ELEKTRICIENS
Collectieve arbeidsovereenkomsten
Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie (PSC 149.01)
NATIONALE CAO’S
ELEKTRICIENS
2019-2020
INHOUDSOPGAVE
000 WERKINGSSFEER PARITAIR COMITE
010. Toepassingsgebied 7
020. Behoud CAO’s 11
100 VERLONING
111. Beroepenclassificatie 15
112. Loonvorming 25
120. Xxxxxxxx 00
130. Eindejaarspremie - algemeen regime 41
131-a. Eindejaarspremie - F.E.E./R.T.D. 51
131-b. Eindejaarspremie - F.E.E./R.T.D. 59
141. Gereedschapskoffer 65
142. Premie voor ongezond en gevaarlijk werk 69
147. Xxxxxxxxxxxxx 00
000-x. Xxxxxxxxxxxxxx 79
150-b. Vervoerskosten 93
160. Sectoraal systeem ecocheques 107
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
210. Wekelijkse arbeidsduur 115
225. Loopbaanverlof 119
230-a. SWT 123
230-b. SWT 129
230_60. SWT vanaf 60 jaar 135
233. Berekeningswijze aanvullende vergoeding brugpensioen 139
244. Overuren 143
248. Xxxxxxxxxxxx 000
000 XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
310. Kort verzuim 151
320. Opzeggingstermijnen 163
342. Recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen 169
362. Contracten bepaalde duur en uitzendarbeid 177
400 OPLEIDING EN BEVORDERING TEWERKSTELLING
400-a. Vorming en innovatie 185
400-b. Vorming en innovatie 205
417. Opleidings-CV/Database sectorale opleidingen 223
430. Werkbaar werk en instroom 233
450. Compensatieverlof 241
470. Non-discriminatie 245
490. Outplacement, sectorale tewerkstellingscel en informatie/oriëntatie 249
500 SOCIAAL OVERLEG
510. Statuut vakbondsafvaardigingen 259
513. Erkenning van de representatieve functie 275
520. Vakbondsvorming 279
530. Werkzekerheid 285
550. Syndicale premie 2019 291
600 BESTAANSZEKERHEID
610-a. FBZ-statuten 297
610-b. FBZ-statuten 327
620. FBZ-bijdrage eindejaarspremie 357
630. Sociaal sectoraal pensioenstelsel - pensioen 361
632. Sociaal sectoraal pensioenstelsel - solidariteit 423
633. FBZ-statuten voor solidariteit van het sociaal sectoraal pensioenstelsel
(FBZ-SSPE) 471
700 SOCIALE PROGRAMMATIE
700. Nationaal akkoord 0000-0000 000
800 TABELLEN
810. Minimumuurlonen 509
830. Vervoerskosten - privévervoer 513
840. Mobiliteitsvergoedingen 515
06_ACVmetea_CAO-ElectriciensNL_BW.indd 4 27/04/20 08:49
000 WERKINGSSFEER PARITAIR COMITE
010. TOEPASSINGSGEBIED
020. BEHOUD XXX’X
06_ACVmetea_CAO-ElectriciensNL_BW.indd 5 27/04/20 08:49
1. Inhoud:
Toepassingsgebied PSC elektriciens: installatie en distributie
Gewijzigd door KB 24.10.12 - BS 13.12.12
BS: 16.04.85
KB: 13.03.85
2. Duurtijd:
Vanaf 16 april 1985 voor onbepaalde duur
6
000 WERKINGSSFEER PARITAIR COMITE
010. Toepassingsgebied
Koninklijk besluit van 13 maart 1985
PARITAIR SUBCOMITE BENAMING EN BEVOEGDHEID
Oprichting en vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van Paritaire Subcomités voor de sectoren die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en tot vaststelling van het aantal leden ervan.
Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie, te weten, de ondernemingen die, met uitsluiting van die welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor het garagebedrijf, het Paritair Comité voor de warenhuizen of het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, zich hoofdzakelijk bezighouden met:
a) de uitsluitende of hoofdzakelijke uitvoering van elektrische en elektronische montage- en installatiewerken, ook op voertuigen en schepen, met huis- houdelijke, commerciële, industriële of wetenschappelijke bestemming in de volgende voornaamste gebieden: verlichting, drijfkracht, verwarming, produktiematerieel, overbrenging en omvorming van stroom op lage, hoge en zeer hoge spanning, telefonie en signalisatie, explosiemotoren, radio, zwakstroom, telefonie en telegrafie;
b) de groothandel (met inbegrip van de import-export) of klein- handel in elek- trische en elektronische toestellen, zelfs indien zij die toestellen bewerken, afwerken, onderhouden, herstellen of plaatsen, uitgezonderd deze toestellen welke specifiek bestemd zijn voor al dan niet gemotoriseerde wegvoertuigen, de elektrische en de elektronische kantoormachines;
c) de radio- en teledistributie;
d) het plaatsen en/of het herstellen van geluids-, beeld-, signalisatie- en belichtingsinstallaties;
e) de installatie van veiligheidsapparaten.
010-1 7
Het paritair subcomité is niet bevoegd voor de ondernemingen gelijkgesteld met ondernemingen die voor rekening van derden uitsluitend logistieke activiteiten uitoefenen zoals bepaald in het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, behalve als deze activiteiten een onlosmakelijk onderdeel vormen van een handelsactiviteit.
8 010-2
9
1. Inhoud:
Behoud CAO’s van toepassing op elektriciens: installateurs en distributeurs
Registratienummer: 16.805/CO/149.01 Registratiedatum: 20.10.86
Publicatie van registratie in BS: 23.12.86
BS: 19.02.87
KB: 19.01.87
CAO: 25.09.86
2. Duurtijd:
Vanaf 3 september 1986 voor onbepaalde duur
10
000 WERKINGSSFEER PARITAIR COMITE
020. Behoud CAO’s
Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1986
BEHOUD XXX’X
Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de sectoren die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn.
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie (koninklijk besluit van 13 maart 1985 - Belgisch Staatsblad van 16 april 1985).
Art. 2.
Alle collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de sectoren die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en die van toepassing waren op de in artikel 1 bedoelde werkgevers, werklieden en werksters, blijven na 3 september 1986 van toepassing op deze werkgevers, werklieden en werksters.
Art. 3.
Deze bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 3 sep- tember 1986 en geldt voor een onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd door een eenparig akkoord van alle betrokken partijen, mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
020-1 11
12
06_ACVmetea_CAO-ElectriciensNL_BW.indd 12 27/04/20 08:49
100 VERLONING
111. BEROEPENCLASSIFICATIE
112. LOONVORMING
120. XXXXXXXX
000 XXXXXXXXXXXXXXXX - XXXXXXXX REGIME 131-a. EINDEJAARSPREMIE - F.E.E./R.T.D
131-b. EINDEJAARSPREMIE - F.E.E./R.T.D
141. GEREEDSCHAPSKOFFER
142. PREMIE VOOR ONGEZOND EN GEVAARLIJK WERK
147. PLOEGENPREMIE 150-a. XXXXXXXXXXXXXX 000-x. VERVOERSKOSTEN
160. SECTORAAL SYSTEEM ECOCHEQUES
13
06_ACVmetea_CAO-ElectriciensNL_BW.indd 13 27/04/20 08:49
CAO: 20.10.11 KB: 21.01.13 BS: 03.05.13
Registratienummer: 106.855/CO/149.01 Registratiedatum: 14.11.11
Publicatie van registratie in BS: 05.12.11
Gewijzigd bij
CAO: 25.01.12 KB: 03.04.13 BS: 19.06.13
Registratienummer: 108.626/CO/149.01 Registratiedatum: 07.03.12
Publicatie van registratie in BS: 27.03.12
1. Inhoud: Beroepenclassificatie:
- A. Hulpwerkman
- B. Geoefende werkman 2° categorie
- C. Geoefende werkman 1° categorie
- D. Geschoolde arbeider 3° categorie
- E. Geschoolde arbeider 2° categorie
- F. Geschoolde arbeider 1° categorie
Paritaire verklaring dat niet aan alle vereisten moet worden voldaan om tot die categorie te behoren
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 23.06.09 - KB 17.03.10 - BS 02.06.10
3. Duurtijd:
Vanaf 1 oktober 2011 voor onbepaalde duur
14
111. Beroepenclassificatie
Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2011, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 2012
100 VERLONING
BEROEPENCLASSIFICATIE
In uitvoering van artikel 19 van het nationaal akkoord 2011-2012 van 10 oktober 2011.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en de arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Beroepenclassificatie
Art. 3.
De arbeiders worden ingedeeld in één van de 6 kwalificatiecategorieën die als volgt worden omschreven:
111-1 15
A. Hulpwerkman
Persoonlijke kwaliteiten:
- minimum kennis en opleiding:
⭘ elementaire schoolkennis.
- bekwaamheden:
⭘ moet in een ploeg kunnen werken en een meer gespecialiseerde arbeider bij de uitvoering van zijn werk kunnen helpen;
⭘ moet orders en eenvoudige taken kunnen uitvoeren onder de leiding van andere personen;
⭘ moet de veiligheidsregels toepassen.
Activiteiten:
- intellectueel:
⭘ nauwgezet de instructies uitvoeren.
- het werk:
⭘ uitvoering van taken die geen specifieke beroepsopleiding vergen;
⭘ voornamelijk handarbeid en eventueel onderhoud van de lokalen;
⭘ werkt enkel onder de leiding van een meer gekwalificeerd arbeider.
Verantwoordelijkheid:
- de gegeven instructies goed uitvoeren;
- de leiding op de hoogte houden van de ondervonden moeilijkheden.
B. Geoefende werkman 2de categorie
Persoonlijke kwaliteiten:
- minimum kennis en opleiding:
⭘ kennis eigen aan het vak verkregen door schoolse opleiding of de praktijk;
⭘ een opleidingsperiode van minstens 6 maanden om tot deze categorie te kunnen toetreden;
⭘ kent de meeste gereedschappen en de meeste eenvoudige en courante toestellen.
- bekwaamheden:
⭘ moet in een ploeg kunnen werken en een meer gespecialiseerde arbeider bij de uitvoering van zijn taak kunnen helpen;
⭘ moet de veiligheidsregels toepassen.
16 111-2
Activiteiten:
- intellectueel:
⭘ eenvoudige schema’s begrijpen en op basis hiervan werken uitvoeren;
⭘ verslag uitbrengen over de ondervonden moeilijkheden.
- het werk:
⭘ voert voorbereidende activiteiten uit;
⭘ moet eenvoudige en veel voorkomende handelingen kunnen uitvoeren.
100 VERLONING
Verantwoordelijkheid:
- het opgelegde werk op een degelijke manier uitvoeren.
C. Geoefende werkman 1ste categorie
Persoonlijke kwaliteiten:
- minimum kennis en opleiding:
⭘ een opleidingsperiode van minstens 12 maanden om tot deze categorie te kunnen toetreden;
⭘ kent de materialen en meest courante toestellen, hun toepassing en hun installatievoorwaarden;
⭘ kan toestellen bedienen.
- bekwaamheden:
⭘ moet even goed in ploegverband als alleen kunnen werken;
⭘ moet aan de vereisten van de voorgaande categorieën voldoen;
⭘ moet de veiligheidsregels toepassen.
Activiteiten:
- intellectueel:
⭘ eenvoudige schema’s kunnen begrijpen en op basis hiervan werken kunnen uitvoeren;
⭘ verslag uitbrengen over de ondervonden moeilijkheden.
- het werk:
⭘ werkt meestal onder iemands leiding;
⭘ kan een groot aantal verschillende werken uitvoeren aan de installaties.
Verantwoordelijkheid:
- het opgelegde werk correct en met rendement uitvoeren.
111-3 17
D. Geschoolde arbeider 3de categorie
Persoonlijke kwaliteiten:
- minimum kennis en opleiding:
⭘ kent zijn vak via theoretische kennis en praktische ervaring;
⭘ kent alle materialen en toestellen, hun toepassing en installatievoorwaarden;
⭘ kent de materialen van de constructies waar de installaties moeten gemon- teerd worden;
⭘ kan met de meeste elementaire meettoestellen werken;
⭘ kan een plan lezen;
⭘ kennis van de reglementeringen inzake veiligheid en gezondheid;
⭘ kennis van de technische reglementeringen met betrekking tot zijn activiteiten.
- bekwaamheden:
⭘ moet in ploegverband en alleen kunnen werken.
Activiteiten:
- intellectueel:
⭘ schema’s begrijpen, ze kunnen interpreteren en eventuele fouten ontdekken;
⭘ moet instructies kunnen geven;
⭘ moet een schriftelijk rapport kunnen opstellen;
⭘ kan zonder toezicht werken aan een bepaalde taak.
- het werk:
⭘ hij kan zich inzetten voor een speciale taak zonder hulp of controle.
Verantwoordelijkheid:
- het opgelegde werk tot een goed einde brengen zowel op technisch gebied als op het vlak van het rendement;
- initiatief kunnen nemen bij eenvoudige problemen, bij moeilijkere problemen roept hij de hulp in van een hoger gekwalificeerd arbeider;
- hij ziet toe op de toepassing van de veiligheidsregels.
E. Geschoolde arbeider 2de categorie
Persoonlijke kwaliteiten:
- minimum kennis en opleiding:
⭘ kent het beroep ten gronde en volledig door de theoretische kennis en de praktische ervaring;
⭘ kent alle materialen en toestellen, hun toepassing en installatievoorwaarden;
18 111-4
⭘ kent de materialen van de constructies waar de installaties gemonteerd moeten worden;
⭘ kan met de meeste elementaire meettoestellen werken;
⭘ kan een plan lezen;
⭘ kennis van de reglementeringen inzake veiligheid en gezondheid;
⭘ kennis van de technische reglementen met betrekking tot zijn activiteiten.
- bekwaamheden:
100 VERLONING
⭘ kan met derden over de technische problemen discussiëren.
Activiteiten:
- intellectueel:
⭘ de moeilijkheden voorzien die zich kunnen voordoen en oplossingen vinden zodat deze geen tijdverlies veroorzaken;
⭘ de nodige initiatieven nemen om het gevraagde resultaat te bereiken;
⭘ schema’s begrijpen, ze kunnen interpreteren en eventuele fouten ontdekken;
⭘ moet instructies kunnen geven;
⭘ moet een schriftelijk rapport kunnen opstellen;
⭘ kan zonder toezicht werken aan een bepaalde taak.
- het werk:
⭘ ziet toe op de opvolging van het materiaal;
⭘ kan op zelfstandige wijze installaties controleren en herstellen.
Verantwoordelijkheid:
- is verantwoordelijk voor de leiding van de werf zowel op technisch als op organisatorisch vlak;
- stelt schriftelijk verslag op voor zijn meerderen, discussieert met hen over de mogelijkheden van realisatie, vraagt om bijstand indien nodig;
- controleert de levering van het materiaal, maakt de gepaste opmerkingen in dit verband en trekt de nodige conclusies betreffende de evolutie van het werk;
- doet alle veiligheidsregels naleven.
F. Geschoolde arbeider 1ste categorie
Persoonlijke kwaliteiten:
- minimum kennis:
⭘ kent het beroep ten gronde en volledig door de theoretische kennis en de praktische ervaring;
⭘ kent alle materialen en toestellen, hun toepassing en installatievoorwaarden;
000-0 00
x kent de materialen van de constructies waar de installaties gemonteerd moeten worden;
⭘ kan met meettoestellen werken;
⭘ kan een plan lezen en aanpassen indien nodig in overleg met zijn meerdere;
⭘ kennis van de reglementeringen inzake veiligheid en hygiëne;
⭘ kennis van alle technische reglementen met betrekking tot zijn activiteiten;
⭘ kennis van de reglementeringen inzake personeelsbeheer;
⭘ kennis van de administratie van het werfbeheer.
- bekwaamheden:
⭘ naast de kwaliteiten eigen aan de voorgaande klasse, zal de betrokkene tevens delicate problemen behandelen met goed resultaat, zoals: over een aanpassing in het werk discussiëren die afwijkt van de offerte, het hoofd kunnen bieden aan problemen tussen werknemers.
Activiteiten:
- intellectueel:
⭘ erop toezien dat geen enkele technische moeilijkheid - van welke aard ook
- opduikt tijdens de uitvoering van het werk door deze te voorzien en de gepaste oplossing te zoeken en toe te passen, waardoor vertraging van de werken voorkomen wordt.
Verantwoordelijkheid:
- is verantwoordelijk voor de leiding van de werf zowel op technisch als op organisatorisch vlak;
- stelt schriftelijk verslag op voor zijn meerderen, discussieert met hen over de mogelijkheden van realisatie, vraagt om bijstand indien nodig;
- controleert de levering van het materiaal, maakt de gepaste opmerkingen in dit verband en trekt de nodige conclusies betreffende de evolutie van het werk;
- doet alle veiligheidsregels naleven;
- neemt op autonome wijze de nodige initiatieven om alle nodige informatie aan de directie door te geven enerzijds, en om op rendabele wijze de opdrachten uit te voeren die hem werden toevertrouwd anderzijds.
Art. 4.
In afwijking van de bepalingen zoals voorzien in artikel 3 van onderhavige overeen- komst, worden de arbeiders uit de ondernemingen waarvan de hoofdbedrijvigheid zich situeert in de handel van elektrische apparatuur en die steeds en uitsluitend één of verscheidene van de navolgende taken uitoefenen:
20 111-6
a) schoonmaken van lokalen en werktuigen;
b) het toezicht op de veiligheid van de gebouwen en installaties (bijvoorbeeld: portiers en nachtwakers);
c) het laden, lossen, behandelen, stockeren en inpakken van de materialen en de goederen, op algemene wijze alle functies waarvoor geen geschooldheid is vereist, ingedeeld in de kwalificatiecategorieën welke als volgt worden omschreven:
100 VERLONING
A. Hulpwerkman: de arbeider van wie geen speciale kennis of bijzondere licha- melijke geschiktheid gevergd wordt en die eenvoudigste arbeid verricht waar- voor geen leertijd wordt vereist;
B. Geoefende werkman 2e categorie: de arbeider die bekwaam is eenvoudige en geregeld terugkerende werken uit te voeren waarvoor slechts een beroepsop- leiding nodig is die na een korte aanpassingsperiode verworven wordt;
C. Geoefende werkman 1e categorie: gespecialiseerde arbeider die zijn werk met de nodige handigheid uitvoert en die over de vereiste kwaliteiten beschikt.
HOOFDSTUK III. – Algemene bepalingen
Art. 5.
De overgang naar een hogere categorie is niet automatisch en het behoort de werkgever of zijn afgevaardigde de arbeiders in de onderneming te rangschikken. De werkgever waakt er evenwel over dat de leden van de ondernemingsraad of de vakbondsafvaardiging, daar waar een of meerdere van deze organen bestaan, hun taak ter zake in de beste voorwaarden kunnen vervullen.
Art. 6.
Op iedere individuele loonfiche en loonafrekening, overhandigd aan de arbeider, moet de juiste beroepencategorie, waartoe de betrokkene hoort, vermeld worden. Iedere arbeider behoort noodzakelijkerwijze tot één van de beroepencategorieën vermeld onder artikelen 3, 4 of 5. Voor de vermelding volstaat het gebruik van de kenletter behorende bij iedere beroepencategorie: categorie “A” of “B” of “C” of “D” of “E” of “F”.
111-7 21
Art. 7.
Inzake procedure kan de meest gerede partij, indien op ondernemingsvlak geen consensus inzake classificatie kan worden bereikt, een verzoeningsvergadering aanvragen via de Voorzitter van het Paritair Subcomité.
Art. 8.
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn minimumvoordelen die de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden onverkort laten.
HOOFDSTUK IV. – Geldigheid
Art. 9.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 23 juni 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie tot vaststelling van de beroepenclassificatie algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 maart 2010 (Belgisch Staatsblad van 2 juni 2010).
Art. 10.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang op 1 oktober 2011 en geldt voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd met een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2013.
22 111-8
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie, betreffende de functieclassificatie1
PARITAIRE VERKLARING INZAKE DE CAO BEROEPENCLASSIFICATIE
100 VERLONING
“De werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het PSC
149.1 verklaren hierbij dat de omschrijving van de zes beroepencategorieën tot doel heeft een algemeen beeld te vormen van de kennis, bekwaamheden en verantwoordelijkheden die van de werknemer vereist wordt om tot een bepaalde categorie te behoren.
Indien bij de beoordeling van een werknemer niet aan alle vereisten van een welbepaalde categorie wordt voldaan, vormt dit niet noodzakelijkerwijze een belemmering om tot die categorie te behoren.”
1 Ingevoegd bij CAO 25.01.12
111-9 23
CAO: 25.06.14 KB: 19.03.15 BS: 09.04.15
Registratienummer: 123.001/CO/149.01 Registratiedatum: 19.08.14
Publicatie van registratie in BS: 18.09.14
1. Inhoud: Loonvorming:
- Vaststelling van de minimumlonen door het Paritair Subcomité;
- Verhogingen of aanpassingen van de minimumlonen houden rekening; met de loonspanning (100-140);
- Toepassing van het anciënniteitloon op de minimumuurlonen;
- Loon van jobstudenten = 80 % van het baremaloon;
- Koppeling van de lonen aan het indexcijfer: aanpassing van de lonen aan de reële index op 1 januari;
- Afrondingsregels in euro:
⭘ verhoging gebeurt op basis van 4de decimaal;
⭘ afronding naar dichtst gelegen eurocent:
• € ….,0001 tot en met € ….,0049 naar lagere eurocent;
• vanaf € …,0050 naar hogere eurocent.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 23.06.09 - KB 17.03.10 - BS 01.06.10
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2014 voor onbepaalde duur
24
112. Loonvorming
Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2014
LOONVORMING
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2013-2014 van 9 mei 2014.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Lonen
Art. 3.
De minimumuurlonen van de arbeiders tewerkgesteld in de bij artikel 1 bepaalde ondernemingen, worden vastgesteld door het Paritair Subcomité voor de elek- triciens: installatie en distributie.
Art. 4.
§ 1. De minimumuurlonen van de arbeiders geklasseerd in de categorieën bepaald bij artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2011,
112-1 25
gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 2012, tot vast- stelling van de beroepenclassificatie, worden aan de volgende baremieke spanning gekoppeld:
A. Hulpwerkman | 100 |
B. Geoefende werkman 2° categorie | 106 |
C. Geoefende werkman 1° categorie | 115 |
D. Geschoolde arbeider 3° categorie | 125 |
E. Geschoolde arbeider 2° categorie | 132 |
F. Geschoolde arbeider 1° categorie | 140 |
§ 2. De minimumuurlonen van de arbeiders geklasseerd in de 3 categorieën bepaald bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2011, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 2012,tot vaststelling van de beroepenclassificatie, worden aan de volgende bare- mieke spanning gekoppeld:
A. Hulpwerkman 100
B. Geoefende werkman 2° categorie 106
C. Geoefende werkman 1° categorie 115
A. Hulpwerkman | 100 |
B. Geoefende werkman 2° categorie | 106 |
C. Geoefende werkman 1° categorie | 115 |
Art. 5.
Voor de toepassing van de door het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie vastgestelde minimumuurlonen, wordt aan de arbeiders met minstens één jaar anciënniteit een verhoging van hun loon van minimum 1 % toegekend. Boven deze anciënniteit verhogen de minimumuurlonen constant en jaarlijks naar rata van minstens 0,5 % volgens de anciënniteit verworven binnen dezelfde kwalificatie en in dezelfde onderneming.
26 112-2
Deze anciënniteitstoeslag bedraagt maximum 13,5 % en wordt steeds berekend op de minimumuurlonen van elke beroepencategorie zoals vastgelegd bij artikel 2 en 3 en zoals bepaald bij de tabel opgenomen in bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst (regime 38 u/week - geïndexeerd op 1 januari 2011 zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst Uurlonen van 20 oktober 2011). Deze tabel wordt derhalve aangepast bij iedere aanpassing of verhoging van de minimumuurlonen.
100 VERLONING
Art. 6.
Het loon van de arbeider die tijdelijk als ploegbaas, die minstens 4 personen leidt, fungeert, wordt voor de duur van zijn functie met 5 tot 10 % verhoogd.
Art. 7. – Jobstudenten
In afwijking van artikel 4 van onderhavige overeenkomst, hebben jobstudenten recht op een uurloon aan 80 % van het baremaloon van de beroepencategorie waarin de arbeider met een gelijkaardige functie als die van de jobstudent wordt tewerkgesteld.
Onder jobstudenten wordt verstaan: de studenten die tewerkgesteld worden in het kader van een overeenkomst tot tewerkstelling van studenten en die onttrok- ken zijn aan de toepassing van de RSZ-Wet en dit conform artikel 17 bis van het Koninklijk Besluit tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (uitvoeringsbesluit RSZ-wet, 28 november 1969).
Art. 8.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt overeengekomen dat het bedrag van de lonen minima zijn en in geen geval aan de verworven toestand en de hiërarchie welke in elke looncategorie bestaat mogen tornen. De werkelijk betaalde lonen kunnen steeds het voorwerp uitmaken van onderhandelingen in de schoot van de ondernemingen daarbij rekening houdend met het algemeen loonniveau dat in de streek bestaat.
112-3 27
Men zal er naar streven aan ieder het loon toe te kennen dat met zijn werke- lijke kwalificatie overeenstemt, rekening houdend met de noodzakelijkheid van een gezonde hiërarchie en met het inzicht, gemeen aan de meest representa- tieve werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie, de hogere kwalificaties met behoorlijke bedragen te bezoldigen.
HOOFDSTUK III. – Koppeling van de lonen aan de sociale index
Art. 9.
De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen zijn gekoppeld aan de sociale index, maandelijks vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Alle indexberekeningen worden uitgevoerd rekening houdend met de derde decimaal en afgerond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot het hogere honderdste afgerond.
Art. 10.
Sinds 2005 worden de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen tel- kens op 1 januari aangepast aan de reële index. De aanpassing wordt berekend door de sociale index van de maand december van het voorgaande kalenderjaar te vergelijken met de sociale index van de maand december van het kalenderjaar daarvoor.
HOOFDSTUK IV. – Bijzondere bepalingen
Art. 11.
Conform de wettelijke bepalingen, worden alle verhogingen of aanpassingen van de lonen berekend, rekening houdend met de vierde decimaal.
28 112-4
De uitkomst van deze verhogingen of aanpassingen van de lonen wordt afgerond tot op de dichtst bijgelegen eurocent.
Voorbeeld
- € ….,0001 tot en met € ….,0049 wordt afgerond naar de lagere eurocent
100 VERLONING
- € ….,0050 tot en met € ….,0099 wordt afgerond naar de hogere eurocent Art. 12.
Wanneer een verhoging samenvalt met een aanpassing, wordt de verhoging eerst toegepast.
HOOFDSTUK V. – Slotbepalingen
Art. 13.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 23 juni 2009 betreffende de loonvorming, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie, geregistreerd op 14 sep- tember 2009 onder het nummer 94.327/CO/149.01 en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 maart 2010 (Belgisch Staatsblad van 1 juni 2010).
Art. 14.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en geldt voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2016.
112-5 29
BIJLAGE 1 AAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 25 JUNI 2014 “LOONVORMING”
In uitvoering van artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet de anci- enniteit verworven zijn binnen dezelfde kwalificatie en in dezelfde onderneming.
Regime: 38 u/week/Geïndexeerd op 1 januari 2014 Anciënniteitverhoging op basis van minimumuurlonen Vanaf 1 januari 2014 en in EUR | |||||||
Cat. | A. | B. | C. | D. | E. | F. | |
Jaren | 0-1 | 12,30 | 13,04 | 14,15 | 15,38 | 16,24 | 17,22 |
1 | 12,42 | 13,17 | 14,29 | 15,53 | 16,40 | 17,39 | |
2 | 12,48 | 13,24 | 14,36 | 15,61 | 16,48 | 17,48 | |
3 | 12,55 | 13,30 | 14,43 | 15,69 | 16,56 | 17,56 | |
4 | 12,61 | 13,37 | 14,50 | 15,76 | 16,65 | 17,65 | |
5 | 12,67 | 13,43 | 14,57 | 15,84 | 16,73 | 17,74 | |
6 | 12,73 | 13,50 | 14,65 | 15,92 | 16,81 | 17,82 | |
7 | 12,79 | 13,56 | 14,72 | 16,00 | 16,89 | 17,91 | |
8 | 12,85 | 13,63 | 14,79 | 16,07 | 16,97 | 17,99 | |
9 | 12,92 | 13,69 | 14,86 | 16,15 | 17,05 | 18,08 | |
10 | 12,98 | 13,76 | 14,93 | 16,23 | 17,13 | 18,17 | |
11 | 13,04 | 13,82 | 15,00 | 16,30 | 17,21 | 18,25 | |
12 | 13,10 | 13,89 | 15,07 | 16,38 | 17,30 | 18,34 | |
13 | 13,16 | 13,95 | 15,14 | 16,46 | 17,38 | 18,43 | |
14 | 13,22 | 14,02 | 15,21 | 16,53 | 17,46 | 18,51 | |
15 | 13,28 | 14,08 | 15,28 | 16,61 | 17,54 | 18,60 | |
16 | 13,35 | 14,15 | 15,35 | 16,69 | 17,62 | 18,68 | |
17 | 13,41 | 14,21 | 15,42 | 16,76 | 17,70 | 18,77 | |
18 | 13,47 | 14,28 | 15,49 | 16,84 | 17,78 | 18,86 | |
19 | 13,53 | 14,34 | 15,57 | 16,92 | 17,86 | 18,94 | |
20 | 13,59 | 14,41 | 15,64 | 16,99 | 17,95 | 19,03 | |
21 | 13,65 | 14,47 | 15,71 | 17,07 | 18,03 | 19,11 | |
22 | 13,71 | 14,54 | 15,78 | 17,15 | 18,11 | 19,20 | |
23 | 13,78 | 14,60 | 15,85 | 17,23 | 18,19 | 19,29 | |
24 | 13,84 | 14,67 | 15,92 | 17,30 | 18,27 | 19,37 | |
25 | 13,90 | 14,74 | 15,99 | 17,38 | 18,35 | 19,46 | |
26 | 13,96 | 14,80 | 16,06 | 17,46 | 18,43 | 19,54 |
30 112-6
31
1. Inhoud: Uurlonen:
- verhoging van de minimum- en effectieve lonen op 01.07.2019 met 1,1 %;
- vaststelling van de minimum uurlonen;
- anciënniteitstoeslagen;
- vaststelling van het loon van jobstudenten;
- koppeling van de lonen aan het indexcijfer: aanpassing van de lonen aan de reële index op 1 januari.
Registratienummer: 152.843/CO/149.01 Registratiedatum: 24.07.19
Publicatie van registratie in BS op: 05.08.19
BS: 25.11.19
KB: 11.11.19
CAO: 26.06.19
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 27.09.17- KB 03.06.18 – BS 21.06.18 - Reg. Nr. 142.857/ CO/149.01
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur
32
120. Uurlonen
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2019
UURLONEN
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Lonen
Art. 2. – Minimumuurlonen
De minimumuurlonen die op 1 januari 2019 werden geïndexeerd op basis van het referte-indexcijfer 106,01 (december 2018), worden op 1 juli 2019 met 1,1 % verhoogd.
120-1 33
De minimumuurlonen van toepassing vanaf 1 juli 2019 zijn:
CATEGORIEËN | Spanning | 38 u/week 01/07/19 € | |
A. | Hulpwerkman | 100 | € 13,37 |
B. | Geoefende werkman 2e categorie | 106 | € 14,17 |
C. | Geoefende werkman 1e categorie | 115 | € 15,38 |
D. | Geschoolde arbeider 3e categorie | 125 | € 16,71 |
E. | Geschoolde arbeider 2e categorie | 132 | € 17,65 |
F. | Geschoolde arbeider 1e categorie | 140 | € 18,72 |
Art. 3. – Anciënniteitstoeslagen
Overeenkomstig artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvorming van 25 juni 2014, geregistreerd op 19 augustus 2014 onder het nummer 123.001/C0/149.01 en algemeen verbindend verklaard op 19 maart 2015 (BS 9 april 2015), wordt een anciënniteitstoeslag berekend op de mini- mumlonen van elke beroepscategorie die aanleiding geeft tot een aanpassing van de tabel van de anciënniteitverhogingen bij iedere aanpassing of verhoging van de minimumuurlonen.
Bijgevolg vervangt de als volgt vastgestelde tabel de tabel in bijlage bij de ver- melde collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvorming van 25 juni 2014 en dit vanaf 1 juli 2019:
34 120-2
ANCIËNNITEITSVERHOGING OP BASIS VAN MINIMUMLONEN 38 u/week - 01/07/2019 | ||||||
Cat. Anc. | A. | B. | C. | D. | E. | F. |
0-1 | 13,37 € | 14,17 € | 15,38 € | 16,71 € | 17,65 € | 18,72 € |
1 | 13,50 € | 14,31 € | 15,53 € | 16,88 € | 17,83 € | 18,91 € |
2 | 13,57 € | 14,38 € | 15,61 € | 16,96 € | 17,91 € | 19,00 € |
3 | 13,64 € | 14,45 € | 15,69 € | 17,04 € | 18,00 € | 19,09 € |
4 | 13,70 € | 14,52 € | 15,76 € | 17,13 € | 18,09 € | 19,19 € |
5 | 13,77 € | 14,60 € | 15,84 € | 17,21 € | 18,18 € | 19,28 € |
6 | 13,84 € | 14,67 € | 15,92 € | 17,29 € | 18,27 € | 19,38 € |
7 | 13,90 € | 14,74 € | 16,00 € | 17,38 € | 18,36 € | 19,47 € |
8 | 13,97 € | 14,81 € | 16,07 € | 17,46 € | 18,44 € | 19,56 € |
9 | 14,04 € | 14,88 € | 16,15 € | 17,55 € | 18,53 € | 19,66 € |
10 | 14,11 € | 14,95 € | 16,23 € | 17,63 € | 18,62 € | 19,75 € |
11 | 14,17 € | 15,02 € | 16,30 € | 17,71 € | 18,71 € | 19,84 € |
12 | 14,24 € | 15,09 € | 16,38 € | 17,80 € | 18,80 € | 19,94 € |
13 | 14,31 € | 15,16 € | 16,46 € | 17,88 € | 18,89 € | 20,03 € |
14 | 14,37 € | 15,23 € | 16,53 € | 17,96 € | 18,97 € | 20,12 € |
15 | 14,44 € | 15,30 € | 16,61 € | 18,05 € | 19,06 € | 20,22 € |
16 | 14,51 € | 15,37 € | 16,69 € | 18,13 € | 19,15 € | 20,31 € |
17 | 14,57 € | 15,45 € | 16,76 € | 18,21 € | 19,24 € | 20,40 € |
18 | 14,64 € | 15,52 € | 16,84 € | 18,30 € | 19,33 € | 20,50 € |
19 | 14,71 € | 15,59 € | 16,92 € | 18,38 € | 19,42 € | 20,59 € |
20 | 14,77 € | 15,66 € | 16,99 € | 18,46 € | 19,50 € | 20,69 € |
21 | 14,84 € | 15,73 € | 17,07 € | 18,55 € | 19,59 € | 20,78 € |
22 | 14,91 € | 15,80 € | 17,15 € | 18,63 € | 19,68 € | 20,87 € |
23 | 14,97 € | 15,87 € | 17,23 € | 18,72 € | 19,77 € | 20,97 € |
24 | 15,04 € | 15,94 € | 17,30 € | 18,80 € | 19,86 € | 21,06 € |
25 | 15,11 € | 16,01 € | 17,38 € | 18,88 € | 19,94 € | 21,15 € |
26 | 15,17 € | 16,08 € | 17,46 € | 18,97 € | 20,03 € | 21,25 € |
100 VERLONING
120-3 35
Art. 4. – Jobstudenten
Overeenkomstig artikel 7 van de vermelde collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2014 betreffende de loonvorming, hebben jobstudenten recht op 80% van de bedragen vermeld in artikel 2 van onderhavige overeenkomst en dit voor de beroepscategorie waarin de arbeider met een gelijkaardige functie als die van de jobstudent wordt tewerkgesteld.
Hierdoor worden de lonen voor de jobstudenten vanaf 1 juli 2019 als volgt vastgesteld:
CATEGORIEËN | Spanning | 38 u/week 01/07/19 € | |
A. | Hulpwerkman | 100 | € 10,70 |
B. | Geoefende werkman 2e categorie | 106 | € 11,34 |
C. | Geoefende werkman 1e categorie | 115 | € 12,30 |
D. | Geschoolde arbeider 3e categorie | 125 | € 13,37 |
E. | Geschoolde arbeider 2e categorie | 132 | € 14,12 |
F. | Geschoolde arbeider 1e categorie | 140 | € 14,98 |
Art. 5. – Werkelijk betaalde lonen
De werkelijk betaalde uurlonen die op 1 januari 2019 werden geïndexeerd op basis van het referte-indexcijfer 106,01 (december 2018), worden op 1 juli 2019 met
1,1 % verhoogd.
In afwijking van het eerste lid, kan de beschikbare marge van 1,1 % op een alter- natieve manier wordt ingevuld via een ondernemingsenveloppe, zoals bepaald in artikel 5 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
Art. 6. – Koppeling van de lonen aan de sociale index
De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde lonen van kracht op 1 juli 2019 schommelen overeenkomstig de bepalingen van de collectieve
36 120-4
arbeidsovereenkomst van 25 juni 2014 betreffende de loonvorming en de in voege zijnde wettelijke bepalingen.
HOOFDSTUK III. – Geldigheid
Art. 7.
100 VERLONING
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 27 september 2017 betreffende de uurlonen, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie, geregistreerd op 24 november 2017 onder het nummer 142.857/CO/149.01 en algemeen verbin- dend verklaard bij koninklijk besluit van 3 juni 2018 (BS 21 juni 2018).
Art. 8.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 juli 2021.
120-5 37
CAO: 27.09.17 KB: 29.06.18 BS: 26.07.18
Registratienummer: 142.858/CO/149.01 Registratiedatum: 24.11.17
Publicatie van registratie in BS: 04.12.17
1. Inhoud:
Regeling eindejaarspremie
Betaling via Fonds voor bestaanszekerheid: omstreeks 15 december Bedrag eindejaarspremie: 8,33 % van het bruto jaarloon Referteperiode: 1 juli - 30 juni
Voorwaarden: minstens 65 werk- of gelijkgestelde dagen op 30 juni (30 dagen voor deeltijdsen)
Verlies van het recht: ontslag dringende reden
Pro rata:
- minder dan 1 jaar dienst;
- contract bepaalde duur van minimum 65 dagen;
- beëindiging contract wegens overmacht;
- beëindiging contract in gemeenschappelijk overleg;
- ontslag door werkgever;
- ontslag/vrijwillig vertrek door arbeider.
Volledige premie:
- SWT;
- pensioen;
- overlijden (basispremie van € 1 660).
Belangrijkste gelijkstellingen: max. 1/3 van het aantal gepresteerde dagen
- ongeval;
- (beroeps)ziekte;
- tijdelijke werkloosheid;
- militaire dienst;
- zwangerschapsverlof & geboorte- of adoptieverlof;
- palliatief verlof.
38
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 26.10.16 - KB 30.08.17 - BS 03.10.17
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2017 voor onbepaalde duur
100 VERLONING
39
40
130. Eindejaarspremie - algemeen regime
Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 september 2017
EINDEJAARSPREMIE - ALGEMEEN REGIME
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 21 van het nationaal akkoord 2017-2018 van 27 juni 2017.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie, maar met uitzondering van de ondernemingen die aangesloten zijn bij de Federatie van de Elektriciteit en de Elektronica (FEE) of bij de beroepsvereniging van de Radio- en Televisiedistributie (RTD).
Deze organisaties bezorgen, ieder jaar, en dit tegen uiterlijk 1 maart hun leden- lijsten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Algemene bepalingen
Art. 3.
Alle werkgevers behorende tot de sector Elektriciens, installatie en distributie, met uitzondering van de werkgevers behorende tot de federaties FEE en RTD, zoals
130-1 41
vermeld in artikel 1, betalen een eindejaarspremie aan hun arbeiders, volgens de modaliteiten en voorwaarden vermeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Om het innen en het betalen van de eindejaarspremie te verzekeren werd in de schoot van het Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector elektriciens een afdeling eindejaarspremie opgericht die de verantwoordelijkheid draagt voor de haar toegewezen materies en werd een Coördinatiecel opgericht die onder meer instaat voor het voorbereiden van het betalen van de eindejaarspremie en voor de administratieve afhandeling van de dossiers eindejaarspremie.
Voor de werkgevers die onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheid (Rijksdienst voor sociale zekerheid), wordt de eindejaarspremie betaald via het Fonds voor bestaanszekerheid. Buitenlandse werkgevers die niet onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheid (Rijksdienst voor sociale zekerheid) betalen deze eindejaarspremie rechtstreeks aan hun arbeiders.
HOOFDSTUK III. – Financiering
Art. 4.
Alle werkgevers storten via de diensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en dit per kwartaal, 7,80 % van de brutolonen aan 108 % van hun arbeiders, verhoogd met de patronale bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Enkel wanneer de gecumuleerde reserves van het Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector der elektriciens voor de eindejaarspremie, € 1 250 000,00 over- schrijden kan deze basisbijdrage verlaagd worden, evenwel nooit lager dan 7,70 %.
Rekening houdend met de verschuldigde patronale bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bepaalt de Raad van bestuur van het Fonds voor bestaans- zekerheid per kwartaal de totale bijdrage die door de werkgevers verschuldigd is.
42 130-2
HOOFDSTUK IV. – Doel van de Raad van bestuur in het Fonds voor bestaanszekerheid
Art. 5.
100 VERLONING
Het Fonds voor bestaanszekerheid ontvangt de gestorte bijdragen van de werk- gevers. De afdeling eindejaarspremie binnen het Fonds voor bestaanszekerheid beheert deze bedragen op paritaire wijze.
Art. 6.
De Coördinatiecel binnen het Fonds voor bestaanszekerheid vervult alle adminis- tratieve modaliteiten en doet de noodzakelijke wettelijke inhoudingen betreffende de eindejaarspremie.
Art. 7.
De Coördinatiecel draagt zorg voor de uitbetalingsprocedure van de eindejaarspremie.
Art. 8.
De afdeling eindejaarspremie binnen het Fonds voor bestaanszekerheid houdt de nodige administratiekosten, voor de financiering van zijn taak, op de gestorte bijdragen in, inclusief de werkingskosten voor de Coördinatiecel.
HOOFDSTUK V. – Bedrag van de eindejaarspremie
Art. 9.
Het Fonds voor bestaanszekerheid betaalt aan de arbeiders, die voldoen aan de modaliteiten bepaald in hoofdstuk VI - Toekenningsmodaliteiten, een eindejaarspremie uit van 8,33 % op hun brutoloon tijdens de referteperiode in de sector.
130-3 43
HOOFDSTUK VI. – Toekenningsmodaliteiten
Art. 10. – Anciënniteitvoorwaarde
De eindejaarspremie wordt aan de arbeiders toegekend die op 30 juni van het beschouwde jaar ten minste 65 werkdagen of gelijkgestelde dagen op hun actief hebben in één of meerdere ondernemingen uit de sector.
Arbeiders, die tewerkgesteld zijn in een deeltijds arbeidsregime, dienen een anci- enniteit te hebben van 30 werkdagen of gelijkgestelde dagen in één of meerdere ondernemingen uit de sector.
De opbouw van bovenstaande anciënniteitvoorwaarde kan over 2 opeenvolgende refertejaren gespreid zijn, indien de 65 werkdagen of gelijkgestelde dagen aan- eensluitend over deze 2 opeenvolgende refertejaren verdeeld zijn.
Werkdagen zijn alle dagen die door de DMFA met een code 1 tot en met code 5 worden weergegeven.
Volgende gelijkgestelde dagen komen in aanmerking voor de berekening van de anciënniteitvoorwaarde:
- ongeval en gewone ziekte (betaald door de werkgever ter gelegenheid van de 2de week gewaarborgd loon), weergegeven door DMFA met code 10;
- uitoefening van een functie in de arbeidsgerechten of commissies en rechtscol- leges met het oog op de toepassing van de sociale wetgeving, weergegeven door DMFA met code 10;
- feestdagen en vervangingsdagen tijdens periode van tijdelijke werkloosheid, weergegeven door DMFA met code 10;
- arbeidsongeschiktheid met aanvulling of voorschot overeenkomstig de col- lectieve arbeidsovereenkomst 12bis en 13bis, weergegeven door DMFA met code 11;
- inhaalrustdagen in het kader van arbeidsduurvermindering, niet betaald op het moment dat deze dagen effectief genomen worden, weergegeven door DMFA met code 20;
- dagen begrepen in de 1ste 12 maanden van arbeidsonderbreking ingevolge ongeval en gewone ziekte en dagen van arbeidsonderbreking ingevolge profylactisch verlof, weergegeven door DMFA met code 50;
- zwangerschaps- en bevallingsrust, weergegeven door DMFA met code 51;
44 130-4
- geboorte- of adoptieverlof, weergegeven door DMFA met code 52;
- arbeidsongeval (de periode van gewaarborgd loon waarvoor geen RSZ- bijdragen worden geïnd), weergegeven door DMFA met code 60;
- beroepsziekte (de periode van gewaarborgd loon waarvoor geen RSZ-bijdragen worden geïnd), weergegeven door DMFA met code 61;
- dagen van arbeidsonderbreking te wijten aan staking voor werknemers die als werkloze werden erkend, weergegeven door DMFA onder code 70;
100 VERLONING
- dagen van tijdelijke werkloosheid omwille van economische reden, weergege- ven door DMFA onder code 71;
- dagen van tijdelijke werkloosheid omwille van slecht weer, weergegeven door DMFA onder code 72;
- dagen van jeugdvakantie en seniorvakantie, weergegeven door DMFA onder code 73.
Art. 11. – Berekening eindejaarspremie
Volgende gelijkgestelde dagen komen in aanmerking voor de berekening van de eindejaarspremie:
- ongeval en gewone ziekte (betaald door de werkgever ter gelegenheid van de 2de week gewaarborgd loon), weergegeven door DMFA met code 10;
- uitoefening van een functie in de arbeidsgerechten of commissies en rechtscol- leges met het oog op de toepassing van de sociale wetgeving, weergegeven door DMFA met code 10;
- feestdagen en vervangingsdagen tijdens periode van tijdelijke werkloosheid, weergegeven door DMFA met code 10;
- arbeidsongeschiktheid met aanvulling of voorschot overeenkomstig de col- lectieve arbeidsovereenkomst 12bis en 13bis, weergegeven door DMFA met code 11;
- inhaalrustdagen in het kader van arbeidsduurvermindering, niet betaald op het moment dat deze dagen effectief genomen worden, weergegeven door DMFA met code 20;
- dagen begrepen in de 1ste 12 maanden van arbeidsonderbreking ingevolge ongeval en gewone ziekte en dagen van arbeidsonderbreking ingevolge profylactisch verlof, weergegeven door DMFA met code 50;
- zwangerschaps- en bevallingsrust, weergegeven door DMFA met code 51;
- geboorte- of adoptieverlof, weergegeven door DMFA met code 52;
- arbeidsongeval (de periode van gewaarborgd loon waarvoor geen RSZ- bijdragen worden geïnd), weergegeven door DMFA met code 60;
130-5 45
- beroepsziekte (de periode van gewaarborgd loon waarvoor geen RSZ-bijdragen worden geïnd), weergegeven door DMFA met code 61;
- dagen van arbeidsonderbreking te wijten aan staking voor werknemers die als werkloze werden erkend, weergegeven door DMFA onder code 70;
- dagen van tijdelijke werkloosheid omwille van economische reden, weergege- ven door DMFA onder code 71;
- dagen van tijdelijke werkloosheid omwille van slecht weer, weergegeven door DMFA onder code 72.
- dagen van jeugdvakantie en seniorvakantie, weergegeven door DMFA onder code 73.
Het maximum aantal aldus gelijkgestelde dagen dat in aanmerking genomen wordt, wordt bepaald op een derde van het aantal gepresteerde dagen tijdens de referteperiode.
Onder gepresteerde dagen wordt verstaan de dagen die betaald worden ingevolge de wetgeving en in uitvoering van alle toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten.
Art. 12.
Genieten de eindejaarspremie naar rata van de geleverde prestaties gedurende de referteperiode:
- de arbeiders die tijdens de referteperiode minder dan één jaar dienst hebben, doch meer dan 65 werkdagen of gelijkgestelde dagen in het personeelsregister van een onderneming ingeschreven zijn;
- de arbeiders die tijdens de referteperiode één of meerdere contracten hebben van bepaalde duur, waarbij de globale duur minstens 65 werkdagen of gelijk- gestelde dagen bedraagt. De minimumperiodes van 65 werkdagen of gelijk- gestelde dagen worden bij elkaar gevoegd om op die manier tot de uitbetaling van één eindejaarspremie te komen;
- de arbeiders die de onderneming vrijwillig verlaten;
- de arbeiders die ontslagen worden, met uitzondering van arbeiders die ont- slagen worden om dringende reden;
- de arbeiders waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht.
46 130-6
- de arbeiders waarvan de arbeidsovereenkomst in gemeenschappelijk overleg beëindigd wordt.
Art. 13.
Ontvangen een volledige eindejaarspremie:
100 VERLONING
- de arbeiders die ontslagen worden omwille van brugpensioen/stelsel werk- loosheid met bedrijfstoeslag.
- de arbeiders die met pensioen gaan.
Art. 14.
De rechthebbenden van een tijdens de referteperiode overleden arbeider ont- vangen een basiseindejaarspremie van € 1.660,00.
Art. 15.
Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst dient onder referteperiode te worden verstaan de periode van twaalf maanden van 1 juli van het vorige kalenderjaar tot en met 30 juni van het lopende kalenderjaar.
HOOFDSTUK VII. – Uitbetaling van de eindejaarspremie
Art. 16.
De Coördinatiecel berekent individueel de eindejaarspremie.
Het vertrekpunt voor de berekening van de eindejaarspremie is de bruto-einde- jaarspremie, waarop vervolgens de geldende reglementering inzake afhouding voor Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en bedrijfsvoorheffing wordt toegepast.
130-7 47
Art. 17.
De Coördinatiecel stelt een eindejaarsfiche op met vermelding van de berekening van de eindejaarspremie, zoals omschreven in artikel 16.
Art. 18.
De Raad van bestuur van het Fonds voor bestaanszekerheid bepaalt de moda- liteiten van betaling, die gebeurt vóór 31 december volgend op het einde van de referteperiode op basis van de op dat moment beschikbare loongegevens.
HOOFDSTUK VIII. – Saldo na uitbetaling van de eindejaarspremie
Art. 19.
De modaliteiten van de aanwending van het eventuele saldo, na uitbetaling van de eindejaarspremie, wordt vastgesteld door de Raad van bestuur van het Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens.
HOOFDSTUK IX. – Slotbepalingen
Art. 20.
Het Fonds voor bestaanszekerheid verzekert middels de financiering voorzien in zijn statuten, in ieder geval de bij artikel 9 bedoelde eindejaarspremies aan alle regelmatig in het personeelsregister ingeschreven arbeiders van de in artikel 1 bedoelde werkgevers.
Art. 21.
§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 26 oktober 2016, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distri- butie, betreffende de eindejaarspremie algemeen regime, geregistreerd op 5 december 2016 onder het nummer 136.295/CO/149.01 (BS 19 decem- ber 2016).
48 130-8
§ 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2017 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
100 VERLONING
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd met een opzegging van zes maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie. Deze opzegging van 6 maanden kan slechts worden gegeven ingaand vanaf 1 januari van het volgende kalenderjaar.
130-9 49
CAO: 27.09.17 KB: 13.06.18 BS: 10.07.18 Registratienummer: 142.859/CO/149.01 Registratiedatum: 24.11.17 Publicatie van registratie in BS: 04.12.17 |
1. Inhoud: Regeling eindejaarspremie distributiebedrijven Betaling door de werkgever: omstreeks 15 december Ondernemingen aangesloten bij F.E.E./R.T.D. zijn herkenbaar aan het RSZ-kengetal 467 Bedrag eindejaarspremie: 8,33 % van het jaarlijks brutoloon Referteperiode: 1 december - 30 november Verlies van het recht: - ontslag door arbeider; - ontslag dringende reden. Pro rata: - ontslag door werkgever; - contract bepaalde duur van minimum 3 maanden; - beëindiging contract wegens overmacht. Volledige premie: - overlijden; - pensioen; - SWT (mits 5 jaar anciënniteit in de onderneming). Gelijkstellingen: (max.150 d., mits 6 maanden effectieve prestaties) - arbeidsongeval; - ziekte; - tijdelijke werkloosheid; - militaire dienst; - zwangerschapsverlof en geboorte- of adoptieverlof; - xxxxxxxxxx xxxxxx. |
2. Vervanging van XXX’x: CAO 27.06.07 - KB 10.02.08 - BS 29.02.08 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2017 voor onbepaalde duur |
50
131-a. Eindejaarspremie - F.E.E./R.T.D.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 september 2017
EINDEJAARSPREMIE - F.E.E./R.T.D.
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 21 van het nationaal akkoord 2017-2018 van 27 juni 2017.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie en aangesloten zijn bij de Federatie van de Elektriciteit en de Elektronica (F.E.E.).
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Toekenningsmodaliteiten
Art. 3.
Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden, wordt een eindejaarspremie toegekend aan de in artikel 1 bedoelde arbeiders die op 30 november van het refertejaar in het personeelsregister van de onderneming ingeschreven zijn.
131-a-1 51
Art. 4.
Deze eindejaarspremie wordt op 8,33 % van het jaarlijks brutoloon vastgesteld.
Art. 5.
§ 1. Het jaarlijkse brutoloon wordt verhoogd met het normale dagloon overeen- komend met de dagen afwezigheid gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen, ten belope van 150 dagen per jaar en voor zover de belangheb- bende in het refertejaar minstens zes maanden arbeidsprestaties heeft verricht.
§ 2. Onder gelijkgestelde dagen wordt verstaan de dagen van arbeidsonderbre- king ingevolge ziekte, arbeidsongeval, bevallingsrust, geboorte- en adoptie- verlof, tijdelijke werkloosheid, militaire dienst of palliatief verlof.
§ 3. Het in aanmerking te nemen normaal dagloon wordt bekomen door het loon betaald gedurende de referteperiode te delen door het aantal betaalde dagen in de loop van dezelfde periode.
Art. 6.
Het bedrag van de eindejaarspremie kan, naar rato van € 2,48 per niet verant- woorde afwezigheidsdag, verminderd worden, met maximum € 24,79.
Art. 7.
§ 1. De gepensioneerde arbeiders, de arbeiders die met brugpensioen gaan en de rechthebbenden van een overleden arbeider, genieten de integrale premie voor het beschouwde jaar. Voor de arbeiders die met brugpen- sioen gaan, geldt een voorwaarde van minstens 5 jaar anciënniteit in de onderneming.
§ 2. Het in aanmerking te nemen loon is dit van de laatste twaalf maanden van de loopbaan van de werkman.
52 131-a-2
§ 3. Onder rechthebbende wordt verstaan de fysieke persoon die de begrafenis- kosten gedragen heeft.
Art. 8.
100 VERLONING
De arbeiders die de onderneming vrijwillig verlaten of die voor een dringende reden ontslagen worden, verliezen het recht op de premie.
Art. 9.
De arbeiders die gedurende de referteperiode ontslagen worden om gelijk welke andere reden dan de dringende reden, genieten de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende de voornoemde periode.
De arbeiders waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van over- macht, genieten op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten, de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende het betreffende jaar.
De arbeiders met een contract van bepaalde duur van minstens drie maanden hebben recht op een eindejaarspremie naar rata van de geleverde prestaties binnen de referteperiode.
Art. 10.
De eindejaarspremie wordt betaald bij de uitbetaling het dichtst bij 15 december van ieder beschouwde jaar.
Art. 11.
Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst dient onder referteperiode te worden verstaan, de periode van twaalf maanden die 30 november van het beschouwde jaar voorafgaat.
131-a-3 53
HOOFDSTUK III. – Slotbepalingen
Art. 12.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2017 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd met een opzegging van zes maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie. Deze opzegging van 6 maanden kan slechts worden gegeven ingaand vanaf 1 januari van het volgende kalenderjaar.
Art. 13.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 27 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie - F.E.E. en R.T.D., geregistreerd onder het nummer 83.896/ CO/149.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 februari 2008 (BS 29 februari 2008).
54 131-a-4
55
CAO: 11.09.19 KB: 24.11.19 BS: 13.12.19
Registratienummer: 154.074/CO/149.01 Registratiedatum: 30.09.19
Publicatie van registratie in BS op: 28.10.19
1. Inhoud:
- Regeling eindejaarspremie voor ondernemingen die zijn aangesloten bij de Federatie van de Elektriciteit en de Elektronica (herkenbaar aan het RSZ-kengetal 467);
- Toekenning eindejaarspremie aan arbeiders die op 30 november van het refertejaar zijn ingeschreven in het personeelsregister van de onderneming;
- Bedrag eindejaarspremie: 8,33% van het jaarlijks brutoloon;
- Gelijkstellingen (max. 150 dagen, mits minstens zes maanden arbeidsprestaties in het refertejaar:
o ziekte;
o arbeidsongeval;
o bevallingsrust;
o geboorte- en adoptieverlof;
o tijdelijke werkloosheid;
o militaire dienst ;
o palliatief verlof.
- Volledige premie:
o overlijden;
o pensioen;
o SWT (mits 5 jaar anciënniteit in de onderneming).
- Verlies van het recht:
o ontslag dringende reden.
- Pro rata:
o ontslag door werkgever;
o beëindiging contract wegens overmacht;
o contract bepaalde duur van minstens 3 maanden;
o ontslag door de arbeider die minstens 5 jaar anciënniteit heeft in de onderneming.
- Betaling door de werkgever: bij de uitbetaling het dichtst bij 15 december van ieder beschouwde jaar;
- Referteperiode: 1 december – 30 november.
56
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 27.09.17 - KB 13.06.18 - BS 10.07.18 - Reg. Nr. 142.859/ CO/149.01
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur
100 VERLONING
57
58
131-b. Eindejaarspremie - F.E.E./R.T.D.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2019
EINDEJAARSPREMIE - F.E.E./R.T.D.
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 7 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie en aangesloten zijn bij de Federatie van de Elektriciteit en de Elektronica (F.E.E.).
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Toekenningsmodaliteiten
Art. 3.
Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden, wordt een eindejaarspremie toegekend aan de in artikel 1 bedoelde arbeiders die op 30 november van het refertejaar in het personeelsregister van de onderneming ingeschreven zijn.
131-b-1 59
Art. 4.
Deze eindejaarspremie wordt op 8,33 % van het jaarlijks brutoloon vastgesteld.
Art. 5.
§ 1. Het jaarlijkse brutoloon wordt verhoogd met het normale dagloon overeen- komend met de dagen afwezigheid gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen, ten belope van 150 dagen per jaar en voor zover de belangheb- bende in het refertejaar minstens zes maanden arbeidsprestaties heeft verricht.
§ 2. Onder gelijkgestelde dagen wordt verstaan de dagen van arbeidsonderbre- king ingevolge ziekte, arbeidsongeval, bevallingsrust, geboorte- en adoptie- verlof, tijdelijke werkloosheid, militaire dienst of palliatief verlof.
§ 3. Het in aanmerking te nemen normaal dagloon wordt bekomen door het loon betaald gedurende de referteperiode te delen door het aantal betaalde dagen in de loop van dezelfde periode.
Art. 6.
Het bedrag van de eindejaarspremie kan, naar rato van € 2,48 per niet verant- woorde afwezigheidsdag, verminderd worden, met maximum € 24,79.
Art. 7.
§ 1. De gepensioneerde arbeiders, de arbeiders die met brugpensioen gaan en de rechthebbenden van een overleden arbeider, genieten de integrale premie voor het beschouwde jaar. Voor de arbeiders die met brugpen- sioen gaan, geldt een voorwaarde van minstens 5 jaar anciënniteit in de onderneming.
§ 2. Het in aanmerking te nemen loon is dit van de laatste twaalf maanden van de loopbaan van de werkman.
60 131-b-2
§ 3. Onder rechthebbende wordt verstaan de fysieke persoon die de begrafenis- kosten gedragen heeft.
Art. 8.
100 VERLONING
De arbeiders die voor een dringende reden ontslagen worden, verliezen het recht op de premie.
Art. 9.
De arbeiders die gedurende de referteperiode ontslagen worden om gelijk welke andere reden dan de dringende reden, genieten de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende de voornoemde periode.
De arbeiders waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van over- macht, genieten op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten, de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende het betreffende jaar.
De arbeiders met een contract van bepaalde duur van minstens drie maanden hebben recht op een eindejaarspremie naar rata van de geleverde prestaties binnen de referteperiode.
Vanaf 1 juli 2019 wordt een eindejaarspremie naar rata van de geleverde prestaties binnen de referteperiode toegekend bij ontslag door de arbeider die tenminste 5 jaar anciënniteit heeft in de onderneming.
Art. 10.
De eindejaarspremie wordt betaald bij de uitbetaling het dichtst bij 15 december van ieder beschouwde jaar.
131-b-3 61
Art. 11.
Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst dient onder referteperiode te worden verstaan, de periode van twaalf maanden die 30 november van het beschouwde jaar voorafgaat.
HOOFDSTUK III. – Slotbepalingen
Art. 12.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd met een opzegging van zes maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie. Deze opzeg- ging van 6 maanden kan slechts worden gegeven ingaand vanaf 1 juli van het volgende kalenderjaar.
Art. 13.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van van 27 september 2017 inzake eindejaarspremie – F.E.E., geregistreerd onder het nummer 142.859/ CO/149.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 juni 2018 (BS 10 juli 2018).
62 131-b-4
63
1. Inhoud:
Regeling gereedschapskoffer
Registratienummer: 46.944/CO/149.01 Registratiedatum: 28.01.98
Publicatie van registratie in BS: 13.05.98
BS: 08.12.99
KB: 11.10.99
CAO: 10.07.97
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 01.06.93 - KB 23.06.95 - BS 08.08.95
3. Duurtijd:
Vanaf 1 september 1997 voor onbepaalde duur
64
141. Gereedschapskoffer
Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 1997
GEREEDSCHAPSKOFFER
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 7.4. van het nationaal akkoord van 15 mei 1997.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.
HOOFDSTUK II. – Gereedschapskoffer
Art. 2.
De werkgever stelt het nodige gereedschap ter beschikking van iedere werkman.
HOOFDSTUK III. – Opheffing van de gereedschapspremie
Art. 3.
De gereedschapspremie vastgelegd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juni 1993 van onbepaalde duur, vervalt vanaf 31 augustus 1997.
141-1 65
HOOFDSTUK IV. – Overgangsmaatregelen
Art. 4.
Voor de werklieden die voor 1 september 1997 zelf hun gereedschapskoffer aangekocht hebben, wordt voor de overname van de koffer, forfaitair, door de werkgever volgende vergoeding betaald, uiterlijk naar aanleiding van de eerste loonafrekening die valt na 31 augustus 1997:
- vóór 1 september 1997 en na 31 augustus 1996: 15.000 fr. restwaarde;
- vóór 1 september 1996 en na 31 augustus 1995: 10.000 fr. restwaarde;
- vóór 1 september 1995 en na 31 augustus 1994: 5.000 fr. restwaarde;
- vóór 1 september 1994: 1.000 fr. restwaarde.
De werkman kan alleen als hij dit uitdrukkelijk wenst ook opteren om zijn koffer te behouden voor persoonlijk gebruik. In dit geval dient er geen vergoeding te worden betaald.
HOOFDSTUK V. – Geldigheid
Art. 5.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juni 1993, gesloten in Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie, betreffende de toekenning van een gereedschapspremie, afgesloten voor onbepaalde duur en algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 23 juni 1995, vervalt.
Art. 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 september 1997 en geldt voor een onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
66 141-2
67
1. Inhoud:
Regeling premie ongezond en gevaarlijk werk, werken op grote hoogte:
+ 15 % uitgezonderd R.T.D.
Registratienummer: 33.230/CO/149.01 Registratiedatum: 28.07.93
Publicatie van registratie in BS: 18.08.93
BS: 09.08.95
KB: 23.06.95
CAO: 01.06.93
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 02.07.85 - KB 13.09.85 - BS 18.10.85
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1993 voor onbepaalde duur
68
142. Premie voor ongezond en gevaarlijk werk
Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juni 1993
PREMIE VOOR ONGEZOND EN GEVAARLIJK WERK
100 VERLONING
In uitvoering van punt 5.4. van het protocol van nationaal akkoord van 19 april 1993 voor 1993-1994.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.
HOOFDSTUK II. – Toekenningsmodaliteiten
1. ONGEZOND OF GEVAARLIJK WERK
Art. 3.
Indien er, na alle reglementaire veiligheidsmaatregelen te hebben getroffen, nog werken zijn van uitzonderlijke aard, die een gevaar opleveren al dan niet eigen aan het beroep, heeft de werkman recht op een overloon van 10 %.
142-1 69
De werkman zal steeds voorafgaandelijk over deze toestand moeten ingelicht worden en kan, met kennis van zaken, de uitvoering van deze werken weigeren zonder dat hij hierom enig nadeel ondervindt.
2. WERKEN OP GROTE HOOGTE
Art. 4.
De werken regelmatig uit te voeren op een hoogte boven een stabiel niveau of op een onstabiel niveau geven in alle gevallen recht op de betaling van een premie van 10 %.
Onder stabiel niveau wordt verstaan: een niveau dat alle waarborgen inzake veiligheid biedt (bv.: een beschermde stelling, een beschermingscel, een hoog- werker met borstwering, een ladder voor zover de voeten van de arbeider een hoogte van 4 meter vanaf de grond niet overschrijden).
3. GELIJKE PREMIE VAN DE GEWOONLIJKE ARBEIDER EN DE ELEKTRICIEN
Art. 5.
Onverminderd de bepalingen van art. 3 en 4 hebben de elektriciens, die moeten arbeiden op plaatsen of in lokalen waar werklieden die er gewoonlijk werken, een vergoeding genieten onder de vorm van een al dan niet in het loon opgenomen premie, wegens ongezond werk, recht op dezelfde vergoeding voor de duur van hun tewerkstelling op bedoelde plaatsen.
4. ALGEMENE BESCHIKKINGEN
Art. 6.
Onverminderd gunstiger regelingen op ondernemingsvlak, en met uitzondering van de ondernemingen aangesloten bij de “Beroepsvereniging van de radio- en televisiedistributie (R.T.D)”, wordt het percentage overloon zoals vermeld in artikel 3 en 4 met ingang van 1 juni 1993 op 15 % gebracht. De percentages van artikel 3 en 4 zijn in dit geval niet cumuleerbaar.
70 142-2
Art. 7.
100 VERLONING
De onderhavige overeenkomst mag geenszins als gevolg hebben dat het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming niet wordt toegepast, of dat de waakzaamheid vermindert waarvan de werkgevers, de werklieden en hun vertegenwoordigers desbetreffend blijk moeten geven (bv. art. 54ter van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming - afgezonderde tewerk- gestelde werknemers).
Art. 8.
Voordeliger bepalingen geldend op het vlak van de onderneming blijven van toepassing, en kunnen niet gecumuleerd worden met de voordelen van deze overeenkomst.
HOOFDSTUK III. – Geldigheid
Art. 9.
Deze collectieve overeenkomst vervangt deze van 2 juli 1985, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de sectoren welke aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn, betreffende de toekenning van een premie voor ongezond en gevaarlijk werk aan de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen welke elektriciteit aanleggen, de ondernemingen van de klein- of groothandel in elektrische toestellen en de ondernemingen voor radio- en teledistributie, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 13 september 1985 (Belgisch Staatsblad van 18 oktober 1985).
Art. 10.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1993 en geldt voor onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
142-3 71
1. Inhoud:
- Definitie ploegenarbeid:
opeenvolging van 2 ploegen zonder onderbreking of ploegen die max. 1/2 van de normale dagtaak samen werken.
- Ploegenpremie:
⭘ ploegenarbeid + 10 %
⭘ nachtarbeid + 20 %
Registratienummer: 59.082/CO/149.01 Registratiedatum: 01.10.01
Publicatie van registratie in BS: 13.10.01
BS: 31.12.02
KB: 23.10.02
CAO: 10.07.01
2. Duurtijd:
Vanaf 1 april 2001 voor onbepaalde duur
72
147. Ploegenpremie
Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001
PLOEGENPREMIE
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 9 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.
HOOFDSTUK II. – Toepassingsmodaliteiten
Art. 2. – Definitie ploegenarbeid
Onverminderd gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak is er sprake van ploegenarbeid wanneer de ploegen elkaar zonder onderbreking opvolgen of de ploegen niet aaneensluitend zijn maar hoogstens gedurende de helft van de normale dagtaak samenwerken.
Arbeiders die zijn tewerkgesteld in een ploegenregime staat het vrij om - in overleg met de bedrijfsleiding - met behoud van de ploegenpremie onderling van ploeg te wisselen.
147-1 73
Art. 3. – Premie voor ploegenarbeid
Onverminderd gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak wordt het basisloon van de werklieden die ploegenarbeid verrichten (vroege en late shift) verhoogd met 10 %.
Art. 4. – Premie voor nachtarbeid
Onverminderd gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak wordt het basisloon van de werklieden die nachtarbeid verrichten (tussen 20 u. en 6 u.) verhoogd met 20 %.
HOOFDSTUK III. – Duur van de overeenkomst
Art. 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2001 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd, mits een opzegging van zes maanden betekend met een ter post aangetekende brief aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie en aan de in dat Paritair subcomité vertegenwoordigde organisaties.
Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 april 2003.
74 147-2
75
CAO: 27.09.17 KB: 13.06.18 BS: 10.07.18
Registratienummer: 142.852/CO/149.01 Registratiedatum: 24.11.17
Publicatie van registratie in BS: 04.12.17
1. Inhoud:
- Regeling vervoerkosten:
o bij verplaatsing naar het werk met het openbaar vervoer:
• terugbetaling van 80% van de kosten;
• mogelijkheid tot 3de betalersysteem op ondernemingsvlak.
o bij verplaatsing naar het werk met het eigen vervoer:
• vanaf 1 juli 2017: fietsvergoeding: € 0,23/km
• week- of maandabonnement. Jaarlijkse indexering op 1 februari.
o ook regeling vervoerkosten voor leerlingen in een systeem van alternerend leren + voor arbeiders die een competentietest voor een ervaringsbewijs willen afleggen.
- Verplaatsing naar de werf:
o verplaatsing met het openbaar vervoer naar de werf: volledige terugbetaling van de kost van het openbaar vervoer;
o verplaatsing met eigen wagen naar de werf: € 0,2631/km (jaarlijks geïndexeerd - 01.02.17);
o verplaatsing met het voertuig van de werkgever naar de werf: € 0,1140 per kilometer (jaarlijks geïndexeerd - 01.02.17);
o chauffeurs:
• = arbeider die met een bedrijfsvoertuig min. 1 medepassagier vervoert;
• vergoeding:
- vanaf 01.02.17: € 0,1281/km (jaarlijks geïndexeerd - 01.02.16);
- vanaf 01.10.17: € 0,1316/km (= indexering op 01.02.18).
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 20.10.11 - KB 11.01.13 - BS 12.04.13
76
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2017 voor onbepaalde duur
4. Opmerking
Een historiek van de mobiliteitsvergoedingen is terug te vinden onder tabel 840.
100 VERLONING
77
78
150-a. Vervoerskosten
Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 september 2017
VERVOERSKOSTEN
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 7 van het nationaal akkoord 2017-2018 van 27 juni 2017.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder
«arbeiders» verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Art. 3.
Tenzij anders omschreven, zijn de bepalingen van onderhavige overeenkomst alleen toepasselijk indien de werkelijke heen en terug opgetelde afstanden ten minste 1 kilometer bedragen.
150-a-1 79
HOOFDSTUK II. – Vervoerkosten voor de arbeiders die zich van hun woonplaats naar de zetel van de onderneming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats begeven
Art. 4.
Xxxxxx onder toepassing van hoofdstuk II, de arbeiders aangeworven ofwel op de zetel van de onderneming ofwel op een werf en die zich van hun woonplaats naar de zetel of deze werf begeven, alsook de arbeiders die zich van hun woonplaats naar de ophaalplaats, aangeduid door de werkgever, begeven.
Afdeling 1 - Gemeenschappelijk openbaar vervoer
Art. 5.
Wanneer de arbeider zich van zijn woonplaats naar de zetel van de onderne- ming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats verplaatst met het openbaar of gecombineerd openbaar vervoer, bedraagt de tussenkomst van de werkgever 80% van de totale kost van het vervoerbewijs.
Art. 6.
De sociale partners bevelen de werkgevers aan om gebruik te maken van de derde betalers regeling wanneer de arbeider zich verplaatst met het openbaar of gecombineerd openbaar vervoer. In dit geval is er geen vergoeding aan de arbeider verschuldigd.
Afdeling 2 - Privévervoer
Art. 7.
Wanneer de arbeider zich van zijn woonplaats naar de zetel van de onderneming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats verplaatst met het eigen vervoer, heeft hij recht op de werkgeversbijdrage in het maand- of weekabonnement, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 van de collectieve arbeidsovereen- komst nr. 19 octies betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de
80 150-a-2
prijs van het vervoer van de werknemers gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 20 februari 2009.
De verplaatsing met het eigen vervoer heeft betrekking op alle mogelijke eigen vervoermiddelen, ook te voet.
100 VERLONING
Art. 8.
Deze vergoeding op basis van de werkgeversbijdrage in het maandabonnement of weekabonnement, zoals bepaald in artikel 7 van onderhavige overeenkomst, dient steeds in zijn geheel te worden betaald en dit voor alle dagen van de maand of week afhankelijk van het soort abonnement dat de werkgever als basis gebruikt. Een omrekening van deze werkgeversbijdrage naar een dagbedrag is niet toegestaan.
Art. 9.
Vanaf 1 juli 2017, een fietsvergoeding van € 0,23 per afgelegde kilometer wordt toegekend aan arbeiders die zich voor een gedeelte of voor de ganse afstand met de fiets verplaatsen.
De in huidig artikel bepaalde fietsvergoeding kan in geen geval lager zijn dan de overeenkomstig artikel 7 hierboven vastgestelde tussenkomst van de werkgever.
De werkgever zal op vraag van de arbeider jaarlijks de nodige gegevens beves- tigen die het de arbeider mogelijk maken zijn fietsgebruik aan te tonen. Deze gegevens hebben betrekking op de in aanmerking genomen afstand tot de werkplaats, het aantal gewerkte dagen en de betaalde vergoeding.
Art. 10.
De werkgeversbijdrage in het maandabonnement of weekabonnement, zoals voorzien in artikel 7 van onderhavige overeenkomst, dient jaarlijks op 1 februari te worden geïndexeerd overeenkomstig de jaarlijkse indexering van de treintarieven van de NMBS, conform het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
150-a-3 81
Hierdoor werden de werkgeversbijdragen in het maandabonnement of weeka- bonnement op 1 februari 2017 vastgelegd conform de tabel opgenomen in bijlage.
Afdeling 3 - Specifieke bepalingen
Art. 11. – Verplaatsing voor leerlingen
Indien een leerling in een systeem van alternerend leren, zich van zijn woonplaats naar de zetel van de onderneming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats verplaatst, heeft hij recht op een terugbetaling van de vervoerkosten door de werkgever, en dit conform de regels die gelden voor de arbeiders van de sector, zoals opgenomen in afdeling 1 en 2 van onderhavig hoofdstuk.
Art. 12. – Verplaatsing naar een competentietest
Een arbeider die zich verplaatst om een competentietest voor een ervarings- bewijs af te leggen, heeft recht op een terugbetaling van de vervoerkosten door de werkgever, en dit conform de regels zoals opgenomen in afdeling 1 en 2 van onderhavig hoofdstuk.
Per kalenderjaar is de werkgever gehouden tot de terugbetaling van de vervoer- kosten voor maximum 1 dag per kalenderjaar.
HOOFDSTUK III. – Vervoerkosten voor de arbeiders die zich van hun woonplaats, de zetel van de onderneming of de ophaalplaats naar een werf begeven, die niet de aanwervingsplaats is
Art. 13.
§ 1. Xxxxxx onder toepassing van hoofdstuk III, de arbeiders die zich van hun woonplaats naar een werf begeven of van de zetel van de onderneming of van de ophaalplaats naar een werf gevoerd worden, voor zover deze werf niet de aanwervingsplaats van de arbeiders is.
82 150-a-4
§ 2. Indien de zetel van de onderneming niet enkel fungeert als ophaalplaats, maar dat er tevens arbeid wordt geleverd dan dient de arbeidstijd verloond te worden. Voor het vervoer naar de werf geldt enkel de mobiliteitsvergoeding.
100 VERLONING
§ 3. De vergoedingen, zoals opgenomen in de artikelen 14, 15, 16 en 17, van onderhavige overeenkomst, gelden slechts indien de afstand 5 km of meer bedraagt. Het aantal kilometers dat vergoed wordt door de werkgever, is niet begrensd.
Art. 14. – Type 1: Openbaar vervoer
De arbeiders die zich met het openbaar vervoer van hun woonplaats naar een werf begeven, die niet de aanwervingsplaats is, hebben recht op een werkge- verstegemoetkoming, gelijk aan de volledige terugbetaling van de totale kost van het gebruikte openbaar vervoer.
Art. 15. – Type 2: Persoonlijk vervoermiddel
De arbeiders die zich met een persoonlijk vervoermiddel van hun woonplaats naar een werf begeven, dewelke niet de aanwervingsplaats is, hebben sinds 1 februari 2017 recht op een vergoeding van € 0,2631 per afgelegde kilometer.
Art. 16. – Type 3: Voertuig van de werkgever
De arbeiders die zich van hun woonplaats naar een werf begeven met een voer- tuig van de werkgever of van de zetel van de onderneming of een ophaalplaats naar een werf gevoerd worden, die niet de aanwervingsplaats is, hebben sinds 1 februari 2017 recht op een vergoeding van € 0,1140 per afgelegde kilometer.
Art. 17. – Vergoeding voor de chauffeur
Als chauffeur wordt aanzien de arbeider die met een bedrijfsvoertuig minimum 1 medepassagier vervoert.
150-a-5 83
Sinds 1 februari 2017 wordt de vergoeding voor de chauffeur op € 0,1281 per afgelegde kilometer vastgesteld.
Vanaf 1 oktober 2017 wordt de vergoeding verhoogd tot € 0,1316 per afgelegde kilometer. Deze verhoging omvat de indexering op 1 februari 2018 in toepassing van de bepalingen van artikel 20 hieronder
Gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak blijven onverminderd van toepassing
Art. 18. – Combinatie van vervoermiddelen
Indien de totaalafstand meer dan 5 km bedraagt, en de arbeiders gebruik maken van een combinatie van verschillende vervoermiddelen hebben ze, voor elk deel van de afgelegde weg met een bepaald vervoermiddel, recht op de hiervoor overeenstemmende werkgeverstegemoetkoming.
HOOFDSTUK IV. – Betalingsmodaliteiten
Art. 19.
De werkgeverstegemoetkomingen worden minstens eens per maand vereffend.
Art. 20.
De bedragen van type 1, zoals vastgelegd in artikel 14 van onderhavige ove- reenkomst, worden aangepast overeenkomstig de tarieven vastgesteld door de NMBS en de overige vervoersmaatschappijen.
De bedragen van type 2 en type 3, alsook de chauffeursvergoeding, zoals bepaald in respectievelijk artikel 15, 16 en 17 van onderhavige overeenkomst, worden jaarlijks op 1 februari geïndexeerd op basis van het sociaal indexcijfer. De aanpassing wordt berekend door de sociale index van de maand januari van het desbetreffende kalenderjaar te vergelijken met de sociale index van januari van het voorgaande kalenderjaar.
84 150-a-6
De hoogte van deze aanpassing dient rekening te houden met de vierde decimaal en afgerond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot het hogere honderdste afgerond.
Art. 21.
100 VERLONING
Alle indexeringen, zoals bepaald in artikel 20 van onderhavige overeenkomst, worden berekend rekening houdend met de zesde decimaal.
De uitkomst van deze indexeringen wordt afgerond tot het dichtst bijgelegen honderdste van de Eurocent.
Voorbeeld:
- € …,000001 tot en met € …,000049 wordt afgerond naar het lagere honderd- ste van de Eurocent;
- € …,000050 tot en met € …,000099 wordt afgerond naar het hogere hon- derdste van de Eurocent.
Art. 22.
De geïndexeerde bedragen van type 3 en de chauffeursvergoeding (zoals voor- zien in respectievelijk artikel 16 en 17 van onderhavige overeenkomst) kunnen evenwel in geen geval het bedrag overschrijden dat is vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen, zoals opgenomen in artikel 19, § 2. 4° van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschap- pelijke zekerheid der arbeiders.
150-a-7 85
HOOFDSTUK V. – Kosten en vergoedingen voor verplaatsingen vanaf de plaats van tewerkstelling
Art. 23.
Xxxxxx onder toepassing van hoofdstuk V, de kosten en vergoedingen voor verplaatsingen voor de arbeiders die zich van de plaats van tewerkstelling naar een andere plaats van tewerkstelling begeven.
Art. 24.
De werkgever betaalt de volledige verplaatsingskosten aan de arbeiders bedoeld in artikel 23.
Art. 25.
De verplaatsingskosten worden berekend volgens het officieel tarief van het normaal gebruikt vervoer.
Art. 26.
De werkgever is niet verplicht de verplaatsingskosten te betalen indien hij een vervoermiddel ter beschikking stelt van zijn arbeiders dat de vereiste veiligheid en comfort biedt.
Art. 27.
De verplaatsingstijd wordt beschouwd als prestatie-uren en dient als dusdanig verloond te worden, ook indien de verplaatsing met het voertuig van de wer- kgever gebeurt.
86 150-a-8
De berekening van de vergoeding is gebaseerd op het werkelijk uurloon van de betrokken arbeider bedoeld in artikel 23.
Art. 29.
100 VERLONING
De werkgever die een arbeider naar een werf zendt moet hem behoorlijk kost en inwoon verschaffen voor zover deze verplaatsing een dagelijkse afwezigheid van meer dan twaalf uur van de woonplaats van de betrokkene veroorzaakt.
Art. 30.
De werkgever kan, in het kader van artikel 29, aan de arbeider die het aange- vraagd heeft, het recht toestaan van dagelijks huiswaarts te keren.
HOOFDSTUK VI. – Algemene bepalingen
Art. 31.
De arbeider moet op de werkplaats, aangeduid door de werkgever, de normale wekelijkse arbeidsduur gangbaar in de onderneming presteren.
De werven aan verkeerswegen, waarvan de plaats niet nauwkeurig kan oms- chreven worden, door de mobiliteit van het werk zelf, worden voor de berekening van de verplaatsingskosten, en/of tijd bepaald door het grondgebied van de gemeente waar de arbeider het dagelijks werk aanvangt.
Art. 32.
De verplaatsingstijden zoals voorzien in artikel 27 zijn inbegrepen in de bepaling van het aantal prestatieuren per week zoals vermeld in artikel 31 en maken deel uit van de wekelijkse arbeidsduur.
150-a-9 87
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn minimum voordelen die andere in de ondernemingen bestaande voordeliger regelingen onverkort laten.
Art. 34.
Voor de toepassing van de artikelen 15, 16, 23 en 24, wordt de berekening van de afstand indien deze niet door de arbeiders aan de hand van vervoerdocu- menten bewezen wordt, in gemeenschappelijk overleg tussen partijen bepaald in elke onderneming, dit teneinde rekening te houden met de geografische bijzonderheden.
De arbeider mag hierbij niet weigeren eventuele vervoerbewijzen of, bij ontsten- tenis, een door hem ondertekende verklaring, nodig voor het vaststellen van de afgelegde afstand, aan de werkgever voor te leggen.
Deze afstand mag tegenstrijdig gecontroleerd worden.
HOOFDSTUK VII. – Geldigheid
Art. 35.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2017 en geldt voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd, ten vroegste vanaf 1 januari 2019, met een opzegging van zes maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens: instal- latie en distributie.
88 150-a-10
100 VERLONING
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 20 oktober 2011, gere- gistreerd onder het nr. 106.857/CO/149.01, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie, betreffende de vervoerkosten, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 11 januari 2011 (BS van 12 april 2013).
150-a-11 89
CAO: 11.09.19
Deze collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervoerkosten werd op 11 september 2019 ondertekend, maar werd niet geregistreerd, omwille van het niet voldoen aan de bepalingen inzake de tussenkomst van de werkgever in de kosten voor openbaar vervoer vanaf 1 juli 2020.
Omwille van de niet-registratie dienen we ook te verwijzen naar de bepalin- gen die zijn op genomen in het Nationaal akkoord van 26 juni 2019, gere- gistreerd onder het nummer 152.842/CO/149.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 november 2019 (BS 6 december 2019).
1. Inhoud:
- Vervoerskosten voor de arbeiders die zich van hun woonplaats naar de zetel van de onderneming, de aanwervingsplaats of de ophaal- plaats begeven:
o gemeenschappelijk openbaar vervoer:
◼ terugbetaling van 100 % van de kosten;
◼ aanbeveling tot 3de betalersregeling op ondernemingsvlak (in dat geval bedraagt de tussenkomst van de werkgever 80% van de kosten).
o privé vervoer:
◼ recht op de werkgeversbijdrage in het maand- of weekabonnement, zoals opgenomen in artikel 11 van de cao nr. 19/9;
◼ verplaatsing met eigen vervoer geldt voor alle mogelijke eigen vervoermiddelen, ook te voet;
◼ de vergoeding dient steeds in zijn geheel te worden betaald; een omrekening naar een dagbedrag is niet toegestaan;
◼ vanaf 1 juli 2019: fietsvergoeding: € 0,24/km;
◼ werkgeversbijdrage in week- of maandabonnement. Jaarlijkse indexering op 1 februari;
◼ vanaf 1 juli verhoging werkgeversbijdrage in week- of maandabonnement met 5%.
o specifieke bepalingen:
◼ ook voor leerlingen in een systeem van alternerend leren + voor arbeiders die een competentietest voor een ervaringsbewijs willen afleggen.
90
- Vervoerskosten voor de arbeiders die zich van hun woonplaats, de zetel van de onderneming of de ophaalplaats naar een werf begeven, die niet de aanwervingsplaats is:
o openbaar vervoer naar de werf:
◼ volledige terugbetaling van de kost van het openbaar vervoer.
o verplaatsing met persoonlijk vervoermiddel naar de werf:
100 VERLONING
◼ € 0,2739/km (jaarlijks geïndexeerd - 01.02.19).
o verplaatsing met het voertuig van de werkgever naar de werf:
◼ € 0,1187 per kilometer (jaarlijks geïndexeerd - 01.02.19);
◼ chauffeur (= arbeider die met een bedrijfsvoertuig min. 1 medepassagier vervoert): € 0,1316/km (jaarlijks geïndexeerd, maar RSZ-plafond is bereikt).
o verhoging vergoedingen voor verplaatsing met het voertuig van de werkgever naar de werf:
◼ op datum van KB dat het KB van 28.11.69 wijzigt;
◼ chauffeur: € 0,1569 per kilometer;
◼ passagier: €0,1384 per kilometer;
◼ chauffeur zonder passagier: € 0,1453 per kilometer.
o mobiliteitsverlof:
◼ vanaf 1 januari 2019: een dag mobiliteitsverlof voor arbeiders die jaarlijks minstens 43.000 kilometer afleggen.
2. Vervanging van CAO:
CAO 27.09.17 – KB 13.06.18 – BS 10.07.18 - Reg. Nr. 142.852/CO/149.01
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur
4. Opmerking
Een historiek van de mobiliteitsvergoedingen is terug te vinden onder tabel 840
91
92
150-b. Vervoerskosten
Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2019
VERVOERSKOSTEN
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 9 en 10 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Art. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie.
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Art. 3.
Tenzij anders omschreven, zijn de bepalingen van onderhavige overeenkomst alleen toepasselijk indien de werkelijke heen en terug opgetelde afstanden ten minste 1 kilometer bedragen.
150-b-1 93
HOOFDSTUK II. – Vervoerkosten voor de arbeiders die zich van hun woonplaats naar de zetel van de onderneming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats begeven
Art. 4.
Xxxxxx onder toepassing van hoofdstuk II, de arbeiders aangeworven ofwel op de zetel van de onderneming ofwel op een werf en die zich van hun woonplaats naar de zetel of deze werf begeven, alsook de arbeiders die zich van hun woonplaats naar de ophaalplaats, aangeduid door de werkgever, begeven.
Afdeling 1 - Gemeenschappelijk openbaar vervoer Art. 5.
Wanneer de arbeider zich van zijn woonplaats naar de zetel van de onderne- ming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats verplaatst met het openbaar of gecombineerd openbaar vervoer, bedraagt de tussenkomst van de werkgever 100 % van de totale kost van het vervoerbewijs.
Art. 6.
De sociale partners bevelen de werkgevers aan om gebruik te maken van de derdebetalersregeling wanneer de arbeider zich verplaatst met het openbaar of gecombineerd openbaar vervoer. In dit geval bedraagt de tussenkomst van de werkgever 80 % van de totale kost van het vervoersbewijs en is er geen vergoe- ding aan de arbeider verschuldigd.
Afdeling 2 - Privévervoer Art. 7.
Wanneer de arbeider zich van zijn woonplaats naar de zetel van de onder- neming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats verplaatst met het eigen vervoer, heeft hij recht op de werkgeversbijdrage in het maand- of weekabon- nement, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 van de collectieve
94 150-b-2
arbeidsovereenkomst nr. 19/9 betreffende de financiële bijdrage van de werkge- vers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer van de werknemers gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 23 april 2019.
De verplaatsing met het eigen vervoer heeft betrekking op alle mogelijke eigen vervoermiddelen, ook te voet.
100 VERLONING
Art. 8.
Deze vergoeding op basis van de werkgeversbijdrage in het maandabonnement of weekabonnement, zoals bepaald in artikel 7 van onderhavige overeenkomst, dient steeds in zijn geheel te worden betaald en dit voor alle dagen van de maand of week afhankelijk van het soort abonnement dat de werkgever als basis gebruikt. Een omrekening van deze werkgeversbijdrage naar een dagbedrag is niet toegestaan.
Art. 9.
Vanaf 1 juli 2019 wordt een fietsvergoeding van € 0,24 per afgelegde kilometer wordt toegekend aan arbeiders die zich voor een gedeelte of voor de ganse afstand met de fiets verplaatsen
De in huidig artikel bepaalde fietsvergoeding kan in geen geval lager zijn dan de overeenkomstig artikel 7 hierboven vastgestelde tussenkomst van de werkgever.
De werkgever zal op vraag van de arbeider jaarlijks de nodige gegevens beves- tigen die het de arbeider mogelijk maken zijn fietsgebruik aan te tonen. Deze gegevens hebben betrekking op de in aanmerking genomen afstand tot de werkplaats, het aantal gewerkte dagen en de betaalde vergoeding.
Art. 10.
De werkgeversbijdrage in het maandabonnement of weekabonnement, zoals voorzien in artikel 7 van onderhavige overeenkomst, dient jaarlijks op 1 februari te worden geïndexeerd overeenkomstig de jaarlijkse indexering van de treintarieven van de NMBS, conform het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
150-b-3 95
Op 1 juli 2019 wordt de werkgeversbijdrage in het maandabonnement of weeka- bonnement verhoogd met 5 %. Hierdoor worden de werkgeversbijdragen in het maandabonnement of weekabonnement op 1 juli 2019 vastgelegd conform de tabel opgenomen in bijlage.
Afdeling 3 - Specifieke bepalingen
Art. 11. – Verplaatsing voor leerlingen
Indien een leerling in een systeem van alternerend leren, zich van zijn woonplaats naar de zetel van de onderneming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats verplaatst, heeft hij recht op een terugbetaling van de vervoerkosten door de werkgever, en dit conform de regels die gelden voor de arbeiders van de sector, zoals opgenomen in afdeling 1 en 2 van onderhavig hoofdstuk.
Art. 12. – Verplaatsing naar een competentietest
Een arbeider die zich verplaatst om een competentietest voor een ervaringsbe- wijs af te leggen, heeft recht op een terugbetaling van de vervoerkosten door de werkgever, en dit conform de regels zoals opgenomen in afdeling 1 en 2 van onderhavig hoofdstuk.
Per kalenderjaar is de werkgever gehouden tot de terugbetaling van de vervoer- kosten voor maximum 1 dag per kalenderjaar.
HOOFDSTUK III. – Vervoerkosten voor de arbeiders die zich van hun woonplaats, de zetel van de onderneming of de ophaalplaats naar een werf begeven, die niet de aanwervingsplaats is
Art. 13.
§ 1. Xxxxxx onder toepassing van hoofdstuk III, de arbeiders die zich van hun woonplaats naar een werf begeven of van de zetel van de onderneming of van de ophaalplaats naar een werf gevoerd worden, voor zover deze werf niet de aanwervingsplaats van de arbeiders is.
96 150-b-4
§ 2. Indien de zetel van de onderneming niet enkel fungeert als ophaalplaats, maar dat er tevens arbeid wordt geleverd dan dient de arbeidstijd verloond te worden. Voor het vervoer naar de werf geldt enkel de mobiliteitsvergoeding.
100 VERLONING
§ 3. De vergoedingen, zoals opgenomen in de artikelen 14, 15, 16 en 17, van onderhavige overeenkomst, gelden slechts indien de afstand 5 km of meer bedraagt. Het aantal kilometers dat vergoed wordt door de werkgever, is niet begrensd.
Art. 14. – Type 1: Openbaar vervoer
De arbeiders die zich met het openbaar vervoer van hun woonplaats naar een werf begeven, die niet de aanwervingsplaats is, hebben recht op een werkge- verstegemoetkoming, gelijk aan de volledige terugbetaling van de totale kost van het gebruikte openbaar vervoer.
Art. 15. – Type 2 : Persoonlijk vervoermiddel
De arbeiders die zich met een persoonlijk vervoermiddel van hun woonplaats naar een werf begeven, dewelke niet de aanwervingsplaats is, hebben sinds 1 februari 2019 recht op een vergoeding van € 0,2739 per afgelegde kilometer.
Art. 16. – Type 3 : Voertuig van de werkgever
De arbeiders die zich van hun woonplaats naar een werf begeven met een voer- tuig van de werkgever of van de zetel van de onderneming of een ophaalplaats naar een werf gevoerd worden, die niet de aanwervingsplaats is, hebben sinds 1 februari 2019 recht op een vergoeding van € 0,1187 per afgelegde kilometer.
Art. 17. – Vergoeding voor de chauffeur
Als chauffeur wordt aanzien de arbeider die met een bedrijfsvoertuig minimum 1 medepassagier vervoert.
150-b-5 97
Sinds 1 oktober 2017 is de vergoeding voor de chauffeur vastgesteld op
€ 0,1316 per afgelegde kilometer.
Gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak blijven onverminderd van toepassing.
Art. 18. – Combinatie van vervoermiddelen
Zonder afbreuk te doen aan gunstigere bepalingen op ondernemingsvlak, wordt op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat artikel 19, § 2, 4° van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wijzigt:
1° de vergoeding voor de chauffeur verhoogd tot € 0,1569 per kilometer;
2° de vergoeding voor de passagiers, m.n. de arbeiders die met een voertuig van de werkgever van hun woonplaats, de zetel van de onderneming of een ophaalplaats naar een werf gevoerd worden, die niet de aanwervingsplaats is, verhoogd tot € 0,1384 per kilometer;
3° een nieuw type van mobiliteitsvergoeding voor van € 0,1453 per kilometer toegepast voor de chauffeurs zonder passagiers, m.n. de arbeiders die zich van hun woonplaats of de zetel van de onderneming naar een werf begeven met een voertuig van de werkgever.
Als op 1 januari 2020 geen koninklijk besluit in werking is getreden dat een verhoging mogelijk maakt, wordt op sectoraal niveau onderhandeld over een gelijkwaardig voordeel.
Art. 19. – Combinatie van vervoermiddelen
Indien de totaalafstand meer dan 5 km bedraagt, en de arbeiders gebruik maken van een combinatie van verschillende vervoermiddelen hebben ze, voor elk deel van de afgelegde weg met een bepaald vervoermiddel, recht op de hiervoor overeenstemmende werkgeverstegemoetkoming.
98 150-b-6
Art. 20. – Mobiliteitsverlof
Vanaf 1 januari 2019 wordt een dag mobiliteitsverlof toegekend aan de arbeiders die jaarlijks tenminste 43.000 kilometer afleggen.
Deze extra dag betaalde vakantie wordt toekend in het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin het aantal kilometer werd bereikt.
100 VERLONING
De berekening van de verloning voor deze dag vakantie dient te gebeuren con- form de wettelijke bepalingen omtrent feestdagen.
HOOFDSTUK IV. – Betalingsmodaliteiten
Art. 21.
De werkgeverstegemoetkomingen worden minstens eens per maand vereffend Art. 22.
De bedragen van type 1, zoals vastgelegd in artikel 14 van onderhavige over- eenkomst, worden aangepast overeenkomstig de tarieven vastgesteld door de NMBS en de overige vervoersmaatschappijen.
De bedragen van type 2 en type 3, alsook de chauffeursvergoeding, zoals bepaald in respectievelijk artikel 15, 16 en 17 van onderhavige overeenkomst, worden jaarlijks op 1 februari geïndexeerd op basis van het sociaal indexcijfer. De aanpassing wordt berekend door de sociale index van de maand januari van het desbetreffende kalenderjaar te vergelijken met de sociale index van januari van het voorgaande kalenderjaar.
De hoogte van deze aanpassing dient rekening te houden met de vierde decimaal en afgerond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot het hogere honderdste afgerond.
150-b-7 99