving zullen de v.v. geheimhouding betrachten, welke geheimhouding zal duren tot aan het tijdstip waarop het personeel wordt ingelicht, althans ten minste tot aan het tijdstip waarop de personeelsvertegenwoordiging wordt ingelicht.
Aantekeningen:
1. Partijen bevelen de ondernemingen die niet vallen onder het gestelde in lid 1 aan om ter zake van fusie, sluiting en reorgani- satie indien mogelijk het gestelde in de leden 2 t/m 6 te volgen.
II. BEGIN EN EINDE DIENSTVERBAND
Artikel 10
Indeling van functies
1. De werkgever deelt de functie van de werknemer in. De werkgever deelt de door hem vastgestelde functie-indeling mee aan de werkne- mer.
2. De indeling van de functie van de werknemer vindt plaats op basis van het Handboek Functie-indeling voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (voorheen Handboek Functie-indeling voor de Me- taalnijverheid) (FC-Handboek), dat onderdeel uitmaakt van deze CAO.
Uiterlijk per 1 juli 1997 dient de werkgever de functie van de werk- nemer op basis van het FC-Handboek te hebben ingedeeld.
Tot 1 juli 1997 kan de werkgever de functie van de werknemer nog indelen op basis van de Functielijst voor de Metaalnijverheid uit 1977.
Aantekening:
2. Het FC-Handboek is een afzonderlijke uitgave en is te bestellen bij de MTB.
3. Indien de werknemer een functie uitoefent die een samenstelling is van de functies die zijn opgenomen in het FC-Handboek, dan wor- den in de aanstellingsbrief de samenstellende functies vermeld.
8
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
5. Ten aanzien van de introductie van het FC-handboek is artikel 27 Wet op de Ondernemingsraden van toepassing.
Artikel 11
Bevestiging van aanstelling
1. De werkgever verstrekt aan de werknemer een schriftelijke bevesti- ging van zijn aanstelling waarin ten minste zijn opgenomen de gege- vens als vermeld in bijlage 11c.
2. Bij een aanstellingskeuring dient het protocol aanstellingskeuringen 1995 van de KNMG in acht te worden genomen.
Aantekening:
Dit protocol is te verkrijgen bij de w.v., de v.v., de MTB en bij de Arbo-dienst waar de werkgever bij is aangesloten.
Artikel 12
Proeftijd
1. De eerste twee maanden van de dienstbetrekking zullen over en weer als proeftijd gelden, tenzij schriftelijk is overeengekomen dat een kortere proeftijd dan wel geen proeftijd geldt.
2. Gedurende de proeftijd kunnen zowel de werkgever als de werkne- mer de dienstbetrekking beëindigen tegen het einde van de werkdag.
Artikel 13
Dienstbetrekking voor onbepaalde tijd
De dienstbetrekking wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 13a
Einde dienstbetrekking
Dit artikel geldt tot 1 januari 1999.
9
Naast de in de wet genoemde mogelijkheden, eindigt de dienstbetrek- king voor onbepaalde tijd met ingang van de eerste dag van de kalender- maand waarin de werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
Artikel 13b
Einde dienstbetrekking
Met ingang van de datum inwerkingtreding van het nieuwe pensioen- reglement van het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken, zijnde 1 januari 1999, treedt dit artikel in werking.
Naast de in de Wet genoemde mogelijkheden eindigt de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd van rechtswege, dat wil zeggen zonder dat eniger- lei opzegging is vereist, met ingang van de eerste dag van de kalender- maand waarin
– voor de werknemer een pensioenuitkering anders dan een Nabestaandenpensioen een Wezenpensioen of een ANW-pensioen, van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Techni- sche Bedrijfstakken ingaat dan wel;
– de werknemer Vroegpensioen ten bedrage van 85% van het laatst- geldende (gemitigeerde) pensioengevend jaarsalaris conform het pensioenreglement*) van vorengenoemd pensioenfonds, inclusief de eventuele pensioenopbouw via de zogeheten overgangsregelingen heeft opgebouwd, waarbij buiten beschouwing blijft hetgeen de werk- nemer heeft opgebouwd via het Individueel Pensioensparen dan wel
– de werknemer de 65 jarige leeftijd heeft bereikt.
Artikel 14
Dienstbetrekking voor bepaalde tijd
1. In afwijking van het in artikel 13 bepaalde kan uitsluitend schrifte- lijk een dienstbetrekking worden aangegaan voor een bepaalde tijd. De dienstbetrekking voor bepaalde tijd kan worden aangegaan, het- zij voor een bepaalde periode, hetzij voor een overeengekomen taak.
2. De arbeidsovereenkomst voor een bepaalde periode kan worden aan- gegaan voor een periode van maximaal 24 maanden. De beperking tot 24 maanden geldt niet voor het verrichten van werkzaamheden in het buitenland en geldt evenmin voor het verrichten van een over- eengekomen taak.
3. Is met inachtneming van het bepaalde in het voorgaande lid een dienstbetrekking aangegaan voor een nauwkeurig in de schriftelijke
*) Noot van CAO-partijen: Dit reglement is verkrijgbaar bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxx.
10
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
overeenkomst vastgestelde tijd, dan eindigt deze dienstbetrekking op het moment dat de overeengekomen tijd is verstreken. Dit geldt zon- der dat voorafgaande opzegging als bedoeld in respectievelijk artikel 16a, 16b of 16c vereist is. Ook is dan geen toestemming van de Regionale Directeur voor de Arbeidsvoorziening vereist.
4. Is met inachtneming van het bepaalde in lid 1 een dienstbetrekking aangegaan voor de duur van een overeengekomen taak, waarbij evenwel de tijdsduur nodig voor het uitvoeren van de taak tevoren niet nauwkeurig is aan te geven, dan eindigt deze dienstbetrekking op het moment dat de overeengekomen taak ten volle is uitgevoerd zonder dat toestemming van de Regionale Directeur voor de Ar- beidsvoorziening vereist is.
5. Wanneer de vervulling van de overeengekomen taak korter dan een half jaar blijkt te duren, dient de werknemer ten minste één week voor de te verwachten einddatum van de taak op de hoogte te wor- den gebracht.
Wanneer de vervulling van de overeengekomen taak een half jaar of langer blijkt te duren, dient de werknemer ten minste één maand voor de te verwachten einddatum van de taak op de hoogte te wor- den gebracht.
6. Indien een dienstbetrekking voor bepaalde tijd maximaal twee keer voor bepaalde tijd is voortgezet en deze dienstbetrekkingen te zamen niet langer duren dan 24 maanden, eindigt de één of tweemaal voort- gezette dienstbetrekking van rechtswege zonder dat voorafgaande opzegging als bedoeld in respectievelijk artikel 16a, 16b of 16c en zonder dat toestemming van de Regionaal Directeur voor de Ar- beidsvoorziening is vereist.
Aantekening:
1. In lid 6 wordt met een voortgezette dienstbetrekking bedoeld de voortgezette dienstbetrekking als omschreven in artikel 7:668 lid 4 B.W.
Artikel 15
Dienstbetrekking met werknemers van 65 jaar of ouder
1. Met een werknemer van 65 jaar of ouder of met een werknemer van 64 jaar wiens dienstbetrekking op grond van het bepaalde in artikel
11
13a is geëindigd kan een arbeidsovereenkomst worden aangegaan voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd.
2. Indien een voor een bepaalde tijd aangegane dienstbetrekking voor bepaalde tijd is voortgezet, is voor haar beëindiging geen vooraf- gaande opzegging nodig. Evenmin is voorafgaande opzegging ver- eist in geval twee of meer dienstbetrekkingen voor bepaalde tijd elkander met tussenpozen zijn opgevolgd.
3. Indien de dienstbetrekking is aangegaan voor onbepaalde tijd, of indien een voor bepaalde tijd aangegane dienstbetrekking na het ver- strijken van deze tijd zonder tegenspraak wordt voortgezet, kan de dienstbetrekking worden beëindigd door opzegging, zulks met dien verstande dat respectievelijk artikel 16a lid 3, 16b lid 3 of 16c lid 3 buiten toepassing blijft.
4. Overigens zijn op de dienstbetrekking de bepalingen van deze CAO van toepassing, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen.
Aantekeningen:
2. Toepasselijkheid van de CAO.
a. Aangezien artikel 33 van de CAO geldt voor werknemers bene- den de 65-jarige leeftijd, dient de beloning van de werknemer die deze leeftijd heeft overschreden, uitdrukkelijk te worden over- eengekomen. Het is de bedoeling dat de werknemer voor gelijke arbeid niet in netto-inkomen achteruit gaat.
b. De verplichting van de werkgever tot inhouding en betaling van pensioenpremie geldt slechts voor werknemers beneden de 65- jarige leeftijd (artikel 69 CAO).
c. De overige CAO-bepalingen blijven van toepassing, tenzij schrif- telijk anders is overeengekomen.
Artikel 16a
Opzegging
(in geval van salarisbetaling per maand)
Met ingang van de inwerkingtreding van de wet flexibiliteit en zeker- heid, vervalt dit artikel.
1. De werknemer wiens salarisbetaling per maand plaatsvindt (zie art. 31), dient een opzeggingstermijn in acht te nemen van:
a. ten minste één maand, indien de dienstbetrekking korter dan vier jaar heeft geduurd;
b. ten minste zes weken, indien de dienstbetrekking vier jaar of lan- ger heeft geduurd.
2. De werkgever dient ten aanzien van een werknemer wiens salaris- 12
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
betaling per maand plaatsvindt een opzeggingstermijn in acht te nemen van:
a. ten minste één maand indien de dienstbetrekking korter dan vier jaar heeft geduurd;
b. ten minste twee maanden, indien de dienstbetrekking van vier t/m acht jaar heeft geduurd;
c. ten minste drie maanden, indien de dienstbetrekking langer dan acht jaar heeft geduurd.
3. De opzeggingstermijn krachtens lid 2 wordt verlengd met een week voor elk vol jaar, gedurende hetwelk de werknemer na het bereiken van zijn 45-jarige leeftijd bij de werkgever in dienst is geweest; de duur van deze verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken.
4. Met inachtneming van het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 geschiedt de opzegging zodanig dat het dienstverband afloopt op het einde van een kalendermaand.
5. De werkgever mag niet opzeggen gedurende de tijd dat de werkne- mer arbeidsongeschikt is, tenzij de ongeschiktheid ten minste twee jaren onafgebroken heeft geduurd.
Aantekeningen:
1. Lid 5 is niet van toepassing in geval van beëindiging van de dienstbetrekking binnen de proeftijd.
2. Bij opzegging van de dienstbetrekking met een werknemer die 2 jaar of langer arbeidsongeschikt is, gelden de aanwijzingen op grond van het Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter uitvoering van artikel 6, derde en vierde lid, BBA 1945, van 14 januari 1993, Stcrt 1993, 11.
3. Zie bijlage 5 ,,Ontslagrecht’’.
6. De werkgever mag niet opzeggen gedurende de tijd dat een meerder- jarige werknemer verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten omdat hij – zonder het oogmerk om de krijgsdienst of andere over- heidsdienst bij wijze van beroep te verrichten – een verplichting nakomt, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiende uit een ver- bintenis door hem jegens de overheid aangegaan, ten aanzien van de landsverdediging of ter bescherming van de openbare orde.
7. Het in het vorige lid gestelde geldt ten aanzien van de minderjarige werknemer indien het dienstverband op het moment waarop de ver- hindering aanvangt, ten minste een jaar heeft geduurd.
13
8. In afwijking van het in de leden 2 en 3 gestelde, kan met vertegen- woordigers schriftelijk een opzeggingstermijn worden overeengeko- men van ten minste één maand en ten hoogste zes maanden.
Artikel 16b
Opzegging
(in geval van salarisbetaling per vierweken periode)
Met ingang van de inwerkingtreding van de wet flexibiliteit en zeker- heid, vervalt dit artikel.
1. De werknemer wiens salarisbetaling per vierwekenperiode plaats- vindt (zie art. 31), dient een opzeggingstermijn in acht te nemen van:
a. ten minste vier weken, indien de dienstbetrekking korter dan vier jaar heeft geduurd;
b. ten minste zes weken, indien de dienstbetrekking vier jaar of lan- ger heeft geduurd.
2. De werkgever dient ten aanzien van een werknemer wiens salaris- betaling per vierwekenperiode plaatsvindt een opzeggingstermijn in acht te nemen van:
a. ten minste vier weken, indien de dienstbetrekking korter dan vier jaar heeft geduurd;
b. ten minste acht weken, indien de dienstbetrekking van vier t/m acht jaar heeft geduurd;
c. ten minste twaalf weken, indien de dienstbetrekking langer dan acht jaar heeft geduurd.
3. De opzeggingstermijn krachtens lid 2 wordt verlengd met een week voor elk vol jaar, gedurende hetwelk de werknemer na het bereiken van zijn 45-jarige leeftijd bij de werkgever in dienst is geweest; de duur van deze verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken.
4. Met inachtneming van het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 geschiedt de opzegging zodanig dat het dienstverband afloopt op het einde van een vierwekenperiode.
5. De werkgever mag niet opzeggen gedurende de tijd dat de werkne- mer arbeidsongeschikt is, tenzij de ongeschiktheid ten minste twee jaren onafgebroken heeft geduurd.
Aantekening:
1. Lid 5 is niet van toepassing in geval van beëindiging van de dienstbetrekking binnen de proeftijd.
6. De werkgever mag niet opzeggen gedurende de tijd dat een meerder- jarige werknemer verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten omdat hij – zonder het oogmerk om de krijgsdienst of andere over-
14
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
heidsdienst bij wijze van beroep te verrichten – een verplichting nakomt, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiende uit een ver- bintenis door hem jegens de overheid aangegaan, ten aanzien van de landsverdediging of ter bescherming van de openbare orde.
7. Het in het vorige lid gestelde geldt ten aanzien van de minderjarige werknemer indien het dienstverband op het moment waarop de ver- hindering aanvangt, ten minste een jaar heeft geduurd.
8. In afwijking van het in de leden 2 en 3 gestelde, kan met vertegen- woordigers schriftelijk een opzeggingstermijn worden overeengeko- men van ten minste vierweken en ten hoogste zes maanden.
Artikel 16c
Opzegging
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wet Flexibiliteit en Zekerheid, vervallen de artikelen 16a en 16b en gelden de volgende opzeggingstermijnen:
1. De werknemer dient een opzeggingstermijn in acht te nemen van één maand.
2. De werkgever dient de volgende opzeggingstermijnen in acht te nemen:
a. één maand, indien de dienstbetrekking korter dan vijf jaar heeft geduurd;
b. twee maanden, indien de dienstbetrekking vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd;
c. drie maanden, indien de dienstbetrekking tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd;
d. vier maanden, indien de dienstbetrekking vijftien jaar of langer heeft geduurd.
3. Ten aanzien van de werknemer die op het tijdstip van het vervallen van artikel 16a respectievelijk artikel 16b, de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt dient de werkgever, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, de volgende opzeggingstermijn in acht te nemen:
– een week voor elk vol jaar dat de dienstbetrekking na de meer- derjarigheid van de werknemer heeft geduurd, tot ten hoogste 13 weken; deze termijn wordt verlengd met een week voor elk vol jaar dat de dienstbetrekking na het bereiken van de leeftijd van
15
45 jaar en voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar heeft geduurd; deze verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken.
4. Met inachtneming van het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 geschiedt de opzegging zodanig dat het dienstverband afloopt op het einde van de betalingsperiode als bedoeld in artikel 31 lid 1.
Aantekening:
4. Voor de werknemer die op 1 januari 1999 45 jaar of ouder was en voor wie op 1 januari 1999 een langere opzegtermijn volgens artikel 16a of 16b gold dan volgens artikel 16c, blijft de oude termijn gelden zolang hij bij dezelfde werkgever in dienst blijft.
5. De werkgever mag niet opzeggen gedurende de tijd dat de werkne- mer arbeidsongeschikt is, tenzij de ongeschiktheid ten minste twee jaren onafgebroken heeft geduurd.
Aantekening:
1. Lid 5 is niet van toepassing in geval van beëindiging van de dienstbetrekking binnen de proeftijd.
6. De werkgever mag niet opzeggen gedurende de tijd dat een meerder- jarige werknemer verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten omdat hij – zonder het oogmerk om de krijgsdienst of andere over- heidsdienst bij wijze van beroep te verrichten – een verplichting nakomt, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiende uit een ver- bintenis door hem jegens de overheid aangegaan, ten aanzien van de landsverdediging of ter bescherming van de openbare orde.
7. Het in het vorige lid gestelde geldt ten aanzien van de minderjarige werknemer indien het dienstverband op het moment waarop de ver- hindering aanvangt, ten minste een jaar heeft geduurd. Aantekening:
Het opzeggingsverbod als bedoeld in lid 6 en lid 7 geldt gedurende de tijd dat de Nederlandse of buitenlandse werknemer de militaire dienstplicht vervult.
8. In afwijking van het in de leden 2 en 3 gestelde, kan met vertegen- woordigers schriftelijk een opzeggingstermijn worden overeengeko- men van ten minste één maand en ten hoogste zes maanden.
III. ARBEIDSTIJDEN Artikel 17 Definities
1. Onder ,,dagelijkse werktijd’’ wordt verstaan de tijd waarin de werk- nemer volgens zijn dienstrooster arbeid verricht.
16
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
2. a. Onder dienstrooster wordt verstaan het schema, waarin de voor de werknemer geldende dagelijkse werktijd en de ADV-tijd zijn vastgelegd.
b. In afwijking van het gestelde onder 2a wordt bij ,,flexibele werk- tijd’’ (zie artikel 18a lid 2 sub b) in het dienstrooster de ADV-tijd niet vastgelegd.
3. Onder ,,ADV-tijd’’ wordt verstaan: de tijd waarop ten gevolge van arbeidsduurverkorting niet wordt gewerkt.
4. Onder ,,overuren’’ wordt verstaan: uren waarin wordt gewerkt buiten het dienstrooster. Als overuren worden echter niet beschouwd ver- schoven uren als bedoeld in lid 5.
5. Onder ,,verschoven uren’’ wordt verstaan:
a. uren gedurende welke een werknemer werkt buiten zijn dienst- rooster, voor zover de werknemer in vier achtereenvolgende weken, met inbegrip van genoemde uren, niet langer werkt dan het aantal werkuren volgens zijn dienstrooster;
b. uren gedurende welke, in overleg met de personeels- vertegenwoordiging of, bij gebreke hiervan, met de werknemers, buiten het dienstrooster wordt gewerkt, met het tevoren vast- staande doel om bepaaldelijk aangewezen uren, waarop niet wordt gewerkt of waarop niet zal worden gewerkt, in te halen;
c. uren, gedurende welke een werknemer werkt buiten zijn dien- strooster, doch binnen het aantal uren waarop hij op basis van zijn dienstrooster zou hebben gewerkt, ten gevolge van het feit dat de werkzaamheden door omstandigheden in het bedrijf van de opdrachtgever van de werkgever niet binnen zijn dienstroos- ter kunnen worden verricht.
6. Onder ,,jaar’’ wordt verstaan een aaneengesloten periode van 365 dagen; ingeval van een schrikkeljaar 366 dagen.
7. Onder ,,week’’ wordt verstaan een periode van 7 aaneengesloten dagen.
Artikel 18
Arbeidsduur
1. De normale wekelijkse arbeidsduur bedraagt, berekend over een
17
periode van maximaal één jaar, gemiddeld 38 uren, met inachtne- ming van het gestelde in artikel 17.
Voor de werknemer die op grond van een bestaande regeling minder dan dit gemiddelde aantal uren per week werkt geldt het overeenge- komen aantal uren.
2. Voor de berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gel- den ook de uren die volgens het dienstrooster zouden worden ge- werkt op nieuwjaarsdag, de 2e paasdag, de Hemelvaartsdag, de 2e pinksterdag, de beide Kerstdagen, de nationale feestdag (30 april) en de dagen waarop de werknemer arbeidsongeschikt is, voor zover deze dagen vallen op een dag binnen het dienstrooster, evenals de uren die volgens het dienstrooster zouden worden gewerkt op de kort-verlofdagen als bedoeld in artikel 61, en op de vakantiedagen.
3. De werkgever stelt de werknemer voor een periode van minimaal één maand in kennis van het voor de werknemer geldende dien- strooster.
In afwijking van vorenstaande kan, in overleg met de ondernemings- raad, de personeelsvertegenwoordiging of bij gebreke hiervan, met de werknemers, tussentijds het dienstrooster worden gewijzigd in- dien deze tussentijdse wijziging het gevolg is van een wijziging van de vorm van arbeidsduurverkorting.
Aantekening:
Dit houdt in dat, in maanden uitgedrukt, de werknemer uiterlijk 31 december het dienstrooster moet weten tot 1 februari, uiterlijk 31 januari het dienstrooster tot 1 maart enz.
4. De werkgever kan, in overleg met de v.v., en onder handhaving van het op het tijdstip van invoering geldende niveau van arbeidsvoor- waarden, een dienstrooster invoeren waarbij op vier dagen per week, welke dagen uitsluitend kunnen betreffen de dagen van maandag t/m vrijdag, gedurende maximaal 9,5 uren per dag arbeid wordt verricht.
5. Als regel wordt des zaterdags geen arbeid verricht. Aantekening:
Xxxxxxx regelmatig op zaterdag moet worden gewerkt, pleegt de werkgever overleg met de personeelsvertegenwoordiging.
6. Door de werknemer wiens aanwezigheid als regel des zaterdags noodzakelijk is, zal per week een andere dag, dan wel twee halve dagen, geen arbeid worden verricht.
7. Xxxxxxx een werknemer incidenteel een zaterdag moet werken zal hij in dezelfde of in de volgende week een hele dag of twee halve dagen desgewenst voor eigen rekening vrijaf kunnen nemen.
18
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
Artikel 18a
Vormen van arbeidsduurverkorting
1. De keuze van de vorm van arbeidsduurverkorting alsmede de wijzi- ging van de keuze dient tot stand te komen in overleg met de onder- nemingsraad. Bij gebreke van een ondernemingsraad komt de arbeidsduurverkorting tot stand na overleg met de personeels- vertegenwoordiging dan wel het personeel.
Indien de werknemer in deeltijd gaat werken dient in de arbeidsover- eenkomst tot uitdrukking te komen of ADV in tijd dan wel in geld wordt genoten.
Aantekening:
Voorbeeld, uitgaande van een gemiddelde arbeidsduur van 10 uur per week:
Indien de werknemer 10/38 van het op hem van toepassing zijnde tabelsalaris verdient, wordt de ADV geacht in geld te zijn genoten. Indien de werknemer 10/40 van het op hem van toepassing zijnde tabelsalaris verdient, wordt de ADV geacht in tijd te zijn genoten.
2. Gekozen kan worden uit één of meer van de volgende mogelijkhe- den, waarbij ADV-tijd niet kan worden ingeroosterd op zon- en feest- dagen als bedoeld in artikel 19 lid 1:
a. ADV-blokken
– 8 uren aaneengesloten ADV-tijd per 4 weken;
– 4 uren aaneengesloten ADV-tijd per 2 weken;
– 2 uren aaneengesloten ADV-tijd per week.
b. flexibele werktijd
een week van minimaal 34 en maximaal 421⁄2 uren waarbij per dag minimaal 0 uur en maximaal 9 uren kan worden gewerkt.
c. ADV-dagen
Deze mogelijkheid staat alleen open voor de werkgever die werk- zaamheden verricht op bouwwerken.
De (gedeelten van) ADV-dagen worden, tenzij in overleg met de ondernemingsraad, dan wel de personeelsvertegenwoordiging,
c.q het personeel anders wordt overeengekomen, vastgesteld op die (gedeelten van) dagen waarop het bouwwerk in verband met ADV niet toegankelijk is.
Eventuele resterende (gedeelten van) ADV-dagen dienen in over- leg met de ondernemingsraad, dan wel de personeelsvertegen- woordiging, dan wel het personeel te worden vastgesteld.
d. vrije keuze
In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2a t/m c kan wor-
19
den gekozen voor een andere vorm van arbeidsduurverkorting. Deze keuze kan uitsluitend worden gemaakt in overleg met de ondernemingsraad, dan wel de personeelsvertegenwoordiging dan wel het personeel.
Indien hiervan gebruik wordt gemaakt dient de gekozen vorm van arbeidsduurverkorting te worden gemeld bij de MTB.
Artikel 18b
Verrekening arbeidsduurverkorting
1. Indien bij het einde van de dienstbetrekking de werknemer nog recht heeft op adv-tijd dan wel te veel adv-tijd heeft genoten wordt dit in tijd dan wel in geld verrekend.
Indien een werknemer arbeidsongeschikt is tijdens ADV-tijd, behoeft dit niet te worden gecompenseerd.
Bij verrekening in geld is artikel 31 lid 1, vermeerderd met een even- tueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, van toepassing.
2. Indien op ADV-tijd arbeid wordt verricht, wordt in overleg met de werknemer vervangende ADV-tijd vastgesteld. Uiterlijk in het vol- gende kalenderkwartaal dient de vervangende ADV-tijd te worden genoten
Artikel 19
Arbeid op zondagen en feestdagen
1. op zondagen, zomede op nieuwjaarsdag, 2e paasdag, hemelvaarts- dag, 2e pinksterdag, beide kerstdagen, de nationale feestdag (30 april) zal als regel geen arbeid worden verricht.
Indien (in enig jaar) 5 mei uitgeroepen wordt tot nationale feestdag waarop geen arbeid wordt verricht, dan zal (in dat jaar) de 25e vakantiedag collectief worden vastgesteld op 5 mei als deze valt op een dag waarop de werknemer volgens zijn dienstrooster arbeid zou verrichten.
Aantekening:
2. Afwijking van hetgeen ten aanzien van de nationale feestdag is bepaald, behoeft de goedkeuring van de MTB (zie artikel 7). Deze goedkeuring wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van de in het buitenland werkzaam zijnde werknemer indien aldaar niet 30 april doch 1 mei een algemene feestdag is.
2. Indien een werknemer voor of bij een desbetreffende opdracht tegen- over de werkgever of diens gemachtigde verklaart gewetensbezwa- ren te hebben tegen arbeid op zondagen, algemeen erkende christe- lijke feestdagen, r.k. feestdagen welke ter plaatse algemeen als
20
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
zondagen worden gevierd, of Goede Vrijdag, kan hij tot die arbeid niet worden verplicht.
Artikel 20
Arbeid in ploegen
1. de werkgever dient, vóór het instellen van ploegenarbeid, overleg te plegen met hetzij de werknemersorganisaties, hetzij de personeels- vertegenwoordiging dan wel bij gebreke hiervan, met de betrokken werknemers.
Voor ondernemingen met een wettelijk verplichte Ondernemingsraad gelden de bepalingen van artikel 27 van de Wet op de Onderne- mingsraden.
2. De daartoe aangewezen werknemers dienen in ploegen arbeid te ver- richten.
3. De in lid 2 bedoelde verplichting geldt niet voor werknemers van 55 jaar en ouder.
4. De in lid 2 bedoelde verplichting geldt eveneens niet voor werkne- mers van wie de gezondheidstoestand zulks niet toelaat; bij verschil van mening hierover, kan de overlegging van een medische verkla- ring worden gevraagd.
5. ADV-tijd wordt bij voorkeur ingeroosterd aan het begin of aan het einde van een arbeidsperiode in een ploegendienst-rooster.
Artikel 21
Overwerk
1. in de gevallen waarin zulks bij of krachtens de arbeidstijdenwet geoorloofd is, is de werknemer van 18 jaar of ouder verplicht op ver- langen van de werkgever langer te werken dan zijn dienstrooster bepaalt.
2. De werkgever pleegt over een regeling met betrekking tot overwerk, indien dat de gehele onderneming of een of meer afdelingen in de onderneming betreft, overleg met hetzij de ondernemingsraad, hetzij de personeelsvertegenwoordiging dan wel, bij gebreke hiervan de betrokken werknemers.
21
Voor de ondernemingsraad gelden hiervoor de bepalingen in de WOR.
3. Indien de werkgever opdracht geeft tot overwerk voor een of meer afdelingen in de onderneming geeft hij hiervan kennis aan de onder- nemingsraad.
4. De in lid 1 bedoelde verplichting geldt niet voor werknemers van 55 jaar en ouder.
5. De in lid 1 bedoelde verplichting geldt eveneens niet voor werkne- mers van wie de gezondheidstoestand zulks niet toelaat; bij verschil van mening hierover kan de overlegging van een medische verkla- ring worden gevraagd.
6. De werkgever die een consignatieregeling wil treffen, dient ter zake overleg te plegen met de personeelsvertegenwoordiging.
Onder consignatieregeling wordt verstaan een regeling waarbij de werknemer buiten het voor hem geldende dienstrooster beschikbaar en oproepbaar dient te zijn.
Op de consignatie zijn de rust- en werktijden van toepassing zoals bij de Arbeidstijdenwet geregeld.
7. Indien overwerk, anders dan op grond van consignatie, aanvangt vóór of op dan wel na middernacht en die dag dan wel de vorige dag de dagelijkse werktijd is gewerkt of een zon- of feestdag is, behoeft het werk niet eerder dan 11 uur na het beëindigen van het overwerk te worden hervat. Voor zover deze uren vallen binnen de dagelijkse werktijd wordt daarover het salaris doorbetaald. Eenmaal per 7 etma- len mag de onafgebroken rusttijd worden beperkt tot 8 uur.
8. In het kader van de werkgelegenheid dient regelmatig overwerk tot het uiterste te worden beperkt.
IV. VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
Artikel 22
Algemeen
1. De werknemer is gehouden de werktijden stipt in acht te nemen en op tijd met de hem opgedragen werkzaamheden te beginnen.
2. De werknemer is verplicht hem door of namens de werkgever opge- dragen werkzaamheden welke zich in diens onderneming voordoen, of werkzaamheden welke met deze onderneming verband houden, naar beste krachten te verrichten; hij zal de werkgever of diens ver- tegenwoordiger terstond kennis geven van enige fout in een hem ver-
22
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
strekte opdracht of van andere feiten en omstandigheden waarvan een goed werknemer kan veronderstellen dat de wetenschap voor de werkgever van belang is.
3. Indien in de onderneming tijdelijk geen aanbod van werk waarvoor de werknemer is aangenomen aanwezig is, dan is de werknemer gehouden andere hem opgedragen vervangende bedrijfswerk- zaamheden te verrichten.
4. De werkgever kan de werknemer verplichten werkstaten bij te hou- den en deze in te leveren op een door de werkgever te bepalen tijd- stip.
Artikel 23
Geheimhouding
Het is de werknemer verboden aan derden bijzonderheden betreffende het bedrijf van de werkgever mede te delen waarvan hij weet of redelij- kerwijze kan vermoeden dat hij deze geheim behoort te houden.
Artikel 24
Zorg ten aanzien van bedrijfsmiddelen
1. Van de door de werkgever verstrekte bedrijfsmiddelen wordt een lijst opgemaakt, die door de werknemer moet worden ondertekend. On- der bedrijfsmiddelen worden onder meer verstaan: machines, computerbestanden, gereedschappen, materialen, voertuigen en geld.
2. De werknemer zal de hem toevertrouwde bedrijfsmiddelen oordeel- kundig en overeenkomstig de bestemming daarvan gebruiken en behandelen en in het algemeen daarvoor de zorg hebben van een goed werknemer.
3. Hij is verplicht aan de werkgever of diens vertegenwoordiger ter- stond kennis te geven van een gebrek aan of verlies van enig bedrijfsmiddel waarvan een goed werknemer kan veronderstellen dat de wetenschap voor de werkgever van belang is.
Aantekening:
De door de werkgever ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen dienen in deugdelijke staat te verkeren.
23
Artikel 25
Vergoeding van schade
1. Indien de werknemer ingevolge artikel 7:661 bw aansprakelijk is voor door hem veroorzaakte schade, zal deze schade worden vergoed in termijnen van ten hoogste 1⁄5 deel van het salaris als bedoel in arti- kel 31 lid 1 per periode.
Aantekening:
Bij beëindiging van het dienstverband is de schade in haar geheel opeisbaar.
2. De werkgever kan van zijn recht op schadevergoeding slechts ge- bruik maken indien hij uiterlijk binnen één maand nadat het verlies of de beschadiging is geconstateerd de werknemer schriftelijk mede- deling heeft gedaan van zijn voornemen tot verhaal van de daardoor te lijden schade.
Artikel 29
Terugkeer uit militaire dienst
Voor het verlaten van de militaire dienst dient de werknemer zich – zo mogelijk een maand van te voren – aan te melden bij de werkgever waar hij in dienst is, opdat de laatste kan vaststellen wanneer de werknemer zijn werkzaamheden zal hervatten.
V. SALARISSEN EN TOESLAGEN
Artikel 31
Salarisbetaling per maand of per vierwekenperiode
1. De salarisbetaling vindt uitsluitend plaats hetzij per maand hetzij per vierwekenperiode.
Onder salaris wordt verstaan de overeengekomen vaste vergoeding, waaronder mede begrepen de persoonlijke toeslag als bedoeld in arti- kel 36a en daarmee vergelijkbare vaste salarisbestanddelen (exclusief eventuele toeslagen, bijslagen, onkostenvergoedingen en dergelijke) die per maand of per vierwekenperiode is verschuldigd door de werkgever.
Aantekening:
Onder vergelijkbare vaste salarisbestanddelen dienen te worden gere- kend die toeslagen die tot doel hebben een salarisgarantie te geven.
2. De uitbetaling van het salaris alsmede eventuele ploegentoeslag geschiedt uiterlijk op de laatste werkdag van de maand dan wel vier- wekenperiode waarover dit salaris verschuldigd is.
24
Metaalbewerkingsbedrijf 1998/1999 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
3. De uitbetaling van eventuele toeslagen, bijslagen, onkostenvergoe- dingen en dergelijke en van te verrekenen voorschotten geschiedt uiterlijk op de laatste werkdag van de volgende maand dan wel vier- wekenperiode als bedoeld in lid 2, tenzij in deze CAO anders is bepaald.
4. Ter zake van reis-, verblijf- en andere kosten zullen, indien de werk- nemer zulks verzoekt, voorschotten worden verstrekt.
5. Niet door de werknemer behoorlijk verantwoorde werkuren, reis-, verblijf- en andere kosten, worden niet uitbetaald.
6. De werkgever verstrekt op verzoek een schriftelijke berekening van de betalingen bedoeld in lid 3.
7. De werkgever verstrekt binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar dan wel bij beëindiging van het dienstverband, aan de werknemer een schriftelijke opgave van hetgeen deze in dat jaar uit de dienstbetrekking heeft genoten en van de inhoudingen daarop.
Artikel 32
Salaristabellen
De tabellen die zijn opgenomen in de artikelen 33a en 33b zijn van toe- passing bij een dienstrooster op basis van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uren berekend over een periode van maximaal één jaar, voor werknemers die de leeftijd van 65 jaar nog niet hebben bereikt.
Bij een dienstrooster op basis van een kortere gemiddelde wekelijkse arbeidsduur heeft de werknemer recht op salaris naar evenredigheid.
Artikel 32a
Toepassing salaristabellen voor jeugdgroepen
1. De werkgever betaalt aan een werknemer tot 21 jaar die niet in het bezit is van een diploma op het niveau van basisberoepsbeoefenaar voor de in artikel 77 omschreven bedrijfstak, behaald via de beroeps- begeleidende leerweg (voorheen leerlingwezen) als bedoeld in de wet educatie beroepsonderwijs, ten minste het salaris zoals vermeld onder ,,jeugdgroepen’’ dat correspondeert met de leeftijd van de
25
werknemer waarbij tevens het bepaalde in de artikelen 41 en 41a in acht dient te worden genomen.
2. De werkgever betaalt aan een werknemer tot 21 jaar die in het bezit is van een diploma op het niveau van basisberoepsbeoefenaar voor de in artikel 77 omschreven bedrijfstak, behaald via de beroeps- begeleidende leerweg (voorheen leerlingwezen) als bedoeld in de Wet Educatie Beroepsonderwijs, ten minste het salaris zoals vermeld onder ,,Jeugdgroepen met vakdiploma’’ dat correspondeert met de leeftijd van de werknemer.
De in dit lid bedoelde vakdiploma’s zijn de door CAO-partijen erkende vakdiploma’s.
Aantekening:
Deze vakdiploma’s zijn vermeld op een lijst van vakdiploma’s die is te verkrijgen bij de MTB.
Artikel 33
Toepassing salaristabellen voor 21 jarigen en ouder
1. De werknemer van 21 jaar of ouder wordt, op grond van de door hem uitgeoefende functie, ingedeeld in één van de salarisgroepen, waarbij een minimumleeftijd geldt van 21 jaar voor de salaris- groepen a t/m e, en een minimumleeftijd van 23 jaar voor de salaris- groepen f t/m j.
2. De salarisgroepen A t/m J onderscheiden leeftijdsjaren tot de vak- volwassen leeftijd en daarna één of meer functiejaren.
De vakvolwassen leeftijd is in salarisgroep A: 23 jaar F: 26 jaar
B: 23 jaar G: 27 jaar
C: 23 jaar H: 27 jaar
D: 24 jaar I: 27 jaar
E: 25 jaar J: 27 jaar
3. Onder functiejaren worden verstaan de jaren gedurende welke de werknemer (na de vakvolwassen leeftijd) zijn functie in het bedrijf van de werkgever uitoefent. Onder functiejaren worden mede begre- pen de fictieve functiejaren welke de werkgever aan de werknemer heeft toegekend.
4. De werkgever betaalt aan de werknemer die de vakvolwassen leef- tijd nog niet heeft bereikt, ten minste het salaris dat, in aanmerking nemende de leeftijd van de werknemer, is vastgesteld in zijn salaris- groep.
Ten aanzien van de werknemer die is ingedeeld in salarisgroep A geldt tevens het bepaalde in artikel 41.
26
5. De werkgever betaalt aan de werknemer die is ingedeeld in één van de salarisgroepen A tot en met J, en die de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, ten minste het salaris dat, in aanmerking nemende het aantal aan de werknemer toegekende functiejaren, in zijn salaris- groep is vastgesteld.
Ten aanzien van de werknemer die is ingedeeld in salarisgroep A geldt tevens het bepaalde in artikel 41.
6. Werknemers die bij indiensttreding ten minste 1 jaar werkloos zijn geweest en 23 jaar of ouder zijn en die niet in staat zijn een functie op het functieniveau van salarisgroep A te vervullen, ontvangen gedurende een inloopperiode van maximaal één jaar het wettelijk minimumloon voor 23 jaar en ouder.
Artikel 33a
Salaristabel voor betaling per maand vanaf 1 januari 19981) tot 1 januari 1999
Jeugdgroepen | |
16 jaar | 766,00 |
17 jaar | 877,10 |
18 jaar | 1010,30 |
19 jaar | 1165,70 |
20 jaar | 1365,50 |
Jeugdgroepen met vakdiploma
16 jaar 976
17 jaar 1118
18 jaar 1288
19 jaar 1486
20 jaar 1741
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
27
Leeftijd | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
21 jaar | 1609,80 | 2408 | 2462 | 2517 | 2572 | |||||
22 jaar | 1887,30 | 2621 | 2648 | 2680 | 2708 | |||||
23 jaar | 2676 | 2828 | 2866 | 2896 | 2927 | 2957 | 2989 | 3018 | 3050 | 3081 |
24 jaar | 2927 | 2961 | 3030 | 3099 | 3205 | 3307 | 3415 | |||
25 jaar | 3023 | 3102 | 3209 | 3371 | 3563 | 3788 | ||||
26 jaar | 3174 | 3320 | 3547 | 3820 | 4142 | |||||
27 jaar | 3430 | 3723 | 4077 | 4497 | ||||||
Functiejaren | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
0 | 2676 | 2828 | 2866 | 2927 | 3023 | 3174 | 3430 | 3723 | 4077 | 4497 |
1 | 2700 | 2855 | 2890 | 2956 | 3078 | 3244 | 3505 | 3804 | 4170 | 4594 |
2 | 2874 | 2912 | 2987 | 3133 | 3315 | 3579 | 3876 | 4257 | 4686 | |
3 | 2935 | 3015 | 3187 | 3387 | 3661 | 3960 | 4344 | 4783 | ||
4 | 3046 | 3242 | 3456 | 3732 | 4042 | 4435 | 4877 | |||
5 | 3074 | 3297 | 3528 | 0000 | 0000 | 0000 | 4974 | |||
6 | 3352 | 3599 | 3878 | 4201 | 4608 | 5069 | ||||
7 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | ||||||
8 | 4361 | 4783 | 5263 | |||||||
9 | 4870 | 5358 | ||||||||
10 | 5456 |
De bedragen van de Jeugdgroepen zonder vakdiploma, alsmede van salarisgroep A bij 21 en 22 jaar zijn conform de bedragen van de Wet Minimumloon. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
De bedragen van de Jeugdgroepen met vakdiploma, van salarisgroep A bij 23 jaar en bij 0 en 1 functiejaar, alsmede van de salarisgroepen B tot en met J zijn per 1 januari 1998 met 2,25% verhoogd.
28
Salaristabel voor betaling per maand vanaf 1 januari 1999
Jeugdgroepen | |
16 jaar | 766,00 |
17 jaar | 877,10 |
18 jaar | 1010,30 |
19 jaar | 1165,70 |
20 jaar | 1365,50 |
Jeugdgroepen met vakdiploma
16 jaar 983
17 jaar 1126
18 jaar 1298
19 jaar 1497
20 jaar 1754
29
Leeftijd | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
21 jaar | 1609,80 | 2426 | 2480 | 2536 | 2591 | |||||
22 jaar | 1887,30 | 2641 | 2668 | 2700 | 2728 | |||||
23 jaar | 2696 | 2849 | 2888 | 2918 | 2949 | 2979 | 3011 | 3041 | 3073 | 3104 |
24 jaar | 2949 | 2983 | 3053 | 3122 | 3229 | 3332 | 3441 | |||
25 jaar | 3046 | 3125 | 3233 | 3396 | 3590 | 3816 | ||||
26 jaar | 3198 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | |||||
27 jaar | 3456 | 3751 | 4108 | 4531 | ||||||
Functiejaren | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
0 | 2696 | 2849 | 2888 | 2949 | 3046 | 3198 | 3456 | 3751 | 4108 | 4531 |
1 | 2720 | 2876 | 2912 | 2978 | 3101 | 3268 | 3531 | 3833 | 4201 | 4628 |
2 | 2896 | 2934 | 3009 | 3157 | 3340 | 3606 | 3905 | 4289 | 4721 | |
3 | 2957 | 3038 | 3211 | 3412 | 3688 | 3990 | 4377 | 4819 | ||
4 | 3069 | 3266 | 3482 | 0000 | 0000 | 0000 | 4914 | |||
5 | 3097 | 3322 | 3554 | 3838 | 4152 | 4551 | 5011 | |||
6 | 3377 | 3626 | 3907 | 4233 | 4643 | 5107 | ||||
7 | 3988 | 4314 | 4729 | 5204 | ||||||
8 | 4394 | 4819 | 5302 | |||||||
9 | 4907 | 5398 | ||||||||
10 | 5497 |
De bedragen van de Jeugdgroepen zonder vakdiploma, alsmede van salarisgroep A bij 21 en 22 jaar zijn conform de bedragen van de Wet Minimumloon. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
De bedragen van de Jeugdgroepen met vakdiploma, van salarisgroep A bij 23 jaar en bij 0 en 1 functiejaar, alsmede van de salarisgroepen B tot en met J zijn per 1 januari 1999 met 0,75% verhoogd.
30
Salaristabel voor betaling per vier weken vanaf 1 januari 19981) tot 1 januari 1999
Jeugdgroepen | |
16 jaar | 707,20 |
17 jaar | 809,60 |
18 jaar | 932,40 |
19 jaar | 1076,00 |
20 jaar | 1260,40 |
Jeugdgroepen met vakdiploma
16 jaar 898
17 jaar 1028
18 jaar 1185
19 jaar 1366
20 jaar 1601
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
31
Leeftijd | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
21 jaar | 1486 | 2215 | 2264 | 2315 | 2365 | |||||
22 jaar | 1742 | 2410 | 2436 | 2465 | 2490 | |||||
23 jaar | 2461 | 2601 | 2636 | 2663 | 2692 | 2720 | 2749 | 2776 | 2805 | 2833 |
24 jaar | 2692 | 2723 | 2786 | 2850 | 2947 | 3041 | 3141 | |||
25 jaar | 2780 | 2853 | 2951 | 3100 | 3277 | 3484 | ||||
26 jaar | 2919 | 3053 | 3262 | 3513 | 3810 | |||||
27 jaar | 3155 | 3424 | 3749 | 4136 | ||||||
Functiejaren | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
0 | 2461 | 2601 | 2636 | 2692 | 2780 | 2919 | 3155 | 3424 | 3749 | 4136 |
1 | 2484 | 2626 | 2658 | 2719 | 2831 | 2984 | 0000 | 0000 | 0000 | 4225 |
2 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 3049 | 3291 | 0000 | 0000 | 0000 | |
3 | 0000 | 0000 | 0000 | 3115 | 3367 | 3642 | 3995 | 4399 | ||
4 | 2801 | 2982 | 3179 | 3432 | 3717 | 4078 | 4486 | |||
5 | 0000 | 0000 | 0000 | 3503 | 3790 | 4155 | 4575 | |||
6 | 0000 | 0000 | 0000 | 3864 | 4238 | 4662 | ||||
7 | 3640 | 3938 | 4317 | 4750 | ||||||
8 | 4011 | 4399 | 4840 | |||||||
9 | 4479 | 4928 | ||||||||
10 | 5018 |
De bedragen van de Jeugdgroepen zonder vakdiploma, alsmede van salarisgroep A bij 21 en 22 jaar zijn conform de bedragen van de Wet Minimumloon. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
De overige bedragen zijn tot stand gekomen door de onafgeronde bedragen van de tabel per maand te vermenigvuldigen met de factor 0.9197.
32
Salaristabel voor betaling per vier weken vanaf 1 januari 1999
Jeugdgroepen | |
16 jaar | 707,20 |
17 jaar | 809,60 |
18 jaar | 932,40 |
19 jaar | 1076,00 |
20 jaar | 1260,40 |
Jeugdgroepen met vakdiploma
16 jaar 904
17 jaar 1036
18 jaar 1193
19 jaar 1377
20 jaar 1613
33
Leeftijd | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
21 jaar | 1486 | 2231 | 2281 | 2332 | 2383 | |||||
22 jaar | 1742 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | |||||
23 jaar | 2480 | 2620 | 2656 | 2683 | 2712 | 2740 | 2770 | 2796 | 2826 | 2855 |
24 jaar | 2712 | 2744 | 2808 | 2872 | 2970 | 3064 | 3164 | |||
25 jaar | 2801 | 2874 | 2973 | 3124 | 3301 | 3510 | ||||
26 jaar | 0000 | 0000 | 0000 | 3540 | 3838 | |||||
27 jaar | 3178 | 3450 | 3778 | 4167 | ||||||
Functiejaren | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
0 | 2480 | 2620 | 2656 | 2712 | 2801 | 2941 | 3178 | 3450 | 3778 | 4167 |
1 | 2502 | 2645 | 2678 | 2739 | 2852 | 3006 | 3248 | 3525 | 3864 | 4257 |
2 | 2663 | 2698 | 2768 | 2903 | 3072 | 3316 | 3591 | 3945 | 4342 | |
3 | 2720 | 2794 | 2953 | 3138 | 3392 | 3669 | 4025 | 4432 | ||
4 | 2822 | 3004 | 3202 | 3458 | 3745 | 4109 | 4519 | |||
5 | 2848 | 3055 | 3269 | 0000 | 0000 | 0000 | 4609 | |||
6 | 3106 | 3335 | 3593 | 3893 | 4270 | 4697 | ||||
7 | 3667 | 3968 | 4349 | 4786 | ||||||
8 | 4041 | 4432 | 4877 | |||||||
9 | 4513 | 4965 | ||||||||
10 | 5056 |
De bedragen van de Jeugdgroepen zonder vakdiploma, alsmede van salarisgroep A bij 21 en 22 jaar zijn conform de bedragen van de Wet Minimumloon. Indien deze bedragen wijzigen gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
De overige bedragen zijn tot stand gekomen door de onafgeronde bedragen van de tabel per maand te vermenigvuldigen met de factor 0.9197.
34
Artikel 34
Salarisverhoging in verband met leeftijd
De verhogingen welke verband houden met de leeftijd worden verleend met ingang van de betalingsperiode waarin de verjaardag van de betrok- ken werknemer valt.
Het vorenstaande geldt niet indien voor alle werknemers eenzelfde afwijkende regeling van kracht was, dan wel in overleg met de pers- neelsvertegenwoordiging wordt vastgesteld.
Artikel 35
Salarisverhoging in verband met functiejaren
Verhogingen op grond van functiejaren worden eenmaal per jaar toege- kend, doch uiterlijk in de betalingsperiode waarin een nieuw functiejaar begint, een en ander totdat het maximum aantal functiejaren in de betref- fende salarisgroep is bereikt.
Indien voor alle werknemers eenzelfde afwijkende regeling van kracht was, dan wel in overleg met de personeelsvertegenwoordiging wordt vastgesteld, kan een functiejarenverhoging worden toegekend in een periode van uiterlijk 6 maanden nà, en met terugwerkende kracht tot, de betalingsperiode waarin een nieuw functiejaar begint.
Artikel 36
Wijziging van functie; her- om- en bijscholing
1. De werknemer die een functie gaat vervullen welke in een hogere salarisgroep is ingedeeld zal in salaris ten minste gelijk blijven.
2. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de werk- nemer die een andere functie gaat vervullen die in dezelfde salaris- groep is ingedeeld.
3. De werknemer die een functie gaat vervullen, welke in een lagere salarisgroep is ingedeeld, zal ten minste drie betalingsperioden nog het salaris blijven ontvangen dat hij in de vorige functie verdiende. Vervolgens kan hij al dan niet getemporiseerd in de nieuwe salaris- groep worden ingedeeld.
4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 zal bij indeling van een werk-
35
nemer van 55 jaar en ouder in een lagere salarisgroep het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris in de vorm van een toeslag worden uitgekeerd. Salarisverhogingen zullen uitsluitend worden be- rekend over het nieuwe salaris. De toeslag zal hierbij ongewijzigd blijven.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling om het oude salaris te handhaven.
5. Voor de werknemer die bij indiensttreding in herscholing wordt genomen geldt gedurende de eerste drie betalingsperioden geen sala- risschaal.
Onder herscholing wordt verstaan een opleiding ter herkrijging van de geheel of gedeeltelijk verloren gegane bekwaamheid in het uitoe- fenen van een bepaalde functie die de op te leiden werknemer uitoe- fende.
6. Voor de werknemer die bij indiensttreding in omscholing wordt genomen geldt gedurende de eerste zes betalingsperioden geen sala- risschaal, met dien verstande dat deze termijn van zes tot twaalf betalingsperioden wordt verlengd ingeval omscholing plaatsvindt tot een functie die is ingedeeld in een van de salarisgroepen hoger dan D.
7. Voor de werknemer, die bij indiensttreding zal worden bijgeschoold ter verkrijging van meerdere vakkennis, resp. vaardigheid voor het uitoefenen van zijn functie, zal gedurende de eerste drie betalings- perioden geen salarisschaal gelden, indien de bijscholing plaatsvindt tijdens de dagelijkse werktijd.
8. De reeds in dienst zijnde werknemer, die tijdens de dagelijkse werk- tijd, op verzoek van de werkgever, een cursus volgt voor her-, om- of bijscholing, zoals genoemd in de leden 5 t/m 7, zal gedurende de duur van de cursus niet in salaris achteruit gaan.
9. De werkgever kan met een werknemer die in her-, om- of bijscho- ling wordt opgenomen, overeenkomen, dat de dienstbetrekking door geen van de partijen zal worden beëindigd binnen één jaar, nadat de scholing al dan niet met goed gevolg is beëindigd. Een overeen- komst, als bedoeld in de vorige zin, dient schriftelijk te worden aan- gegaan.
In een dergelijke overeenkomst kan tevens worden bepaald dat de werkgever de werknemer zal plaatsen in de functie waarvoor deze is her-, om- of bijgeschoold, respectievelijk dat de werknemer de be- doelde functie zal aanvaarden.
10. De werknemer die de dienstbetrekking beëindigt voor het in lid 9 bedoelde tijdstip, is schadeplichtig. De schadeloosstelling blijft be- perkt tot het salaris, vermeerderd met de kosten welke de werkgever
36
eventueel ten behoeve van de werknemer heeft gemaakt in verband met diens deelneming aan de cursus, zoals boeken reisgeld, e.d.
Artikel 36a
Salarisgevolgen invoering FC-Handboek
Werknemers die de vakvolwassen leeftijd nog niet hebben bereikt:
1. a. Indien een werknemer, die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt ingedeeld in een hogere functiegroep wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling en leeftijd past. Hierbij dient zijn nieuwe salaris minimaal gelijk te zijn aan zijn huidige salaris.
b. Indien een werknemer die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt wordt ingedeeld in een lagere functiegroep wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling en leeftijd past. Het verschil tussen het huidige salaris en het tabelsalaris beho- rend bij zijn leeftijd en nieuwe salarisgroep wordt toegekend in de vorm van een persoonlijke toeslag.
Voor het geval dat er geen corresponderende leeftijd is wordt de werknemer ingeschaald met fictieve functiejaren zodanig dat het tabelsalaris gelijk is aan het huidige salaris. Indien het huidige salaris blijkt te liggen tussen de tabelsalarissen corresponderend met twee opeenvolgende functiejaren dan wordt het salaris toe- gekend corresponderend met het tabelsalaris van het lagere functiejaar. Het verschil tussen het huidige salaris en het bij zijn indeling behorende tabelsalaris wordt toegekend in de vorm van een persoonlijke toeslag.
Over de persoonlijke toeslag zullen collectieve salarisverhogingen worden toegekend. Individuele salarisverhogingen zullen met de persoonlijke toeslag worden verrekend.
Werknemers die de vakvolwassen leeftijd hebben bereikt:
2. a. Indien een werknemer, die de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, wordt ingedeeld in een hogere functiegroep, wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling past, zodanig dat hij een fictief aantal functiejaren ontvangt waardoor zijn nieuwe salaris minimaal gelijk is aan zijn huidige salaris.
Indien de werknemer een salaris heeft dat lager is dan het tabel- salaris bij 0 functiejaren dan zal het salaris worden verhoogd zodanig dat het gelijk is aan het tabelsalaris behorend bij 0 functiejaren.
Indien de werknemer een salaris heeft dat gelegen is tussen de
37
tabelsalarissen van twee opeenvolgende functiejaren van zijn nieuwe salarisgroep, dan zal het salaris worden verhoogd zoda- nig dat het gelijk is aan het tabelsalaris behorend bij het eerstvol- gende hogere functiejaar.
b. Indien een werknemer, die de vakvolwassenleeftijd heeft bereikt, wordt ingedeeld in een lagere functiegroep, wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling past, zodanig dat zijn nieuwe salaris gelijk is aan zijn huidige salaris.
Indien het huidige salaris van de werknemer valt tussen de tabel- salarissen van twee opeenvolgende functiejaren dan wordt het salaris toegekend corresponderend met het tabelsalaris van het lagere functiejaar. Het verschil tussen het (lagere) tabelsalaris en het huidige salaris zal worden toegekend in de vorm van een per- soonlijke toeslag. Over de persoonlijke toeslag zullen de collec- tieve salarisverhogingen worden toegekend. Individuele salaris- verhogingen zullen met de persoonlijke toeslag worden verrekend.
Artikel 37
Beloningssystemen
1. De werkgever die voornemens is over te gaan tot de invoering, wij- ziging of afschaffing van een beloningssysteem (tarief, merit-rating enz.) in (een onderdeel van) de onderneming, pleegt hierover over- leg met de personeelsvertegenwoordiging.
2. Op verzoek van de werkgever of van één of meer werknemers dan wel de personeelsvertegenwoordiging, zullen, ter verkrijging van advies inzake het in het vorige lid bedoelde onderwerp de v.v. tot het bijwonen van het overleg worden uitgenodigd.
3. Leidt het overleg tussen de werkgever en de personeels- vertegenwoordiging niet tot overeenstemming, doch wenst de werk- gever niettemin tot een besluit als bedoeld in lid 1 te komen, dan wendt hij zich voor advies tot de bedrijfsraad, in welk geval de werk- gever en de personeelsvertegenwoordiging in overeenstemming met het door de bedrijfsraad gegeven advies dienen te handelen.
Aantekening:
Met beloningssytemen zijn bedoeld systemen, waarbij de wijze van taakvervulling (individueel, groepsgewijs of collectief) wordt vastge- steld volgens één of meer kwantificeerbare factoren, of volgens een samenstel van factoren waarvan de meeste, resp. de belangrijkste kwan- tificeerbaar zijn.
38
Artikel 37a
Basissalaris vertegenwoordigers
1. Voor vertegenwoordigers en/of verkopers bedraagt het basissalaris per salarisbetalingsperiode minimaal het minimumloon dat is vastge- steld bij of krachtens de wet op het minimumloon.
2. Voor vertegenwoordigers en/of verkopers zullen algemene procen- tuele salarisverhogingen, alsmede éénmalige uitkeringen, worden berekend over minimaal het basissalaris per salarisbetalingsperiode.
Artikel 38
Spaarloon
Indien een werknemer de werkgever daartoe het verzoek doet, is deze gehouden zijn medewerking te verlenen aan, en voorzieningen te treffen om, zijn werknemers in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheden ten aanzien van de spaarloonregeling als bedoeld in de wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 40
Ziektekostenverzekering
1. De werkgever verstrekt op het tijdstip dat voor een werknemer de deelneming aan de verplichte ziekenfondsverzekering eindigt, aan hem een bijslag op het salaris als tegemoetkoming in de kosten voor een ziektekostenverzekering indien en voor zover hem niet een zoda- nige toeslag eerder was verstrekt.
2. De bijslag als bedoeld in lid 1 bedraagt de helft van de kosten van de door de werknemer gesloten verzekering, zulks tot ten hoogste een bedrag overeenkomend met het werkgeversdeel in de voor de werknemer tot dan geldende ziekenfondspremie.
3. Het bepaalde in lid 1 geldt indien en voor zover hierin niet op andere wijze is voorzien.
4. De werkgever verstrekt aan de werknemer die op of na 1 juli 1978 bij hem in dienst treedt en bij indiensttreding een salaris als bedoeld in artikel 31 lid 1 gaat genieten dat ligt boven de loongrens van de
39
verplichte ziekenfondsverzekering eveneens de in lid 1 genoemde bijslag.
Artikel 41
Toepassing salarisverhoging
Het voor de werknemer geldende salaris wordt per 1 juni 19971) met 2,75%, per 1 januari 19981) met 2,25%, en per 1 januari 1999 met 0,75% verhoogd.
De werkgever betaalt aan de werknemer tot 21 jaar die niet in het bezit is van een diploma als bedoeld in artikel 32a lid 2, alsmede aan de werk- nemer die is ingedeeld in salarisgroep A, met ingang van de datum waarop deze werknemer recht krijgt op salarisverhoging in verband met de leeftijd, ten minste het per die datum voor hem geldende salaris, ver- hoogd met het verschil tussen het tabelsalaris dat behoort bij zijn leef- tijd en het tabelsalaris dat behoort bij zijn nieuwe leeftijd.
VI. BETALING VAN OVERUREN
Artikel 42
Betaling van overuren
1. het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de onderha- vige vergoedingen zijn begrepen in de beloning, hetgeen moet blij- ken uit een door de werkgever afgegeven schriftelijke verklaring.
2. De werkgever betaalt aan de werknemer de volgende vergoedingen:
a. indien buiten het dienstrooster wordt gewerkt op een dag die niet is een zaterdag, een zondag of een feestdag:
– een vergoeding van 0,78% van het maandsalaris (0,84% van het salaris per vierwekenperiode) per uur voor de eerste twee overuren direkt voorafgaande aan of direkt aansluitend op het dienstrooster, waarbij onder ,,direkt voorafgaand aan’’ of ,,di- rekt aansluitend op’’ mede worden verstaan die overuren welke van het dienstrooster zijn gescheiden door een wette- lijk verplichte of door de plaatselijke omstandigheden gebo- den rusttijd;
– een vergoeding van 0,89% van het maandsalaris (0,97% van het salaris per vierwekenperiode) per uur voor de overuren die volgen op de in de vorige zin genoemde uren;
b. indien buiten het dienstrooster wordt gewerkt op een zaterdag die niet is een feestdag: een vergoeding van 0,89% van het maand- salaris (0,97% van het salaris per vierwekenperiode) per uur;
c. indien wordt gewerkt op een zondag die niet is een feestdag,
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
40
geldt een vergoeding van 1,12% van het maandsalaris (1,21% van het salaris per vierwekenperiode) per uur;
d. indien wordt gewerkt op een feestdag geldt een vergoeding van 1,12% van het maandsalaris (1,21% van het salaris per vier- wekenperiode) per uur. Deze vergoeding bedraagt evenwel 0,56% van het maandsalaris (0,6% van het salaris per vierwekenperiode) wanneer op een andere dag in dezelfde of de daaropvolgende week vrijaf wordt gegeven, zulks ter vervanging van de uren waarop die vergoeding betrekking heeft.
3. Geen vergoeding is verschuldigd voor overwerk dat wordt verricht aansluitend aan de dagelijkse werktijd, wanneer dit overwerk dient tot afsluiting van de normale dagtaak, zich slechts incidenteel voor- doet en niet langer duurt dan een half uur.
Is dit overwerk van langere duur, dan is de vergoeding over de gehele duur ervan verschuldigd.
4. Indien de overuren niet direkt aansluiten op het dienstrooster, doch eerst op een later tijdstip aanvangen, terwijl bovendien op de betref- fende dag de dagelijkse werktijd is gewerkt, betaalt de werkgever aan de werknemer een vergoeding van 0,89% van het maandsalaris (0,97% van het salaris per vierwekenperiode) per uur voor alle als- dan in het kader van het overwerk gewerkte uren. Genoemde vergoe- ding blijft ook van toepassing indien de in de vorige zin bedoelde uren, zonder onderbreking van ten minste drie aaneensluitende uren, vallen in de volgende dagelijkse werktijd.
5. In overleg tussen werkgever en werknemer kunnen overuren en toe- slagen daarop geheel of gedeeltelijk in vrije tijd worden vergoed.
6. Voor vergoeding van de in het kader van consignatie daadwerkelijk verrichte arbeid geldt de regeling van dit artikel.
7. Voor de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week bere- kend over een periode van maximaal één jaar, dient het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris, dan wel salaris over 4 weken) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddeld 38-urige werkweek, alvorens de vergoeding wordt berekend. Aantekening:
Hierbij dient de volgende formule te worden gebruikt: 38 x periode salaris x betreffende percentage
41
gedeeld door het aantal overeengekomen uren per week, dat wordt gewerkt.
Artikel 43
Betaling van verschoven uren
1. De verschoven uren, genoemd in artikel 17 lid 5 sub a en b, komen niet voor een toeslag in aanmerking.
2. Voor de verschoven uren, genoemd in artikel 17 lid 5 sub c bedraagt de toeslag 0,12% per uur van het maandsalaris (0,13% van het sala- ris per vierwekenperiode).
3. Voor de verschoven uren genoemd in artikel 17 lid 5 sub c, dient met betrekking tot de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspra- ken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week, berekend over een periode van maximaal één jaar, het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris, dan wel salaris over 4 weken) dat van toepassing zou zijn bij een gemid- deld 38-urige werkweek, alvorens de toeslag over het salaris wordt berekend.
Aantekening:
Hierbij dient de volgende formule te worden gebruikt: 38 x periode salaris x betreffende percentage
gedeeld door het aantal overeengekomen uren per week, dat wordt gewerkt.
Artikel 44
Betaling van reisuren
1. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de onderha- vige vergoedingen zijn inbegrepen in het salaris.
Dit moet blijken uit een schriftelijke verklaring van de werkgever die dient te worden verstrekt vóórdat de vergoeding in de beloning wordt inbegrepen.
2. Indien de werknemer voor het verrichten van karweiwerkzaamheden moet reizen, zal de werkgever hem de reistijd als volgt vergoeden:
a. bij gebruikmaking van openbare middelen van vervoer: de nood- zakelijke reistijd berekend volgens de dienstregeling van het openbaar vervoer;
b. bij gebruikmaking van een eigen of van een door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel: de reistijd berekend in redelijke verhouding tot de reistijd volgens het openbaar vervoer over een vergelijkbare afstand.
42
3. De in lid 2 sub a en b genoemde reistijd komt alleen voor vergoe- ding in aanmerking voor zover de werknemer langer heeft moeten reizen dan hij normaal nodig heeft naar de plaats waarvoor de dienst- betrekking is aangegaan.
4. De reistijdenvergoeding wordt als volgt berekend:
a. uren buiten het dienstrooster: 0,56% van het maandsalaris (0,6% van het salaris per vierwekenperiode) per volledig uur;
b. uren op zondag en uren binnen het dienstrooster op een in arti- kel 19 lid 1 genoemde feestdag: 1,12% van het maandsalaris (1,21% van het salaris per vierwekenperiode) per volledig uur;
c. uren buiten het dienstrooster op een in artikel 19 lid 1 genoemde feestdag: 1,67% van het maandsalaris (1,81% van het salaris per vierwekenperiode) per volledig uur.
5. Voor de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week, bere- kend over een periode van maximaal één jaar, dient het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris, dan wel salaris over 4 weken) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddeld 38-urige werkweek, alvorens de vergoeding wordt berekend. Aantekening:
Hierbij dient de volgende formule te worden gebruikt: 38 x periode salaris x betreffende percentage
gedeeld door het aantal overeengekomen uren per week, dat wordt gewerkt.
Aantekening:
Voor het begrip salaris: zie artikel 31 lid 1.
Artikel 45
Ploegentoeslag
De werkgever betaalt aan de werknemers die in ploegendienst werken een toeslag van 14% van het maandsalaris dan wel het salaris per vier- wekenperiode.
43
VII. VERGOEDING VAN REIS- EN VERBLIJFKOSTEN
Artikel 46
Vergoeding van reiskosten
1. Indien de werknemer voor het verrichten van werkzaamheden waar- voor de dienstbetrekking is aangegaan moet reizen, zal de werkge- ver hem, met inachtneming van hetgeen is bepaald in lid 2 van dit artikel, ter zake van reiskosten de volgende vergoeding geven:
a. bij gebruikmaking van openbare middelen van vervoer: de wer- kelijk gemaakte kosten in de laagste klasse;
b. bij gebruikmaking van vervoer waarin door de werkgever wordt voorzien: geen vergoeding;
c. bij gebruikmaking van een eigen vervoermiddel van de werkne- mer, mits dit gebeurt in opdracht en/of met toestemming van de werkgever: een redelijke vergoeding.
Van de werkgever wordt verwacht dat hij zich ervan overtuigt dat het vervoermiddel in deugdelijke staat verkeert en verzekerd is volgens de normen van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtui- gen.
2. Van de onder lid 1 sub a en c bedoelde reiskosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking de meerdere kosten die de werknemer heeft moeten maken boven de kosten die hij normaal maakt om te komen op de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan.
3. Werknemers, die langer dan een week buiten hun vaste woonplaats moeten overnachten, zullen elke week in de gelegenheid worden gesteld om na afloop van de voor het betreffende werk vastgestelde wekelijkse werktijd naar huis te reizen. Indien echter de werkzaam- heden zulks vorderen, dan wel de reisverbinding daartoe aanleiding geeft kan de werkgever na overleg met de werknemer hiervan afwij- ken. De afreis naar het karwei zal des maandags per eerste gelegen- heid geschieden, doch behoeft, behoudens bijzondere omstandighe- den, niet eerder aan te vangen dan omstreeks zes uur des morgens. Aantekening:
Onder bijzondere omstandigheden is in dit verband te verstaan: een abnormaal grote afstand en/of moeilijke reisgelegenheid.
4. Onverminderd het bepaalde in lid 3 heeft de in dat lid bedoelde werknemer ter zake van een feestdag als genoemd in artikel 19 lid 1 recht op een betaalde reis naar huis.
44
Artikel 47
Vergoeding van verblijfkosten
1. indien de werknemer werkzaamheden moet verrichten buiten de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan zal de werkgever hem vergoeden:
a. pensionkosten, indien de noodzakelijke reistijd en/of moeilijke reisgelegenheid noodzakelijk maken dat de werknemer overnacht in een door de werkgever goed te keuren pension;
b. verblijfkosten, in redelijke omvang naar gelang van de omstan- digheden.
2. Lid 1 sub b is eveneens van toepassing wanneer de werknemer als gevolg van hem plotseling opgedragen overwerk des avonds twee uur of langer na het einde van de dagelijkse werktijd het werk ver- laat, tenzij door de werkgever voor een maaltijd wordt gezorgd.
Artikel 48
Andere regelingen
Bestaande ondernemingsgewijze regelingen die ten minste gelijkwaardig zijn aan het bepaalde in artikel 44 alsmede aan het bepaalde in de arti- kelen van dit hoofdstuk, kunnen met een beroep op deze artikelen niet dan in overleg met de werknemer worden gewijzigd.
VIII. VAKANTIE EN VAKANTIEBIJSLAG
Artikel 49
Definitie vakantiedag
Onder een vakantiedag wordt in de volgende artikelen verstaan een dag waarop de werknemer volgens zijn dienstrooster arbeid zou verrichten indien hij op die dag geen vakantie zou hebben.
Artikel 50
Vakantierechten
1. De werknemer voor wie een dienstrooster van vijf dagen per week geldt op basis van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38
45
uren berekend over een periode van maximaal één jaar, ontvangt 25 werkdagen vakantie per jaar.
2. De werknemer voor wie een dienstrooster als bedoeld in artikel 18 lid 4 geldt van vier dagen per week, gedurende welke maximaal 9,5 uren per dag wordt gewerkt, heeft recht op vakantie naar evenredig- heid.
3. Bij een voor de werknemer geldend dienstrooster op basis van een kortere gemiddelde wekelijkse arbeidsduur heeft de werknemer recht op vakantie naar evenredigheid.
4. Bij een dienstverband gedurende een gedeelte van het kalenderjaar heeft de werknemer recht op vakantie naar evenredigheid.
Artikel 51
Extra vakantierechten voor oudere werknemers
De werknemer die op 30 juni respectievelijk op 31 december van het lopende jaar ten minste zes maanden onafgebroken in dienst van de werkgever is, verwerft boven de vakantie genoemd in artikel 50 mede telkenmale op voormelde tijdstippen:
– anderhalve vakantiedag indien hij alsdan 50 jaar of ouder is;
– twee vakantiedagen indien hij alsdan 55 jaar of ouder is;
– drie en een halve vakantiedag indien hij alsdan 571⁄2 jaar is;
– vijf vakantiedagen indien hij alsdan 58 jaar of ouder is;
– zes vakantiedagen indien hij alsdan 60 jaar is;
– zes en een halve vakantiedag indien hij alsdan 61 jaar is;
– zeven vakantiedagen indien hij alsdan 62 jaar is;
– zeven en een halve vakantiedag indien hij alsdan 63 jaar is;
– acht vakantiedagen indien hij alsdan 64 jaar is. Voorbeelden:
1. De werknemer is jarig in de periode 1 januari t/m 30 juni.
Wordt hij in die periode 61 jaar, dan heeft hij in dat jaar recht op extra dagen vakantie nl.:
per 30 juni: 61⁄2 dagen
per 31 december: 61⁄2 dagen in totaal: 13 dagen.
2. De werknemer is jarig in de periode van 1 juli t/m 31 december. Wordt hij in die periode 61 jaar, dan heeft hij in dat jaar recht op extra dagen vakantie nl.:
per 30 juni (hij is dan nog 60 jaar): 6 dagen per 31 december: 61⁄2 dagen
in totaal: 121⁄2 dagen.
46
In beide voorbeelden is aangenomen dat de werknemer op 30 juni en 31 december ten minste zes maanden in dienst is.
Artikel 52
Inhouding vakantiedag bij tweede ziekmelding
Ten aanzien van de werknemer die zich gedurende een kalenderjaar voor de tweede keer arbeidsongeschikt meldt anders dan ten gevolge van zwangerschap en/of bevalling, zal de werkgever één dag waarop niet wordt gewerkt vanwege arbeidsongeschiktheid aanmerken als een door de werknemer opgenomen verlofdag.
Artikel 53
Beperking van de vakantierechten
1. De werknemer verdient geen vakantie over de tijd, gedurende welke hij wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid geen aan- spraak heeft op zijn salaris.
2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde verdient de werknemer toch vakantie over de tijd gedurende welke hij geen recht op salaris heeft:
a. in de gevallen als genoemd in de artikelen 62 sub b en 63,
b. in het geval de werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar
– de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt,
– de bedongen arbeid niet verricht wegens het volgen van onderricht waartoe hij door de werkgever in de gelegenheid is gesteld.
De vrouwelijke werknemer verdient vakantie over de tijd waarin zij niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten ten gevolge van zwangerschap en bevalling.
3. De in lid 2 bedoelde vakantie aanspraken vervallen indien de dienst- betrekking door de werknemer wordt beëindigd voordat de werk- zaamheden zijn hervat, tenzij beëindiging van de dienstbetrekking plaatsvindt op grond van een daartoe strekkend schriftelijk medisch advies.
47
Artikel 54
Aaneengesloten vakantie
1. De aaneengesloten vakantie wordt als regel genoten tussen 30 april en 1 oktober en omvat, tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen ver- zet, 21 of meer kalenderdagen.
Indien het bedrijfsbelang zich verzet tegen een aaneengesloten va- kantie van 21 of meer kalenderdagen, omvat de aaneengesloten vakantie ten minste 14 of meer kalenderdagen. De vaststelling van de aaneengesloten vakantie geschiedt door de werkgever in overleg met de betrokken werknemer, mits de werknemer deze tijdig aan- vraagt en zijn aanspraken toereikend zijn.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling dat de werkgever elk jaar in de maand januari aan de werknemer opgave doet van het aantal vakantiedagen dat de werknemer nog toekomt per 1 januari van dat jaar.
2. Voor 1 januari kan de werkgever, na overleg met de personeels- vertegenwoordiging, vaststellen wanneer een aaneengesloten vakan- tie collectief zal worden gehouden. In individuele gevallen kan hier- van in overleg tussen de werkgever en de betrokken werknemer worden afgeweken.
Voor ondernemingen met een wettelijk verplichte Ondernemingsraad geldt dat voor het vaststellen van een collectieve aaneengesloten vakantie de instemming van de Ondernemingsraad vereist is.
Artikel 55
Vaststellen verlofdagen
1. De vaststelling van de individuele verlofdagen geschiedt door de werkgever in overleg met de werknemer, mits de werknemer deze ten minste twee werkdagen van te voren aanvraagt en zijn aanspra- xxx xxxxxxxxxx zijn. Religieuze feestdagen voor nederlandse en bui- tenlandse werknemers, 1 mei en andere feestdagen, buiten die ge- noemd in artikel 19 lid 1, waarop vrijaf wordt genomen, gelden als individuele verlofdagen.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling dat de werkgever elk jaar in de maand januari aan de werknemer opgave doet van het aantal vakantiedagen dat de werknemer nog toekomt per 1 januari van dat jaar.
2. Behoudens het bepaalde in lid 3 is de werkgever bevoegd om na overleg met de personeelsvertegenwoordiging ten hoogste drie col- lectieve verlofdagen vast te stellen. De vaststelling van collectieve verlofdagen geschiedt zo tijdig mogelijk.
48
3. De werkgever, die installatiewerkzaamheden verricht op een bouw- werk, is bevoegd, na overleg met de personeelsvertegenwoordiging, vast te stellen dat meer dan drie verlofdagen collectief worden geno- ten.
Artikel 55a
Berekening van genoten vakantiedagen
Bij een dienstrooster volgens welke per dag ten hoogste 8 uren wordt gewerkt, wordt:
a. indien de werknemer op de dag gedurende welke hij vakantie geniet volgens zijn dienstrooster ten hoogste 2 uren zou werken, zijn tegoed aan vakantiedagen met 1⁄4 vakantiedag verminderd;
b. indien de werknemer op de dag gedurende welke hij vakantie geniet volgens zijn dienstrooster meer dan 2 uren doch ten hoogste 4 uren zou werken, zijn tegoed aan vakantiedagen met 1⁄2 vakantiedag ver- minderd;
c. indien de werknemer op de dag gedurende welke hij vakantie geniet volgens zijn dienstrooster meer dan 4 uren doch ten hoogste 6 uren zou werken, zijn tegoed aan vakantiedagen met 3⁄4 vakantiedag ver- minderd;
d. indien de werknemer op de dag gedurende welke hij vakantie geniet volgens zijn dienstrooster meer dan 6 uren doch ten hoogste 8 uren zou werken, zijn tegoed aan vakantiedagen met 1 vakantiedag ver- minderd.
Artikel 55b
Bij een dienstrooster volgens welke op een of meer dagen meer dan 8 uren doch ten hoogste 9 uren wordt gewerkt, wordt:
a. indien de werknemer op de dag gedurende welke hij vakantie geniet volgens zijn dienstrooster ten hoogste 21⁄4 uren zou werken, zijn tegoed aan vakantiedagen met 1⁄4 vakantiedag verminderd;
b. indien de werknemer op de dag gedurende welke hij vakantie geniet volgens zijn dienstrooster meer dan 21⁄4 uren doch ten hoogste 41⁄2 uren zou werken, zijn tegoed aan vakantiedagen met 1⁄2 vakantiedag verminderd;
c. indien de werknemer op de dag gedurende welke hij vakantie geniet volgens zijn dienstrooster meer dan 41⁄2 uren doch ten hoogste 63⁄4 uren zou werken, zijn tegoed aan vakantiedagen met 3⁄4 vakantiedag verminderd;
d. indien de werknemer op de dag gedurende welke hij vakantie geniet
49
volgens zijn dienstrooster meer dan 63⁄4 uren doch ten hoogste 9 uren zou werken, zijn tegoed aan vakantiedagen met 1 vakantiedag ver- minderd.
Artikel 56
Doorbetaling van salaris tijdens vakantie
1. De werknemer behoudt gedurende het genot van de hem toekomende vakantie aanspraak op doorbetaling van het salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag.
2. Indien in een onderneming een collectieve vakantie geldt, behoudt de werknemer, wiens aanspraak op deze vakantie niet toereikend is en die niet kan worden tewerkgesteld, aanspraak op doorbetaling van salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag. Hetzelfde geldt voor collectieve verlofdagen.
Artikel 57
Afwikkeling van te veel of te weinig genoten vakantiedagen
1. Tijdens de dienstbetrekking kan de werkgever de door de werknemer te veel genoten (gedeelten van) vakantiedagen doen inhalen of in mindering brengen op te verdienen vakantie.
2. Nog niet genoten (gedeelten van) vakantiedagen kunnen tijdens de dienstbetrekking niet worden vervangen door een uitkering in geld.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking kan de werkgever de door de werknemer te veel genoten (gedeelten van) vakantiedagen verreke- nen met hetgeen hij aan deze werknemer verschuldigd is, indien de beëindiging van het dienstverband geschiedt op verzoek van de werknemer.
4. Bij beëindiging van de dienstbetrekking heeft de werknemer aan- spraak op vergoeding wegens door hem te weinig genoten (gedeel- ten van) vakantiedagen. Ter zake van de hoogte van de vergoeding is artikel 31 lid 1, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, van overeenkomstige toepassing. Aantekening:
Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat door de werk- nemer te weinig genoten (gedeelten van) vakantiedagen tijdens de opzeggingstermijn worden opgenomen.
5. Bij beëindiging van het dienstverband wegens een dringende reden of tijdens de proeftijd, zullen de door de werknemer te veel of te wei-
50
nig genoten (gedeelten van) vakantiedagen in geld worden verre- kend.
6. Ten aanzien van vertegenwoordigers en/of verkopers wordt bij de berekening van de vergoeding wegens te veel of te weinig genoten (gedeelten van) vakantiedagen uitgegaan van het basissalaris, ver- meerderd met de verdiende provisie, ongeacht de datum van uitbe- taling van deze provisie.
De provisie wordt echter uitsluitend in de berekening betrokken indien over de vakantiedagen waarvoor vergoeding plaatsvindt, recht op provisie bestaat.
Als verdiende provisie geldt de provisie welke is verdiend gedurende de laatste 12 kalendermaanden direct voorafgaande aan de datum van het einde van de dienstbetrekking, herleid naar het aantal vakan- tiedagen waarover de vergoeding dient te worden berekend.
In geval van arbeidsongeschiktheid gedurende de laatste 12 kalender- maanden direct voorafgaande aan de datum van het einde van de dienstbetrekking, zullen als de laatste 12 kalendermaanden gelden de laatste 12 kalendermaanden gedurende welke de functie bij arbeids- geschiktheid feitelijk is uitgeoefend.
7. Bij het einde van de dienstbetrekking verstrekt de werkgever aan de werknemer een schriftelijke verklaring waaruit blijkt xxxxxxx vakan- tiedagen de werknemer niet heeft opgenomen doch wel heeft uitbe- taald gekregen.
Artikel 58
Verval van vakantieaanspraken
1. De werknemer die bij de aanvang van de voor hem vastgestelde aan- eengesloten vakantie of van één of meer van de door hem vastge- stelde verlofdagen arbeidsongeschikt is, ontvangt de vakantiedagen waarvan hij geen gebruik heeft kunnen maken op een andere tijd, doch uiterlijk twee jaren na het tijdstip waarop de aanspraak op vakantie is ontstaan.
Artikel 59
Vakantiebijslag
1. De werknemer heeft, met inachtneming van het bepaalde in artikel
51
60, aanspraak op vakantiebijslag van 8% over hetgeen hij sinds de laatst verschenen eerste juli heeft verdiend.
Bij de in de vorige volzin bedoelde verdienste blijven – tenzij in de onderneming een andere regeling bestaat – buiten beschouwing: overwerk, tijdelijke werktijdverkorting, reisuren vallende buiten de dagelijkse arbeidstijd, onkostenvergoedingen, de dertiende maand, winstdelingsregelingen e.d. en éénmalige uitkering(en).
2. De vakantiebijslag is opeisbaar op 30 juni, dan wel op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking.
3. De vakantiebijslag wordt verminderd met een evenredig deel van het in lid 1 bepaalde:
a. voor de tijd die de werknemer voor eigen rekening vrijaf neemt;
b. voor de tijd die de werknemer sinds de laatstverschenen eerste juli zijn werkzaamheden niet heeft verricht anders dan ten ge- volge van arbeidsongeschiktheid of werktijdverkorting, waarbij de eerste maand buiten beschouwing blijft.1)
4. Ten aanzien van vertegenwoordigers moet onder salaris als bedoeld in lid 1 worden verstaan: het basissalaris over de periode 1 juli/30 juni + de in die periode uitbetaalde provisie. De voor vertegenwoor- digers verschuldigde vakantiebijslag is niet hoger dan 8% van drie- maal het wettelijk minimumloon per jaar.
Aantekeningen:
1. Aanbevolen wordt dat de werkgever met de werknemer die in dienst van de werkgever terugkeert na verblijf in militaire dienst, een rege- ling treft t.a.v. de toe te kennen vakantiebijslag.
Artikel 60
Minimum-vakantiebijslag
3. De werknemer die op 1 januari 19982) in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 1998 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenmin- ste f 240,33 per maand (f 222,96 per vierwekenperiode) in de periode van 1 januari 1998 tot 1 januari 1999.
4. De werknemer die op 1 januari 1999 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 1999 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenmin-
1) Het bepaalde in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag blijft onverkort van kracht.
2) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
52
ste f 242,13 per maand (f 224,63 per vierweken periode) in de periode vanaf 1 januari 1999.
IX. VERLOF Artikel 61 Kort verlof
Met uitsluiting van het bepaalde in het derde en vierde lid van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek wordt bij verzuim, voor zover dit bin- nen de dagelijkse werktijd noodzakelijk is, met doorbetaling van salaris in de hierna te noemen gevallen en over de daarbij vermelde duur vrijaf gegeven:
a. over vier dagen aaneengesloten bij:
– overlijden van xx xxxxxxxxxxxxx, een inwonend kind of pleegkind;
b. over twee dagen aaneengesloten bij:
– huwelijk van de werknemer;
c. over één dag bij:
– bevalling van de levenspartner;
– huwelijk van een ouder, ouder van de levenspartner, kind, klein- kind, broer, zuster, broer en/of zuster van de levenspartner;
– overlijden van een ouder, levenspartner van de ouder, ouder van de levenspartner, niet-inwonend kind of pleegkind, broer of zus- ter;
– bijwoning van de begrafenis of crematie van een ouder, levens- partner van de ouder, ouder van de levenspartner, niet-inwonend kind of pleegkind, broer of zuster;
– overlijden of bijwoning van de begrafenis of crematie van een grootouder van de werknemer of van diens levenspartner, klein- kind, xxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxx, broer en/of zuster van de le- venspartner, alsmede de levenspartner van (laatstgenoemde) broer of zuster;
– 25-jarig en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer;
– keuring voor verplichte militaire dienst, waarbij doorbetaling van salaris slechts behoeft plaats te vinden wanneer de werknemer geen tegemoetkoming van het Ministerie van Defensie ontvangt;
– professie van een kind, broer of zuster of priesterwijding van een kind of broer;
– 25-, 40-, 50-, en 60 jarig huwelijksfeest van de ouders, dan wel van de ouders van de levenspartner;
d. – over de tijd nodig voor het doen van een examen waaronder
53
begrepen maximaal één herexamen voor een diploma of getuig- schrift krachtens de Wet op het Cursorisch Beroepsonderwijs;
– over de tijd nodig voor het doen van een vakexamen voor een ander erkend diploma – mits dit in het belang van het bedrijf is
– indien een verzuim van niet langer dan twee dagen nodig is;
– over een door de werkgever naar redelijkheid te bepalen langere tijd indien een examen als bedoeld in de vorige zin een verzuim van meer dan twee dagen nodig maakt;
e. over een door de werkgever naar redelijkheid te bepalen tijd tot ten hoogste één dag bij:
– vervulling van een bij wettelijk voorschrift of door de overheid zonder geldelijke vergoeding opgelegde verplichting, voor zover deze verplichting persoonlijk moet worden nagekomen;
f. over ten hoogste twee uren bij:
– uitoefening van de kiesbevoegdheid.
Onder levenspartner als in het voorafgaande bedoeld onder a en c wordt verstaan de echtgenoot dan wel echtgenote van de werkneemster dan wel werknemer, dan wel degene, geen ouder, broer of zuster van de wer- kneemster dan wel werknemer zijnde, met wie de werkneemster dan wel werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert en waarvan de naam door de werkneemster dan wel werknemer vooraf aan de werk- gever bekend is gemaakt.
Onder levenspartner van de ouder als bedoeld in het voorafgaande bij het derde en vierde gedachtenstreepje onder c, wordt verstaan de echt- genoot dan wel echtgenote van de ouder dan wel degene, geen ouder, broer of zuster van de ouder zijnde, met wie de ouder duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.
Aantekeningen:
1. Met betrekking tot de vergoeding van verlof in verband met nood- zakelijk dokters en/of specialistenbezoek, verdient het aanbeveling dat elke werkgever voor zijn bedrijf een regeling treft.
2. De werkgever wordt aanbevolen de jeugdige werknemer die een avondschool bezoekt, daartoe tijdig vrijaf te geven.
3. Het kort verlof mag geenszins als een extra vakantie worden be- schouwd. Indien b.v. één van de gebeurtenissen die aanleiding kun- nen zijn tot kort verlof in de vakantie of op een vrije dag valt, heeft de werknemer na afloop van de vakantie of de vrije dag geen recht meer op de kort-verlofdagen tenzij verlof ten gevolge van die ge- beurtenis alsnog noodzakelijk is.
Artikel 63
Verlof voor eigen rekening
1. De werknemer, die in het bezit is van een verklaring waaruit blijkt xxxxxxx vakantiedagen hij nog te goed had bij een vorige werkgever, heeft aanspraak op verlof voor eigen rekening over dat aantal dagen.
54
Artikel 64
Gedwongen verzuim
1. Bij gedwongen verzuim als bedoeld in artikel 7:628 van het burger- lijk wetboek, wordt de doorbetaling van het dientengevolge ver- schuldigde salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, beperkt tot vijf dagen, tenzij het verzuim aan de schuld van de werkgever te wijten is. Indien twee of meer perio- des van gedwongen verzuim elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan 3 dagen, gedurende welke de werknemer in opdracht van de werkgever betaalde arbeid heeft verricht, worden deze periodes van gedwongen verzuim voor de toepassing van de in de vorige volzin bedoelde 5 dagen als één verzuimperiode be- schouwd.
2. Bij gedwongen verzuim ten gevolge van vorst of hoge waterstand vindt doorbetaling van het salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, bij elke periode van vorst of hoge waterstand gedurende ten hoogste twee weken plaats, zulks onder aftrek van hetgeen de werknemer deswege krachtens enige wettelijke of daarmede gelijk te stellen voorziening ontvangt.
In een eenmaal begonnen vorstperiode of periode van hoge water- stand wordt de periode van twee weken geacht te zijn onderbroken indien er minimaal op drie aaneengesloten dagen arbeid is verricht. Na deze drie dagen begint een nieuwe periode van ten hoogste twee weken aanvullings- dan wel loonbetalingsverplichting voor de werk- gever te lopen, indien en voor zover er nog sprake is van gedwon- gen verzuim ten gevolge van vorst of hoge waterstand.
3. Bij invoering door de werkgever van een door de bevoegde instantie goedgekeurde tijdelijke werktijdverkorting (verkorting tot een 0-uren week daaronder begrepen) betaalt de werkgever geen salaris over de tijd waarin geen arbeid is verricht.
4. Wanneer de werknemer ten opzichte van het Landelijke Instituut Sociale Verzekeringen waarbij de werkgever is aangesloten aan- spraak heeft op uitkering krachtens de werkloosheidswet omdat de werkgever ingevolge het bepaalde in het voorgaande lid niet ver- plicht is tot betaling van het salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, wordt deze uitkering door de werkgever aangevuld tot het gederfde salaris.
55
X. ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 65
Definitie
1. Onder arbeidsongeschiktheid in dit hoofdstuk wordt verstaan het ongeschikt zijn tot werken ten gevolge van ziekte, ongeval, gebrek, zwangerschap en/of bevalling, een en ander zoals omschreven in de ziektewet (zw), de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (wao) en de algemene arbeidsongeschiktheidswet (aaw).
2. Als eerste dag van de arbeidsongeschiktheid wordt beschouwd de dag, waarop niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt.
3. Als dag van arbeidsongeschiktheid wordt ook beschouwd de dag val- lend binnen het dienstrooster waarop ten gevolge van arbeidsduur- verkorting niet wordt gewerkt.
4. Als dag van arbeidsongeschiktheid wordt voorts beschouwd de dag waarop niet wordt gewerkt ingevolge een dienstrooster als bedoeld in artikel 18 lid 4.
Artikel 65A
Aanvullend invaliditeitspensioen
1. Er is een N.V. ,,N.V. Schadeverzekering metaalnijverheid’’.
2. De N.V. heeft ten doel om, op de voet en onder de voorwaarden als in de betreffende reglementen nader is bepaald, een aanvullend invaliditeitspensioen te verstrekken aan degenen die, (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geraken en voor wie die arbeidsongeschiktheid is aangevangen vanaf 26 januari 1993 of zoveel later.
De N.V. stelt zich mede ten doel het innen en beheren van gelden ter financiering van vorengenoemde doeleinden.
3. De uitvoering van de in lid 2 omschreven doeleinden wordt nader geregeld in de daartoe nevens deze CAO overeengekomen CAO Aanvullend Invaliditeitspensioen Metaal en Technische Bedrijfstak- ken.
Artikel 66
Melding
1. Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht hier- 56
van ten spoedigste kennis te geven of te doen geven aan de werkge- ver. Indien de werknemer op de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken niet op het werk verschijnt, dient de in de vorige zin be- doelde kennisgeving uiterlijk om 09.00 uur des voormiddags te geschieden.
2. Ter voorkoming van misbruik is de werkgever bevoegd om, ingeval hij aannemelijk maakt dat de werknemer zich ten onrechte arbeids- ongeschikt heeft gemeld, hetzij de eerste dag van de arbeids- ongeschiktheid aan te merken als een door de werknemer opgeno- men verlofdag, hetzij over die dag de doorbetaling van het salaris achterwege te laten.
Artikel 66a
Zwangerschaps- en bevallingsverlof
1. In verband met bevalling heeft de werkneemster recht op verlof gedurende maximaal zes weken vóór de vermoedelijke bevallings- datum en gedurende tien weken nà de bevallingsdatum; in totaal der- halve gedurende ten minste zestien weken.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel, kan de werk- neemster die ten minste drie maanden vóór de vermoedelijke bevallingsdatum de wens daartoe aan de werkgever te kennen geeft, de verlofperiode vóór deze datum verkorten tot uiterlijk vier weken. In dat geval wordt het aantal niet genoten weken vóór de vermoede- lijke bevallingsdatum toegevoegd aan de verlofperiode na de bevallingsdatum.
Artikel 67
Aanvulling van salaris
1. De werkgever is bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer gedurende een tijdvak van maximaal 24 maanden gehouden het salaris aan de werknemer door te betalen dat de werk- nemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend.
2. De in lid 1 bedoelde salarisdoorbetaling wordt verminderd met:
a. het bedrag van enige – ongekorte – geldelijke uitkering die de werknemer toekomt dan wel zou kunnen toekomen krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering;
57
b. het bedrag waar de werknemer recht op heeft dan wel recht op had kunnen hebben indien hij zich heeft dan wel had verzekerd voor een aanvullend invaliditeitspensioen bij de N.V. Schadever- zekering Metaalnijverheid, tenzij het niet verzekerd zijn het ge- volg is van handelen of nalaten van de werkgever.
3. Onder salaris wordt in dit artikel verstaan het salaris als bedoeld in artikel 31 lid 1 vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag en /of prestatietoeslag.
4. In afwijking van het gestelde in lid 1 heeft de werkgever geen ver- plichting tot salarisbetaling van meer dan 70% indien die arbeids- ongeschiktheid voortvloeit uit werkzaamheden verricht in strijd met het gestelde van artikel 26 van deze CAO.
In de gevallen als genoemd in artikel 7:629 lid 3 BW heeft de werk- gever geen verplichting tot salarisdoorbetaling als bedoeld in artikel 67 lid 1 van deze CAO.
5. Voor de toepassing van het in het eerste lid bepaalde worden perio- den waarin de werknemer ten gevolge van ziekte verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
6. De werknemer dient zich te houden aan de gedragsregels als ge- noemd in bijlage 7. De werkgever kan de in deze bijlage genoemde sancties toepassen.
7. Indien de werknemer werkzaamheden voor derden verricht met toe- stemming van de werkgever en de bedrijfsarts, is de werkgever bevoegd de inkomsten die de werknemer hiermee verdient in min- dering te brengen op zijn verplichting tot salarisdoorbetaling als bedoeld in lid 1. Inkomsten uit reeds bestaande werkzaamheden voor derden ten tijde van voor de arbeidsongeschiktheid vallen hier niet onder.
Aantekening:
1. Onder bedrijfsarts wordt verstaan de geneeskundige die door de werkgever wordt aangewezen om de arbeidsongeschiktheid vast te stellen en te controleren.
Artikel 68
Vakantiebijslag in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid
De werknemer die onafgebroken arbeidsongeschikt is, behoudt gedu- rende maximaal 24 maanden zijn aanspraak op vakantiebijslag, zulks onder aftrek van de vakantie-uitkering waarop hij recht heeft krachtens de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering (wao) en de algemene
58
arbeidsongeschiktheidswet (aaw). Voor de werknemers van 65 jaar of ouder geldt deze aanspraak niet.
Artikel 68a
Vervallen.
XI. OVERLIJDENSUITKERING
Artikel 70
Overlijdensuitkering
Bij overlijden van de werknemer is de werkgever verplicht aan de nage- laten betrekkingen als bedoeld in artikel 7:674 BW een uitkering te ver- lenen ten bedrage van het loon dat de werknemer toekwam direct voor- afgaande aan diens overlijden. Deze uitkering heeft betrekking op de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond.
XII. ONDERWIJS
Artikel 71
Partieel leerplichtige werknemer
Tussen de werkgever en de jeugdige werknemer, die ingevolge paragraaf 2a van de Leerplichtwet partieel leerplichtig is, geldt een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur als bedoeld in artikel 18, zulks onder aftrek van het aantal dagen per week waarop de werknemer verplicht is onderwijs te volgen, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen.
Aantekening:
De partiële leerplicht begint als de reguliere leerplicht afloopt. De regu- liere leerplicht eindigt wanneer tenminste 12 volledige schooljaren zijn volgemaakt óf aan het einde van het schooljaar waarin de minderjarige de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. De partiële leerplicht eindigt na twee jaar vanaf vorenbedoelde tijdstippen. Partieel leerplichtigen zijn dus in de regel leerlingen van 16 en 17 jaar.
59
Artikel 72
Part-time-onderwijs
1. De werkgever kan met een werknemer die niet partieel leerplichtig is en die een opleiding volgt via de beroepsbegeleidende leerweg (voorheen leerlingwezen) in het kader van de wet educatie beroeps- onderwijs een arbeidsovereenkomst sluiten met een normale gemid- delde wekelijkse arbeidsduur, zoals bedoeld in artikel 18, danwel met een kortere wekelijkse arbeidsduur. Voor de regeling van de arbeidsvoorwaarden wordt verwezen naar bijlagen 8a en 8b.
2. a. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid geldt ten aanzien van de werknemer van 21 jaar en ouder met wie de werkgever een leerarbeidsovereenkomst heeft gesloten voor het volgen van een primaire opleiding als bedoeld in de Wet op het Cursorisch Beroepsonderwijs, en welke werknemer op of na 1 september 1992 in dienst treedt, dat de wekelijkse scholingsdag volledig wordt doorbetaald indien een werkweek van gemiddeld 32 arbeidsuren (4 dagen feitelijke arbeid verrichten, 1 dag school) is overeengekomen.
Hierbij geldt als voorwaarde dat de werknemer op de tijden waarop het betreffende onderwijs niet wordt gevolgd, en waarop wel salaris wordt betaald, werkzaam is bij de werkgever.
Indien met de werknemer, als bedoeld in dit lid, een kortere werkweek dan 32 arbeidsuren wordt overeengekomen, dan dient de scholingsdag naar evenredigheid te worden doorbetaald, onder de voorwaarde als bepaald in de vorige volzin.
b. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid geldt met ingang van 1 maart 1996 ten aanzien van de werknemer van 19 jaar en ouder met wie de werkgever een beroepspraktijkvormingsover- eenkomst en een arbeidsovereenkomst heeft gesloten dan wel zou sluiten voor het volgen van een opleiding tot het niveau van basisberoepsbeoefenaar in het kader van de Wet Educatie Be- roepsonderwijs dat de wekelijkse scholingsdag volledig wordt doorbetaald indien een werkweek van gemiddeld 32 arbeidsuren (4 dagen feitelijke arbeid verrichten, 1 dag school) is overeenge- komen.
Hierbij geldt als voorwaarde dat de werknemer op de dagen waarop het betreffende onderwijs niet wordt gevolgd, en waar- over wel salaris wordt betaald, werkzaam is bij de werkgever. Indien met de werknemer, als bedoeld in dit lid, een kortere werkweek dan 32 arbeidsuren wordt overeengekomen, dan dient de scholingsdag naar evenredigheid te worden doorbetaald, onder de voorwaarde als bepaald in de vorige volzin.
Aantekeningen:
3. De berekeningswijze waarop de scholingsdag naar evenredigheid
60
dient te worden doorbetaald bij een kortere werkweek dan 32 arbeidsuren is als volgt:
(aantal (gemiddelde) arbeidsuren per week : 32) x 100% Voorbeelden:
– Bij een gemiddeld aantal arbeidsuren per week van 24 (3 dagen feitelijk werken) dient 75% van de wekelijkse scholingsdag te worden doorbetaald.
– Bij gemiddeld 16 arbeidsuren per week dient 50% van de wekelijkse scholingsdag te worden doorbetaald;
– Bij gemiddeld 8 arbeidsuren per week dient 25% van de wekelijkse scholingsdag te worden doorbetaald.
3. De werkgever kan bedingen, dat de werknemer tijdens diens oplei- ding de dienstbetrekking niet zal mogen beëindigen of dat de werk- nemer na zijn examen nog een bepaalde tijd in dienst zal moeten blij- ven, met dien verstande dat het verbod tot opzegging niet langer kan gelden dan tot uiterlijk één jaar na het – al dan niet met goed gevolg
– afleggen van het examen in het kader van de Wet Educatie Be- roepsonderwijs. Een overeenkomst als bedoeld in de vorige zin dient schriftelijk te worden aangegaan en wel voor de feitelijke deelne- ming van de leerling aan de opleiding.
4. De werknemer die de dienstbetrekking beëindigt voor het in lid 3 bedoelde tijdstip, is schadeplichtig. De schadeloostelling blijft be- perkt tot het uit hoofde van de leden 1 en 2 doorbetaalde salaris, ver- meerderd met de kosten welke de werkgever eventueel ten behoeve van de werknemer heeft gemaakt in verband met diens deelneming aan de opleiding, zoals boeken, reisgeld. e.d.
XIII. WERKGELEGENHEID
Artikel 74
Werkgelegenheid
1. Indien er door natuurlijk verloop vacatures ontstaan zal de werkge- ver er naar streven deze te doen vervullen, zulks in het kader van handhaving van de werkgelegenheid.
2. De werkgever zal bij het ontstaan van vacatures in zijn bedrijf de bij hem in dienst zijnde werknemers in de gelegenheid stellen daarnaar te solliciteren.
61
3. Indien in de vacatures op de wijze als aangegeven in lid 2 niet kan worden voorzien, zal de werkgever deze terstond aanmelden bij het voor hem in aanmerking komende Arbeidsbureau; hierbij dienen de vacante functies en de aan de werknemers te stellen eisen voor de vervulling daarvan duidelijk te worden omschreven.
4. Het in lid 3 gestelde geldt ook voor part-time-functies.
5. Zodra in een vacature is voorzien, meldt de werkgever deze af bij het betreffende Arbeidsbureau.
7. De werkgever, die ter voorziening in een tijdelijk tekort aan arbeids- krachten gebruik wil maken van de diensten van een uitzendbureau, zal hiervan mededeling doen aan de personeelsvertegenwoordiging; hij zal in geen geval een uitzendbureau inschakelen, dat niet in het bezit is van een vergunning krachtens de Arbeidsvoorzieningswet stellen van arbeidskrachten verleend door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel 74a
Werkgelegenheidsfonds
1. Er is een ,,Stichting Werkgelegenheidsfonds Metaal en Technische Bedrijfstakken’’.
2. Deze Stichting heeft ten doel, op de voet en onder de voorwaarden als in het reglement nader is bepaald, het innen en beheren van gel- den ter financiering en/of subsidiëring van aktiviteiten en/of projek- ten die zijn gericht op:
– het voorzien in 1 dag extra scholingsverlof (salariskosten en cursuskosten) voor iedere individuele werknemer die in de pe- riode van 1 januari 1997 tot en met 28 februari 1999 ten minste de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt;
– de reïntegratie in het arbeidsproces van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers;
– overige werkgelegenheid stimulerende projekten in en ten be- hoeve van de bedrijfstakken zoals genoemd in artikel 3.
3. De statuten en het reglement van de in lid 1 bedoelde stichting maken een integrerend deel uit van deze CAO.
4. De werkgever in de bedrijfstak is aan de in lid 1 bedoelde stichting in de maand november 1997 alsmede in 1998 een bijdrage verschul- digd van telkenmale 0,25% van de loonsom als bedoeld in het regle- ment van de stichting.
62
Artikel 74b
Vrijwillig Vervroegd Uittreden Metaal en Technische Bedrijfstakken
1. Er is een stichting ,,Stichting Vervroegd Uittreden Metaal en Tech- nische Bedrijfstakken’’.
2. De stichting heeft ten doel om onder de voorwaarden als in de betref- fende reglementen nader is bepaald, uitkering te verstrekken (ter ver- vanging van salaris) aan degenen die, op de leeftijd genoemd in de CAO Vervroegd Uittreden Metaal en Technische Bedrijfstakken, vrijwillig hun dienstverband in de Metaal en Technische Bedrijfstak- ken beëindigen.
De stichting stelt zich mede ten doel het innen en beheren van gel- den ter financiering van vorengenoemde doeleinden.
3. De uitvoering van de in lid 2 omschreven doeleinden wordt nader geregeld in de daartoe nevens deze CAO overeengekomen XXX Xxx- vroegd Uittreden Metaal en Technische Bedrijfstakken.
Artikel 74c
Kinderopvang
1. Er is een stichting ,,Stichting Kinderopvangregeling Metaal en Tech- nische Bedrijfstakken.’’
2. De werknemer met één of meer kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar kan van de regeling van deze Stichting gebruik maken.
XIV. SLOTBEPALINGEN
Artikel 75
Afwijking van deze overeenkomst
Aanvragen om vergunning tot afwijking van deze overeenkomst worden ingediend bij de MTB.
63
DEEL B
XV. BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 77
Werkingssfeer
1. Deze overeenkomst geldt voor werkgevers in de bedrijfstak en werk- nemers in de tak van het be- en/of verwerken van metaal, waaronder onder meer wordt verstaan:
a. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onder- houden, persen, pletten, samenstellen, slopen, smeden, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder o.m. te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink, en legeringen of composities hiervan) of van metalen voor- werpen, alles in de ruimste zin van het woord, zoals: apparaten, appendages, automaten, automobielen, beelden, benzinepompen, beregeningsinstallaties, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bruggen, buizen, capsules, containers niet zijnde carrosserieën, draad, draadnagels, drijfwerk, elektroden, gaas, gemotoriseerde rijwielen, gereedschappen, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jalouzieën, kachels, ketels, kin- derwagens, klinknagels, knopen, kroonkurken, machines, matras- sen, matrijzen, meters (o.a. gas-, elektriciteits-, water- en taxime- ters), meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, onderdelen, ovens, ramen, reservoirs, rol- hekken, rollend materiaal, rolluiken, rijwielen, schaatsen, sche- pen (alle vaartuigen hoe ook genaamd en van welke aard ook), schroeven, schuif- en sierhekken, sluitingen, stempels, stoomke- tels, tanks, toestellen, tuben, uurwerken, werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwmachines,
-tractoren en -werktuigen) en zonweringen;
b. het vervaardigen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen e.d., ongeacht de aard van het materiaal, die elektri- sche energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, ver- bruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken, zoals produkten dienende tot het meten, muteren, schakelen, transfor- meren en voortbrengen van elektrisch arbeidsvermogen; elektro- motoren, elektrische huishoudelijke en industriële toestellen met en zonder elektrische beweegkracht, elektrische ovens, fornuizen, apparatuur voor het elektrisch lassen en accumulatoren; produk- ten dienende tot het ondergronds transport van elektrisch arbeids- vermogen (grondkabel), en geïsoleerde draad; installatiemateriaal, waaronder smeltveiligheden;
64
apparaten en instrumenten op het gebied van telefonie, telegrafie en andere telecommunicatiedoeleinden;
gloeilampen, gasontladingsbuizen voor hoge en lage spanningen en elektronenbuizen;
droge batterijen;
radio-, radar-, televisie-, zend-, ontvang- en van alle overige elek- tronische apparatuur, daaronder begrepen elektro-medische toe- stellen en instrumenten en computers.
c. het staalblazen en/of gritstralen van metalen voorwerpen;
d. het verzinken en/of vertinnen, xxxxxxxxx dit niet langs galvano- technische weg geschiedt;
e. Tot de onder a t/m d vermelde takken van bedrijf behoren uit- sluitend ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel ge- durende minder dan 1.200 uren per week door bij die onderne- ming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden ver- richt.
f. Een onderneming die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot de onder a t/m d vermelde takken van bedrijf, behoort, indien het bedoelde aantal arbeidsuren per week in die onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 of 1 jaar, te rekenen vanaf l januari van enig jaar, ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk 1.200, 2.000 of 3.000, na afloop van die pe- riode met inachtneming van het hierna in sub g bepaalde, tot de metaalindustrie.
g. De in sub f bedoelde onderneming behoort tot de metaalindustrie met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de in sub f genoemde perioden.
h. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de onder a t/m d vermelde takken van bedrijf waarop het tot l januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de Sector Metaal en Technische Bedrijfstakken (voorheen Be- drijfsvereniging voor de Metaalnijverheid) doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Sector Metaalindustrie of Sector Elektrotechnische Industrie (voorheen te zamen de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindus- trie en Electrotechnische Industrie) had moeten plaatsvinden, blijven behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.
i. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in sub f en sub h bedoeld, wordt voor de toepassing van het in
65
sub f en sub h bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.
j. Indien een onderneming als bedoeld in sub h, in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet Sociale Verzeke- ring overgaat naar de Sector Metaalindustrie of Sector Elektro- technische Industrie (voorheen te zamen de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en Electrotechnische Industrie) behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot de metaal- industrie.
k. De Commissie Werkingssfeer1) ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en overgang van ondernemingen in sub e t/m j gestelde regelen.
l. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, behoren niet tot het metaal- bewerkingsbedrijf ondernemingen, waarin uitsluitend of in hoofd- zaak een of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend:
a. het walsen van staal;
b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;
c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;
d. het vervaardigen en/of herstellen van liften.
Onder vervaardigen dient in het voorafgaande eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.
2. Deze overeenkomst geldt mede voor werkgevers in de bedrijfstak en werknemers in de tak van het galvanotechnisch bedrijf, waaronder wordt verstaan:
het door middel van op elektrochemische of op andere wijze aan- brengen van metaalneerslag op voorwerpen, het oxyderen of het polijsten van metalen.
3. Deze overeenkomst geldt mede voor werkgevers in de bedrijfstak en werknemers in de tak van het hand- en machinegraveerbedrijf, waar- onder wordt verstaan:
het bedrijf van het graveren in metaal of andere stoffen.
4. Deze overeenkomst geldt mede voor werkgevers in de bedrijfstak en
1) Noot van Cao-partijen;
De Commissie Werkingssfeer is samengesteld door de Stichting Raad van Overleg in de Metaalindustrie en de Stichting Samenwerkende Metaal en Technische Bedrijfstak- ken
Het secretariaat van de Commissie Werkingssfeer is gevestigd: Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxx-zh, telefoon 070-3160325.
In de Commissie hebben tevens zitting het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindu- strie en het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken.
66
werknemers in de tak van het modelmakersbedrijf, waaronder wordt verstaan:
het vervaardigen, repareren en wijzigen van gietmodellen, vorm- platen en coquilles.
5. Deze overeenkomst geldt mede voor werkgevers in de bedrijfstak en werknemers in de tak van het bedrijf van het lakken, moffelen, slij- pen en/of polijsten van metaal, het aanbrengen van coatings van kunststoffen op metaal; het herstellen van naaimachines; het vervaar- digen en/of herstellen van roeiboten, kleine zeilboten, kano’s, sche- pen (alle vaartuigen hoe ook genaamd en van welke aard ook) van hout1).
Artikel 78
Sociaal fonds metaal en technische bedrijfstakken
1. Er is een stichting ,,Stichting Sociaal Fonds Metaal en Technische Bedrijfstakken’’.
Artikel 79
Vakantiefonds
1. De doorbetaling van het salaris over 15 vakantiedagen en de betaling van de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 56 lid 1 respectievelijk artikel 59 geschiedt in geld dan wel op de wijze als aangegeven in het reglement van het Vakantiefonds voor de Metaalnijverheid.
2. Het in lid 1 bedoelde reglement, dat als bijlage 6 bij deze CAO is gevoegd, wordt vastgesteld door de MTB.
Wijzigingen behoeven de goedkeuring van de MTB.
3. Het is de werkgever en de werknemer niet toegestaan arbeid te (doen) verrichten gedurende de 15 vakantiedagen als bedoeld in lid 1.
1) Zie dictum IV.
67
Artikel 80
Afwijkende bepalingen bij toepassing van het vakantiefonds
1. Het bepaalde in de leden 4 en 5 van artikel 57 geldt niet voor onder- nemingen die gebruik maken van de regeling van het Vakantiefonds voor de Metaalnijverheid, voor zover betrekking hebbende op te wei- nig genoten (gedeelten van) vakantiedagen die deel uitmaken van de 15 vakantiedagen waarvoor bij dit fonds vakantiegeld is gereser- veerd.
2. In het geval dat de minimum vakantiebijslag, bedoeld in artikel 60 niet geheel gedekt is door de uitkering van het Vakantiefonds, dient het verschil door de werkgever in contanten te worden uitbetaald.
Artikel 82
Gereedschapsvergoeding voor houtbewerkers
De werkgever verstrekt de werknemer een redelijke vergoeding voor het door de werknemer zelf aangeschafte en naar de richtlijnen van de onderneming benodigde gereedschap, behoudens in die gevallen waarin de werkgever het gereedschap ter beschikking stelt.
Artikel 83
Stichting opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het metaalbewerkingsbedrijf
1. Er is een stichting ,,Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf’’.
Artikel 84
Stichting opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het galvano-technisch bedrijf
1. Er is een stichting ,,Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Galvano-Technisch Bedrijf’’.
Artikel 85
Arbeidsvoorwaarden leerlingen
In afwijking van de artikelen 13, 14, 18 en 71, kan onder gebruikmaking van de modelovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 8b, een dienst- betrekking worden aangegaan voor hetzij onbepaalde tijd, hetzij voor de duur van de opleiding via de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld
68
in de Wet Educatie Beroepsonderwijs. Indien er sprake is van een deeltijd-arbeidsovereenkomst dient een minimale werktijd van 30,4 uur per twee weken te zijn opgenomen. De werknemer heeft aanspraken op arbeidsvoorwaarden die in overeenkomstige verhouding staan tot de aanspraken die kunnen worden gemaakt bij een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 18 lid 1.
Artikel 85a
Arbeidsovereenkomst voor hbo-studenten
In afwijking van de artikelen 13, 14 en 71 kan onder gebruikmaking van de modelovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 8c, een dienstbe- trekking worden aangegaan voor de duur dat werknemer in het kader van zijn/haar afstuderen aan een instelling voor Hoger Beroepsonderwijs werkzaamheden verricht ten behoeve van werkgever.
69
BIJLAGE 1
Zie artikel 8 CAO
VEILIGHEID
1. De veiligheid in de onderneming is een zeer belangrijke zaak, waar- toe zowel op de werkgever als op de werknemer verplichtingen rus- ten. Veel van deze verplichtingen vloeien voort uit wettelijke voor- schriften, terwijl andere verplichtingen worden ingegeven door de zorgvuldigheid die een ieder in acht heeft te nemen t.o.v. het leven en goed van een ander.
2. De werkgever heeft de verplichting de lokaliteiten waarin wordt gewerkt alsmede het gereedschap en de machinerieën waarmee wordt gewerkt zodanig te doen zijn dan er redelijkerwijs, in verband met de aard van het werk, een voldoende bescherming bestaat voor de werknemer tegen ongevallen en gezondheidsschade. Het is in dat verband dan ook noodzakelijk dat t.a.v. situaties waarin gevaar te duchten zou zijn, aanwijzingen en instructies inzake de veiligheid door de werkgever worden gegeven. In de bedrijven waarin asbest of asbesthoudende produkten worden bewerkt of verwerkt, zullen de bepalingen van de Asbestbesluiten worden nageleefd. Indien in een bedrijf met gevaarlijke chemische stoffen wordt gewerkt, zullen de vereiste maatregelen worden getroffen ter voorkoming van gezondheidsschade. Bij een geschil over de vraag of een chemische stof al dan niet gevaar kan opleveren voor de gezondheid, is de mening van de Arbeidsinspectie beslissend.
3. Anderzijds heeft de werknemer de verplichting van de aanwijzingen en instructies van de werkgever kennis te nemen en deze op te vol- gen en de door de werkgever ter beschikking gestelde beschuttings- middelen te gebruiken. Voorts wordt van de werknemer verwacht dat, indien naar zijn oordeel sprake is van situaties die de veiligheid en/of gezondheid in gevaar kunnen brengen, hij de werkgever hier- van op de hoogte brengt.
4. Duidelijk verschillen de omstandigheden van bedrijf tot bedrijf. Van- daar dat hier een taak ligt zowel voor de werkgever als voor de werk- nemer om, uitgaande van de aard van de onderneming, de daarin ver- richte arbeid en van hetgeen in samenhang daarmee redelijkerwijs kan worden gevergd hetzij in de personeelsvertegenwoordiging het- zij in de ondernemingsraad de veiligheid en daarmede verband hou- dende zaken met elkander te bespreken. Zo kunnen zich in een onderneming werkzaamheden voordoen met een uitzonderlijk hoog ongevallenrisico, waartegen niet altijd afdoende veiligheidsmaatre- gelen te treffen zijn, in welk geval alsdan gedacht zou kunnen wor-
70
den aan het afsluiten van een extra ongevallenverzekering ten be- hoeve van de werknemer en/of personen voor wie hij kostwinner is.
71
BIJLAGE 2
XXXXX, SLUITING EN REORGANISATIE
De grondgedachte van artikel 9 is deze dat, ingeval de werkgever voor- nemens is een fusie aan te gaan met een ander bedrijf, dan wel indien hij het voornemen heeft het bedrijf geheel of gedeeltelijk te sluiten of wel het personeelsbestand ingrijpend te reorganiseren, hij de werk- geversorganisatie waarbij hij is aangesloten, alsmede de vakverenigin- gen1) van dat plan tijdig in kennis stelt.
De bedoeling van deze regeling is de mogelijkheid te scheppen voordat de eventuele fusie, sluiting en/of reorganisatie een feit is, de gevolgen daarvan voor de in het bedrijf werkzame personen in de besluitvorming te betrekken. Dit betekent dat de informatie aan de werkgevers- en werk- nemersorganisaties op een zodanig tijdstip dient te geschieden dat ener- zijds te verwachten valt dat de plannen doorgang zullen vinden doch dat het anderzijds nog mogelijk is voor de w.v. en v.v. een reële inbreng te leveren, opdat eventuele nadelige gevolgen voor de werknemers zoveel mogelijk worden tegengegaan of verminderd.
Het zal duidelijk zijn dat elke fusie, sluiting en/of reorganisatie zijn eigen achtergronden heeft, die in zeer grote mate worden bepaald door de financiële positie en draagkracht van de daarbij betrokken bedrijven. Dit heeft ook zijn weerslag op het al dan niet kunnen realiseren van voorzieningen voor het personeel. Vandaar dat de eventueel te treffen voorzieningen van geval tot geval verschillend zullen zijn en niet voor elke fusie, sluiting en/of reorganisatie dezelfde zullen of kunnen zijn.
Wanneer dan ook onderstaand een aantal van mogelijke voorzieningen wordt genoemd, heeft een en ander alleen betekenis als voorbeeld en niet als een opsomming van hoe dan ook en te allen tijde te treffen maat- regelen. Binnen de ruimte die de financiële middelen van het bedrijf daartoe laten zal nagegaan moeten worden of, en zo ja welke, voorzie- ningen getroffen zullen kunnen worden. In dit verband wordt speciale aandacht gevraagd voor de werknemers van 55 jaar en ouder, indien de te nemen besluiten voor hen ontslag met zich zouden brengen. Gebleken is namelijk dat deze werknemers somtijds, op grond van hun leeftijd, moeilijk te bemiddelen zijn in een op het ontslag aansluitende passende werkkring, zodat de fusie e.d. voor hen extra hard kan aankomen.
Als voorbeelden voor onderwerpen waaraan in het kader van een fusie
e.d. met betrekking tot de positie van het personeel aandacht zou kun- nen worden besteed worden genoemd:
a. ingeval herplaatsing binnen de onderneming of het concern mogelijk is o.a.:
1) Bedoeld zijn: de vakverenigingen partij bij deze CAO.
72
her-, om- en bijscholing verhuizing
overgang van pensioenverzekering en ziektekostenverzekering afwikkeling van verleende voorschotten en leningen studiekostenregelingen
huurwoningen
gratificatie- en winstdelingsregelingen loon- en salarisafbouwregelingen
b. ingeval beëindiging van het dienstverband onvermijdelijk is o.a.: verzuim voor sollicitatie
reiskosten voor sollicitatie bemiddeling bij andere werkgevers
inschakeling van het Regionale Bestuur voor de Arbeidsvoorziening verhuizing
pensioenverzekering en ziektekostenverzekering afwikkeling van verleende voorschotten en leningen studiekostenregelingen
huurwoningen
gratificatie- en winstdelingsregelingen concurrentiebeding.
73
BIJLAGE 3
BEROEPSPROCEDURE BIJ INDELINGSGESCHIL
1. Indien de werknemer van mening is dat de door de werkgever vast- gestelde functie-indeling niet juist is, kan hij schriftelijk bezwaar indienen bij de werkgever. De werknemer kan daarbij zijn v.v. inschakelen
2. De werkgever bevestigt de ontvangst van het bezwaarschrift en neemt het in behandeling.
3. De werkgever deelt zijn standpunt schriftelijk en gemotiveerd mee aan de werknemer.
4. Indien dit standpunt niet leidt tot overeenstemming of wanneer de werkgever niet binnen 2 maanden na het indienen van het bezwaar- schrift zijn standpunt schriftelijk heeft kenbaar gemaakt vullen werk- gever en werknemer, in overleg, het vragenformulier in dat door de
w.v. en v.v. is vastgesteld ten behoeve van het onderzoek naar de functie-inhoud van functies in de Metaal en Technische Bedrijfstak- ken. De werknemer kan ook hierbij zijn v.v. inschakelen. Zowel de werkgever als de werknemer dienen dit formulier te ondertekenen. Indien dit formulier uitsluitend door de werknemer is ondertekend zal de MTB de werkgever verzoeken mee te werken aan de proce- dure. De werkgever is gehouden aan dit verzoek van de MTB te vol- doen. Dit vragenformulier is verkrijgbaar bij de MTB.
5. Het ingevulde en ondertekende vragenformulier dient gezonden te worden naar de MTB. Op basis van de bevindingen van de indelings- commissie doet de MTB schriftelijk een bindende uitspraak met betrekking tot de functie-indeling.
6. Indien de uitspraak van de MTB leidt tot een hogere indeling dan werkt dit terug tot de datum waarop de werknemer zijn bezwaar schriftelijk bij de werkgever heeft ingediend.
74
BIJLAGE 4
VOORBEELD VAN EEN AANSTELLINGSBRIEF
De werkgever ..........................................................................................
gevestigd te 1)
bevestigt hiermede dat de werknemer
naam ........................................................................................................
geboortedatum .........................................................................................
wonende te 1)
is aangesteld in de functie van 2)
zulks onder de volgende voorwaarden:
b. aanvang van het dienstverband 4)
c. overeengekomen proeftijd 5)
d. het dienstverband is aangegaan voor 6)
e. aantal toegekende functiejaren ...........................................................
f. de functie is ingedeeld in salarisgroep 8)
g. het overeengekomen salaris bedraagt f .... per 9)
h. zijn arbeidsduur is per dag/week/4 weken/jaar gemiddeld...uren . 10)
i. hij heeft recht op ... werkdagen betaalde vakantie per jaar 11)
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxx geldt van 12)
75
k. plaats/plaatsen waar de arbeid wordt verricht 13)
l. Enz. 14)
Aldus gedaan en afgegeven te (firmastempel)
de .... 19.... voor akkoord getekend
(handtekening werkgever) (handtekening werknemer)
Zie voor de noten 1 t/m 14 de toelichting.
76
TOELICHTING BIJ DE VOORBEELD-AANSTELLINGSBRIEF
1. Hier volledig adres invullen.
2. Het verdient aanbeveling om naast het noemen van de functie een omschrijving, waar mogelijk, te geven van de werkzaamheden.
4. De datum van indiensttreding.
5. Alleen op te nemen wanneer men wil afwijken van de hoofdregel van artikel 12 lid 1.
6. Invullen: onbepaalde tijd (artikel 13) of: bepaalde tijd van .... tot ....
(artikel 14) of: de duur van .... (een overeengekomen taak; artikel 14).
7. Invullen van het aantal functiejaren dat bij indiensttreding wordt toe- gekend.
8. Alleen in te vullen bij werknemers van 21 jaar of ouder. Zie ook de artikelen 10 en 33.
9. Hier in te vullen het bedrag en de periode waarover – nl. per maand of per vierwekenperiode – en, indien van toepassing, tevens onder toekenning van het aantal functiejaren. In voorkomende gevallen dient het gebruikte begrip salaris te worden onderscheiden in een overeengekomen vast salaris over een maand (of een vierweken- periode) en overige salarisbestanddelen (b.v. ploegen- en andere toe- slagen).
10. In te vullen het gemiddelde aantal uren per dag of per week of per 4 weken of per jaar en het aantal dagen per week.
Bij wisselende werktijden verwijzen naar het dienstrooster. Zie ook artikel 18a lid 1.
11. Zie hoofdstuk VIII, artikel 49 en volgende van de CAO.
12. Hier invullen het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Techni- sche Bedrijfstakken of een andere regeling.
13. Indien er sprake is van karweiwerkzaamheden dient de regio waar- binnen de werkzaamheden doorgaans plaatsvinden te worden ver- meld.
77
14. Onder de punten l. en volgende kunnen andere arbeidsvoorwaarden worden vermeld, zoals reisvergoeding, overwerk, buitengewoon ver- lof, werkkleding, gereedschapsvergoeding en studieverlof.
78
BIJLAGE 6
VAKANTIEFONDS
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. de stichting: de stichting Vakantiefonds voor de Metaalnijverheid, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage.
Het adres van de stichting is:
Xxxxxxxxxxxxx 00, 0000 XX ’x-Xxxxxxxxxx.
Tel.: 000-0000000.
Corr.adres: postbus 47966, 2504 CG ’s-Gravenhage.
b. het vakantiegeld: het gederfde salaris over 15 vakantiedagen, plus de vakantiebijslag.
c. het overeengekomen vaste salaris: het salaris per maand, resp. per vierwekenperiode, voordat daar enige inhouding op is toegepast.
Artikel 2
1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 79 van de CAO’s, welke in de Metaalnijverheid van toepassing zijn, heft de stichting van de werkgever vakantiegeld per maand, c.q. per vierwekenperiode.
2. De stichting verstrekt daartoe eenmaal per maand, c.q. per vier- wekenperiode een opgaveformulier aan de werkgever voor het per werknemer verschuldigde vakantiegeld.
3. Terugzenden van het opgaveformulier dient te geschieden binnen 14 dagen na afloop van de salarisperiode. Indien een werkgever niet voldoet aan deze informatieverplichting zal aan hem ambtshalve een aanslag worden opgelegd. Uitbetaling aan de werknemers is bij een ambtshalve aanslag niet mogelijk.
Artikel 3
1. De stichting kan, ter dekking van haar administratiekosten, een bij- drage heffen in procenten van het vakantiegeld, als bedoeld in arti- kel 2.1.
2. Deze bijdrage moet door de werkgever tegelijkertijd met de betaling van het vakantiegeld worden voldaan en mag op generlei wijze op de werknemer worden verhaald.
79
3. Indien de bijdrage, bedoeld in het 1ste lid van dit artikel verschul- digd is, zal de stichting dat tijdig en onder vermelding van het per- centage bekend maken.
Artikel 4
1. De werkgever is per volle maand, c.q. vierwekenperiode dienstver- band van de werknemer vakantiegeld verschuldigd ter grootte van 13,7% van het overeengekomen vaste salaris (bruto) per maand, resp. per vierwekenperiode.
2. Bij een dienstverband van minder dan één maand, c.q. één vier- wekenperiode, is het vakantiegeld 13,7% van het in die maand, resp. die vierwekenperiode verdiende vaste salaris (bruto).
3. Voor de werknemer die arbeidsongeschikt is en deswege aanspraak kan maken op een uitkering krachtens de Ziektewet, dan wel op beta- ling van salaris, is vakantiegeld verschuldigd als aangegeven in lid 1 van dit artikel, met dien verstande dat deze verplichting eindigt zes maanden na aanvang van de arbeidsongeschiktheid. Over de reste- rende zes maanden van het eerste ziektejaar moet 8% vakantiebijslag worden afgedragen.
4. De werkgever is verplicht het vakantiegeld over de maand juni voor de 10de van die maand aan de stichting te hebben afgedragen.
5. Indien op 30 juni blijkt, dat de werkgever het vakantiegeld, bedoeld in het 4e lid van dit artikel niet verschuldigd was, heeft hij het recht het teveel betaalde met de werknemer te verrekenen.
6. Vakantiegeld is niet verschuldigd voor de dagen dat de werknemer voor herhalingsoefeningen in werkelijke militaire dienst verblijft, dan wel in werkelijke dienst is als noodwachter of politiereservist1).
Artikel 5
1. De stichting is verplicht het voor de werknemer gestorte vakantie- geld te betalen:
a. aan de werknemer, voor zover hij daar recht op heeft;
b. aan de erfgenaam of rechtverkrijgenden van de overleden werk- nemer, voor zover deze daar op het tijdstip van zijn overlijden recht op had.
1) Noot van CAO-partijen:
de verplichting wordt dan overgenomen door het Ministerie van Defensie, resp. het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
80
2. De uitbetaling van het vakantiegeld geschiedt als regel éénmaal per jaar in de maand juni.
Tussentijdse uitbetaling vindt plaats in de navolgende gevallen:
a. bij overlijden van de werknemer;
b. bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de werk- nemer, dan wel bij het gebruik van de VUT-regeling door de werknemer;
c. bij emigratie van de werknemer;
d. bij opkomst in militaire dienst voor eerste oefening van de werk- nemer.
3. Voortijdige uitbetaling van het tot dan gereserveerde vakantiegeld kan slechts éénmaal per jaar plaatsvinden als de werknemer, in over- leg met de werkgever, eerder dan de vastgestelde vakantie met vakantie gaat.
Artikel 6
Het voor de werknemer gestorte en voor hem geregistreerde vakantie- geld wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.1, ter be- schikking van de werknemer gesteld door overschrijving op een door hem opgegeven bank- of postgirorekening.
Artikel 7
1. De werkgever dient het totaalbedrag van het opgaveformulier, als bedoeld in artikel 2, lid 2, te voldoen binnen één maand na afloop van de betreffende salarisperiode.
2. Bij niet tijdige betaling van het verschuldigde bedrag is de werkge- ver door het enkele verloop van de termijn in gebreke.
De Stichting is dan bevoegd te vorderen:
– rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het ver- schuldigde bedrag betaald had moeten zijn
en
– vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, vast te stellen op 15% van de vordering met een minimum van f 75,– onverminderd de overige kosten van vervolging, verschuldigd volgens de Wet.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente, bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120 van het BW, dat geldt voor de periode waarover de rente door de Stichting wordt gevorderd.
81
Artikel 8
De stichting kan te allen tijde nadere voorschriften uitvaardigen met betrekking tot incassering, registratie en uitbetaling van het vakantie- geld.
82
BIJLAGE 7
GEDRAGSREGELS BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Ingevolge de Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (WULBZ) behoudt de werknemer voor een tijdvak van tweeënvijftig weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, maar ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimum, indien die werk- nemer de bedongen arbeid niet heeft verricht omdat hij daartoe door ziekte of door zwangerschap of bevalling was verhinderd. De WULBZ is per 1 maart 1996 in werking getreden.
In deze CAO is afgesproken dat de werkgever 100% van het salaris doorbetaalt met inachtneming van het in artikel 67 van deze CAO bepaalde.
TIJDIGE ZIEKMELDING
Op grond van artikel 66 van de CAO dient de werknemer indien hij arbeidsongeschikt is of wordt, daarvan de werkgever zo spoedig moge- lijk en, indien de werknemer niet verschijnt op het werk uiterlijk 09.00 uur ’s ochtends, op de hoogte te stellen op een door de werkgever voor- geschreven wijze.
Sancties
Bij niet tijdige melding is de werkgever bevoegd, hetzij de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid aan te merken als een door de werknemer opgenomen verlofdag, hetzij over die dag de doorbetaling van het sala- ris achterwege te laten. Indien de werknemer zich meer dan een dag te laat meldt, kan de werkgever in aanvulling op de eerder genoemde sanc- tie het salaris van de werknemer beperken tot 70%, maar ten minste het wettelijk minimumloon, tot de dag en tijdstip van correcte melding.
THUISBLIJVEN
De werknemer dient thuis te blijven tot de eerste controle heeft plaats- gehad.
Na het eerste bezoek mag de werknemer – als daartegen geen medische bezwaren bestaan – buitenshuis gaan maar dient de eerste drie weken wel thuis te zijn:
– ’s morgens tot 10.00 uur;
– ’s middags van 12.00 uur tot 14.30 uur.
83
Tot het eerste bezoek en tijdens bovengenoemde uren mag de werkne- mer alleen van huis gaan voor een bezoek aan de behandelend arts of aan de bedrijfsarts1) of om het werk te hervatten.
Indien de arbeidsongeschiktheid onverhoopt langer dan 3 weken zou duren, vervalt de plicht om tijdens de hierboven genoemde uren thuis te zijn, tenzij door de bedrijfsarts anders mocht worden bepaald.
Wanneer de werknemer meent dat daartoe aanleiding is, kan de werkne- mer de bedrijfsarts vrijstelling vragen van de verplichting gedurende bepaalde uren thuis te zijn.
Sancties
Bij niet naleving van deze voorschriften krijgt de werknemer de eerste maal een waarschuwing. Bij een tweede keer binnen 1 jaar na datum eerste waarschuwing kan het salaris gedurende 3 dagen beperkt worden tot 70%, maar ten minste het wettelijk minimumloon. Bij een derde en volgende keer binnen 1 jaar na datum eerste waarschuwing kan het sala- ris van de werknemer beperkt worden tot 70%, maar ten minste het wet- telijk minimumloon, totdat controle mogelijk is. De beperking tot 70% van het salaris van de werknemer zal in dit laatste geval minimaal 5 werkdagen bedragen.
BEZOEK MOET MOGELIJK ZIJN
De werknemer dient bereikbaar te zijn voor controle door of namens de werkgever. Daartoe is het nodig dat de werknemer de werkgever of een door deze aangewezen persoon in de gelegenheid stelt om de werkne- mer in zijn woning of op het verpleegadres te bezoeken.
Is er – terwijl de werknemer thuis is – iets bijzonders aan de hand (bij- voorbeeld de bel is defect of er is niemand thuis die de deur kan open- doen) dan dient de werknemer maatregelen te treffen, waardoor zij toch toegang tot de woning kunnen krijgen.
De werknemer dient er voor te zorgen, dat als de bedrijfsarts of de mede- werker van de ARBO-dienst hem/haar niet thuis treft, hij op het adres van de werknemer kan vernemen waar de werknemer is.
Sancties
Bij niet naleving van deze voorschriften krijgt de werknemer de eerste maal een waarschuwing. Bij een tweede keer binnen 1 jaar na datum eerste waarschuwing kan het salaris gedurende 3 dagen beperkt worden tot 70%, maar ten minste het wettelijk minimumloon. Bij een derde en
1) Noot van CAO-partijen:
Onder bedrijfsarts wordt verstaan de geneeskundige die door de werkgever wordt aan- gewezen om de arbeidsongeschiktheid vast te stellen en te controleren.
84
volgende keer binnen 1 jaar na datum eerste waarschuwing kan het sala- ris van de werknemer beperkt worden tot 70%, maar ten minste het wet- telijk minimumloon, totdat controle mogelijk is. De beperking tot 70% van het salaris van de werknemer zal in dit laatste geval minimaal 5 werkdagen bedragen.
HET JUISTE ADRES
Indien de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid verhuist of tijdelijk elders verblijft of van verpleegadres verandert (bijvoorbeeld opname in of ontslag uit een ziekenhuis, een sanatorium of een andere inrichting) behoort de werknemer dit binnen 24 uur aan zijn werkgever op te geven.
Sancties
Bij niet naleving van deze voorschriften krijgt de werknemer de eerste maal een waarschuwing. Bij een tweede keer binnen 1 jaar na datum eerste waarschuwing kan het salaris gedurende 3 dagen beperkt worden tot 70%, maar ten minste het wettelijk minimumloon. Bij een derde en volgende keer binnen 1 jaar na datum eerste waarschuwing kan het sala- ris van de werknemer beperkt worden tot 70%, maar ten minste het wet- telijk minimumloon, totdat controle mogelijk is. De beperking tot 70% van het salaris van de werknemer zal in dit laatste geval minimaal 5 werkdagen bedragen.
OP HET SPREEKUUR KOMEN
De werknemer dient aan een oproep om te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts of een door de bedrijfsarts aangewezen specialist voor een onderzoek gehoor te geven. Dit geldt ook indien de werknemer van plan is de dag na het onderzoek of een latere dag het werk te her- vatten.
Als de werknemer een geldige reden tot verhindering heeft (bijvoorbeeld bedlegerigheid), dan behoort de werknemer dit terstond mee te delen. (Op de oproepkaart is vermeld hoe de werknemer dit kan doen). Van- zelfsprekend dient de werknemer dan, behalve voor bezoek aan de behandelend arts, of in geval van werkhervatting, zijn woning tot het eerstvolgende bezoek van de bedrijfsarts niet te verlaten, teneinde aan laatstgenoemde de gelegenheid te geven de werknemer thuis aan te tref- fen, wanneer hij de werknemer komt bezoeken.
85
De werknemer xxxxxxx niet op het spreekuur te verschijnen indien hij inmiddels zijn werkzaamheden heeft hervat.
Sancties
Bij niet naleving van dit voorschrift kan de werkgever de eerste keer het salaris van de werknemer beperken gedurende 3 dagen tot 70%, maar ten minste het wettelijk minimumloon. Bij een tweede en volgende keer binnen 1 jaar na de eerste overtreding van dit voorschrift kan het salaris van de werknemer worden beperkt tot 70% totdat de werknemer op het spreekuur verschijnt. De beperking tot 70% van het salaris zal in dit laat- ste geval minimaal 5 werkdagen bedragen.
GENEZING NIET BELEMMEREN
De werknemer dient zich tijdens zijn arbeidsongeschiktheid zodanig te gedragen, dat zijn genezing niet wordt belemmerd (bijvoorbeeld tijdig onder behandeling stellen van een huisarts).
Sanctie
Indien de bedrijfsarts vaststelt dat de werknemer zich in zodanige mate gedraagt of heeft gedragen dat de genezing in ernstige mate wordt belemmerd kan het salaris worden beperkt tot 70%, maar ten minste het wettelijk minimumloon.
HET VERRICHTEN VAN WERKZAAMHEDEN
De werknemer dient tijdens zijn arbeidsongeschiktheid geen arbeid te verrichten behalve voor zover het werkzaamheden betreft, welke de werknemer voor het herstel van zijn gezondheid zijn voorgeschreven, dan wel waarvoor de werknemer toestemming heeft ontvangen van de bedrijfsarts.
Sanctie
Indien de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid zonder toestemming van de bedrijfsarts werkzaamheden voor een derde gaat verrichten, waarbij onder werkzaamheden wordt verstaan werkzaamheden met een beroepsmatig karakter, dan kan de werkgever het salaris beperken tot 70%, maar ten minste het wettelijk minimumloon, onder aftrek van het- geen de werknemer met deze werkzaamheden heeft verdiend.
HERVATTEN BIJ HERSTEL
Zodra de werknemer weer in staat is aan het werk te gaan, dient de werknemer de werkzaamheden zo spoedig mogelijk weer aan te vangen en zijn werkgever te informeren op een door de werkgever voorgeschre- ven wijze.
86
INFORMATIE
Met inachtneming van de Arbowet dient een werkgever een gecertifi- ceerde Arbodienst in te schakelen voor onder andere individuele ziekteverzuimbegeleiding en een arbeidsgezondheidsdeskundig spreek- uur. Deze Arbodienst zal onder andere een bedrijfsarts of verzekerings- deskundige in dienst hebben die de werkgever onder meer zal bijstaan met een werkhervattingsadvies en advisering omtrent verdere reïntegratiemogelijkheden.
De werknemer stelt, desgevraagd door de arts van de Arbodienst, die arts op de hoogte van de aard van de ziekte en verstrekt hem desgevraagd verdere informatie die noodzakelijk is voor het werkhervattingsadvies en de individuele ziekteverzuimbegeleiding. De Arbodienst mag niet zon- der uitdrukkelijke toestemming van de werknemer gegevens van medi- sche aard betreffende die werknemer, aan de werkgever verstrekken. De werknemer is voorts niet verplicht gegevens betreffende de aard van zijn ziekte aan de werkgever te verstrekken, tenzij er sprake is van zwanger- schap.
De werkgever is verplicht een reïntegratieplan te maken.
De werknemer is verplicht die informatie te verstrekken die de werkge- ver nodig heeft om het reïntegratieplan op te stellen.
87
BIJLAGE 8A
VOORLICHTING BETREFFENDE DE ARBEIDSVOORWAARDEN VAN WERKNEMERS DIE ONDERWIJS VOLGEN
1. De CAO (artikel 71 en 72) maakt onderscheid tussen
– de werknemer die, op grond van de leerplichtwet, verplicht is onderwijs te volgen; dit is de partieel-leerplichtige werknemer.
– de werknemer die vrijwillig onderwijs volgt.
2. De partieel-leerplichtige werknemer voldoet aan zijn verplichting door op twee dagen per week onderwijs te volgen op
– een instituut voor vakopleiding en/of
– een vormingsinstituut en/of
– een avondschool.
(Wanneer des avonds school wordt gegaan, dient overdag vervan- gend vrijaf te worden gegeven gelijk aan het aantal gevolgde school- uren tot ten hoogste twee dagen per week.)
Indien de jeugdige werknemer partieel leerplichtig is, omvat de werkweek het aantal dagen ten aanzien waarvan geen verplichting tot onderwijs geldt. Voor het lopende kalenderjaar beloopt dit een aantal van drie werkdagen.
3. De werknemer die vrijwillig onderwijs wenst te ontvangen, heeft de keuze gedurende één dag per week
– de primaire en/of voortgezette vakopleiding te volgen;
– een opleiding die van belang is voor zijn (te vervullen) functie dan wel een vormingscursus te volgen, zolang hij de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
Indien de werknemer vrijwillig onderwijs gaat volgen, dient in over- leg tussen de werkgever en de werknemer vooraf bepaald en in de aanstellingsbrief vastgesteld te worden hoeveel uren per week de werknemer gemiddeld werkt. Werkgever en werknemer kunnen der- halve een vijfdaagse of een kortere werkweek overeenkomen.
4. Indien tussen werkgever en werknemer een werkweek van gemid- deld 38 uren is overeengekomen dan geldt:
– dat de werknemer ten minste moet ontvangen het salaris dat hem op grond van artikel 31 lid 1 in samenhang met artikel 33a dan wel 33b toekomt (derhalve doorbetaling van salaris over de dagen waarop onderwijs wordt gevolgd);
– dat de werknemer op de dagen waarop geen onderwijs wordt gegeven (schoolvakantiedagen) werkzaam dient te zijn in de onderneming;
– dat de werknemer aanspraak heeft op vakantiedagen overeen- komstig het bepaalde in artikel 49 e.v.
5. Indien tussen werkgever en werknemer een kortere gemiddelde werk- 88
week dan 38 uren is overeengekomen (vrijwillig onderwijs) dan wel van toepassing is (verplicht onderwijs), dan geldt:
– dat de werknemer ten minste moet ontvangen een evenredig deel van het deel salaris dat hem op grond van artikel 33a dan wel 33b toekomt;
– dat de werknemer niet verplicht is in de onderneming werkzaam te zijn gedurende schoolvakantiedagen;
– dat de werknemer aanspraak heeft op vakantie waarvan de duur bedraagt een evenredig deel van de rechten genoemd in artikel 49 e.v.
6. Uit het vorenstaande volgt dat voor werknemers die part-time onder- wijs volgen kan worden gekozen tussen een werkweek van gemid- deld 38 uren en een kortere werkweek dan gemiddeld 38 uren. Bij een werkweek van gemiddeld 38 uren moet de werknemer tijdens de schoolvakantie volgens zijn dienstrooster werken; bij een werkweek van gemiddeld minder dan 38 uren per week heeft de werknemer tij- dens de schoolvakantie vrij op de dagen waarop hij anders les zou hebben gehad.
89
BIJLAGE 8B
ARBEIDSOVEREENKOMST LEERLINGEN Werkgever ...............................................................................................
Gevestigd te ............................................................................................
en
De heer/mevrouw ........................... Geboortedatum ...........................
Wonende te .............................................................................................
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan:
Artikel 1
1. De arbeidsovereenkomst, waarvan de eerste twee maanden als proef- tijd zullen gelden, vangt aan op ....., en wordt aangegaan voor de duur van de tegelijkertijd dan wel voor l oktober1) van dit jaar afge- sloten beroepspraktijkvormingsovereenkomst in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg zoals bedoeld in de Wet Educatie Be- roepsonderwijs. De arbeidsovereenkomst eindigt in ieder geval van rechtswege op 1 oktober*) van dit jaar, indien geen beroepspraktijk- vormingsovereenkomst is afgesloten, danwel tegen het einde van de dag waarop de beroepspraktijkvormingsovereenkomst rechtmatig is beëindigd.
2. Ongeacht andere mogelijkheden van tussentijdse beëindiging kan deze overeenkomst tussentijds na verkregen toestemming van de Regionale Directeur voor de Arbeidsvoorziening worden opgezegd en beëindigd.
Artikel 2
Partijen zullen naar beste vermogen alle verplichtingen nakomen, welke voor hen voortvloeien uit deze overeenkomst. Daarnaast zal de werkne- mer naar beste vermogen de verplichtingen uit de leerovereenkomst nakomen en redelijkerwijs alles doen om de opleiding met goed gevolg te kunnen afsluiten.
1) Noot van CAO-partijen:
Voor deze datum kan, afhankelijk van de praktische situatie, een andere datum worden ingevuld.
90
Artikel 3
De werktijd bedraagt gemiddeld. uren per 2 weken.
Artikel 4
Het overeengekomen salaris voor de in artikel 3 genoemde werktijd bedraagt bruto f per 4 weken/maand.
Aldus gedaan en afgegeven te dd. ..... 19..
(firmastempel) (handtekening werkgever)
Voor akkoord getekend Voor akkoord getekend (handtekening werknemer) (ouder/voogd)
Bovenstaand voorbeeld is een basistekst. Informeer voor meer specifieke voorbeelden bij uw organisatie.
91
BIJLAGE 8C
ARBEIDSOVEREENKOMST HBO-STUDENTEN Werkgever ...............................................................................................
gevestigd te .............................................................................................
en .............................................................................................................
De heer/mevrouw ........................... Geboortedatum ...........................
wonende te ..............................................................................................
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan:
Artikel 1
1. De arbeidsovereenkomst, waarvan de eerste twee maanden als proef- tijd zullen gelden, vangt aan op , en wordt aangegaan voor de
resterende duur van de opleiding .......... aan ....... en eindigt van rechtswege op de dag waarop werkgever en werknemer kennis heb- ben kunnen nemen van de positieve afronding van de opleiding. Indien de bovengenoemde opleiding niet positief wordt afgerond danwel de afronding langer duurt dan jaar eindigt de overeen-
komst van rechtswege op .......
2. Ongeacht andere mogelijkheden van tussentijdse beïndiging kan deze overeenkomst tussentijds na verkregen toestemming van de Regio- nale Directeur voor de Arbeidsvoorziening worden opgezegd en beeïndigd.
Artikel 2
Partijen zullen naar beste vermogen alle verplichtingen nakomen, welke voor hen voortvloeien uit deze overeenkomst.
Daarnaast zal de werknemer naar beste vermogen en redelijkerwijs alles doen om de opleiding zo snel mogelijk en met goed gevolg te kunnen afsluiten.
Werkgever zal werknemer zodanige werkzaamheden laten verrichten dat hiermede een bijdrage wordt geleverd aan de afronding van de opleiding van werknemer.
Artikel 3
De werktijd bedraagt gemiddeld uren per week.
Artikel 4
Het overeengekomen salaris voor de in artikel 3 genoemde werktijd bedraagt bruto f per 4 weken/maand.
92
Aldus vastgesteld en afgegeven te .................... d.d. 19..
(firmastempel) (handtekening werkgever)
Voor akkoord getekend Voor akkoord getekend (handtekening werknemer) (ouder/voogd)
93
BIJLAGE 10
REGELING KINDEROPVANG METAAL EN TECHNISCHE BE- DRIJFSTAKKEN IN HOOFDLIJNEN
1. Toepassing van de regeling
De regeling is van toepassing op de werknemer als genoemd in artikel 2 lid 1 van de CAO’s in de Metaal en Technische Bedrijfstakken.
2. Uitvoering
Er is een Stichting Kinderopvang Metaal en Technische Bedrijfstakken (Stichting).
De Stichting heeft tot doel de uitvoering van de regeling Kinderopvang Metaal en Technische Bedrijfstakken en het innen en beheren van de gel- den bestemd voor deze regeling. De Stichting is bevoegd nadere uitvoeringsregelingen vast te stellen, welke onderdeel uitmaken van deze regeling.
3. Inhoud van de regeling De werknemer kan een beroep doen op de Stichting om een kindplaats te kopen.
Aan de werknemer die in aanmerking wil komen voor erkende vormen van kinderopvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar, die tot het huishouden behoren van de werknemer en waarvoor een duurzame zorgplicht geldt, zal indien redelijkerwijs mogelijk een kindplaats worden aangeboden binnen een termijn van 3 maanden, zoveel mogelijk rekening houdend met de wensen van de werknemer.
4. Kosten van de regeling
De kosten van de regeling komen voor rekening van de Stichting. Wan- neer gebruik wordt gemaakt van de regeling is een ouderbijdrage ver- schuldigd. De ouderbijdrage wordt vastgesteld conform de geldende VWS-tabel. De hoogte van de ouderbijdrage is afhankelijk van het (gezamenlijk) inkomen van de ouders/verzorgers, het aantal kinderen dat van u geplaatst wordt en het aantal dagdelen dat uw kind(eren) het dag- verblijf bezoek(t)(en). Bij kinderopvang via een gastouderproject geldt een inkomensonafhankelijke ouderbijdrage. Indien de partner van de werknemer eveneens aanspraak kan maken op een kinderopvangregeling zal een verrekening plaatsvinden met de werkgever van de partner.
5. Aanspraken
De aanvraag voor een kindplaats kan worden ingediend tot en met 31 mei 1999 voorzover de vermoedelijke bevallingsdatum voor of op 31 augustus 1999 ligt. De regeling loopt af op 1 september 2000. Na 31 mei 1999 worden geen nieuwe aanvragen behandeld.
6. Instelling voor kinderopvang
De uitvoering zal geschieden in erkende kinderdagverblijven, dan wel gastouderprojecten. De Stichting zal nadere regelingen stellen ten aan-
94
zien van wat zij onder erkende kinderdagverblijven en projecten ver- staat.
7. Einde regeling
Ingeval via de Stichting aan degene genoemd onder lid 1, een kindplaats ter beschikking is gesteld, dan eindigt deze:
– op het tijdstip waarop het kind 4 jaar wordt;
– aan het einde van de periode waarvoor de kinderopvang is aan- gevraagd;
– op het moment waarop er geen gebruik meer wordt gemaakt van de kinderopvangregeling;
– wanneer door de aanvrager niet meer wordt voldaan aan het gestelde onder lid 1.
– beëindiging van de stichting.
8. Aanvraagprocedure
Een aanvraag dient te worden ingediend bij de Stichting Uitvoering Kinderopvangregelingen (SUK), Xxxxxxxxx 00, Xxxxxxx 0000, 0000 XX XXXXXXX tel.: 000-0000000. Voor de aanvraag dient gebruik te wor- den gemaakt van de door de SUK te verstrekken formulieren.
9. Onvoorziene gevallen
In onvoorziene gevallen beslist de Stichting. (Zie verder het gestelde onder punt 2.)
10. Overige
De Stichting zal controle uitoefenen of laten uitoefenen op de naleving van de voorwaarden door middel van een verklaring. De Stichting behoudt zich het recht voor ingeval van niet-naleving van de gestelde voorwaarden het teveel betaalde terug te vorderen, verhoogd met wette- lijke rente.
95
BIJLAGE 12
REGLEMENT VAN DE STICHTING WERKGELEGENHEIDSFONDS METAAL EN TECHNISCHE BEDRIJFSTAKKEN
(voorheen: reglement van Stichting Werkgelegenheidsfonds Metaal- nijverheid)
Artikel 1
Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
werkgever:
de werkgever in de bedrijfstak bedoeld in artikel 77 van de CAO voor het carrosseriebedrijf of
het elektrotechnisch bedrijf of de goud- en zilvernijverheid of het isolatiebedrijf of
het loodgieters-, fitters-, centrale verwarmingsbedrijf en koeltechnisch installatiebedrijf of
het metaalbewerkingsbedrijf of
het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf. werknemer:
a. degene die in dienst van de werkgever tegen xxxxxxx arbeid verricht; Xxxx als werknemer worden beschouwd:
1. personen die geen eigenlijke bedrijfsarbeid verrichten en wier dienst- verband tevens een tijdelijk karakter draagt en/of geen volledige nor- male dagtaak meebrengt;
2. stagiairs;
3. werknemers in nettenbouwbedrijven die voor grondwerk per karwei en/of voor beperkte duur in dat karwei of een reeks van karweien met een maximum van drie maanden zijn aangenomen.
jaarsalaris:
a. bij salarisbetaling per maand 12,96 maal het voor de betrokken werknemer vastgestelde salaris over de maand januari van het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft;
b. bij salarisbetaling per vier-weken-periode 14,09 maal het voor de betrokken werknemer vastgestelde salaris over de tweede vier-weken- periode van het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft;
c. bij salarisbetaling per week 56,36 maal het voor de betrokken werk- nemer vastgestelde loon over de tweede volle loonweek van het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft.
Indien het dienstverband in de loop van een jaar wordt beëindigd dan wel wordt aangevangen, wordt het jaarsalaris berekend met inachtne- ming van de duur van de periode van het dienstverband in dat jaar.
Indien het inkomen mede is gebaseerd op provisie, wordt bij de bepa- ling van het jaarsalaris bovendien meegerekend de op jaarbasis herleide provisie welke in het voorafgaande kalenderjaar bij dezelfde werkgever
96
is verdiend, onafhankelijk van de datum van uitbetaling van deze provi- sie. Bovendien worden, voorzover van toepassing, bij de bepaling van het jaarsalaris mede in aanmerking genomen de navolgende elementen: loon in natura voor zover gekwantificeerd aangegeven in de loonstaten van de werkgever, toeslagen op grond van een overheidsbesluit, verdien- sten op grond van een, in de onderneming geldend, beloningssysteem (tarief, merit-rating e.d.) en ploegentoeslag, alsmede een, naar de pe- riode waarover het loon werd genoten, evenredig gedeelte van elke met de werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkering on- der welke benaming ook, zoals dertiende maand, vaste einde- jaarsuitkering, gegarandeerde tantième e.d. Vergoedingen terzake van overwerk, reisuren, onkosten, alsmede gratificaties, winstdelings- regelingen en soortgelijke emolumenten blijven buiten beschouwing, ter- wijl de vakantiebijslag in de factoren 12,96, 14,09 en 56,36 geacht wordt te zijn verwerkt. Tot het jaarsalaris behoort niet de overhevelingstoeslag. loonsom:
het totaal van de jaarsalarissen van de bij de werkgever in dienst zijnde werknemers bedoeld in dit artikel.
halve loonsom:
de helft van de loonsom. bedrijfspensioenfonds:
de stichting ,,Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Tech- nische Bedrijfstakken gevestigd te ’s-Gravenhage.
Artikel 2
Werkgeversbijdrage
De werkgeversbijdrage genoemd in artikel 12 van de statuten beloopt het percentage van de loonsom als vermeld in artikel 74a van de CAO voor
het carrosserie bedrijf of
het elektrotechnisch bedrijf of de goud- en zilvernijverheid of het isolatiebedrijf of
het loodgieters-, fitters-, centrale verwarmingsbedrijf en koeltechnisch installatiebedrijf of
het metaalbewerkingsbedrijf of
het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 wordt deze bijdrage, per werknemer, berekend over maximaal het maximum-jaarsalaris zoals vastgesteld op grond van het bepaalde in artikel 11 lid 2 sub b van het pensioenreglement van het bedrijfspensioenfonds.
97
Artikel 3
Betaling
1. De administrateur van de Stichting Werkgelegenheidsfonds Metaal en Technische Bedrijfstakken stelt de werkgever telkenmale op de hoogte van de verschuldigde bijdrage door het toezenden van een nota met begeleidend schrijven onder vermelding van het bedrag dat hij aan de Stichting Werkgelegenheidsfonds Metaal en Technische Bedrijfstakken is verschuldigd.
2. De in het vorige lid bedoelde nota’s hebben de vorm van een premie- nota met specificatie vermeldende ten minste naam en adres van de werkgever en de werknemer(s) met bijbehorende salarisgegevens, het tijdvak waarover de bedrage is verschuldigd alsmede de hoogte van het te betalen bedrag.
3. De werkgever dient de nota’s aan de Stichting Werkgelegenheids- fonds Metaal en Technische Bedrijfstakken te voldoen binnen de daartoe door het bestuur blijkens mededeling op het acceptgiro- formulier gestelde termijn.
4. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkge- ver door het enkele verloop van de termijn in gebreke.
De stichting is dan bevoegd te vorderen:
– rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het ver- schuldigde bedrag betaald had moeten zijn en
– vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, vast te stellen op 15% van de vordering met een minimum van f 50,–, onverminderd de overige kosten van vervolging, verschuldigd volgens de Wet.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente, bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120 van het BW, dat geldt voor de periode waarover de rente door de stichting wordt gevorderd.
Artikel 4
Loonsomopgave
1. De werkgever is gehouden jaarlijks aan de administrateur van de Stichting Werkgelegenheidsfonds Metaal en Technische Bedrijfstak- ken opgave te doen van de namen, adressen, woonplaatsen, geboor- tedata en jaarsalarissen van de bij hem in dienst zijnde werknemers. Voorts is de werkgever gehouden elke in- en uitdiensttreding van een werknemer binnen een maand schriftelijk aan de administrateur van de Stichting Werkgelegenheidsfonds Metaal en Technische Bedrijfs- takken te melden.
98
2. Ingeval de werkgever niet aan het gestelde in de vorige alinea vol- doet, zal het bestuur bij besluit bepalen welke loonsom aangehouden moet worden ter berekening van de bijdrage van de werkgever.
3. De gegevens die de werkgever krachtens dit artikel verstrekt, dienen uitsluitend ter bepaling van de door de werkgever verschuldigde bij- drage.
Artikel 5
Administratie
Het bestuur is bevoegd de administratie en de inning van de in dit regle- ment bedoelde bijdragen op te dragen aan derden. Het bestuur behoudt echter in alle gevallen de eindverantwoordelijkheid.
De werkgever is verplicht alle gegevens en inlichtingen te verschaffen, alsmede iedere medewerking te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of namens de Stichting Werkgelegenheidsfonds Metaal en Technische Bedrijfstakken, zijn belast met de inning van de bijdrage en de controle op de naleving van het gestelde in de statuten en dit reglement.
Artikel 6
Bestemming bijdrage
1. De in artikel 2 bedoelde bijdrage is bestemd voor:
– het bruto-salaris van één dag extra scholingsverlof, alsmede voor de daaraan verbonden cursuskosten, voor iedere individuele werk- nemer die in de periode 1 januari 1997 tot en met 28 februari 1999 ten minste de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt;
– reïntegratie in het arbeidsproces van geheel of gedeeltelijk ar- beidsongeschikte werknemers;
– overige werkgelegenheid stimulerende projecten in en ten be- hoeve van de bedrijfstakken zoals genoemd in artikel 1 van de statuten van de Stichting Werkgelegenheidsfonds Metaal en Tech- nische Bedrijfstakken.
2. In overleg tussen de werkgeversorganisatie(s) en werknemers- organisaties die betrokken zijn bij één van de in artikel 2 bedoelde CAO’s wordt de aanwending van de in lid 1 genoemde bijdrage overeengekomen met inachtneming van het hiervoor in lid 1 be- paalde.
99