VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 12 VAN 28 JUNI 1973 BETREFFENDE HET TOEKENNEN VAN EEN GEWAARBORGD MAANDLOON AAN DE WERKLIEDEN IN GEVAL VAN ARBEIDSONGESCHIKTHEID INGEVOLGE ZIEKTE, ONGEVAL VAN
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 12 BIS VAN 26 FEBRUARI 1979 TOT AANPASSING
VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 12 VAN 28 JUNI 1973 BETREFFENDE HET TOEKENNEN VAN EEN GEWAARBORGD MAANDLOON AAN DE WERKLIEDEN IN GEVAL VAN ARBEIDSONGESCHIKTHEID INGEVOLGE ZIEKTE, ONGEVAL VAN
GEMEEN RECHT, ARBEIDSONGEVAL OF BEROEPSZIEKTE AAN DE WET VAN 3 JULI 1978 BETREFFENDE DE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN, GE- WIJZIGD DOOR DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
NR. 12 TER VAN 1 FEBRUARI 1983, NR. 12 QUATER VAN 6
DECEMBER 1983, NR. 12 QUINQUIES VAN 16 DECEM-
BER 1986 EN NR. 12 SEXIES VAN 28 JULI 1992
-------------------
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités ;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 van 28 juni 1973 gesloten in uitvoering van de punten 18 tot 21 van het interprofessioneel akkoord van 6 april 1973 waarin wordt aanbevolen een gewaarborgd maandloon aan de werknemers toe te kennen in geval van arbeidsongeschiktheid ;
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten ;
Hebben navolgende interprofessionele organisaties van ondernemingshoofden en van werknemers .....
in de Nationale Arbeidsraad op 26 februari 1979 navolgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
HOOFDSTUK I - DRAAGWIJDTE VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 1
Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vervangt voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 van 28 juni 1973 en brengt de bepalingen ervan in overeenstemming met de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeids- overeenkomsten.
Commentaar
De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 van 28 juni 1973 werd gesloten in uitvoering van de punten 18 tot 21 van het interprofessioneel akkoord van 6 april 1973 waarin wordt aanbevolen aan de werklieden in geval van arbeidsongeschiktheid, gedurende een periode van één maand, een gewaarborgd loon toe te kennen, dat gelijk is aan het netto-bedrag van het loon dat zij zouden verdiend hebben indien zij verder hadden gewerkt.
De interprofessionele organisatie van ondernemingshoofden en van werknemers hadden inderdaad vastgesteld dat door het verschil in vergoedingswijze van de eerste maand arbeidsongeschiktheid voor de bedienden enerzijds en de werklieden anderzijds er zich een probleem stelde.
Vandaar meenden zij dat er aanleiding was over te gaan tot wijziging en aanvulling van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 2 van 9 juni 197O die een begin van oplossing heeft gegeven aan deze discriminatie, door aan de werklieden een aanvullende vergoeding toe te kennen bij deze die door de ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt verleend in geval van arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte of ongeval van gemeen recht.
Op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 van 28 juni 1973 werd aan de werklieden een gewaarborgd maandloon toegekend in alle gevallen van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeids- ongeval of beroepsziekte.
Met betrekking tot de bevallingsrust werd het probleem van het gewaarborgd maandloon geregeld binnen het raam van de ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 van 28 juni 1973 en brengt de bepalingen ervan in overeenstemming met de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkom- sten.
HOOFDSTUK II - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 2
Deze overeenkomst is van toepassing op de werklieden en op hun werkgevers, die door een arbeidsovereenkomst zijn verbonden.
De bepalingen van de hoofdstukken III en IV zijn niet van toepassing, wanneer er collectieve overeenkomsten bestaan die in gelijkwaardige of in gunstiger voordelen voorzien dan bepaald in deze overeenkomst.
Commentaar
Deze overeenkomst beoogt enkel de werknemers die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor werklieden zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Een afzonderlijke overeenkomst regelt de gevallen van speciale categorieën bedienden, bedoeld bij de artikelen 71 en 72 van genoemde wet, die geen gewaarborgd maandloon ontvangen in geval van arbeidsongeschiktheid.
HOOFDSTUK III - ARBEIDSONGESCHIKTHEID INGEVOLGE ZIEKTE OF ONGEVAL VAN GEMEEN RECHT
Artikel 3
[In geval van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte andere dan een beroepsziekte, of van een ongeval, ander dan een arbeidsongeval of een ongeval van of naar het werk, heeft de werkman ten laste van de werkgever, recht op een vergoeding berekend overeenkomstig de hierna uiteengezette modaliteiten tijdens de periode van 23 kalen- derdagen volgend op de eerste periode van 7 dagen zoals bedoeld bij artikel 52, § 1, lid 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Om recht te hebben op deze vergoeding moet de werkman voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 52, § 1 en § 3 van genoemde wet]. (1)
(1) Aldus gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 quinquies van 16 december 1986 (artikel 1).
Commentaar
[Vermits de eerste zeven dagen arbeidsongeschiktheid ten laste van de werkgever door het normaal loon gedekt zijn in toepassing van artikel 52, § 1, lid 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, heeft dit artikel betrekking op de overblijvende 23 dagen om een periode van 30 dagen te bekomen.
Die periode van 23 dagen omvat :
- de 7 dagen, volgend op de eerste zeven dagen arbeidsongeschiktheid, tijdens dewelke de bij artikel 3 bedoelde vergoeding een aanvulling vormt op het loonpercentage dat de werkgever krachtens genoemd artikel 52, § 1, lid 1 van de wet van 3 juli 1978 voor die tweede periode van 7 dagen verschuldigd is ; dat loonpercentage bedraagt 6O
% van het gedeelte van het normaal loon dat de loongrens die in aanmerking komt voor de berekening van de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering niet overschrijdt ;
- de 16 overblijvende dagen tijdens dewelke genoemde vergoeding een aanvulling vormt op de uitkeringen die door de ziekte- en invaliditeitsverzekering worden verleend ; die uitkeringen bedragen 6O % van het gedeelte van het normaal loon dat voornoemde loongrens niet overschrijdt.
Het recht op de vergoeding is voor de werkman ondergeschikt aan de verplichting te voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 52, § 1 en § 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Dit houdt onder meer in dat hij zonder onderbreking gedurende ten minste één maand in dienst van dezelfde onderneming is gebleven. Wanneer de werkman die anciënniteit bereikt tijdens de bij artikel 52 bedoelde periode van gewaarborgd loon, kan hij op de vergoeding aanspraak maken voor de overblijvende dagen.
De organisaties hebben in het bijzonder een onderzoek gewijd aan het geval van de werkman die de in dit artikel 52, § 1 en § 3 bepaalde voorwaarden vervult, doch die gedurende de eerste 7 ongeschiktheidsdagen zijn gewaarborgd loon in feite niet kan ontvangen, omdat zijn overeenkomst is geschorst ; zij zijn van oordeel dat de vergoeding in die hypothese eveneens verschuldigd is voor het gedeelte van de periode van 23 kalenderdagen gedurende welke de oorzaak van de schorsing niet meer bestaat]. (1)
Artikel 4
a) De in artikel 3 bedoelde vergoeding is gelijk aan [25,88 %] (2) van het gedeelte van het normaal loon, dat de loongrens die in aanmerking komt voor de berekening van de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering niet overschrijdt, en aan [85,88 %] (2) van het gedeelte van het normaal loon dat deze loongrens overschrijdt.
b) Deze vergoedingspercentages kunnen door de paritaire comités worden aangepast voor de sectoren waar de sociale zekerheidsbijdragen en de inningsgrenzen verschillen van deze van het algemeen stelsel
(1) Aldus gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 quinquies van 16 december 1986 (artikel 1).
(2) De in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 bis opgenomen percentages bedroegen respectievelijk 29 % en 91,5 % ; ze werden bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 ter vastgesteld op 28,32 % en 88,32 % , bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 quater op 26,97 % en 86,97 % en bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 sexies op 25,88 % en 85,88 %.
.
Commentaar
[a) Deze wijze van berekenen houdt een wijziging in van de percentages voorzien in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 2 van 9 juni 197O en gewijzigd door artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 van 28 juni 1973, artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 ter van 1 februari 1983 en artikel
1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 quater van 6 december 1983. Deze percentages worden respectievelijk gebracht van 26,97 % op 25,88 % en van 86,97 % op 85,88 % voor de werklieden. Op die vergoeding zal de werkgever de fiscale voorheffing moeten afhouden die wordt berekend op de totaliteit van het belastbaar loon, dat de werknemer zou ontvangen hebben indien hij had gewerkt.
Deze forfaitaire percentages van de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever werden als volgt bekomen
:
Voor het loongedeelte dat lager ligt dan de loongrens die in aanmerking komt voor de berekening van de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, wordt van het gewaarborgd loon van de werkman (100 %) vermeerderd met 8 % vakantiegeld, zijn sociale zekerheidsbijdrage afgetrokken, die thans is vastgesteld op 13,07 %.
108 % x 13,07 % = 14,12 %
blijft 100 % - 14,12 % = 85,88 % waarvan 60 % ten laste van de Z.I.V. en 25,88 % ten laste van de werkgever.
Voor het loongedeelte dat deze grens overschrijdt wordt van het gewaarborgd loon van de werkman (100 %) vermeerderd met 8 % vakantiegeld, zijn sociale zekerheidsbijdrage afgetrokken die thans is vastgesteld op 13,07 % :
108 % x 13,07 % = 14,12 %
blijft 100 % - 14,12 % = 85,88 % ten laste van de werkgever] (1).
b) De bij deze overeenkomst bepaalde vergoedingspercentages mogen echter worden aangepast voor de sectoren, zoals deze van de kolenmijnen, waar bijzondere sociale zekerheidsregelingen bestaan.
Artikel 5
De in artikel 3 bedoelde vergoeding is niet opnieuw verschuldigd wanneer zich een nieuwe arbeidsongeschiktheid voordoet binnen de 14 dagen, die volgen op het einde van een periode van arbeidsongeschiktheid die aanleiding heeft gegeven tot de betaling van de vergoeding voor een periode van 23 dagen
De vergoeding is evenwel verschuldigd voor het nog te lopen gedeelte van de periode van 23 dagen, indien de eerste periode van arbeidsongeschiktheid geen aanleiding heeft gegeven tot de betaling van de vergoeding tijdens een periode van 23 dagen.
De vergoeding is eveneens verschuldigd wanneer de werkman door een medisch attest staaft dat deze nieuwe arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een andere ziekte of een ander ongeval.
(1) Aldus gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 sexies van 28 juli 1992.
.
Commentaar
Dit artikel is opgesteld in parallellisme met artikel 52, § 2 van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten, daar de regeling van het gewaarborgd weekloon wordt uitgebreid tot het overblijvende gedeelte van de 30 dagen, namelijk tot 23 dagen.
Artikel 6
Het slachtoffer zal de werkgever, op diens verzoek, in de plaats stellen in de vordering tegen de derden die aansprake- lijk zijn voor het ongeval bedoeld in § 1 van artikel 52 van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Commentaar
Het lijkt aangewezen dat de werkgever met de werknemer een overeenkomst sluit waarbij zou worden bepaald dat de werkgever in de plaats van de werknemer een rechtsvordering tegenover derden kan instellen.
De partijen overwegen als praktische formule een enige juridische handeling : op het ogenblik van de uitbetaling van de bijkomende vergoeding stelt de werkman de werkgever in de plaats in zijn vordering tegen de derde die aansprakelijk is voor het ongeval.
Artikel 7
Om de in artikel 3 bedoelde vergoeding te kunnen genieten, moet de werkman het bewijs van zijn ongeschiktheid leveren voor de dagen die hij tijdens de in dit artikel bedoelde periode niet heeft gewerkt.
De werkgever kan vragen dat dit bewijs wordt geleverd hetzij volgens de regelen van artikel 31, § 2, lid 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, hetzij volgens de regeling van de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Deze keuze moet gebeuren bij algemene maatregel voor het geheel van de betrokken werklie- den.
Commentaar
1. Om recht te hebben op de bij artikel 3 bedoelde vergoedingen, legt dit artikel aan de werkman de verplichting op zijn arbeidsongeschiktheid te bewijzen voor de ganse periode, bedoeld in dit artikel.
2. Indien de werkman het attest waaruit zijn ongeschiktheid blijkt zonder reden na de gestelde datum indient, zal hij slechts worden vergoed vanaf de dag waarop hij dit document heeft overgelegd. Indien hij daarentegen wegens overmacht belet was het attest binnen de voorgeschreven termijn in te dienen, zal hij voor de ganse duur van zijn ongeschiktheid worden vergoed. Onder overmacht dient te worden verstaan gevallen zoals alleen wonen en zich onmogelijk kunnen verplaatsen.
3. Vraag is evenwel of benevens het door de werkman geleverde bewijs om het gewaarborgd weekloon te bekomen, nog een nieuw bewijs nodig is om recht te hebben op de aanvullende vergoeding.
Hier moeten twee hypothesen worden onderscheiden : ofwel beantwoordt het aanvankelijk medisch attest aan de werkelijke duur van de ongeschiktheid, ofwel duurt de ongeschiktheid langer dan het attest voorziet.
Indien de ziekte langer duurt dan de termijn die in het aanvankelijk medisch attest is vermeld, wordt voor het overblijvende gedeelte van de 3O dagen de procedure van artikel 7, lid 2 toegepast, t.w. dat de werkman, op verzoek van de werkgever, een aanvullend bewijs van arbeidsongeschiktheid indient, dat kan bestaan ofwel uit een attest van het ziekenfonds, ofwel uit een bewijs zoals bepaald in artikel 31, § 2, lid 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
4. De keuze van de aard van het bewijs die aan de werkgever wordt gelaten, moet gelden voor al de betrokken werklieden, ten einde een mogelijke discriminatie te vermijden.
Onder "betrokken werklieden" wordt verstaan al de werklieden van de onderneming. In de ondernemingen met verschillende technische bedrijfseenheden verstaat men onder "betrokken werklieden", diegenen die tot eenzelfde technische bedrijfseenheid behoren, begrip dat voorkomt in de wetgeving op de ondernemingsraden.
De hier bedoelde eenvormige regeling kan onder meer worden ingeschreven in het arbeidsreglement, dat volgens de wet opgesteld wordt met de medewerking van de werknemers.
5. Anderdeels mag de werkgever de arbeidsongeschiktheid van de werkman conform artikel 31, § 2, lid 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten laten controleren, doch hij zal daarbij een zekere soepelheid aan de dag leggen, zowel wanneer het medisch attest de periode van 30 dagen dekt, als wanneer de ziekte, die aanvankelijk minder dan 30 dagen zou bedragen, langer duurt. In geen geval zal een overbodig medisch attest worden gevraagd.
Artikel 8
In de bedrijfstakken waar een Fonds voor bestaanszekerheid bestaat, is de werkgever vrijgesteld van alle of van een deel van de verplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst, voor zover een door de Koning algemeen verbindend verklaarde beslissing van het paritair comité deze verplichtingen ten laste heeft gelegd van het Fonds voor bestaanszekerheid.
Artikel 9
Elk bijkomend voordeel bij deze van de ziekte- en invaliditeitsverzekering dat door de werkgever of door het Fonds voor bestaanszekerheid tijdens de in artikel 3 voorziene periode wordt betaald, wordt afgetrokken van de in dat artikel bedoelde vergoeding.
HOOFDSTUK IV - ARBEIDSONGESCHIKTHEID INGEVOLGE ARBEIDSONGEVAL OF BE- ROEPSZIEKTE
Artikel 10
In geval van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval van of naar het werk of een beroepsziekte heeft de werkman ten laste van de werkgever, recht op een vergoeding tijdens de periode van 23 kalenderdagen volgend op de periode van zeven dagen bedoeld in artikel 54, § 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Deze vergoeding is een aanvulling op de vergoedingen die worden uitbetaald door de verzekeraar-arbeidsongevallen of door het Fonds voor beroepsziekten, ten einde aan de werkman een bezoldiging te waarborgen die overeenstemt met het netto-loon, dat hij zou verdiend hebben indien hij verder had gewerkt.
Commentaar
Vermits de eerste zeven dagen arbeidsongeschiktheid in toepassing van artikel 54, § 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten gedekt zijn, geldt dit artikel voor de overblijvende 23 dagen om een periode van 30 dagen te bekomen.
De bij dit artikel bedoelde vergoeding vult de vergoedingen aan die verschuldigd zijn, hetzij op grond van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen, hetzij op grond van de geordende wetten van 3 juni 1970 betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten.
Artikel 11
De werkgever betaalt, bij wijze van voorschot, aan de werkman een bedrag, dat gelijk is aan het normaal loon voor de beschouwde periode.
Het slachtoffer zal de werkgever, op diens verzoek, in de plaats stellen voor zijn rechten op de vergoedingen die voor deze periode verschuldigd zijn door de verzekeraar-arbeidsongevallen of door het Fonds voor beroepsziekten.
Commentaar
De werkgever betaalt aan de werkman een bedrag uit dat overeenstemt met het normaal loon.
Volgens de bepalingen van artikel 54, § 2, lid 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten worden, in afwijking van de wetgeving betreffende de arbeidsongevallen en de beroepsziekten, de dagvergoedingen die aan de werkman verschuldigd zijn voor de eerste zeven dagen arbeidsongeschiktheid, rechtstreeks aan de werkgever gestort. Daar de huidige wetgeving die betaling aan de werkgever niet toelaat voor de 23 overblijvende dagen, stellen de organisaties voor dat de werkman op het ogenblik van de uitbetaling van het normaal loon, de werkgever in zijn plaats stelt, volgens dezelfde procedure als voorzien in de commentaar bij artikel 6 van deze overeenkomst.
Ten einde te vermijden dat de werkgever en de verzekeraar of het Fonds elk op hun beurt de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen en de bedrijfsvoorheffing zouden inhouden op de sommen betreffende de beschouwde periode, verduidelijken de ondertekenende partijen dat de werkgever het bruto-loon moet verminderen met een som die gelijk is aan de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage van de werknemer en op het saldo de bedrijfsvoorheffing moet toepassen. Krachtens de subrogatie waarvan sprake is in het voorgaande lid, zal de verzekeraar of het Fonds aan de werkgever, die aldus zal hebben gehandeld, het belastbaar bedrag van de vergoeding betreffende de beschouwde periode storten.
HOOFDSTUK V - BEGRIP NORMAAL LOON
Artikel 12
Het recht op de berekeningswijze van het normaal loon, bedoeld in de hoofdstukken III en IV van deze overeenkomst, worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 56 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Commentaar
Het begrip normaal loon werd ontleend aan artikel 56 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeids- overeenkomsten, dat van zijn kant verwijst naar de wetgeving op de feestdagen (cf. wet van 4 januari 1974 en uitvoeringsbesluiten ervan).
HOOFDSTUK VI - DATUM VAN INWERKINGTREDING, DUUR, HERZIENING, OPZEGGING
Artikel 13
Deze overeenkomst treedt in werking vanaf het van kracht worden van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeids- overeenkomsten.
Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij zal kunnen worden herzien of opgezegd op verzoek van de meest gerede ondertekenende partij, met een opzeggingstermijn van zes maanden.
HOOFDSTUK VII - VERPLICHTENDE BEPALINGEN
Artikel 14
Met betrekking tot de toepassing van hoofdstuk III betreffende de arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte of ongeval van gemeen recht, zijn de ondertekenende partijen het eens dat over de evolutie van het absenteïsme paritaire vaststellingen zullen worden opgemaakt.
Onverminderd een door een paritair comité genomen andersluidende beslissing, wordt deze procedure als volgt vastge- steld :
1. De paritaire comités zijn ermee belast de in bijlage van deze overeenkomst gevoegde trimestriële vragenlijst aan een aantal ondernemingen van hun sector voor te leggen, derwijze dat een staal wordt bereikt, dat een voldoende representativiteit waarborgt.
2. Deze vragenlijst zal door het ondernemingshoofd worden ingevuld in akkoord met de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, met de syndicale afvaardiging.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of van syndicale afvaardiging zal dit gebeuren in overleg met het personeel of met de vertegenwoordigers ervan.
3. De vragenlijsten zullen vervolgens aan de paritaire comités worden teruggestuurd, die de resultaten van de enquête aan de Nationale Arbeidsraad zullen meedelen.
Deze enquête zal trimestrieel door de paritaire comités worden verricht.
In geval van opzegging, bedoeld in artikel 13, zullen de ondertekenende partijen in het licht van deze vaststellingen nagaan onder welke voorwaarden deze overeenkomst moet worden verlengd of herzien.
Artikel 15
De ondertekenende partijen gaan de verbintenis aan de in artikel 4 van deze overeenkomst bepaalde forfaitaire bedragen op verzoek van de meest gerede partij te herzien, indien wijziging komt hetzij in het bedrag van de ziekte- en invaliditeitsvergoedingen, hetzij in de bijdragevoeten voor de sociale zekerheid.
Commentaar
De organisaties hebben de verbintenis aangegaan de in artikel 4 van de overeenkomst bepaalde forfaitaire bedragen, met name 29 % en 91,5 %, in de navolgende twee gevallen te herzien :
1) bij wijziging van de huidige berekeningswijze van het bedrag van de door het R.I.Z.I.V. verschuldigde vergoedin- gen ;
2) bij herziening van de bijdragevoeten voor de sociale zekerheid.
Gedaan te Brussel, op zesentwintig februari negentienhonderd negenenzeventig.