MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Houthandel 2002/2003 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9800
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 16-08-2002, nr. 156
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE HOUTHANDEL (GROOTHANDEL, MACHINALE BEWERKING, VERDUURZAMING)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Vereniging Van Nederlandse Hout- ondernemingen (VVNH) als partij te ener zijde mede namens de FNV Bouw en de Hout- en Bouwbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Houthandel (groothandel, machinale bewerking, verduurzaming), strekkende tot algemeen verbin- dendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereen- komst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2002 CAO98002002
CAO2193 1
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 april 2003 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Hout- handel (groothandel, machinale bewerking, verduurzaming) zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
AFDELING I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Werkingssfeer en duur
1. WERKINGSSFEER
Deze overeenkomst geldt voor het houtbedrijf, waaronder wordt ver- staan: alle in Nederland gevestigde ondernemingen, die uitsluitend of in hoofdzaak – voor eigen rekening en risico en gericht op niet- particulieren als afnemers – de groothandel uitoefenen in (Neder- lands en/of buitenlands, onbewerkt, dan wel bewerkt zonder dat daardoor een eindproduct is ontstaan) hout- en plaatmateriaal en aan- verwante artikelen en/of die uitsluitend of in hoofdzaak de navol- gende werkzaamheden verrichten
– (loon)zagen, (-)schaven, (-)drogen en/of (-)verduurzamen van hout
– ten behoeve van de handel, hout oogsten in bossen en andere houtopstanden
– de vervaardiging van producten uit houtafval, niet zijnde eind- producten, alsmede de handel in deze producten.
Artikel 2
Definities
Deze overeenkomst verstaat onder:
– Werkgever
Iedere werkgever in het houtbedrijf, als is omschreven in artikel 1.
– Werknemer:
Iedere werknemer, zowel vrouwelijk als mannelijk, die verplicht ver- zekerd is volgens de ziekenfondswet in dienst bij het bedrijf als is omschreven in artikel 1.
Werknemers die een met * gemerkte functie uit de lijst met functie- karakteristieken uitoefenen (bijlage II) en niet verplicht verzekerd zijn volgens de ziekenfondswet vallen eveneens onder de werkings- sfeer van de CAO.
2
Houthandel 2002/2003 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– Stagiaire(s):
Leerlingen met wie een stageovereenkomst is aangegaan die werk- zaamheden verrichten met als doel zich vaardigheden eigen te ma- ken, die men in de schoolsituatie niet kan leren. Deze CAO is op stagiaires niet van toepassing m.u.v. de artikelen 30 t/m 32 en bijlage VII.
– Salaris:
het vast overeengekomen periodesalaris.
– Inkomen:
het salaris verhoogd met eventuele toeslagen, met uitzondering van overwerktoeslag.
– Adviescommissie voor Dispensatieaangelegenheden in de Houthan- del:
een door partijen ingestelde paritaire commissie, met een onafhan- kelijke voorzitter, die tot taak heeft dispensaties af te geven. Zij wordt verder genoemd de Adviescommissie. De Adviescommissie is gevestigd: Xxxxxxxxx 0, Xxxxxx-Xxxxxx.
– Stichting SIVAG:
Stichting Service Instituut Veiligheid, Arbeidsomstandigheden en Gezondheid. De Stichting SIVAG is gevestigd: Xxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxx-Xxxxxx.
– Stichting WESP:
Stichting Werkgelegenheids- en Scholingsprojecten. De Stichting WESP is gevestigd: Xxxxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxx.
– Geschillencommissie:
Paritair samengestelde commissie die tussen werkgever en werkne- mer of tussen werkgevers- en werknemersorganisatie(s) bestaande geschillen beslecht. De Geschillencommissie is gevestigd: Xxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxx-Xxxxxx
Artikel 3
Verplichtingen van de werknemers
1. De werknemer is verplicht de overeengekomen arbeid naar zijn beste vermogen te verrichten. Voor zover de aard en de omvang van de te verrichten arbeid niet bij overeenkomst of reglement zijn omschre-
3
ven, beslist daaromtrent het gebruik. De werknemer is verplicht zich te houden aan de arbeidsinstructies en aan de voorschriften, die die- nen ter bevordering van de goede orde in de onderneming van de werkgever, hem door of namens de werkgever binnen de perken van wet of verordening van overeenkomst of reglement gegeven.
2. De werknemer moet, alvorens een verbintenis jegens de overheid aan te gaan als bedoeld in artikel 7: 670 lid 3 BW, dan wel, indien deze verbintenis vóór het aangaan der dienstbetrekking reeds bestaat, de werkgever daarvan terstond mededeling doen.
3. De werknemer is verplicht, indien hij door de werkgever hiertoe wordt aangewezen, tijdelijk (d.w.z. ten hoogste gedurende 2 maan- den), ook andere dan zijn gewone dagelijkse arbeid te verrichten, voor zover althans deze arbeid verband houdt met het bedrijf van de werkgever en de werknemer geacht kan worden daartoe in staat te zijn. In dat geval zal het salaris van de werknemer niet worden ver- laagd en zal hem zijn oude inkomen, als omschreven in artikel 2, worden gegarandeerd.
5. De werknemer kan nooit de verplichting worden opgelegd voor een andere werkgever, dan bij wie hij werkzaam is arbeid te verrichten, tenzij in een schriftelijke overeenkomst anders is bepaald.
Artikel 9
Overleg
1. PERIODIEK OVERLEG
Er is een Paritair Beraad Houthandel. Dit Beraad houdt zich bezig met alle ontwikkelingen op kortere en langere termijn en alle van werkgevers- en werknemerskant naar voren gebrachte zaken die invloed (kunnen) gaan uitoefenen op de werkgelegenheid in de bedrijfstak, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin.
Het Beraad komt tenminste tweemaal per jaar bijeen.
2. WERKGELEGENHEID IN DE ONDERNEMING
a. Ondernemingen met een Ondernemingsraad zijn verplicht om op verzoek van de leden in de Ondernemingsraad in het kader van de bespreking van de algemene gang van zaken in de onderne- ming een duidelijk inzicht in de toekomstverwachtingen op kor- tere en langere termijn ten aanzien van de werkgelegenheid, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin, te verschaffen. Onder onderneming wordt in dit verband verstaan de onderne- ming als gedefinieerd in de Wet op de Ondernemingsraden.
c. Indien de werknemersorganisaties het noodzakelijk achten, heb- ben zij het recht aan de ondernemingen het verzoek te richten om een gesprek te hebben over de werkgelegenheid.
4
Houthandel 2002/2003 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 10
Sociaal beleid in de onderneming
1. SOCIAAL JAARVERSLAG
De werkgever is verplicht, daar waar de Wet op de Ondernemings- raden geldt, uiterlijk 8 maanden na afloop van het boekjaar waarop het jaarverslag betrekking heeft, schriftelijk de feitelijke gegevens te verstrekken waaruit het gevoerde algemene beleid ten aanzien van sociale (personeels-)zaken blijkt. Dit jaarverslag zal zoveel mogelijk gebaseerd zijn op het in bijlage V van deze CAO aangegeven model en zal aan ieder personeelslid ter beschikking worden gesteld.
2. WERVING EN SELECTIE VAN PERSONEEL
a. Bij het werven van personeel zal worden uitgegaan van de navol- gende principes:
– een ieder heeft gelijke kansen bij de toegang tot de onderne- ming, ongeacht leeftijd, sekse, burgerlijke staat, seksuele ge- richtheid, levens- of geloofsovertuiging, politieke keuze, ras, etnische afkomst of nationaliteit;
– de geschiktheid voor de betreffende functie dient het crite- rium te zijn voor de selectie. Bij gelijke geschiktheid zullen vrouwen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en etnische groe- pen de voorkeur genieten;
– deze geschiktheid moet worden bepaald op basis van zorg- vuldige afweging van relevante feiten en argumenten;
– aan de sollicitanten wordt alleen die informatie over hun per- soon gevraagd, die nodig is voor de beoordeling van hun geschiktheid voor de functie.
b. Van elke vacature die in een onderneming ontstaat, zal het reeds in dienst zijnde personeel via een interne mededeling op de hoogte worden gebracht.
e. Bij de werving en selectie dienen de volgende rechten van de sol- licitant te worden gerespecteerd.
1. Recht op informatie
Zowel bij werving, als bij de selectieprocedure dient aan de sollicitant voldoende en relevante informatie te worden ver- strekt om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het gaat daarbij vooral om informatie over:
– de arbeidsvoorwaarden;
– de onderneming, haar aard en doelstellingen;
– de functie en de wijze van uitoefenen daarvan;
– bijzondere onderdelen van de te volgen selectieprocedure;
5
– de gegevens die de onderneming via derden van de solli- citant verkrijgt;
– de termijnen die bij de sollicitatieprocedure in acht wor- den genomen;
– de reden van eventuele afwijzing.
2. Recht op privacy
De sollicitant heeft recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Gegevens over hemzelf mogen niet ter beschikking komen van derden. Het aantal personen dat door de onderneming bij de sollicitatieprocedure wordt betrokken dient zo beperkt mogelijk te worden gehouden.
3. Recht op vertrouwelijke behandeling van persoonlijke gege- vens
Alle over de sollicitanten verkregen gegevens dienen als ver- trouwelijk te worden behandeld. Deze gegevens mogen niet zonder toestemming van de sollicitant worden gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor ze zijn verkregen.
De gegevens van sollicitanten, die niet zijn aangenomen, die- nen desgevraagd te worden geretourneerd; indien zij bij de werkgever blijven berusten, dienen zij uiterlijk 7 maanden na het sluiten van de sollicitatieperiode te worden vernietigd.
3. DEELTIJDWERK
Een verzoek tot deeltijdarbeid zal door de werkgever in beginsel worden gehonoreerd, tenzij dit redelijkerwijs op grond van zwaarwe- gende bedrijfsbelangen niet van de werkgever kan worden gevergd. Bij afwijzing van het verzoek om in deeltijd te werken moet de werkgever dit schriftelijk motiveren.
4. INTRODUCTIE
De werkgever zal nieuwe werknemers een goede introductie geven. Deze introductie omvat onder andere de volgende punten:
1. Informatie over de aard en organisatie van het bedrijf.
2. Informatie over de door de werknemer te verrichten werkzaam- heden.
3. Kennismaking met collega’s.
4. Xxxxxxxxxx zowel als schriftelijke informatie over de op de werknemer van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden.
5. Informatie over bedrijfsvoorzieningen onder andere op het ge- bied van veiligheid, gezondheid en hygiëne.
6. Informatie aan werknemers over de opleidingsmogelijkheden, zoals het leerlingstelsel.
7. Indien in de onderneming een Ondernemingsraad is ingesteld zal informatie gegeven worden over de samenstelling van de Onder- nemingsraad.
Tevens zal overhandigd worden een reglement van de Onderne-
6
Houthandel 2002/2003 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mingsraad en reglementen van eventuele commissies van de Ondernemingsraad.
6. KINDEROPVANG
Werknemers kunnen gebruik maken van een kinderopvangregeling. De regeling voorziet in kinderopvang via Kintent, gevestigd te Utrecht aan de Maliebaan 87, telefoonnummer: 030-2323100. Werk- nemers kunnen bij deze stichting terecht voor informatie en aanmel- ding. De ouderbijdrage is inkomensafhankelijk (conform de tabel van de overheid).
7. UITZENDKRACHTEN
a. De werkgever dient uitzendkrachten die zes aaneengesloten maan- den bij het bedrijf werkzaamheden hebben verricht aansluitend een vast of tijdelijk contract aan te bieden. De periode waarin er als uitzendkracht gewerkt is, wordt afgetrokken van de toege- stane duur van het tijdelijk contract (zie art. 40).
b. De inlenende werkgever dient zich ervan te verzekeren dat uit- zendkrachten die werkzaamheden verrichten ten behoeve van het bedrijf als is omschreven in artikel 1 door het betreffende uit- zendbureau voor wat betreft de beloning en kostenvergoedingen overeenkomstige arbeidsvoorwaarden toekent, als die welke wor- den toegekend aan de werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van het inlenende bedrijf. CAO-partijen zullen deze bepaling ter kennis brengen van de Stichting Meldings- bureau Uitzendbranches (SMU) zoals dit op grond van de CAO voor uitzendkrachten vereist is.
8. WERKOVERLEG
Partijen bij de CAO achten het van belang dat er in de bedrijven regelmatig en gestructureerd werkoverleg plaats vindt. In bijlage XII bij deze CAO is aan het werkoverleg verder inhoud gegeven.
9. LOOPBAANGESPREKKEN
Werknemers die in het kader van hun loopbaan daar behoefte aan hebben, kunnen eens in de drie jaar op kosten van XXXX een loopbaangesprek voeren met een extern loopbaanadviseurs.
7
Artikel 12
Ongevallenverzekering
1. VERZEKERING BIJ VERVOER VAN WERKNEMERS
a. Indien er in een onderneming een regeling is voor het vervoer van werknemers (zowel voor woon-werkverkeer als voor karwei- werk e.d.) dan dient voor elke daarbij betrokken auto een onge- vallenverzekering te zijn afgesloten voor alle inzittenden inclu- sief de bestuurder.
b. Het maakt daarbij geen verschil of de auto eigendom is van de werkgever of van een werknemer.
De verzekering zal minimaal een dekking geven voor de vol- gende bedragen per inzittende:
– bij overlijden een uitkering van € 9.075,60;
– bij blijvende invaliditeit een uitkering van € 18.151,21.
c. Een werknemer is gerechtigd om, wanneer aan de verplichting uit lid 1 van dit artikel niet is voldaan, of wanneer de wettelijke WA-verzekering ontbreekt, het aangeboden vervoer te weigeren. De werkgever is verplicht om vervangend vervoer te bieden.
2. ALGEMENE ONGEVALLENVERZEKERING
De werknemer heeft recht op een uitkering ingeval van gehele dan wel gedeeltelijke of blijvende invaliditeit of overlijden als gevolg van een ongeval, dat de werknemer in of buiten werktijd overkomt. Ten behoeve hiervan is door het Fonds O.O. & A. een collectief ver- zekeringscontract afgesloten. De uitkering bedraagt € 22.689,01 bij overlijden van de werknemer en € 34.033,52 bij algehele invaliditeit. Bij gedeeltelijke invaliditeit gelden lagere uitkeringspercentages. De belangrijkste overige voorwaarden van deze verzekering zijn op te vragen bij de sociale partners, betrokken bij de totstandkoming van deze CAO. Ondernemingen die op 1 januari 1992 al een tenminste gelijkwaardige verzekering hadden, ontvangen op aanvraag bij het Fonds O.O. & A. een premierestitutie. De werknemers bij deze bedrijven hebben in dat geval een aanspraak jegens hun werkgever. De premierestitutie aan de werkgever wordt bewerkstelligd door overlegging van een verzekeringspolis. Premierestitutie wordt slechts verleend tot aan de datum waarop de individueel afgesloten ongeval- lenverzekering afloopt. Premierestitutie moet worden aangevraagd binnen 3 maanden na afloop van het kalenderjaar over welk restitu- tie aangevraagd wordt.
8
Houthandel 2002/2003 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 13
Specificatie inkomen en inhoudingen
1. De werkgever is verplicht om bij iedere loonbetaling aan de werk- nemer de daarbij behorende loonstrook te verstrekken.
2. De werkgever is verplicht de werknemer jaarlijks een opgave te ver- strekken van het in het daaraan voorafgaande jaar verdiende inko- men en van de inhoudingen daarop.
3. Bij een wijziging in de beloning zal bij de eerste loonbetaling een overzicht worden verstrekt van de herleiding van het bruto-inkomen naar het netto-inkomen. Een voorbeeld van een dergelijk overzicht is gegeven op bijlage III bij deze CAO.
Artikel 14
Arbeidsomstandigheden en Arbozorg
1. ARBOZORG
Met Arbo Unie is een overeenkomst gesloten over een Arbo- basispakket en verzuimbegeleiding en -controle. Alle bedrijven zijn aangesloten bij een bij de Arbo Unie aangesloten Arbodienst voor dat basispakket en verzuimbegeleiding en -controle. Bedrijven kunnen aan CAO-partijen dispensatie vragen van deze verplichting. Als voorwaarde om voor dispensatie in aanmerking te kunnen komen geldt in ieder geval dat minimaal alle in het collectieve contract gere- gelde onderwerpen elders worden ondergebracht.
2. HOUTSTOF
1. a. Er geldt een MAC-waarde houtstof van 2 mg/m3.
b. De werkgever streeft bij de aanschaf van nieuwe machines naar een zo’n laag mogelijke uitstoot van houtstof, waarbij in ieder geval gestreefd wordt naar een MAC-waarde van 1mg/m3, mits technisch en bedrijfseconomisch haalbaar.
2. Werknemers dienen in de gelegenheid gesteld te worden dage- lijks binnen werktijd hun werkplek schoon te houden.
3. ARBO-PROMOTOR
Iedere werkgever is verplicht een van zijn werknemers aan te wijzen als arbo-promotor. Indien in het bedrijf van de werkgever op de afde- lingen werf en/of productie 10 of meer werknemers per afdeling
9
werkzaam zijn dan dient per afdeling een arbo-promotor aangesteld te worden die werkzaam is bij deze afdeling(en).
De arbo-promotor heeft tot taak:
– het in kaart brengen van de arbeidsomstandigheden in het bedrijf. Dit doet de promotor via rondgangen, inspecties en gesprekken met collega’s;
– het bespreken met de bedrijfsleiding van arbo-risico’s in het bedrijf;
– het voorstellen van maatregelen om de arbo-risico’s terug te drin- gen;
– het maken van afspraken met de bedrijfsleiding over verbetering van de arbeidsomstandigheden.
Over de aanwijzing zal de werkgever overleg hebben met de OR of bij afwezigheid daarvan met de werknemers.
Van een ontslag van een arbo-promotor dient de werkgever melding te doen bij de Geschillencommissie.
De arbo-promotor mag vanwege zijn werkzaamheden niet benadeeld worden in zijn positie.
5. GEHOORPLASTIEKEN
Indien in een bedrijf het lawaainiveau meer bedraagt dan 80 decibel, dient de werkgever gehoorplastieken te verstrekken. De werknemer is verplicht deze gehoorplastieken te gebruiken.
6. CURSUS VEILIG EN GEZOND WERKEN
De werkgever is verplicht de werknemer die niet eerder in de hout- handel heeft gewerkt en voor onbepaalde tijd is aangenomen, zo spoedig mogelijk na indiensttreding, doch na de proeftijd, de cursus Veilig en Gezond Werken te laten volgen.
Artikel 16
Tegemoetkoming ziektekostenverzekering
De werkgever zal aan werknemers die een met een * gemerkte functie uit de lijst met functiekarakteristieken uitoefenen (bijlage II) en die niet verplicht verzekerd zijn volgens de ziekenfondswet, de helft van de pre- mie voor een vrijwillige ziektekostenverzekering vergoeden. De totale vergoeding zal niet meer bedragen dan de maximale werkgeverspremie van de ziekenfondswet.
Artikel 17
Overleg met personeel
1. AUTOMATISERING
De werkgever zal de ondernemingsraad, de overlegcommissie c.q. de betrokken groep van werknemers in de gelegenheid stellen advies uit
10
Houthandel 2002/2003 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
te brengen over een voorgenomen besluit tot aanschaf of vervanging van automatiseringsapparatuur. Een en ander dient op een dusdanig tijdstip te geschieden, dat het uitgebrachte advies nog van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming.
Indien voor één of meer werknemers de arbeidsplaats vervalt, zal door de werkgever indien mogelijk een bij voorkeur gelijkwaardige arbeidsplaats binnen de werkorganisatie worden aangeboden.
Indien de automatisering tot gevolg heeft dat de werknemer bij-, her- of omscholing zal moeten ondergaan om de nieuwe functie te kun- nen vervullen, zal dit indien mogelijk in werktijd geschieden. De kosten zullen voor rekening van de werkgever komen.
2. PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING
Indien een werkgever een arbeidsreglement, een arbo-regeling, een regeling voor personeelsopleiding of een regeling voor werkoverleg wil invoeren, dan is instemming van de personeelsvertegen- woordiging nodig.
3. REGLEMENT PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING
De personeelsvertegenwoordiging stelt een reglement op. Hierin worden de bevoegdheden van de personeelsvertegenwoordiging ge- regeld. Een voorbeeld van een reglement is als bijlage bij deze CAO gevoegd.
4. SCHOLING PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING
Leden van de personeelsvertegenwoordiging hebben in het kader van hun functie als personeelsvertegenwoordiger recht op 2 scholings- dagen per zittingsperiode van één jaar. In afwijking hiervan heeft een nieuwe personeelsvertegenwoordiging in het eerste zittingsjaar recht op 3 scholingsdagen per lid. Een nieuw lid van een bestaande personeelsvertegenwoordiging heeft in het eerste zittingsjaar even- eens recht op 3 scholingsdagen.
5. VERKIEZING LEDEN PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING Leden van de personeelsvertegenwoordiging worden via verkiezin- gen gekozen. De vakbonden worden in de gelegenheid gesteld kan- didaten te stellen. De naam van de vakbond wordt achter de kandi- daat vermeld. Als de werkgever een personeelsvertegenwoordiging wil oprichten, meldt hij dit schriftelijk aan de vakbonden. Kandidaat- stelling door de vakbonden moet binnen 6 weken na deze melding geschieden.
11
6. ONTSLAGBESCHERMING
Leden van de personeelsvertegenwoordiging genieten ontslagbe- scherming. Indien een lid van de personeelsvertegenwoordiging ver- moedt dat het ontslag verband houdt met het functioneren als lid van de personeelsvertegenwoordiging, kan dit lid verzoeken om een pre- ventieve toets door de Geschillencommissie van de Bedrijfscommis- sie.
Initiatiefnemers van een personeelsvertegenwoordiging krijgen ge- durende de initiatiefperiode ontslagbescherming conform de ontslag- bescherming voor personeelsvertegenwoordigers. De initiatiefperiode gedurende welke de ontslagbescherming geldt mag niet langer dan 6 maanden duren.
7. OMZETTING PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING Bestaande Ondernemingsraden bij bedrijven tussen 35-50 werkne- mers worden na afloop van de zittingsperiode omgezet in een personeelsvertegenwoordiging met de rechten van de oude Wet op de Ondernemingsraden op het gebied van adviesrecht, instemmings- recht en scholings- en vergaderrecht.
AFDELING II
WERKNEMERS IN VASTE DIENST
Onder werknemers in vaste dienst vallen:
a. werknemers, die als zodanig door de werkgever voor onbepaalde tijd in dienst zijn genomen;
b. tijdelijke werknemers
– wier dienstverband de termijnen, gesteld in artikel 40 lid 2 over- schrijdt;
– wier dienstverband meer dan tweemaal is verlengd;
– met wie geen schriftelijke overeenkomst is aangegaan.
A. AANSTELLING EN ONTSLAG
Artikel 18
Aanvang en einde van de dienstbetrekking
1. ALGEMEEN
Ten aanzien van het aangaan en beëindigen van de arbeidsovereen- komst zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing met inachtneming van hetgeen in de navolgende leden van dit arti- kel is bepaald.
2. PROEFTIJD
De arbeidsovereenkomst wordt, tenzij schriftelijk anders is overeen-
12
Houthandel 2002/2003 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
gekomen, aangegaan voor onbepaalde tijd. Indien partijen een proef- tijd overeenkomen, is deze voor beide partijen gelijk. De proeftijd wordt schriftelijk overeengekomen. Bij het aangaan van een arbeids- overeenkomst voor onbepaalde tijd kan een proeftijd worden over- eengekomen van ten hoogste twee maanden. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste:
a. één maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor korter dan twee jaren;
b. twee maanden, indien de overeenkomst is aangegaan voor twee jaren of langer.
c. één maand, indien het einde van de overeenkomst niet op een kalenderdatum is gesteld.
Voor de duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn de bepalingen van art. 40 van toepassing.
3. OPZEGGING
Opzegging geschiedt tegen het einde van de maand en dient schrif- telijk te geschieden met verzendbewijs.
4. OPZEGTERMIJN
De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
x. xxxxxx dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
b. vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden;
d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden;
De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand.
5. MINIMUM OPZEGTERMIJN VOOR 45+ers
In afwijking van lid 4 van dit artikel bedraagt de door werkgever in acht te nemen opzegtermijn voor werknemers die op het moment van de opzegging de leeftijd van 45 jaar hebben bereikt minimaal twee maanden.
6. MINIMUM OPZEGTERMIJN VOOR 45+ers BIJ REORGANISA- TIE, FAILLISSEMENT EN COLLECTIEF ONTSLAG
Voor werknemers die op het moment van de opzegging de leeftijd van 45 jaar hebben bereikt en met wie de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd als gevolg van of samenhangend met reorganisatie, faillis-
13
sement of collectief ontslag geldt een opzegtermijn van een week voor elk geheel jaar dienstverband met een minimum van 2 maan- den en een maximum van dertien weken. De termijn van opzegging bedoeld in de vorige volzin wordt verlengd met een week voor elk vol jaar gedurende hetwelk de werknemer na het bereiken van de leeftijd van 45 jaar bij de werkgever in dienst is geweest. De duur van deze verlenging bedraagt ten hoogste dertien weken. Indien de opzegtermijn op grond van lid 4 van dit artikel langer is dan de opzegtermijn volgens dit lid dan geldt de opzegtermijn van lid 4.
7. OPZEGTERMIJN BIJ ONTSLAG VIA ARBEIDSBUREAU
Indien de toestemming bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 is verleend, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met één maand, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt.
8. DRINGENDE REDEN
Bij ontslag om een dringende, aan de wederpartij onverwijld mede- gedeelde reden, zal de schriftelijke bevestiging van de ontslagreden aangetekend geschieden binnen twee werkdagen na het tijdstip waarop het dienstverband werd beëindigd.
9. VAKANTIE EN COLLECTIEVE SNIPPERDAGEN
Indien in de termijn van opzegging de aaneengesloten vakantiedagen als bedoeld in artikel 32 lid 2, dan wel collectieve snipperdagen als bedoeld in artikel 32 lid 7c vallen, wordt de termijn van opzegging met deze dagen verlengd.
10. OPZEGGING BIJ VERVROEGDE UITTREDING
In afwijking van het in de voorgaande leden bepaalde, dient de werk- nemer bij vervroegde uittreding de termijn van opzegging in acht te nemen die in de VUT-CAO is bepaald. De opzegging is herroepbaar, indien blijkt dat de werknemer niet voor de VUT-uitkering in aan- merking komt.
11. EINDE DIENSTVERBAND 65 JAAR EN OUDER
De dienstbetrekking eindigt automatisch als de werknemer de leef- tijd van 65 jaar bereikt. In deze situatie is geen termijn van opzeg- ging vereist. Indien de dienstbetrekking na het bereiken van de 65-jarige leeftijd voortduurt, geldt de wettelijke opzegtermijn.
12. GEEN OPZEGVERBOD BIJ ZIEKTE 65-PLUSSERS
Het bepaalde in artikel 7: 670 lid 1 BW, is voor werknemers van 65 jaar en ouder niet van toepassing.
13. OVERGANGSBEPALING Werknemers die op 1 januari 1999 de leeftijd van 45 jaar hebben bereikt behouden zolang de opzegtermijn
14
Houthandel 2002/2003 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
o.g.v. de leden 4 t/m 7 niet gunstiger is recht op de opzegtermijn zoals die op 1 januari 1999 gold. Deze opzegtermijn wordt gefixeerd naar de stand per deze datum en geld als minimum. De opzeg- bepalingen zoals die golden direct voorafgaande aan 1 januari 1999 zijn als bijlage XIII bij deze CAO gevoegd.
B. FUNCTIEGROEPEN EN SALARISSEN
Artikel 19
Indeling in functiegroepen en salaristabel
A. INDELING IN FUNCTIEGROEPEN
1. Een werknemer wordt door de werkgever ingedeeld in een van de functiegroepen.
2. Hierbij wordt uitgegaan van de lijst met functiekarakteristieken (bij- lage II). De functiekarakteristieken zijn per functiegroep ingedeeld.
3. In deze lijst zoekt de werkgever op welke functie het meest overeen- komt met de functie, zoals die in het bedrijf wordt uitgeoefend.
a. Een werknemer die middels opleiding en/of ervaring aan de functie-eisen voldoet, wordt ingedeeld in de bij de functie beho- rende functiegroep.
b. Een werknemer die bij indiensttreding niet aan de functie-eisen voldoet wordt een functiegroep lager ingedeeld. In dit geval wordt bij indiensttreding een ervaringsperiode overeengekomen. Deze wordt afgesloten met een evaluatie, waarin wordt beoor- deeld of inmiddels aan de functie-eisen wordt voldaan.
c. In afwijking van het bepaalde onder b kan een werknemer die bij indiensttreding de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt en wordt aangenomen voor een functie uit de functiegroepen 6 t/m 8, maar nog niet aan de functie-eisen voldoet, 2 groepen lager worden ingedeeld dan de functiegroep waarin hij zou vallen als hij wel aan de eisen zou voldoen. Bij indiensttreding dient er een schriftelijk vastgelegde opleidings-/ervaringsperiode te worden overeengekomen die niet langer dan 2 jaar kan duren. In het laat- ste jaar van die periode dient de werknemer 1 groep lager te zijn ingedeeld. De totale periode van de verlaagde functie-indeling is nooit langer dan de overeengekomen opleidings-/ervarings- periode.
d. Een jeugdige werknemer tot 22 jaar die bij indiensttreding nog
15
niet aan de functie-eisen voldoet, wordt ingedeeld in de instroom- schaal voor jeugdigen.
B. INDELING IN SALARISTABEL
1. Als de functiegroep is vastgesteld wordt in de salaristabel (art. 22) het bij de functiegroep behorende salaris gezocht. Hiervoor gelden de volgende regels.
2. Voor volwassen werknemers:
a. Een werknemer van 22 jaar en ouder die niet eerder in de hout- handel heeft gewerkt wordt ingeschaald in de periodiek voor toetreders. Na minimaal een half jaar wordt bij de eerste ronde van periodieke verhogingen (in de regel op 1 januari) het salaris van de startregel van kracht.
b. Een werknemer van 22 jaar en ouder die ervaring heeft in de houthandel wordt minimaal ingeschaald op de startregel.
3. Voor jeugdige werknemers:
a. Een jeugdige werknemer tot 22 jaar die aan de functie-eisen vol- doet, wordt conform zijn leeftijd ingeschaald in de bij zijn functiegroep behorende salaristabel.
b. Een jeugdige werknemer tot 22 jaar die niet aan de functie-eisen voldoet, wordt ingeschaald conform zijn leeftijd in de instroom- schaal voor jeugdigen.
c. Een jeugdige werknemer tot 22 jaar die een voor de bedrijfstak relevante vakopleiding volgens een leerlingstelsel volgt of deze met succes heeft afgerond, wordt één periodiek hoger inge- schaald dan zijn leeftijd aangeeft.
d. De jeugdsalarissen worden voor elk jaar dienstverband voor het eerst op 1 januari 2001 verhoogd met een toeslag van 5% met een max. van 20% op het bij de leeftijd en functiegroep beho- rende salaris. Het salaris inclusief toeslagen bedraagt nooit meer dan het salaris van de toetredersregel. Deze toeslagen zijn ver- werkt in de tabellen van art. 22.
4. Combifuncties:
a. Er is sprake van een combifunctie wanneer een functionaris blij- vend meerdere functies tegelijk vervult. Deze functies moeten wel als aparte functies omschreven staan in bijlage II. Er is geen sprake van een combifunctie als de functie van de werknemer wordt gecombineerd met een tijdelijke waarneming van een an- dere functie.
b. Voor de indeling van combifuncties worden de volgende richtlij- nen gehanteerd. Er wordt daarbij gekeken naar de functiegroepen van de verschillende functies waaruit de combifunctie is opge- bouwd. Voor combifuncties die in minder dan 40 uur per week
16
Houthandel 2002/2003 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
worden uitgevoerd gelden de percentages die tussen haakjes staan.
1. Wanneer minder dan 8 uur per week (20%) in een andere functiegroep wordt gewerkt, is er niet sprake van een combi- functie.
2. Wanneer er 8 uur of meer per week (20%) in een andere func- tie binnen dezelfde functiegroep wordt gewerkt dan zal de functie binnen dezelfde functiegroep blijven.
3. Wanneer er 8 uur of meer per week (20%) in één hogere functiegroep wordt gewerkt dan zal de functie in de hogere functiegroep vallen.
4. Wanneer er tussen de 8 en 32 uur per week (20% en 80%) in een hogere functiegroep wordt gewerkt en het verschil tussen de functiegroepen is groter dan 1, dan wordt het salaris vast- gesteld uitgaande van:
a. de loonregel van het huidige salaris; dat levert voor beide functiegroepen 2 bedragen op;
b. elk bedrag wordt vermenigvuldigd met het percentage van de tijd waarin het betreffende deel van de combi- functie wordt uitgeoefend;
c. beide nieuwe bedragen worden opgeteld;
d. in de tussenliggende salarisgroep wordt een naast hoger bedrag gezocht. Dit bedrag geldt als de nieuwe onder- grens. De werkgever en werknemer bepalen vervolgens in onderling overleg het nieuwe salaris, de nieuwe functie- groep en de loonregel voor de functie, rekeninghoudend met de gewenste uitloop naar een redelijk normsalaris.
Artikel 20
Salarisaanpassingen
PERIODIEKE VERHOGINGEN
Periodieke verhogingen worden gegeven na een beoordeling met het Stoas Zuidema beoordelingssysteem (zie bijlage IV) dat voor alle werk- nemers van toepassing is. Het formulier aan de hand waarvan beoor- deeld wordt (bijlage IV) wordt uiterlijk 2 weken voor de datum waarop het beoordelingsgesprek plaatsvindt aan de werknemer uitgereikt. Be- oordelingen moeten worden gedaan door getrainde beoordelaars. Indien beoordelingen zijn gedaan door niet getrainde beoordelaars zal dat in een eventuele bezwaar- of beroepsprocedure als minpunt worden aange- merkt. CAO-partijen zullen een lijst bijhouden van getrainde beoorde- laars.
17
Indien een werknemer van 50 jaar en ouder met minstens 15 dienstjaren bij de werkgever te kennen geeft geen behoefte te hebben aan een beoordelingsgesprek, dan blijft dit gesprek achterwege.
De werkgever kan het Paritair Beraad Houthandel verzoeken hem toe- stemming te verlenen voor het hanteren van een ander beoordelingssys- teem dan het Stoas Zuidema-systeem. Bij de beoordeling wordt de vol- gende indeling gebruikt:
onvoldoende: geen periodiek matig: geen periodiek voldoende/goed: een periodiek
zeer goed: twee periodieken of meer.
De toekenning van periodieken is geen automatisme. Alleen wanneer geen gebruik gemaakt wordt van een beoordelingssysteem wordt auto- matisch elk jaar een periodiek gegeven tot het normsalaris is bereikt. Bij onvoldoende of matig functioneren kan de werkgever een periodieke verhoging onthouden mits deze beoordeling plaatsvindt op basis van het voor alle medewerkers van toepassing zijnde beoordelingssysteem. De uitloopperiodieken zijn uitsluitend van toepassing op werknemers die zeer goed functioneren en als zodanig beoordeeld zijn. Werknemers die op 1 januari van een jaar voor het eerst op 1 januari 2001 gedurende drie achtereenvolgende jaren een goede beoordeling hebben gehad en/of niet beoordeeld zijn en gedurende die tijd steeds op het normsalaris zijn gebleven krijgen één uitloopperiodiek.
PROMOTIE
Bij promotie naar een andere functie in een hogere functiegroep wordt het nieuwe salaris bepaald door in de salaristabel van de nieuwe functie- groep bij het dichtstbijzijnde hogere salarisbedrag een periodiek op te tellen. Dit geldt ook voor jeugdigen die na het behalen van een vakop- leiding worden ingedeeld van een lagere naar een hogere functiegroep.
Artikel 21
Beroepsgang functie-indeling/beoordeling
Wanneer een medewerker zich niet kan vinden in de toewijzing van de functie(groep) of in de beoordelingsprocedure en/of de handelwijze van de beoordelaar kan hij daartegen bezwaar maken. Bij bedrijven met 35 of meer werknemers wordt er een bezwaarcommissie gevormd. Zowel de OR of personeelsvertegenwoordiging als de werkgever benoemt hierin een lid. De beide leden wijzen samen een derde lid aan. Daar waar geen OR of personeelsvertegenwoordiging is, benoemen de vakbonden een lid. De bezwarencommissie brengt een zwaarwegend advies uit aan de werkgever. De bezwaarcommissie tegen de toepassing van de functie- (groep) hoeft niet gelijk van samenstelling te zijn als de bezwaar- commissie tegen de procedure en/of de handelwijze van de beoordelaar. Bij bedrijven met minder dan 35 werknemers wordt er bij de werkgever bezwaar gemaakt, die 2 maanden de tijd krijgt zijn beslissing te herover-
18
wegen. Tegen de beslissing van de bezwaarcommissie, resp. de werkge- ver kan beroep aangetekend worden bij de Geschillencommissie.
De uitspraak in de bezwaar-/beroepsprocedure heeft terugwerkende kracht tot aan het moment waarop (de wijziging van) de functie is inge- gaan, of de beoordeling consequenties zou hebben, maar niet verder terug dan 1 januari 1992.
Specifiek met betrekking tot beoordeling geldt nog dat de werknemer xxxxxx heeft in zijn beoordelingsdossier. In geval de werknemer bezwaar maakt tegen zijn beoordeling is de werkgever gehouden hem/haar een afschrift te geven van het beoordelingsdossier.
Artikel 22
Salaristabel
1. a. Per 1 juli 2002 gelden minimaal de volgende maandsalarissen
Functiegroep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
Startregel | 1438 | 1514 | 1566 | 1633 | 1747 | 1928 | 2156 | 2222 |
1 | 0000 | 0000 | 0000 | 1653 | 1766 | 1950 | 2184 | 2286 |
2 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 2208 | 2349 |
3 | 1613 | 1633 | 1696 | 1805 | 1993 | 2235 | 2414 | |
4 | 1668 | 1715 | 1827 | 2016 | 2260 | 2478 | ||
5 | 1704 | 1752 | 1846 | 2038 | 2287 | 2542 | ||
6 | 1739 | 1790 | 1886 | 2084 | 2349 | 2605 | ||
7 | 0000 | 0000 | 0000 | 2414 | 2681 | |||
8 | 1861 | 1963 | 2177 | 2478 | 2752 | |||
9 | 2003 | 2222 | 2541 | 2825 | ||||
10 | 2042 | 2267 | 2605 | 2899 | ||||
11 | 2313 | 2671 | 2970 | |||||
12 | 2732 | 3044 | ||||||
13 | 3116 |
19
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
16 jaar | 618 | |||||
17 jaar | 696 | 719 | ||||
18 jaar | 850 | 879 | 917 | 981 | ||
19 jaar | 1006 | 1039 | 1085 | 1158 | 1280 | |
20 jaar | 1160 | 1200 | 1249 | 1337 | 1478 | |
21 jr. + toetreder | 1392 | 1440 | 1501 | 1604 | 1792 | 2025 |
Tabel 2
Xxxxx voor jeugdigen met een ervaringsjaar
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
17 jaar | 730 | 754 | ||||
18 jaar | 893 | 923 | 963 | 1030 | ||
19 jaar | 1056 | 1091 | 1138 | 1217 | 1343 | |
20 jaar | 1218 | 1259 | 1312 | 1403 | 1551 | |
21 jr. + toetreder | 1392 | 1440 | 1501 | 1604 | 1792 | 2025 |
Tabel 3
Xxxxx voor jeugdigen met twee ervaringsjaren
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
18 jaar | 938 | 970 | 1011 | 1081 | ||
19 jaar | 1109 | 1145 | 1196 | 1278 | 1411 | |
20 jaar | 1279 | 1322 | 1378 | 1474 | 1629 | |
21 jr. + toetreder | 1392 | 1440 | 1501 | 1604 | 1792 | 2025 |
20
Tabel 4
Xxxxx voor jeugdigen met drie ervaringsjaren
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
19 jaar | 1166 | 1203 | 1255 | 1342 | 1482 | |
20 jaar | 1343 | 1389 | 1447 | 1547 | 1711 | |
21 jr. + toetreder | 1392 | 1440 | 1501 | 1604 | 1792 | 2025 |
Tabel 5
Xxxxx voor jeugdigen met vier ervaringsjaren
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
20 jaar | 1392 | 1440 1501 1604 | 1792 | |
21 jr. + toetreder | 1392 | 1440 1501 1604 | 1792 | 2025 |
Per 1 januari 2003 gelden minimaal de volgende maandsalarissen
Functiegroep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
Startregel | 1474 | 1552 | 1605 | 0000 | 0000 | 0000 | 2210 | 2278 |
1 | 1519 | 1582 | 1629 | 1694 | 1810 | 1999 | 2239 | 2343 |
2 | 1564 | 1612 | 1650 | 1717 | 1830 | 2022 | 2263 | 2408 |
3 | 1653 | 1674 | 1738 | 1850 | 2043 | 2291 | 2474 | |
4 | 1710 | 1758 | 1873 | 0000 | 0000 | 0000 | ||
5 | 1747 | 1796 | 1892 | 0000 | 0000 | 0000 | ||
6 | 1782 | 1835 | 1933 | 2136 | 2408 | 2670 | ||
7 | 1858 | 1973 | 2184 | 2474 | 2748 | |||
8 | 0000 | 0000 | 0000 | 2540 | 2821 | |||
9 | 2053 | 2278 | 2605 | 2896 | ||||
10 | 2093 | 2324 | 2670 | 2971 | ||||
11 | 2371 | 2738 | 3044 | |||||
12 | 2800 | 3120 | ||||||
13 | 3194 |
21
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
16 jaar | 633 | |||||
17 jaar | 713 | 737 | ||||
18 jaar | 871 | 901 | 940 | 1006 | ||
19 jaar | 0000 | 0000 | 0000 | 1187 | 1312 | |
20 jaar | 1189 | 1230 | 1280 | 1370 | 1515 | |
21 jr. + toetreder | 1427 | 1476 | 1539 | 1644 | 1837 | 2076 |
Tabel 2
Xxxxx voor jeugdigen met een ervaringsjaar
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
17 jaar | 748 | 773 | ||||
18 jaar | 915 | 946 | 987 | 1056 | ||
19 jaar | 1137 | 1118 | 1166 | 1247 | 1377 | |
20 jaar | 1248 | 1290 | 1345 | 1438 | 1590 | |
21 jr. + toetreder | 1427 | 1476 | 1539 | 1644 | 1837 | 2076 |
Tabel 3
Xxxxx voor jeugdigen met twee ervaringsjaren
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
18 jaar | 961 | 994 | 1036 | 1108 | ||
19 jaar | 1137 | 1174 | 1226 | 1310 | 1446 | |
20 jaar | 1311 | 1355 | 1412 | 1511 | 1670 | |
21 jr. + toetreder | 1427 | 1476 | 1539 | 1644 | 1837 | 2076 |
22
Tabel 4
Xxxxx voor jeugdigen met drie ervaringsjaren
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
19 jaar | 1195 | 1233 | 1286 | 1376 | 1519 | |
20 jaar | 1377 | 1424 | 1483 | 1586 | 1754 | |
21 jr. + toetreder | 1427 | 1476 | 1539 | 1644 | 1837 | 2076 |
Tabel 5
Xxxxx voor jeugdigen met vier ervaringsjaren
Functiegroep 1 2 3 4 5 6 7
Instroomschaal
20 jaar | 1476 | 1539 1644 1837 | ||
21 jr. + toetreder | 1427 | 1476 1539 1644 | 1837 | 2076 |
1. a. Per 1 juli 2002 zullen de werkelijk betaalde lonen met 1% worden verhoogd. Deze verhoging is reeds in bovenstaande tabellen verwerkt.
b. Per 1 januari 2003 zullen de werkelijk betaalde lonen met 2,5% worden verhoogd. Deze verhoging is reeds in boven- staande tabellen verwerkt.
2. OMREKENING MAANDSALARISSEN
Omrekening van dit maandsalaris naar een afwijkende periode ge- beurt met de volgende factor:
– naar uurloon: delen 173,92
– naar weekloon: delen door 4,348
– naar 4-wekensalaris: delen door 1,087.
3. SPAARLOON
De werkgever is verplicht aan zijn personeel een spaarloonregeling als bedoeld in art. 11, eerste lid onderdeel h, onder 2e van de Wet op de loonbelasting 1964, aan te bieden.
23
Artikel 22a
Z – functie
1. In afwijking van de CAO-functiestructuur (art. 19) geldt voor werk- nemers die direct voorafgaande aan de indiensttreding tenminste een jaar werkloos zijn geweest een zgn. Z-functie. Dit geldt ook voor werknemers die bij indiensttreding jonger zijn dan 21 jaar en niet over een startkwalificatie beschikken, voor herintreders en voor ge- deeltelijk arbeidsongeschikten.
2. Indeling in de Z-functie is mogelijk als onderstaande werkzaamhe- den worden verricht.
Administratief
1. Kopiëren van stukken.
2. Verwijderen (niet sorteren!) van voor vernietiging in aanmerking komende archiefstukken.
3. Verwijderen en aanbrengen van ordnerruggen.
4. Opbergen van orderbonnen etc..
5. Opruimen en schoonmaken kantoor.
6. Serveren van eten en drinken.
Technisch
1. Opruimen en vegen van magazijn en werf (corveewerk).
2. Verwijderen van nietjes, bindmiddel en verpakkingsmateriaal (uitpakken).
3. Op lengte leggen van hout.
4. Leggen van strijken onder planken.
5. Op- en aflatten van hout.
6. Assisteren bij de aan- en afvoer van materialen naar en bij de machines.
7. Afvoeren van afval hout.
8. Verven van koppen.
9. Inschuiven en stapelen van gesorteerd hout.
10. Meehelpen met het bundelen etc. van hout (inpakken).
11. Tellen van voorraden.
12. Assisteren van chauffeur (bijrijder).
13. Assisteren bij het laden en lossen van vrachtwagens.
14. Assisteren bij de bosbouwexploitatie en de houtoogst.
Voor technische functies geldt de beperking dat max. 3 van de opge- noemde werkzaamheden mogen worden verricht.
3. Voor de Z-functie geldt, in afwijking van art. 20 t/m 22, een minimumloonschaal. Voor toepassing van de minimumloonschaal geldt het volgende:
a. Werknemers jonger dan 22 jaar
24
Het eerste halfjaar van de dienstbetrekking ontvangt de werkne- mer het wettelijk minimumloon conform zijn leeftijd verhoogd met 15%. Na dat eerste halve jaar zijn de artikelen 19 t/m 22 van toepassing.
b. Werknemers van 22 jaar en ouder
Het eerste halfjaar van de dienstbetrekking ontvangt de werkne- mer het wettelijk minimumloon. Na dit halve jaar vindt er een beoordelingsgesprek plaats. Werknemers die daarna een oplei- ding gaan volgen voor een functie uit de functiestructuur van deze CAO ontvangen gedurende maximaal een jaar het salaris van de toetredersschaal van de functiegroep 1 en 2. Daarna ont- vangt de werknemer het salaris van de startregel van de functie waarvoor hij wordt opgeleid. Vanaf dat moment zijn de artikelen 19 t/m 22 van toepassing.
Werknemers die geen opleiding gaan volgen ontvangen na het eerste halve jaar gedurende een jaar een salaris gelijk aan de toet- redersregel minus 10%. Per 1 juli 2002 is dat € 1253,– per maand en per 1 januari 2003 € 1284,– per maand. Vervolgens ontvangt de werknemer als eindsalaris het salaris van de toetrederschaal van de functiegroep 1 en 2. Dit salaris wordt slechts aangepast met de algemene CAO-loonsverhogingen.
Artikel 23
Bijzondere toeslagen
Verduurzamingstoeslag
De werkgever kan aan de werknemers, die belast zijn met de hout- verduurzaming een vuilwerktoeslag verstrekken, uitgedrukt in een per- centage op het voor de werknemer geldende salaris per vuil gewerkt uur.
Akkoordwerk (bosarbeid)
Bij werken in akkoord zal het stukloon zodanig worden gesteld, dat boven het salaris in normale omstandigheden over een heel jaar geno- men een premie kan worden verdiend over maximaal 25%.
Voormantoeslag
Degene die als meewerkend voorman van een ploeg bosarbeiders op- treedt ontvangt een voormantoeslag van minimaal 5% en maximaal 10% boven het geldende salaris.
25
Bedrijfshulpverlenertoeslag
Werknemers die als bedrijfshulpverlener zijn aangesteld ontvangen een toeslag van € 16,45 (per 1 januari 2003: € 16,86) bruto per maand gedu- rende de periode dat zij bedrijfshulpverlener zijn. Indien dit voor het functioneren als bedrijfshulpverlener noodzakelijk is volgt de werkne- mer de cursus bedrijfshulpverlener. Indien de werknemer dit weigert dan kan de toeslag worden ingetrokken.
De bedrijfshulpverlenertoeslag wordt verhoogd conform de CAO- loonontwikkeling. Deze verhoging is al in bovengenoemde toeslagen verwerkt.
Overgangsregeling: Werknemers die voor 1 mei 1997 de EHBO-toeslag ontvingen zullen per deze datum als bedrijfshulpverlener worden be- schouwd.
Voor iedere bedrijfshulpverlener dient er een plaatsvervanger te zijn. De plaatsvervanger krijgt slechts de bedrijfshulpverlenertoeslag als hij/zij de functie daadwerkelijk uitoefent.
Leermeestertoeslag
Werknemers die de leermeestercursus hebben gevolgd en daadwerkelijk een leerling begeleiden komen in aanmerking voor een toeslag van
€ 9,08 per week bruto. Voor deze toeslag kunnen werkgevers subsidie krijgen bij WESP.
Scholingspromotortoeslag
Werknemers die de scholingspromotorcursus hebben gevolgd hebben recht op een toeslag van € 272,27 bruto per jaar zolang de functie van scholingspromotor wordt uitgevoerd. Indien de functie scholings- promotor wordt gecombineerd met de functie leermeester dan heeft de werknemer recht op een toeslag van € 453,78 bruto per jaar. Deze toe- slagen gelden zolang er een vergoeding door XXXX aan de werkgever wordt verstrekt.
Artikel 24
Dispensatieregeling
Verzoeken voor dispensatie van een of meer bepalingen van deze CAO zullen worden beoordeeld door de Adviescommissie voor Dispensatie- aangelegenheden.
Artikel 25
Kostenvergoedingen
1. KLEDING EN SCHOEISEL
De werkgever is verplicht aan zijn werknemers de voor zijn werk noodzakelijke werkkleding en -schoeisel (in de zin van de fiscale vrijstellingsregels) ter beschikking te stellen. Het werkschoeisel dient
26
aan een van de volgende kenmerken te voldoen:
DIN norm Toepassingsgebied
Veiligheidsschoenen S1 DIN 4843 Waar vochtige werkomstandigheden
niet te verwachten zijn.
S2 DIN 4843 Waar vochtige werkomstandigheden kunnen voorkomen
S3 DIN 4843 Waar naast vochtige werk-
omstandigheden het gevaar bestaat dat men in scherpe voorwerpen trapt.
Veiligheidslaarzen van kunststof of nitrilrubber
S5 DIN 4843 Zeer vochtige werkomstandigheden
en/of werken met agressieve stoffen al of niet in combinatie met het gevaar dat men in scherpe voorwerpen trapt.
Werknemers zijn verplicht de werkkleding en -schoenen te dragen
2. REISKOSTEN
a. De werknemer ontvangt een reiskostenvergoeding woon- werkverkeer op basis van de kosten openbaarvervoer 2e klasse met een maximum van 30 kilometer enkele reisafstand, indien hij 10 kilometer of meer van de arbeidsplaats woont. De reiskosten- vergoeding zal nooit meer bedragen dan conform de fiscale vrijstellingsregeling is toegestaan.
b. Het vorige lid is niet van toepassing indien de werknemer op eigen initiatief verhuist naar een woonplaats verder gelegen van de arbeidsplaats.
c. Aan werknemers, die werken buiten de gemeente waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht – maar met uitzondering van chauf- feurs en bijrijders – zullen de reiskosten op basis van of de kos- ten van openbaar vervoer worden betaald of indien de werkne- mer gebruik maakt van zijn eigen auto € 0,28 per kilometer.
d. Duurt het verblijf in deze gevallen langer dan 1 week achtereen, dan wordt eenmaal per week een vergoeding betaald voor de reis- kosten van het werkobject naar de woonplaats en terug, op basis van de kosten van openbaar vervoer of indien de werknemer gebruik maakt van zijn eigen auto € 0,28 per kilometer.
3. VERBLIJFKOSTEN
a. Werknemers, die minstens 12 uur achtereen van huis zijn om arbeid te verrichten buiten de plaats waar het bedrijf is gevestigd, ontvangen per dag € 2,99 koffiegeld.
27
b. Aan werknemers, die werken buiten de gemeente waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht, zal een vergoeding van de noodzake- lijk gemaakte verblijfkosten worden gegeven. Ditzelfde geldt voor chauffeurs en bijrijders.
Hierbij gelden voor binnenlands verblijf de volgende maxima: warme maaltijd € 10,43
broodmaaltijd € 7,15
tenzij door de werkgever in overleg met de werknemer een andere regeling is getroffen.
Van noodzakelijk gemaakte kosten is sprake, wanneer de werk- nemer redelijkerwijs niet geacht kan worden in staat te zijn geweest, in verband met zijn arbeid, thuis de maaltijd te gebrui- ken of thuis te overnachten, of brood mee te nemen en wanneer niet op andere wijze hierin is voorzien.
4. VERGOEDING KOSTEN VAN VERPLICHTE CHAUFFEURS- OPLEIDING
De werkgever zal aan de bij hem in dienst zijnde chauffeur, die wet- telijk verplicht wordt het chauffeursdiploma te behalen, de kosten van de daarvoor benodigde opleiding vergoeden.
5. GEREEDSCHAP
Het voor een goede uitoefening van de functie benodigde gereed- schap dient door of vanwege de werkgever te worden verstrekt.
6. VERGOEDING BEDRIJFSHULPVERLENER-CURSUS
Indien de werknemer op verzoek van de werkgever een Bedrijfshulpverlener- of andere arbocursussen volgt, worden de kos- ten hiervan door de werkgever vergoed.
7. VERGOEDING REISKOSTEN VOOR BEZOEK ARBODIENST De werknemer heeft recht op vergoeding van reiskosten voor bezoek aan een Arbodienst in het kader van ziektecontrole indien dat bezoek plaatsvindt op aanwijzing van de werkgever of de Arbodienst en de afstand gerekend vanaf de woonplaats van de werknemer naar de plaats waar de controle plaats vindt, meer bedraagt dan 10 km.
8. INDEXERING
De in dit artikel genoemde vergoedingen worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met het percentage waarmee het geschoonde prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie (CPI-laag) in de periode van oktober tot oktober daaraan voorafgaande is gestegen.
Deze verhoging blijft achterwege indien de grens van hetgeen fiscaal vrijgesteld vergoed mag worden, wordt overschreden.
28
Artikel 26
Reistijdvergoeding
a. Aan werknemers, die werken buiten de gemeente waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht – maar met uitzondering van chauffeurs en bijrijders – zal de tijd voor het gaan naar en terugkeren van het werk in salaris worden betaald, zonder de overwerktoeslag bedoeld in artikel 28.
b. Duurt het verblijf in deze gevallen langer dan 1 week achtereen, dan wordt eenmaal in de week het salaris betaald over de reisuren van het werkobject naar de woonplaats en terug.
Artikel 27
Kostenvergoedingen bosarbeid
In afwijking van het bepaalde in artikel 25 en 26 gelden voor werkne- mers die bosarbeid verrichten de volgende vergoedingen.
1. REISTIJDVERGOEDING EN REGENVERLET
1. Aan werknemers, die hun werkzaamheden verrichten op wisse- lende plaatsen buiten het werkterrein (met uitzondering van de chauffeurs en bijrijders) zal, wanneer de reistijd per dag meer bedraagt dan 1 uur (dus een half uur heen en een half uur terug), over deze meerdere reistijd het salaris worden betaald.
Duurt het verblijf in deze gevallen langer dan 1 week achtereen, dan wordt eenmaal in de week het salaris betaald over de reis- uren van het werkobject naar hun woonplaatsen en terug.
2. Bij werken in akkoord zal aan deze categorie werknemers voor regenverlet een toeslag van 3% op het salaris worden verleend.
2. KLEDING
De werkgever is verplicht aan zijn werknemers de voor zijn werk noodzakelijke werkkleding en -schoeisel (in de zin van de fiscale vrijstellingsregels) ter beschikking te stellen. Het werkschoeisel dient aan een van de volgende kenmerken te voldoen:
29
DIN norm Toepassingsgebied
Veiligheidsschoenen S1 DIN 4843 Waar vochtige werkomstandigheden
niet te verwachten zijn.
S2 DIN 4843 Waar vochtige werkomstandigheden kunnen voorkomen.
S3 DIN 4843 Waar naast vochtige werk-
omstandigheden het gevaar bestaat dat men in scherpe voorwerpen trapt.
Veiligheidslaarzen van kunststof of nitrilrubber
S5 DIN 4843 Zeer vochtige werkomstandigheden
en/of werken met agressieve stoffen al of niet in combinatie met het gevaar dat men in scherpe voorwerpen trapt.
Werknemers zijn verplicht de werkkleding en -schoenen te dragen.
3. REISKOSTEN
a. Aan werknemers die hun werkzaamheden verrichten op wisse- lende plaatsen buiten het werkterrein (met uitzondering van de chauffeurs en bijrijders) zal, wanneer de per dag af te leggen afstand meer is dan 20 km (dus 10 km heen en 10 km terug), over het meerdere een reiskostenvergoeding worden betaald, of op basis van de kosten van het openbaar vervoer of de volgende bedragen per km:
per fiets € 0,14
per bromfiets € 0,19 per motorfiets € 0,19 per scooter € 0,19 per auto € 0,28
Mits de vervoermiddelen eigendom zijn van de werknemer.
b. Duurt het verblijf in deze gevallen langer dan 1 week achtereen, dan wordt eenmaal per week een vergoeding betaald voor de reis- kosten van de werkplaats naar de woonplaats en terug, volgens de bedrage hierboven onder a. genoemd, of volgens de werke- lijke kosten van openbaar vervoer.
4. VERBLIJFKOSTEN
a. Werknemers, die minstens 12 uur achtereen van huis zijn om arbeid te verrichten buiten de plaats waar het bedrijf is gevestigd, ontvangen per dag € 2,99 koffiegeld.
b. Aan werknemers, die hun werkzaamheden verrichten op wisse- lende plaatsen buiten het bedrijfsterrein (hierbij inbegrepen de chauffeurs en bijrijders) zal een vergoeding van de noodzakelijk gemaakte verblijfkosten worden toegekend. Hierbij gelden voor binnenlands verblijf de volgende maxima:
warme maaltijd € 10,43 broodmaaltijd € 7,15
30
Van noodzakelijk gemaakte kosten is sprake, wanneer de werk- nemer redelijkerwijs niet geacht kan worden in staat te zijn geweest, in verband met zijn arbeid, thuis de maaltijd te gebrui- ken of thuis te overnachten, of brood mee te nemen en wanneer niet op andere wijze hierin is voorzien.
5. GEREEDSCHAPVERGOEDING
a. Als vergoeding voor het gebruik van eigen gereedschap zal in voorkomende gevallen aan de bosarbeiders een toeslag worden verleend van 1% op het inkomen.
b. Maken de werknemers gebruik van een eigen motorkettingzaag, dan zal de tegemoetkoming berekend worden op basis van de werkelijke kosten.
6. INDEXERING
De in dit artikel genoemde vergoedingen worden jaarlijks per
1 januari verhoogd met het percentage waarmee het geschoonde prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie (CPI-laag) in de periode van oktober tot oktober daaraan voorafgaande is gestegen. Deze ver- hoging blijft achterwege indien de grens van hetgeen fiscaal vrijge- steld vergoed mag worden, wordt overschreden.
Artikel 28
Overwerk
1. De bepalingen met betrekking tot overwerk zijn uitsluitend van toe- passing op werknemers die een met * gemerkte functie uit de lijst met functiekarakteristieken (bijlage II) uitoefenen.
2. Onder overwerk wordt verstaan het verrichten van arbeid buiten de grenzen van de normale arbeidsduur van 40 uur per week.
Wanneer er gewerkt wordt volgens een vast werkrooster van minder dan 40 uur per week, dan wordt onder overwerk verstaan het ver- richten van arbeid buiten de grenzen van het vast weekrooster.
3. Overwerk zal in zeer bijzondere omstandigheden door de werkgever kunnen worden verlangd.
4. Indien de werkgever meent dat overwerk verricht dient te worden, zal hij – onverlet het bepaalde krachtens de Wet op de Onderne- mingsraden – niet daartoe besluiten alvorens zo spoedig mogelijk overleg gepleegd te hebben met de betrokken werknemers, rekening-
31
houdend met de voorschriften bij of krachtens de Arbeidstijdenwet en het belang van het bedrijf.
5. Een werknemer kan niet verplicht worden tot overwerk op zon- en feestdagen.
6. Een werknemer van 50 jaar of ouder kan niet verplicht worden over- werk te verrichten.
7. Een werknemer die jonger is dan 18 jaar mag geen overwerk ver- richten.
8. Indien met inachtneming van het in de voorgaande leden gestelde, overwerk wordt verricht, dan zal dat overwerk zoveel mogelijk wor- den verricht in de uren die onmiddellijk voorafgaan aan de aanvang of onmiddellijk aansluiten aan het einde van de gewone werktijd.
9. De in overwerk verrichte uren worden vergoed met een gelijk aantal uren vrije tijd alsmede met een toeslag als geregeld in lid 12 van dit artikel.
Voor het opnemen van die vrije tijd geldt dezelfde regeling als voor de snipperdagen (artikel 32, lid 7e).
10. In bijzondere gevallen kunnen werkgever en werknemer overeenko- men dat de overwerkuren in geld in plaats van in vrije tijd worden uitbetaald.
11. Indien overwerk verricht wordt tot na 19.00 uur, dan is de werkge- ver verplicht een warme maaltijd te verstrekken.
12. De overwerktoeslag bedraagt (in % van het salaris): 25% voor overuren op de normale werkdagen,
50% voor overuren tussen 22.00 uur en 6.00 uur, 75% voor overuren op zaterdag,
100% voor zondagsarbeid; dat is arbeid tussen zaterdagnacht 20.00 uur en zondagnacht 24.00 uur en voor arbeid tussen deze uren op de dag, dat Koninginnedag wordt gevierd,
125% voor arbeid op de in artikel 31 lid 1 genoemde erkende feest- dagen.
Deze toeslag wordt na overleg tussen de werkgever en werknemer uitbetaald in geld of in vrije tijd.
13. In een week waarin is overgewerkt, zal het aantal uren, dat een werk- nemer door te laat komen of ongeoorloofd verzuim minder heeft gewerkt, in mindering worden gebracht op het aantal overuren.
14. Werknemers, met wie een vaste werktijd van meer dan 40 uur per week is overeengekomen, ontvangen een vast salaris. Dit vaste sala-
32
ris dient tenminste te omvatten het uurloon op basis van 40 uur per week, alsmede 1 1⁄4 x het uurloon over de meerdere uren.
15. De normale arbeidsduur voor deeltijdwerkers bedraagt het aantal uren zoals dat met de deeltijdwerker is overeengekomen. De deel- tijdwerker heeft recht op 15% toeslag over de meeruren gelijk vanaf het moment dat hij/zij meeruren maakt, totdat de grens als bedoeld in lid 2 van dit artikel is bereikt.
Artikel 29
Werken in ploegen
1. Er is sprake van ploegendienst indien een werknemer roulerend in twee of meer ploegen werkt.
2. Indien het naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk is, dat de werknemers arbeid verrichten in ploegendienst, zullen zij de vol- gende toeslag ontvangen:
a. in de tweeploegendienst met een morgen- en een middagploeg, vallende tussen 5 uur en 23 uur (op zaterdag tussen 5 en 18 uur) zowel voor de morgen- als middagploeg 15% op het salaris als bedoeld in artikel 22 over de gewerkte tijd;
b. in de tweeploegendienst, waarin behalve met een ploeg in de nor- male dagdienst, tevens met een avondploeg moet worden ge- werkt, alleen voor de avondploeg 25% op het salaris als bedoeld in artikel 22 over de gewerkte tijd;
c. in de tweeploegendienst, waarin behalve met een ploeg in de nor- male dagdienst, tevens met een ochtendploeg moet worden ge- werkt, alleen voor de ochtendploeg 25% op het salaris als be- doeld in artikel 22 over de gewerkte tijd;
d. in de drieploegendienst voor morgen- en middagploeg 15% en voor de avondploeg 25% op het salaris als bedoeld in artikel 22 over de gewerkte tijd;
e. voor de ploeg, die na 23 uur opkomt, 30% op het salaris als bedoeld in artikel 22 over de gewerkte tijd.
3. Geen toeslag is verschuldigd bij roosters met een werkverdeling over de dagen van de week, waarbij normaliter de werknemer op minder dan 5 dagen per week in dagdienst werkt (dus één ploeg per dag).
33
4. Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet verplicht worden in ploegendienst te werken, tenzij hiervoor een vergunning is verkregen van de Adviescommissie voor Dispensatieaangelegenheden.
C. ARBEIDSDUUR
Artikel 30
Arbeidsduur
1. JAARLIJKSE ARBEIDSDUUR
De normale arbeidsduur per jaar bedraagt:
– bij een jaar met 260 werkdagen 2080 uur
– bij een jaar met 261 werkdagen 2088 uur
– bij een jaar met 262 werkdagen 2096 uur.
Na aftrek van de in artikel 31 lid 1 genoemde feestdagen (behalve als reeds op andere gronden niet wordt gewerkt), alsmede na aftrek van de in artikel 32 lid 2 genoemde vakantie- en snipperdagen, res- teert een standaardarbeidsduur. Deze bedraagt in 2002 1840 uur en in 2003 1840 uur. Daarvan zal in totaal in het kalenderjaar 2002 en 2003 184 uur vrijaf worden gegeven met doorbetaling van het loon. Voor deze roostervrije tijd gelden de in lid 2 t/m 12 van dit artikel genoemde bepalingen.
2. OPBOUW ROOSTERVRIJE TIJD
Op roostervrije tijd behoeft niet te worden gewerkt, doch het over- eengekomen loon wordt wel doorbetaald. In tegenstelling tot vakantie- en snipperdagen behoeft roostervrije tijd niet te worden opgebouwd of verdiend door de werknemer, noch naar evenredig- heid bij vertrek te worden afgerekend door de werkgever. Het recht op roostervrije tijd mag nimmer worden vervangen door een uitbe- taling in geld tenzij er overeenkomstig artikel 42 een regeling is getroffen waarbij maximaal 3 roostervrije dagen mogen worden aan- gewend voor extra aanspraken op (pre)pensioen.
3. INVULLING ROOSTERVRIJE TIJD
Jaarlijks vóór 1 januari wordt in overleg tussen werkgever en werk- nemer de roostervrije tijd voor het daaropvolgende kalenderjaar ingevuld. In onderling overleg kan gedurende het kalenderjaar reeds ingevulde roostervrije tijd op een ander moment in hetzelfde kalen- derjaar worden ingevuld. Voor invulling van roostervrije tijd komen niet in aanmerking:
– feestdagen als genoemd in artikel 31, lid 1 van de CAO;
– vakantie- of snipperdagen ingevolge artikel 32 van de CAO;
– dagen waarop verkort wordt gewerkt met ontheffing ingevolge artikel 8 BBA.
Indien reeds ingevulde roostervrije tijd valt in een dergelijke periode
34
van shorttime of onwerkbaar weer, dient andere roostervrije tijd te worden ingevuld.
4. DOORGESCHOVEN ROOSTERVRIJE TIJD IN NIEUWE KA- LENDERJAAR
Indien op grond van het in lid 3, laatste zin, bepaalde, andere rooster- vrije tijd moet worden ingevuld, doch dat niet meer binnen het kalen- derjaar kan, zal deze andere roostervrije tijd in de eerste twee maan- den van het volgende kalenderjaar moeten worden ingevuld.
5. ARBEIDSDUUR PER WEEK
De gemiddelde arbeidsduur na aftrek van roostervrije tijd is 36 uur per week. De normale arbeidsduur per week voor een werknemer met een volledig dienstverband bedraagt tussen de 36 en 40 uur, afhankelijk van de gekozen invulling van roostervrije tijd.
6. ARBEIDSDUUR PER DAG
De maximale arbeidsduur bedraagt 9 uur per dag. Gedurende een periode van maximaal 13 weken per kalenderjaar kan er in afwijking van het bepaalde in lid 5 van dit artikel wekelijks 5 dagen van 9 uur gewerkt worden.
7. STANDAARDREGELING VAN DE ARBEIDSTIJDENWET
De standaardregeling van de Arbeidstijdenwet is van toepassing ten- zij er in deze CAO een afwijkende regeling is getroffen.
8. WERKTIJDEN
a. De reguliere werktijden in de onderneming vangen aan tussen
7.00 uur en 9.00 uur en eindigen tussen 15.00 uur en 18.00 uur, tenzij i.v.m. maatregelen ter regeling van de stroomvoorziening of overheidsmaatregelen van andere aard de werktijd tijdelijk moet worden verschoven. De werknemer is gerechtigd i.v.m. aantoonbare verplichtingen in de zorgsfeer of andere persoonlijke omstandigheden, in redelijk overleg met de werkgever, binnen deze tijdstippen nadere afspraken te maken over zijn/haar indivi- duele werktijden. Bij dat overleg zullen de aard en het belang van de functie van de werknemer voor de werkorganisatie van de werkgever in de beoordeling worden meegenomen. De werkne- mer kan de kwestie ter bemiddeling voorleggen aan de OR of de PVT indien werknemer en werkgever niet tot overeenstemming komen.
Indien ook het overleg van werkgever met OR of PVT niet leidt tot een oplossing of afspraak kan de kwestie, wederzijds beargu-
35
menteerd worden voorgelegd aan een door partijen te benoemen paritaire commissie ad hoc.
b. De pauzes van één kwartier of meer zullen in verband met de eisen van het bedrijf door de werkgever worden geregeld, maar zullen nooit worden beschouwd als werktijd.
c. Alvorens de werkgever wijzigingen aanbrengt in de onder a. en
b. van dit lid geregelde werk- en schafttijden, zal hij zo spoedig mogelijk overleg plegen met de werknemers in het bedrijf. Ge- schillen voortvloeiend uit dit overleg zullen ter beslissing worden voorgelegd aan een door partijen te benoemen paritaire commis- sie ad hoc.
9. AFWIJKINGEN VAN DE NORMALE ARBEIDSDUUR PER WEEK EN PER DAG
Het bepaalde in de leden 5 en 6 van dit artikel geldt niet:
a. Voor hen, die door de aard van het werk aan een andere werktijd- regeling zijn gebonden. Op hen is artikel 28, lid 14 van toepas- sing;
b. Indien de indeling in twee of meer ploegen een andere regeling vereist;
c. Voor zover de partiële leerplicht zich daartegen verzet;
d. Indien het bedrijfsbelang werktijdverschuiving noodzakelijk maakt; deze werktijdverschuiving is alleen toegestaan na vooraf- gaand overleg met de Adviescommissie als bedoeld in artikel 2 en na verkregen vergunning van deze commissie;
e. Voor die werknemers, behorend tot het verkopend, administra- tief, technisch of uitsluitend toezichthoudend personeel, voor wie in 1977 een normale werktijd van minder dan 40 uur gold. Voor hen zal de normale arbeidstijd gelijk blijven aan het aantal uren per week en per dag dat in 1977 als normale arbeidstijd gold;
f. Voor werknemers in deeltijdarbeid.
10. ZATERDAGWERK
In beginsel wordt op zaterdag niet gewerkt.
De zaterdag kan als gewone werkdag ingeroosterd worden voor functies die direct of indirect verband houden met verkoop.
Indien de werkgever voor andersoortig personeel de zaterdag als werkdag wenst in te roosteren kan hij hiervoor dispensatie vragen aan het Paritair Xxxxxx Xxxxxxxxxx.
Bedrijven die op 1 juni 1996 al op zaterdag werkten (niet ten behoeve van verkoop) worden automatisch gedispenseerd.
11. VIERDAAGSE WERKWEEK 55+ERS
Werknemers van 55 jaar of ouder kunnen op vrijwillige basis in een vierdaagse werkweek van 32 uur werken onder inlevering van ver- lofdagen (roostervrije dagen en snipperdagen) of het kopen van dagen. VUT-, pensioen en opbouw van vakantierechten (vakantietoe- slag en -dagen) blijven gebaseerd op een volledige werkweek.
36
Een verzoek van een werknemer om hiervan gebruik te maken kan alleen worden afgewezen indien dit redelijkerwijs op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen niet van de werkgever kan worden gevergd. Bij afwijzing van het verzoek moet de werkgever dit schrif- telijk motiveren.
12. ADV-TABEL
Indien de werkgever met zijn werknemers daartoe hebben besloten kan voor de invulling van de in lid 1 bedoelde roostervrije tijd het volgende schema aangehouden worden:
36 uur per week 0 Roostervrije uren 37 uur per week 46 Roostervrije uren 37,5 uur per week 69 Roostervrije uren 38 uur per week 92 Roostervrije uren 39 uur per week 138 Roostervrije uren 40 uur per week 184 Roostervrije uren
De omvang van de roostervrije tijd in bovengenoemd schema komt in de plaats van de omvang van de roostervrije tijd bedoeld in lid 1 van dit artikel.
De overige leden van dit artikel zijn overeenkomstig van toepassing.
D. VAKANTIE, KORT VERZUIM, VAKOPLEIDING, ZIEKTE
Artikel 31
Feestdagen
1. Op Nieuwjaarsdag, paasmaandag, hemelvaartsdag, pinkstermaandag, de beide kerstdagen de dag die door de overheid als Koninginnedag wordt aangewezen alsmede 5 mei in lustrum jaren, wordt, bijzondere omstandigheden daargelaten, niet gewerkt. Voorzover deze dagen niet op zondag vallen, wordt het inkomen over de verzuimde werk- tijd op deze dagen doorbetaald.
2. De werkgever heeft het recht om op Goede Vrijdag zijn onderneming te sluiten. Maakt de werkgever van dit recht gebruik, dan is hij ver- plicht inkomen uit te betalen, maar hij mag de verzuimde werktijd laten inhalen door overwerk, mits daarvoor de bij artikel 28 gestelde toeslag voor overwerk wordt betaald. Deze dag kan echter, na over- leg tussen werkgever en werknemers, ook als snipperdag als bedoeld
37
in artikel 32, lid 7c, worden beschouwd of als roostervrije tijd als bedoeld in artikel 30.
3. De werkgever zal zo veel mogelijk tegemoetkomen aan verzoeken van individuele werknemers om op een voor hen bijzondere feest- dag, te weten:
a. niet-christelijke religieuze feestdagen;
b. 1 mei-viering,
een snipperdag op te mogen nemen.
Artikel 32
Vakantie
1. VAKANTIEJAAR
Het vakantiejaar loopt van 1 juli van een kalenderjaar tot en met 30 juni van het daarop volgende kalenderjaar.
2. AANTAL VAKANTIEDAGEN EN SNIPPERDAGEN
Indien in een model, zoals hiervoor onder artikel 30 lid 2 genoemd, 13 roostervrije dagen of meer resteren, mogen er geen collectieve snipperdagen door de werkgever worden vastgesteld.
Iedere werknemer verdient per vakantiejaar 192 uren vakantie met behoud van inkomen. Daar waar in deze CAO gesproken wordt over vakantiedagen/snipperdagen kunnen zij ook in uren worden uitge- drukt. Het aantal uren voor een dag is voor elke werknemer gelijk aan het aantal uren van een werkdag. Dat aantal hangt af van het werkmodel in het bedrijf of afdeling.
Voor het begin van het vakantiejaar wordt in overleg tussen werkge- ver en werknemer besloten, welk van beide onderstaande verdelin- gen van vakantie- en snipperdagen voor het bedrijf zullen gelden.
a. 11 dagen aaneengesloten vakantie. Van de 13 snipperdagen, kan de werkgever er 7 aanwijzen als collectieve snipperdagen. (Indi- vidueel kan de werknemer, die voldoet aan de in lid 6e gestelde voorwaarden, ook dan een aaneengesloten vakantie van 15 dagen opnemen.)
b. 15 dagen aaneengesloten vakantie. Van de 9 snipperdagen kan de werkgever er 4 aanwijzen als collectieve snipperdagen.
Indien geen overleg heeft plaatsgevonden, geldt de regeling als onder
a. genoemd.
3. AFWIJKEND AANTAL VAKANTIEDAGEN
a. De niet meer leerplichtige jeugdige werknemer – waaronder wordt verstaan de werknemer, die op 1 juli de 19-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt – heeft per vakantiejaar recht op 25 vakan- tiedagen, indien hij op de eerste werkdag van het betreffende vakantiejaar al in dienst was.
Van deze 25 vakantiedagen moeten tenminste 15 werkdagen aan-
38
eengesloten worden opgenomen. De overige dagen zijn snipper- dagen.
Indien zijn dienstbetrekking in de loop van het vakantiejaar begint en/of eindigt, bouwt de jeugdige werknemer 2 1/12 vakan- tiedag per maand dienstverband op.
b. Een werknemer heeft recht op 3 extra vakantiedagen per jaar vanaf de datum dat hij 25 jaar in dienst is bij dezelfde werkge- ver.
c. Een werknemer heeft recht op 4 extra vakantiedagen per jaar vanaf de datum dat hij 40 jaar in dienst is bij dezelfde werkge- ver.
d. Een werknemer heeft recht op:
1 dag extra vakantie per jaar vanaf zijn 56e verjaardag
2 dagen extra vakantie per jaar vanaf zijn 57e verjaardag 3 dagen extra vakantie per jaar vanaf zijn 58e verjaardag 4 dagen extra vakantie per jaar vanaf zijn 59e verjaardag 6 dagen extra vakantie per jaar vanaf zijn 60e verjaardag
4. VERBOD UITBETALING VAKANTIERECHTEN
Het recht op vakantie mag, behalve bij het einde van de dienstbe- trekking nimmer worden vervangen door een uitbetaling in geld ten- zij er overeenkomstig artikel 42 een regeling is getroffen waarbij maximaal 2 vakantiedagen mogen worden aangewend voor extra aanspraken op (pre)pensioen.
5. AANTAL VAKANTIEDAGEN BIJ BEGIN EN/OF EINDE VAN HET DIENSTVERBAND TIJDENS HET VAKANTIEJAAR
a. De werknemer, die na 1 juli van het lopende vakantiejaar in dienst is getreden, heeft, in afwijking van het in lid 2 bepaalde, voor elke maand dienstverband recht op 2 vakantiedagen.
b. De werknemer, die voor 30 juni van het lopende vakantiejaar uit dienst is getreden, heeft, in afwijking van het in lid 2 bepaalde, voor elke maand dienstverband in het lopende vakantiejaar recht op 2 vakantiedagen.
c. Bij indiensttreding van de werknemer voor of op de 15e van een maand of, bij beëindiging van het dienstverband na de 15e van de maand, tellen deze gedeeltes van maanden bij de berekening van de vakantierechten als volle maanden. Dit geldt niet als begin en einde van het dienstverband in dezelfde maand vallen.
d. Bij indiensttreding van de werknemer na de 15e van een maand, of, bij beëindiging van het dienstverband voor of op de 15e van een maand, tellen deze gedeeltes van maanden niet mee bij de berekening van de vakantie rechten.
39
6. XXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXX
a. De aaneengesloten vakantiedagen worden gegeven in de maan- den juli tot en met oktober, volgend op het vakantiejaar, waarin zij zijn verdiend. De werknemer kan de aaneengesloten vakantie- dagen in mei of juni opnemen, maar dan gelden die aaneengeslo- ten vakantiedagen, die in mei of juni hadden moeten worden opgebouwd, als voorschot. Voor leerplichtige werknemers zal rekening worden gehouden met de data van de schoolvakanties.
b. Bij bedrijfsvakantie, die door de werkgever wordt vastgesteld, heeft de werknemer, die nog onvoldoende vakantiedagen heeft verdiend, recht op doorbetaling van het inkomen over de ontbre- kende dagen. Dit geldt niet voor zover hij op grond van dienst- verband bij andere werkgevers reeds vakantierechten heeft mee- gekregen. Voor de vaststelling van het tijdstip van de bedrijfsvakantie heeft de werkgever voor 1 januari van een jaar overleg met het personeel. Na dat overleg stelt de werkgever de collectieve vakantiesluiting vast en maakt dit 6 maanden van tevoren bekend.
c. De vakantiedagen van een werknemer verjaren door verloop van 5 jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aan- spraak is ontstaan.
d. Indien de aaneengesloten vakantie samenvalt met een collectieve snipperdag, als bedoeld in lid 7c van dit artikel of met een feest- dag als bedoeld in artikel 31 lid 1, zal de werkgever na overleg met de werknemer vaststellen wanneer deze dag alsnog zal wor- den opgenomen.
e. Het is de werknemer – onverminderd bovenstaande – toegestaan om 15 werkdagen aaneengesloten vakantie op te nemen, onder voorbehoud dat aan de onderstaande vier voorwaarden gezamen- lijk is voldaan:
– de werknemer dient nog over vier snipperdagen te beschik- ken;
– de werknemer moet de wens daartoe drie maanden vóór het begin van de vakantie aan de werkgever te kennen geven;
– 10 van de 15 dagen dienen met de bedrijfsvakantie – zo daar- van sprake is – samen te vallen;
– de werknemer moet mede rekening houden met het bedrijfs- belang, in die zin dat hem de aaneengesloten vakantie van 15 dagen kan worden geweigerd indien tengevolge van zijn ver- trek het bedrijf zodanig onderbezet zal worden, dat van een normale bedrijfsuitoefening geen sprake meer kan zijn.
f. Een buitenlandse werknemer, wiens gezin niet in Nederland woont, en die afkomstig is uit een land waarmee geen vrij ver- keer van werknemers bestaat, mag in aansluiting op zijn aaneen- gesloten vakantie 10 werkdagen verlof op eigen rekening nemen.
40
7. SNIPPERDAGEN
a. De snipperdagen moeten zoveel mogelijk worden opgenomen in het vakantiejaar, waarin zij zijn verdiend.
b. Onder de snipperdagen zijn begrepen alle bijzondere vrije dagen met uitzondering van de in artikel 34 genoemde bijzondere ver- zuimdagen, de in artikel 31 lid 1 genoemde feestdagen en de in artikel 31 lid 2 vermelde Xxxxx Xxxxxxx, als deze vrije dag wordt ingehaald door overwerk.
c. Aan het begin van het vakantiejaar wordt in het overleg, als genoemd in lid 2, vastgesteld, welke van de in dat jaar te geven snipperdagen als collectieve snipperdagen zullen gelden en voor welke dagen deze collectieve snipperdagen zullen worden ge- bruikt.
Bij verschil van mening kan de tussenkomst van de in artikel 30 lid 3 genoemde paritaire commissie worden ingeroepen.
De overblijvende snipperdagen kunnen de werknemers voor per- soonlijke doeleinden opnemen.
d. Lid 6b van dit artikel is ook van toepassing op collectieve snip- perdagen.
e. Het opnemen van snipperdagen moet door de werknemer 2 werk- dagen van te voren worden aangevraagd.
f. De snipperdagen van een werknemer verjaren door verloop van 5 jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aan- spraak is ontstaan.
8. VAKANTIE BIJ ONDERBREKING VAN DE WERKZAAMHE- DEN
a. Elke maand, dat de werknemer zijn werkzaamheden niet verricht, verdient hij geen vakantierechten.
b. Het onder a. bepaalde geldt niet bij onderbreking van de werk- zaamheden door ziekte of door onvrijwillige werkloosheid waar- bij het dienstverband doorloopt.
c. Evenmin geldt het onder a bepaalde bij onderbreking door verlof als bedoeld in artikel 7: 635 lid 1c en e en lid 2 en artikel 7: 641 lid 3 BW.
d. Bij onderbreking van de werkzaamheden in de gevallen hierbo- ven onder b. en c. genoemd, kan de werknemer maximaal over een periode van 1⁄2 jaar voorafgaande aan de beëindiging van de dienstbetrekking of de datum van herstel vakantierechten verdie- nen.
e. De werknemer die zijn werkzaamheden niet verricht wegens ziekte of die een uitkering krachtens de WAO geniet, behoudt zijn aanspraak op vakantierechten, ook wanneer hij zelf het
41
dienstverband beëindigt, alvorens het werk is hervat; zulks in afwijking van artikel 7: 635 lid 4 BW.
f. Ten aanzien van het tijdstip van begin en einde van de in dit lid bedoelde onderbrekingen is het bepaalde in lid 5c en 5d van dit artikel van toepassing.
9. VAKANTIE BIJ ZIEKTE EN ONGEVAL
a. Indien de werknemer voor het begin van de aaneengesloten vakantie of voor het begin van een vastgestelde collectieve snip- perdag verhinderd is te werken door ziekte of door zeer bijzon- dere omstandigheden als bedoeld in artikel 7: 629b, lid 1 en lid 2 BW, zodat hij van de desbetreffende vakantie of vaste collec- tieve snipperdag geen gebruik kan maken, kan hij deze vakantie of snipperdag op een ander tijdstip opnemen.
b. Indien de werknemer tijdens de aaneengesloten vakantie arbeids- ongeschikt wordt, zodat hij van zijn aaneengesloten vakantie gedeeltelijk geen gebruik heeft kunnen maken, zal hij het reste- rende gedeelte van zijn aaneengesloten vakantie op een ander tijdstip kunnen opnemen, mits de arbeidsongeschiktheid door middel van een medische verklaring kan worden aangetoond.
c. De werkgever stelt na overleg met de werknemer vast op welk tijdstip de aan de werknemer, volgens het onder a. en b. be- paalde, nog toekomende vakantie- of snipperdag(en) alsnog zul- len worden opgenomen. Daarbij is volledig van toepassing lid 6c en 7f van dit artikel.
10. VERREKENING VAN DE VAKANTIE BIJ ONTSLAG
a. Bij het beëindigen van de dienstbetrekking zal de werknemer, als hij dat wil, zoveel mogelijk in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantiedagen op te nemen. Deze vakan- tiedagen mogen niet in de opzegtermijn zijn begrepen, tenzij met wederzijdse instemming.
b. Indien de werknemer de hem krachtens dit artikel toekomende vakantiedagen niet heeft opgenomen, zal hem voor elke vakan- tiedag een vergoeding gelijk aan het inkomen van 1 dag, worden uitbetaald. De werkgever is verplicht bij het einde van de dienst- betrekking aan de werknemer een verklaring uit te reiken, waar- uit blijkt, xxxxxxx vakantie- en snipperdagen en hoeveel verlof, als bedoeld in artikel 7: 641 BW, de werknemer meekrijgt.
c. Alleen indien de dienstbetrekking wordt beëindigd op eigen ver- zoek van de werknemer, heeft de werkgever het recht de in het lopende dan wel daaraan voorafgaande vakantiejaar te veel opge- nomen snipperdagen te verrekenen met het loon.
42
Artikel 33
Vakantietoeslag
Elk jaar op 31 mei heeft de werknemer recht op een vakantietoeslag van 8% van het gedurende het betreffende vakantiejaar verdiende inkomen, vermeerderd met overwerk- en ploegenverdiensten (uitkeringen tijdens ziekte, voor zover zij betrekking hebben op het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid inbegrepen).
De vakantietoeslag dient vóór 31 mei van elk jaar betaalbaar te worden gesteld aan de werknemer.
Artikel 34
Kort verzuim
1. KORT VERZUIM MET BEHOUD VAN INKOMEN
Uitsluitend bij verzuim wordt, wegens de hierna te noemen bijzon- dere omstandigheden en met uitsluiting van het bepaalde in artikel 7: 629b lid 1 BW het inkomen doorbetaald gedurende de daarbij ver- melde tijd. Samenwonenden worden met gehuwden gelijkgesteld wanneer zij een samenlevingscontract gesloten hebben. Onder kin- deren wordt verstaan natuurlijke kinderen, wettige kinderen en ge- wettigde kinderen. ,,Partnerregistratie is gelijk aan huwelijk’’.
x. bij ondertrouw van de werknemer 1 dag;
b. bij huwelijk van de werknemer 2 dagen;
c. bij huwelijk van een der kinderen (pleeg- en stiefkinderen xxxx- xxxxxx), kleinkinderen, broers en zusters, xxxxxxxxxxxxx, xxx- xxxx, ouders of schoonouders, indien de plechtigheid wordt bij- gewoond 1 dag;
d. bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer 1 dag;
e. bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van de ouders of schoonouders 1 dag indien het feest wordt bijgewoond;
f. bij bevalling van de echtgenote 2 dagen;
g. bij overlijden van de echtgenote, echtgenoot, kinderen (pleeg- en stiefkinderen inbegrepen), ouders of schoonouders van de dag van het overlijden tot en met de dag van de uitvaart;
h. bij uitvaart van een der broers, zusters, zwagers, schoonzusters, grootouders, behuwd-grootouders of kleinkinderen, indien de plechtigheid wordt bijgewoond, 1 dag;
i. bij militaire inspectie of bij vervulling van andere militaire ver- plichtingen, indien daarvoor door de overheid geen vergoeding
43
wordt verleend, gedurende de daarvoor onvermijdelijk benodigde tijd met een maximum van 41⁄2 uur;
j. bij uitoefening van kiesbevoegdheid of bij het vervullen van andere burgerlijke verplichtingen, indien daarvoor door de over- heid geen vergoeding wordt verleend, gedurende de daarvoor onvermijdelijk benodigde tijd, echter voor het uitoefenen van de kiesbevoegdheid tot een maximum van 2 uur;
x. bij ontslag van de werknemer wegens bedrijfsslapte, indien hij minstens 3 achtereenvolgende maanden bij dezelfde werkgever werkzaam is: 1 dag voor het zoeken van een andere werkgever tijdens het dienstverband en na aanzegging tot ontslag;
m. bij verhuizing van de werknemer maximaal 1 dag per jaar, de dag te bepalen in overleg met de werkgever;
n. voor het volgen van een prepensioneringscursus 1 x 5 dagen na het 62ste jaar van de werknemer;
o. bij acute opname in het ziekenhuis van de partner of de inwo- nende kinderen, de dag van die opname.
2. ADOPTIEVERLOF MET BEHOUD VAN INKOMEN
De werknemer heeft in verband met de adoptie van een kind recht op 2 dagen verlof met behoud van inkomen. Deze 2 dagen moeten vallen binnen zestien weken gerekend vanaf de eerste dag dat de fei- telijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen, zoals die dag is aangeduid in een door de werknemer aan de werkgever overgelegd document waaruit blijkt dat een kind ter adop- tie is of zal worden genomen.
3. DOKTERSBEZOEK/BEZOEK ARBODIENST
Per onderneming moet een regeling voor tandarts- en doktersbezoek worden overeengekomen tussen werkgever en werknemers. Onder dokter wordt mede verstaan de fysiotherapeut.
Bij een bezoek aan de Arbodienst wordt het inkomen doorbetaald, mits er voorafgaande goedkeuring is van de werkgever.
4. KORT VERZUIM ZONDER BEHOUD VAN INKOMEN Recht op vrijaf zonder behoud van inkomen bestaat voor:
1. de werknemer; die als lid van zijn vakbond een statutaire verga- dering van deze bond moet bijwonen;
2. de werknemer; die een scholings- of vormingscursus van zijn bond volgt.
3. werknemers die een kind uit het buitenland adopteren gedurende een periode van max. 3 weken. Deze bepaling vervalt bij de invoering van de Wet Arbeid en Zorg.
Indien het vrijaf geven in de situatie onder 1 en 2 op moeilijkheden in het bedrijf stuit, zal in goed overleg tussen de werkgever en de vakbond een oplossing worden gezocht.
44
5. VERZORGINGSVERLOF
Partijen bevelen aan om aan werknemers, zonder behoud van loon, tot maximaal de halve arbeidstijd verzorgingsverlof te verlenen, wanneer de verzorging van een kind of partner dat vereist.
6. STERVENSBEGELEIDING
Indien de werknemer o.g.v. de Wet Arbeid en Zorg zorgverlof op- neemt in het kader van stervensbegeleiding van kinderen, ouders of partner dan vult de werkgever de uitkering van 70% aan tot 100%. Deze specifieke aanvulling is beperkt tot 10 dagen.
7. LOOPBAANONDERBREKING
Er is een Wet financiering loopbaanonderbreking die opgenomen is in de Wet Arbeid en Zorg. Deze wet regelt onder bepaalde voorwaar- den een financiële tegemoetkoming voor de werknemer die zijn loopbaan onbetaald onderbreekt t.b.v. zorg of educatie. Partijen bij de CAO bevelen aan de mogelijkheden van deze wet te benutten.
8. WET ARBEID EN ZORG
De Wet Arbeid en Zorg is onverkort van toepassing. Er mag niet ten nadele van de werknemer van worden afgeweken, ook niet indien werkgever en medezeggenschapsorgaan hiertoe afspraken maken. Calamiteitenregeling Burgerlijk Wetboek (wordt als voorlichting in CAO opgenomen).
Naast een beroep op art. 34 kunnen werknemers nog een beroep doen op de calamiteitenregeling van het Burgerlijk Wetboek. Deze regeling is opgenomen in art. 7:629b BW. Het eerste lid luidt als volgt.
De werknemer behoudt het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon voor een korte, naar billijkheid te berekenen tijd, wanneer hij, ten gevolge van zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, ver- hinderd is geweest zijn arbeid te verrichten.
Artikel 35
Opleidingen
1. De werknemer heeft recht op doorbetaling van max. 8 uur loon per week voor het volgen van vakopleiding volgens een erkend leerling- stelsel.
2. Jeugdigen, die gedeeltelijk leerplichtig zijn en geen vakopleiding volgens een erkend leerlingstelsel volgen, ontvangen een inkomen en
45
een aantal vakantiedagen evenredig aan het aantal gewerkte dagen in verhouding tot het normale aantal werkdagen op grond van artikel 30.
3. In het kader van betere kansen op de arbeidsmarkt van werknemers, is de werkgever verplicht zijn werknemers in staat te stellen een beroepstraining te volgen ten behoeve van functies in de gehele meu- belen houtsector, tenzij dit redelijkerwijs op grond van zwaarwe- gende bedrijfsbelangen niet mogelijk is. De werkgever dient dit schriftelijk te motiveren.
4. Een individueel scholingsverzoek uit het scholingsaanbod van het scholingsplan of de scholingsgids van Stichting WESP wordt in beginsel gehonoreerd, tenzij dit redelijkerwijs op grond van zwaar- wegende bedrijfsbelangen niet mogelijk is.
De werkgever dient de afwijzing schriftelijk te motiveren.
Indien de werkgever 2 jaar achtereen het scholingsverzoek heeft afgewezen, kan hij zich in een derde jaar hierop niet meer beroepen.
6. De bedrijfstak zal de kosten van de training van leermeesters aan de werkgever volledig vergoeden (loonverlet, cursuskosten, reiskosten). Doel van de cursus is het vergroten van de begeleidende vaardighe- den van de leermeester.
De leermeester wordt in staat gesteld de leerling voldoende te bege- leiden binnen werktijd.
Artikel 36
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid, overlijden, verkort werken en onwerkbaar weer
1. a. De werkgever zal bij arbeidsongeschiktheid gedurende ten hoog- ste 52 weken het individueel overeengekomen inkomen doorbe- talen tenzij er een sanctie wegens overtreding van de controle- voorschriften die de werknemer bij ziekte in acht moet nemen, is opgelegd. Deze controlevoorschriften en sancties zijn als bijlage XI bij deze CAO gevoegd.
De hoogte van de ploegentoeslag wordt voor de doorbetaling bij ziekte als volgt bepaald:
A = B
C
waarbij
A = totaal bedrag aan ploegentoeslag over de periode in de 13 weken direct voorafgaande aan de ziekte.
B = totaal aantal volledige werkdagen waarop de ploegentoeslag werd toegepast in de 13 weken direct voorafgaand aan de ziekte. C = totaal aantal gewerkte dagen (inclusief ATV).
46
De aldus gevonden uitkomst is het bedrag aan ploegentoeslag dat bij ziekte doorbetaald moet worden.
b. Met uitsluiting van het bepaalde in artikel 7: 629 lid 1 en 2 BW, zal bij ziekte 1 werkwachtdag gelden, die vervalt indien de arbeidsongeschiktheid door ziekte 2 werkdagen of langer duurt.
c. Indien de werkgever zich zonder deugdelijke grond onvoldoende heeft ingespannen om de zieke werknemer te reïntegreren en het UWV daardoor de loondoorbetalingsplicht van de werkgever heeft verlengd tot na 52 weken dan is de werkgever verplicht ook gedurende deze verlengde periode het individueel overeengeko- men inkomen volledig door te betalen. Deze volledige door- betalingsverplichting geldt slechts als de Geschillencommissie heeft vastgesteld dat er causaal verband bestaat tussen de onvol- doende inspanning door de werkgever en het niet kunnen reïnte- greren door de werknemer.
5. Bij overlijden van de werknemer is de werkgever verplicht aan de nagelaten betrekkingen het inkomen door te betalen vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die, waarin het overlijden plaatsvond. Onder nagelaten betrekkingen wordt hier verstaan de echtgenote of echtgenoot waarvan de werk- nemer niet duurzaam gescheiden leefde en bij gebreke daarvan de minderjarige wettige of erkend natuurlijke kinderen en bij gebreke daarvan aan degene met wie hij in gezinsverband samenleefde en wiens kostwinner hij was. Als het UWV GAK tot uitkering overgaat, dan wordt deze uitkering in mindering gebracht op de uitkering die door de werkgever wordt gegeven.
6. Met uitsluiting van art. 7: 628 BW is, indien naar het oordeel van de werkgever de weersgesteldheid de gewone dagelijkse arbeid belet, de werkgever verplicht om het inkomen door te betalen gedurende de eerste aaneengesloten periode van 14 kalenderdagen, dat niet wordt gewerkt. Indien in dezelfde winter, waarin de werkgever al eenmaal een aaneengesloten periode van 14 dagen heeft doorbetaald en nadat het werk is hervat, opnieuw de weersgesteldheid de gewone dagelijkse arbeid belet dan is de werkgever slechts gehouden tot doorbetaling gedurende de eerste aaneengesloten periode van 7 da- gen dat niet wordt gewerkt.
7. In afwijking van het bepaalde in lid 6 geldt voor bosarbeid een door- betalingsverplichting gedurende de eerste 2 dagen, dat niet wordt gewerkt. Deze doorbetalingsverplichting geldt niet als de werkonder- breking plaats vindt binnen 4 weken na de laatste werkhervatting.
47
Veiligheidsuitrusting en -kleding
1. De werknemer, die bosarbeid verricht, is verplicht om tijdens zijn arbeid goede en veilige kleding en andere uitrusting te dragen. Die- gene, die vellingswerk verricht, is verplicht om de in lid 2 omschre- ven veiligheidsuitrusting te dragen.
2. Veiligheidsuitrusting vellingswerk:
– Veiligheidshelm:
bij voorkeur de Zweedse veiligheidshelm met klitbandaansluiting van de binnenhelm.
– Veiligheidsoverall:
met lange nylon beenbeschermers tot boven de knie.
– Werkhandschoenen: xxx xxxxxx, dun leder.
– Werkschoenen:
of rubber laarzen met stalen neuzen.
– Veiligheidsbril:
deze is noodzakelijk bij het uitsnoeien en korten van hout met de motorzaag met blad.
– Gehoorbeschermingsmiddelen:
Zoals oorkappen of glaswol, oorwatten; de oorkappen moeten voorzien zijn van een nekbeugel, daar de kap gelijktijdig met de helm gedragen moet kunnen worden. De oorkappen moeten de oren goed omsluiten. De oorwatten moeten goed in de gehoor- gang aansluiten.
– Kleding:
Loshangende kledingstukken, zoals shawls, leveren een bijzon- der gevaar op.
48
AFDELING III
WERKNEMERS IN TIJDELIJKE DIENST
Onder werknemers in tijdelijke dienst vallen:
a. werknemers voor een bepaalde tijdsduur in dienst;
b. werknemers in dienst voor het verrichten van een bepaalde taak.
Artikel 38
Verwijzing naar afdeling I en II
Voor tijdelijke werknemers gelden dezelfde bepalingen als voor werkne- mers in vaste dienst, behoudens het bepaalde in de hierna volgende arti- kelen van deze afdeling en met inachtneming van de in artikel 2 ge- noemde definitie van ,,werknemer’’.
Artikel 39
Individuele arbeidsovereenkomst
De tijdelijke aard van de dienstbetrekking dient te blijken uit een schrif- telijke individuele arbeidsovereenkomst.
Artikel 40
Verlenging en beëindiging van het tijdelijk dienstverband
1. De dienstbetrekking eindigt:
a. voor werknemers voor een bepaalde tijdsduur in dienst: op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeids- overeenkomst of in de verlenging daarvan;
b. voor werknemers in dienst voor het verrichten van een bepaalde taak: bij het beëindigen van de taak, waarvoor de werknemer is aangenomen.
Artikel 41
Opzegging tijdens ziekte en militaire dienst
Het bepaalde in artikel 7: 670 lid 1 en 3 BW is niet van toepassing op werknemers in tijdelijke dienst.
49
CAO á la Carte
1. In afwijking van de artikelen 30 en 32 van deze CAO is de werkge- ver, na overleg met de werknemer en met wederzijdse instemming, bevoegd een regeling te treffen m.b.t. uitruil van arbeidsvoorwaar- den. De regeling dient te voldoen aan het in de leden 2 en 3 gestelde.
2. De beschikbare gelden, afkomstig uit de verkoop van de bronnen, zoals genoemd in lid 3, worden aangewend voor extra aanspraken binnen de in de onderneming geldende (pre)pensioenregeling.
3. De regeling zoals bedoeld in de leden 1 en 2 heeft ter financiering de volgende bronnen:
a. vakantiedagen: er mogen maximaal 2 vakantiedagen als bron worden aangewend, waarbij de ruilwaarde van een dag 0,43% van het bruto jaarloon bedraagt;
b. roostervrije tijd: er mogen maximaal 3 roostervrije dagen als loon worden aangewend, waarbij de ruilwaarde van een dag 0,43% van het bruto jaarloon bedraagt.
50
BIJLAGE II
FUNCTIEKARAKTERISTIEKEN
FUNCTIEGROEP 1
ID02 – Schoonmaker
Houdt kantoren schoon.
*MA07 – Assistent houtbewerkingsmachines
Assisteert bij de machinale houtbewerking. Verricht algemeen onder- steunende werkzaamheden bij de konische zaag, bandherzaag, 4-zijdige schaafbank, bomenbandzaag of andere machinale houtbewerkings- machines (insteken en wegleggen van hout). Bedient bij afwezigheid van de eerste man de machine waarbij hij meestal werkt.
*WE03 – Werfassistent
Verricht eenvoudige werfwerkzaamheden die direct verband houden met opslag en transport van hout.
FUNCTIEGROEP 2
AB09 – Medewerker postkamer
Maakt post verzendklaar, bedient het reproductieapparaat en houdt het archief bij.
AB14 – Assistent administratie
Voert eenvoudige administratieve handelingen uit.
BM04 – Kassier
Rekent aankopen van de klanten af. Controleert artikelen en prijzen. Controleert de betaalmiddelen op echtheid en draagt zorg voor de dage- lijks afrekening van de kassa met de bedrijfsleiding.
ID01 – Medewerker huishoudelijke dienst
Zorgt voor de dagelijkse schoonmaakactiviteiten en de koffievoorziening.
*MA12 – Bandherzager naaldhout
Herzaagt met behulp van de bandherzaag naaldhoutplaten of -delen. Legt zaag om, stelt de machine in op de te zagen maat. Voert, na con- trole op het eerste deel, het hout zo veel mogelijk kop aan kop door (mechanische aanvoer).
51
*MA13 – Afkortzager
Kort met behulp van de afkortzaag (haaks) pakketten hout af. Xxxxxxxx zaag op de machine en stelt de aanslag in. Werkt met hardhout en naald- hout.
*MA14 – Zager kantrechtbank
Bewerkt met behulp van de kantrechtbank, ongekant rechthout met rechthoekige doorsnede. Xxxxxxxx scherpe zagen op de as. Stelt de machine in, voert het hout door de machine en verwijdert te kantstukken die zijn blijven zitten.
*MP03 – Magazijnassistent plaatmateriaal
Verricht eenvoudige magazijnwerkzaamheden die direct verband houden met de opslag en het transport van plaatmateriaal, b.v. laden en lossen en stapelen. Maakt hierbij gebruik van een heftruck. Bedient soms een eenvoudige platenzaag en heeft soms contact met klanten.
*BO02 – Veller/korter
Velt en kort gemerkte bomen in een aangewezen perceel bos. Werkt dagelijks met kettingzaag. Werkt in een ploeg onder leiding van een uitmeter/voorman.
FUNCTIEGROEP 3
AB05 – Medewerker crediteurenadministratie
Voert de crediteurenadministratie. Stelt waarde vast van binnengekomen goederen i.v.m. verzekering en calculeert kostprijzen van diverse artike- len.
AB06 – Medewerker debiteurenadministratie
Voert de debiteurenadministratie. Boekt gegevens af, stelt overzichten op en signaleert overschrijdingen van betalingstermijnen.
AB11 – Facturist B
Verzorgt de aanmaak van verkoopfacturen en verricht de hiermee sa- menhangende administratieve werkzaamheden.
AB15 – Typist/assistent administratie
Verricht type- en algemene administratieve werkzaamheden.
AB17 – Telefonist/receptionist
Bedient de telefooncentrale en ontvangt bezoekers.
BM03 – Administratief medewerker bouwmarkt
Informeert klanten, verhuurt apparatuur en verricht eenvoudige admini- stratieve werkzaamheden. Handelt retourartikelen af en houdt het prijzen- boek bij.
52
*BO03 – Chauffeur trekker met hydraulische kraan
Sleept stammen uit en met behulp van een hydraulische kraan assorti- menten hout uit een bos. Werkt zowel in ploegen als alleen. Bedient trekker of vrachtwagen met hijs-/kraaninstallatie.
EX02 – Assistent van de chef
Assisteert bij alle werkzaamheden van zijn chef.
*EX04 – Chauffeur buitendienst B
Levert hout af bij klanten met een vrachtwagen of bestelauto in volg- orde van belading. Xxxxx zelf mee met lossen. Laat bomen voor ont- vangst aftekenen. Verricht in geval van nood kleine reparaties onderweg. Wiel verwisselen, reservelampje inzetten etc.
IN04 – Administratief assistent inkoop
Houdt de commerciële inkoop- en de contractadministratie bij en zorgt voor de administratieve begeleiding van transporten.
*MA06 – Machinale houtbewerker
Bewerkt hout met behulp van b.v. de kortbank, cirkelzaag, lattenbank, vlak- en vandiktebank, bandherzaag en/of 4-zijdige schaafbank. Weet op alle machines het gereedschap te verwisselen en de maat in te stellen.
*MA10 – Bestekzager bandherzaag
Herzaagt met behulp van herzaagmachines, naaldhout en hardhoutplaten en -delen. Legt een scherpe bandzaag om. Stelt de machine in, contro- leert dikte en breedte. Werkt met naaldhout en hardhout.
*MA11 – Bandherzager hardhout
Herzaagt hardhout of -delen met behulp van de bandherzaag. Legt zaag om, stelt de machine in op de te zagen maat. Voert, na controle op het eerste deel, het hout zo veel mogelijk kop aan kop door (mechanische aanvoer). Werkt met een aantal hardhoutsoorten.
VK04 – Verkoper/haalklantenhelper
Verkoopt hout en plaatmateriaal aan haalklanten en verwerkt de orders.
*WE04 – Tweede bestekzoeker naaldhout
Zoekt naaldhout en soms plaatmateriaal bijeen. Beoordeelt de kwaliteit van het aanwezige hout en mag wanneer deze beslist onvoldoende is, bij uitzondering een andere maat geven zonder direct medeweten van de baas.
53
*WE10 – Heftruckchauffeur B
Transporteert lasten hout en/of plaatmateriaal over werf en loodsen en stapelt deze op. Bedient de heftruck. Verzorgt het dagelijks onderhoud aan de heftruck.
*WE15 – Eerste vermeter hardhout
Meet, controleert, sorteert en registreert aangevoerd hout. Controleert dikte en aantallen. Sorteert het hout eventueel op breedte en/of lengte. Laat de afmetingen van de delen op de kopse kant aantekenen. Houdt een eenvoudige administratie bij.
*WE16 – Tweede vermeter hardhout
Meet, registreert, lost en stapelt aangevoerd hout. Meet aangevoerd rondhout (bandmaat en fitmaat), registreert deze op lijsten. Helpt met lossen en stapelen.
*WE18 – Houtverduurzamer
Helpt bij het impregneren van hout met behulp van een impregneerin- stallatie.
Zorgt voor het dagelijks onderhoud aan de installatie. Draagt zorg voor een tijdige aan- en afvoer van te behandelen en behandelde partijen en houdt de registratie bij van de sterke en hoeveelheid van het gebruikte impregneermiddel. Werkt met een beperkt aantal houtsoorten.
FUNCTIEGROEP 4
AB10 – Facturist A
Verzorgt de aanmaak van verkoopfacturen en verricht de hiermee sa- menhangende administratieve werkzaamheden. Signaleert onvolkomend- heden in de administratieve procedures en doet voorstellen tot verbete- ring.
AB16 – Telefonist/receptionist internationaal
Bedient de telefooncentrale (met sterk internationaal verkeer) en ont- vangt bezoekers.
BM02 – Verkoper bouwmarkt
Verkoopt alle in het assortiment voorkomende producten en diensten en geeft hierover advies aan klanten. Signaleert noodzaak tot bevoorrading en regelt transporten voor klanten.
*EX03 – Chauffeur buitendienst A
Levert bestellingen af bij klanten met een vrachtwagen of bestelauto in volgorde van belading. Xxxxx zelf mee met lossen. Verricht onderweg kleine reparaties (banden verwisselen, verlichting en dergelijke). Heeft bovendien een of meer van de volgende taken:
– vangt klachten op van de klant of diens vertegenwoordiger met betrekking tot kwaliteit, levertijd etc.
54
– geeft klachten door aan de afdeling verkoop
– vervoert bestellingen van grote waarde
– rijdt met truck en oplegger of ander groot materiaal
– zorg voor onderhoud van de wagen en verricht op het bedrijf werk- zaamheden als: olie verversen, doorsmeren, remmen bijstellen, bou- gies vernieuwen etc.
*MA04 – Schaver 4-zijdig bank B
Bewerkt hout met behulp van een 4-zijdige schaafbank. Monteert beitel- blokken en freeskoppen, controleert balancering, stelt de juiste maat in en bepaalt de aanvoersnelheid.
*MA09 – Bomenbandzager
Verzaagt met behulp van de bomenbandzaag stammen Europees (loof)- hout. Verwisselt de zaag. Stelt de machine in en regelt de aanvoer- snelheid. Zaagt de aan het daglicht tredende gebreken zo goed mogelijk uit, eventueel in overleg met de chef. Lijst boomstammen op en van de machine.
*SM04 – Slijper C
Maakt beitels, frezen, band-, cirkel- en kettingzagen voor hernieuwd gebruik gereed. Maakt niet de uitslag voor de profielbeitels en balanceert ze niet uit. Slijpt frezen en rechte beitels op automatische machines. Slijpt profielbeitels aan de hand van door anderen gemaakte uitslagen. Weegt beitels af en monteert deze in de slijperij op de beitelblokken. Zet en stuikt tanden. Strekt en spant bandzagen op de strekband. Bedient metaalbewerkingsapparatuur.
*WE05 – Eerste bestekzoeker naaldhout
Zoekt naaldhout en enkele soorten hardhout bijeen, deelt deze in en laat deze zondig verzagen. Houdt rekening met de tijdens de bewerking afvallende gebreken en met de eisen van de klant. Zoekt in voorko- mende gevallen plaatmateriaal bijeen en helpt soms haalklanten.
*WE06 – Bestekzoeker-autolader
Zoekt het op de order vermelde hout bijeen (eenvoudige opdracht), laat dit eventueel verzagen en laadt hout op de vrachtwagen rekening hou- dend met de reeds vastliggende route. Bedient een heftruck.
*WE07 – Tweede bestekzoeker hardhout
Zoekt een aantal hardhoutsoorten bijeen en laat deze zonodig verzagen. Xxxxx zelf in, maar zoekt geen massaposten. Levert blokbalken af, daar- bij fouten uitstraffend.
55
*WE09 – Balkenbestekzoeker hardhout
Zoekt stammen/balken hardhout bijeen, deelt deze in en laat ze verza- gen. Geeft op de gezochte stammen aan of en hoe ze eerst moeten wor- den gekloofd en hoe ze voor de zaag moeten komen. Let bij het beoor- delen ervan op uiterlijk zichtbare gebreken. Laat de stammen naar de zagerij transporteren.
*WE11 – Heftruckchauffeur A
Transporteert en stapel lasten hout en plaatmateriaal over werf en lood- sen en laadt een lost auto’s. Bedient de heftruck. Verzorgt tijdige aan- en afvoer bij verschillende arbeidsplaatsen in het bedrijf. Is verantwoorde- lijk voor het dagelijks onderhoud aan zijn heftruck; bepaalt onder andere het tijdstip van olie verversen.
*WE13 – Droger B
Leidt het droogproces in de klimaatkamer. Werkt met een beperkt aantal houtsoorten.
FUNCTIEGROEP 5
AB12 – Afdelingssecretaresse
Verzorgt de afdelingscorrespondentie. Neemt in steno brieven en dicta- ten op. Verricht diverse administratieve werkzaamheden.
AB19 – Administratief automatiseringsmedewerker
Verricht ondersteunende werkzaamheden op automatiserings- en boekhoudkundig/administratief gebied. Verzorgt kleine aanpassingen aan het systeem, houdt documentatie bij en bewaakt de voorschriften en pro- cedures met betrekking tot het systeemgebruik.
*BO01 – Uitmeter/voorman
Meet boomstammen uit lettend op gebruiksdoel en fouten en houdt toe- zicht op een werkploeg (2-5) in het bos. Bedient zo nodig zelf trekker, laadkraan en kettingzaag.
*MA03 – Schaver 4-zijdige bank A (beitelslijper)
Bewerkt hout met behulp van een 4-zijdige schaafbank. Maakt uitslag voor het slijpen van profielbeitels, slijp beitels, balanceert beitels in de beitelblokken. Monteert beitelblokken en freeskoppen, stelt de juiste maat in en bepaalt de aanvoersnelheid.
*MA05 – Allround machine houtbewerker
Bewerkt met behulp van alle in de houthandel gebruikelijke houtbewerkingsmachines hout en plaatmateriaal. Verricht eenvoudig slijpwerk.
56
*MA08 – Bomenbandzager (bestekzager tropisch hardhout) Verzaagt met behulp van de bomenbandzaag stammen van diverse soor- ten tropisch hardhout. Houdt toezicht op een assistent houtbewerkings- machine. Wijzigt zaagspecificaties indien een groter rendement wordt verkregen. Zaagt gebreken zo goed mogelijk uit waarbij na overleg met de chef een ander zaagschema wordt opgesteld.
*MP02 – Magazijnbeheerder plaatmateriaal
Zorgt voor een systematische ontvangst, opslag en uitlevering van par- tijen plaatmateriaal. Controleert de voorraad op kwaliteit en kwantiteit. Bedient in voorkomende gevallen ook de vorkheftruck en de platenzaag. Helpt vaak klanten.
*SM03 – Slijper B
Maakt beitels, frezen, band-, cirkel- en kettingzagen voor hernieuwd gebruik gereed. Slijpt frezen en rechte beitels op automatische machi- nes. Slijpt profielbeitels volgens een uitslag die hij zelf maakt. Weegt beitels af, monteert deze in de slijperij op de beitelblokken, die hij ook uitbalanceert. Strekt en spant band- en cirkelzagen. Bedient metaal- bewerkingsapparatuur.
*TD03 – Onderhoudsmonteur
Onderhoudt en repareert interne transportmiddelen en houtbewerkings- machines. Verricht eenvoudig laswerk, plaatwerk, licht klinkwerk en constructiewerk. Verzorgt het onderhoud van niet-motorisch aangedre- ven transportmiddelen. Vervangt en monteert elektromotoren voor zover de voorschriften van het provinciaal/gemeentelijk elektriciteitsbedrijf dit toelaten.
VK05 – Order-indeler
Draagt zorg voor de planning van de werkplaatsopdrachten en leverings- opdrachten. Deelt binnengekomen orders zodanig in dat rekening hou- dend met specifieke eisen van de klanten en de mogelijkheden van de machinale houtbewerking, een optimaal rendement uit de voorraad wordt bereikt.
*WE08 – Eerste bestekzoeker hardhout
Zoekt alle soorten hardhout en soms plaatmateriaal bijeen, deelt deze in en laat deze zonodig verzagen, ook massaposten en onbekantrecht hout. Let op structuur, tekening, kleur en kwaliteit van de afzonderlijke delen, daarbij steeds het gebruiksdoel en de eisen van de klant in het oog hou- dend. Overweegt bij het indelen de bewerkingskosten en afvallende gebreken. Helpt in voorkomende gevallen haalklanten.
57
*WE12 – Kraandrijver
Verplaats met behulp van een hijskraan hout op de werf en/of lost sche- pen. Bedient een hijskraan, toren- of walkraan, mobiele kraan, portaal- kraan of een kraanwagen. Taxeert het te hijsen gewicht. Verplaatst stam- men en/of pakketten hout over de werf. Helpt met zijn machine bij het lossen en laden van auto’s en schepen. Wordt veelal geassisteerd door een of twee werfassistenten.
*WE14 – Droger A
Leidt het droogproces in de klimaatkamer. Werkt met veel houtsoorten.
*WE17 – Machinist houtverduurzaming
Impregneert hout met behulp van een impregneerinstallatie. Zorgt voor het dagelijks onderhoud aan de installatie. Draagt zorg voor een tijdige aanen afvoer van te behandelen en behandelde partijen en houdt de registratie bij van de sterkte en hoeveelheid van het gebruikte impreg- neermiddel. Werkt met diverse soorten naaldhout.
*WE19 – Operator houtverduurzaming
Impregneert hout met behulp van een geautomatiseerde hout- verduurzamingsinstallatie. Is verantwoordelijk voor het gehele impreg- neerproces. Verricht het dagelijkse onderhoud aan de installatie. Werkt met verschillende soorten naaldhout.
FUNCTIEGROEP 6
AB07 – Medewerker administratie
Verzorgt een deel van de administratie zoals: kas-, bank-, en giro; kostprijsadministratie en -berekening, crediteuren/debiteurenadmini- stratie, boekhouding van een afdeling of filiaal.
AB08 – Medewerker loonadministratie
Draagt zorg voor de salarisadministratie. Verzorgt overzichten en onder- houdt contacten met alle betrokken instanties.
AB13 – Directiesecretaresse
Verzorgt de (vertrouwelijke) directiecorrespondentie en geeft secretariële ondersteuning aan de directie.
IN02 – Medewerker inkoop/bureau-inkoper
Doet bestellingen bij bekende leveranciers en verzorgt de administra- tieve verwerking hiervan. Behandelt aanvragen van de verkoop. Be- waakt het kosten aspect, maakt kostprijscalculaties, controleert inkoop- facturen. Bewaakt de voorraadpositie.
58
IN03 – Inkoper deelpakket
Verzorgt de inkoop van een deel van het assortiment. Vergelijkt prijzen en producten van en onderhandelt met toeleveranciers. Verzorgt de administratieve afhandeling hiervan.
MP01 – Baas magazijn plaatmateriaal
Zorgt voor de ontvangst en opslag van plaatmaterialen ten behoeve van de distributie van de goederen aan afnemers. Verzorgt de administratie van het magazijn. Houdt toezicht op 2–5 medewerkers belast met het vervoer van goederen over de werf en in het magazijn. Werkt zonodig zelf mee.
*SM02 – Slijper A
Maakt band-, cirkel- en kettingzagen voor hernieuwd gebruik gereed en draagt zorg voor tijdige vervanging van slijpgereedschappen. Zet, slijpt, stuikt en egaliseert tanden, last stellite op. Slijpt de, zo van hardmetaal voorzien tanden met speciale slijpapparatuur. Strekt en spant bandzagen en cirkelzagen. Bedient metaalbewerkingsapparatuur.
*TD02 – Monteur transportmiddelen
Verzorgt de periodieke onderhoudsbeurten en reparaties van vracht- en personenwagens alsmede het intern transportmateriaal zowel wat betreft het elektrische als het mechanische gedeelte. Grotere reparaties besteedt hij uit aan derden in overleg met chef of bedrijfsleiding. Bedient alle gereedschapsmachines en last.
VK03 – Verkoper binnendienst
Staat telefonisch klanten te woord, verzorgt diverse verkoophandelingen en verricht de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. Maakt calcula- ties, verzorgt offertes.
FUNCTIEGROEP 7
AB03 – Boekhouder
Voert de boekhouding tot aan de jaarstukken en verzorgt de daaruit voortvloeiende rapportage. Houdt toezicht op 2-5 medewerkers op zijn afdeling.
AB04 – Debiteurenbewaker
Bewaakt uitstaande vorderingen en beheert en incasseert deze.
59
AB18 – Systeembeheerder/administratief medewerker
Ontwikkelt en onderhoud de geautomatiseerde gegevensverwerkende systemen op administratief gebied. Verzorgt het systeembeheer t.a.v. data, applicaties en apparatuur enerzijds en verricht boekhoudkundige/ administratieve werkzaamheden anderzijds. Houdt toezicht op een admi- nistratief automatiseringsmedewerker en geeft functioneel leiding aan de systeemgebruikers.
EX01 – Chef expeditie
Zorgt voor de distributie en expeditie van materialen aan afnemers. Con- troleert de uitvoering van het Rijtijdenbesluit en onderhoud/inzet van de vrachtauto’s (bedrijf werkt zowel met eigen als vreemd vervoer). Geeft hiërarchisch leiding aan 2 – 4 medewerkers van de afdeling expeditie.
MA02 – Chef machinale houtbewerking
Zorgt voor de goede voortgang van de dagelijkse werkzaamheden op de zagerij/schaverij. Geeft hiërarchisch leiding aan minstens 4 medewer- kers van zijn afdeling. Adviseert de bedrijfsleiding inzake vervanging van houtbewerkingsmachines. Draagt zorg voor onderhoud eigen machi- nepark.
SM01 – Chef slijperij
Draagt zorg voor de juiste kwaliteit van het snij- en verspannings- gereedschap.
Houdt toezicht op de juiste behandeling van zagen en beitels etc. in de machinale afdeling en op het naleven van de gemaakte afspraken op het gebied van preventief onderhoud etc. Adviseert de bedrijfsleiding ten aanzien van slijpgereedschappen en -apparatuur. Bedient metaal- bewerkingsapparatuur, met name slijpmachines. Geeft hiërarchisch lei- ding aan 1-2 slijpers.
VK02 – Vertegenwoordiger B
Verkoopt hout en plaatmateriaal. Bezoekt klanten en potentiële klanten, teneinde de gevoerde producten te verkopen, volgens bezoeklijst. Geeft eenvoudige toepassingsadviezen en leest bouwtekeningen. Heeft binnen een beperkte marge onderhandelingsvrijheid om de geplande hoeveelhe- den af te zetten, rekeninghoudend met het bedrijfsbeleid inzake service, snelheid, gedegenheid etc.. Draagt tevens zorg voor een effectieve be- handeling van een eenvoudige claim. Signaleert nieuwe trends in producten/diensten.
VK06 – Keuken- of showroomverkoper
Verkoopt keukens en andere artikelen uit de showroom. Bezoekt klan- ten voor het opnemen van maten, maakt schetsplan en een perspectief- tekening.
60
WE02 – Werfbaas
Zorgt voor een goede voortgang van de dagelijkse werkzaamheden op de houtwerf. Geeft hiërarchisch leiding aan minimaal 4 medewerkers op de werf. Maakt een dagindeling betreffende de te ontvangen en uit te leveren goederen. Zorgt voor een juiste opslag van goederen en houdt controle op aantallen en kwaliteit. Verzorgt de administratie afhandeling van goederen. Werkt zonodig zelf mee bij de uitvoerende taken. Helpt haalklanten.
FUNCTIEGROEP 8
BL02 – Bedrijfsleider B
Draagt zorg voor de dagelijkse planning en organisatie van de werk- zaamheden op de productieafdelingen. Geeft hiërarchisch leiding aan 20
– 30 medewerkers op verschillende afdelingen zoals: werf, machinale houtbewerking, expeditie en magazijn plaatmateriaal.
BL03 – Beheerder kleine vestiging
Geeft uitvoering aan het in het hoofdbedrijf bepaalde verkoopbeleid. Draagt zorg voor de administratie, geeft uitvoering aan het personeel- beleid en bewaakt de voorraadpositie.
Geeft hiërarchisch leiding aan 5 – 10 medewerkers.
TD01 – Chef onderhoudsdienst
Draagt zorg voor onderhoud en reparatie van het wagen-/machinepark, gebouwen en terreinen.
Adviseert in aangelegenheden van technische aard. Is belast met directe bewaking van veiligheid en brandpreventie. Houdt de administratie van de afdeling bij. Geeft hiërarchisch leiding aan minimaal twee medewer- kers zoals onderhoudsmonteurs en monteurs transportmiddelen.
VK07 – Projectleider
Verkoopt bouwsystemen. Werkt aanvragen uit middels een calculatie en een offerte. Begeleidt de uitvoering van verkregen opdrachten. Koopt de benodigde materialen in of geeft daartoe opdracht. Stelt de nacalculatie op.
VK08 – Vertegenwoordiger A
Verkoopt hout en plaatmateriaal. Bezoekt klanten en potentiële klanten, teneinde de gevoerde producten te verkopen. Geeft complexe toepassingsadviezen en leest bouwtekeningen. Heeft onderhandelings- vrijheid om de geplande hoeveelheden af te zetten rekeninghoudend met het bedrijfsbeleid inzake service, snelheid, gedegenheid etc.. Bewerkt
61
beïnvloeders c.q. trendsetters. Draagt tevens zorg voor een effectieve behandeling van een eenvoudige claim. Signaleert nieuwe trends in producten/diensten.
62
BIJLAGE III
MODEL SPECIFICATIE BRUTO-NETTO LOONBEREKENING
Salaris per maand overwerktoeslag *) overwerktoeslag *) ploegentoeslag | % over uur x salaris per uur = % over uur x salaris per uur= % over salaris per maand = | € € € € | + | |
Af: premie bedrijfspensioenfonds premie VUT WAO-hiaatpremie WAO-aanvulling | € € € € | – | ||
Brutoloon voor sociale verzekeringen (svw-loon) € | ||||
Af: ziekenfondswet WW | % (over svw-loon) % (over svw-loon) | € € | ||
loonheffing | € | + | ||
€ | – | |||
UITBETALEN: | € | |||
Loon voor loonheffing: Bruto voor sociale verzekeringen | € | |||
Werkgeversaandeel ZFW | € | + | ||
€ | ||||
Ingehouden premie WW | € | – | ||
Loon voor loonheffing | € |
* Indien overwerk in geld wordt uitbetaald en niet in tijd.
63
BIJLAGE IV
HANDLEIDING BIJ HET BEOORDELINGSFORMULIER
TOELICHTING OP HET BEOORDELINGS-/FUNCTIONERINGS- FORMULIER
BIJ BEOORDELINGSSITUATIES
Hieronder treft u een nadere uiteenzetting aan van de beoordelings- punten hoe u deze dient toe te passen/te interpreteren bij de diverse func- ties in de houthandel.
De aandachtsgebieden zijn uitsluitend bedoeld als mogelijke invalshoe- ken om bij het genoemde beoordelingspunt de argumentatie te onder- steunen. Aan de hand ervan kan bij de voorbereiding van de beoordeling en het gesprek zelf, wellicht nog meer inhoud worden gegeven.
Het eerste aandachtstreepje bij de verschillende beoordelingspunten om- vat een invalshoek die doorgaans bij alle functies centraal in de beoor- deling staat. De overige aandachtspunten echter, kunnen aan de orde komen maar dat hoeft beslist niet het geval te zijn. Tussen functies kun- nen bepaalde aandachtsgebieden, voor wat betreft hun aanwezigheid, sterk verschillen. Op het eerste aandachtspunt wordt in ieder geval, bij alle functies, beoordeeld. Het laatste aandachtspunt behelst beoordelings- punten die door de beoordelaar na overleg met de werknemer zijn vast- gesteld. Op de overige aandachtspunten (punt 2 en verder behalve het laatste punt) kan beoordeeld worden indien de beoordelaar vooraf aan de werknemer kenbaar heeft gemaakt op welk van deze punten de beoor- delaar wil beoordelen. De werknemer kan hiertegen binnen één maand bezwaar aantekenen. Het bezwaar gehoord hebbende kan de beoordelaar hetzij daaraan gehoor geven hetzij bij zijn standpunt blijven. Komt de beoordelaar niet tegemoet aan de bezwaren van de werknemer dan kan dat in een (eventuele) bezwaarprocedure tegen de beoordeling een rol spelen.
Vóór het begin van de beoordelingsperiode (meestal een kalenderjaar) moet aan de werknemer bekend zijn op welke punten er beoordeeld wordt.
Voorbeeld:
Bij commerciële functies wordt op een andere manier aangekeken tegen de verschillende aandachtsgebieden bij het beoordelingspunt Samenwerking/Contact dan bij productiefuncties.
Voor beide functies geldt: ,,In welke mate (-) de medewerker in staat (is) de interne en externe contacten die voor de functie nodig zijn te verzor- gen’’. Wel is het zo dat bijvoorbeeld in de functie van vertegenwoordi- ger normaliter meer aandacht wordt besteed aan ,,overtuigingskracht’’ tijdens de werkzaamheden. Hij/zij dient namelijk regelmatig bij klanten hun producten te ,,verkopen’’ en dat vergt specifiekere vaardigheden die onderwerp van gesprek kunnen zijn tussen de manager en de medewer- ker.
64
BIJ FUNCTIONERINGSGESPREKKEN
Bij het ontwerp van het formulier is gelet op het gegeven dat er ook functioneringsgesprekken mee kunnen worden gevoerd. Belangrijk hier- bij is te vermelden dat in het gesprek tussen de leidinggevende en de medewerker niet zozeer gesproken wordt over hoe de verrichtte werk- zaamheden worden gewaardeerd (want dan zou het een beoordelings- gesprek betreffen) als wel hoe in de toekomst het functioneren positief kan plaatsvinden. Het gesprek kan dan aan de hand van de genoemde aandachtsgebieden plaatsvinden waarbij, identiek aan het beoordelings- gesprek, afspraken die worden gemaakt zowel door de medewerker als de manager, dienen te worden vastgelegd.
Tevens is er ruimte op het formulier gelaten (pagina 69) om de loopbaan van de medewerker te bespreken. Ook hiervoor geldt dat de gemaakte afspraken op het formulier kunnen worden genoteerd zodat er later geen onduidelijkheid meer kan zijn wát er besproken is en wat er afgespro- ken is.
Met werknemers van 45 jaar en ouder wordt bij het functioneringsge- sprek meegenomen de inzetbaarheid van de werknemer. Elementen van het gesprek dienen te zijn:
1. Welke maatregelen kunnen er getroffen worden om het werk in fysieke zin te kunnen blijven doen? Denk dan aan eventuele hulp- middelen om achteruitgang in bijvoorbeeld kracht of visuele aspec- ten bij de werknemer te compenseren.
2. Zijn er voldoende ontziemaatregelen afgesproken? Zoals het beper- ken van overwerk en ploegendiensten. Wil de werknemer gebruik maken van de 4-daagse werkweek voor 55-jarigen?
3. Loopbaangesprek, zijn er wensen in scholing of loopbaan? Dit ge- sprek bij voorkeur met loopbaanadviseurs laten plaatsvinden, in ver- band met professionele ondersteuning en kennis van eventuele vervolgtrajecten.
4. Het optimaal benutten van de kwaliteiten en bedrijfskennis van de oudere werknemer. Het kan bijvoorbeeld zeer nuttig zijn om oudere werknemers veel aan taakroulatie, mentorschappen en functie- verbreding te laten doen. De specifieke kwaliteiten, ervaring en vak- kennis maken dat het voor de onderneming zeer wenselijk kan zijn om oudere werknemers op deze manieren te benutten.
Werkgever en werknemer leggen gezamenlijk vast wat de uitkomst van het gesprek geweest is. Als de werkgever en werknemer tot de conclu- sie komen dat er activiteiten gewenst zijn om de inzetbaarheid van de werknemer te behouden wordt dit op papier vastgelegd en voorzien van concrete afspraken en doelstellingen. Zowel de werkgever als de werk-
65
nemer leggen zich toe op het uitvoeren van de afspraken die zij hebben vastgelegd. Het gesprek kan geen negatieve arbeidsvoorwaardelijke con- sequenties hebben.
Het verdient aanbeveling om samen met de medewerker ruim van tevo- ren (bijv. één week) een agenda te maken. De medewerker is hierbij dus vrij om punten eraan toe te voegen. Door het op deze manier voor te bereiden kan de inhoud van het gesprek effectiever en efficiënter worden besproken.
Na afloop van het gesprek krijgt de medewerker een kopie van het inge- vulde formulier.
BEROEPSGANG BEOORDELING
Wanneer een medewerker zich niet kan vinden in de beoordelings- procedure en/of de handelwijze van de beoordelaar, kan hij daartegen bezwaar maken. Bij bedrijven met 35 of meer werknemers wordt er een bezwaarcommissie gevormd. Zowel de OR of personeelsvertegen- woordiging als de werkgever benoemt hierin een lid. De beide leden wij- zen samen een derde lid aan. Daar waar geen OR of personeels- vertegenwoordiging is, benoemen de vakbonden een lid. De bezwaarcommissie brengt een zwaarwegend advies uit aan de werkge- ver.
Bij bedrijven met minder dan 35 werknemers wordt er bij de werkgever bezwaar gemaakt, die 2 maanden de tijd krijgt zijn beslissing te herover- wegen.
Tegen de beslissing van de bezwaarcommissie, resp. de werkgever kan beroep aangetekend worden bij de Geschillencommissie.
In geval de werknemer bezwaar maakt tegen zijn beoordeling is de werkgever gehouden hem/haar een afschrift te geven van het beoordelingsdossier.
66
BEOORDELINGSFORMULIER
NAAM MEDEWERKER (BEOORDEELDE):
FUNCTIENAAM:
NAAM DIREKTE CHEF (BEOORDELAAR):
BEOORDELINGSPERIODE: VAN TOT 20.. DATUM BEOORDELINGS-
GESPREK:
BEOORDELINGSPUNT MOGELIJKE AANDACHTS-
PUNTEN
TOELICHTINGS- AFSPRAKEN
Kwalificaties*
1. KWANTITEIT WERK • Kan alle voorkomende taken
van de functie naar behoren uitvoeren.
• Heeft een goed werktempo.
• Overige door de beoordelaar na overleg met de werknemer vastgestelde beoordelings- punten bij deze rubriek.
Score 1 – 2 – 3 – 4
67
2. KWALITEIT WERK • Xxxxxxxx werk voldoet aan de
gestelde (kwaliteits-)eisen.
• Organiseert en structureert de werkzaamheden overzichtelijk en planmatig.
• Stelt goede prioriteiten.
• Behaalt de afgesproken resultaten binnen de gestelde (administratieve, commerciële en operationele) randvoor- waarden.
• Overige door de beoordelaar na overleg met de werknemer vastgestelde beoordelings- punten bij deze rubriek.
Score 1 – 2 – 3 – 4
3. INZET • Houdt eindresultaat bij functioneren centraal.
• Tracht het eindresultaat continu te verbeteren.
• Komt met nieuwe, bruikbare ideeën.
• Toont initiatief om functie beter en efficiënter te maken.
• Blijft doorzetten ook in moeilijke situaties.
• Overige door de beoordelaar na overleg met de werknemer vastgestelde beoordelings- punten bij deze rubriek.
Score 1 – 2 – 3 – 4
68
BEOORDELINGSPUNT MOGELIJKE AANDACHTS-
PUNTEN
TOELICHTINGS- AFSPRAKEN
Kwalificaties*
4. ZELFSTANDIGHEID • Heeft weinig bijsturing in de
dagelijkse werkzaamheden nodig.
• Lost problemen op een zelfstandige wijze op.
• Weet hoofd- van bijzaken te onderscheiden.
• Stelt goede prioriteiten ten aanzien van te verrichten werkzaamheden.
• Overige door de beoordelaar na overleg met de werknemer vastgestelde beoordelings- punten bij deze rubriek.
Score 1 – 2 – 3 – 4
69
5. SAMENWERKING/ CONTACT
• In welke mate is de medewerker in staat de interne en externe contacten die voor de functie nodig zijn te verzorgen.
• Drukt zich mondeling/ schriftelijk helder en duidelijk uit.
• Houdt rekening met (persoonlijke) gevoeligheden bij het uitwisselen van informatie.
• Reageert op opbouwende wijze, ook indien het kritische opmerkingen betreft.
• Draagt een standpunt op overtuigende wijze uit en onderbouwt dit op basis van argumenten.
• Overige door de beoordelaar na overleg met de werknemer vastgestelde beoordelings- punten bij deze rubriek.
Score 1 – 2 – 3 – 4
70
BEOORDELINGSPUNT MOGELIJKE AANDACHTS-
PUNTEN
TOELICHTINGS- AFSPRAKEN
Kwalificaties*
6. LEIDINGGEVEN Stelt concrete doelstellingen en controleert de voortgang.
• Delegeert verantwoordelijkhe- den en maakt optimaal gebruik van ieders capacitei- ten.
• Maakt duidelijk afspraken met medewerkers en volgt deze op.
• Motiveert door kwalitatief goede communicatie en overleg.
• Creëert goede teamsfeer; inspireert medewerkers.
• Draagt zorg voor de (lokale) werkomstandigheden.
• Bewaakt en kwalitatief goed afdelingspersoneels- management.
• Slaagt erin een ieder te verenigen en te sturen naar dezelfde doelstelling.
• Geeft goede en constructieve feedback.
• Overige door de beoordelaar na overleg met de werknemer vastgestelde beoordelings- punten bij deze rubriek.
Score 1 – 2 – 3 – 4
Totaal beoordelingspunten 1 t/m 5/6: ...............................
* Kwaliteit 1=onvoldoende 2=matig 3=normaal/goed 4=zeer goed
71
OVERZICHT SCORE | ||
zonder leidinggeven: | onvoldoende: matig: voldoende/goed: zeer goed: | 5 – 7 punten 8 – 12 punten 13 – 17 punten 18 – 20 punten |
met leidinggeven: | onvoldoende: matig: voldoende/goed: zeer goed: | 6 – 8 punten 9 – 14 punten 15 – 20 punten 21 – 24 punten |
Onvoldoende: De medewerker vertoont op de meest essentiële aspecten onaanvaardbare tekortkomingen.
Verbetering van functioneren zal moeten optreden om handhaving in de functie mogelijk te maken.
Matig: De medewerker vertoont op een aantal essentiële aspecten tekortkomingen, echter niet in die mate dat de functie-uitoefening in gevaar komt.
Verbetering van functioneren heeft aandacht nodig. normaal/goed: De medewerker voldoet op bevredigende wijze aan
de essentiële aspecten van de functie-eisen.
Zeer goed: De medewerker voldoet dusdanig dat meer dan eens het functioneren en het resultaat daarvan boven de functie-eisen uitstijgt. Men is in positieve zin de functie ,,ontgroeid’’ en/of er is niets meer te leren/verbeteren in het functioneren.
72
LEIDRAAD BIJ FUNCTIONERINGSGESPREK
Aan de orde kunnen komen o.a. onderwerpen als de wijze van leidinggeven, functioneren van werkoverleg, de werkverdeling, de werkbelasting en de organisatie van het werk.
OPMERKINGEN EN ONTWIKKELINGS- AFSPRAKEN
Waren er bijzondere omstandigheden die het functioneren hebben beïnvloed?
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
Wenselijkheid van training, opleiding, verandering takenpakket cq. functie.
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
Eventuele afspraken ten aanzien van vervolg- stappen in de loopbaan cq. het vorige punt (training, opleiding, verandering takenpakket of functie).
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
Hoe ziet de beoordeelde zijn haar eigen functioneren?
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
.................................................................................
Datum: ...................... ...................... .........................
Medewerker: Eerste
beoordelaar:
Tweede beoordelaar:
Handtekening Voor gezien
...................... ...................... .........................
73
BIJLAGE V
MODEL SOCIAAL JAARVERSLAG
Richtlijn bij artikel 10 van de CAO voor de Houthandel
A. Stand van zaken in de onderneming
Een beknopt en begrijpelijk overzicht van de stand van zaken in de onderneming.
Een terugblik en een prognose. Vermeld kunnen worden: de (index)- cijfers van de ontwikkeling van de omzet, van de rentabiliteit, van de loonsom. Eventueel wijzigingen in de organisatie van de onder- neming.
B. Personeelsbestand
Cijfers van de personeelsbezetting, wijzigingen daarin. Promoties, vacatures, ziekteverzuim.
C. Beloning personeel
CAO-wijzigingen, veranderingen in de beloningssystematiek, presta- tiebeloning.
D. Communicatie
Voor zover van toepassing: relaas van personeelsoverleg, OR- of kernraadsvergaderingen, contacten met vakbondsvertegen- woordigers.
E. Resterende gegevens
Pensioen- en spaarregelingen, sociaal fonds, woningregelingen, reis- en onkostenvoorzieningen.
Het sociaal jaarverslag wordt niet eerder gepubliceerd dan het verslag aan de aandeelhouders.
Overnemen van de gehele of gedeeltelijke inhoud van het sociaal jaar- verslag in publiciteitsmedia kan alleen met toestemming van de directie van de onderneming.
74
BIJLAGE VII
STAGEREGELING
Onder een stage wordt verstaan een werkvorm die leerlingen helpt zich vaardigheden eigen te maken, die men in de schoolsituatie niet kan leren.
Om deze werkvorm voldoende tot zijn recht te laten komen zijn concrete afspraken tussen werkgever en werknemer nodig. Hieronder worden onderwerpen opgesomd waar aandacht aan besteed zou moeten worden.
Stageovereenkomst
Partijen bevelen ten sterkste aan dat bij elke stage een stageovereenkomst wordt gesloten.
Deze is als voorbeeld hierachter opgenomen.
Stagevergoeding
Voor stagiaires die onder deze regeling vallen wordt een stagebeloning verstrekt € 249,58. De reiskosten zullen volledig worden vergoed op basis van de kosten van het openbaar vervoer, 2e klas. Noodzakelijke pensionkosten zullen vergoed worden met een max. van € 181,51 per maand.
Sociale verzekeringen
Volgens de bepalingen van de thans geldende sociale verzekeringswet- ten is de stagiair(e) verzekerd ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW).
Bovendien is tijdens de duur van de stage de stagiair verzekerd inge- volge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Al- gemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Ziekenfondswet (ZFW).
Gezien de hoogte van de vergoeding zal niet voor alle verzekeringen premie ingehouden behoeven worden.
De stagiair(e) is niet verzekerd ingevolge de Werkloosheidswet (WW) en is hiervoor dus geen premie verschuldigd.
Ongevallenverzekering
Voor iedere stagiair(e) zal een zogenaamde stage ongevallen- en WA- verzekering afgesloten worden. De meeste onderwijsinstellingen hebben hiervoor een collectieve regeling.
Deze kan zowel voor binnen- als buitenland gelden. Mocht de onderwijs- instelling een dergelijk contract niet kennen, dan dient een individuele verzekering te worden afgesloten.
75
Vrijaf – Verlof
Met behoud van de stagebeloning heeft de stagiair(e) vrijaf over de dagen genoemd in de CAO voor de Houthandel. Xxxxxxx xx xxxx- noemde terugkomdagen van school, alsmede de door de school xxxxxx- xxxxxxxx excursies.
Alle andere dagen welke in de CAO voor de Houthandel als vrijaf zijn opgenomen wordt geen stagebeloning gegeven.
STAGE OVEREENKOMST VOOR DE HOUTHANDEL
De ondergetekenden,
a) ............................................ gevestigd te ............................................
hierna te noemen de stagebiedende organisatie,
b) ........................................... gevestigd te ,
vertegenwoordigd door ,
hierna te noemen de onderwijsinstelling en
c) wettelijk vertegenwoordigd
door ......................................................................................................
hierna te noemen stagiair(e), komen overeen dat stagiair(e), die de oplei- ding volgt tot aan de onderwijsinstelling, een stage loopt bij de
stagebiedende organisatie van .............................. tot ..............................
gedurende dagen per week onder de volgende voorwaarden.
Artikel 1
De genoemde stage maakt deel uit van het leerjaar van het leerplan
van de opleiding aan de onderwijsinstelling en heeft een karakter.
Artikel 2
De werkzaamheden van de stagiair(e) in de stagebiedende organisatie hebben een onderwijsfunctie.
Artikel 3
De werkzaamheden van de stagiair(e) in de stagebiedende organisatie zullen in overleg tussen partijen aan het begin van de stage doch uiter- lijk 2 weken na aanvang vastgesteld worden. De omschrijving van de werkzaamheden zal deel uitmaken en deze overeenkomst. De stagiair(e) zal buiten de in deze omschrijving genoemde werkzaamheden geen andere arbeid verrichten.
76
Artikel 4
De stagiair(e) ontvangt tijdens de stageperiode van de stagebiedende organisatie een vergoeding voor de gemaakte onkosten conform de stageregeling voor de houthandel.
Artikel 5
De stagebiedende organisatie meldt de stagiair(e) aan bij het UWV GAK en – indien de stage langer duurt dan 3 maanden – bij het Ziekenfonds.
Artikel 6
De onderwijsinstelling (of: de stagebiedende organisatie) verzekert de stagiair(e) voor het risico van ongevallen met lichamelijk letsel welke plaatsvinden tijdens de stage zowel gedurende de ,,werkuren’’ als gedu- rende de tijd die nodig is om van huis naar de stagebiedende organisatie of omgekeerd te gaan. Ook verzekert de onderwijsinstelling (of: de stagebiedende organisatie) de deelnemer tegen het financiële risico van diens aansprakelijkheid voor letsel of schade die de stagiair(e) toebrengt aan personen of goederen op het stageadres of daarbuiten, indien daar in het kader van de stage activiteiten worden verricht, dit alles met uitslui- ting van opzet van de zijde van de stagiair(e). De stagebiedende organi- satie verzekert zich tegen het financiële risico van wettelijke aansprake- lijkheid voor schade door hem of door zijn ondergeschikten toegebracht aan de stagiair(e). Aanbevolen wordt de stagiair(e) een intredekeuring te laten ondergaan. Hiertoe kan contact worden opgenomen met de regio- nale Arbodienst.
Artikel 7
De stagiair(e) is verplicht de binnen de stagebiedende organisatie, in het belang van de orde, veiligheid, gezondheid en vertrouwelijkheid, gege- ven regels, voorschriften en aanwijzingen in acht te nemen.
Deze zijn aan de stagiair(e) bij het sluiten van deze overeenkomst bekend gemaakt.
Artikel 8
Voor de stagiair(e) gelden de in de stagebiedende organisatie gebruike- lijke regels voor vakantiedagen, werktijden en ziekmeldingen. Deze zijn de stagiair(e) eveneens bij het sluiten van deze overeenkomst bekend gemaakt.
77
De stagiair(e) stelt bovendien de stagedocent in kennis van ziekte en van terugkomst na ziekte.
Artikel 9
De stagebiedende organisatie wijst (1)
aan als praktijkbegeleider, belast met de begeleiding van de stagiair(e) op de werkplek.
Deze heeft daarvoor uur per week ter beschikking. De stagiair(e)
volgt op de stageplaats de aanwijzingen van de praktijkbegeleider op. De stagiair(e) en de praktijkbegeleider bespreken aan het einde van elke week, gedurende de eerste vier weken, en daarna minstens één keer per maand de voortgang van de stagewerkzaamheden en zoveel vaker als wenselijk is.
Artikel 10
De stagiair(e) krijgt ... uur per week de gelegenheid om te voldoen aan rapportageverplichtingen van de onderwijsinstelling en dagen per 4
weken voor bezoeken aan de onderwijsinstelling, een en ander binnen de werktijden en buiten de vakantiedagen.
Artikel 11
De stagebiedende organisatie zal, buiten de stagewerkzaamheden om, de stagiair(e) zoveel als mogelijk is betrekken bij en informeren over de dagelijkse gang van zaken binnen de afdelingen en binnen de organisa- tie als geheel.
Artikel 12
De onderwijsinstelling wijst (2)
aan als stagedocent, belast met het begeleiden van de stagiair(e). Deze heeft daarvoor uur per week ter beschikking.
De stagedocent zal de stagiair(e) minimaal één keer per maand gedu- rende de stage bezoeken, behoudens uitzonderingssituaties en buiten het beoordelingsgesprek om.
Artikel 13
De onderwijsinstelling heeft de stagiair(e) van tevoren voorbereid op het doel van de stage, op de positie van een stagiair(e) in een organisatie en op de afspraken zoals in deze overeenkomst opgenomen.
78
Artikel 14
De overeenkomst eindigt
a. aan het eind van de afgesproken periode;
b. indien de leerling de onderwijsinstelling verlaat;
c. bij overlijden van de stagiair(e), of door faillissement of ontbinding of verlies van rechtspersoonlijkheid van de stagebiedende organisa- tie;
d. indien beide partijen dat xxxxxx.
Aldus overeengekomen en in drievoud opgemaakt,
te ................................................. op 20..
a. namens de stagebiedende organisatie: ................................................
b. namens de onderwijsinstelling: ...........................................................
c. de stagiair(e): .......................................................................................
d. zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger: ..............................................
79
AANDACHTSPUNTEN VOOR EEN SOCIAAL PLAN
A. Aandachtspunten van algemene aard
1. Instellen begeleidingscommissie bestaande uit werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers. De begeleidingscommissie kan be- trokken worden bij de totstandkoming van het sociaal plan en de uit- leg daarover.
2. Voor welke organisatiewijziging in het bedrijf geldt het sociaal plan.
3. Op welke werknemerscategorie heeft het sociaal plan betrekking.
4. Wanneer gaat het sociaal plan in en wanneer eindigt het.
5. Definieer duidelijk de in het sociaal plan gebruikte begrippen zoals salaris of dienstjaar.
6. Neem een hardheidsclausule op voor het geval het sociaal plan in zijn uitwerking onredelijk blijkt te zijn.
7. Instellen beroepscommissie.
B. Aandachtspunten voor speciale regelingen
1. Financiële inkomenscompensatie
Behalve de financiële regeling zelf kan hier ook vastgelegd worden wie verantwoordelijk is voor wettelijke inhoudingen op de financiële compensatie. Regel hier ook de eventuele samenloop van de finan- ciële compensatie met andere uitkeringen zoals VUT of Toeslagen- wet.
Denk verder aan een loonaanvulling als elders lager betaald werk wordt aanvaard.
2. Andere financiële aandachtspunten
Tref een regeling voor de overige arbeidsvoorwaarden met lopende of toekomstige financiële gevolgen voor een werknemer. Denk aan: bedrijfsauto, studiekosten, jubileumuitkering, verzekeringen, geldle- ning.
80
3. Verrekening vrije dagen
Hier kan men aangeven hoe openstaande vakantie- en snipperdagen opgenomen of verrekend worden.
4. Arbeidsbemiddeling
Welke afspraken kunnen worden gemaakt om de werknemer passend werk bij andere bedrijven aan te bieden? Bij omvangrijkere af- vloeiingen kan het Centrum voor werk en Inkomen (CWI) om uit- drukkelijke betrokkenheid worden gevraagd.
Het is ook mogelijk om ontslagen werknemers een bepaalde periode toegang te geven tot interne vacatures.
CAO-partijen streven er naar ontslagen werknemers zoveel mogelijk voor de bedrijfstak te behouden. De Stichting WESP werkt aan mogelijkheden om de betrokken werkgever en werknemers behulp- zaam te zijn.
5. Faciliteiten voor ander werk
Het sollicitatieverlof op grond van de CAO (artikel 34 lid 1k) kan uitgebreid worden. In bepaalde gevallen helpt steun bij omscholing. Soms is een tegemoetkoming in verhuiskosten een geëigend middel. Bij de Stichting WESP kunt u informatie inwinnen over opleiding- smogelijkheden in de bedrijfstak en mogelijke subsidies hiervoor.
6. Non-activiteit
Is het nodig een richtlijn te maken voor de gevallen dat het niet zin- vol is de werknemer zijn bestaande functie uit te laten dienen, ondanks dat de functie feitelijk al vervallen is?
81
VOORBEELDREGLEMENT VOOR DE PERSONEELS- VERTEGENWOORDIGING
Artikel 1
Begripsomschrijving
Dit reglement verstaat onder:
a. Onderneming: ;
b. Ondernemer: ;
c. Bestuurder(s): de directie van bovengenoemde
onderneming;
d. Werknemers: personen in de onderneming werkzaam,
uit hoofde van een met de betrokken ondernemer gesloten arbeidsovereen- komst, met uitzondering van de bestuurder(s);
e. Vereniging van Werknemers:
f. Personeels- vertegenwoordiging:
de in artikel 9, lid 2 sub a van de wet bedoelde vereniging van werknemers; de krachtens dit reglement ingestelde personeelsvertegenwoordiging van de hierboven genoemde onderneming;
g. Wet: de Wet op de ondernemingsraden (Staatsblad 1998, no. 107);
h. Bedrijfscommissie: de Bedrijfscommissie voor de Houtindus-
trie en de Industriële Groothandel in Hout en Bosbouw.
Artikel 2
De functie van de personeelsvertegenwoordiging
De personeelsvertegenwoordiging is een orgaan ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de in de onderneming werk- zame personen. Eén en ander in het belang van het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen.
Artikel 3
Samenstelling
De personeelsvertegenwoordiging bestaat uit tenminste 3 leden (oneven aantal), die door de werknemers in de onderneming rechtstreeks uit hun midden worden gekozen. De personeelsvertegenwoordiging is zodanig samengesteld dat deze een redelijke afspiegeling van het personeelsbe- stand van de onderneming is.
82
Artikel 4
Zittingsduur en aftreden
1. De leden van de personeelsvertegenwoordiging treden om de drie jaar tegelijk af. Zij zijn terstond herkiesbaar.
2. Een lid dat optreedt ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij komt had moeten aftreden.
Artikel 5
Kiesrecht
1. De leden van de personeelsvertegenwoordiging worden door de kies- gerechtigde werknemers rechtstreeks gekozen uit de verkiesbare werknemers in de onderneming.
2. Kiesgerechtigd zijn de werknemers die tenminste gedurende 6 maan- den voor de datum van de verkiezingen in de onderneming werk- zaam zijn.
3. Verkiesbaar zijn werknemers die gedurende 1 jaar voor de datum van de verkiezingen in de onderneming.
Artikel 6
Regeling van de verkiezingen
1. De regeling van en het toezicht op de verkiezingen berust bij de personeelsvertegenwoordiging.
2. De personeelsvertegenwoordiging bepaalt in overleg met de onder- nemer de plaats(en), de datum en de uren waarop nieuwe leden geko- zen kunnen worden en maakt een en ander bekend aan de onderne- mer, aan de werknemers in de onderneming en aan de verenigingen van werknemers. De datum der verkiezingen ligt tenminste twee weken voor de datum van aftreden van de personeels- vertegenwoordiging.
3. Door de personeelsvertegenwoordiging wordt in de onderneming een
83
lijst van alle op de datum der verkiezingen kiesgerechtigde en ver- kiesbare werknemers bekendgemaakt.
Om de verenigingen van werknemers in de gelegenheid te stellen hun leden aan te moedigen zich kandidaat te stellen wordt deze lijst tevens aan hen toegezonden.
4. Het voornemen de lijst als bedoeld in lid 3 van dit artikel, waarop vermeld staan de naam, voorletters en postcodes van de werknemers, aan de verenigingen van werknemers te verzenden, wordt aan iedere werknemer middels een schrijven bekend gemaakt. In dit schrijven wordt duidelijk aangegeven dat werknemers, die niet op de aan ver- enigingen van werknemers te verzenden lijst vermeld willen staan, daartegen binnen twee weken schriftelijk bezwaar kunnen maken.
Artikel 7
Kandidaatstelling
1. Kandidaatstelling geschiedt door het indienen van kandidaten bij de personeelsvertegenwoordiging. De verenigingen van werknemers kunnen kandidaten stellen. Achter de naam van de kandidaat van de werknemersvereniging wordt de naam van de vereniging vermeld.
2. Kandidaten dienen de personeelsvertegenwoordiging een schrifte- lijke verklaring te overleggen, inhoudende dat zij de kandidatuur aanvaarden en dat zij voldoen aan de eisen die dit reglement stelt met betrekking tot hun kandidatuur.
Artikel 8
Toetsing door de personeelsvertegenwoordiging
1. De personeelsvertegenwoordiging gaat van iedere gestelde kandidaat na of deze voldoet aan de vereisten, gesteld in artikel 5 van dit regle- ment.
Artikel 9
Verkiezingen in het algemeen
1. De door de personeelsvertegenwoordiging overeenkomstig het vo- rige artikel goedgekeurde kandidatenlijst wordt uiterlijk twee weken voor de verkiezingsdatum aan de ondernemer en de werknemers in de onderneming bekendgemaakt.
2. Indien er niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels te bezetten zijn, vindt geen stemming plaats en worden de gestelde kandidaten zonder meer verkozen verklaard.
84
3. De verkiezing vindt plaats bij geheime schriftelijke stemming.
4. Door de personeelsvertegenwoordiging wordt op de verkiezingsda- tum aan ieder kiesgerechtigd persoon een stembiljet uitgereikt. Hierop staan vermeld de te kiezen kandidaten, alsmede het aantal uit te bren- gen stemmen. De stembiljetten dienen na invulling in de daartoe bestemde bus te worden gedeponeerd.
5. Ieder kiesgerechtigd persoon kan voor ten hoogste twee andere kies- gerechtigde personen een stembiljet invult, mits hij door deze perso- nen schriftelijk daartoe is gemachtigd.
Artikel 10
Verkiezing
1. Verkiezing geschiedt aan de hand van een kandidatenlijst waar ach- ter de naam van de kandidaat de werknemersvereniging wordt ver- meld.
2. Iedere kiesgerechtigde werknemer brengt zoveel stemmen uit als er zetels zijn.
3. Het uitbrengen van stemmen geschiedt door het invullen van de daartoe voor de namen der kandidaten aangebrachte hokjes.
Artikel 11
Toewijzing der zetels
1. De kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal geldig uitge- brachte stemmen op zich hebben verenigd, zijn verkozen. Indien voor de laatste te bezetten zetel(s) verscheidene kandidaten zijn, die een gelijk aantal stemmen op zich hebben verenigd, beslist tussen hen het lot.
2. De personeelsvertegenwoordiging beslist over de geldigheid van de stemmen. Ongeldig zijn stemmen, die niet op het door of namens de personeelsvertegenwoordiging gewaarmerkte stembiljet zijn uitge- bracht, of waaruit niet duidelijk de keuze van de kiesgerechtigde blijkt of waarbij niet het vereiste aantal stemmen is uitgebracht.
85
Bekendmaking verkiezingsuitslag
1. De uitslag van de verkiezingen wordt door de personeels- vertegenwoordiging binnen vijf dagen na de verkiezingen bekendge- maakt aan de ondernemer, aan de werknemers in de onderneming, alsmede aan de verenigingen van werknemers.
2. Daarbij wordt vermeld het aantal op ieder der kandidaten uitge- brachte geldige stemmen, alsmede het aantal ongeldige stemmen.
3. De gebruikte stembiljetten worden in één of meer gesloten envelop- pen ten minste 2 maanden bewaard.
4. De personeelsvertegenwoordiging draagt er zorg voor dat de namen en functies van de leden van de personeelsvertegenwoordiging in overleg met de ondernemer blijvend worden vermeld op een voor alle werknemers vrij toegankelijke plaats in de onderneming, zodat daarvan gemakkelijk kennis kan worden genomen.
Artikel 13
Tussentijdse vacatures
1. In geval van een tussentijdse vacature in de personeels- vertegenwoordiging wijst deze tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat die bij de laatst gehouden verkiezing voor een vol- gende zetel als eerste in aanmerking zou zijn gekomen.
2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid dient te geschieden bin- nen een maand na het ontstaan van de vacature. Artikel 12 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
3. Is er geen opvolger, als bedoeld in lid 1, dan wordt door een tussen- tijdse verkiezing in de vacature voorzien, tenzij binnen zes maanden de zittingsduur van de personeelsvertegenwoordiging afloopt.
4. Indien niet in de vervulling van een vacature kan worden voorzien, blijft de stoel van het betrokken lid in de personeels- vertegenwoordiging vacant.
Artikel 14
Beëindiging lidmaatschap personeelsvertegenwoordiging
1. Leden van de personeelsvertegenwoordiging kunnen te allen tijde als
86
zodanig ontslag nemen. Zij geven daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter en aan de ondernemer.
2. Wanneer van een lid van de personeelsvertegenwoordiging de ar- beidsovereenkomst met de ondernemer eindigt, vervalt van rechts- wege zijn lidmaatschap.
3. Het lidmaatschap van de personeelsvertegenwoordiging eindigt ove- rigens bij het einde van de zittingsperiode, als bedoeld in artikel 4 lid 1.
Artikel 15
Uitsluiting van de werkzaamheden
1. De Rechtbank sector Kanton kan op verzoek van de personeels- vertegenwoordiging of de ondernemer een lid van die vertegenwoor- diging voor een door hem te bepalen termijn van deelname aan de werkzaamheden van de personeelsvertegenwoordiging uitsluiten.
2. Het verzoek kan door de personeelsvertegenwoordiging uitsluitend worden gedaan op grond van het feit dat het betrokken personeels- vertegenwoordiginglid de werkzaamheden van de personeels- vertegenwoordiging ernstig belemmert en door de ondernemer op grond van het feit dat het betrokken personeelsvertegenwoordiging- lid het overleg van de ondernemingsraad met de ondernemer ernstig belemmert.
3. De betrokkene wordt door de verzoeker vooraf in de gelegenheid gesteld van zijn oordeel over het verzoek te doen blijken.
4. De ondernemer en de personeelsvertegenwoordiging stellen elkaar in kennis van een overeenkomstig het eerste lid ingediend verzoek.
5. De Rechtbank sector Kanton kan bepalen dat de betrokkene zich, hangende de beslissing van de Rechtbank sector Kanton, van deel- name aan alle of bepaalde werkzaamheden van de personeels- vertegenwoordiging moet onthouden.
87
Voorzitter
1. De personeelsvertegenwoordiging kiest uit zijn midden een voorzit- ter en een plaatsvervangend voorzitter.
2. De voorzitter of bij diens verhindering de plaatsvervangend voorzit- ter, vertegenwoordigt de personeelsvertegenwoordiging in rechte.
Artikel 17
Bijeenroepen van de personeelsvertegenwoordiging
1. De personeelsvertegenwoordiging komt ten behoeve van de uitoefe- ning van zijn taak tenminste twee maal per jaar bijeen of indien de voorzitter of andere leden daarom verzoeken onder opgave van de onderwerpen welke zij behandeld willen zien.
2. Een vergadering wordt gehouden binnen twee weken nadat daarom is verzocht.
Artikel 18
Besluitvorming
1. Tenzij dit reglement anders bepaalt, worden besluiten door de personeelsvertegenwoordiging genomen bij gewone meerderheid van stemmen.
2. Voor berekening van het aantal uitgebrachte stemmen tellen blanco en ongeldige stemmen niet mee.
3. Indien de stemmen staken over een door de personeels- vertegenwoordiging te nemen besluit wordt het voorstel op de eerst- volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Indien dan we- derom de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Artikel 19
Verslaggeving
1. Van iedere vergadering van de personeelsvertegenwoordiging wordt een verslag gemaakt.
2. Het verslag als bedoeld in het eerste lid wordt in de eerstvolgende
88
vergadering aan de personeelsvertegenwoordiging ter goedkeuring en vaststelling voorgelegd.
3. Het verslag wordt na vaststelling door de personeels- vertegenwoordiging bekendgemaakt aan de ondernemer en de werk- nemers in de onderneming.
Artikel 20
Geheimhouding
1. De leden van de personeelsvertegenwoordiging alsmede de overeen- komstig artikel 21 lid 6 van dit reglement geraadpleegde deskundi- gen zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfs- geheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen, alsmede van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan de ondernemer dan wel de personeelsvertegenwoordiging hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrou- welijk karakter moeten begrijpen. Het voornemen om geheimhou- ding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheden meegedeeld. Degene die de geheimhou- ding oplegt, deelt daarbij tevens mee, welke schriftelijke of monde- linge verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoe lang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen.
2. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet tegenover hen die ingevolge een rechterlijke opdracht zijn belast met een onderzoek naar de gang van zaken in de onderneming.
3. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door de beëindiging van het lidmaatschap van de personeelsvertegenwoordiging, noch door beëin- diging van de werkzaamheden van de betrokkene in de onderneming.
Artikel 21
Faciliteiten
1. De personeelsvertegenwoordiging heeft het recht gebruik te maken van de voorzieningen waarover de ondernemer als zodanig kan beschikken, en die de personeelsvertegenwoordiging nodig heeft voor de vervulling van zijn taak. Hierbij vallen onder andere: ge- bruik telefoon, telefax, typemachines of pc’s, briefpapier, kopieer-
89
apparatuur, frankeermachine, kantoorruimte, administratieve onder- steuning.
2. De personeelsvertegenwoordiging vergadert zoveel mogelijk tijdens de normale arbeidstijd.
3. De leden van de personeelsvertegenwoordiging behouden voor de tijd gedurende welke zij ten gevolge van het bijwonen van een ver- gadering van de personeelsvertegenwoordiging niet de bedongen arbeid hebben verricht, hun aanspraak op loon.
Voor de berekening daarvan is artikel 629 van Boek 7 titel 10 NBW van overeenkomstige toepassing.
4. De leden van de personeelsvertegenwoordiging zijn voorts gerech- tigd hun arbeid gedurende .... werkdagen per jaar te onderbreken voor het ontvangen van scholing en vorming welke zij in verband met de vervulling van hun taak nodig oordelen.
5. De ondernemer is verplicht de leden van de personeels- vertegenwoordiging gedurende 30 uren per jaar, in werktijd en met behoud van loon, de gelegenheid te bieden voor onderling beraad en overleg met andere personen over aangelegenheden waarbij zij in de uitoefening van hun taak zijn betrokken, alsmede voor kennisneming van de arbeidsomstandigheden in de onderneming.
6. De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de personeelsvertegenwoordiging komen ten laste van de ondernemer, mits de ondernemer vooraf van de kosten in ken- nis is gesteld.
7. De kosten van het raadplegen van deskundigen komen slechts ten laste van de ondernemer, indien hij van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
Artikel 22
Bevoegdheden van de personeelsvertegenwoordiging
1. Met de personeelsvertegenwoordiging moet de ondernemer tenmin- ste tweemaal per jaar alle aangelegenheden die de onderneming betreffen bespreken. Tenminste eenmaal per jaar moet de onderne- mer de algemene gang van zaken bespreken.
2. De ondernemer is verplicht desgevraagd aan de personeels- vertegenwoordiging tijdig alle inlichtingen te verstrekken die deze nodig heeft voor de vervulling van zijn taak. De inlichtingen en gegevens worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
90
3. De personeelsvertegenwoordiging moet door de ondernemer in de gelegenheid gesteld worden advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit dat kan leiden tot verlies van de arbeidsplaats of tot een belangrijke verandering van de arbeid, de arbeidsvoor- waarden of de arbeidsomstandigheden van tenminste een vierde van de in de onderneming werkzame personen. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. De in de eerste volzin bedoelde verplichting geldt niet, indien en voor zover de betrokken aangelegenheden voor de onderneming reeds inhoudelijk geregeld is in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling, vastgesteld door een pu- bliekrechtelijk orgaan.
4. De ondernemer legt het te nemen besluit schriftelijk aan de perso- neelsvertegenwoordiging voor. Hij verstrekt daarbij een overzicht van de beweegredenen voor het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming werk- zame personen zal hebben. De personeelsvertegenwoordiging beslist niet dan nadat over de betrokken aangelegenheid tenminste éénmaal overleg met de ondernemer is gepleegd. Na de beslissing van de personeelsvertegenwoordiging deelt de ondernemer zo spoedig mo- gelijk schriftelijk aan de personeelsvertegenwoordiging mee welk besluit hij heeft genomen en met ingang van welke datum hij dat besluit zal uitvoeren.
5. De ondernemer behoeft de instemming van de personeels- vertegenwoordiging voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van:
a. een werktijdregeling en/of rusttijdregeling;
b. een regeling op het gebied van de veiligheid, de gezondheid of het welzijn in verband met de arbeid;
c. ziekteverzuimbeleid,
een en ander voorzover betrekking hebbende op alle of een groep van in de onderneming werkzame personen.
6. De in het vijfde lid bedoelde instemming is niet vereist, voor zover de betrokken aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling van arbeidsvoorwaarden vastgesteld door een publiekrechtelijk or- gaan.
7. Heeft de ondernemer voor het voorgenomen besluit geen instemming van de personeelsvertegenwoordiging verkregen, dan kan hij de
91
Rechtbank sector Kanton toestemming vragen om het besluit te nemen. De Rechtbank sector Kanton geeft slechts toestemming, indien de beslissing van de personeelsvertegenwoordiging om geen instemming te geven onredelijk is, of het voorgenomen besluit van de ondernemer gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfs- organisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen.
8. Een besluit als bedoeld in het vijfde lid, genomen zonder de instem- ming van de personeelsvertegenwoordiging of de toestemming van de Rechtbank sector Kanton, is nietig, indien de personeels- vertegenwoordiging tegenover de ondernemer schriftelijk een beroep op de nietigheid heeft gedaan. De personeelsvertegenwoordiging kan slechts een beroep op de nietigheid doen binnen een maand nadat hetzij de ondernemer hem zijn besluit overeenkomstig de laatste vol- zin van het vierde lid heeft meegedeeld, hetzij – bij gebreke van deze mededeling – de personeelsvertegenwoordiging is gebleken dat de ondernemer uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit.
9. De personeelsvertegenwoordiging kan de Rechtbank sector Kanton verzoeken de ondernemer te verplichten zich te onthouden van han- delingen die strekken tot uitvoering of toepassing van een nietig besluit als bedoeld in het achtste lid. De ondernemer kan de Recht- bank sector Kanton verzoeken te verklaren dat de personeels- vertegenwoordiging ten onrechte een beroep heeft gedaan op nietig- heid als bedoeld in het achtste lid.
Artikel 23
Rechtsbescherming
1. De ondernemer draagt er zorg voor dat de werknemers in de onder- neming die staan of gestaan hebben op een kandidatenlijst als be- doeld in artikel 7, alsmede de leden en de gewezen leden van de personeelsvertegenwoordiging niet uit hoofde van hun kandidaatstel- ling of van hun lidmaatschap van de personeelsvertegenwoordiging worden benadeeld in hun positie in de onderneming. Indien de ondernemer aan de personeelsvertegenwoordiging een secretaris heeft toegevoegd is het voorgaande op die secretaris van overeenkomstige toepassing. Op degene die het initiatief neemt of heeft genomen tot het instellen van een personeelsvertegenwoordiging is de eerste vol- zin van overeenkomstige toepassing.
2. Het is de ondernemer niet toegestaan de dienstbetrekking van een werknemer in de onderneming die lid is van de personeels- vertegenwoordiging te beëindigen, behalve wanneer de betrokkene schriftelijk in de beëindiging toestemt of wanneer deze geschiedt wegens een dringende aan de werknemer onverwijld meegedeelde reden of wegens beëindiging van de werkzaamheden van de onder-
92
neming of van het onderdeel van de onderneming waarin de betrok- kene werkzaam is. Indien de ondernemer aan de personeels- vertegenwoordiging een secretaris heeft toegevoegd is het voorgaande op die secretaris van overeenkomstige toepassing. Een beëindiging in strijd met het in dit lid bepaalde is nietig.
3. Het is de ondernemer niet toegestaan de dienstbetrekking van een werknemer in de onderneming die geplaatst is op een kandidatenlijst als bedoeld in artikel 7, die korter dan twee jaar geleden lid is geweest van de personeelsvertegenwoordiging, te beëindigen zonder voorafgaande toestemming van de Rechtbank sector Kanton. De toe- stemming wordt gevraagd bij verzoekschrift. De Rechtbank sector Kanton verleent de toestemming slechts, indien het hem aannemelijk voorkomt dat de beëindiging geen verband houdt met de plaatsing van de betrokkene op de kandidatenlijst of met het lidmaatschap van de betrokkene van de personeelsvertegenwoordiging. De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Een beëindiging in strijd met het in dit lid bepaalde is nietig.
4. De in het vorige lid bedoelde toestemming is niet vereist, wanneer de betrokkene schriftelijk in de beëindiging toestemt of wanneer deze geschiedt wegens een dringende aan de werknemer onverwijld meegedeelde reden of wegens beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of van het onderdeel van de onderneming waarin de betrokkene werkzaam is.
5. Het in de voorgaande leden bepaalde laat onverlet de bevoegdheid van de ondernemer om zich wegens gewichtige redenen tot de Rechtbank sector Kanton te wenden met het schriftelijke verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren.
Artikel 24
Wijziging van het reglement
1. Dit reglement kan worden gewijzigd of aangevuld bij besluit van de personeelsvertegenwoordiging met dien verstande dat . leden van de personeelsvertegenwoordiging zich voor wijziging hebben verklaard.
2. Wijzigingen en aanvullingen van dit reglement worden aan de onder- nemer voorgelegd. Nadat deze zijn standpunt ten aanzien van het reglement kenbaar heeft gemaakt stelt de personeels- vertegenwoordiging het reglement vast.
93
3. De personeelsvertegenwoordiging stuurt een exemplaar van het vast- gestelde reglement aan de ondernemer en een exemplaar aan de Bedrijfscommissie.
4. Iedere belanghebbende kan bij de Rechtbank sector Kanton bezwaar maken tegen reglementsbepalingen die naar zijn/haar mening in strijd zijn met de wet of met een goede toepassing van de wet.
94
BIJLAGE XI
1. Melding
CONTROLE VOORSCHRIFTEN
De werknemer dient zo vroeg mogelijk zijn arbeidsongeschiktheid en een prognose over de duur hiervan te melden aan zijn directe chef; bij voorkeur vóór aanvang van de normale werktijd, doch uiter- lijk binnen twee uur na aanvang van de normale werktijd. Bij afwe- zigheid van de chef dient de melding plaats te vinden bij de admini- stratie.
Indien het verpleegadres afwijkt van het woonadres dient ook dit gemeld te worden.
2. Thuisblijven
De werknemer dient thuis te blijven tot het moment waarop door of namens de werkgever de eerste controle heeft plaatsgehad echter maximaal 5 dagen. De werknemer mag alleen van huis gaan voor een bezoek aan de huisarts of de bedrijfsarts of om zijn werkzaam- heden te hervatten.
Na het eerste controlebezoek of na 5 dagen mag de werknemer zich buitenhuis begeven, echter hij dient gedurende 3 weken thuis te zijn ’s morgens tot 10.00 uur en ’s middags van 12.00 tot 14.30 uur.
Wanneer de werknemer meent dat daartoe aanleiding is, kan hij de arbo-arts of zijn werkgever vrijstelling vragen van de verplichting om gedurende de bovengenoemde tijden thuis te blijven.
3. Eigen verklaring
De werknemer dient onmiddellijk doch uiterlijk op de 5e werkdag van zijn arbeidsongeschiktheid een eigen verklaring omtrent de ar- beidsongeschiktheid aan de Arbodienst te sturen. De werkgever zal tijdig aan de werknemer hiertoe een standaard formulier ter hand stellen.
4. Het juiste adres
Indien de werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid verhuist, tij- delijk elders verblijft of van verpleegadres verandert, bijvoorbeeld door opname in een ziekenhuis, behoort de werknemer dit binnen 12 uur te melden aan zijn werkgever.
5. Maak bezoek mogelijk
De werknemer dient controlebezoek in zijn woning of op het verpleegadres door of namens de werkgever mogelijk te maken.
95
Indien in de woning van de werknemer niemand thuis is of indien de bel defect is, dient de werknemer maatregelen te treffen waardoor controlebezoek mogelijk wordt. Bij afwezigheid dient de werknemer ervoor te zorgen dat op zijn adres bekend is waar de werknemer zich bevindt.
6. Op het spreekuur komen
De werknemer dient gehoor te geven aan een oproep om te verschij- nen op het spreekuur van de arbo-arts of op indicatie van de arbo- arts aangewezen specialist. Deze verplichting vervalt niet indien de werknemer van plan zou zijn op die dag of op een latere dag zijn werkzaamheden te hervatten. Indien de werknemer een geldige reden tot verhindering heeft, bijvoorbeeld ziekenhuisopname, dient de werknemer dit onmiddellijk aan zijn werkgever mede te delen. De werknemer xxxxxxx niet op het spreekuur te verschijnen, indien hij inmiddels zijn werkzaamheden heeft hervat.
7. Genezing niet belemmeren
De werknemer mag zich tijdens zijn arbeidsongeschiktheid niet zo- danig gedragen dat daardoor naar het oordeel van de arbo-arts zijn genezing kan worden belemmerd.
8. Het verrichten van werkzaamheden
De werknemer dient tijdens zijn arbeidsongeschiktheid geen arbeid te verrichten behalve werkzaamheden die de werknemer door of namens de werkgever worden aangeboden. De aangeboden vervan- gende werkzaamheden mogen het genezingsproces niet nadelig beïn- vloeden en worden in overleg met de arbo-arts vastgesteld.
9. Verblijf in het buitenland
De werknemer dient zich bij arbeidsongeschiktheid in het buitenland onmiddellijk doch uiterlijk na één dag van arbeidsongeschiktheid telefonisch te melden bij zijn werkgever of bij diens afwezigheid bij de Arbodienst waarbij de werkgever is aangesloten. Tevens dient de werknemer het ziekteverzekeringsorgaan van het vakantieland, voor zover het een land betreft waar Nederland een verdrag mee heeft gesloten, van zijn arbeidsongeschiktheid op de hoogte te stellen. Direct na thuiskomst dient de werknemer een verklaring van een arts te overleggen, waaruit de eerste dag van arbeidsongeschiktheid en de reden van de arbeidsongeschiktheid blijkt. Indien de werknemer tij- dens arbeidsongeschiktheid een meerdaagse periode in het buiten- land wil verblijven, dient hij voor vertrek toestemming van zijn werkgever te hebben verkregen.
10. Hervatten bij herstel
Zodra de werknemer daartoe in staat is, dient hij zijn werkzaamhe- den onmiddellijk te hervatten.
De werknemer behoeft geen speciale opdracht daartoe af te wachten.
96
11. Second Opinion
Indien de werknemer zijn arbeidsongeschiktheid aan zijn werkgever heeft medegedeeld en zijn werkgever deze melding van arbeidson- geschiktheid niet accepteert, waarna de werknemer persisteert in zijn arbeidsongeschiktheid, kan de werknemer een second opinion om- trent zijn arbeidsongeschiktheid aanvragen bij het UWV GAK. In- xxxx xx xxxx-arts van de het UWV GAK de werknemer arbeids- geschikt acht, dient de werknemer, zijn werkzaamheden onmiddellijk te hervatten. Indien de werkgever om een second opinion verzoekt, is de werknemer verplicht mee te werken, indien daaraan vooraf- gaand de werknemer is gezien door de arbo-arts.
12. De werknemer dient de Arbodienst te machtigen inlichtingen omtrent zijn gezondheidstoestand in te winnen bij de behandelend arts.
13. Indien de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een aansprake- lijke derde, dient de werknemer het eventuele verhaal op deze derde te cederen aan de werkgever.
SANCTIES
1. Algemene opmerking t.a.v. het opleggen van sancties:
Indien de werknemer geen verwijt kan worden gemaakt bij de nale- ving van de controle voorschriften zal geen sanctie worden opgelegd door de werkgever.
2. Te late melding:
0 tot 4 uur te laat, 1e maal waarschuwing
0 tot 4 uur te laat bij recidive en vanaf 4 uur: loonbetaling vanaf mel- ding.
3. Geen controle mogelijk gemaakt (onjuist verpleegadres, niet thuis op voorgeschreven tijden):
Geen loonbetaling tenzij uit een verklaring van een arts de arbeids- ongeschiktheid blijkt.
4. Niet tijdig insturen Eigen Verklaring:
Loonbetaling beperken tot 70%, echter niet minder dan het wettelijke minimumloon vanaf de 5e werkdag tot dag waarop de Eigen Verkla- ring is ingestuurd.
5. Belemmering genezing:
Indien de werknemer zich zodanig gedraagt dat daardoor naar het
97
oordeel van de arbo-arts de genezing wordt belemmerd: Loonbetaling staken.
6. Niet verschijnen op het spreekuur:
Indien de werknemer geen gehoor geeft aan een oproep om te ver- schijnen op het spreekuur van de arbo-arts of de op indicatie van de arbo-arts aangewezen specialist: Loonbetaling staken tenzij de werk- nemer een deugdelijke verklaring geeft.
7. Weigeren passende arbeid te verrichten:
Indien de werknemer andere passende arbeid weigert: Loonbetaling staken, tenzij uit een verklaring van een arts blijkt dat die arbeid om gezondheidsredenen niet kan worden verricht.
8. Verblijf in het buitenland zonder toestemming:
Indien de werknemer bij arbeidsongeschiktheid zonder toestemming van de werkgever in het buitenland verblijft: Loonbetaling staken.
9. Werkhervatting na herstel:
Indien de arbo-arts de werknemer arbeidsgeschikt acht en de werk- nemer desondanks geen werkzaamheden verricht: Loonbetaling sta- ken, tenzij ziekte uit verklaring van een andere arts blijkt.
10. Cessie:
Indien de werknemer weigert verhaal op een aansprakelijke derde te cederen aan de werkgever:
Loonbetaling beperken tot 70% echter tenminste wettelijk minimum- loon.
11. Machtiging Arbodienst:
Indien de werknemer weigert de Arbodienst te machtigen inlichtin- gen in te winnen bij de behandelend arts:
Loonbetaling beperken tot 70% echter tenminste wettelijk minimum- loon.
Indien het verzuim wordt veroorzaakt door een ziekte die bij de sol- licitatie al aan de werknemer bekend was en hij daarvan na er door de werkgever om gevraagd te zijn geen melding heeft gemaakt: Geen loonbetaling.
98
BIJLAGE XII
WERKOVERLEG
Wat is werkoverleg?
Werkoverleg is het geregelde, gestructureerde overleg van chef en di- recte medewerkers over alle aangelegenheden die het werk en de werk- situatie betreffen met een tweezijdig karakter.
Verplicht
In artikel 13 van de Arbowet is opgenomen dat, indien een bedrijf ver- schillende afdelingen/werkeenheden kent, in die afdelingen werkoverleg moet worden gehouden tussen leiding en werknemers voor zover de gezondheid, veiligheid of het welzijn van de werknemers dat vereist. Werkoverleg is dus verplicht.
Wat bereik je met werkoverleg?
• Betere informatie over het werk.
• Een grotere betrokkenheid bij het werk.
• Coördinatie en afstemming van werkzaamheden.
• Betere onderlinge verhoudingen op het werk.
• Mogelijkheid voor meepraten en meebeslissen over werk en arbeids- omstandigheden.
Xxxx moet werkoverleg aan voldoen?
• Werkoverleg moet geregeld plaatsvinden.
• Werkoverleg moet gestructureerd zijn:
– er moet een vergaderorde zijn;
– er moet van te voren nagedacht zijn over de onderwerpen;
– het moet bekend zijn wat er met de besluiten van het overleg gedaan wordt;
– de werknemers moeten vooraf aan het overleg een agenda ont- vangen;
– er moet een verslag worden gemaakt, waarin de besluiten staan en aangegeven is wie daarop actie moet ondernemen.
• De leidinggevende/chef moet besluiten/knelpunten doorgeven aan een hoger niveau in de organisatie. In een volgend werkoverleg kan dan gerapporteerd worden wat er aan deze knelpunten is gedaan.
• Werkoverleg gaat over alle aangelegenheden die het werk en werk- situatie betreffen. Denk aan: arbeidsomstandigheden, arbeidsproduc- tiviteit, organisatie van het werk, arbeidsinhoud, arbeidsvoorwaar- den.
99