Collectieve arbeidsovereenkomst Ambachtelijke Pluimvee en Wildbedrijven
Collectieve arbeidsovereenkomst Ambachtelijke Pluimvee en Wildbedrijven
1 maart 2018 – 1 maart 0000
Xxxxxx de ondergetekenden:
NBPW te Naarden als partij ter ener zijde
en
FNV te Amsterdam en CNV Vakmensen te Apeldoorn
elk als partij ter andere zijde
is de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst aangegaan.
Overzicht wijzigingen Cao Ambachtelijke Pluimvee en Wildbedrijven
De cao Ambachtelijke Pluimvee en Wildbedrijven 2018-2019 is met terugwerkende kracht per 1 maart 2018 in werking getreden.
Hieronder volgen de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de cao 2017:
1) Looptijd
1 maart 2018 tot 1 maart 2019
2) Lonen
De percentages loonsverhoging, genoemd in art. 12 lid 3 van de cao 2016-2017, worden als volgt gewijzigd:
- T.a.v., onder a) geldt met ingang van 1 juli 2018 een percentage van 3,5%
- T.a.v., onder b) geldt met ingang van 1 juli 2018 een percentage van 1,75% als minimum
- T.a.v., onder c) geldt met ingang van 1 juli 2018 een percentage van 1,75%
Concreet betekent dit het volgende:
a) Wanneer het loon van de medewerker op 30 juni 2018 op het dan geldende cao-loon ligt, ontvangt de medewerker een verhoging van 3,5% per 1 juli 2018.
b) Wanneer het loon van de medewerker op 30 juni 2018 tussen het dan geldende cao-loon en het cao-loon wat vanaf 1 juli 2018 geldt ligt, ontvangt de medewerker in afwijking van hetgeen hierboven is genoemd een loonsverhoging die de medewerker op het loonniveau per 1 juli 2018 brengt, waarbij een minimumverhoging geldt van 1,75% per 1 juli 2018.
c) Wanneer het loon van de medewerker op 30 juni 2018 boven het cao-loon per 1 juli 2018 ligt, ontvangt de medewerker in afwijking van hierboven genoemd een verhoging van 1,75% per 1 juli 2018.
3) Pensioen
Partijen handhaven het streven om conform artikel 41 lid 7 van de cao bedrijven onder de werkingssfeer aan te sluiten bij het bedrijfstakpensioenfonds voor het Slagersbedrijf, m.i.v. 1-1- 2019. Deze datum geldt onder het voorbehoud dat daarover met genoemd fonds tijdig overeenstemming wordt bereikt.
Partijen bij deze CAO spreken verder af dat individuele bedrijven onder de CAO, die de pensioenregeling in hun bedrijf willen invoeren c.q. wijzigen, reeds voor de bovengenoemde datum worden ondergebracht bij het bedrijfstakpensioenfonds voor het Slagersbedrijf; e.e.a. eveneens onder het voorbehoud hierboven genoemd.
4) Reparatie WW
Partijen spreken af dat de duur en de opbouw van de WW en de WGA op een nader vast te stellen moment worden gerepareerd conform de afspraken die hierover in het Sociaal Akkoord 2013 zijn gemaakt.
Deze afspraken worden opgenomen in een aparte cao, genaamd Cao Private Aanvulling WW en WGA (PAWW) die wordt uitgevoerd door een externe organisatie (Stichting PAWW). De premie voor deze aanvullende verzekering (0,2%) komt voor rekening van werknemers.
Hiermee wordt invulling gegeven aan de afspraak die reeds in de cao 2017 was vastgelegd (artikel 41 lid 6).
5) Verlaging leeftijdsgrens minimumloon
Per 1 juli 2017 is de leeftijdsgrens voor het wettelijk minimumloon verlaagd van 23 naar 22 jaar. Dientengevolge wordt de leeftijdsgrens van jeugdigen in de zin van de cao verlaagd van 23 naar 22 jaar.
Inhoudsopgave
Artikel 3 Werkingssfeer marktsegmenten 10
Artikel 4 Invoeringsbepaling 11
Artikel 5 Fusies en reorganisaties 11
Artikel 7 Disciplinaire maatregelen werknemer 12
Artikel 8 Arbeidsovereenkomst en loonstrook 12
Artikel 9 Beëindiging arbeidsovereenkomst 14
Artikel 10 Functie-indeling 15
Artikel 11 Functievervulling 21
Artikel 12 Loonschalen/eenmalig uitkering 22
Artikel 13 Overplaatsing hogere schaal en tijdelijke waarneming 23
Artikel 14 Afbouwregeling bij overplaatsing lagere schaal 23
Artikel 15 Loon oproep- en hulpkrachten 24
Artikel 16 Arbeidstijd en arbeidsduur 24
Artikel 17 Onregelmatigheidstoeslag 26
Artikel 18 Overwerk en overwerktoeslag 27
Artikel 19 Anticumulatieregeling 27
Artikel 23 Opnemen van vakantie 29
Artikel 24 Vakantie en arbeidsongeschiktheid 30
Artikel 25 Buitengewoon verlof 30
Artikel 26 Mantelzorgregeling 31
Artikel 27 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 28 Geen loon bij arbeidsongeschiktheid 35
Artikel 29 Reiskosten en reistijd 35
Artikel 31 Vakbondscontributie 37
Artikel 33 Diverse verlofbepalingen 38
Artikel 34 Uitkering bij overlijden 38
Artikel 35 Opleidingsfonds/regeling 39
Artikel 36 Instroom arbeidsgehandicapten 40
Artikel 37 Stichting Fonds bevordering arbeidsverhoudingen ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven (FBA) 40
Artikel 37A Stichting Fonds bevordering Sociale arbeidsverhoudingen ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven (FBS) 41
Artikel 38 Raad ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven 41
Artikel 41 Protocolbepalingen 42
Bijlage 2 Protocol Functiebeoordeling 52
Bijlage 3 Matrix toeslagen onregelmatige uren 54
Bijlage 4 Matrix voor overwerk 55
Bijlage 6 Rangvolgorde ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven 60 Bijlage 7 Reglement dispensatieverzoek 62
Artikel 1 Definities
1. Xxx: deze collectieve arbeidsovereenkomst voor ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven.
2. Werkgever: de werkgever, natuurlijke of rechtspersoon, die al of niet in hoofdzaak een bedrijf uitoefent als omschreven in de werkingssfeer in artikel 2.
3. Werknemer: iedere natuurlijke persoon die een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de werkgever, ter uitvoering van de activiteiten omschreven in de functielijst in deze cao, dit met in achtneming van artikel 2, lid 2.
4. Jeugdige werknemer: werknemer jonger dan 22 jaar.
5. Vakvolwassen leeftijd: de leeftijd van 22 jaar en ouder.
6. Fulltimer: werknemer met een arbeidsovereenkomst op basis van de gemiddeld normale arbeidsduur per week.
7. Parttimer: werknemer met een arbeidsovereenkomst met gemiddeld minder aantal uren dan de normale arbeidsduur per week, maar doorgaans meer dan 12 uur per week.
8. Hulpkracht: werknemer, die parttimer is, met doorgaans minder dan gemiddeld 12 uur per week.
9. Vakantiekracht: scholier of student die hoofdzakelijk in de schoolvakantieperiodes werkzaam is.
10. Oproepkracht: werknemer die, na een oproep daartoe, tijdelijk, vanwege drukte of andere reden, werkzaam is.
11. Maandloon: loon per maand, dit wil zeggen: in een kalenderjaar zijn 12 maandloonperiodes opgenomen.
12. Jaarloon: de beloning voor een kalenderjaar bestaand uit de basisbeloning, inclusief onregelmatigheidstoeslag, indien onregelmatigheidstoeslag in minimaal 2/3 van het jaar geldt.
13. Periode (4 weken) loon: loon, per periode van 4 weken, dat wil zeggen, in een kalenderjaar zijn 13 periodes opgenomen.
14. Minimum karakter: van deze cao kan alleen in de voor de werknemer gunstige zin worden afgeweken, tenzij anders is bepaald.
15. Normale arbeidsduur: 40 uur per week, met in achtneming van de roostervrije dagen.
16. Normale arbeidstijd: de uren die vallen in het 0 procent blok in het onregelmatige tijdenrooster opgenomen in bijlage 3 (bloktijden).
17. Bloktijden: de uren in bijlage 3 die het kenmerk “0” hebben.
18. Xxxxxxxx: een werknemer die tevens een opleiding volgt via BBL of XXX.
00. Mantelzorg: langdurige extramurale zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij xxxxxxxxxxxxx rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
20. Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wet maatschappelijke ondersteuning, aan de zorgvrager.
Artikel 2 Werkingssfeer
1. Algemeen
Deze cao is van toepassing op ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven. Het betreft ondernemingen of een deel daarvan, danwel vestiging, waarin bedrijfsmatig voor menselijke consumptie pluimvee, wild of tamme konijnen wordt geslacht
en/of
bewerkt tot (toebereide) waren, voor directe levering aan particulieren en/of horeca en/of instellingen en/of bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van deze cao.
Voor zover het slachten of uitsnijdactiviteiten van pluimvee en/of tamme konijnen betreft, mogen deze een grens van, gemiddeld op jaarbasis genomen, 3.000 stuks respectievelijk 5.000 kg per week, per financieel economische eenheid, niet overschrijden.
Deze cao is ook van toepassing op een onderneming die, in hoofdzaak, wild en pluimvee in- en verkoopt, al of niet gekoppeld aan om- en/of verpakken, zonder verdere bewerking.
2. Bijzondere bepalingen
a. Deze cao is eveneens van toepassing voor werknemers die geen winkel en/of uitvoerende werkzaamheden verrichten zoals omschreven in de functielijst, met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 16 lid 2, 17 en 18.
b. Ten aanzien van de oproepkrachten zijn de volgende artikelen van deze cao uitgesloten: De artikelen 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 29 lid 2 en 32.
3. Dispensatie
Werkgevers en bedrijfstakken kunnen verzoeken om ontheffing (van één of meer bepalingen) van deze overeenkomst.
Ontheffingen worden verleend door De Raad Ambachtelijke
Pluimvee en Wildbedrijven overeenkomstig het reglement dispensatieverzoek (bijlage 7 bij deze overeenkomst). Ontheffing kan worden verleend als:
- de situatie (tijdelijk) zo afwijkend is van hetgeen in de bedrijfstak of in één van de segmenten gebruikelijk is dat in redelijkheid niet van een werkgever kan worden gevergd dat de cao (-bepalingen) onverkort word(t)(en) toegepast of
- de situatie (tijdelijk) zo afwijkend is van hetgeen in de bedrijfstak of in één van de segmenten gebruikelijk is dat in redelijkheid niet van een werkgever kan worden gevergd dat de cao (-bepalingen) onverkort word(t)(en) toegepast, het afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket tot stand is gekomen in samenspraak met een vakorganisatie die onafhankelijk is van de werkgever en het gehele arbeidsvoorwaardenpakket tenminste gelijkwaardig blijft aan deze cao.
4. Aanmelding werkgevers
Iedere werkgever is verplicht zich aan te melden bij cao-partijen (per e-mail aan De Raad (georganiseerd overleg):mail@bureau- xxxxxx.xx) en die gegevens te verstrekken aan cao-partijen die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de representativiteit ten behoeve van een verzoek om algemeen verbindend verklaring van bepalingen van de cao. Cao-partijen doen periodiek uitvraag naar die gegevens.
Artikel 3 Werkingssfeer marktsegmenten
In deze cao worden voor onderscheidende marktsegmenten in segmentbepalingen aanvullende of afwijkende bepalingen opgenomen.
Artikel 4 Invoeringsbepaling
De bij het moment van totstandkoming van de cao geldende gunstigere bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomst blijven gehandhaafd.
Artikel 5 Fusies en reorganisaties
1. Met inachtneming van het SER-besluit Fusiegedragsregels 2015 en de daarin beschreven gedragscode, zal de werkgever, na totstandkoming van de cao, ongeacht het aantal betrokken werknemers, bij voorgenomen fusies, reorganisaties en overnames, de vakbond, partij bij de cao tijdig op de hoogte brengen en in de gelegenheid stellen om advies uit te brengen.
2. Bij ingrijpende fusies, reorganisaties en overnames dient en/of dienen er door de werkgever in overleg met de vakbond regeling(en) te worden getroffen voor een eventuele afvloeiingsregeling die een sociale begeleiding van de werknemers behoort te garanderen.
3. De vakbond dient onmiddellijk door de werkgever in kennis te worden gesteld van een aanvraag van surseance van betaling of van een ingediend verzoek tot faillietverklaring.
Artikel 6 Rechtsopvolging
Na totstandkoming van deze cao staan partijen er tegenover elkaar voor in, dat in geval van fusie, overname of faillissement, hun wederzijdse rechten en verplichtingen die uit deze cao voortvloeien, worden overgenomen door de rechtsperso(o)n(en), die daartoe door enige partij schriftelijk aan de vakbond zal (zullen) worden aangewezen.
Artikel 7 Disciplinaire maatregelen werknemer
1. De werkgever kan bij overtreding van rechtstreeks uit de wet voortvloeiende of aan de werknemer bekend gemaakte veiligheids-, voedselveiligheids- en milieuvoorschriften, bij gebruik van alcohol tijdens de werkzaamheden, bij het aan de werknemer verwijtbaar in gevaar brengen van de relatie met de opdrachtgever en bij overtredingen van vergelijkbare aard de volgende maatregelen jegens de werknemer opleggen:
a. Berisping.
b. Schorsen met behoud van loon.
c. Schorsen zonder behoud van loon. Deze schorsing kan niet langer duren, dan maximaal een halve dag per week. Het door de werkgever niet uitbetaalde loon komt ten goede aan het sociaal fonds of de personeelsvereniging bij de werkgever.
2. Werkgever en werknemer hebben gezamenlijk te allen tijde het recht zich tot De Raad te wenden voor het vragen van een bindend advies bij geschillen als genoemd in het eerste lid van dit artikel en over de verwijtbaarheid.
Artikel 8 Arbeidsovereenkomst en loonstrook
1. De werkgever moet van het aangaan van een arbeidsovereenkomst een schriftelijke opgave verstrekken aan de werknemer in tweevoud, waarin tenminste dient te worden opgenomen:
a. de naam en het adres van de werkgever en de werknemer;
b. de aard en de duur van de arbeidsovereenkomst;
c. de datum van indiensttreding;
d. de functie en de functiegroep van de werknemer;
e. de standplaats;
f. de proeftijd;
g. de in acht te nemen opzegtermijnen;
h. het loon, de wijze en het moment van uitbetaling;
i. de arbeidsduur per week of per maand;
j. de aanspraak op vakantiedagen en vakantiebijslag;
k. de deelname aan een (pre)pensioenregeling;
l. dat de cao van toepassing is.
2. De werkgever en de werknemer verklaren beiden in de arbeidsovereenkomst dat deze cao onverkort van toepassing is. De werknemer retourneert een ondertekend exemplaar aan de werkgever.
De werkgever mag geen arbeidsvoorwaarden overeenkomen die in ongunstige zin afwijken van één van de bepalingen in deze cao.
3. De werkgever is verplicht bij iedere loonbetaling een loonstrook aan de werknemer te verstrekken. De loonstrook bevat tenminste de volgende bestandsdelen: het brutoloon, de wettelijke inhoudingen, het nettoloon, de cumulatieven en indien van toepassing: de toeslagen en de vergoedingen.
4. De werkgever is verplicht een exemplaar van deze cao aan de werknemer te verstrekken.
5. Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
De arbeidsovereenkomst wordt steeds geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd tenzij met inachtneming van dit artikel anders wordt bepaald.
6. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
De aanvangsdatum en het einde van het dienstverband zijn in de arbeidsovereenkomst geregeld. Het dienstverband eindigt van rechtswege op het moment dat de overeengekomen tijd is verstreken. Dit geldt zonder dat voorafgaande opzegging en toestemming van UWV Arbeidsjuridische Dienstverlening is vereist. Tussentijdse opzegging van de arbeidsovereenkomst is mogelijk. Voor de tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
7. De bedrijven waarvan uitzendkrachten worden betrokken dienen te beschikken over het certificaat NEN 4400-1. De uitzendkrachten worden beloond conform de inlenersbeloning als bedoeld in de cao uitzendkrachten.
De inlener dient zich ervan te verzekeren dat de uitzendwerkgever op de ingeleende uitzendkrachten de in de inleen-cao geregelde arbeidsvoorwaarden toepast.
8. Proeftijd.
a. Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vangt aan met een proeftijd van twee maanden. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bedraagt de proeftijd 2 maanden, indien deze overeenkomst een duur heeft van meer dan 2 jaar. Is de duur van de overeenkomst korter dan 2 jaar, maar langer dan zes maanden, dan dient een proeftijd van een maand te worden gehanteerd. Bij arbeidsovereenkomsten tot zes maanden is een proeftijd niet toegestaan.
b. Gedurende de proeftijd is het zowel aan de werkgever als de werknemer toegestaan het dienstverband te beëindigen zonder dat er een opzegtermijn in acht genomen hoeft te worden.
c. Bij verlenging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan geen proeftijd meer worden overeengekomen.
9. Opzegtermijn.
a. Voor de werkgever geldt per vijf volledige dienstjaren één maand opzegtermijn, met een maximum van drie maanden. Voor de werknemer is de opzegtermijn altijd één maand.
b. Indien de arbeidsovereenkomst minder dan vijf volledige dienstjaren heeft voortgeduurd of een arbeidsovereenkomst is overeengekomen voor een duur van minder dan vijf jaren, geldt een opzegtermijn van één maand.
c. De opzegging dient, vóór het einde van de maand, schriftelijk te geschieden.
Artikel 9 Beëindiging arbeidsovereenkomst
1. In de volgende gevallen wordt de arbeidsovereenkomst, geacht te zijn beëindigd:
a. Bij ontslag op staande voet wegens een dringende reden, krachtens artikel 7:677 van het Burgerlijk Wetboek.
b. Bij opzegging gedurende de proeftijd.
c. Bij het overlijden van de werknemer.
d. Door duidelijke schriftelijke vastlegging van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met wederzijds goedvinden en met inachtneming van de opzegtermijn zoals bedoeld in artikel 8, negende lid van deze cao.
e. Door schriftelijke opzegging onder opgave van redenen door de werkgever na het verkrijgen van een ontslagvergunning van het UWV Arbeidsjuridische Dienstverlening, met inachtneming van de opzegtermijn zoals bedoeld in artikel 8, negende lid van deze cao.
f. Door ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij beschikking van de kantonrechter.
g. Door het bereiken van de aow-gerechtigde leeftijd of zoveel eerder als een (pre)pensioenregeling voor de werknemer van toepassing is, zonder dat daartoe opzegging is vereist.
2. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst dient de werkgever aan de werknemer een getuigschrift te verstrekken. Dit getuigschrift dient tenminste het volgende te bevatten: de functie, het loon, de datum van de indienst- en uitdiensttreding.
Artikel 10 Functie-indeling
Functie 1
Schoonmaken van bedrijfs- en winkelruimten en dergelijke. Taken zijn moppen, schoonmaken van wanden, meubilair, sanitair en het zo nodig verrichten van enig periodiek schoonmaakwerk.
Functie 2
Uitvoerende winkelwerkzaamheden van eenvoudige aard, onder leiding en instructie van verkoper of directe leiding (voor maximaal 12 maanden): verkoop, reiniging.
Functie 3
Het uitvoeren van eenvoudige horeca-achtige taken zoals het opwarmen van snel klaar producten (snacks), het smeren en beleggen van broodjes, het bereiden van halfproducten en dergelijke een en ander onder instructie van directe leiding. Daarnaast het schoonmaken van winkelruimte, met name eigen werkplek, moppen, schoonmaken van wanden, meubilair en dergelijke. Zo nodig het verrichten van enig periodiek schoonmaakonderhoud.
Functie 4
Xxxxxx taken idem functie 3 als mede verrichten van voorbereidende en ondersteunende werkzaamheden voor functie 17.
Functie 5
Ontvangst en opslag goederen: verrichten van magazijnwerkzaamheden waaronder het ontvangen en opslaan van materialen, ontvangen van goederen, gereed maken van bestellingen voor aflevering en noteren van gegevens ten behoeve van verantwoording.
Functie 6
De poeliersmedewerker(-ster) verkoopt producten aan de klant. Hij/zij ontvangt en begroet de klant. Hij/zij bedient de klant door te vragen naar de wensen van de klant en beantwoordt deze. Hij/zij neemt de bestelling op en adviseert de klant over het bewaren en bereiden van het versproduct en geeft eventueel maaltijdsuggesties. De advisering verschilt per seizoen, omdat sommige producten seizoensgebonden zijn. Wanneer hij/zij de klant niet voldoende kan helpen, vraagt hij/zij zijn/haar leidinggevende om hulp.
De poeliersmedewerker behandelt de bestelling van de klant op een snelle en hygiënische wijze. Hij/zij pakt het juiste vlees, snijdt het vlees, weegt het en pakt in voorzien van de prijs. Hij/zij rekent de verkochte producten af met de klant en bedient de kassa.
Vervolgens sluit hij/zij het verkoopgesprek af.
Functie 7
Portioneren en verpakken als mede verzend gereed maken van diverse producten. Als mede voorkomende algemene werkzaamheden voor reiniging en onderhoud van eenvoudige aard in voorkomende gevallen.
Functie 8
De poeliersmedewerker(-ster) presenteert de wild-, gevogelte- en pluimvee- en vlug en planklaarproducten in de toonbank aan het begin van de dag. In de loop van de dag wordt het verkoopmeubel, wanneer nodig, aangevuld.
De toonbank wordt gevuld volgens een toonbankvulschema en fifo of volgens eigen idee, rekening houdend met kruisbesmetting. De poeliersmedewerker presenteert de producten op schalen in de toonbank en zorgt voor de toonbank- en prijskaartjes bij het assortiment in de toonbank. Hij/zij vult gedurende de dag het toonbankmeubel bij. Verkleurde of restproducten worden verwijderd. De poeliersmedewerker besteedt extra aandacht aan de presentatie voor aanbieding en seizoensproducten.
Functie 9
Administratie en telefoon: het verrichten van voorkomende algemene kantoorwerkzaamheden zoals het invoeren van gegevens in geautomatiseerde systemen, verwerken van teksten, bijhouden van archieven, verrichten van werkzaamheden voor telefoon c.q. telefooncentrale, het ontvangen en doorverwijzen van bezoekers en het daartoe uitvoeren van enige huishoudelijke werkzaamheden zoals het zetten en serveren van koffie en thee en dergelijke.
Functie 10
De poeliersmedewerker bewerkt pluimvee. De producten komen voor een deel voorbewerkt binnen. De mate van voorbewerking bij binnenkomst verschilt per onderneming.
De poeliersmedewerker bewerkt pluimvee tot een uitgebreid assortiment voor de verkoop. Hij/zij snijdt het product in verschillende onderdelen, vermaalt, sorteert en portioneert delen.
Eventueel onder toevoeging van hulpstoffen maakt hij/zij volgens receptuur diverse eindproducten, zoals bijvoorbeeld kipburgers.
De poeliersmedewerker dient fouten, zoals bijvoorbeeld fracturen en resten van organen, ontstaan in het voortraject, te herkennen en te bepalen wat er vervolgens moet gebeuren. Hij/zij bepaalt tevens of er wel of niet gestoppeld (het verwijderen van eventuele stoppel/veerresten) moet worden.
Functie 11
Het verrichten van algemeen voorkomende kantoorwerkzaamheden, invoeren van gegevens in geautomatiseerde systemen zoals facturen en salarisgegevens, bijhouden van archieven en bestanden.
Functie 12
De poeliersmedewerker(-ster) heeft als taak om van goederen bij binnenkomst de aanlevercontrole uit te voeren. Hij/zij checkt aan de hand van de inkoopspecificatie de geleverde goederen volgens de daarvoor geldende richtlijnen (HACCP). Hij/zij kijkt daarbij naar de bestelde producten en beoordeelt deze voor classificatie, gewicht/aantallen en temperatuur. Vervolgens controleert hij/zij op versheid en beschadigingen. Wanneer er zich onregelmatigheden voordoen meldt hij/zij dit direct aan zijn leidinggevende. De poeliersmedewerker registreert zijn bevindingen t.a.v. de levering. Na controle en registratie slaat de poeliersmedewerker de producten op in de koelcel of diepvries (afhankelijk van gebruiksmoment) volgens bedrijfsrichtlijnen. De poeliersmedewerker controleert en registreert op vaste tijdstippen de temperatuur in de opslagruimten. Tevens draagt hij/zij zorg voor de belading en eventuele voorkomende transportactiviteiten.
Functie 13
Beheer magazijn: functies zoals hierboven genoemd gecombineerd met het eventueel verrichten van voorkomende transportwerkzaamheden met combi- of bestelwagen,
verantwoording voor ontvangen en verzonden goederen en dergelijke.
Functie 14
De poeliersmedewerker(-ster) verkoopt producten aan de klant. Hij/zij ontvangt en begroet de klant. Hij/zij bedient de klant door te vragen naar de wensen van de klant en beantwoordt deze. Hij/zij neemt de bestelling op en adviseert de klant over het bewaren en bereiden van het versproduct en geeft eventueel maaltijdsuggesties. De advisering verschilt per seizoen, omdat sommige producten seizoensgebonden zijn. Wanneer hij/zij de klant niet voldoende kan helpen, vraagt hij/zij zijn/haar leidinggevende om hulp.
De poeliersmedewerker(-ster) behandelt de bestelling van de klant op een snelle en hygiënische wijze. Hij/zij pakt het juiste vlees, snijdt het vlees, weegt het en pakt in voorzien van de prijs. Hij/zij rekent de verkochte producten af met de klant en bedient de kassa. Vervolgens sluit hij/zij het verkoopgesprek af. De poeliersmedewerker geeft leiding aan een afdeling of winkel met doorgaans 5 of meer werknemers in de functies 2, 3 en 6.
Functie 15
De poeliersmedewerker(-ster) be- en verwerkt wild in de productieruimte. De dieren zijn ontweid en naar gelang de soort (grof) machinaal geplukt of onthuid. De mate van voorbereiding verschilt per poelier. Bij de inkoop wordt dit bepaald.
De poeliersmedewerker(-ster) vliest, snijdt, sorteert en portioneert de verschillende delen. Hij/zij maakt hiervan, eventueel onder toevoeging van hulpstoffen, diverse eindproducten. Hij/zij is in staat specifieke handelingen uit te voeren zoals het opbinden van karkassen, larderen en barderen met spek.
De poeliersmedewerker(-ster) dient fouten, zoals bijvoorbeeld fracturen en resten van organen, ontstaan in het voortraject, te herkennen en te bepalen wat er vervolgens moet gebeuren. Hij/zij bepaalt tevens of er wel of niet gestoppeld (het verwijderen van
eventuele stoppel/veerresten) moet worden. De eindproducten worden verpakt en eventueel voorzien van een etiket en in het verkoopmeubel gelegd of opgeslagen in de opslagruimte.
Functie 16
Dit zijn de activiteiten van functie 11 aangevuld met het: controleren van specifieke administratieve bescheiden, het invoeren van mutaties in sub-administratie, het beheren van bestanden, doen van boekingen.
Functie 17
De poeliersmedewerker(-ster) bereidt maaltijden en maaltijdcomponenten. Hij/zij overlegt met de leidinggevende wat er geproduceerd gaat worden en in welke hoeveelheden. Hierbij wordt rekening gehouden met verkoopcijfers uit het verleden. De poeliersmedewerker(-ster) volgt de productieplanning. Hij/zij zet de ingrediënten klaar, waarna hij/zij de maaltijd en maaltijdcomponenten volgens een vaste receptuur bereidt met de juiste hoeveelheden.
De eindproducten worden verpakt en eventueel voorzien van een etiket en in het verkoopmeubel gelegd of opgeslagen in de opslagruimte.
Functie 18
Hij/zij voert de activiteiten uit van functie 11, aangevuld met: voorbereidingen van betalingen, uitvoeren van diverse berekeningen, voeren van salaris- en grootboekadministratie, verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van sub-administraties, verrichten van specifieke werkzaamheden zoals incasso, het opmaken van financiële overzichten en het toelichten daarvan.
Functie 19
De winkelchef afdelingschef/assistent bedrijfsleider. Hij/zij geeft leiding aan het personeel c.q. een deel van het personeel (groepen van in het algemeen niet meer dan 10 medewerkers) en is daarbij onder de eindverantwoordelijkheid van de poelier/ondernemer, dan
wel de bedrijfsmanager verantwoordelijk voor de in- en verkoop, (een deel van) het productieproces. Hij/zij is daarbij onder andere ook verantwoordelijk voor hygiëne en kwaliteit en de toepassing en invulling daarvan zijn adviserend, controlerend en uitvoerend daarvan zijn uitvoerend van aard. Hij/zij dient te reageren op verstoringen in het werkproces binnen zijn werkterrein en in overleg met de poelier/ondernemer dan wel de bedrijfsmanager verstoringen op te lossen.
NB: Beheer/kwaliteitszaken:
Deze functies met name gelet op controle temperaturen HACCP systematiek en dergelijke zijn over het algemeen verdeeld over andere hierboven genoemde functies. Indien het in de bedrijfsvoering als een separate functie voorkomt is deze functie in te delen in loongroep 4.
Functie 20
De bedrijfsmanager. Hij/zij geeft leiding aan het personeel c.q. een deel van het personeel. Verder is hij/zij verantwoordelijk voor het imago van het bedrijf, voor de personeelsplanning en eindverantwoordelijk voor het totale productieproces en geeft hierbij in het algemeen leiding aan groepen groter dan 10 medewerkers.
Ook is de bedrijfsmanager verantwoordelijk voor de in- en verkoop, (een deel van) het productieproces. Hij/zij is daarbij onder andere ook verantwoordelijk voor hygiëne en kwaliteit en de toepassing en invulling daarvan zijn adviserend, controlerend en uitvoerend daarvan zijn uitvoerend van aard. Hij/zij dient te reageren op verstoringen in het werkproces binnen zijn werkterrein en in overleg met de poelier/ondernemer de verstoringen op te lossen.
Artikel 11 Functievervulling
1. De werknemer, met uitzondering van vakantiekrachten, oproepkrachten, hulpkrachten en leerlingen, is verplicht tijdelijk andere dan zijn gewone functiewerkzaamheden te verrichten als
de werkgever dit noodzakelijk acht. De werkgever zal dit beperken tot de werkzaamheden die in redelijkheid aan de betrokken werknemer kunnen worden opgedragen en daarbij zoveel mogelijk rekening houden met de door de werknemer vervulde bedrijfsfunctie.
2. Horizontale vermenging van functies is niet toegestaan.
Artikel 12 Loonschalen/eenmalig uitkering
1. Voor het bepalen van het salaris, dient de werkgever de werknemer in te delen in één van de in artikel 10 genoemde functies. Vervolgens kan met behulp van bijlage 6 worden bepaald in welke loongroep de betreffende functie valt.
Tot slot volgt uit de koppeling van de loongroep met de leeftijd/functiejaar van de medewerker het geldende salaris. Deze laatste stap dient te worden uitgevoerd met behulp van bijlage 1.
2. In bijlage 1 zijn de loonschalen opgenomen zoals ze gelden vanaf 1 januari 2018 en vanaf 1 juli 2018.
3. Ten aanzien van de in lid 2 genoemde loonschalen geldt het volgende:
a. Wanneer het loon van de medewerker op 30 juni 2018 op het dan geldende cao-loon ligt, ontvangt de medewerker de verhoging van 3,5% per 1 juli 2018.
b. Wanneer het loon van de medewerker op 30 juni 2018 tussen het dan geldende cao-loon en het cao-loon dat vanaf 1 juli 2018 geldt ligt, dan ontvangt de medewerker in afwijking van hetgeen hierboven is genoemd een loonsverhoging die de medewerker tot het loonsniveau per 1 juli 2018 brengt, waarbij een minimumverhoging geldt van 1,75% per 1 juli 2018.
c. Wanneer het loon van de medewerker op 30 juni 2018 boven het cao-loon ligt van 1 juli 2018, ontvangt de medewerker in afwijking van hierboven genoemd een verhoging van 1,75% per 1 juli 2018.
4. Ervaringsjaarverhogingen worden automatisch toegekend, tenzij de werkgever ervoor heeft gekozen om functioneringsgesprekken te laten plaatshebben (zie bijlage 2).
Artikel 13 Overplaatsing hogere schaal en tijdelijke waarneming
1. Bij een definitieve indeling in een hogere loonschaal/functiegroep en/of verhoging daarvan zal de invoering plaatsvinden met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de plaatsing heeft plaatsgevonden.
2. De werknemer die, anders dan vakantie, de functie waarneemt van een ander in een hogere loongroep heeft recht op die hogere beloning als deze vervanging langer dan 2 maanden heeft geduurd.
De werknemer die met het oog op de plaatsing naar een hogere loongroep in de gelegenheid wordt gesteld een leertijd door te maken voor een hogere functie heeft gedurende maximaal 4 maanden geen recht op de hogere beloning.
Artikel 14 Afbouwregeling bij overplaatsing lagere schaal
Werknemers, die langer dan 1 jaar in een loonschaal zijn ingedeeld en, al of niet vrijwillig in een lagere schaal worden ingedeeld, kennen voor de nadelige financiële gevolgen de volgende afbouwregeling:
1. de eerste 3 maanden oorspronkelijke honorering (maand 1 tot en met 3);
2. na deze periode 3 maanden 75 procent van het verschil (maand 4 tot en met 6);
3. na deze periode 3 maanden 50 procent van het verschil (maand 7 tot en met 9);
4. na deze periode 3 maanden 25 procent van het verschil (maand 10 tot en met 12).
Artikel 15 Loon oproep- en hulpkrachten
Voor de berekening van de uurlonen wordt het loon per maand gedeeld door 174 en het loon per week gedeeld door 40.
Artikel 16 Arbeidstijd en arbeidsduur
1. Wekelijkse en dagelijkse arbeidstijd
Voor afspraken over de normale arbeidstijd gelden de volgende voorwaarden:
a. De normale arbeidstijd is voor een fulltimer, ten hoogste 40 uur per week, rekening houdend met het bepaalde in lid 2.
b. 1. Géén onderbroken diensten
Een onderbreking van de dagelijkse arbeidstijd van langer dan 1 uur is niet toegestaan. In onderling overleg kan van dit maximum worden afgeweken om zorgtaken mogelijk te maken. Voor het overige zijn de bepalingen van de Arbeidstijdenwet van toepassing met betrekking tot de maximale werktijden en minimale rusttijden, per periode.
2. Roostervrije dagen in verband met arbeidstijdverkorting (atv)
• Een fulltimer heeft recht op 13 roostervrije dagen indien zijn normale arbeidstijd gemiddeld 40 uur per week bedraagt. Hoe deze worden opgenomen (in de vorm van 13 hele dagen, 26 halve dagen of een combinatie daarvan) moet worden bepaald tussen werkgever en werknemer. De atv kan per 1 januari 2013 eenmalig worden uitgedrukt in een verkorting van de werkweek naar 38 uur. Een werkgever die later toetreedt tot deze cao kan tevens hiervan
gebruik maken. De werkgever is verplicht hiervan melding te doen aan De Raad.
• Ten aanzien van een parttimer wordt het aantal roostervrije dagen naar evenredigheid verminderd. Voor een werknemer, die in de loop van het kalenderjaar in dienst treedt of van wie de dienstbetrekking eindigt, geldt deze bepaling eveneens naar evenredigheid.
• De werkgever stelt aan het begin van het jaar of van een kwartaal een rooster op waarin voor elk van zijn werknemers die dagen zijn aangegeven, waarop hij roostervrij heeft. In geval van ziekte of verhindering anderszins op een roostervrije dag, heeft de werknemer geen aanspraak op een vervangende roostervrije dag. De werknemer verliest deze aanspraak niet, indien de werkgever géén rooster heeft opgesteld.
• Afwijkende regelingen van atv, inhoudende een verkorting van de wekelijkse arbeidsduur onder in mindering brenging van een evenredig aantal atv dagen, die voor 1 januari 2013 reeds bestonden, met minimaal hetzelfde effect, mogen blijven gehandhaafd. De werkgever is verplicht hiervan melding te doen aan De Raad.
• De werkgever kan jaarlijks 3 roostervrije dagen collectief aanwijzen. Daarnaast kan hij door het jaar heen 3 dagen, op individuele basis aanwijzen.
• De overige dagen onder toepassing van dit lid zijn vrij opneembaar.
• Niet opgenomen roostervrije dagen vervallen 2 jaar na het einde van het jaar waarin ze zijn toegekend.
2. Arbeid op avonden
Voor afspraken over de normale arbeidstijd op avonden gelden de volgende voorwaarden:
a. Werknemers kunnen voor maximaal 3 avonden per week worden verplicht te werken, buiten de bloktijden.
b. Op overige avonden kan dus alleen met instemming van de werknemer door hem/haar worden gewerkt.
c. Voor werknemers, die hun werkdag begonnen zijn vóór of op 13:00 uur en die doorwerken na 19:00 uur zal een redelijke maaltijdregeling worden getroffen.
3. Vijfdaagse werkweek en zondag
Bij de vaststelling van de normale arbeidstijd geldt bovendien het volgende:
a. De werknemer heeft recht op een 5-daagse werkweek waarbij de twee vrije dagen zoveel mogelijk aaneengesloten zijn en zoveel mogelijk met de wensen van de werknemer rekening wordt gehouden.
b. In het beginsel is de zondag een van die twee vrije dagen. De werknemer kan niet tot werken op zondag worden verplicht.
c. Indien een werknemer een vaste vrije dag per week heeft wordt hij geacht deze vrije dag te hebben genoten, indien deze dag samenvalt met een feestdag.
d. Indien een werknemer een wisselende vrije dag per week heeft, mag deze vrije dag niet worden vastgesteld op een feestdag.
4. Schooltijd
Voor afspraken over de normale arbeidstijd met een werknemer die leerling is in het kader van het leerlingstelsel, moeten de uren op de schooldag worden meegeteld als normale arbeidstijd. Over deze uren is geen loon verschuldigd.
Artikel 17 Onregelmatigheidstoeslag
Onregelmatigheidstoeslag is de toeslag die een werknemer ontvangt voor werkzaamheden op specifieke uren of dagen, bijvoorbeeld
koopavond of zaterdag. De uren of dagen waarvoor deze toeslag geldt, worden bepaald door hetgeen is opgenomen in bijlage 3 van deze cao.
Artikel 18 Overwerk en overwerktoeslag
1. Overwerk: de uren boven 40 uur per week, respectievelijk 12 uur per dag.
Dit alles met dien verstande, dat arbeid, aansluitend aan het rooster voor maximaal een ½ uur per dag met een maximum van 3x per week, niet als overwerk geldt, dit in het kader van afronding van de dagelijkse werkzaamheden.
2. Toeslag: is opgenomen in bijlage 4 deze cao.
Deze toeslagen worden uitgekeerd in tijd of geld. De vrije tijd wordt zoveel mogelijk per halve of hele dag genoten. Indien deze vrije tijd niet binnen 3 maanden is opgenomen, zal deze in geld worden uitbetaald. Voor uitbetaling in geld, geldt de matrix opgenomen in bijlage 4.
Artikel 19 Anticumulatieregeling
Er bestaat geen verplichting de toeslagen overwerk en onregelmatigheidstoeslag cumulatief toe te passen. De meest gunstige regeling voor de werknemer is van toepassing.
Artikel 20 Feestdagen
Op erkende feestdagen, te weten Nieuwjaarsdag, eerste en tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede Pinksterdag, Koningsdag en eerste en tweede Kerstdag zal als regel geen arbeid worden verricht, evenals op Bevrijdingsdag éénmaal per 5 jaar.
Over deze dagen zal het loon worden doorbetaald met in
achtneming van de matrixen uit bijlage 3 en 4. Artikel 18 is onverminderd van toepassing.
Artikel 21 Vakantiebijslag
1. Een werknemer heeft recht op een vakantiebijslag van 8 procent van zijn jaarloon.
2. De vakantiebijslag wordt uiterlijk in de maand juni uitbetaald.
3. De vakantiebijslag wordt opgebouwd over de periode 1 juni tot en met 31 mei.
4. De vakantiebijslag van de oproepkracht wordt uiterlijk bij het eind van de arbeidsovereenkomst uitbetaald.
5. Een rechtsvordering tot toekenning van vakantiebijslag verjaart door verloop van vijf jaren na de laatste dag van de kalendermaand waarin de aanspraak is ontstaan.
Artikel 22 Vakantiedagen
1. De vakantiedagen worden opgebouwd over de periode van 1 juni tot en met 31 mei.
2. De fulltime werknemer heeft per jaar recht op vakantie met behoud van loon gedurende 24 werkdagen.
3. De vakantierechten van parttimers worden naar evenredigheid berekend.
4. Indien een werknemer tenminste 25 jaar dan wel 40 jaar bij dezelfde onderneming in dienst is geweest, heeft hij recht op 2 respectievelijk 4 extra vakantiedagen per jaar met behoud van loon.
5. Bij de berekening van het aantal vakantiedagen voor parttimers of voor een gedeelte van het vakantiejaar geldt de volgende afrondingsregeling:
a. tussen een kwart dag en driekwart dag wordt afgerond op een halve dag;
b. tenminste driekwart dag wordt afgerond tot een hele dag;
c. minder dan een kwart dag vervalt als vakantiedag.
6. Voor oproepkrachten wordt het recht op vakantiedagen omgezet in een uitkering per loonperiode. Deze wordt jaarlijks door partijen vastgesteld. Voor 2018 is het 10,1 procent van het brutoloon.
7. Bij het einde van elke arbeidsovereenkomst worden alle vakantiedagen uitbetaald.
Een rechtsvordering tot toekenning van vakantie verjaart door verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
Artikel 23 Opnemen van vakantie
1. De werkgever bepaalt tijdig en na overleg met de werknemer wanneer de vakantiedagen kunnen worden opgenomen. Hij houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de wensen van de werknemer. Bovendien wordt met het volgende rekening gehouden:
a. De werknemer heeft recht op tenminste twee aaneen gesloten vakantieweken.
b. Deze vakantie ligt tussen 30 april en 1 oktober.
c. Deze vakantie sluit bovendien aan bij de schoolvakantie van werknemers die leerling zijn in het kader van het leerlingstelsel.
d. Als de werkgever een winkel in de vakantieperiode wenst te sluiten kan hij de vakantie van de werknemer laten samenvallen met deze sluitingsperiode. Deze collectieve vakantie moet tijdig worden aangekondigd en mag niet langer zijn dan 2 weken.
2. Bij het einde van een dienstbetrekking die tenminste een maand heeft geduurd heeft de werkgever de keuze of hij het vakantietegoed in tijd of in geld wil afrekenen.
Artikel 24 Vakantie en arbeidsongeschiktheid
1. Dagen waarop een werknemer arbeidsongeschikt wordt tijdens een vastgestelde vakantieperiode gelden niet als vakantiedagen. Deze dagen gelden als ziektedagen met in achtneming van de wachtdagbepaling van artikel 27, vierde lid van deze cao.
2. Bij volledige arbeidsongeschiktheid worden de wettelijke vakantierechten volledig opgebouwd.
Artikel 25 Buitengewoon verlof
1. Een werknemer heeft in de volgende gevallen recht op buitengewoon verlof met behoud van loon gedurende de daarbij aangewezen tijd:
a. Bij zijn/haar ondertrouw: halve dag.
b. Bij zijn/haar huwelijk: 2 dagen.
c. Bij zijn/haar 25-, 40-, en 50-jarig huwelijksfeest dan wel dienstjubileum: één dag.
d. Bij bevalling van zijn echtgenote: conform de wet 2 dagen
e. Voor het bijwonen van een huwelijk van een van zijn/haar kinderen, broers, zusters, zwagers of schoonzusters: één dag.
f. Bij het overlijden van zijn/haar echtgenote/echtgenoot: de sterfdag en voorts tot en met de dag van de begrafenis.
g. Bij overlijden van een van zijn/haar ouders, schoonouders, eigen of aangehuwde kinderen: één dag, alsmede voor het bijwonen van de begrafenis: één dag.
h. Voor het bijwonen van de begrafenis van een van zijn/haar grootouders, kleinkinderen, broers, zusters, zwagers of schoonzusters: één dag.
2. Onder ouders, kinderen, broers en zusters, bedoeld in het eerste lid, worden mede begrepen stiefouders, stiefkinderen en stiefzusters, alsmede pleegouders, pleegkinderen, pleegbroers en pleegzusters. Duurzame samenlevingsvormen, die van tevoren aan de werkgever kenbaar zijn gemaakt, worden voor
de toepassing van het eerste lid van dit artikel met huwelijk gelijkgesteld.
3. Bovendien wordt aan de werknemer buitengewoon verlof met behoud van loon verleend:
a. voor het bijwonen van vergaderingen van werknemersorganisaties als kaderlid of afgevaardigde: gedurende ten hoogste in totaal 6 dagen per jaar;
b. voor het afleggen van een examen ter verkrijging van een krachtens enige wettelijke vestigingsregeling aangewezen diploma: gedurende de daarvoor noodzakelijke tijd;
c. na opzegging van de dienstbetrekking door de werkgever voor het solliciteren of voor het op uitnodiging mondeling toelichten van een sollicitatie: de daarvoor benodigde tijd;
d. voor het eenmaal in de periode van 3 jaar voor zijn pensionering deelnemen aan een cursus ter voorbereiding op de pensionering: gedurende ten hoogste 5 dagen; voor het deelnemen aan vergaderingen van besturen of commissies van lichamen, als bedoeld in de Wet op de bedrijfsorganisatie, voor zover de werknemer van dat bestuur of die commissie deel uitmaakt. In dit geval kan de werknemer geen aanspraak doen gelden op behoud van loon.
Artikel 26 Mantelzorgregeling
1. De werknemer die langdurig zorg verleent aan een ziek familielid, partner, vriend(in) of kennis, heeft gedurende maximaal één jaar, te rekenen vanaf de aanvangsdatum zoals genoemd in het vijfde lid, recht op mantelzorg onder de voorwaarden zoals genoemd in de volgende leden van dit artikel, tenzij de werkgever aan de werknemer kenbaar maakt dat hij tegen het opnemen van het verlof of de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend bedrijfsbelang heeft, dat het belang van de werknemer daarvoor naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
2. De zorgvrager dient in het bezit te zijn van een geldig indicatiebesluit (extramurale indicatie) van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
3. De zorgvrager dient aan de mantelzorger een door De Raad vastgestelde verklaring te overleggen, waaruit blijkt dat de mantelzorger zorg verleend aan de zorgvrager. Een voorbeeld van een dergelijke verklaring is op te vragen bij De Raad via xxxx@xxxxxx-xxxxxx.xx.
4. De mantelzorger dient een afschrift van het besluit zoals genoemd in het tweede lid en de verklaring zoals genoemd in het derde lid in het bezit te stellen van de werkgever.
5. In overleg tussen werkgever en werknemer worden schriftelijke afspraken gemaakt omtrent de aanvangsdatum en de duur van de mantelzorg.
6. De periode dat de werknemer mantelzorg verleent, is in aaneengesloten periodes van minimaal 1 maand voor maandloners en minimaal 4 weken voor 4-wekenloners.
7. Voor zowel een fulltime als een parttime werknemer die mantelzorg wil verlenen, is het mogelijk om, met behoud van de formele arbeidsduur, 80% van zijn reguliere arbeidsduur per week te werken, tegen doorbetaling van 90% van zijn feitelijke loon.
8. De pensioenopbouw ondervindt geen wijziging tijdens het gebruikmaken van de mantelzorgregeling. Tijdens het gebruikmaken van de mantelzorgregeling blijft de pensioenopbouw gebaseerd op de oorspronkelijke werkuren. Zowel het werkgeversdeel als het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt hier eveneens op gebaseerd.
9. Voor de werknemer die door mantelverlof zijn dienstbetrekking niet volledig vervult, wordt de opbouw van vakantie-uren naar evenredigheid verminderd.
10. De werknemer ontvangt gedurende de mantelzorgperiode 8% vakantiebijslag op basis van het door hem tijdens de mantelzorgperiode feitelijk verdiende brutoloon.
11. De werkgever is geen reiskostenvergoeding verschuldigd voor dagen waarop mantelzorg wordt verleend en er op die dagen niet wordt gewerkt.
12. De stichting FBA verstrekt op aanvraag aan de werkgever een vergoeding voor bepaalde kosten die aan deze regeling zijn verbonden.
13. De vergoeding zoals genoemd in het twaalfde lid betreft:
a. een bedrag zijnde het verschil tussen het daadwerkelijk betaalde xxxxxxxxx aan een werknemer die mantelzorg verleent en het fictief berekende brutoloon behorend bij het aantal uren waarop door deze werknemer arbeid wordt verricht;
b. een bedrag ter grootte van 35% over de vergoeding zoals vermeld in sub a. in verband met de werkgeversdelen sociale premies;
c. een bedrag ter grootte van 8% over de vergoeding zoals vermeld in sub a. in verband met de vakantietoeslag;
d. het bedrag aan pensioenpremie (werkgeversdeel en werknemersdeel), gebaseerd op het brutoloon vóór toepassing mantelzorg, minus het bedrag aan werknemersdeel pensioenpremie gebaseerd op het brutoloon vóór toepassing mantelzorg en minus het bedrag aan werkgeversdeel pensioenpremie gebaseerd op het fictief berekende brutoloon behorend bij het aantal uren waarop de werknemer arbeid verricht ná toepassing mantelzorg.
14. De werkgever kan bij de stichting FBA, via mail@bureau- xxxxxx.xx, een aanvraag voor de kosten zoals vermeld in het twaalfde lid indienen.
15. Verzoeken om een vergoeding van de kosten zoals genoemd in het twaalfde lid worden op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij alleen volledige aanvragen in aanmerking worden genomen.
16. De Raad kan voorwaarden verbinden aan deze regeling en aan het toekennen van de vergoeding voor de kosten van de werkgever.
Artikel 27 Arbeidsongeschiktheid
1. De werknemer die door arbeidsongeschiktheid niet in staat is zijn arbeid te verrichten, is verplicht zich te onderwerpen aan de medische- en lekencontrole die krachtens de sociale verzekeringswetten, inclusief Arbodienst en Arbo-wet en enig bedrijfsreglement, worden bepaald en/of uitgeoefend.
2. De werknemer die door arbeidsongeschiktheid de bedongen arbeid niet verricht, dient zich voor wat betreft de melding aan de werkgever, controle- en re-integratievoorschriften, te houden aan de binnen de onderneming geldende regels van de Arbodienst.
3. In geval van arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer in beginsel recht op een uitkering van 100 procent van het voor hem geldende brutoloon gedurende 52 weken, gevolgd door een nieuwe periode van 52 weken met een uitkering van 70 procent over het voor hem geldende brutoloon.
Indien het bedrag dat op grond van dit lid wordt doorbetaald aan de werknemer lager zou zijn dan het bedrag waarop de werknemer recht heeft op grond van artikel 7:629 BW, dan moet voor de doorbetaling worden uitgegaan van het laatstgenoemde bedrag.
4. In enig kalenderjaar wordt op de uitkering bij arbeidsongeschiktheid, met inachtneming van het Wettelijk Minimumloon, per ziekmelding de aftrek van een aantal wachtdagen toegepast. Het aantal wachtdagen dat wordt afgetrokken bedraagt vanaf de eerste ziekmelding 1 wachtdag, met een maximum van 2 wachtdagen per kalenderjaar.
5. In het geval van opeenvolgende ziekmeldingen wordt de aftrek van een aantal wachtdagen, met inachtneming van een onderbreking van minder dan vier weken en voor zover er sprake is van hetzelfde ziektegeval, niet opnieuw toegepast. Indien de werknemer niet voldoet aan de voor hem geldende verplichtingen bij arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, heeft de werkgever het recht de uitkering te verlagen tot 70 procent van het brutoloon.
Artikel 28 Geen loon bij arbeidsongeschiktheid
In geval van arbeidsongeschiktheid vervalt het recht op loondoorbetaling, indien:
1. De arbeidsongeschiktheid door opzet van de werknemer is veroorzaakt.
2. De arbeidsongeschiktheid een rechtstreeks gevolg is van een gezondheidsprobleem, waarover de werknemer bij zijn indiensttreding onjuiste inlichtingen heeft verstrekt.
3. Door opzet of schuld van de werknemer de verzekeringsinstantie, waar het arbeidsongeschiktheidsrisico is ondergebracht, de uitkering geheel of gedeeltelijk weigert.
Artikel 29 Reiskosten en reistijd
1. De werknemer heeft recht op een reiskostenvergoeding woon- werkverkeer volgens de onderstaande regeling.
a. De reiskostenregeling geldt voor alle werknemers die voor hun woon-werkverkeer geen gebruik maken van een auto van de werkgever.
b. Als regel worden de reiskosten berekend op basis van het ter beschikking staand openbaar vervoer via de kortst mogelijke route en tegen de laagst mogelijke kosten.
c. De hoogte van de reiskostenvergoeding is gelijk aan de werkelijke tarieven van openbaar vervoer.
d. Er is voor de werknemer een eigen bijdrage in de reiskosten. De eigen bijdrage bedraagt € 4,- per werkdag.
e. De reiskostenvergoeding geldt alleen voor gewerkte dagen, dus niet tijdens vakantie en/of ziektedagen en/of buitengewoon verlofdagen.
f. Bij overplaatsing van een werknemer wordt de reiskostenvergoeding herzien op basis van de nieuwe woon- werkafstand.
g. Een werknemer die op eigen initiatief verder weg gaat wonen van zijn werkplaats ontvangt geen hogere reiskosten- vergoeding dan is vastgesteld op grond van zijn oorspronkelijke woonplaats. Van deze regel kan worden afgeweken na overeenstemming met de werkgever.
h. Bij overplaatsing op verzoek van werkgever naar een werkplek, waarbij wegens reistijd redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat werknemer gebruik maakt van het openbaar vervoer en werknemer dientengevolge aangewezen is op individueel vervoer, krijgt werknemer een toeslag van 50% op zijn reiskostenvergoeding conform onderhavige regeling. Bij incidentele overplaatsingen is van toepassing de regeling incidentele overplaatsing zoals vermeld in het volgende lid.
i. Incidentele overplaatsing. Indien een werknemer, in opdracht van de werkgever, incidenteel werkzaamheden verricht in een filiaal dat gelegen is op een afstand van tenminste 5 kilometer van het filiaal waar hij normaal zijn werkzaamheden verricht en sprake is van hogere reiskosten, zal een reiskostenvergoeding worden verstrekt.
De vergoeding bedraagt:
• bij gebruik van het openbaar vervoer: de kosten van de laagste tarieven openbaar vervoer;
• bij gebruik van eigen auto in opdracht van de werkgever de maximale belastingvrije vergoeding per kilometer. Indien er geen opdracht door de werkgever is verstrekt, kiest de werknemer de aard van het vervoer.
j. Reiskostenregeling ambulante werknemers. Aan de werknemer, die in opdracht van de werkgever regelmatig in verschillende filialen werkzaamheden verricht en in opdracht van de werkgever voor vervoer gebruik maakt van een eigen auto, wordt de maximale belastingvrije vergoeding per kilometer verstrekt.
k. Indien voor vervoer gebruik gemaakt wordt van het openbaar vervoer geldt een vergoeding van de kosten tegen de laagste tarieven.
Indien er geen opdracht door de werkgever is verstrekt, kiest de werknemer de aard van het vervoer.
2. Indien een werknemer gebruik maakt van vervoer van de werkgever om van de vestigingsplaats naar de verkoopplaats te gaan en de reistijd is gemiddeld langer dan 1 uur per dag, dan wordt de helft van deze tijd tegen zijn loon vergoed.
3. Van dit artikel mag niet worden afgeweken.
Artikel 30 Veiligheid
1. De werkgever voert op basis van de arbeidsomstandighedenwet in zijn onderneming een veiligheidsrisico-inventarisatie uit. Ten behoeve daarvan is door de brancheorganisatie(s) in zijn branche dan wel vanwege de branche een “checklist” beschikbaar gesteld.
2. De werkgever wordt dringend aanbevolen op basis van de veiligheidsrisico-inventarisatie een plan van aanpak op te stellen.
Artikel 31 Vakbondscontributie
De werkgever zal de contributie van leden van bij deze cao betrokken werknemersorganisatie fiscaal faciliteren door de betaalde contributie op basis van een opgave van de werknemer, die lid is van een werknemersorganisatie, éénmaal per jaar in mindering brengen op het brutoloon. Het contributiebedrag wordt, na verrekening van belasting en premies met de rest van het brutoloon, vervolgens netto weer aan de werknemer uitgekeerd, dit binnen de fiscale mogelijkheden.
De werkgever verstrekt deze vakbondsbijdrage aan de werknemer als verplicht onderdeel van de werkkostenregeling.
Artikel 32 Ouderenbeleid
1. Gedurende de looptijd van de cao zullen partijen komen tot een brede aanpak van duurzame inzetbaarheid. In dit kader heeft de werknemer vanaf 50 jaar recht op extra vrije tijd. Als peildatum geldt het jaar waarin de leeftijd genoemd in onderstaand tabel, wordt bereikt.
- 50 jaar, 1 xxx xxxxxx
- 55 jaar, 4 dagen verlof
- 58 jaar, 5 dagen verlof
- 60 jaar, 6 dagen verlof
- 62 jaar, 8 dagen verlof
2. Een werknemer van 62 jaar of ouder kan niet worden verplicht te werken buiten de bloktijden (bijlage 3).
Artikel 33 Diverse verlofbepalingen
De regelingen voor calamiteitenverlof, ouderschapsverlof, adoptieverlof, kortdurend zorgverlof en langdurend zorgverlof zijn conform de wettelijke bepaling. Deze zijn opgenomen in bijlage 5 van deze cao.
Artikel 34 Uitkering bij overlijden
1. Bij overlijden van de werknemer hebben de nabestaanden recht op een overlijdensuitkering die gelijk is aan drie maandlonen.
2. Bij werknemers die minder dan 2 jaar in dienst zijn worden uitkeringen ter zake van het overlijden aan nabestaanden krachtens arbeidsongeschiktheid vanwege ziekte of ongeval of WIA op de overlijdensuitkering in mindering gebracht.
Artikel 35 Opleidingsfonds/regeling
1. Opleidingsregeling.
Onderscheid wordt gemaakt tussen:
a. Vakopleidingen
b. Loopbaanopleidingen
c. Opleidingen in het kader van re-integratie
d. Overige opleidingen
2. Met inachtneming van dit onderscheid geldt het volgende:
a. Vakopleidingen: worden vastgesteld door het bestuur van het opleidingsfonds. Voor deze opleidingen zal door de werkgever 0,5 procent van het jaarloon worden gereserveerd.
b. Loopbaanopleidingen: dit zijn opleidingen die niet direct noodzakelijk zijn voor het vervullen c.q. kunnen blijven vervullen van de functie, maar noodzakelijk en/of van belang zijn voor functieverbetering. Hiervoor geldt een vergoedingsregeling van 50 procent voor de vakopleiding. De opleiding wordt in beginsel buiten werktijd gevolgd.
c. Opleidingen in het kader van re-integratie: dit zijn opleidingen voor werknemers die arbeidsongeschikt zijn geraakt, respectievelijk dit op korte termijn zullen worden. Een rapport van de bedrijfsarts is een voorwaarde, is respectievelijk van belang bij het verkrijgen van een nieuwe of aangepaste functie in of buiten de bedrijfstak. Hiervoor geldt eenzelfde vergoedingsregeling als voor de vakopleidingen.
d. Voor opleidingen onder d) van het eerste lid bestaan geen bijzondere faciliteiten c.q. vergoedingen: de vergoeding van opleiding en examengeld is 100 procent. Voor de werknemer die de normale arbeidsduur werkt worden de opleidingen in beginsel in werktijd gevolgd. Voor parttimers, geldt dat zij de opleiding, in overleg met de werkgever plannen, waarbij deze in beginsel buiten werktijd worden gevolgd.
3. De vergoede kosten onder 2 a t/m d dienen te worden terugbetaald:
a. voor 100 procent indien de werknemer de arbeidsovereenkomst binnen 1 jaar na beëindiging van de opleiding beëindigt;
b. voor 50 procent indien dit gebeurt binnen 2 jaar;
c. voor 25 procent indien dit gebeurt binnen 3 jaar.
4. Er is een Stichting Opleidingsfonds Ambachtelijke Pluimvee- en Wildbedrijven.
Artikel 36 Instroom arbeidsgehandicapten
Gedurende de looptijd van de cao zullen werkgevers zich inspannen om vijf werknemers met een medische beperking te plaatsen.
Artikel 37 Stichting Fonds bevordering arbeidsverhoudingen ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven (FBA)
De Stichting FBA int benodigde gelden voor het Opleidingsfonds ten behoeve van overige, in de statuten benoemde paritaire werkzaamheden en benodigde financiën, waaronder de financiering van de Vaste Commissie Periodiek Overleg.
De werkgever is over 2016, 2017 en 2018 ten behoeve van de Stichting FBA een bijdrage verschuldigd van 0,65% van de loonsom. De werknemer kan, als zijn aandeel in de vorige zin bedoelde bijdrage, een bijdrage verschuldigd zijn. De werknemer is voor de Stichting FBA over 2016, 2017 en 2018 een bijdrage verschuldigd van 0,3% van de loonsom. De werkgever is verplicht deze bijdrage van de werknemer te vorderen door inhouding op diens loon.
Artikel 37A Stichting Fonds bevordering Sociale arbeidsverhoudingen ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven (FBS)
Voor branche-activiteiten die niet uit het FBA kunnen worden bekostigd, kan een beroep worden gedaan op het Fonds bevordering sociale arbeidsverhoudingen ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven. De premie wordt betaald door leden van de werkgeversorganisatie die partij is bij deze cao. De bijdrage vanaf 2016 bedraagt 0,25% van de loonsom. De werknemer is voor de Stichting FBS over 2016, 2017 en 2018 een bijdrage verschuldigd van 0,1% van de loonsom. De werkgever is verplicht deze bijdrage van de werknemer te vorderen door inhouding op diens loon.
Artikel 38 Raad ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven
Taken van De Raad ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven zijn:
1. Op verzoek van één of meer partijen bij de cao uitleg geven aan de bepalingen van deze cao, ter bevordering van een eenvormige toepassing van de bepalingen. De uitleg gebeurt in de vorm van een bindend advies.
2. Het uitbrengen van een bindend advies over toepassing van de cao, wanneer één of meer werkgevers samen met één of meer werknemers, daarom verzoeken.
3. Het geven van dispensatie van één of meerdere bepalingen van de cao, conform artikel 2 lid 3 van deze cao. De bevoegdheid om een gegeven dispensatie te allen tijde in te trekken.
4. Permanent overleg met sociale partners over tussentijds optredende vraagstukken en/of het uitwerken van cao protocolafspraken met betrekking tot arbeidsplaatsen en arbeidsvoorwaarden.
5. Geschillen tussen werkgever en werknemer kunnen door een akte van compromis aan de commissie worden voorgelegd ter bindend advies. Hiervoor zijn de statuten en het reglement van toepassing.
De Raad laat zich bijstaan door een ambtelijk secretaris.
Artikel 39 Slotbepalingen
In geval van buitengewoon ingrijpende wijzigingen in de algemene sociaal-economische verhoudingen, zijn partijen gerechtigd tijdens de duur van deze overeenkomst wijzigingen in deze overeenkomst aan de orde te stellen, welke met deze veranderingen in direct verband staan. Partijen zijn in dit geval verplicht de aan de orde gestelde voorstellen in behandeling te nemen.
Artikel 40 Looptijd cao
De looptijd van deze cao is van 1 maart 2018 tot 1 maart 2019.
Artikel 41 Protocolbepalingen
1. Segmentsbepalingen
Gedurende de looptijd van de cao zullen partijen onderstaande marktsectoren, wenselijke en afwijkende of aanvullende segmentsbepalingen te ontwikkelen. Het is de intentie van partijen deze per nader te bepalen datum in te voeren. Het betreft onderstaande segmenten:
- winkelpoelier;
- ambulante handel/marktpoeliers;
- ambachtelijke wild- en pluimvee activiteiten/dienstverlening;
- groothandel.
2. Toekomstige positie en ontwikkeling cao
Bij de, eventuele, verdere toekomstige uitbouw en inrichting van de cao gaan partijen er in principe vanuit dat de sectorregeling ten behoeve van het poeliersbedrijf ondergebracht wordt in een bredere cao. Dit bij voorkeur in een segmentsregeling voor de sector. Vanwege de verwantschap en karakter van de bedrijfskenmerken en -activiteiten, wordt hierbij, bij aanvang, gedacht aan de cao voor het Slagersbedrijf. Aansluiting bij eventuele andere, nieuwe initiatieven voor een breder verband wordt eveneens niet uitgesloten. Bij de invulling in de komende jaren, zal hiermee reeds, waar mogelijk, rekening worden gehouden.
3. Functieomschrijving en -waardering
Gedurende de looptijd van de cao zullen partijen opdracht geven tot het verder uitwerken van een opzet hiervan conform het ORBA-systeem met opname van een functiejaren matrix, inclusief een op de bedrijfstak toegesneden functielijst. Dit traject dient ten laatste 1 juli 2018 te zijn afgerond, zodat dit per 1 januari 2019 in de cao kan worden doorgevoerd. Partijen bezien tevens de mogelijkheid tot gelijktijdige invoering van een beoordelingssysteem.
4. Partijen streven er naar een beleid uit te werken met betrekking tot duurzame inzetbaarheid, waarin ook de huidige daarvoor in aanmerking komende bepalingen opnieuw worden bezien en al of niet aangepast. Het gaat hier met name om bepalingen voor ouderen ten aanzien van werkduur/-tijd en overwerk. Hierbij zal ook uitdrukkelijk rekening worden gehouden met de onderling afwijkende omstandigheden in de diverse segmenten.
5. Verzuimreglement: Partijen streven er naar om gedurende de looptijd van deze cao, een branche verzuimreglement overeen te komen.
6. WW: Cao-partijen spreken af dat de duur en de opbouw van de WW en de WGA worden gerepareerd conform de afspraken die hierover in het Sociaal Akkoord van april 2013 en in de brieven van de Stichting van de Arbeid van 24 december 2013 en 11 juli 2014 zijn gemaakt. Hiertoe wordt aangesloten op de cao Private
aanvulling WW en WGA (PAWW). De premie voor deze aanvullende verzekering (0,2%) komt voor rekening van werknemers.
7. Cao-partijen komen overeen dat de bedrijven onder de werkingssfeer aansluiten bij het bedrijfstakpensioenfonds voor het Slagersbedrijf, naar verwachting m.i.v. 1-1-2019. Deze datum geldt onder het voorbehoud dat daarover met genoemd fonds tijdig overeenstemming wordt bereikt.
Partijen bij deze cao spreken verder af dat individuele bedrijven onder de cao, die de pensioenregeling in hun bedrijf willen invoeren c.q. wijzigen, reeds voor de bovengenoemde datum worden ondergebracht bij het bedrijfstakpensioenfonds voor het Slagersbedrijf; e.e.a. eveneens onder het voorbehoud hierboven genoemd.
8. Cao-partijen maken de afspraak om de problematiek die de inlenersbeloning 2015 met zich mee brengt in kaart te brengen en hierover in overleg te treden, met als doel het zoeken van oplossingen, zo mogelijk in samenspraak met het paritair overleg bij de Slagers cao.
9. Cao-partijen maken de afspraak om gedurende de looptijd van de cao de bepalingen uit de cao voor het Slagersbedrijf te inventariseren, die in deze sector moeilijk of niet te hanteren zijn gelet op de kenmerken van de sector. Dit ter voorbereiding op de volgende cao periode.
10.Cao-partijen spreken af om gedurende de looptijd van de cao plannen te ontwikkelen voor een entreecursus, waarbij ten aanzien van de lesstof de input van de werkgevers zal komen, voor alle (nieuwe) werknemers in de sector, en te bezien hoe de ontwikkeling hiervan vanuit het fonds kan worden gefinancierd. Werkgevers zullen ten aanzien van de inhoud hiervan het voortouw nemen. Het streven is om deze cursus in het voorjaar 2018 te realiseren.
Bijlage 1 Loonschalen
Loonschalen per maand per 1 januari 2018 | |||||||
Leeftijd/ ervaringsjaar | Groep I | Groep II | Groep III | Groep IV | Groep V | Groep VI | |
15 | 516,93 | ||||||
16 | 590,49 | 653,78 | |||||
17 | 672,22 | 686,96 | |||||
18 | 775,03 | 791,33 | 813,33 | ||||
19 | 894,29 | 913,40 | 938,88 | ||||
20 | 1104,60 | 1104,60 | 1104,60 | 1129,51 | 1170,01 | ||
21 | 1341,30 | 1341,30 | 1341,30 | 1341,30 | 1372,53 | ||
22 | 1578,00 | 1578,00 | 1578,00 | 1578,00 | 1601,57 | ||
22/1 | 1707,59 | 1743,57 | 1792,32 | 1841,07 | 1881,53 | ||
22/2 | 1769,08 | 1826,80 | 1885,29 | 1926,54 | |||
22/3 | 1803,95 | 1862,06 | 1930,27 | 1973,02 | |||
22/4 | 1897,83 | 1976,76 | 2020,25 | ||||
22/5 | 2052,27 | 2059,20 |
Loonschalen per uur per 1 januari 2018 (= maandloon : 174) | |||||||
Leeftijd/ ervaringsjaar | Groep I | Groep II | Groep III | Groep IV | Groep V | Groep VI | |
15 | 2,97 | ||||||
16 | 3,39 | 3,76 | |||||
17 | 3,86 | 3,95 | |||||
18 | 4,45 | 4,55 | 4,67 | ||||
19 | 5,14 | 5,25 | 5,40 | ||||
20 | 6,02* | 6,15* | 6,32* | 6,49 | 6,72 | ||
21 | 7,10* | 7,25* | 7,45* | 7,65* | 7,89 | ||
22 | 8,32* | 8,50* | 8,73* | 8,97* | 9,20 | ||
22/1 | 9,81 | 10,02 | 10,30 | 10,58 | 10,81 | ||
22/2 | 10,17 | 10,50 | 10,84 | 11,07 | |||
22/3 | 10,37 | 10,70 | 11,09 | 11,34 | |||
22/4 | 10,91 | 11,36 | 11,61 | ||||
22/5 | 11,79 | 11,83 |
Loonschalen per 4 weken per 1 januari 2018 (uurloon x 160) | |||||||
Leeftijd/ ervaringsjaar | Groep I | Groep II | Groep III | Groep IV | Groep V | Groep VI | |
15 | 475,34 | ||||||
16 | 542,98 | 601,17 | |||||
17 | 618,14 | 631,69 | |||||
18 | 712,67 | 727,66 | 747,89 | ||||
19 | 822,33 | 839,91 | 863,34 | ||||
20 | 1020,80 | 1020,80 | 1020,80 | 1038,63 | 1075,87 | ||
21 | 1238,40 | 1238,40 | 1238,40 | 1238,40 | 1262,10 | ||
22 | 1457,60 | 1457,60 | 1457,60 | 1457,60 | 1472,71 | ||
22/1 | 1570,19 | 1603,28 | 1648,11 | 1692,94 | 1730,14 | ||
22/2 | 1626,74 | 1679,82 | 1733,60 | 1771,53 | |||
22/3 | 1658,81 | 1712,24 | 1774,96 | 1814,27 | |||
22/4 | 1745,13 | 1817,71 | 1857,70 | ||||
22/5 | 1887,15 | 1893,52 |
Loonschalen per maand per 1 juli 2018 | |||||||
Leeftijd/ ervaringsjaar | Groep I | Groep II | Groep III | Groep IV | Groep V | Groep VI | |
15 | 535,02 | ||||||
16 | 611,16 | 676,66 | |||||
17 | 695,75 | 711,01 | |||||
18 | 802,15 | 819,02 | 841,80 | ||||
19 | 925,59 | 945,37 | 971,74 | ||||
20 | 1115,95 | 1115,95 | 1138,00 | 1169,05 | 1210,96 | ||
21 | 1355,05 | 1355,05 | 1355,05 | 1377,88 | 1420,57 | ||
22 | 1594,20 | 1594,20 | 1594,20 | 1615,62 | 1657,62 | ||
22/1 | 1767,35 | 1804,60 | 1855,05 | 1905,51 | 1947,38 | ||
22/2 | 1831,00 | 1890,74 | 1951,28 | 1993,97 | |||
22/3 | 1867,09 | 1927,23 | 1997,83 | 2042,07 | |||
22/4 | 1964,26 | 2045,95 | 2090,96 | ||||
22/5 | 2124,10 | 2131,27 |
Loonschalen per uur per 1 juli 2018 (=maandloon : 174) | |||||||
Leeftijd/ ervaringsjaar | Groep I | Groep II | Groep III | Groep IV | Groep V | Groep VI | |
15 | 3,07 | ||||||
16 | 3,51 | 3,89 | |||||
17 | 4,00 | 4,09 | |||||
18 | 4,61 | 4,71 | 4,84 | ||||
19 | 5,32 | 5,43 | 5,58 | ||||
20 | 6,44 | 6,44 | 6,54 | 6,72 | 6,96 | ||
21 | 7,82 | 7,82 | 7,82 | 7,92 | 8,16 | ||
22 | 9,20 | 9,20 | 9,20 | 9,29 | 9,53 | ||
22/1 | 10,16 | 10,37 | 10,66 | 10,95 | 11,19 | ||
22/2 | 10,52 | 10,87 | 11,21 | 11,46 | |||
22/3 | 10,73 | 11,08 | 11,48 | 11,74 | |||
22/4 | 11,29 | 11,76 | 12,02 | ||||
22/5 | 12,21 | 12,25 |
Loonschalen per 4 weken per 1 juli 2018 (=maandloon x 160) | |||||||
Leeftijd/ ervaringsjaar | Groep I | Groep II | Groep III | Groep IV | Groep V | Groep VI | |
15 | 491,98 | ||||||
16 | 561,98 | 622,21 | |||||
17 | 639,77 | 653,80 | |||||
18 | 737,61 | 753,12 | 774,07 | ||||
19 | 851,11 | 869,31 | 893,56 | ||||
20 | 1030,40 | 1030,40 | 1046,44 | 1074,98 | 1113,53 | ||
21 | 1251,20 | 1251,20 | 1251,20 | 1267,01 | 1306,27 | ||
22 | 1472,00 | 1472,00 | 1472,00 | 1485,63 | 1524,25 | ||
22/1 | 1625,15 | 1659,40 | 1705,79 | 1752,19 | 1790,69 | ||
22/2 | 1683,68 | 1738,61 | 1794,28 | 1833,53 | |||
22/3 | 1716,87 | 1772,17 | 1837,09 | 1877,77 | |||
22/4 | 1806,21 | 1881,33 | 1922,72 | ||||
22/5 | 1953,20 | 1959,79 |
1) Indien op enig moment het wettelijk minimum(jeugd)loon hoger is dan de in deze tabel opgenomen lonen dan stijgen de desbetreffende lonen automatisch naar het niveau van het minimum(jeugd)loon.
2) Als gevolg van de verlaging van de vakvolwassen leeftijd in de Wet Minimumloon van 23 naar 22 jaar is de loonindeling van 23-jarigen ten opzichte van de vorige cao gewijzigd. De transponeringstabel op de volgende pagina geeft de wijzigingen weer.
Was: | Gewijzigd in: |
23/0 | 22/1 |
23/1 | 22/2 |
23/2 | 22/3 |
23/3 | 22/4 |
23/4 | 22/5 |
Bijlage 2 Protocol Functiebeoordeling
1. Het systeem functiebeoordeling is gekoppeld aan het gedifferentieerd kunnen toepassen van de ervaringsjaarverhogingen, zoals hieronder weergegeven.
2. Functiebeoordeling is alleen van toepassing op de werknemer die zijn functie gedurende 6 maanden van een beoordelingsperiode heeft uitgeoefend.
3. De leidinggevende die de werknemer beoordeelt dient tenminste een periode van 3 maanden als leidinggevende van de betrokken werknemer te functioneren.
4. De beoordelingsperiode is maximaal 1 jaar.
5. Het beoordelingssysteem zal tenminste 3 en ten hoogste 7 beoordelingscriteria kennen. Deze criteria worden in het bedrijf vastgesteld.
6. De werknemers worden vooraf schriftelijk op de hoogte gesteld, van de criteria in het vorige punt bedoeld, waarop zij worden beoordeeld.
7. De beoordeling zal worden gekwalificeerd als onvoldoende, voldoende, goed, zeer goed of uitstekend:
- bij beoordeling onvoldoende betekent dit toekenning van 0 ervaringsjaar;
- bij beoordeling voldoende leidt dat tot de toekenning van ½ ervaringsjaar;
- bij beoordeling goed leidt dat tot toekenning van 1 ervaringsjaar;
- bij de kwalificaties zeer goed of uitstekend wordt op bedrijfsniveau door de werkgever een prestatie honoreringssysteem toegepast.
8. De beoordeling wordt in een schriftelijke weergave voor gezien getekend door de beoordelaar en de beoordeelde en bewaard in het personeelsdossier van de betrokken werknemer.
9. De werknemer kan beroep instellen tegen de gevolgde procedure bij de beoordeling. Het beroep staat open bij de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging.
Het beroep dient te worden ingesteld binnen 6 maanden na de beoordeling. De ondernemingsraad of de personeels- vertegenwoordiging doet binnen 6 weken uitspraak.
10. Indien de werknemer van mening is dat dit protocol niet of onjuist is toegepast staat beroep open bij De Raad. Niet of onjuiste toepassing van dit protocol leidt tot dezelfde gevolgen als bij niet beoordeling, dus de toekenning van enig ervaringsjaar.
Bijlage 3 Matrix toeslagen onregelmatige uren
uur/dag | ma | di | wo | do | vr | za | zo | Kerstdagen |
00/01 | C | C | C | C | C | C | C | D |
01/02 | C | C | C | C | C | C | C | D |
02/03 | C | C | C | C | C | C | C | D |
03/04 | C | C | C | C | C | C | C | D |
04/05 | A | A | A | A | A | A | A | D |
05/06 | A | A | A | A | A | A | A | D |
06/07 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
07/08 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
08/09 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
09/10 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
10/11 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
11/12 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
12/13 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
13/14 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
14/15 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
15/16 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
16/17 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
17/18 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
18/19 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | C | D |
19/20 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | B | C | D |
20/21 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | B | C | D |
21/22 | A | A | A | A | A | C | C | D |
22/23 | B | B | B | B | B | C | C | D |
23/24 | B | B | B | B | B | C | C | C |
A= 25% B= 50% C= 100% D=150% 0= Bloktijd
Bijlage 4 Matrix voor overwerk
uur/dag | ma | di | wo | do | vr | za | zo | feestdag |
00/01 | C | C | C | C | C | C | C | C |
01/02 | C | C | C | C | C | C | C | C |
02/03 | C | C | C | C | C | C | C | C |
03/04 | C | C | C | C | C | C | C | C |
04/05 | C | C | C | C | C | C | C | C |
05/06 | C | C | C | C | C | C | C | C |
06/07 | A | A | A | A | A | A | C | C |
07/08 | A | A | A | A | A | A | C | C |
08/09 | A | A | A | A | A | A | C | C |
09/10 | A | A | A | A | A | A | C | C |
10/11 | A | A | A | A | A | A | C | C |
11/12 | A | A | A | A | A | A | C | C |
12/13 | A | A | A | A | A | A | C | C |
13/14 | A | A | A | A | A | A | C | C |
14/15 | A | A | A | A | A | A | C | C |
15/16 | A | A | A | A | A | A | C | C |
16/17 | A | A | A | A | A | A | C | C |
17/18 | A | A | A | A | A | A | C | C |
18/19 | A | A | A | A | A | A | C | C |
19/20 | A | A | A | A | A | B | C | C |
20/21 | A | A | A | A | A | B | C | C |
21/22 | B | B | B | B | B | C | C | C |
22/23 | B | B | B | B | B | C | C | C |
23/24 | B | B | B | B | B | C | C | C |
A= 25% B= 50% C= 50%
Bijlage 5 Verlofregelingen
Calamiteitenverlof
1. De werknemer heeft recht op calamiteitenverlof met behoud van loon gedurende een korte naar billijkheid te berekenen tijd.
2. Onder een calamiteit wordt onder andere verstaan: een onverwachte situatie in de persoonlijke sfeer, de verzorging van één of meer gezinsleden, de bevalling van de echtgenote en de begrafenis van huisgenoten in bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en de tweede graad van de zijlijn.
3. Bij spoedeisende zaken zal de werkgever in overleg met de werknemer naar een snelle oplossing zoeken, waarbij de duur van deze oplossing voldoende zal zijn om een eerste opvang te regelen en voorbereidingen te nemen voor een nog meer duurzamere oplossing.
4. Achteraf kan worden afgesproken dat het calamiteitenverlof geheel of gedeeltelijk wordt afgetrokken van het bovenwettelijke vakantietegoed. De werknemer moet hier uitdrukkelijk mee akkoord gaan.
Ouderschapsverlof
1. De werknemer heeft gerekend per kind, tot de achtjarige leeftijd, recht op het wettelijke ouderschapsverlof. Dit recht biedt de werknemer een onbetaald verlof van 26 keer het aantal arbeidsuren per week, zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst.
2. De werknemer kan ook ouderschapsverlof krijgen voor een adoptiekind, pleegkind of stiefkind. Het kind moet bij hem wonen.
3. De werknemer dient minimaal twee maanden van tevoren het verlof schriftelijk bij de werkgever aan te vragen. Over een beslissing op de aanvraag behoort de werknemer, uiterlijk één maand vóór de aanvangsdatum van het verlof, schriftelijk door de werkgever te worden geïnformeerd.
4. Het afwijzen van de in de aanvraag genoemde voorkeur van de werknemer kan slechts, indien deze aanvraag afwijkt van de
wettelijke regeling zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, op grond van schriftelijk geformuleerde, gemotiveerde en gewichtige redenen.
5. Tijdens het verlof worden geen vakantiedagen opgebouwd.
Adoptieverlof
1. De werknemer heeft recht op maximaal vier aaneengesloten weken onbetaald adoptieverlof. Het verlof moet binnen een tijdvak van 26 weken worden opgenomen. Dit tijdvak vangt aan vier weken vóór de datum van adoptie.
2. Als het kind al langer dan zestien weken voor de officiële adoptie in het gezin is opgenomen, dan geldt het adoptieverlof niet.
3. Indien tegelijkertijd twee of meer kinderen worden geadopteerd, geldt het recht op verlof slechts éénmaal.
4. De werknemer dient uiterlijk drie weken van tevoren het verlof bij de werkgever te melden, onder opgave van de ingangsdatum en de duur.
5. De werknemer dient aan de werkgever een document te overhandigen, waaruit blijkt dat de werknemer een kind heeft geadopteerd of zal adopteren en waarin de datum van adoptie is vermeld.
Kortdurend zorgverlof
1. In afwijking van de Wet Arbeid en Zorg heeft de werknemer elk kalenderjaar maximaal 10 dagen recht op kortdurend zorgverlof met behoud van loondoorbetaling van 70 procent van het loon, in verband met de ziekte van de partner, (pleeg-,
stief-)kinderen of (pleeg-, stief-)ouders (en vanaf 1 juli voor een bloedverwant in de tweede graad van de werknemer, of degene die, zonder dat er sprake is van een arbeidsrelatie, deel uitmaakt van de huishouding van de werknemer of degene met wie de werknemer anderszins een sociale relatie heeft, voor zover de te verlenen verzorging rechtstreeks voorvloeit uit die relatie en redelijkerwijs door de werknemer moet worden verleend). Bij parttimers geldt dat het verlof gelinkt is aan 2x het aantal uren
dat per week wordt gewerkt, althans een gemiddelde van de wekelijkse arbeid gemeten over een periode van 4 weken.
2. Bij in- of uitdiensttreding in de loop van het kalenderjaar en bij een parttime dienstverband heeft de werknemer recht op een evenredig deel van het aantal dagen kortdurend zorgverlof als genoemd in het eerste lid van dit artikel.
3. Het verlof kan worden opgenomen onder de volgende voorwaarden; de werknemer meldt schriftelijk en met redenen omkleed de aanvangsdatum, de omvang, de wijze van opneming en de vermoedelijke duur van het verlof.
De werkgever kan achteraf van de werknemer verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij vanwege noodzakelijke verzorging zijn werkzaamheden niet kon verrichten.
Langdurend zorgverlof
1. De werknemer heeft recht op verlof zonder behoud van loon voor de verzorging van een persoon, die levensbedreigend ziek is of die ziek of hulpbehoevend is indien het betreft:
a. de echtgenoot, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;
b. een kind tot wie de werknemer of de persoon bedoeld in onderdeel a als ouder in een familierechtelijke betrekking staat, dan wel een pleegkind van de werknemer;
c. een bloedverwant in de eerste graad van de werknemer;
d. een bloedverwant in de tweede graad van de werknemer;
e. degene die, zonder dat er sprake is van een arbeidsrelatie, deel uitmaakt van de huishouding van de werknemer;
x. xxxxxx met wie de werknemer anderszins een sociale relatie heeft, voor zover de te verlenen verzorging rechtstreeks voorvloeit uit die relatie en redelijkerwijs door de werknemer moet worden verleend.
2. Het verlof bedraagt in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden ten hoogste de helft van het aantal uren dat hij werkt. De periode van 12 maanden gaat in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten.
3. Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 12 weken.
4. Het aantal uren verlof per week bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
5. In afwijking van het tweede en derde lid kan de werknemer de werkgever verzoeken om:
a. Verlof voor een langere periode dan twaalf weken tot ten hoogste achttien weken;
of
b. Meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week.
Bijlage 6 Rangvolgorde ambachtelijke pluimvee- en wildbedrijven
NB 1: Dit systeem gaat uit van referentiefuncties, dat wil zeggen enig voorkomende functies of functie-afsplitsingen die niet specifiek zijn benoemd en omschreven. In voorkomende gevallen dient een individueel bedrijf dit zelf alsnog te doen met behulp van deze opzet.
NB 2: Voor loongroep 6 is geen loonhoogte en functiejarensysteem vastgesteld.
Rang | Functiebenaming | Loongroep |
1 | Functie 1: Schoonmaken werkruimte/winkel | 1 |
2 | Functie 2: Aankomend verkoop/markt | |
3 | Functie 3: Reconditioning vlugklaar producten + schoonhouden werkruimte | |
4 | Functie 4: Idem functie 3 + voorbereiding/ondersteuning functie 17 | |
5 | Functie 5: Magazijn | |
6 | Functie 6: Verkoop | 2 |
7 | Functie 7: Verpakken | |
8 | Functie 8: Presenteren pluimvee/wild | |
9 | Functie 9: Administratie en telefoon | |
10 | Functie 10: Bewerken pluimvee | |
11 | Functie 11: Administratie en boekhouding | |
12 | Functie 12: Laden en vervoer | 3 |
13 | Functie 13: Magazijnbeheer | |
14 | Functie 14: Verkoop allround/zelfstandig | |
15 | Functie 15: Wild/pluimvee specialist | |
16 | Functie 16: Administratie en boekhouding | 4 |
17 | Functie 17: Bereiden maaltijden |
18 | Functie 18: Administratie en controlling | |
19 | Functie 19: Assistent winkelchef/afdelingschef/assistent bedrijfsleider | 5 |
20 | Functie 20: Xxxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxx | 0 |
Bijlage 7 Reglement dispensatieverzoek
1. Het verzoek wordt door of namens betreffende werkgever, werknemer of bedrijfstak (hierna te noemen: de indiener) schriftelijk ingediend bij het secretariaat van De Raad Ambachtelijk Pluimvee en Wildbedrijven, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxx.
2. Het verzoek omvat tenminste:
a. de bepaling(-en) waarop het verzoek zich richt;
b. een beknopt overzicht van feiten en argumenten op basis waarvan dispensatie zou moeten worden verleend.
3. De ambtelijk secretaris van De Raad stuurt de indiener een ontvangstbevestiging en vermeldt daarin tevens wanneer cao- partijen het verzoek behandelen.
4. In beginsel behandelen cao-partijen verzoeken in de eerstvolgende reguliere vergadering van De Raad. Indien het verzoek een spoedeisend karakter heeft, kan de ambtelijk secretaris van De Raad, na consultatie van de eerste onderhandelaars van cao-partijen, op verzoek van de indiener besluiten cao-partijen te vragen het verzoek eerder (eventueel via een schriftelijke ronde) te behandelen.
5. Indien (de ambtelijk secretaris van) De Raad dat nodig acht, kan worden besloten tot het vragen van een nadere schriftelijke reactie.
6. De Raad kan besluiten tot het houden van een hoorzitting. Indiener kan zich bij de hoorzitting laten bijstaan door deskundigen, evenals zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Indien een partij zich wil laten bijstaan of vertegenwoordigen, stelt zij de ambtelijk secretaris van De Raad tenminste 7 dagen voor de zitting daarvan schriftelijk op de hoogte. Kosten voortvloeiend uit de vertegenwoordiging door derden zijn voor de indiener.
7. De Raad kan besluiten om, indien gewenst, deskundigen op te roepen om te raadplegen en te horen.
8. Indien De Raad van mening is dat het geen verzoek betreft zoals genoemd in artikel 2 lid 3 van de cao, wordt het verzoek niet ontvankelijk verklaard.
9. De Raad doet uitspraak binnen 8 weken nadat het verzoek aan de ambtelijk secretaris van de Vaste Commissie is voorgelegd. Als een nadere schriftelijke reactie wordt gevraagd of een hoorzitting wordt gepland kan De Raad besluiten om de beslissingstermijn met 2 x 2 weken te verlengen.
10. Uiterlijk 2 weken na behandeling van het verzoek door De Raad informeert de ambtelijk secretaris van De Raad de indiener en De Raad over het besluit. Dit geschiedt schriftelijk per aangetekend schrijven. Het besluit bevat de motieven die tot de uitspraak hebben geleid.