STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 62654
26 november
2020
Uitzendbranche
Sociaal Fonds 2020/2021 Verbindendverklaring cao-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
24 november 2020 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendver- klaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partijen ter ener zijde: de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU);
Partijen ter andere zijde: FNV, CNV Xxxxxxxxx.xx, De Unie en de LBV.
Naar aanleiding van dit verzoek is een schriftelijk dispensatieverzoek ingediend door LBV namens partijen bij de cao DPA. Dit verzoek is afgewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht. De beschikking is op dezelfde dag als waarop dit besluit tot algemeenverbindendverklaring is genomen aan de desbetreffende dispensatieverzoeker en aan de verzoeker tot algemeenverbindendverklaring verzonden.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze cao en de daarvan deel uitmakende bijlagen, wordt verstaan onder:
1. uitzendovereenkomst: de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde
2. uitzendonderneming: de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever als bedoeld onder 1 in de zin van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek;
3. uitzendkracht: de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een arbeidsovereenkomst aangaat, zijnde de werknemer als bedoeld onder 1., in de zin van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek;
4. werknemers: uitzendkrachten in de zin van dit artikel;
5. CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche: de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst;
6. SFU: Stichting Fonds Uitzendbranche;
7. Stichting Doorzaam;
8. SNCU: Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten;
9. XXX XXX: XXX XXX voor Uitzendkrachten;
10. NBBU CAO: NBBU CAO voor Uitzendkrachten.
Artikel 2 Werkingssfeer
1. Deze cao is van toepassing op de uitzendovereenkomsten, niet zijnde een payrollovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:692 BW, tussen uitzendkrachten en een uitzendonderneming, indien en
voor zover de omvang van de uitzendloonsom ten minste 50 procent van het totale bruto loon op jaarbasis van die uitzendonderneming bedraagt.
2. Deze cao is niet van toepassing op de uitzendonderneming, die valt onder de werkingssfeerom- schrijving van een bedrijfstak-cao in een andere sector dan de uitzend-sector, tenzij die uitzendon- derneming voldoet aan de in lid 3 genoemde cumulatieve vereisten.
3. Deze cao blijft van toepassing, niettegenstaande het bepaalde in lid 2, op de uitzendonderneming die voldoet aan de volgende cumulatieve vereisten:
a. de bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 BW, én
b. de arbeidskrachten (uitzendkrachten) van die werkgever zijn voor ten minste 25 procent van de loonsom, of althans van het in de desbetreffende cao gehanteerde relevante kwantitatieve criterium (zoals arbeidsuren), betrokken bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van die andere cao omschreven, én
c. de werkgever zendt voor ten minste vijftien procent van het totale bruto loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW, zoals nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.1 van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, directie Sociale verzekeringen, NR. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005. Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit geldt dat de uitzendonderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voor zover dit door de uitvoe- ringsinstelling is vastgesteld, én
d. de uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen- verbindendverklaring gebonden is aan de desbetreffende andere cao, én
e. de uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.
Artikel 3 Stichting Fonds Uitzendbranche
1. Ter financiering van activiteiten op brancheniveau is er een Stichting Fonds Uitzendbranche (SFU).
2. De statuten en reglementen van de SFU, zoals neergelegd in bijlagen I en II, maken integraal onderdeel uit van deze cao.
3. De SFU is gevestigd te Haarlemmermeer en heeft zijn secretariaat op xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxxxx.
4. De uitzendonderneming is ten behoeve van de SFU een maal per kalenderjaar een bijdrage verschuldigd van een bepaald percentage van de loonsom, zoals aangegeven in lid 8 van dit artikel.
5. Naast financiering van SFU strekt de opbrengst der bijdragen, genoemd in lid 4, tot financiering door de SFU van de kosten voor
– activiteiten van de Stichting Doorzaam;
– activiteiten voortvloeiend uit artikel 3 sub a en b van de statuten van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU);
De statuten en reglementen van Stichting Doorzaam en SNCU maken integraal onderdeel uit van deze cao.
6. Het percentage van de loonsom wordt bepaald door de SFU aan de hand van een daartoe vastgestelde begroting. In deze begroting zijn de kosten van de in lid 5 genoemde organen opgenomen, welke kosten bepaald worden aan de hand van de door genoemde organen opgestelde en door de SFU goedgekeurde begrotingen.
7. Het percentage van de loonsom wordt geïnd door of namens de SFU. Op basis van haar vastge- stelde begroting keert de SFU vervolgens de daartoe bestemde delen van de geïnde gelden uit aan de in lid 5 genoemde organen.
8. Het in lid 4 bedoelde percentage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld op een percentage van het brutoloon van uitzendkrachten (maximaal 0,2% per jaar) die in het voorafgaande jaar in dienst waren van de uitzendonderneming met een arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:691 BW, met een maximum van 78 gewerkte weken bij één uitzendonderneming.
In de zin van dit artikel wordt onder brutoloon verstaan: het loon over de normale gewerkte uren, loon over de onregelmatige uren (d.w.z. de uren in afwijkende dag- en tijdzones), de wachtdag- compensatie, de (opbouw van reserveringen voor) vakantiedagen, bijzonder verlof, kort verzuim
en feestdagen en de vakantiebijslag. Onder het brutoloon wordt in de zin van dit artikel niet verstaan het loon over overuren, reisuren, compensatieuren en gebruteerde kostenvergoedingen.
Artikel 4 Verplichtingen uitzendonderneming
Uitzendondernemingen zijn gehouden zich aan te melden bij de SFU, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de SFU verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat daarover in de statuten en de reglementen van de SFU is bepaald en zullen zich overigens ook moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de SFU.
Artikel 5 Dispensatie
1. Cao-partijen kunnen op verzoek van partijen bij een andere cao dispensatie verlenen van de toepassing van (bepalingen van) deze cao, onder door cao-partijen te stellen voorwaarden, welke zijn opgenomen in het Reglement dispensatie CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.
2. Een verzoek tot dispensatie van (bepalingen van) deze cao dient schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend bij de dispensatiecommissie, bereikbaar op het volgende adres: Xxxxxxx 000, 0000 XX xx Xxxxxxxxxxxx, of op xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx@xxx.xx.
Artikel 7 Naleving
1. Er is een Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) opgericht door de partijen betrokken bij deze cao waarvan de Statuten en Reglementen I en II integraal onderdeel uitmaken van deze cao.
2. De SNCU dient erop toe te zien, dat de bepalingen van deze cao algemeen en volledig worden nageleefd en is door de partijen betrokken bij deze cao gemachtigd al datgene te verrichten dat daartoe nuttig en noodzakelijk kan zijn.
STATUTEN STICHTING FONDS UITZENDBRANCHE SFU
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
x. xxxxxxxxxxxxxxxxxxx: de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde;
b. uitzendonderneming: de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever als bedoeld onder a., in de zin van boek 7, titel 10, afdeling 11 van het Burgerlijk Wetboek;
c. uitzendkracht: de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een arbeidsovereenkomst aangaat, zijnde de werknemer als bedoeld onder a., in de zin van voormelde bepalingen van het Burgerlijk Wetboek;
d. werknemers: uitzendkrachten in de zin van dit artikel;
e. CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche: de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst;
f. SFU: Stichting Fonds Uitzendbranche;
g. Stichting Doorzaam;
h. SNCU: Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten;
i. bestuur: het in artikel 4 van deze statuten bedoelde bestuur;
j. administrateur: de in artikel 8 van deze statuten bedoelde administrateur;
k. begroting: de in artikel 10 van deze statuten bedoelde begroting;
l. reglement: het in artikel 15 van deze statuten bedoelde reglement.
Artikel 2. Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Fonds Uitzendbranche, afgekort SFU.
2. De SFU is gevestigd in de gemeente Haarlemmermeer.
Artikel 3. Doel
De stichting heeft ten doel:
het innen en besteden van de bijdragen op grond van artikel 3 CAO Sociaal Fonds voor de Uitzend-
branche verschuldigd aan de SFU en wel voor het bestrijden van de kosten voor:
1. het beheer van de SFU;
2. activiteiten van de Stichting Doorzaam;
3. activiteiten voortvloeiend uit artikel 3 sub a en b van de statuten van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU);
Artikel 4. Bestuur
1. Het bestuur van de SFU bestaat uit ten minste acht leden, te weten: minimaal vier leden van werkgeverszijde en minimaal vier leden van werknemerszijde.
De organisaties wijzen voor elk lid dat zij hebben aangewezen een plaatsvervanger aan, die bij ontstentenis of verhindering van dat lid diens plaats inneemt. Hetgeen is bepaald ten aanzien van de bestuursleden geldt evenzeer voor hun plaatsvervangers.
2. De werkgeversleden worden benoemd door werkgeverszijde, te weten: ten minste drie door de vereniging: Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), statutair gevestigd te Amsterdam en ten minste één door de vereniging: de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendonderne- mingen (NBBU), statutair gevestigd te Amersfoort. De werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties, te weten: ten minste één door de vereniging: FNV (Federatie Neder- landse Vakbeweging), statutair gevestigd te Amsterdam, ten minste één door de vereniging: CNV Xxxxxxxxx.xx, statutair gevestigd te Utrecht, ten minste één door de vereniging: De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening, statutair gevestigd te Culemborg en ten minste één door de vereniging Landelijke Belangen Vereniging (LBV), statutair gevestigd te Rotterdam.
3. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen ook door een persoon worden benoemd.
4. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar. In een tussentijdse vacature wordt binnen twee maanden voorzien door de organisatie, die het uittredende bestuurslid had benoemd.
5. De in lid 2 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door hen benoemde bestuurs- leden te vervangen.
6. De eventuele vergoeding van kosten en vacatiegelden die bestuursleden in de uitoefening van hun functie maken worden nader uitgewerkt in een huishoudelijk reglement.
Artikel 5. Bevoegdheden van het bestuur
1. De voorzitter alleen, dan wel de secretaris en de penningmeester gezamenlijk vertegenwoordigen de SFU in en buiten rechte. Tevens is het gehele bestuur gerechtigd de SFU te vertegenwoordigen.
2. Het bestuur kan besluiten een of meer der bestuursleden alsook derden volmacht te verlenen om de SFU binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
3. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en reglemen- ten, alsmede voor het beheer van het vermogen van de SFU.
4. Het bestuur is bevoegd tot alle handelingen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het sluiten van overeenkomsten waarbij de SFU zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich sterk maakt voor een derde of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.
5. Het bestuur is bevoegd de uitvoering van de werkzaamheden verbonden aan het secretariaat zomede andere door het bestuur te bepalen taken aan een of meer medewerkers te delegeren.
Artikel 6. Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig achten.
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.
Artikel 7. Besluitvorming.
1. Besluiten kunnen slechts rechtsgeldig worden genomen, indien ten minste vier stemgerechtigde bestuursleden aanwezig zijn.
2. Elk bestuurslid brengt één stem uit, tenzij het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoor- digde werkgeversleden verschilt met het aantal werknemersleden, in welk geval elk van de bestuursleden van de ene groep evenveel stemmen uitbrengt als van de andere groep bestuursle- den aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
3. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders bepaald, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
4. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.
5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
6. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling gestemd, en over personen wordt schriftelijk gestemd.
7. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in lid 3, 4, 5 en 6 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gebracht.
Artikel 8. Administrateur
1. De administratie en inning van bijdragen, alsmede alle werkzaamheden die het bestuur zal verkiezen, worden onder verantwoordelijkheid van het bestuur verricht door een daarvoor door het bestuur aan te stellen administrateur.
2. De opdracht tot administratie, inning van bijdragen en de controle daarop worden schriftelijk aan de administrateur verstrekt.
Artikel 9. Geldmiddelen
De inkomsten van de SFU bestaan uit:
a. bijdragen welke conform artikel 3 van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche aan de SFU verschuldigd zijn;
b. hetgeen door erfstelling, legaat of schenking is verkregen;
c. andere op wettige wijze verkregen baten.
Artikel 10. Begroting
1. Het bestuur van de SFU stelt jaarlijks vóór een december een begroting van inkomsten en uitgaven van de SFU vast.
De begroting omvat:
a. de inkomsten als bedoeld in artikel 9 van de statuten;
b. de financiering van de activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub 1 tot en met 3 van deze statuten;
c. de kosten van administratie, secretariaat en bestuur;
d. eventuele andere lasten.
2. De begroting is beschikbaar voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.
Artikel 11. Jaarverslag, rekening en verantwoording
1. Het boekjaar van de SFU is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Jaarlijks, uiterlijk in de maand mei, stelt het bestuur een financieel verslag op waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid.
3. De rekening en verantwoording is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen conform de doelstellingen van de SFU als genoemd in artikel 3 en is vergezeld van een rapport van een door het bestuur benoemde registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
Hiertoe worden de verklaringen als bedoeld in artikel 13 lid 2, integraal opgenomen in het financieel verslag als bedoeld in lid 2.
4. De rekening en verantwoording van de SFU vergezeld van de verklaring van de registeraccountant of accountant-administratieconsulent wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen jaarlijks gepubliceerd en wordt ter inzage gelegd:
a. ten kantore van de SFU;
b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen;
c. op de betreffende website van de SFU.
5. Het financieel jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 12. Inning van de bijdragen
1. Het bestuur is bevoegd op het totaal per jaar door de werkgever verschuldigde bedrag aan bijdragen aan de SFU voorschotten te heffen tot zodanige bedragen en in zodanige termijnen als het nodig oordeelt.
2. Het bestuur stelt een reglement vast, dat voor het overige de wijze van inning regelt van hetgeen de werkgever ter zake van een financiële bijdrage ingevolge de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche verschuldigd is.
Artikel 13. Verstrekkingen uit het fonds
1. De aanvragen om bijdragen uit het fonds dienen schriftelijk en uiterlijk een november vooraf- gaande aan het kalenderjaar waarop de bijdragen betrekking hebben bij het bestuur te worden ingediend.
2. Bij een aanvraag om een bijdrage vanuit de middelen van de SFU moet door de bijdrage- verzoekende instelling een begroting van de kosten worden ingediend welke zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen genoemd in artikel 3. Bijdrage-ontvangende instellingen moeten jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 bedoelde bestedingsdoelen.
3. Ten behoeve van de naleving van het in dit artikel bepaalde is de secretaris gerechtigd alle inlichtingen te vragen aan de subsidieverzoekende instellingen alsmede inzage te hebben in begrotingen, rekeningen en verantwoordingen of accountantsrapporten en dergelijke stukken. Hij is geheimhouding ook tegenover het bestuur verschuldigd inzake de door hem verkregen inlichtingen.
4. In door het bestuur aan te geven gevallen zal de secretaris niet de in lid 3 bedoelde bevoegdheid uitoefenen maar een door het bestuur aangewezen registeraccountant.
Artikel 14. Statutenwijziging en ontbinding
1. Besluiten tot wijziging van de statuten of ontbinden van de SFU kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een vergadering waarin zowel alle werkgevers- als alle werknemersleden aanwezig zijn, en ten minste tweederde der geldig uitgebrachte stemmen zich daarvoor verklaart.
2. Een besluit tot ontbinding wordt niet genomen dan nadat twee maanden zijn verstreken sinds de dag waarop het voorstel tot ontbinding door het bestuur is toegezonden aan de in artikel 4 lid 2 genoemde organisaties.
3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een afschrift van die akte ter inzage leggen bij het in artikel 11 lid 4 sub a en c bedoelde adres en de website.
Artikel 15. Reglement
1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen.
2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 14 van overeenkomstige toepassing.
3. Een reglement, alsmede wijzigingen daarin, treden niet eerder in werking, alvorens een door het bestuur ondertekend, volledig exemplaar daarvan ter inzage is gelegd op het in artikel 11 lid 4 sub a en c bedoelde adres en de website.
4. De bepalingen in een reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 16. Vereffening
1. De vereffening geschiedt door het bestuur.
2. De SFU blijft na ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.
3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel mogelijk van kracht.
4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de SFU zal worden gegeven, met dien verstande, dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de SFU zoveel mogelijk nabijkomt.
5. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele saldo behoeven de goedkeuring van de organisaties genoemd in artikel 4, tweede lid.
Artikel 17. Onvoorziene gevallen
Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.
Artikel 18. Slotbepaling
1. In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten en eventuele reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.
2. Voor zover thans nog niet is voorzien in nadere functieverdeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 3, is het bestuur gehouden hier zo spoedig mogelijk voor te zullen zorgdragen.
REGLEMENT SOCIAAL FONDS UITZENDBRANCHE
Artikel 1 Definities
1. In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de statuten.
2. Voorts wordt in dit reglement verstaan onder brutoloon: het loon over de normale gewerkte uren, loon over de onregelmatige uren (d.w.z. de uren in afwijkende dag- en tijdzones), de wachtdag- compensatie, de (opbouw van reserveringen voor) vakantiedagen, bijzonder verlof, kort verzuim en feestdagen en de vakantiebijslag. Onder het brutoloon wordt in de zin van dit artikel niet verstaan het loon over overuren, reisuren, compensatieuren en gebruteerde kostenvergoedingen.
Artikel 2 Bijdrage
1. De hoogte der bijdrage in een bepaald jaar als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percentage van de bruto loonsom van de uitzendonderneming. Het bestuur stelt jaarlijks de bijdrage vast voor het volgende kalenderjaar. Het bestuur kan desgewenst voor elk kwartaal van het komende kalender- jaar een afwijkende bijdrage vaststellen.
2. De uitzendonderneming is verplicht deze bijdrage aan de SFU te voldoen.
3. Voor het vaststellen van de hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche zullen uitzendondernemingen een overzicht van de totale bruto loonsom in enig jaar van fase A (ABU CAO) of fase 1 en 2a (NBBU CAO) verstrekken aan de SFU.
4. De SFU deelt het te betalen bedrag via de administrateur schriftelijk aan de werkgever mede onder vermelding van de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden.
5. Het bestuur van de SFU kan zo dikwijls het zulks nodig acht van de werkgever een voorschotbij- drage vorderen op basis van een geraamd jaarloon.
6. Hetgeen terzake van de voorschotbijdrage door de werkgever is betaald wordt verrekend met de bijdrage die de werkgever over het jaar definitief verschuldigd zal zijn.
7. Wanneer uitzendbureaus nalatig zijn het aan de SFU verschuldigde op een daarvoor door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal betrokkene bij niet betaling binnen de door het bestuur vastgestelde termijn door het enkele verloop daarvan in gebreke zijn.
8. Het bestuur is bevoegd de vastgestelde bijdrage met 10% te verhogen, met een minimum van
€ 15,– wanneer betrokkene(n) op grond van het hier bovenstaande ingebreke is/zijn. Zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke inningskosten zijn verschuldigd door betrokkenen.
Artikel 3 Financiering van de doeleinden
1. Het bestuur zal de activiteiten genoemd in de statuten van de SFU geheel of ten dele kunnen financieren. Een daartoe strekkend besluit zal steeds worden genomen op basis van een verzoek van de betrokken instellingen. Een en ander zal steeds eenmalig of periodiek moeten worden onderbouwd door begrotingen op basis waarvan de te verstrekken financiële middelen kunnen worden vastgesteld.
2. De in lid 1 bedoelde instellingen zijn gehouden verantwoording omtrent bestedingen van de ontvangen financiële middelen af te leggen, indien het bestuur daarom verzoekt.
Artikel 4 Onvoorziene gevallen
In onvoorziene gevallen beslist het bestuur mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.
REGLEMENT DISPENSATIE CAO SOCIAAL FONDS VOOR DE UITZENDBRANCHE
Partijen bij de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche (hierna: CAO SFU) hebben een dispensatie- artikel ingevoerd in de CAO SFU, artikel 5.
Artikel 5 Dispensatie
1. Cao-partijen kunnen op verzoek van partijen bij een andere cao dispensatie verlenen van de toepassing van deze cao, onder door cao-partijen te stellen voorwaarden.
2. Dispensatie van deze cao is alleen mogelijk indien partijen bij een andere cao ook gedispenseerd zijn van de ABU CAO voor Uitzendkrachten.
3. Een verzoek tot dispensatie van deze cao dient schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend bij de dispensatiecommissie SFU, bereikbaar op het volgende adres: Xxxxxxx 000, 0000 XX xx Xxxxxxxxxxxx of op xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx@xxx.xx.
I. Samenstelling dispensatiecommissie
De dispensatiecommissie bestaat uit vier leden, ondersteund door een onafhankelijk secretaris. Twee leden worden aangewezen door de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen en de Algemene Bond Uitzendondernemingen en twee leden worden aangewezen door de gezamen- lijke partijen aan werknemerszijde. De secretaris en diens eventuele plaatsvervanger worden aangewezen door de Algemene Bond Uitzendondernemingen.
II. Wijze van behandeling
1. De partijen die een dispensatieverzoek indienen dienen hun verzoek schriftelijk en met redenen omkleed in te dienen bij de dispensatiecommissie. De dispensatiecommissie kan per post bereikt worden op Xxxxxxx 000 0000 XX Xxxxxxxxxxxx.
2. De dispensatiecommissie is vrij om te bepalen of partijen nadere schriftelijke stukken moeten overleggen.
3. De dispensatiecommissie neemt binnen 8 weken na datum ontvangst van het complete dossier van het dispensatieverzoek een schriftelijk en gemotiveerd besluit.
4. Indien nodig kan de dispensatiecommissie de termijn zoals genoemd in lid 3 van dit artikel eenmaal met 4 weken verlengen.
III. Criteria beoordeling dispensatieverzoek
De dispensatiecommissie toetst een dispensatieverzoek aan de volgende criteria:
1. het dispensatieverzoek moet zijn ingediend door gezamenlijke partijen bij een andere rechtsgel- dige cao;
2. de partijen die om dispensatie verzoeken moeten voldoende representatief en onafhankelijk van elkaar zijn, zoals geformuleerd in het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao- bepaling;
3. de cao waarvoor dispensatie wordt verzocht mag niet strijdig zijn met het recht;
4. de cao waarvoor dispensatie wordt voorgedragen dient de doelen zoals benoemd in de CAO SFU op gelijkwaardige wijze te hebben geborgd;
5. er dient dispensatie te zijn verleend voor de ABU CAO voor Uitzendkrachten.
IV. Beslissing tot dispensatie
1. De dispensatie wordt ten hoogste verleend voor de looptijd van de cao of de duur van de regeling die wordt voorgelegd voor dispensatie. De duur van de dispensatie wordt voorts begrensd door de looptijd van de dan geldende CAO SFU.
2. Dispensatie wordt alleen verleend onder de voorwaarde van controle door de SNCU op de naleving van de voor dispensatie aangemelde cao.
STATUTEN STICHTING NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN SNCU
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
x. xxxxxxxxxxxxxxxxxxx: de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde;
b. uitzendonderneming: de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever als bedoeld onder a., in de zin van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek;
c. uitzendkracht: de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een arbeidsovereenkomst aangaat, zijnde de werknemer als bedoeld onder a., in de zin van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek;
d. uitzendarbeid: de arbeid, bedoeld onder a;
e. CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche: de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst;
x. xx XXX’x: de ABU CAO voor Uitzendkrachten, de NBBU CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche
g. SNCU: Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten;
h. SFU: Stichting Fonds Uitzendbranche
i. bestuur: het in artikel 6 van deze statuten bedoelde bestuur;
j. CNCU: Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten;
k. reglement: het in artikel 13 van deze statuten bedoelde reglement;
l. werkorganisatie: de in artikel 7 lid 4 van deze statuten bedoelde organisatie;
m. directeur: xxxxxx die leiding geeft aan de werkorganisatie en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden die door het bestuur aan de werkorganisatie zijn opgedragen.
Artikel 2 Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten, afgekort SNCU.
2. De SNCU is gevestigd te Barendrecht.
Artikel 3 Doel
De stichting heeft ten doel:
a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de CAO’s voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen ten behoeve van opdrachtgevers, uitzendkrachten en uitzendondernemingen;
b. het bevorderen van en het toezien op de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoorwaarden in samenhang met andere wettelijke bepalingen, één en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties.
Artikel 4 Middelen
De Stichting tracht verder haar doel te bereiken door:
a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften als bedoeld in artikel 3 sub a geschiedt onder andere middels de website van de SNCU (xxx.xxxx.xx).
b. het doen van onderzoek gericht op betere toepassing van de CAO’s;
c. het verzamelen van feitelijke gegevens binnen de sector over de arbeidsvoorwaarden;
d. het namens de CAO-partijen optreden in en buiten rechte, zo nodig ter verkrijging van maatregelen tegen hen die de bepalingen van de CAO’s niet getrouwelijk naleven;
Artikel 5 Geldmiddelen
1. De inkomsten van de SNCU bestaan uit:
a. ten titel van (forfaitaire) schadevergoeding ontvangen gelden zoals genoemd in de leden 1 en 2 in artikel 9 Xxxxxxxxx XX ‘Werkwijze van de werkorganisatie’;
b. hetgeen door erfstelling, legaat of schenking is verkregen;
c. bijdragen van de SFU op grond van art. 3 CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche;
d. overige baten.
2. De inkomsten zoals beschreven in lid 1 worden besteed voor dekking van de kosten die worden gemaakt in het kader van het toezicht op en de naleving van de voor de bedrijfstak overeengeko- men arbeidsvoorwaarden zoals omschreven in artikel 4 van de Statuten. De hoogte van de bijdrage van SFU in enig jaar is gelijk aan de totale kosten van de uitvoering in enig jaar minus de andere inkomsten zoals genoemd in artikel 1 sub a, b en c. van dit artikel in enig jaar.
3. Het bestuur van de SNCU stelt jaarlijks vóór 1 november een begroting van inkomsten en uitgaven van de SNCU vast. De begroting omvat:
a. de inkomsten als bedoeld in lid 1 van dit artikel;
b. financiering van activiteiten als bedoeld in artikel 3 en 4 van de statuten;
c. de kosten van administratie, secretariaat en bestuur;
d. eventuele andere lasten.
4. De begroting is beschikbaar voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.
Artikel 6 Bestuur
1. Het bestuur van de SNCU bestaat uit ten minste acht leden, te weten: minimaal vier leden van werkgeverszijde en minimaal vier leden van werknemerszijde.
2. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten: ten minste twee door de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), statutair gevestigd te Amsterdam en tenminste twee door de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), statutair gevestigd te Amersfoort. De werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties, te weten: tenminste één door de vereniging: Federatie Nederlandse Vakbeweging, statutair gevestigd te Amsterdam, tenminste één door de vereniging: CNV Vakmen- xxx.xx, statutair gevestigd te Utrecht, tenminste één door de vereniging: De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening, statutair gevestigd te Culemborg en ten minste één door de vereniging: LBV, statutair gevestigd te Rotterdam.
3. Ten aanzien van de voorzitter en de secretaris/penningmeester geldt het volgende:
a. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een secretaris/penningmeester, dan wel benoemt het bestuur een onafhankelijk voorzitter van buiten de eigen gelederen. De voorzitter en de secretaris/penningmeester worden benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar.
b. In plaats van het bepaalde in lid 3.a kunnen bestuursleden gezamenlijk besluiten het voorzitter- schap te laten vervullen door één der organisaties zoals vermeld in lid 2 van dit artikel. Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, zal in afwijking van de termijn zoals vermeld in lid 3.a van dit artikel de functie van voorzitter per kalenderjaar rouleren tussen de werkgevers- en de werknemersorganisaties. In het kalenderjaar dat de werkgeversorganisaties de voorzitter leveren, vervullen de werknemersorganisaties de rol van secretaris/penningmeester en andersom.
4. Ten aanzien van de overige bestuursleden geldt het volgende: De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar. In een tussentijdse vacature wordt binnen twee maanden voorzien door de organisatie, die het uittredende bestuurslid had benoemd.
5. De in lid 2 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door hen benoemde bestuurs- leden te vervangen.
6. De eventuele vergoeding van kosten en vacatiegelden die bestuursleden in de uitoefening van hun functie maken worden nader uitgewerkt in een huishoudelijk reglement.
Artikel 7 Bevoegdheden van het bestuur
1. De voorzitter en de secretaris/penningmeester vertegenwoordigen gezamenlijk de SNCU in en buiten rechte. Tevens is het gehele bestuur gerechtigd de Stichting te vertegenwoordigen.
2. Het bestuur kan besluiten een of meer der bestuursleden, de directeur alsook derden volmacht te verlenen om de Stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
3. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en (eventuele) reglementen, alsmede voor het beheer van het vermogen van de SNCU.
4. Het bestuur kan zijn bevoegdheid zoals omschreven in het eerste lid en de verwezenlijking daarvan ingevolge artikel 4, opdragen aan de werkorganisatie. De werkwijze van de werkorganisatie is uitgewerkt in Reglement II. De werkorganisatie kan zich laten bijstaan door derden. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden.
5. Het bestuur heeft van zijn bevoegdheid zoals genoemd in lid 2 van dit artikel gebruik gemaakt door de directeur binnen de grenzen zoals beschreven in een daartoe op te stellen directiestatuut volmacht te verlenen.
6. Het bestuur is bevoegd commissies in te stellen.
7. Het bestuur is bevoegd tot alle handelingen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het sluiten van overeenkomsten waarbij de SNCU zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich sterk maakt voor een derde of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.
Artikel 8 CNCU
De activiteiten van de werkorganisatie worden gecontroleerd door een bij reglement in te stellen onafhankelijke Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten (CNCU). De CNCU voert deze controle uit op de wijze zoals omschreven in Reglement I.
Artikel 9 Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert tenminste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig achten.
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.
Artikel 10 Besluitvorming
1. Besluiten kunnen slechts rechtsgeldig worden genomen, indien tenminste vier stemgerechtigde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
2. Elk bestuurslid brengt één stem uit, tenzij het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoor- digde werkgeversleden verschilt met het aantal werknemersleden, in welk geval elk van de bestuursleden van de ene groep evenveel stemmen uitbrengt als van de andere groep bestuursle- den aanwezig of vertegenwoordigd zijn. De door het bestuur benoemde onafhankelijk voorzitter heeft geen stem.
3. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders bepaald, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
4. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.
5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
6. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling gestemd, en over personen wordt schriftelijk gestemd.
7. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in lid 3, 4, 5 en 6 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gebracht.
Artikel 11 Jaarverslag, rekening en verantwoording
1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Jaarlijks, uiterlijk in de maand mei, stelt het bestuur een financieel jaarverslag op waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid.
3. De rekening en verantwoording is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen conform de doelstellingen van de SNCU als genoemd in artikel 3 en 4 en is vergezeld van een rapport van een door het bestuur benoemde registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedings- doelen zijn gedaan.
4. De rekening en verantwoording van de SNCU vergezeld van de verklaring van de registeraccoun- tant of accountant-administratieconsulent wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen jaarlijks gepubliceerd en wordt ter inzage gelegd
a. ten kantore van de SNCU;
b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen;
c. op de betreffende website van de SNCU.
5. Het financieel jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 12 Statutenwijziging en ontbinding
1. Besluiten tot wijziging van de statuten of ontbinden van de SNCU kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een vergadering waarin zowel alle werkgevers- als alle werknemersleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, en tenminste tweederde der geldig uitgebrachte stemmen zich daarvoor verklaart.
2. Een besluit tot ontbinding wordt niet genomen dan nadat twee maanden zijn verstreken sinds de dag waarop het voorstel tot ontbinding door het bestuur is toegezonden aan de in artikel 6 lid 2 genoemde organisaties.
3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een afschrift van die akte ter inzage leggen bij het in artikel 11 lid 4 sub a en c bedoelde adres en website.
Artikel 13 Reglement
1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen.
2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 12, leden 1 en 3 van toepassing.
3. Een reglement, alsmede wijzigingen daarin, treden niet eerder in werking, alvorens een door het bestuur ondertekend, volledig exemplaar daarvan ter inzage is gelegd op de in artikel 11 lid 4 sub a en c bedoelde adres en website.
4. De bepalingen in een reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 14 Vereffening
1. De vereffening geschiedt door het bestuur.
2. De SNCU blijft na ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.
3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel mogelijk van kracht.
4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de SNCU zal worden gegeven, met dien verstande, dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de SNCU zoveel mogelijk nabij komt.
5. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele saldo behoeven de goedkeuring van de organisaties genoemd in artikel 6, tweede lid.
Artikel 15 Onvoorziene gevallen
Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.
Artikel 16 Slotbepaling
In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
REGLEMENT I COMMISSIE NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN (CNCU)
Artikel 1 Commissie
Er is een Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten (CNCU) ingesteld, verder te noemen commissie, op grond van artikel 8 van de statuten van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrach- ten (SNCU).
Artikel 2 Doel
De commissie heeft ten doel een onafhankelijke controle uit te voeren op de activiteiten van de werkorganisatie ter zake de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoor- waarden zoals beschreven in xxxxxxxxx XX.
Artikel 3 Middelen
De commissie tracht haar doel te bereiken door al datgene te verrichten dat nuttig en noodzakelijk kan zijn om het genoemde doel te verwezenlijken, meer in het bijzonder door het gebruikmaken van haar recht tot opvraag van gegevens zoals verzameld door de werkorganisatie en het verlenen van goedkeuring aan en advisering van de werkorganisatie bij de invulling van haar taken zoals omschre- ven in reglement II.
Artikel 4 Besluiten tot goedkeuring of afkeuring
De commissie houdt toezicht op de werkorganisatie door middel van het al dan niet geven van goedkeuring aan de werkorganisatie voor een voorgenomen besluit om:
a. een uitzendonderneming aan te schrijven met het verzoek tot aanlevering van bescheiden (artikel 6 lid 1 Reglement II);
b. een gegrond vermoeden vast te stellen (artikel 6 lid 6 Reglement II);
c. een sommatie tot herstel van geconstateerde CAO-overtredingen te doen uitgaan (artikel 6 lid 12 Reglement II);
d. een (her)controle te gelasten naar het herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen (artikel 6 lid 15 Reglement II);
e. tot sluiting van een onderzoek over te gaan (artikel 6 lid 18 Reglement II).
Artikel 5 Samenstelling van de commissie
1. De commissie bestaat uit tenminste drie leden.
2. De leden van de CNCU worden benoemd door het bestuur van de SNCU. De werknemers- en werkgeverspartijen in het bestuur, genoemd in artikel 6 lid 2 van de Statuten van de SNCU, dragen hiertoe in een gelijk aantal de kandidaten voor. De benoeming wordt schriftelijk aan de leden bevestigd. De leden van de CNCU dienen hun benoeming schriftelijk te aanvaarden en bij het bestuur van de SNCU als zodanig kenbaar te maken.
3. De commissieleden benoemen gezamenlijk de voorzitter van de CNCU.
4. De benoeming van de voorzitter wordt schriftelijk door de leden van de CNCU aan de voorzitter
bevestigd. De voorzitter dient zijn benoeming schriftelijk te aanvaarden en bij de CNCU als zodanig kenbaar te maken.
5. De CNCU informeert het bestuur van de SNCU over de benoeming van de voorzitter van de CNCU.
6. De voorzitter is lid van de commissie.
7. De commissieleden en de voorzitter zijn benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar.
Artikel 6 Besluitvorming
De besluitvorming geschiedt met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Artikel 7 Slotbepaling
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van de SNCU.
REGLEMENT II WERKWIJZE VAN DE WERKORGANISATIE VAN DE STICHTING NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN
Artikel 1: De werkorganisatie
De SNCU heeft een werkorganisatie ingericht zoals bedoeld in artikel 7 lid 4 van de statuten van de SNCU.
Artikel 2: Doel
De werkorganisatie heeft ten doel het namens de SNCU verrichten van activiteiten die zien op het bevorderen van de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoorwaarden, in samenhang met andere wettelijke bepalingen, een en ander in samenwerking met daarvoor geëi- gende instanties.
Artikel 3: Middelen
1. De werkorganisatie tracht haar doel te bereiken door al datgene te verrichten dat nuttig en noodzakelijk kan zijn om het genoemde doel te verwezenlijken. Dit zijn de werkzaamheden die samenhangen met de inzet van de middelen zoals genoemd in artikel 4 van de Statuten van de SNCU.
2. De werkorganisatie is bevoegd haar uitvoerende werkzaamheden onder toepassing van dit reglement uit te besteden aan derden.
3. De werkorganisatie stelt zich tegenover derden neutraal en objectief op ter zake van onderwerpen, die in de CAO’s zijn geregeld.
Artikel 4: Randvoorwaarden voor functioneren
1. De werkorganisatie zet de middelen zoals beschreven in artikel 3 in met inachtneming van de zorgvuldigheid, die toezichthoudende en controlerende instanties in gelijksoortige situaties in acht dienen te nemen.
2. De werkorganisatie onthoudt zich met name van het opvragen van gegevens die niet direct betrekking hebben op de statutaire taken van de SNCU.
Artikel 5: Bewijslast
1. De uitzendonderneming is verplicht in redelijkheid de inlichtingen te verschaffen die de SNCU voor een goede uitvoering van de werkzaamheden nodig heeft. Indien de uitzendonderneming ook na aanmaning en ingebrekestelling niet aan deze verplichting voldoet, is de SNCU bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.
2. Het getrouwelijk naleven van de CAO’s moet onder meer blijken uit de door of namens de uitzendonderneming gevoerde inzichtelijke en deugdelijke loon- en arbeidstijdenadministratie, waarin mede opgenomen en verwerkt is:
x. geschreven arbeidsovereenkomsten inclusief de uitzendbevestiging, waarin zijn opgenomen functie, arbeidstijd en salariëring;
b. aan uitzendkrachten geleverde en ingevuld en ondertekend terugontvangen tijdverantwoordings-formulieren (werkbriefjes);
c. functie-indeling en brutobeloning met inachtneming van de beschreven procedure, beslisre- gels en functieprofielen zoals opgenomen in Bijlage I Beloningsregeling uitzendkrachten van de CAO voor Uitzendkrachten en waarbij de toegekende toeslagen en vermenigingsfactoren worden betaald over het feitelijk loon;
d. afschriften van de schriftelijke opgave van het loonbedrag, inclusief de bedragen waaruit dit is samengesteld, inclusief de inhoudingen, alsmede inclusief het brutouurloon, het aantal gewerkte uren en de over het uurloon verstrekte toeslagen gespecificeerd per toeslagsoort en uren, inclusief een overzicht van de per gewerkte periode opgebouwde reserveringen, alsmede het totaal van de opgebouwde reserveringen, en het tijdstip waarop deze bedragen automa- tisch aan de uitzendkracht zijn voldaan: daarnaast bevat de opgave de inschalingen in de CAO’s en het betaalde loon en het voor de werknemer in dat tijdvak geldende minimumloon en minimumvakantietoeslag, gebruikte afkortingen en andere inhoudingen dan vanwege belastingen en premies;
e. afschriften van betaalbaarstelling van de doorbetaling van het loon bij arbeidsongeschiktheid voor die uitzendkrachten waarvan de uitzendovereenkomst niet het beding bevat zoals bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW, zolang het dienstverband voortduurt, evenals afschriften van de betaalbaarstelling van de aanvulling op de ZW-uitkering in die gevallen dat de uitzendovereen- komst wel het beding bevat zoals bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW; voorts moet uit afschriften blijken de betaalbaarstelling van de vergoeding terzake van één wachtdag, uitgedrukt in een opslagpercentage van het feitelijk loon;
f. afschriften van de betaalbaarstelling van de uurbeloning, op het einde van iedere week/maand/ periode;
g. afschriften van de schriftelijke opgave, voor aanvang van elke uitzending, van de functiegroep, het toegekende periodieknummer, het toegekende feitelijk loon alsmede de uitkomst van de toepassing van de beslisboom met betrekking tot de functieniveaukenmerken: aard van de werkzaamheden, indicatie van de vereiste kennis, vaardigheid/ervaring en mate van zelfstan- digheid;
h. afschriften van de maandelijkse loonafrekening, inclusief de volgende gegevens: de totale brutobeloningen zo nodig onderverdeeld in normale en toeslaguren en eventuele overuren, eventuele suppleties, eventuele onkostenvergoedingen, de inhoudingen zoals ZW, AOW/ANW, WW, WIA en LB, de per betalingsperiode netto uitbetaalde bedragen, de (cumulatieve) reserveringen ten behoeve van kort verzuim, feestdagen, vakantie- en verlofdagen en vakantiebijslag, zowel in percentages als in euro’s en de geldende functiegroep(schaal);
i. een overzicht van de totale bruto loonsom in enig jaar, uitgesplitst in de bruto loonsom van fase A, fase B en fase C (ABU CAO) of fase 1, fase 2a, fase 2b, fase 3 en fase 4 (NBBU CAO).
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxx van werknemers waarvoor pensioen wordt afgedragen aan de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten.
3. De uitzendonderneming is verplicht haar volledige en voortvarende medewerking te verlenen aan onderzoek door de werkorganisatie, gericht op naleving van de CAO’s. Binnen een door de werkorganisatie gestelde termijn dient de gevraagde informatie door de uitzendonderneming aan de werkorganisatie ter beschikking worden gesteld.
Artikel 6: Gebruikelijke werkwijze
De werkwijze van de werkorganisatie is als volgt:
1. De werkorganisatie verzoekt, na goedkeuring door de CNCU, de uitzendonderneming schriftelijk om het aanleveren van afschriften van een selectie van de administratieve bescheiden, zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van dit reglement.
2. Indien binnen een termijn van vijftien werkdagen na dagtekening geen gehoor wordt gegeven aan het verzoek tot het doen toekomen van de gevraagde gegevens zal de werkorganisatie aan de betreffende uitzendonderneming een aanmaning sturen, waarin wordt verzocht binnen vijf werkdagen na dagtekening de gevraagde gegevens aan de werkorganisatie te doen toekomen.
3. Indien binnen de termijn van vijf werkdagen geen gehoor wordt gegeven aan het verzoek tot het doen toekomen van de gevraagde gegevens, zal de werkorganisatie de betreffende uitzendonder- neming in gebreke stellen, waarbij deze uitdrukkelijk wordt gesommeerd alsnog binnen vijf werkdagen na dagtekening de gevraagde gegevens aan de werkorganisatie te doen toekomen.
4. Indien de ontvangen administratieve bescheiden onvolledig of onjuist worden geacht, wordt de betrokken uitzendonderneming schriftelijk verzocht binnen vijf werkdagen na dagtekening aanvullende en/of gecorrigeerde afschriften van deze administratieve bescheiden aan de werkor- ganisatie te doen toekomen, conform het gestelde in artikel 5 lid 3.
5. Indien de werkorganisatie, na goedkeuring door de CNCU, constateert dat er een gegrond
vermoeden van overtreding is, kan zij een controle ter plaatse uitvoeren.
6. De werkorganisatie voert een controle ter plaatse uit op basis van een gegrond vermoeden van overtreding van de CAO’s dan wel op basis van vrijwilligheid. Van een gegrond vermoeden is sprake indien de werkorganisatie, na goedkeuring door de CNCU, constateert dat:
a. een aangeschreven uitzendonderneming conform de procedure ex lid 1 tot en met 3 van dit artikel weigert medewerking te verlenen;
b. een aangeschreven uitzendonderneming ex lid 4 van dit artikel onvolledige of onjuiste informatie verstrekt;
c. uit de ex lid 1 aangeleverde bescheiden één of meer overtredingen blijken;
d. sprake is van signalen in de branche dat de uitzendonderneming de bepalingen van de CAO’s overtreedt en deze signalen concreet kunnen worden onderbouwd.
7. De ter plaatse te controleren uitzendonderneming zal door middel van een schriftelijke vooraan- kondiging op de hoogte worden gebracht van het bezoek aan hun bedrijf door een inspecteur. In de vooraankondiging wordt aangegeven in welke week de controle bij de uitzendonderneming zal plaatsvinden en welke gegevens zullen worden onderzocht. De aangeschreven uitzendonderne- ming dient de te onderzoeken administratieve bescheiden, zoals genoemd in artikel 5 lid 2, op het bezoekadres voor controle beschikbaar te houden en desgevraagd afschriften daarvan ter beschikking te stellen.
8. Voor het door de uitzendonderneming afzeggen van een gemaakte en schriftelijk bevestigde afspraak voor de controle, worden de volgende kosten in rekening gebracht:
– als wordt afgezegd binnen 14 kalenderdagen voor de datum waarop de controle overeenkom- stig de afspraak zou gaan plaatsvinden: € 500,–
– als wordt afgezegd binnen: 7 kalenderdagen voor de datum waarop de controle overeenkom- stig de afspraak zou gaan plaatsvinden € 1.000,–.
Deze bedragen gelden met ingang van 1 januari 2013 en worden jaarlijks geïndexeerd overeen- komstig de consumentenprijsindex. De te dezer zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de SNCU (als bedoeld in artikel 5 van de statuten van de SNCU) en besteed aan de bestedingsactiviteiten als bedoeld in artikel 4 van diezelfde statuten.
9. Het binnentreden geschiedt alleen met instemming van de uitzendonderneming.
10. Indien de uitzendonderneming weigert medewerking te verlenen aan de controle op de naleving van de CAO’s, zal de uitzendonderneming schriftelijk in gebreke worden gesteld.
11. Binnen een redelijke termijn na het verrichten van de controle ontvangt de uitzendonderneming een rapport, waarin is aangegeven of en zo ja, op welke onderdelen van de administratie CAO- overtredingen zijn geconstateerd. De uitzendonderneming is binnen deze periode door de inspecteur in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op het rapport. De reactie wordt door de inspecteur in het rapport verwerkt. Kan de inspecteur zich vinden in de reactie van de uitzendon- derneming, dan wordt dit verwerkt in het rapport. Kan hij zich niet vinden in de reactie dan wordt dit eveneens verwerkt in het rapport alsmede de motivatie van de inspecteur waarom hij zich niet in het verweer kan vinden.
12. Indien de werkorganisatie, na goedkeuring door de CNCU, constateert dat er een of meerdere CAO-overtredingen zijn, dienen deze door de uitzendonderneming, in een daartoe te bepalen termijn na sommatie te zijn hersteld. De werkorganisatie sommeert de uitzendonderneming deze CAO-overtredingen te herstellen.
13. De uitzendonderneming moet binnen 14 kalenderdagen na dagtekening van de sommatie als bedoeld in lid 12 van dit artikel eenduidig, en onvoorwaardelijk verklaren dat ze medewerking verleent aan het herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen, dat zij volledige medewerking zal verlenen aan de controle van het herstel en dat zij de kosten van de hercontrole zal voldoen. Tevens verklaart zij de CAO’s getrouwelijk na te leven.
14. Indien de uitzendonderneming weigert gevolg te geven aan de sommatie tot herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen, zal de werkorganisatie de uitzendonderneming schriftelijk in gebreke stellen.
15. Binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn waarbinnen herstel dient te zijn gedaan, kan de werkorganisatie, na goedkeuring van de CNCU, besluiten tot (her)controle van het herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen. De kosten voor een eerste en eventueel volgende (her)controle komen volledig ten laste van de uitzendonderneming.
16. Indien de uitzendonderneming weigert medewerking te verlenen aan de (her)controle van het herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen, zal de werkorganisatie de uitzendonderneming schriftelijk in gebreke stellen.
17. Indien na de (her)controle blijkt dat de CAO-overtredingen nog steeds niet volledig zijn hersteld, zal de werkorganisatie de uitzendonderneming schriftelijk in gebreke stellen.
18. Voor sluiting van een ingesteld onderzoek behoeft de werkorganisatie goedkeuring van de CNCU.
19. In zoverre de voor het toezien op de naleving van de CAO’s ontvangen bescheiden originelen bevatten, worden deze binnen 8 weken na afronding van het onderzoek retour gezonden. Betreffen de ontvangen bescheiden kopieën, zal in diezelfde termijn overgegaan worden tot vernietiging, zulks behoudens in het geval een schriftelijk en tijdig verzoek van de onderzochte uitzendonderne- ming wordt ontvangen om ook deze gegevens retour te ontvangen.
Artikel 7: Omschrijving geconstateerde inbreuken
Met betrekking tot geconstateerde inbreuken op de CAO‘s kan niet worden volstaan met een opsom- ming van artikelnummers, doch dient tenminste een korte omschrijving van desbetreffende inbreuk te worden gegeven.
Artikel 8: Instellen van vorderingen
1. CAO-partijen betrokken bij de CAO’s dragen hun bevoegdheid tot het instellen van vorderingen als bedoeld in artikel 3 lid 4 Wet AVV en artikel 15 Wet CAO met inachtneming van het onderstaande over aan de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU).
2. De bevoegdheid tot het instellen van een schadevergoedingsactie (als bedoeld in de Wet AVV en de Wet CAO) is in beginsel gedelegeerd aan de SNCU.
3. Indien de SNCU een ingebrekestelling aan een bepaalde uitzendonderneming verstuurt inzake het niet naleven van materiële CAO-bepalingen, stelt zij de CAO-partijen hiervan in kennis.
4. Elk der CAO-partijen kan afzonderlijk binnen een termijn van veertien dagen kenbaar maken dat zij ten aanzien van de betreffende uitzendonderneming zelf het recht op vordering van schadevergoe- ding wenst te hanteren, waardoor de delegatie als bedoeld in lid 2 ten aanzien van desbetreffende vordering vervalt voordat de SNCU zelf de actie reeds in gang heeft gezet.
5. Als de CAO-partijen niet binnen de termijn van veertien dagen reageren, is de SNCU bevoegd de actie in te stellen, zonder dat CAO-partijen dat nog kunnen doorkruisen.
6. Indien, buiten de situatie als bedoeld in lid 4, één of meerdere van de CAO-partijen besluiten zelfstandig een vordering in te stellen, dienen zij de SNCU te melden dat ten aanzien van de betreffende uitzendonderneming een vordering wordt ingesteld, waardoor de delegatie als bedoeld in lid 2 ten aanzien van desbetreffende vordering vervalt.
7. In de situatie als bedoeld in lid 4 draagt de SNCU de gegevens en documenten als bedoeld in artikel 5, alsmede eventuele overige gegevens en documenten uit het betreffende onderzoeksdos- sier, over aan de betreffende CAO-partij. In de situatie als bedoeld in lid 6 draagt de SNCU dezelfde gegevens en documenten over, voor zover deze aanwezig zijn en voor zover de betreffende
XXX-partij daar om verzoekt.
Artikel 9: Schadevergoedingen
1. Indien een uitzendonderneming na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende ten minste tien werkdagen nalatig blijft in het verstrekken van de door SNCU verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop zij de CAO’s naleeft, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is zij verplicht door dat enkele feit aan de SNCU een forfaitaire schadevergoeding te betalen van
€ 100.000,–. De SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
2. Indien een uitzendonderneming na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende tien werkdagen xxxxxxxx bij het niet naleven van de CAO’s op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is zij – onverminderd het gestelde onder lid 1 – verplicht aan de SNCU een door het bestuur te bepalen schadevergoeding te betalen. Het bestuur van de SNCU heeft een beleid vastgesteld inzake een gestaffelde schadevergoedingsmethodiek, zoals gepubliceerd op de website van de SNCU (xxx.xxxx.xx). Deze methodiek houdt rekening met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving. Daarnaast kan rekening worden gehouden met de mate waarin die uitzendonderneming alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de CAO’s.
De schadevergoeding wordt aan de hand van de volgende formule berekend.
S(chadevergoeding) = A(antal) x D(uur) x F(actor) x K(ortingspercentage) S = Schadevergoeding.
A = Het aantal fictieve werknemers. Dit aantal wordt berekend door het totale SV-loon van de uitzendkrachten in dienst van de uitzendonderneming te delen door € 15.000,–.
D = Een bedrag gerelateerd aan de duur van de niet-naleving. Dit bedraagt het totale aantal weken waarin de CAO’s niet (voldoende) zijn nageleefd (W) gedeeld door 52 vermenigvuldigd met
€ 15.000,– (D = W/52 x 15.000).
F = De factor. Het aantal werknemers wordt gekoppeld aan een factor in een aflopende staffel. Het betreft een cumulatieve staffel, hetgeen betekent dat bij de eerste 50 werknemers de factor 2,5%
wordt toegepast en bij meer dan 50 werknemers de daartoe behorende factor in de staffel over het meerdere.
K = Het kortingspercental
Werknemers | Factor | Aantal overtredingen | Kortingspercentage |
1–50 | 2,5% | 1 | 30% |
51–100 | 2,0% | 2 | |
101–500 | 1,0% | 3 | 15% |
501 of meer | 0,5% | 4 | |
5 of meer | Geen korting |
De schadevergoeding bedraagt minimaal € 5.000,– en maximaal € 100.000,–.
De SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
3. De SNCU hoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.
4. Indien een uitzendonderneming is gesommeerd herstelbetalingen aan uitzendkrachten te verrichten, kan de werkorganisatie, na goedkeuring van de CNCU, besluiten aan de uitzendonder- neming de verplichting op te leggen een bedrag ter gelijke hoogte van het met de herstelbetalin- gen gemoeide bedrag aan de SNCU te betalen als aanvullende schadevergoeding indien:
a. de uitzendkrachten op wie dat deel van het met de herstelbetalingen gemoeide bedrag betrekking heeft na aantoonbare inspanning door de uitzendonderneming in redelijkheid niet langer traceerbaar zijn door de uitzendonderneming;
b. de kosten of inspanningen die met het verrichten van de herstelbetalingen gemoeid zijn in redelijkheid niet in verhouding staan tot het met de herstelbetalingen gemoeide bedrag;
c. andere zwaarwegende belangen zulks rechtvaardigen.
5. De SNCU heeft de bevoegdheid de in dit artikel genoemde schadevergoedingen alsmede gesommeerde herstelbetalingen, dwangsommen of enige andere schadevergoeding in rechte te vorderen van natuurlijke of rechtspersonen die er door het plegen van een onrechtmatige daad aan hebben bijgedragen dat een uitzendonderneming haar door de SNCU gesommeerde betalingsverplichtingen niet kan nakomen.
Artikel 10: Informatieverstrekking
1. Ten aanzien van gegevens en documenten als bedoeld in artikel 5 is de SNCU verplicht tot geheimhouding.
2. Deze geheimhoudingsverplichting geldt niet wanneer gegevens of documenten worden verstrekt aan publieke of private instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving van wettelijke en CAO-verplichtingen van ondernemingen, de certificering van ondernemingen en het tegengaan van misbruik en fraude in de uitzendbranche.
3. De SNCU zal alleen die gegevens en documenten aan de in lid 2 bedoelde instanties verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de taken van deze instanties, en ook overigens zorgvuldigheid in acht nemen. Indien de SNCU persoonsgegevens wil verstrekken, zal de Algemene verordening gegevensbescherming in acht worden genomen.
STATUTEN STICHTING DOORZAAM
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
x. xxxxxxxxxxxxxxxxxxx: de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde;
b. uitzendonderneming: de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever als bedoeld onder a., in de zin van boek 7, titel 10, afdeling 11 van het Burgerlijk Wetboek;
c. uitzendkracht: de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een arbeidsovereenkomst aangaat, zijnde de werknemer als bedoeld onder a., in de zin van voormelde bepalingen;
d. vaste medewerker: degene die in dienst is van de uitzendonderneming – doch- niet zijnde de uitzendkracht – voorzover deze werkzaam is op een vestiging van de werkgever en/of daar rechtstreeks toezicht op uitoefent en degenen die op hoofdkantoren werkzaam zijn, ter ondersteuning van de bedrijvigheid van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.
e. werknemers: uitzendkrachten en vaste medewerkers in de zin van dit artikel;
f. CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche: de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst;
g. SFU: Stichting Fonds Uitzendbranche;
h. Stichting Doorzaam;
i. Stichting: Stichting Doorzaam;
j. bestuur: het in artikel 6 van deze statuten bedoelde bestuur;
k. administrateur: de in artikel 12 van deze statuten bedoelde administrateur;
l. begroting: de in artikel 5 van deze statuten bedoelde begroting;
m. reglement: het in artikel 14 van deze statuten bedoelde reglement.
Artikel 2. Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Doorzaam .
2. De stichting is gevestigd in de gemeente Haarlemmermeer.
Artikel 3. Doel
1. De stichting heeft ten doel:
a. Het (doen) verrichten en publiceren van onderzoek op het gebied van (de realisatie vanhet bevorderen van) duurzame inzetbaarheid, met betrekking tot het verbeteren van deontwikke- ling en opleiding van werknemers en met betrekking tot het verbeteren van degezondheid, veiligheid en arbeidsomstandigheden van werknemers;
b. Het verzamelen en verspreiden van kennis over duurzame inzetbaarheid, met betrekkingtot het verbeteren van de ontwikkeling en opleiding van werknemers en met betrekking tothet verbeteren van de gezondheid, veiligheid en arbeidsomstandigheden vanwerknemers;
c. Het opzetten en financieren van projecten, het geven van voorlichting en communicatieaan alle werkgevers en werknemers, met betrekking tot het verbeteren van de duurzameinzetbaarheid, waaronder het verbeteren van de ontwikkeling, opleiding en employability,de veiligheid, gezondheid en arbeidsomstandigheden van werknemers in deuitzendbranche;
d. Het geven van advies en informatie aan uitzendorganisaties, werknemers, socialepartners en overheid, over het verbeteren van de duurzame inzetbaarheid vanwerknemers in de uitzend- branche, waaronder het verbeteren van de opleiding,ontwikkeling en employability van werknemers in de uitzendbranche en de veiligheid,gezondheid en arbeidsomstandigheden van werknemers in de uitzendbranche;
e. Het organiseren van intersectoraal overleg en sectoroverstijgende activiteiten die eropgericht zijn de duurzame inzetbaarheid van uitzendkrachten te bevorderen door hetmaken van afspraken ten behoeve van een gelijkwaardig niveau van opleiding,ontwikkeling en arbeidsom- standigheden voor uitzendkrachten;
f. Het genereren van zowel nationale als (2) Europese subsidies ter bevordering van het opleidingsbeleid en duurzame inzetbaarheid.
Artikel 4. Vermogen
1. Het tot verwezenlijking van het doel van de stichting bestemde vermogen wordt gevormd door:
a. bijdragen van de SFU op grond van artikel 3 CAO Sociaal fonds voor de uitzendbranche;
b. subsidies, giften en donaties;
c. hetgeen verkregen wordt door erfstellingen en legaten;
d. hetgeen op andere wijze verkregen wordt;
e. het bedrag dat door de oprichters is bestemd tot verwezenlijking van het doel van de stichting.
2. De gelden van de stichting worden aangewend ter bestrijding van de kosten verbonden aan haar in artikel 3 bedoelde activiteiten.
Artikel 5. Begroting
1. Het bestuur van de Stichting Doorzaam stelt jaarlijks vóór een november een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting Doorzaam vast. De begroting omvat:
a. de inkomsten als bedoeld in art. 4 lid 1 sub a van deze statuten;
b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten;
c. de kosten van personeel, administratie, secretariaat en bestuur;
d. eventuele andere lasten.
2. De begroting is beschikbaar voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.
Artikel 6. Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tien leden, te weten vijf vertegenwoordigers namens uitzendondernemingen en vijf vertegenwoordigers namens vakorganisaties.
2. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten: drie door de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), statutair gevestigd te Amsterdam, en twee door de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), statutair gevestigd te Amersfoort. De werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties, te weten: twee door de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), statutair gevestigd te Amsterdam, één door de CNV Xxxxxxxxx.xx, statutair gevestigd te Utrecht, één door De Unie, statutair gevestigd te Culemborg en één door de LBV, statutair gevestigd te Rotterdam.
3. Het bestuur kiest uit haar midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen ook door één persoon worden vervuld.
4. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar. In het geval van een tussentijdse vacature wordt binnen twee maanden voorzien door de organisatie, die het uittredende bestuurslid had benoemd.
5. De in lid b genoemde organisaties hebben ten allen tijde het recht de door hen benoemde bestuursleden te vervangen.
6. De eventuele vergoeding van kosten en vacatiegelden die bestuursleden in de uitoefening van hun functie maken, zijn nader uitgewerkt in een huishoudelijk reglement.
Artikel 7. Bestuur, bevoegdheden
1. Het bestuur is belast met het besturen der stichting.
2. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, daaronder tevens begrepen het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en/of bezwaring van registergoe- deren en tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
3. Het bestuur is bevoegd de uitvoering van zijn werkzaamheden aan een secretariaat te delegeren.
Artikel 8. Bestuur, vertegenwoordiging
1. De voorzitter alleen, dan wel de secretaris en de penningmeester gezamenlijk vertegenwoordigen de stichting in en buiten rechte. Tevens is het gehele bestuur gerechtigd de Stichting te vertegen- woordigen.
2. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten, opgestelde reglementen alsmede het beheer van het vermogen van de stichting.
Artikel 9. Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of ten minste drie bestuursleden dit nodig achten.
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld. Aan vergaderingen kan worden deelgenomen en gestemd door middel van een elektronisch communicatiemiddel indien dit bij de oproeping is vermeld.
Artikel 10. Besluitvorming
1. Besluiten kunnen slechts rechtsgeldig worden genomen indien ten minste vier bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zodanig dat elk van de in artikel 6 lid 1 bedoelde groepen (de uitzendondernemingen casu quo de vakorganisaties) door ten minste één bestuurslid ter vergade- ring is vertegenwoordigd.
2. Elk bestuurslid brengt een stem uit, tenzij het aantal ter vergadering aanwezige of gemachtigde vertegenwoordigers van uitzendondernemingen verschilt van het aantal vertegenwoordigers van vakorganisaties, in welk geval de bestuursleden van de ene groep evenveel stemmen uitbrengen als van de andere groep bestuursleden die aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
3. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders bepaald, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
4. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.
5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
6. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling gestemd, en over personen wordt schriftelijk gestemd. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd.
7. De leden van het bestuur zijn bevoegd zich door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het bestuur te doen vertegenwoordigen. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd.
8. Indien zulks bij de oproeping is vermeld is ieder bestuurslid bevoegd om in persoon of bij schriftelijk gevolmachtigde, door middel van een elektronisch communicatiemiddel aan de vergadering deel te nemen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen, mits het bestuurslid via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd, rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering en kan deelnemen aan de beraadslaging.
9. Het bestuur is bevoegd bij reglement voorwaarden te stellen aan het gebruik van het elektronische communicatiemiddel.
10. In afwijking van het bepaalde in de vorige leden, kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in leden 3, 4 en 5 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gebracht. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd.
Artikel 11. Verstrekking uit de middelen van Stichting Doorzaam
1. De aanvragen om verstrekkingen uit de middelen van de Stichting Doorzaamdienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend.
2. Bij een aanvraag om verstrekking vanuit de middelen van de Stichting Doorzaam wordt beoor- deeld of een en ander binnen de doelstelling van het fonds past.
3. Met betrekking tot de voorwaarden waaronder recht op verstrekking uit de middelen van de Stichting Doorzaam bestaat moet in voorkomend geval door de subsidieverzoekende instelling een begroting van de kosten worden ingediend, welke moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de stichtingsdoelen genoemd in artikel 3. Subsidie-ontvangende instellingen moeten jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsultent met certificerende bevoegd- heid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 bedoelde bestedingsdoelen. Deze verklaring moet geïntegreerd onderdeel uitmaken van het (financieel) jaarverslag, zoals genoemd in artikel 13 lid 2.
4. Met betrekking tot de voorwaarden waaronder recht op een verstrekking uit de middelen van de Stichting Doorzaam bestaat in de vorm van een vergoeding voor een door een individuele uitzendkracht/werknemer gevolgde opleiding, gelden de voorwaarden opgenomen in het reglement vergoedingen van de Stichting Doorzaam.
Artikel 12. Administrateur
1. De administratie en inning van bijdragen, alsmede alle werkzaamheden als het bestuur zal verkiezen, worden onder verantwoordelijkheid van het bestuur verricht door een daarvoor door het bestuur aan te stellen administrateur.
2. De opdracht tot administratie en inning van bijdragen aan de administrateur worden schriftelijk verstrekt.
Artikel 13. Jaarverslag, rekening en verantwoording
1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Jaarlijks, uiterlijk in de maand mei, stelt het bestuur een financieel verslag op waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid.
3. De rekening en verantwoording is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen conform de doelstellingen van de Stichting Doorzaam als genoemd in artikel 3 en is vergezeld van een rapport van een door het bestuur benoemde registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedings- doelen zijn gedaan.
4. De rekening en verantwoording van de Stichting Doorzaam vergezeld van de verklaring van de registeraccountant of accountant-administratieconsulent wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen jaarlijks gepubliceerd en wordt ter inzage gelegd:
a. ten kantore van de Stichting Doorzaam;
b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen;
c. op de betreffende website van de Stichting Doorzaam.
5. Het financieel jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 14. Reglement
1. Het bestuur kan één of meerdere reglementen vaststellen waarin onderwerpen worden geregeld waarin door deze statuten niet volledig wordt voorzien.
2. Een reglement mag geen bepalingen bevatten die strijdig zijn met de wet of deze statuten.
3. Op de besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 10, leden 1, 2, 3 en 5 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15. Statutenwijziging en ontbinding
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.
2. Besluiten tot wijziging van de statuten of ontbinden van de stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een vergadering waarin zowel alle vertegenwoordigers van uit- zendondernemingen als alle vertegenwoordigers van vakorganisaties aanwezig of vertegenwoor- digd zijn, en ten minste twee/derde der geldig uitgebrachte stemmen zich daarvoor verklaart.
3. Een besluit tot ontbinding wordt niet genomen dan nadat twee maanden zijn verstreken sinds de dag waarop het voorstel tot ontbinding door het bestuur is toegezonden aan de in artikel 6 lid 2 genoemde organisaties.
4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is afzonderlijk bevoegd de akte van statutenwijziging te doen verlijden ten overstaan van de door het bestuur daartoe aangewezen notaris.
5. De bestuursleden zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledig doorlo- pende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het door de Kamer van Koophandel en Fabrieken gehouden handelsregister.
Artikel 16. Vereffening
1. De vereffening geschiedt door het bestuur.
2. De stichting blijft na ontbinding voortbestaan indien en voorzover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.
3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel mogelijk van kracht.
4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de stichting zal worden gegeven, met dien verstande, dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de stichting zoveel mogelijk nabijkomt.
5. De slotrekening van de vereffening alsmede de bestemming van het eventuele saldo behoeven de goedkeuring van de organisaties genoemd in artikel 6 lid 2.
Artikel 17. Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze statuten niet voorzien beslist het bestuur, mits daarbij niet in strijd met de statuten en de wet wordt gehandeld.
REGLEMENT I FINANCIERINGSREGLEMENT STICHTING DOORZAAM TEN BEHOEVE VAN DE MENTORVERGOEDING
Artikel 1 Definities
1. Stichting Doorzaam, verder te noemen stichting
2. SFU Stichting fonds voor de Uitzendbranche
3. Wettelijke kaders
a. WEB: Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Stb. 1995, 501; laatste wijziging 7 april 2005, Stb. 2005, 203).
b. Crebo: het Centraal Register Beroepsonderwijs zoals bedoeld in art. 6.4.1. van de WEB. Croho: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs dat door de IB-Groep wordt beheerd leerwerktrajecten met een Branche Erkenning.
c. BBL: Beroeps Begeleidende Leerweg: omvattende een praktijkdeel van 60% of meer van de studieduur, zoals bedoeld in art. 7.2.2, tweede lid, onder b van de WEB.
d. Duale leerweg: werk in het kader van een initiële opleiding in het hoger beroepsonderwijs (hbo) op grond van een onderwijsarbeidsovereenkomst tussen de werkgever, de werknemer en de hogeschool. De werknemer mag niet zijn ingeschreven als voltijdstudent
4. Werkgever/flexorganisatie, verder te noemen Flexorganisatie De uitzendonderneming als bedoeld Artikel 1 lid 2 van de cao Stichting Fonds Uitzendbranche.
5. Werknemer/flexkracht, verder te noemen Flexkracht Degene, die een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:690 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.
6. De Xxxxxxxxxxxxxxxxxx Overeenkomst van de stichting, waarin naast opleidings en persoonsge- gevens van de flexkracht, taken en verantwoordelijkheden, die door de flexorganisatie uitgevoerd dienen te worden ten aanzien van de begeleiding van de flexkracht, tijdens de BBL of Duale opleiding van de flexkracht, genoemd staan. Bij eventuele uitbesteding van één of meer mentortaken, blijft de flexorganisatie verantwoordelijk voor de regie en het toezicht.
De overeenkomst wordt gesloten tussen flexorganisatie en flexkracht.
7. Salarisstrook Overzicht waarop zichtbaar is, dat er sprake is van loonbetaling aan de flexkracht gedurende de BBL of Duale opleiding.
8. Uitvoerder van de mentortaken Flexorganisatie zoals genoemd onder lid 4.
9. Vergoeding Door het Bestuur van de stichting, jaarlijks opnieuw vast te stellen aantal en hoogte van de vergoeding, ten behoeve van het begeleiden van de flexkracht tijdens de opleiding.
10. Intersectorale projecten Door het Bestuur van de stichting jaarlijks vast te stellen aantal vergoe- dingen ten behoeve van intersectorale samenwerking.
11. Reserveringsformulier en Aanvraagformulier De formulieren van de stichting waarop gereserveerd kan worden voor de vergoeding en het formulier voor het daadwerkelijk aanvragen van de vergoeding.
Artikel 2 Vaststelling vergoeding aan de Flexorganisatie
1. De stichting kan aan de flexorganisatie een vergoeding toekennen ten behoeve van de uitvoering van de mentortaken tijdens de BBL of Duale opleiding van de flexkracht.
2. Na de jaarlijkse vaststelling van de vergoeding door het bestuur, kan een flexorganisatie, maxi- maal 100 vergoedingen per flexorganisatie reserveren bij de stichting. De vergoeding is voorbe- houden aan die flexorganisaties die afdragen aan de Stichting Fonds voor de Uitzendbranche. Er kan met de stichting overleg gevoerd worden ten aanzien van een eventuele overschrijding van het aantal van 100 vergoedingen, dit bij onder realisatie van het totaal aantal door het Bestuur vastgestelde vergoedingen in enig jaar.
3. De flexorganisatie dient jaarlijks vóór 1 mei het aantal te reserveren vergoedingen in te dienen, door middel van het insturen van het reserveringsformulier van de stichting.
4. De stichting zal vóór 1 augustus in enig jaar vaststellen voor hoeveel vergoedingen de flexorgani- satie in aanmerking komt. Tevens zal de stichting terstond aangeven wanneer het maximaal beschikbare aantal vergoedingen in enig jaar bereikt is. Bij overschrijding van het aantal door het Bestuur vastgestelde vergoedingen zal er per flexorganisatie naar rato worden toegekend.
5. De stichting zal op twee momenten per jaar de vergoeding uitbetalen. Waarbij de hoogte van de vergoeding gekoppeld wordt aan twee meetmomenten. Bij beëindiging van de opleiding, binnen het eerste half jaar, wordt slechts 50% van de vergoeding uitgekeerd, maar alleen dan, als de flexkracht de eerste drie maanden van zijn/haar opleidingsjaar heeft afgerond. De volledige vergoeding wordt uitgekeerd indien de flexkracht ook het tweede half jaar van het opleidingsjaar is begeleid. Bij het behalen van een diploma, zal de gehele vergoeding worden uitbetaald, ook als de begeleiding korter heeft geduurd dan een jaar.
6. Het Bestuur van de stichting kan in enig jaar besluiten om voor intersectorale samenwerkings projecten, een deel van de vergoedingen te reserveren voor BBL of Duale opleidingen voor een bepaalde sector. Ook de hoogte van het bedrag kan afwijken van de standaard vergoeding vastgesteld in enig jaar. Toekenning van de vergoeding is voor flexorganisaties die participeren in deze projecten. Alle flexorganisaties die voldoen aan de gestelde criteria mogen deelnemen. Deze vergoeding zal eenmalig worden vastgelegd in een Addendum op het reglement.
7. De stichting kan alleen vergoedingen uitkeren indien het SFU de jaarlijkse begroting van de stichting heeft goedgekeurd.
Artikel 3 Verplichtingen van de Flexorganisatie
1. De flexorganisatie dient met de flexkracht een overeenkomst te sluiten, zoals genoemd in art. 1 lid 6 van dit reglement
2. De flexorganisatie dient jaarlijks vóór 1 mei het aantal vergoedingen te reserveren door middel van het insturen van het reserveringsformulier van de stichting.
3. De flexorganisatie kan in september en in maart van enig jaar een aanvraagformulier indienen ten behoeve van de uitbetaling van de vergoeding. Dit aanvraagformulier (voor het aanvragen van meerdere vergoedingen volstaat 1 verzamelaanvraagformulier) dient samen met een kopie van de overeenkomst zoals genoemd in art. 1 lid 6 en samen met loonstroken van de flexkracht (bij een volledig opleidingsjaar drie loonstroken: start, halverwege en aan het einde van het opleidingsjaar, en bij een half jaar twee loonstroken, start en einde, waarbij er minimaal drie maanden moeten zijn verstreken) ingediend te worden. Incomplete aanvragen worden niet in behandeling genomen. De twee indientermijnen zijn verbonden aan de termijn van uitkering van de vergoeding. Indienen voor de vergoeding in september, zal in december worden uitgekeerd en indienen voor de vergoeding in maart, zal in juni worden uitgekeerd. Indien het diploma eerder wordt behaald, dan dient een kopie van het diploma opgestuurd te worden om voor de 2e termijn vergoeding in aanmerking te komen.
4. De flexorganisatie dient aan de stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de stichting wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.
5. De flexorganisatie dient medewerking te verlenen bij een eventuele enquête onder de flexkrachten. Deze enquête heeft tot doel om de kwaliteit van de uitvoering van het mentorschap te toetsen.
6. Aanvraagformulieren en bijbehorende documenten kunnen zowel hard copy als digitaal (xxxx@xxxxxxxx.xx) ingediend worden.
Artikel 4 Uitbetalen vastgestelde vergoedingen aan Flexorganisatie
1. De vastgestelde vergoedingen als bedoeld in art. 2 van dit reglement kunnen door de stichting als voorlopige vergoeding aan de flexorganisatie worden uitbetaald.
2. De voorlopige vergoeding wordt eenmaal per jaar uitgekeerd, in december of in juni in enig jaar. De stichting zal ten aanzien van genoemde vergoedingen aan de flexorganisatie een specificatie verstrekken.
3. De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoeding vindt plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar, bij vaststelling van de jaarrekening van de stichting.
4. Het compleet met gevraagde gegevens en handtekeningen aanleveren van de overeenkomsten zoals genoemd in art.1 lid 6 zijn een voorwaarde voor vergoeding.
Artikel 5 Informatieplicht
1. De flexorganisatie zal de stichting naar waarheid informeren en alleen vergoedingen aanvragen voor daadwerkelijk uitgevoerde taken. De flexorganisatie dient op verzoek aan de stichting alle gegevens, zoals bijvoorbeeld de beroepspraktijkvormingsovereenkomst en leerovereenkomst, te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de stichting wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren
2. De stichting zal dit regelement en bijbehorende documenten jaarlijks op de website van de stichting publiceren.
Artikel 6 Aansprakelijkheid
De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor en door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.
Artikel 7 Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bestuur van de stichting.
REGLEMENT II FINANCIERINGSREGLEMENT STICHTING DOORZAAM TEN BEHOEVE VAN DE VERGOEDING VOOR HET BEHALEN VAN HET ERVARINGSCERTIFICAAT (EVC)
Artikel 1 Definities
1. Stichting Doorzaam, verder te noemen stichting.
2. SFU Stichting Fonds voor de Uitzendbranche
3. Wettelijke kaders
a. WEB: Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Stb. 1995, 501; laatste wijziging 7 april 2005, Stb. 2005, 203.
b. Crebo: het Centraal Register Beroepsonderwijs zoals bedoeld in art. 6.4.1. van de WEB.
Croho: het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, het landelijk Croho-register dat wordt beheerd door de IB-Groep.
c. WVA: Wet Afdrachtsvermindering Onderwijs
4. Werkgever/flexorganisatie, verder te noemen flexorganisatie De uitzendonderneming als bedoeld Artikel 1 lid 2 van de cao Stichting Fonds Uitzendbranche.
5. Werknemer/ flexkracht en directe medewerker, verder te noemen werknemer Xxxxxx, die een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:690 en 610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.
6. Erkennen van Verworven Competenties (EVC) Procedure waarmee tijdens werk en/of privé verworven competenties worden herkend, gewaardeerd en erkend.
7. Ervaringscertificaat De rapportage van de doorlopen EVC-procedure, waarin de competenties, die herkend zijn, gewaard en erkend beschreven staan.
8. Erkend EVC-aanbieder Uitvoeder van EVC-trajecten, die (voorlopig) erkend is door het Kennis- centrum EVC.
9. Vergoeding Door het Bestuur van de stichting jaarlijks opnieuw vast te stellen aantal en hoogte van de vergoeding, ten behoeve van de uitvoering van EVC trajecten voor werknemers.
10. Reserveringsformulier en Aanvraagformulier De formulieren van de stichting waarop gereserveerd kan worden voor de vergoeding en het formulier voor het daadwerkelijk aanvragen van de vergoeding.
11. Salarisstrook Overzicht waarop zichtbaar is, dat er sprake is van loonbetaling aan de werknemer gedurende het erkennen van verworven competenties.
12. Intersectorale projecten Door het Bestuur van de stichting jaarlijks vast te stellen aantal vergoe- dingen ten behoeve van intersectorale samenwerking.
Artikel 2 Vaststelling Vergoeding aan de Flexorganisatie
1. De stichting kan aan de flexorganisatie een vergoeding toekennen voor de uitvoering van een EVC traject ten behoeve van de werknemer.
2. Na de jaarlijkse vaststelling van de vergoeding door het bestuur, kan een flexorganisatie, maxi- maal 75 vergoedingen per flexorganisatie reserveren bij de stichting. De vergoeding is voorbehou- den aan die flexorganisaties die afdragen aan de Stichting Fonds voor de Uitzendbranche. Er kan met de stichting overleg gevoerd worden ten aanzien van een eventuele overschrijding van het aantal van 75 vergoedingen, dit bij onder realisatie van het totaal aantal door het Bestuur vastgestelde vergoedingen in enig jaar.
3. De flexorganisatie kan in aanmerking komen voor een vergoeding van een Ervaringscertificaat indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. Het initiatief voor de inzet van een EVC-procedure is door flexorganisatie en/of Werknemer genomen én
b. De flexorganisatie en de betrokken Werknemer zijn het inzetten van de EVC-procedure in overleg overeengekomen én
c. De flexorganisatie meldt de EVC-procedure aan door middel van het reserverings formulier van de stichting.
4. De flexorganisatie dient jaarlijks vóór 1 mei het aantal te reserveren vergoedingen in te dienen, door middel van het insturen van het reserveringsformulier van de stichting.
5. De stichting zal vóór 1 augustus in enig jaar vaststellen voor hoeveel vergoedingen de flexorgani- satie in aanmerking komt. Tevens zal de stichting terstond aangeven wanneer het maximaal beschikbare aantal vergoedingen in enig jaar bereikt is. Bij overschrijding van het aantal door het Bestuur vastgestelde vergoedingen zal er per flexorganisatie naar rato worden toegekend.
6. De stichting zal op twee momenten per jaar de vergoeding uitbetalen.
7. De vergoeding wordt uitgekeerd na aftrek van de WVA.
8. Het Bestuur van de stichting kan in enig jaar besluiten om voor intersectorale samenwerkings projecten, een deel van de vergoedingen te reserveren voor een bepaalde sector. Ook de hoogte van het bedrag kan afwijken van de standaard vergoeding, vastgesteld in enig jaar. Toekenning van de vergoeding is voor flexorganisaties die participeren in deze projecten. Alle flexorganisaties die voldoen aan de gestelde criteria mogen deelnemen. Deze vergoeding zal eenmalig worden vastgelegd in een Addendum op het reglement.
9. De stichting kan alleen vergoedingen uitkeren indien het SFU de jaarlijkse begroting van de stichting heeft goedgekeurd.
10. Voor 2020 is het vergoedingsbedrag vastgesteld op maximaal € 1.500 per EVC traject per kandidaat.
Artikel 3 Verplichtingen van de Flexorganisatie
1. De flexorganisatie dient jaarlijks vóór 1 mei het aantal vergoedingen te reserveren door middel van het insturen van het reserveringsformulier van de stichting.
2. De flexorganisatie, kan in september en in maart van enig jaar een aanvraagformulier indienen ten behoeve van de uitbetaling van de vergoeding. Dit aanvraagformulier (voor het aanvragen van meerdere vergoedingen volstaat 1 verzamelaanvraagformulier) moet ingediend worden samen met een:
• kopie van de factuur van de EVC-procedure (met de naw gegevens van de werknemer)
• betalingsbewijs aan de EVC-aanbieder
• een loonstrook van de werknemer van de periode waarin de EVC-traject is gestart is
3. Incomplete aanvragen van de flexorganisatie worden niet in behandeling genomen. De twee indientermijnen zijn verbonden aan de termijn van uitkering van de vergoeding. Indienen voor de vergoeding in september, zal in december worden uitgekeerd en indienen voor de vergoeding in maart, zal in juni worden uitgekeerd.
4. Aanvraagformulieren en bijbehoren genoemde documenten kunnen zowel hard copy als digitaal (xxxx@xxxxxxxx.xx) ingediend worden.
Artikel 4 Uitsluiting
1. De flexorganisatie komt, ten behoeve van de betreffende werknemer niet in aanmerking voor
vergoeding indien de EVC-procedure niet uitgevoerd is door een (voorlopig) Erkend EVC- aanbieder.
2. De flexorganisatie komt, ten behoeve van de betreffende werknemer niet in aanmerking voor vergoeding indien reeds via andere vergoedingsregelingen voor de EVC-procedure vergoeding is verstrekt of zal worden verstrekt. Behalve ESF, daar kan wel aanspraak op worden gemaakt, mits de WVA en de vergoeding van de stichting ervan afgetrokken is.
3. De flexorganisatie komt niet in aanmerking voor vergoeding indien er geen Ervaringscertificaat aangeleverd wordt door de EVC-aanbieder.
Artikel 5 Uitbetalen vastgestelde vergoedingen aan Flexorganisatie
1. De vastgestelde vergoedingen als bedoeld in art. 2 van dit reglement kunnen door de stichting als voorlopige vergoeding aan de flexorganisatie worden uitbetaald.
2. De voorlopige vergoeding wordt eenmaal per jaar uitgekeerd, in december of in juni in enig jaar. De stichting zal ten aanzien van genoemde vergoedingen aan de flexorganisatie een specificatie verstrekken.
3. De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoeding vindt plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar, bij vaststelling van de jaarrekening van de stichting.
4. Het compleet aanleveren van de documenten zoals genoemd in art.3 lid 2 zijn een voorwaarde voor vergoeding.
Artikel 6 Informatieplicht
1. De flexorganisatie zal de stichting naar waarheid informeren en alleen vergoedingen aanvragen voor daadwerkelijk uitgevoerde EVC trajecten. De flexorganisatie dient op verzoek aan de stichting alle gegevens, te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de stichting wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren
2. De stichting zal dit regelement en bijbehorende documenten jaarlijks op de website van de stichting publiceren.
Artikel 7 Aansprakelijkheid
De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.
Artikel 8 Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bestuur van de stichting.
REGLEMENT III VOORWAARDEN SCHOLINGSVOUCHERS UITZENDORGANISATIES
Het project scholingsvouchers betreft een op zichzelf staand project. Het project is additioneel, buiten andere projecten, convenanten, subsidies etc. om. De kosten mogen niet dubbel gefinancierd worden.
Voorwaarden voucher
• De uitzendkracht is werkzaam bij een uitzendorganisatie in Fase A | Fase 1-2, of
is op zoek naar werk, en heeft in de afgelopen 3 maanden als laatste dienstverband, minimaal 32 uur, als uitzendkracht gewerkt (Fase A | Fase 1-2).
Daarnaast geldt dat:
De uitzendkracht geen hoger opleidingsniveau heeft dan mbo 4.
• Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de voucher wordt gebruikt voor een door de uitzendorga- nisatie vereiste opleiding.
• Het niet mogelijk de voucher te gebruiken voor een opleiding die de uitzendkracht sowieso
aangeboden en betaald zou krijgen door de uitzendorganisatie.
• Het is niet mogelijk de voucher in te zetten voor gemaakte opleidingskosten die liggen voor de uitgiftedatum van de scholingsvoucher.
• De uitzendkracht mag naar eigen inzicht een opleidingskeuze maken. Het moet wel een arbeids- marktrelevante opleiding zijn.
• De uitzendorganisatie adviseert de uitzendkracht in het maken van een keuze indien de uitzend- kracht hier behoefte aan heeft.
• De uitzendkracht ontvangt geen geld, maar een digitale voucher met een waarde van (maximaal)
€ 500 exclusief BTW*.
• De voucher is niet inwisselbaar voor geld.
• De uitzendkracht krijgt geen resttegoed aan geld.
• De scholingsvoucher mag voor meerdere opleidingen gebruikt worden, tot een maximum van
€ 500 inclusief BTW.
• Eenmaal gegeven is de scholingsvoucher eigendom van de uitzendkracht, ook als de uitzendkracht gestopt is met werken bij een uitzendorganisatie.
• De uitzendorganisatie regelt de opleiding en betaalt de factuur. De uitzendkracht kan een duurdere opleiding kiezen. De meerkosten zijn dan voor de uitzendkracht of in overleg voor de uitzendorga- nisatie.
• Per jaar mag er per uitzendkracht één scholingsvoucher worden aangevraagd.
Voorwaarden scholing
Voor opleidingsinstituten kan gebruik worden gemaakt van de partners van de Stichting Doorzaam in de opleidingsportal, partners van uitzendorganisaties of van inleners. Daarnaast kan de uitzendkracht zelf een opleider zoeken, mits dit een erkend opleider is. Dit kunnen bijvoorbeeld ROC’s zijn, Xxxxx gecertificeerde opleiders, opleiders die lid zijn van de NRTO, opleiders die gecertificeerde opleidingen aanbieden. Het mogen geen interne opleidingen van uitzendorganisatie of inleners zijn.
Een scholingsvoucher mag niet worden ingezet voor cursussen/opleidingen bij eigen opleidingspar- tijen van de uitzendorganisatie, dan wel opleidingspartijen die op enige wijze gelieerd zijn aan de uitzendorganisatie die scholingsvouchers aanvraagt (bijvoorbeeld een zusterorganisatie).
Loopbaanadvies
Naast scholing mag de voucher ook aangewend worden voor loopbaanadvies. De uitzendorganisatie of uitzendkracht kan het loopbaanadviestraject inkopen bij erkende loopbaanadviesbureaus. Het traject moet leiden tot een persoonlijk leeractieplan.
EVC
Er mag een EVC-traject ingekocht worden mits dit bij een door het Kenniscentrum EVC erkende partij is.
Beroeps Begeleidende Leerweg
De scholingsvoucher kan ingezet worden voor een BBL-opleiding mits het de keuze van de flexkracht is om de scholingsvoucher hier aan te besteden.
Geen B-rijbewijs
Een scholingsvoucher kan niet worden ingezet voor een B-rijbewijs, omdat de arbeidsmarktrelevantie daarvan onvoldoende kan worden aangetoond. Andersoortige rijbewijzen zijn wel mogelijk (bijvoor- beeld BE of C).
*Vergoeding in- of exclusief BTW?
Aan uitzendorganisaties worden opleidingskosten exclusief BTW vergoed, omdat BTW voor uitzendor- ganisaties aftrekbaar is. Indien een uitzendkracht zelf de opleiding moet betalen, wordt er inclusief BTW vergoed, omdat dan de BTW niet aftrekbaar is.
Voorwaarden scholingsvouchers voor uitzendkrachten
Het project scholingsvouchers betreft een op zichzelf staand project. Het project is additioneel, buiten andere projecten, convenanten, subsidies etc. om. De scholingskosten mogen niet dubbel gefinan- cierd worden.
Voorwaarden
• Er kan maximaal 1 voucher per jaar worden aangevraagd per uitzendkracht.
• De uitzendkracht is werkzaam bij een uitzendorganisatie zonder bepaalde tijd of vast contract (Fase A | Fase 1-2)
of
is op zoek naar werk, en heeft in de afgelopen 6 maanden als laatste dienstverband, minimaal 32 uur, als uitzendkracht gewerkt (Fase A | Fase 1-2).
Daarnaast geldt dat:
De uitzendkracht geen hoger opleidingsniveau heeft dan mbo 4.
De uitzendkracht weet voor welke opleiding, cursus of training hij de voucher wil inzetten.
• De uitzendkracht vraagt na overleg met een partner van de Stichting Doorzaam de voucher aan via xxx.xxxxx-xxxxxxxxxxxxxxxx.xx en verzilvert (declareert) de voucher ook via het portal.
• De uitzendkracht mag naar eigen inzicht een opleidingskeuze maken. Het moet wel een arbeids- marktrelevante opleiding zijn.
• De partner van de Stichting Doorzaam mag hier wel in adviseren maar niet in dwingen.
• Het is niet mogelijk de voucher in te zetten voor gemaakte opleidingskosten die liggen voor de uitgiftedatum van de scholingsvoucher.
• De uitzendkracht ontvangt geen geld, maar een voucher met een waarde van € 500 inclusief BTW.
• De voucher is niet inwisselbaar voor geld.
• De uitzendkracht krijgt geen resttegoed aan geld.
• De scholingsvoucher mag voor meerdere opleidingen gebruikt worden, tot een maximum van
€ 500 inclusief BTW. Dit wordt ook bijgehouden in de opleidingsportal.
• Eenmaal gegeven is de scholingsvoucher eigendom van de uitzendkracht. De voucher is dus niet overdraagbaar.
• De uitzendkracht regelt de opleiding en laat de factuur op naam van de Stichting Doorzaam aan de Stichting Doorzaam sturen per post of per e-mail.
• De Stichting Doorzaam betaalt de factuur mits de naam van de werknemer en de opleiding erop staan vermeld en aan de voorwaarden is voldaan.
• De uitzendkracht kan een duurdere opleiding kiezen, dan zijn de meerkosten voor de uitzendkracht. Als de opleiding duurder is zal de uitzendkracht een gesplitste factuur moeten laten maken door de opleider. Aan de Stichting Doorzaam kan maximaal € 500 inclusief BTW gefactureerd worden.
Voorwaarden scholing
Voor opleidingsinstituten kan gebruik worden gemaakt van de partners van de Stichting Doorzaam in de opleidingsportal, partners van uitzendorganisaties of van inleners. Daarnaast kan de uitzendkracht zelf een opleider zoeken, mits dit een erkend opleider is. Dit kunnen bijvoorbeeld ROC’s zijn, Xxxxx gecertificeerde opleiders, opleiders die lid zijn van de NRTO, opleiders die gecertificeerde opleidingen aanbieden. Het mogen geen interne opleidingen van uitzendorganisatie of inleners zijn.
Een scholingsvoucher mag niet worden ingezet voor cursussen/opleidingen bij eigen opleidingspar- tijen van de Stichting Doorzaam partner, dan wel opleidingspartijen die op enige wijze gelieerd zijn aan de partner die scholingsvouchers aanvraagt (bijvoorbeeld een zusterorganisatie).
Loopbaanadvies
Naast scholing mag de voucher ook aangewend worden voor loopbaanadvies. De uitzendorganisatie of uitzendkracht kan het loopbaanadviestraject inkopen bij erkende loopbaanadviesbureaus. Het traject moet leiden tot een persoonlijk leeractieplan.
EVC
Er mag een EVC-traject ingekocht worden mits dit bij een door het Kenniscentrum EVC erkende partij is.
Beroeps Begeleidende Leerweg
De scholingsvoucher kan ingezet worden voor een BBL-opleiding mits het de keuze van de uitzend- kracht is om de scholingsvoucher hier aan te besteden.
Geen B-rijbewijs
Een scholingsvoucher kan niet worden ingezet voor een B-rijbewijs, omdat de arbeidsmarktrelevantie
daarvan onvoldoende kan worden aangetoond. Andersoortige rijbewijzen zijn wel mogelijk (bijvoor- beeld BE of C).
Vergoeding in- of exclusief BTW?
Aan uitzendkrachten worden opleidingskosten inclusief BTW vergoed.
Voorwaarden partners Stichting Doorzaam
Het project scholingsvouchers betreft een op zichzelf staand project. Het project is additioneel, buiten andere projecten, convenanten, subsidies etc. om. De scholingskosten mogen niet dubbel gefinan- cierd worden.
Voorwaarden
• Alleen een door de Stichting Doorzaam aangewezen partner kan reserveren voor scholingsvou- chers uitzendkrachten via xxx.xxxxx-xxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
• De partner committeert zich om het gereserveerde aantal vouchers te verzilveren binnen de vooraf vastgestelde termijn van 4 maanden.
• Zodra de Stichting Doorzaam een reservering heeft toegekend wordt deze in de backoffice van de portal geplaatst zodat de vouchers aangevraagd kunnen worden door de door de partner geselecteerde uitzendkrachten, of door de uitzendorganisatie.
• De Stichting Doorzaam behoudt zich het recht om het toegekende aantal te wijzigingen of toe te kennen aan een andere partner of uitzendorganisatie. Uiteraard zal dit niet zonder overleg gaan. De Stichting Doorzaam zal hiervoor in elk geval jaarlijks 2 maal een meting houden van het aantal op naam gezette vouchers.
• De partner heeft geen toegang tot de opleidingsportal, de uitzendorganisaties wel.
• De partner wijst de uitzendkrachten op de opleidingsportal van de Stichting Doorzaam om een scholingsvoucher aan te vragen. De uitzendorganisatie voert uitzendkrachten zelf in het portal in, waarna de uitzendkracht digitaal zijn akkoord geeft.
• Via de partner maakt de uitzendkracht zelf in de opleidingsportal een inlog aan en selecteert bij het aanvragen via welke de Stichting Doorzaam partner (in de portal als “via welk kanaal” omschre- ven) hij de voucher heeft ontvangen. Hiervoor is een keuzemenu aanwezig. De partner informeert de uitzendkracht hier van tevoren over zodat het juiste kanaal wordt gekozen.
• Als voorwaarden voor de geselecteerde uitzendkrachten gelden de voorwaarden scholingsvou- chers voor uitzendkrachten.
• De partner werkt voor deze regeling niet samen met uitzendorganisaties. Indien uitzendorganisa- ties willen participeren in de scholingsvouchers regeling kunnen zij zich bij de Stichting Doorzaam melden.
REGLEMENT IV (FINANCIERINGS)REGLEMENT DOORZAAM TEN BEHOEVE VAN HET TRAJECT ALLES-IN-1 VOOR UITZENDKRACHTEN
Artikel 1 - Definities
1. DOORZAAM De Stichting DOORZAAM, verder te noemen de Stichting.
2. SFU Sociaal Fonds Uitzendbranche.
3. Werkgever/uitzendorganisatie, verder te noemen uitzendorganisatie De uitzendonderneming als bedoeld in Artikel 1 lid 2 van de cao Stichting Fonds Uitzendbranche.
4. Werknemer/uitzendkracht, verder te noemen uitzendkracht Degene, die een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:690 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.
5. Opdrachtgever De organisatie waar de uitzendkracht werk verricht.
6. Duurzame inzetbaarheidsscan (DIS) DIS geeft inzicht in 4 thema’s: werk & loopbaan, persoonlijke ontwikkeling, gezondheid en financiën.
7. Coaches Coaches die ingezet worden voor bespreking met uitzendkrachten over de uitkomst van DIS en eventuele interventie. De ingezette coaches zijn werkzaam bij vooraf vastgestelde bureaus of bij uitzendorganisaties die coaches in dienst hebben bij een coachingsbedrijf van hun holding.
8. Vergoeding Door het bestuur van de Stichting wordt jaarlijks het aantal en de hoogte van de vergoeding (DIS, coach, interventiebudget) vastgesteld ten behoeve van het Alles-in-1 voor uitzend- krachten traject (verder te noemen Alles-in-1).
9. DOORZAAM vergoedingenportal Het portal van de Stichting xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx waarin alle administratieve handelingen rondom de vergoedingen plaatsvinden.
10. Duurzaam inzetbaarheid (DI) interventiebudget Budget wat beschikbaar is voor de uitzendkracht met als doel het vergroten van de eigen duurzame inzetbaarheid passend binnen de gestelde voorwaarden en doelstellingen van de Stichting.
Artikel 2 - Voorwaarden werving en selectie uitzendkrachten
1. De uitzendorganisatie draagt zorg voor de werving en selectie van de uitzendkrachten die aan de voorwaarden van het traject voldoen:
• De uitzendkracht heeft onvoldoende perspectief op duurzame inzetbaarheid (in de toekomst) en
• werkt in Fase A/B of Fase 1/2/3 en
• de uitzendkracht heeft de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
Het uitzendbureau levert een recente loonstrook (maximaal 4 weken oud) aan bij de aanmelding van de uitzendkracht en zorgt ervoor dat de uitzendkracht goed geïnformeerd is.
2. Uitzendkrachten die langdurig verzuimen kunnen niet deelnemen aan het traject Alles-in-1, ook niet als de uitzendorganisatie een loondoorbetalingsverplichting heeft.
3. De uitzendkracht is vooraf geïnformeerd door het uitzendbureau en is gemotiveerd om het traject Alles-in-1 in te gaan.
4. De uitzendkracht moet zich in het Nederlands of Engels voldoende kunnen uitdrukken om dit coachingstraject te kunnen volgen.
5. Eens per 2 jaar mag een uitzendkracht aangemeld worden voor Alles-in-1.
Artikel 3 - Voorwaarden en vaststelling inzet coaches
1. De Stichting heeft afspraken gemaakt met coachingspartijen voor de inzet van coaches voor Alles-in-1.
2. De Stichting betaalt de kosten voor de inzet van de coaches gedurende het traject Alles-in-1.
3. De uitzendorganisatie die binnen de organisatie een coachings BV heeft kan, na overleg en akkoord door de Stichting, eigen coaches inzetten voor een vooraf door de Stichting vastgesteld tarief.
Artikel 4 - Voorwaarden en Vaststelling vergoeding aan de uitzendorganisatie
1. Na de jaarlijkse vaststelling van de vergoeding door het bestuur, kan de uitzendorganisatie Alles-in-1 aanvragen. Deelname aan Alles-in-1 is voorbehouden aan de uitzendorganisatie die afdraagt aan de Stichting Fonds Uitzendbranche (SFU):
• Uitzendorganisaties <250 vaste medewerkers (exclusief fase C/4 uitzendkrachten), maximaal 50 uitzendkrachten per afdragende BV;
• Uitzendorganisaties >250 vaste medewerkers (exclusief Fase C/4 uitzendkrachten) maximaal 200 uitzendkrachten per afdragende BV.
2. Aan de reservering (optie) kunnen geen rechten worden ontleend. De gereserveerde vergoedingen kunnen gedurende het jaar 2020 aangevraagd worden totdat het totaal aantal dat de Stichting heeft te vergeven is bereikt. Er kan met de Stichting overleg gevoerd worden wanneer er gedu- rende het loopjaar een eventuele overschrijding wordt verwacht.
3. De uitzendorganisatie die in aanmerking komt voor Alles-in-1 is al bezig met duurzame inzetbaar- heid op één of meer gebieden zoals bijvoorbeeld opleiden, loopbaan, waarderen van praktijkerva- ring, veilig werken en/of gezondheid.
4. De uitzendorganisatie is bereid 50% van de eventuele verletkosten voor hun rekening te nemen.
5. Het interventiebudget is ten behoeve van de uitzendkracht en is maximaal € 2.500 exclusief BTW.
6. Het interventiebudget is bedoeld als bijdrage aan het verhogen van de duurzame inzetbaarheid van de uitzendkracht, waarvoor geen andere mogelijkheden of voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn.
7. Het interventiebudget is enkel in te zetten voor interventie(s) die voortkomen uit het traject
Alles-in-1. Het interventiebudget mag voor meerdere interventies gebruikt worden en het moet een logisch vervolg zijn op de uitkomsten van de DIS die is ingevuld met de coach.
8. De stichting bepaalt of de interventie passend is in het traject Alles-in-1. Hierbij wordt o.a. getoetst op de arbeidsmarktrelevantie en de regels welke de belastingdienst aanhoudt voor vergoedingen
aan werknemers. Zie bijlage 1 voor meer informatie. Deze bijlage is onderdeel van het reglement.
9. Het interventiebudget blijft beschikbaar voor de uitzendkracht tot 8 maanden na akkoord op de aanmelding in het vergoedingenportal van DOORZAAM, ook als de uitzendkracht niet meer werkzaam is bij een uitzendorganisatie. Indien de interventie niet binnen deze termijn kan starten, is het raadzaam te kijken naar een alternatief, of naar een geschikt voortraject. Indien dit niet mogelijk is, is overleg met DOORZAAM gewenst.
10. Indien de interventie boven het budget van € 2.500 uitkomt zijn de meerkosten voor de uitzendor- ganisatie of voor de uitzendkracht. In overleg kan de uitzendkracht of de Stichting de interventie betalen. In dit geval wordt er inclusief BTW aan de uitzendkracht vergoed omdat dan de BTW niet aftrekbaar is.
11. Door de uitzendorganisatie mogen geen voorwaarden, zoals een terugbetalingsregeling, worden gesteld aan de uitzendkracht bij een interventie die is betaald vanuit het interventiebudget vanuit de Stichting.
12. Als reeds een interventie gekozen is voordat het gesprek met de coach heeft plaats gevonden, is deze interventie niet te declareren bij de Stichting.
13. De uitzendorganisatie regelt de interventie, betaalt de factuur en declareert deze op de in de vergoedingenportal aangegeven werkwijze bij de Stichting.
14. Aan uitzendorganisaties worden de interventiekosten exclusief BTW vergoed.
15. Het beschikbare interventiebudget is niet inwisselbaar voor geld en de uitzendkracht krijgt geen resttegoed aan geld.
16. Voor de interventies geldt dat dit bij erkende en/of gecertificeerde aanbieders ingekocht kan worden. De interventie mag niet worden ingekocht bij eigen partijen van de uitzendorganisatie, dan wel partijen die op enige wijze gelieerd zijn aan de deelnemende uitzendorganisatie (bijvoor- beeld een zusterorganisatie).
17. De uitzendorganisatie moet goed samenwerken met de (externe) coach in verband met de keuze van de interventie.
Artikel 5 - Informatieplicht
1. De uitzendorganisatie die deelneemt aan het traject zal de Stichting naar waarheid informeren. De uitzendorganisatie dient op verzoek aan de Stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de Stichting wenselijk worden geacht. De Stichting heeft het recht om zelf een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.
2. De Stichting zal dit reglement en bijbehorende documenten jaarlijks op de website van de Stichting publiceren.
Artikel 6 - Aansprakelijkheid
De Stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor en door anderen dan aan de Stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.
Artikel 7 - Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van de Stichting.
REGLEMENT V (FINANCIERINGS)REGLEMENT DOORZAAM TEN BEHOEVE VAN BUDGETCOACHING VOOR UITZENDKRACHTEN
Artikel 1 - Definities
1. DOORZAAM De Stichting DOORZAAM, verder te noemen de Stichting.
2. SFU Sociaal Fonds Uitzendbranche.
3. Werkgever/ Uitzendorganisatie, verder te noemen uitzendorganisatie De uitzendonderneming als bedoeld in Artikel 1 lid 2 van de cao Stichting Fonds Uitzendbranche.
4. Werknemer/ Uitzendkracht, verder te noemen uitzendkracht Degene, die een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:690 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.
5. Vergoeding Door het bestuur van de Stichting wordt jaarlijks de aantallen en hoogte van de vergoeding vastgesteld ten behoeve van budgetcoaching.
Artikel 2 - Voorwaarden en Vaststelling vergoeding aan de uitzendorganisatie
1. Na de jaarlijkse vaststelling van de vergoeding door het bestuur, kan een uitzendorganisatie, maximaal 15 uitzendkrachten per afdragende BV aanmelden voor budgetcoaching bij de Stichting. Deelname aan budgetcoaching is voorbehouden aan de uitzendorganisatie die afdraagt aan de Stichting Fonds Uitzendbranche (SFU). Er kan met de Stichting overleg gevoerd worden wanneer er gedurende het loopjaar een eventuele overschrijding wordt verwacht.
2. Door de uitzendorganisatie mogen geen voorwaarden, zoals een terugbetalingsregeling worden gesteld aan de uitzendkracht voor het budgetcoachingstraject.
3. De Stichting kan aan de deelnemende uitzendorganisaties een budgetcoachingstraject toekennen ten behoeve van de uitzendkracht. De uitzendorganisatie die in aanmerking komt voor budgetcoa- ching is al bezig met duurzame inzetbaarheid op een of meer gebieden zoals opleiden, loopbaan, waarderen van praktijkervaring, veilig werken en/of gezondheid. Het budgetcoachingstraject is bedoeld als bijdrage aan het verhogen van de duurzame inzetbaarheid van de uitzendkracht.
4. De budgetcoach maakt een offerte op basis van een eerste gesprek met de uitzendkracht. Deze offerte wordt goedgekeurd door DOORZAAM. Het budgetcoachingstraject wordt in eerste instantie betaald door de uitzendorganisatie en vervolgens gedeclareerd bij DOORZAAM. Aan uitzendorga- nisaties worden de coachingskosten exclusief BTW vergoed. Indien DOORZAAM de factuur voor de uitzendkracht vergoedt (dit is alleen na overleg met DOORZAAM mogelijk) wordt er inclusief BTW vergoed omdat dan de BTW niet aftrekbaar is.
Artikel 3 - Voorwaarden werving en selectie uitzendkrachten
1. De uitzendkracht is werkzaam in Fase A/B of Fase 1 / 2/ 3 en is maximaal geschoold op MBO4 niveau en de uitzendkracht heeft de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt. Het uitzendbu- reau levert een recente loonstrook zonder BSN (maximaal 4 weken oud) aan bij de aanmelding van de uitzendkracht.
2. Uitzendkrachten die langdurig verzuimen kunnen niet deelnemen aan het traject Alles-in-1, ook niet als de uitzendorganisatie een loondoorbetalingsverplichting heeft.
3. De uitzendkracht is vooraf geïnformeerd door het uitzendbureau en is gemotiveerd om een budgetcoachingstraject in te gaan. De uitzendkracht moet zich in het Nederlands voldoende kunnen uitdrukken om dit coachingstraject te kunnen volgen. Eventueel kan in overleg met de Stichting dit traject ook voor uitzendkrachten die zich goed in het Engels kunnen uitdrukken.
4. De uitzendorganisatie draagt uitzendkrachten aan bij wie de financiële situatie een belemmering vormt voor optimale duurzame inzetbaarheid.
Artikel 4 - Voorwaarden en vaststelling inzet Budgetcoaches
1. Voor een budgetcoachingstraject geldt dat dit door een door DOORZAAM geselecteerde aanbieder uitgevoerd wordt.
Artikel 5 - Informatieplicht
1. De uitzendorganisaties die deelnemen aan het project zullen de Stichting naar waarheid informe- ren. De uitzendorganisaties en coaches dienen op verzoek aan de Stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de Stichting wenselijk worden geacht. De Stichting heeft het recht om zelf een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.
2. De Stichting zal dit reglement op de website van de Stichting publiceren.
Artikel 6 - Aansprakelijkheid
1. De Stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor en door anderen dan aan de Stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.
Artikel 7 - Privacy
1. Uitzendorganisatie en de Stichting respecteren de privacy en zullen, beiden als verantwoordelij- ken, zorgvuldig omgaan met persoonsgegevens – een en ander conform de wet- en regelgeving waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Artikel 8 - Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van de Stichting.
REGLEMENT VI FINANCIERINGSREGLEMENT DOORZAAM TEN BEHOEVE VAN DE VERGOEDING VOOR DIPLOMAROUTE
Artikel 1 - Definities
1. DOORZAAM Stichting DOORZAAM, verder te noemen Stichting.
2. SFU Stichting Fonds Uitzendbranche
3. Werkgever/uitzendorganisatie, verder te noemen Uitzendorganisatie De uitzendonderneming als bedoeld in Artikel 1 lid 2 van de cao Stichting Fonds Uitzendbranche.
4. Werknemer/uitzendkracht, verder te noemen Uitzendkracht Degene, die een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:690 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.
5. Salarisstrook Overzicht waarop zichtbaar is, dat er sprake is van loonbetaling aan de uitzendkracht gedurende de BBL of duale opleiding van de juridische entiteit die afgedragen heeft aan SFU en die gereserveerd heeft.
6. Diplomaroute Diplomaroute is een versnelde route naar het diploma, waarbij de uitzendkracht op basis van eerder opgedane praktijkkennis- en ervaring middels examens een officieel erkend MBO diploma behalen.
7. Vergoeding Door het bestuur van de Stichting, jaarlijks opnieuw vast te stellen aantal en hoogte van de vergoeding, ten behoeve van het diplomaroute voor de uitzendkracht.
8. Het DOORZAAM vergoedingenportal Het portal van de Stichting (www.doorzaamvergoedingenpor- xxx.xx) waar al de handelingen rondom de vergoedingen plaatsvinden.
Artikel 2 - Vaststelling vergoeding aan de Uitzendorganisatie
1. De Stichting kan aan de uitzendorganisatie een vergoeding toekennen ten behoeve van de diplomaroute van de uitzendkracht.
2. De vergoeding is te allen tijde exclusief BTW.
3. De Stichting hanteert vier betaalmomenten per jaar voor de diplomaroute.
4. Na de jaarlijkse vaststelling van de vergoeding door het bestuur, kan een uitzendorganisatie, maximaal 50 vergoedingen per uitzendorganisatie reserveren bij de Stichting. De vergoeding is voorbehouden aan die uitzendorganisatie die afdragen aan de Stichting Fonds Uitzendbranche. Er kan met de Stichting overleg gevoerd worden ten aanzien van een eventuele overschrijding van het aantal van 50 vergoedingen, dit bij onderrealisatie van het totaal aantal door het bestuur vastgestelde vergoedingen in enig jaar.
5. De uitzendorganisatie kan in aanmerking komen voor een vergoeding voor de diplomaroute indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
• De diplomaroute is ingekocht bij ROC Rivor.
• De uitzendorganisatie verzorgt de voorselectie en checkt of de uitzendkracht aan de volgende toelatingseisen voldoet:
° De uitzendkracht is 21 jaar of ouder;
° De uitzendkracht spreekt en schrijft Nederlands;
° De uitzendkracht is werkzaam bij een uitzendorganisatie;
° De uitzendkracht is werkzaam in de sector waarvoor de diplomaroute wordt aangevraagd;
° De uitzendkracht heeft in de afgelopen twee jaar minimaal 400 uur relevantie praktijkerva- ring opgedaan en werkzaamheden uitgevoerd binnen de gewenste diplomaroute;
° De uitzendkracht voldoet aan de wettelijke toelatingseis. Zie artikel 2.6..
• De uitzendorganisatie verzorgt de aanmelding bij ROC Rivor.
• De (deel-)facturen worden door ROC Rivor aan de uitzendorganisatie verstrekt.
• De volledige factuur, het betaalbewijs en loonstrook van de uitzendkracht wordt door de uitzendorganisatie bij de Stichting ingediend via het vergoedingenportal. De Stichting vergoedt 100% van de gehele diplomaroute en het examentraject, exclusief eventuele herkansingen.
• Het initiatief voor de inzet van een diplomaroute is door uitzendorganisatie en/of uitzendkracht genomen én
• De uitzendorganisatie en de betrokken uitzendkracht zijn het inzetten van de diplomaroute in overleg overeengekomen én
• De uitzendorganisatie meldt de diplomaroute aan in de vergoedingenportal.
6. Wettelijke toelatingseisen basisberoepsopleiding mbo (niveau 2)
Sinds 1 augustus 2014 zijn er voor de basisberoepsopleiding vooropleidingseisen. Dit houdt in dat iedereen die de basisberoepsopleiding wil volgen, aan de volgende vooropleidingseisen moet voldoen:
• basisberoepsgerichte leerweg of kaderberoepsgerichte leerweg: een diploma lager beroepson- derwijs (lbo), voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) of voorbereidend middelbaar beroepson- derwijs (vmbo) of
• theoretische leerweg: een MAVO-diploma of vmbo-diploma of
• gemengde leerweg: een diploma mavo-vbo of een vmbo-diploma of
• een bewijs dat de eerste 3 leerjaren van de havo of het vwo met gunstig gevolg is doorlopen of
• in het bezit van een ander diploma of bewijsstuk dat de overheid heeft erkend op basis van een ministeriële regeling of
• een assistent opleiding die opleidt tot hetzelfde beroep of dezelfde richting.
7. De Stichting zal vóór 15 februari in enig jaar vaststellen voor hoeveel vergoedingen de uitzendor- ganisatie in aanmerking komt. Tevens zal de Stichting terstond aangeven wanneer het maximaal beschikbare aantal vergoedingen in enig jaar bereikt is. Bij overschrijding van het aantal door het bestuur vastgestelde vergoedingen zal er per uitzendorganisatie naar rato worden toegekend.
8. De Stichting kan alleen vergoedingen uitkeren indien het SFU de jaarlijkse begroting van de Stichting heeft goedgekeurd.
Artikel 3 - Verplichtingen van de Uitzendorganisatie
1. De uitzendorganisatie dient jaarlijks vóór 31 januari het aantal vergoedingen te reserveren in het opleidingsportal.
2. De Stichting zal vóór 15 februari in enig jaar vaststellen voor hoeveel vergoedingen de uitzendor- ganisatie in aanmerking komt. Tevens zal de Stichting terstond aangeven wanneer het maximaal beschikbare aantal vergoedingen in enig jaar bereikt is. Bij overschrijding van het aantal door het bestuur vastgestelde vergoedingen zal er per uitzendorganisatie naar rato worden toegekend.
3. De uitzendorganisatie kan tot en met 31 december van enig jaar de gereserveerde vergoedingen op naam zetten. Na 31 december vervallen de gereserveerde vergoedingen die niet zijn benut.
4. Om aanspraak te maken op de uitbetaling van de vergoeding moet u al de stappen in het DOORZAAM vergoedingenportal behorende bij de diplomaroute uitgevoerd hebben.
5. De uitzendorganisatie dient aan de Stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de Stichting wenselijk worden geacht. De Stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.
6. De uitzendorganisatie dient medewerking te verlenen bij een eventuele enquête onder de uitzendkrachten. Deze enquête heeft tot doel om de kwaliteit van de uitvoering van de diploma- route te toetsen.
Artikel 4 - Informatieplicht
1. De uitzendorganisatie zal de Stichting naar waarheid informeren en alleen vergoedingen aanvra- gen voor daadwerkelijk uitgevoerde diplomaroutes. De uitzendorganisatie dient op verzoek aan de Stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de Stichting wenselijk worden geacht. De Stichting heeft het recht zelf of een onafhanke- lijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren
2. De Stichting zal dit reglement en bijbehorende documenten jaarlijks op de website van de Stichting publiceren.
Artikel 5 - Aansprakelijkheid
De Stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor en door anderen dan de Stichting verrichte
werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.
Artikel 6 - Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van de Stichting.
REGLEMENT VII FINANCIERINGSREGLEMENT DOORZAAM TEN BEHOEVE VAN DE VERGOEDING VOOR SCHOLINGSVOUCHERS
Artikel 1 - Definities
1. DOORZAAM De Stichting DOORZAAM, verder te noemen Stichting.
2. SFU Stichting Fonds voor de Uitzendbranche.
3. Werkgever/uitzendorganisatie, verder te noemen uitzendorganisatie De uitzendonderneming als bedoeld Artikel 1 lid 2 van de cao Stichting Fonds Uitzendbranche.
4. Uitzendkracht/ flexkracht verder te noemen uitzendkracht Degene, die een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:690 en 610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.
5. Scholingsvoucher Een voucher t.w.v. € 500 exclusief BTW ten behoeve van scholing van de uitzendkracht.
6. Het DOORZAAM vergoedingenportal Het portal van DOORZAAM www.doorzaamvergoedingenpor- xxx.xx waar al de handelingen rondom de vergoedingen plaatsvinden.
7. Salarisstrook Overzicht waarop zichtbaar is, dat er sprake is van loonbetaling aan de uitzendkracht tijdens het aanvragen van de scholingsvoucher.
Artikel 2 - Vaststelling Vergoeding aan de Uitzendorganisatie
1. De Stichting kan aan de uitzendorganisatie scholingsvouchers toekennen ten behoeve scholing van de uitzendkracht.
2. Na de jaarlijkse vaststelling van de vergoeding door het bestuur, kan een uitzendorganisatie een bepaald aantal scholingsvouchers per tijdvak per uitzendorganisatie aanvragen bij de Stichting. De scholingsvouchers zijn voorbehouden aan die uitzendorganisaties die afdragen aan de Stichting Fonds Uitzendbranche (SFU).
3. De uitzendorganisatie dient per tijdvak het aantal scholingsvouchers te reserveren via het vergoedingenportal van de Stichting. Het aantal te reserveren scholingsvoucher kan per tijdvak wisselen. Een reservering is enkel om de afdracht aan SFU vast te stellen en geeft geen recht op het gereserveerde aantal scholingsvouchers. Pas na aanvraag van de scholingsvoucher (op naam zetten) en goedkeuring van de Stichting is de toekenning van de scholingsvoucher een feit. De exacte voorwaarden zijn terug te vinden in het vergoedingenportal van de Stichting.
4. Het Bestuur van de Stichting kan in enig jaar besluiten om voor (intersectorale) samenwerkings- projecten, een deel van de scholingsvouchers te reserveren (voor een bepaalde sector). Toeken- ning van de vouchers is voor uitzendorganisaties die participeren in deze projecten. Alle uitzendor- ganisaties die voldoen aan de gestelde criteria mogen deelnemen. Deze vergoeding zal eenmalig worden vastgelegd in een Addendum op het reglement.
5. De Stichting kan alleen scholingsvouchers uitkeren indien het SFU de jaarlijkse begroting van de Stichting heeft goedgekeurd.
Artikel 3 - Voorwaarden scholingsvoucher
1. De uitzendkracht is werkzaam bij een uitzendorganisatie in Fase A of B | Fase 1-2-3.
2. De uitzendkracht heeft een opleidingsniveau van maximaal MBO4.
3. De uitzendorganisatie draagt af aan SFU.
4. De uitzendkracht moet naar eigen inzicht een opleidingskeuze maken. Het moet wel een arbeids- marktrelevante opleiding zijn.
5. De uitzendorganisatie adviseert de uitzendkracht in het maken van een keuze indien de uitzend- kracht hier behoefte aan heeft.
6. De scholingsvoucher mag voor meerdere opleidingen gebruikt worden, tot een maximum van
€ 500 exclusief BTW*.
7. Er mogen geen voorwaarden worden gesteld aan de uitzendkracht bij een studie die is betaald met de scholingsvouchers (bijvoorbeeld een studieregeling/ terugbetalingsregeling.
8. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de scholingsvoucher wordt gebruikt voor een door de uitzendorganisatie vereiste functie opleiding.
9. Het is niet mogelijk de scholingsvoucher te gebruiken voor een opleiding die de uitzendkracht sowieso aangeboden en betaald zou krijgen door de uitzendorganisatie.
10. Het is niet mogelijk de scholingsvoucher in te zetten voor gemaakte opleidingskosten die liggen voor de uitgiftedatum van de scholingsvoucher.
11. De uitzendorganisatie komt, ten behoeve van de betreffende uitzendkracht niet in aanmerking voor vergoeding indien reeds via andere vergoedingsregelingen vergoeding is verstrekt of zal worden verstrekt.
12. Per jaar mag er per uitzendkracht 1 scholingsvoucher worden aangevraagd.
13. De uitzendkracht ontvang geen geld, maar een digitale voucher met een waarde van € 500 exclusief BTW1
14. De scholingsvoucher is niet inwisselbaar voor geld.
15. De uitzendkracht krijgt geen resttegoed aan geld.
Artikel 4 - Voorwaarden scholing
1. Voor opleidingsinstituten kan gebruik worden gemaakt van partners van uitzendorganisaties of inleners. Daarnaast kan de uitzendkracht zelf een opleiding zoeken, mits dit een erkend opleider is. Dit kunnen bijvoorbeeld ROC’s zijn, Xxxxx gecertificeerde opleiders, opleiders die lid zijn van NRTO of opleiders die gecertificeerde opleidingen aanbieden.
2. De opleiding mag geen interne opleiding van de uitzendorganisatie of inlener zijn.
3. De scholingsvoucher mag niet worden ingezet voor een opleiding bij eigen opleidingspartijen van de uitzendorganisatie, dan wel opleidingspartijen die op enige wijze gelieerd zijn aan de uitzendor- ganisatie die de scholingsvoucher aanvraagt (bijvoorbeeld een zusterorganisatie).
4. De scholingsvoucher mag niet worden ingezet voor een A- of B rijbewijs, omdat de arbeidsmarkt- relevantie daarvan onvoldoende kan worden aangetoond. Andersoortige rijbewijzen zijn wel mogelijk (bijvoorbeeld BE of C).
5. De scholingsvoucher mag worden aangewend voor loopbaanadvies, bij een erkend loopbaanad- viesbureau. Het traject moet leiden tot een persoonlijk leeractieplan.
6. De scholingsvoucher mag worden aangewend voor een EVC-traject, mits dit bij een door het Kenniscentrum EVC erkende partij is.
7. De scholingsvoucher mag worden aangewend voor een BBL-opleiding mits het de keuze van de uitzendkracht is om de scholingsvoucher hieraan te besteden.
Artikel 5 - Uitbetalen vastgestelde vergoedingen aan Uitzendorganisatie
1. De vastgestelde vergoedingen kunnen door de Stichting als voorlopige vergoeding aan de uitzendorganisatie worden uitbetaald.
3. De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoeding vindt plaats zo spoedig mogelijk na
1 Vergoeding in- of exclusief BTW?
Aan uitzendorganisaties worden opleidingskosten exclusief BTW vergoed, omdat BTW voor uitzendorganisaties aftrekbaar is. Indien een uitzendkracht zelf de opleiding moet betalen, wordt er inclusief BTW vergoed, omdat dan de BTW niet aftrekbaar is. Het bedrag dat vergoedt wordt kan nooit boven de € 500,– uitkomen.
afloop van het kalenderjaar, bij vaststelling van de jaarrekening van de Stichting.
4. Het compleet en correct aanleveren van de documenten zijn een voorwaarde voor vergoeding van de gemaakte opleidingskosten. In het vergoedingenportal van de Stichting staat vermeld welke documenten noodzakelijk zijn voor vergoeding.
Artikel 6 - Informatieplicht
1. De uitzendorganisatie zal de Stichting naar waarheid informeren en alleen vergoedingen aanvra- gen voor daadwerkelijk uitgevoerde scholing. De uitzendorganisatie dient op verzoek aan de Stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de Stichting wenselijk worden geacht. De Stichting heeft het recht zelf of een onafhanke- lijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.
2. De Stichting zal dit reglement en bijbehorende documenten jaarlijks op de website van de Stichting publiceren.
Artikel 7 - Aansprakelijkheid
De Stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.
Artikel 8 - Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bestuur van de Stichting.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 30 juni 2021.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetge- ving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Dictum IV
Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassings- praktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.
Dictum V
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juli 2021 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 24 november 2020
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx