Een streep door het Pensioenakkoord
Een streep door het Pensioenakkoord
Als de Tweede en Eerste Kamer daarmee instemmen, zal op 1 januari 2023 het belangrijkste onderdeel van het Pensioen- akkoord ingaan. Het akkoord beoogt ons pensioenstelsel toekomstbestendig te maken. De prijs die daarvoor betaald
wordt is hoog: we krijgen er een onzeker pensioen voor terug. Het is nog niet te laat om de alternatieven serieus te overwegen.
XXXXX XXXXXX
Xxxxx Xxxxxx is zelfstandig gevestigd pensioenspecialist en als gastonderzoeker verbonden aan de afdeling Belastingrecht van de Tilburg University
Nederland is wereldkampioen pensioenspa- ren en daar hoeven we niet trots op te zijn.1 Het geïnstitutionaliseerde, buitensporige pensioensparen heeft allerlei maatschap- pelijk en economisch schadelijke effecten. Daarom is vernieuwing van ons pensioenstel- sel hard nodig. Maar de manier waarop die vernieuwing vorm krijgt in het Pensioenak- koord is een slecht plan terwijl er een beter alternatief is.
Voordat ik dit nader uiteenzet eerst kort iets over ons pensioenstelsel. Dat bestaat uit drie pijlers. De eerste pijler is de overheids- voorziening AOW. De tweede pijler bestaat uit wat iemand opbouwt bij een werkgever (het
aanvullend collectief pensioen). De derde pijler bestaat uit wat iemand zelf regelt, bijvoorbeeld via individuele pensioenverzekeringen. Proble- men bestaan er vooral rond de tweede pijler.
Financiering van de AOW vindt grotendeels plaats op basis van omslag en voor een aanvul- lend gedeelte uit de algemene middelen. In
het omslagstelsel wordt het voor de pensioen- uitkeringen benodigde bedrag ‘omgeslagen’ onder degenen die premies moeten betalen. Inwoners van Nederland die de AOW-gerech- tigde leeftijd niet hebben bereikt, betalen 17,9% AOW-premie over het belastbaar inko- men uit werk en woning tot circa € 35.000 (in box 1 van de inkomstenbelasting).
Tegenover ‘omslag’ in de eerste pijler staat ‘kapitaaldekking’ van het pensioen dat werk- nemers in aanvulling op de AOW in de tweede pijler opbouwen. Het kapitaaldekkingsstelsel houdt in dat iedere generatie in essentie voor haar eigen pensioen spaart. Door de dynamiek op de financiële markten — de financiële crisis van 2008 en de tot voor kort alsmaar dalende rente — is het tweede pijler pensioen ter dis- cussie komen te staan en zou een stelselwijzi- ging noodzakelijk zijn.
Volgens wettelijke rekenregels hebben pensioenfondsen sinds de crisis te lage dek- kingsgraden. Om de dekkingsgraden op een
voldoende niveau te brengen verhoogden pensioenfondsen de pensioenpremies, stop- ten zij met indexaties en kortten zij in som- mige gevallen zelfs het pensioen. Omdat de wettelijk voorgeschreven rekenrente maar bleef dalen, leek de huidige inrichting van het tweede pijler pensioen onhoudbaar. Immers, het lukte pensioenfondsen maar niet om de dekkingsgraden, ondanks de forse toename van het belegde vermogen, op peil te krijgen. En de pensioenpremies kunnen niet oneindig verhoogd worden.
Je kunt je afvragen of pensioenfondsen zich met de wettelijk voorgeschreven ‘risico- vrije’ rekenrente niet te arm rekenen. Die lage rekenrente getuigt van weinig vertrouwen in het systeem van kapitaaldekking. Immers, dat systeem staat of valt met het behalen van ren- dementen. Een hogere rekenrente gebaseerd op verwachte rendementen is daarom goed verdedigbaar.2 Daarmee zou de noodzaak van een stelselwijziging minder urgent zijn.
Feit blijft dat kapitaal-gedekte pensioenen te veel blootstaan aan de dynamiek van de financiële markten; een besef dat ook blijkt uit rapporten van de SER en de WWR.3 Het Pensioenakkoord pakt dit probleem niet fundamenteel aan. In tegendeel, het zadelt werknemers op met een van die dynamiek afhankelijk, onzeker pensioen.
Wet toekomst pensioen
Al in 2010 werd er binnen de Stichting voor de Arbeid (STAR) een pensioenakkoord bereikt.4 Maar het (definitieve) Pensioenakkoord tus- sen kabinet en sociale partners kwam pas op 5 juni 2019 tot stand op basis van het SER-advies Naar een nieuw pensioenstelsel. 5 Op 4 juli 2020 heeft het FNV Ledenparlement met het ak- koord ingestemd. Eén van de afspraken, het minder snel laten stijgen van de AOW-leeftijd, is al per 1 januari 2020 ingevoerd.6 En het parlement heeft de wet die het vanaf 1 januari 2023 mogelijk maakt om op de pensioenda- tum 10% van de waarde van je pensioen in één keer te laten uitkeren, reeds aangenomen.7
Afspraken, zoals vervroegd stoppen met werken voor mensen met zware beroepen en een verplichte arbeidsongeschiktheidsver- zekering voor zzp’ers, behoeven nog nadere uitwerking. De andere onderdelen van het Pensioenakkoord zijn vervat in het wetsvoor- stel Wet toekomst pensioen dat eind maart naar de Tweede Kamer is gestuurd nadat de Raad van State hier een advies over had uitge- bracht.8
In het Pensioenakkoord wordt een zeker pensioen (uitkeringsovereenkomst) vervangen door een onzeker pensioen (premieovereenkomst)
Deze wet, met een beoogde inwerkingtre- ding per 1 januari 2023, bevat het belangrijkste onderdeel van het Pensioenakkoord: het vervangen van een zeker pensioen (uitkerings- overeenkomst) door een onzeker pensioen (premieovereenkomst) in combinatie met een begrenzing van de pensioenpremies tot een maximum percentage van het loon. Pensioen- fondsen hebben overigens vier jaar de tijd om middels een overgangsregeling aan de eisen van de nieuwe wet te voldoen.
Dit onderdeel maakt dat het Pensioenak- koord in de kern moet worden gezien als een maatregel om de hoogte van de pensioen- premies als onderdeel van de loonkosten te beteugelen. Ook werknemers hebben er uiter- aard belang bij dat de premies niet stijgen.
Hogere pensioenpremies leiden immers tot lagere nettolonen omdat werkgevers een deel van de pensioenpremies als werknemersdeel op het loon inhouden. De prijs voor deze maatregel is echter hoog omdat werknemers er een onzeker pensioen voor terugkrijgen. De
FNV en de PvdA, die zich tot heden achter het Pensioenakkoord hebben geschaard, bewijzen werknemers en gepensioneerden hiermee een slechte dienst omdat er een beter en betaal- baar alternatief is: een zeker en geïndexeerd tweede pijler pensioen dat wordt gefinancierd op basis van het omslagstelsel.
Premie-overeenkomst versus uitkeringsovereenkomst
De overgrote meerderheid van de Nederland- se werknemers die momenteel pensioen op- bouwt doet dat bij verplicht gestelde bedrijfs- takpensioenfondsen (ABP, Pensioenfonds Zorg en Welzijn et cetera).9 In het huidige stelsel van uitkeringsovereenkomsten is het bieden van min of meer zekere pensioenuitkeringen door deze pensioenfondsen het centrale uitgangspunt. De pensioenpremie is een afge- leide van de toegezegde pensioenuitkeringen. Daarnaast is de hoogte van de pensioenpre- mie, en indirect ook de indexatie van het pensioen, afhankelijk van de ontwikkelingen op de financiële markten. Zoals gezegd zijn
de pensioenpremies de afgelopen jaren flink gestegen.
Het nieuwe stelsel dat uitgaat van premie- overeenkomsten draait de zaken om. Het uitgangspunt is nu vaste en zekere pensioen- premies, dat wil zeggen dat de premies niet mogen uitstijgen boven een wettelijk vastge-
steld maximumpercentage van het loon.10 Te-
gelijkertijd wordt de hoogte van het pensioen volledig afhankelijk gemaakt van op de finan- ciële markten te behalen rendementen en van de marktrente. Iedere werknemer krijgt in het nieuwe stelsel een individuele pensioenspaar- rekening. Vanaf de pensioendatum komt het tegoed op de pensioenspaarrekening — het totaal van de gestorte premies en de bijge- schreven rendementen — beschikbaar voor de pensioenuitkering.
Bij invoering van het nieuwe stelsel vindt verdeling plaats van het reeds aanwezige vermogen van pensioenfondsen — tenzij de sociale partners dat niet willen — over de
spaarrekeningen die voor alle (gewezen) deel- nemers en gepensioneerden van het fonds worden geopend. Dit ‘invaren’ van pensioen- rechten is een riskante operatie waarbij, met inachtneming van ingewikkelde rekenregels, omzetting plaatsvindt van het opgebouwde ‘gegarandeerde’ pensioen van de deelnemers in een onzeker beleggingspensioen.
Veel werknemers zullen niet bereid zijn hun opgebouwde ‘gegarandeerde’ pensioen in te ruilen voor een onzeker pensioen, al- thans als ze zich hier bewust van zijn. Dan zou- den zij maatschappelijk verzet kunnen orga- niseren om druk uit te oefenen op de politiek teneinde de onzalige pensioenplannen van tafel te krijgen. Dit verzet zou buiten de vak- bonden om gestalte moeten krijgen, want die hebben hun achterban immers wijsgemaakt dat het Pensioenakkoord een heel goed idee is.
Voorts gaan pensioenfondsen een ‘solida- riteitsreserve’ aanhouden die tot doel heeft om beleggingsrisico’s te delen tussen jong en oud, of om schommelingen van pensioenen te dempen. Verdeling van deze pot zal plaatsvin- den op basis van ingewikkelde mechanismen en formules waarvan een normale sterveling geen snars begrijpt en waardoor toekomstige conflicten op de loer liggen.
Stel er breekt een financiële crisis uit waardoor het vermogen (inclusief de solida- riteitsreserve) van een pensioenfonds, en dus de saldi op de individuele pensioenspaarreke- ningen van de deelnemers, met 25% dalen. Dan zullen de gepensioneerden een daling van het pensioen gelijk in hun portemonnee voelen. Als vervolgens het pensioenfonds de geslon- ken solidariteitsreserve vooral aanwendt om de daling van het pensioen van de gepensi- oneerden te dempen kan dat ten koste gaan van de niet-gepensioneerde deelnemers. Die zullen zich afvragen of de solidariteitsreserve hoog genoeg zal zijn om toekomstige tegen- slagen voor hen te verzachten.
De solidariteitsreserve beoogt de scherpe kantjes van het onzekere pensioen af te halen maar is in feite een doekje voor het bloeden. Onderzoeksinstituut Netspar komt tot de
conclusie dat de solidariteitsreserve geen toe- gevoegde waarde creëert voor het verkleinen van verschillen in pensioenuitkomsten tussen ‘pech- en geluksgeneraties’.11 Een en ander roept de vraag op waarom er niet serieus is nagedacht over een meer zeker pensioen op basis van omslagfinanciering. Het negeren van dit alternatief is een sociaaleconomische beleidsblunder van formaat.
Kapitaaldekking versus omslag
In zijn boek Waar blijft mijn pensioen? Hoe ons pensioenstelsel uw pensioen ondermijnt uit 2019 rekent econoom Xxxxxx ten Cate voor dat we met een omslagstelsel in de tweede pijler met gemak een vast geïndexeerd pensioen kunnen financieren dat de AOW aanvult tot 70% van het gemiddelde inkomen dat een werknemer gedurende zijn loopbaan verdient.12 Ten
Cate kijkt naar het totaal van bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen als ware het één groot pensioenfonds. Deze benadering doet wellicht niet helemaal recht aan de on- derlinge verschillen tussen de fondsen, maar is vanuit macro-economisch perspectief goed verdedigbaar.
Ten Cate constateert dat er in 2017 € 32,4 mrd aan premies bij de fondsen binnenkomt
(2020: € 40 mrd) terwijl er € 29,9 mrd aan pen- sioenuitkeringen uitgaat (2020: € 34 mrd).13 Deze situatie — meer premies dan uitkeringen
— bestaat al sinds mensenheugenis, wellicht op een enkele uitzondering na.14 Tot heden had Nederland de pensioenuitkeringen in de
tweede pijler dus moeiteloos op basis van om- slag kunnen financieren.
Voorts wijst Ten Cate op de nadelen van het excessieve pensioensparen. Nederlandse pensioenfondsen beheren € 1679 mrd (2020) aan vermogen waarvan circa 85% zich in het buitenland bevindt.15 Dat staat gelijk aan een bedrag van twee keer ons bruto binnenlands
product! Elk jaar onttrekken pensioenfondsen miljarden aan de Nederlandse economie om
deze vervolgens grotendeels in het buitenland te beleggen.16 Het Nederlandse pensioensys-
xxxx draagt op deze wijze bij aan chronische onderbesteding, langdurige economische stagnatie en onnodige overschotten op de lo- pende rekening, en maakt de macro-economie kwetsbaar voor schokken op de financiële markt.17
Maar is het omslagstelsel wel haalbaar gezien de komende ‘vergrijzingshobbel’ tus- sen 2030 en 2055? Er zijn dan immers weinig werkenden vergeleken met het aantal gepen- sioneerden. Ten Cate laat aan de hand van demografische projecties van het Centraal Bureau voor de Statistiek zien dat we die hob- bel makkelijk kunnen nemen door gebruik te
De hoogte van het pensioen wordt volledig afhankelijk gemaakt van op de financiële markten te behalen rendementen en van
de marktrente
maken van 10% van de pensioenpot die nu al is opgebouwd. Dit betekent dat er in de periode 2030-2055 geen verhoging van de pensioen- premies hoeft plaats te vinden. Het totaal aan uitkeringen zal dan de totale omvang van de premies overstijgen. Compensatie van het tekort aan pensioenpremies vindt vervolgens plaats door 10% aan de bestaande pensioenpot te onttrekken.
Na 2055 is de verhouding werkenden versus gepensioneerden voldoende in evenwicht
om het pensioen weer volledig op basis van omslag te kunnen financieren. Dit impliceert dat 90% van de pensioenpot niet meer nodig is voor de financiering van pensioen. Met dat geld kun je een hoop ‘leuke dingen’ doen, zo- wel voor linkse als rechtse mensen.
Volgens de Duitse econoom Xxxx-Xxxxxx Xxxx is kapitaaldekking alleen en in beperkte
xxxx xxxxxx om een onbalans in de bevol- kingsopbouw op te vangen.18 De hierboven geschetste Nederlandse stand van zaken vormt daar de perfecte illustratie van. Immers, slechts 10% van de huidige pensioenpot is no- dig om onze pensioenen tijdens de komende vergrijzingspiek betaalbaar te houden.
Het verdient aanbeveling om de drie mil- joen mensen die in Nederland werken met flexibele contracten of als zzp’er, verplicht te laten deelnemen in zo’n op omslag gebaseerd tweede pijler pensioen. Daarmee voorkom je dat deze groep werkenden, die zelden pen- sioen opbouwt, in de toekomst in armoede hoeft te leven.19 Op deze wijze creëer je een compleet en efficiënt pensioensysteem.
Uitvoeringskosten pensioenfondsen
Omdat bij een omslagstelsel het geld recht- streeks — zonder tussenkomst van financiële markten — van de premiebetalers naar de ge- pensioneerden gaat, is omslag bovendien een- voudig en goedkoop in de uitvoering. De jaar- lijkse kosten voor de uitvoering van de AOW bedragen € 138 mln tegenover € 41 mrd aan AOW-uitkeringen (2020).20 De efficiëntie van omslag staat in schril contrast met de ineffici- entie van kapitaaldekking in de tweede pijler waar de uitvoeringskosten € 10,3 mrd zijn en de pensioenuitkeringen totaal € 34 mrd be- lopen (2020). Gerelateerd aan de uitkeringen zijn de uitvoeringskosten van kapitaaldekking het honderdvoudige van de AOW.
In 2020 overschreden de kosten van pen- sioenfondsen voor het eerst de historische grens van € 10 mrd, een stijging van 15% ten op- zichte van het jaar daarvoor.21 De oorzaak van de grote kostenstijging lag bij de vermogens- beheerkosten die opliepen van € 7,9 mrd tot € 9,3 mrd.22 Het grootste deel van deze stijging kwam voor rekening van prestatievergoedin- gen (bonussen) die stegen van € 2 mrd xxxx
€ 2,8 mrd. Maatschappelijke ophef ontstond toen bleek dat het ABP in 2020 € 1,5 mrd aan prestatievergoedingen uitkeerde aan ‘private equity’23 en ‘hedgefondsen’.24
Pensioenfondsen zullen er overigens op wijzen dat de vermogensbeheerkosten in percentuele verhouding tot het belegde ver- mogen meevallen, te weten 0,57% (2020). Als percentage van de premies komen de uitvoe- ringskosten daarentegen uit op ruim 25%, een kostenniveau dat associaties met een woeker- polis oproept.
Terwijl de wereldeconomie en de Neder- landse economie in coronajaar 2020 krompen
met respectievelijk 4,9% en 3,7% haalden pen- sioenfondsen een rendement van 8,2%.25 De uitkering van bonussen door pensioenfondsen
aan vermogensbeheerders vindt plaats bij het behalen van vooraf vastgelegde rendements- doelen. Volgens sommige commentatoren hebben pensioenfondsen echter nimmer het verband tussen prestatiebonussen en behaalde
rendementen aangetoond.26 Mocht dat ver-
band er wel zijn, dan staan de bonussen nog steeds in geen enkele verhouding tot de ver- richte arbeidsinspanningen van vermogensbe- heerders. Xxxx op dat vermogensbeheerders, zoals bijvoorbeeld Blackrock en Vanguard, we- reldwijd enorme vermogens beheren en daar- mee veel macht en politieke invloed hebben.27 Die macht stelt hen in staat gunstige bonusre- gelingen bij pensioenfondsen af te dwingen.28
Rendement en economische groei
In een omslagstelsel groeien de pensioenen in beginsel mee met de lonen. Immers, financie- ring van de pensioenuitkeringen vindt recht- streeks plaats vanuit het loon van werknemers in de vorm van pensioenpremies. Als de lonen stijgen dan stijgen de pensioenpremies, die een vast percentage van het loon bedragen, automatisch mee en daarmee ook de pen- sioenuitkeringen uitgaande van een gelijk- blijvende verhouding tussen werknemers en gepensioneerden.
De algemene redenering is dat een systeem van kapitaaldekking de voorkeur verdient wanneer het rendement op de gespaarde pensioenpremies hoger is dan de groei van
de lonen omdat de pensioenen dan hoger uit
zouden vallen.29 Maar is een situatie waarin het rendement op (pensioen)kapitaal struc- tureel hoger is dan de groei van de lonen — en dus hoger dan de groei van de economie — überhaupt wenselijk?
Uit onderzoek van de Franse econoom Xxxxxx Xxxxxxx blijkt dat het vermogen van de bezittende klasse (land, huizen, machi- nes, aandelen, spaargeld, enzovoorts) in het Westen bijna tweeduizend jaar lang, met
uitzondering van de periode 1945-1980, sneller groeide dan de economie. Economische groei
De vakbonden hebben hun achterban wijsgemaakt dat het Pensioenakkoord een goed idee is
is de jaarlijkse stijging van het totale inkomen, bijvoorbeeld van een bevolking van een land, bestaande uit inkomen uit arbeid (onder an- dere loon uit dienstverband) en inkomen uit kapitaal (bedrijfswinsten, huuropbrengsten, dividenden, spaarrente et cetera).
Voorts is van belang dat Xxxxxxx aantoont dat wanneer het rendement op kapitaal gedurende een langere periode significant hoger uitkomt dan het groeicijfer (r>g) er een zeer grote kans
is op ongelijke verdeling van rijkdom en econo- mische stagnatie.30 Het lijkt daarom een mis- vatting om de keuze tussen omslag en kapitaal-
dekking te laten berusten op het (te verwachte) rendement op (pensioen)kapitaal.
Kapitaaldekking maakt het pensioen afhankelijk van het financiële systeem. De es- saybundel The Contradictions of Pension Fund
Capitalism werpt in dit verband terecht de vol- gende vraag op: ‘From the immediate perspec- tive of the labor movement, how can worker’s retirement income security rest on a financial system that is itself structured to generate its investment returns, directly and indirectly, from businesses whose operations and profi- tability depend on competitively minimizing the wages and benefits earned by workers?’31 De ruimte ontbreekt om hier nader op in te gaan maar wellicht kunnen de vakbonden zich alvast bezinnen op deze vraag.
Hoe verder?
Nederland heeft het beste pensioenstelsel ter wereld. Dat is ons jarenlang voorgespiegeld. Als dit waar was — en we hebben lang in dit sprookje geloofd — zou er geen stelselwijzi- ging nodig zijn. Het hoofddoel van het Pen- sioenakkoord is om pensioenpremies niet verder te laten stijgen. Het middel daartoe is een onzeker pensioen voor werknemers. Ka- pitaaldekking als financieringswijze van het pensioen in de tweede pijler blijft in stand en daarmee het verdienmodel van de pensioen- fondsensector en de vermogensbeheerders. Vanuit sociaal-democratisch oogpunt is het echter hoogst onwenselijk om werknemers met een onzeker pensioen op te zadelen ter- wijl er een beter alternatief is: een betaalbaar en meer zeker pensioen op basis van omslagfi- nanciering.
Pensioenfondsen lijken er zonder meer vanuit te gaan dat de Wet toekomst pensioen per 1 januari 2023 in werking treedt. Toch heb ik nog hoop dat ons parlement de belangen van miljoenen werknemers en gepensioneer- den laat prevaleren boven die van een handje- vol grootverdieners in de pensioenfondsen- en vermogensbeheerindustrie, en een streep zet door dit vermaledijde Pensioenakkoord.
Noten
1 Met dank aan Xxxx Xxxxxxx voor zijn waardevolle com- mentaar bij de conceptversie van dit artikel.
2 R. Fransman (2019, 16 okto- ber), Een hogere rekenrente is niet knettergek, ESB.
3 SER (2013), Nederlandse econo- mie in stabieler vaarwater; WRR (2016), Samenleving en financi- ele sector in evenwicht.
4 Stichting van de Arbeid (2010, 4 juni) Pensioenakkoord voor- jaar 2010. Overigens wees het STAR-akkoord uit 2010 de stij- ging van pensioenpremies expliciet als centraal pro- bleem aan (50% stijging sinds 2000).
5 Zie de Kamerbrief principeak- koord vernieuwing pensioen- stelsel (2019, 5 juni); SER( 2019 juni), Naar een nieuw pensioen- stelsel, Advies 19/05.
6 Website Rijksoverheid, AOW- leeftijd stijgt minder snel.
7 Website Rijksoverheid, Extra keuzerecht voor iedereen bij pensioen.
8 Website Rijksoverheid. Wet Toekomst Pensioenen voor ad- vies naar Raad van State; Web- site Rijksoverheid. Nader rap- port over wetvoorstel wijziging Wet toekomst pensioenen; Web- site Rijksoverheid: Wetsvoor- stel wijziging pensioenen.
9 Het pensioen dat is onderge- bracht bij verzekeraars en andere uitvoerders blijft in dit kader buiten beschouwing.
10 Hiermee vindt tevens afschaf- fing plaats van de systematiek van de doorsneepremies. Het vermeende nadeel van deze systematiek was een van de (schijn)argumenten voor invoering van het huidige Pensioenakkoord. In een om- slagstelsel zijn doorsneepre- mies geen probleem. Vgl. CPB (2013, 28 oktober), Eindrappor- tage. Voor- en nadelen van de
doorsneeproblematiek.
11 Netspar (2021), De voordelen van de solidariteitsreserve ont- rafeld..
12 M. ten Cate (2019), Waar blijft mijn pensioen? Hoe ons pensi- oenstelsel uw pensioen onder- mijnt, Prometheus: Xxxxxx- xxx.
00 XXX.xx, dashboard Pensioenen.
14 In de jaren negentig haalden sommige pensioenfondsen zulke hoge beleggingswin- sten dat werkgevers vrijstel- ling van premiebetaling werd verleend (de zogeheten ‘pre- mieholidays’).
15 XXX.xx, Statistieken.
16 Van de buitenlandse beleggin- gen verdwijnen overigens op onverklaarbare wijze miljar- den in ‘zwarte gaten’. Vgl. X. Xxxxxxxx (2008), De betalings- balans en de externe vermo- genspositie, proefschrift, Am- sterdam; M. ten Cate (2019), Waar blijft mijn pensioen? Hoe ons pensioenstelsel uw pensioen ondermijnt, Prometheus: Am- sterdam.
17 C. Roeffaer (2021, 24 juni), Met ons pensioensysteem doen we onszelf en anderen tekort, Fol- low the Money; X. Xxxxxxx (2020, 24 juni), Pensioen, Groe- ne Amsterdammer.
18 H.W. Sinn (2000), Why a Funded Pension System is Useful and Why It is Not Useful, NBER Wor- king Paper 7592.
19 X. xxx Xxxxxxx (2022, 6 april) Hoogleraar: ’Maak pensioen voor zzp’er verplicht’. De Tele- graaf.
20 Jaarverslag Sociale Verzeke- ringsbank 2020.
21 LCP (2021, 16 september) Werk in uitvoering bij pensioenfond- sen 2021, Inzicht in de pensioen- beheer-, vermogensbeheer- en transactiekosten van Neder- landse pensioenfondsen.
22 De overige kosten (adminis- tratie etc.) stegen van € 983 mln naar € 1,01 mrd. LCP (2021,
16 september) Werk in uitvoe- ring bij pensioenfondsen 2021, Inzicht in de pensioenbeheer-, vermogensbeheer- en transactie- kosten van Nederlandse pensi- oenfondsen.
23 In een aflevering uit 2016 van de informatieve documentai- re-reeks Zwarte Zwanen van omroep XXX wordt aandacht besteedt aan de werkwijze van private equity bedrijven.
24 ABP, Jaarverslag 2020.
25 LCP (2021, 16 september) Werk in uitvoering bij pensioenfond- sen 2021, Inzicht in de pensioen- beheer-, vermogensbeheer- en transactiekosten van Neder- landse pensioenfondsen.
26 D. Hollanders (2019, 11 april), Geen verband tussen kosten en rendement van pensioenfond- sen, ESB, 104 (4772).
27 P. Philips (2018), Giants. The Global Power Elite, Seven Sto- ries Press.
28 X. Xxxxx (2021). American asset manager capitalism as a corpo- rate governance regime. In: The American Political Economy: Politics, Markets, and Power, edited by J. Xxxxxx, X. Xxxxxx- Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxx, & X. Xxxxxx, Cambridge University Press.
29 Deze redenering is afgeleid van de zogeheten Xxxxx-con- ditie zoals gedefinieerd in: X. Xxxxx (1966), ‘The Social Insu- rance Paradox’, The Canadian Journal of Economics and Politi- cal Science, Vol. 32. No. 3, P.
371-374. Vgl. X. Xxxxxx, X. Xxxxx- xxxxx & X. xxx Xxxxx (2020, 14 mei), Toevoeging van omslag maakt kapitaal gedekt pensioen stabieler, ESB, 105 (4785).
30 X. Xxxxxxx (2014), Kapitaal in de 21ste eeuw, De Bezige Bij.
31 Ed. K. Xxxxxxx, X. Weststar, X. Xxxxxx, Xxx. Xxxxxxx, Xxxxxxx (2018), The Contradictions of Pension Fund Capitalism, Uni- versity Press.