Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 21.03 d.d. 16 februari 2021 te Amsterdam (xx. X. Xxxxx, mr. I.M. Bilderbeek en A.H.J. Alfrink).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een klachtschrift d.d. 2 juli 2020 van betrokkene;
- een verweerschrift d.d. 4 september 2020 van de deelnemer.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 25 januari 2021 te Amsterdam.
Op de zitting is betrokkene verschenen en namens de deelnemer de heer [X] en de heer [Y, advocaat].
Ter zitting hebben partijen hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van partijen
2.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie terzake een doorlopend krediet.
Betrokkene acht de registratie disproportioneel.
2.2. De deelnemer heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De registratie is technisch juist en de registratie is niet disproportioneel.
2.3. Op hetgeen partijen hebben gesteld in de klacht en het verweer, wordt in de beoordeling ingegaan.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
3.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van een contract (nummer *********688000) terzake een doorlopend krediet. De registratie kent een A op 4 augustus 2010, een code 2 op 14 september 2010 en een werkelijke einddatum op 2 november 2017.
3.2. Betrokkene heeft het doorlopend krediet afgesloten in 2008. Er gold een kredietlimiet van EUR
12.500. Xxxxxxxxxx heeft de lening aangewend om vaste lasten te betalen, alsook openstaande schulden, waaronder belastingaanslagen en een studieschuld. Betrokkene had op dat moment een beperkt inkomen van EUR bruto 1.700 per maand. Zij was al snel niet meer in staat om aan haar betalingsverplichtingen uit het doorlopend krediet te voldoen. Xxxxxxxxxx heeft niet gereageerd op de herinneringsbrieven en sommaties van de deelnemer. De deelnemer heeft de incasso van de vordering in 2010 overgedragen aan een deurwaarder. De deurwaarder is een gerechtelijke procedure opgestart dat heeft geresulteerd in een verstekvonnis tegen betrokkene. Xxxxxxxxxx heeft daarna een betalingsregeling met de deurwaarder getroffen en de schuld, die was opgelopen tot een bedrag van circa EUR 20.000, inclusief rente en kosten, in ongeveer zeven jaar terugbetaald. De deelnemer heeft daarna de werkelijke einddatum geregistreerd.
Xxxxxxxxxx doet voorts een beroep op disproportionaliteit.
3.3. Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of financiering van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een (negatieve) registratie die in veel gevallen verhindert dat betrokkene een krediet kan afsluiten.
3.4. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie, bijvoorbeeld in de vorm van een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, Ook moeten er voldoende
(bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
3.5. Betrokkene heeft een belang gesteld bij verwijdering van de registratie. Zij woont noodgedwongen in bij haar ouders. Zij wil een hypotheek afsluiten om een woning te kopen. De Commissie is van oordeel dat betrokkene daarmee voldoende belang heeft gesteld voor schrapping van de registratie. Dan komt het verder aan op weging van de omstandigheden van het geval.
3.6. De Commissie ziet aanleiding stil te staan bij het kredietacceptatieproces van de deelnemer. Betrokkene heeft een grote lening afgesloten, met slechts een heel beperkt inkomen. Het was voorzienbaar dat hieruit betalingsproblemen zouden ontstaan. Dat pleit betrokkene niet vrij – zij heeft het krediet willens en wetens opgenomen – maar in het kader van de proportionaliteitstoets speelt het een beperkte rol in het voordeel van betrokkene. De deelnemer heeft gesteld dat zij zich aan alle (gedrags)regels op dit punt heeft gehouden, maar ook in 2008 had de deelnemer zich moeten realiseren dat zij met het verstrekken van het krediet betalingsproblemen zou veroorzaken bij betrokkene, althans dat er een reële kans bestond dat betrokkene betalingsproblemen zou krijgen. Betrokkene is er uiteindelijk in geslaagd de lening geheel terug te betalen, en betrokkene heeft niet aangestuurd op een minnelijke regeling wat in de omstandigheden van het geval geen onrealistisch scenario was geweest.
3.7. Het voorgaande laat onverlet dat de Commissie oordeelt dat betrokkene verwijtbaar heeft gehandeld, niet alleen bij het aangaan van de schuld, maar ook nadien door niet te reageren op de correspondentie van de deelnemer. Dat past niet bij een goed debiteur waarvan mag worden verwacht dat zij blijft communiceren met de deelnemer, juist ook als zich betalingsproblemen voordoen.
3.8. Alles overziende vindt de Commissie het te vroeg om de belangenafweging thans al in het voordeel van betrokkene te laten uitvallen. De Commissie zou het anderzijds wel disproportioneel vinden, als betrokkene nog tot november 2022 moet wachten alvorens de registratie door schoning wordt geschrapt. Zij neemt daarbij voorts in aanmerking dat de registratie al tien jaar zichtbaar is in het CKI, en de werkelijke einddatum dateert van november 2017, dus inmiddels ruim drie jaar geleden. Ook vindt de Commissie dat het belang van betrokkene – om geld te kunnen lenen voor de koop van een eigen woning en te verhuizen van haar ouders – ook zwaar genoeg weegt om de
registratie eerder te schrappen dan november 2022. De Commissie bepaalt dat de registratie per 1 november 2021 moet worden verwijderd.
4. De beslissing
De Commissie beslist dat de klacht van betrokkene gegrond is. De deelnemer dient de gehele registratie te verwijderen per 1 november 2021. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.