INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
A. DEFINITIES 3
Artikel 1. Begrippen 3
B. DE ARBEIDSOVEREENKOMST 3
Artikel 2. De aanstelling 3
Artikel 3. Beëindiging van de individuele arbeidsovereenkomst 4
Artikel 4. Afvloeiingsregeling 6
Artikel 5. Beëindiging der collectieve arbeidsovereenkomsten 7
C. LOONVOORWAARDEN 8
Artikel 6. Indeling in loongroepen 8
Artikel 7. Toeslagen niet gerelateerd aan actieve dienst 10
D. XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX 00
Artikel 8. Aanvang arbeidsdag, rusttijden en onderbrekingen 12
Artikel 9. Tijdstip van aankomst, respectievelijk vertrek 12
Artikel 10. Dienst bij bergingen 12
Artikel 11. Algemene bepalingen betreffende overwerk 12
Artikel 12. Veiligheid van opvarenden, schip, lading en/of sleep 13
Artikel 13. Doorlopen van zeewacht 13
Artikel 14. Indeling van dek- en machinekamerpersoneel 13
E. DIENST IN DE HAVEN OF OP DE REDE (HAVENDIENST) 13
Artikel 15. | Normale arbeidsduur en toeslagen | 13 |
Artikel 16. | Overwerk en tarieven | 13 |
Artikel 17. | Wacht aan boord | 14 |
F. DIENST OP ZEE EN OP DAGEN VAN AANKOMST
EN/OF VERTREK (ZEEDIENST) 14
Artikel 18. Toeslag werkzaamheden en bergingsgratificatie 14
Artikel 19. Toeslag werkzaamheden 15
Artikel 20. Bergingsgratificatie 15
Artikel 21. Dienst na aankomst in Nederlandse thuishaven 16
Artikel 22. Stationsdienst 16
G. BEREKENING EN VERREKENING 17
Artikel 23. Xxxxx xxx xxxxxxxxxx van het overwerk en van de toeslagen 17
Artikel 24. Verrekening van de gage, het overwerk enz. 17
H. VERLOF 17
Artikel 25. Verlof ter compensatie van de zaterdag en zondag 17
Artikel 26. Periodiek verlof 18
Artikel 27. Extra verlof ouderen 18
Artikel 28. Vakantietoeslag 19
Artikel 29. Algemene bepalingen voor het verlenen van verlof 19
Artikel 30. Gage tijdens verlof 20
Artikel 31. Vrijdom van bagage 20
Artikel 32. | Kort verzuim | 20 |
Artikel 33. | Wet Arbeid en Zorg | 21 |
I. BEPALINGEN BETREFFENDE OPLEIDING EN STUDIE | 21 | |
Artikel 34. Studie overeenkomst | 21 | |
Artikel 35. Verplichte cursussen | 23 | |
Artikel 36. Stagenemers | 23 | |
J. DIVERSE BEPALINGEN | 24 | |
Artikel 37. Veiligheid, Gezondheid, Hygiëne | 24 | |
Artikel 38. Beddengoed, wasgoed en ongedierte | 25 | |
Artikel 39. Xxxxxxxxxxx | 00 | |
Artikel 40. Kosten aanschaf van eerste uitrusting | 25 | |
Artikel 41. Werkkleding | 26 | |
Artikel 42. Vergoeding van reiskosten in Nederland | 26 | |
Artikel 43. Toelage bestemming wachtend | 27 | |
Artikel 44. Conduiterapport | 27 | |
Artikel 45. Kosten keuringen | 27 | |
Artikel 46. Kosten communicatie met huisgenoten | 27 | |
Artikel 47. Verzekering bagage | 27 | |
Artikel 48. Repatriëring bij ziekte enz. naaste verwanten | 28 | |
Artikel 49. Wet verbetering poortwachter | 28 | |
Artikel 50. WIA verzekering t.b.v. Nederlanders in het buitenland | 29 | |
Artikel 51. Aanvullende uitkering | 29 | |
Artikel 52. Zorgverzekering | 29 | |
Artikel 53. Molestregeling | 30 | |
Artikel 54. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 00 | |
Artikel 55. Vakbondscontributie | 30 | |
K. NADERE OVEREENKOMSTEN | 30 | |
Artikel 56. Havendienst IJmuiden en Berging | 30 | |
Artikel 57. Bevordering werkgelegenheid | 30 | |
AANHANGSEL, AANBEVELING, BIJLAGEN EN PROTOCOL | 31 | |
Aanhangsels inzake naleving van het SER-besluit "Fusiegedragsregels". | 31 | |
BIJLAGE I Reglement Havendienst IJmuiden | 32 | |
BIJLAGE II Reglement voor Bergers | 35 | |
BIJLAGE III Opleidingsovereenkomst stagenemers | 36 | |
Aanbevelingen inzake leefbaarheid aanboord van sleepboten | 40 | |
Aanbeveling achtergebleven bezittingen | 42 | |
Protocol terzake van informatie en werkgelegenheid | 43 | |
Addendum | 46 | |
Gagetabellen | 47 e.v. |
REGLEMENT VOOR SCHEEPSOFFICIEREN EN SCHEEPSGEZELLEN
dienstdoende aan boord van door Svitzer gerede schepen bij de collectieve arbeidsovereenkomst zoals van kracht sinds 1 januari 2007
A. DEFINITIES
Artikel 1. Begrippen
1. Onder "Zeesleepvaart" wordt verstaan: de vaart met zeesleepboten.
1a. Onder "Havendienst IJmuiden" wordt verstaan het verlenen van assistenties door sleep- boten gereed door Svitzer Amsterdam BV aan schepen en installaties en verder alle ver- richtingen in het gebied vanaf de uiterton rede IJmuiden tot in de sluizen, of naar andere ligplaatsen in het havengebied van IJmuiden en omgekeerd en bij incidentele gevallen tot in het havengebied van Amsterdam.
2. Onder "Scheepsofficieren", hierna te noemen "officieren”, wordt verstaan: stuurlieden, werktuigkundigen, semi-geïntegreerde officieren en maritieme officieren.
3. Onder "Scheepsgezellen" wordt verstaan: alle schepelingen beneden de rang van officier.
4. Onder "Schepelingen" wordt verstaan: "officieren" zowel als "scheepsgezellen".
5. Onder "Zondagen" wordt mede begrepen de feestdagen, t.w. Nieuwjaarsdag,
2e paasdag, hemelvaartsdag, 2e pinksterdag, Koninginnedag, de Nationale Feestdag (5 mei) en de kerstdagen.
6. Onder "Maandgage" wordt verstaan: de in artikel 6.3 bedoelde gage.
7. Onder "Daggage" wordt verstaan 1/365 x 12 x de maandgage.
8. Onder "Uurverdienste" wordt verstaan: 1/197 x de maandgage.
9. Onder "Etmaal" wordt verstaan: een periode van middernacht tot de volgende midder- nacht.
10. Onder "Thuishaven" wordt verstaan: de haven van waaruit het schip als regel de vaart uit- oefent.
B. DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 2. De aanstelling
1. De individuele arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan voor onbepaalde tijd onder vermelding van de functie en eventueel rang waarin wordt dienstgedaan en van de datum waarop het dienstverband begint.
De schepeling dient een door de rederij vast te stellen aantal exemplaren van de arbeids- overeenkomst te ondertekenen. Hij ontvangt hiervan één exemplaar.
2. De schepeling stelt zich op eerste aanwijzing onmiddellijk beschikbaar om te worden ge- monsterd op een door of namens de rederij aan te wijzen schip, dat door de rederij of een daarmee gelieerde rederij wordt gereed.
De rederij is bevoegd de schepeling over te plaatsen naar een ander schip dan waarop hij werd gemonsterd.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen een of meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden aangegaan, zoals bepaalt in lid 5 van dit artikel.
Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel, gaat de arbeidsover- eenkomst voor bepaalde tijd over in een voor onbepaalde tijd, tenzij de termijn van de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd korter is dan een maand.
4. Een maand voor de einddatum van elke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal de werkgever, de werknemer schriftelijk te bevestigen, dat:
- de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na afloop van die bepaalde tijd wordt verlengd met de nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, of dat
- de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt beëindigd in de eerste haven welke het schip aandoet na afloop van die bepaalde tijd.
5. Een zeevarende kan meerdere malen op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst worden genomen, met in achtneming van het volgende:
1) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die elkaar direct of binnen niet meer dan 3 maanden opvolgen vormen een “ketting”.
2) indien het aantal contracten, die tot een ketting behoren, groter is dan 3 dan wel indien de totale duur van achtereenvolgende contracten, die tot een “ketting behoren langer is dan 3 jaar, ontstaat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Een eenmalig contract voor bepaalde tijd van 3 jaar of langer kan eenmaal met ten hoogste 3 maanden worden verlengd, zonder dat daaruit een dienstverband voor onbe- paalde tijd voortvloeit.
Het tijdens de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd opgebouwde verlof dient binnen dienstverband te worden uitgelopen of tenminste tot de ketting te worden gerekend.
Artikel 3. Beëindiging van de individuele arbeidsovereenkomst
3.1 Algemene bepaling
In afwijking van het bepaalde in de art. 7:671 BW en 7:672 BW kan door elk der partijen de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd worden beëindigd - onafhankelijk van de tijd welke zij heeft geduurd - doch met inachtneming van de opzeggingstermijn vermeld in de volgende leden.
3.2 Schriftelijk
De opzegging van de arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te geschieden.
3.3 Opzegging elders dan in Nederland.
Indien de individuele arbeidsovereenkomst in het buitenland wordt opgezegd, bedraagt de opzeggingstermijn bedoeld in lid 3.1:
a. voor de schepeling: 13 weken;
b. voor de rederij: 13 weken,
welke termijn eventueel wordt verlengd met de opzeggingstermijn vermeld in artikel 3.6
3.4 Opzegging in Nederland
Indien de individuele arbeidsovereenkomst in Nederland wordt opgezegd bedraagt de opzeggingstermijn bedoeld in lid 3.1:
ten aanzien van de schepelingen,
a. met een dienstverband korter dan 5 jaren: 4 weken;
b. met een dienstverband van 5 jaren of langer: 8 weken;
welke termijnen eventueel worden verlengd met de opzeggingstermijn vermeld in lid 3.6
3.5 Indien de individuele arbeidsovereenkomst volgens het bepaalde in lid 3.3 in het buiten- land is opgezegd en het schip binnen die opzeggingstermijn in een Nederlandse haven terugkeert, worden de opzeggingstermijnen beperkt tot die vermeld in lid 3.4:
a. voor de schepeling te rekenen ingaande de datum van opzegging;
b. voor de rederij te rekenen ingaande de dag na aankomst.
3.6 De in de leden 3.3, 3.4 en 3.5 vermelde opzeggingstermijnen welke door de rederij in acht moeten worden genomen worden verlengd met één week voor elk vol jaar dat de schepe- ling na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij de rederij in dienst is geweest. De duur van deze verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken.
3.7 De schepeling maakt, indien de rederij dit verlangt, ook na de opzegging, gedurende de opzeggingstermijn een reis of een gedeelte daarvan mede, mits mag worden verwacht, dat hij bij het verstrijken van de opzeggingstermijn weer in Nederland kan zijn teruggekeerd.
3.8 Ziekte, militaire dienst of andere overheidsdienst
De rederij mag niet opzeggen gedurende de tijd, dat de schepeling ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, noch gedurende de tijd dat de schepeling verhinderd is zijn arbeid te verrichten, omdat hij, anders dan met het oogmerk om de krijgsdienst of andere overheidsdienst bij wijze van beroep te verrichten, een verplichting naleeft, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiende uit een verbintenis door hem jegens de overheid aange- gaan ten aanzien van 's lands verdediging of bescherming van de openbare orde, tenzij de ongeschiktheid of verhindering tenminste twee jaren heeft geduurd.
3.9 Repatriëren
Indien de arbeidsovereenkomst door opzegging, met inachtneming van de voorge- schreven termijn, in het buitenland eindigt, heeft de schepeling recht op vrij vervoer naar Nederland. Dit recht vervalt, indien de schepeling niet binnen een door de kapitein in redelijkheid te bepalen termijn de thuisreis aanvaardt. Indien hem daartoe de gelegenheid wordt gegeven, repatrieert de schepeling met een Nederlands schip en doet, op verlangen van de rederij gedurende deze thuisreis dienst in een functie overeenkomstig de laatst- beklede en met behoud van zijn laatstgenoten gage. Wordt deze gelegenheid niet ge- geven, dan verstrekt de kapitein de schepeling een schriftelijke aanwijzing langs welke weg en op welke wijze hij moet repatriëren, en de nodige passagebiljetten, dan wel, in onderlinge schriftelijke overeenstemming het benodigde reisgeld. De kapitein wijst de kortst mogelijke weg aan. De schepeling heeft recht op gage tot en met de dag waarop hij langs de aangegeven weg in Nederland is teruggekeerd of teruggekeerd had kunnen zijn.
3.10 Afrekening
Bij het einde van het dienstverband is de schepeling gerechtigd tot een geldelijke ver- goeding van nog niet genoten verlofdagen. Over het contant verrekende compensatie- verlof wordt periodiek verlof berekend. Ter bepaling van het aantal dagen periodiek ver- lof wordt het aantal te verrekenen werkdagen compensatieverlof eerst met behulp van de factor 7/5 in kalenderdagen omgezet.
Indien de berekening van het aantal verlofdagen met een 0,5 dag of een groter gedeelte van 1 dag sluit, wordt daarvoor een gehele dag gerekend; gedeelten van minder dan een 0,5 dag worden verwaarloosd. De vergoeding bedraagt:
1) voor elke werkdag niet genoten periodiek- en zeecompensatieverlof 7/5 x 12/365 x de maandgage.
2) voor elke niet genoten dag havencompensatie 5/5 x 12/365 x de maandgage.
Voorts heeft de schepeling recht op betaling van de hem nog toekomende vakantietoeslag. Hiermee wordt vermeerderd het aantal kalenderdagen compensatie- en periodiek verlof dat contant wordt verrekend. Voor de toepassing van dit lid is in de gage niet begrepen een eventuele verhoging wegens reisduur.
3.11 Getuigschrift
Bij het einde van de arbeidsovereenkomst, is de schepeling gerechtigd tot een getuig- schrift op de voet van artikel 7:656 BW.
Artikel 4. Afvloeiingsregeling
4.1 Indien een rederij als gevolg van een fusie, reorganisatie of inkrimping van het bedrijf het personeelsbestand moet verminderen, hebben de daarvoor getroffen schepelingen recht op een uitkering krachtens de afvloeiingsregeling.
4.2 Onderscheid zal hierbij worden gemaakt tussen:
x. xxxxxxxxxxxx, die op datum dat hun dienstverband eindigt de leeftijd van 55 jaar nog niet hebben bereikt;
x. xxxxxxxxxxxx, die op de datum dat hun dienstverband eindigt 55 jaar of ouder, doch nog geen 60 jaar, zijn;
x. xxxxxxxxxxxx, die op de datum dat hun dienstverband eindigt 60 jaar of ouder zijn.
4.3 Voor de schepelingen, bedoeld in lid d 4.2 onder a., zal overleg worden gepleegd tussen de rederij en partijen bij de CAO-en over de grootte van de uitkering (aan een maximum te binden). In de regeling zal voorts in elk geval rekening moeten worden gehouden met;
a. de duur van het dienstverband bij de rederij, eventueel bij de koopvaardij;
b. de leeftijd;
c. de wijze waarop het tegoed aan periodiek- en compensatieverlof wordt verrekend;
d. de ingangsdatum van de opzegtermijn.
4.4 Voor schepelingen bedoeld in lid 4.2 onder b. geldt:
a. De uitkeringen waarop de schepeling krachtens de Werkloosheidswet recht heeft indien hij onvrijwillig werkloos is, zullen als volgt worden aangevuld:
I. tot 95% van zijn maandgage gedurende de eerste 6 maanden;
II tot 90% van zijn maandgage gedurende de hierop aansluitende 2 jaren; III tot 70% van zijn maandgage gedurende de hierop aansluitende periode.
b. Indien geen uitkering krachtens de NWW wordt toegekend omdat:
I. deze niet op de voorgeschreven wijze is aangevraagd, of
II. de aanspraak door eigen schuld komt te vervallen, of
III. men uitkering krachtens de Ziektewet, respectievelijk de Wet Arbeidsongeschikt- heidsverzekering ontvangt op basis van volledige arbeidsongeschiktheid, dan zal worden uitgekeerd het bedrag dat de aanvulling op genoemde uitkeringen zou hebben bedragen, indien deze wel waren toegekend.
c. Waar sprake is van "maandgage" wordt in deze afvloeiingsregeling bedoeld de laatstelijk gedurende het dienstverband genoten gage.
Gedurende de tijd dat de schepeling een uitkering van de rederij ontvangt, worden op deze maandgage toegepast de door de partijen bij de CAO-en overeen te komen gage- verhogingen.
d. Alle hiervoor genoemde uitkeringen door de rederij eindigen op de dag voorafgaande aan die waarop de schepeling 60 jaar wordt of bij overlijden vóór die datum op de laatste dag van de maand waarin hij overlijdt.
e. De rederij zal namens de schepeling bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij (BPFK) een verzoek indienen tot vrijwillige voortzetting van de deelname aan het fonds. Zolang de schepeling een uitkering geniet als bedoeld onder a. van dit lid, komt zowel het werknemersaandeel als het werkgeversaandeel in de premie voor het BPFK voor rekening van de rederij. De verplichting van de rederij, premie te betalen aan het BPFK, geldt niet gedurende de tijd dat de schepeling wederom tot de groep verplicht verzekerden van het BPFK behoort.
f. Indien een schepeling als gevolg van het samenvallen van uitkeringen van de rederij als bedoeld onder 4.4a. of 4.4b. met uitkeringen krachtens de sociale verzekeringen een inkomen zou gaan genieten, dat belangrijk uitgaat boven hetgeen hij zou hebben ont- vangen indien het dienstverband niet was verbroken, zullen partijen bij de CAO-en zich erover beraden in welke mate de uitkeringen van de rederij als bedoeld onder 4.4a. en 4.4b zullen worden verminderd.
4.5 Voor schepelingen, bedoeld in lid 4.2. onder c., zal overleg worden gepleegd tussen de rederij en de werknemersorganisatie over de inhoud van de eventuele afvloeiingsregeling, rekening houdend met de bijzondere positie van de betrokken schepelingen.
Artikel 5. Beëindiging der collectieve arbeidsovereenkomsten
In geval van beëindiging der collectieve arbeidsovereenkomsten, zonder dat die overeenkomsten aanstonds door nieuwe worden vervangen, blijven op de dan lopende individuele arbeidsover- eenkomsten de bepalingen van dit reglement van toepassing totdat het dienstverband is beëin- digd.
C. LOONVOORWAARDEN
Artikel 6. Indeling in loongroepen
6.1 Functiegroepen
De functies van de schepelingen en kapiteins zijn in loongroepen ingedeeld. Deze indeling is vastgelegd in het hierna volgende schema.
Loongroep | |
A | matroos (leerling bootsman) |
B | bootsman/scheepstechnicus havendienst |
C | kok/bootsman/scheepstechnicus zeedienst |
D | motorist/2e WTK havendienst |
E | 3e WTK/zeedienst/1e WTK havendienst/2e stuurman |
F | 2e WTK zeedienst/1e stuurman |
G | hoofdwerktuigkundige alle schepen |
H | havenschipper |
I | havenschipper met vaarbevoegdheid en inzetbaar in de havendienst nationaal |
J | kapitein havendienst met vaarbevoegdheid en inzetbaar in de havendienst internationaal *) |
K | aanvangsschaal zeekapitein |
L | doorgroeischaal zeekapitein |
M | kapitein alle diensten (zee, haven, opleidingen) |
*) Inschalen in J is ter beoordeling van de General Manager van Svitzer Amsterdam BV.
6.2 Wijziging in de functie-inhoud
Partijen bij de CAO-en zullen zich periodiek beraden over het indelen in een loongroep van functies waarvan de inhoud zich heeft gewijzigd dan wel van functies die nog niet zijn opgenomen in het genoemde schema in artikel 6.1.
6.3 Gage
De gage van een in een loongroep ingedeelde schepeling wordt vastgesteld aan de hand van de gagetabellen, rekening houdend met het bepaalde in lid 6.4.3. De gage wordt maandelijks uitbetaald onder inhouding van de wettelijke en fiscale inhoudingen.
De gagetabel is opgenomen in een aparte bijlage.
6.4 Gage na promotie
6.4.1 Wanneer een officier of een scheepsgezel van 22 jaar of ouder, ingevolge promotie in een hogere loongroep wordt ingedeeld, vervallen de tot dan toe verworven diensttijdver- hogingen. In de nieuwe loongroep begint betrokkene met de aanvangsgage.
6.4.2 Indien deze aanvangsgage lager is dan de gage genoten vóór promotie, zal de nieuwe gage met zoveel daarbij behorende diensttijdverhogingen worden vermeerderd, dat de gage na promotie hoger is dan de gage vóór promotie. Vanaf de datum van promotie wordt na elk jaar diensttijd de volgende diensttijdverhoging van die loongroep toegekend.
6.4.3 Wordt de scheepsgezel van jonger dan 22 jaar in een andere loongroep geplaatst, dan ont- vangt hij de voor zijn leeftijd geldende gage in die groep.
De jaarlijkse leeftijdverhogingen worden hierna op de gebruikelijke wijze toegepast.
6.4.4 Bij verandering van functie binnen een zelfde loongroep behoudt betrokkene de reeds verworven diensttijdverhogingen in die groep.
6.5 Ranglijst
6.5.1 Indien de rederij een ranglijst heeft, zal deze ranglijst op elk schip en op het kantoor van de rederij op eerste aanvraag voor iedere betrokkene ter inzage zijn.
Aan de betrokkenen zal de mogelijkheid worden geboden over de plaats op de ranglijst met de rederij van gedachten te wisselen.
6.5.2 De rederij zal bij het vaststellen van deze ranglijst er naar streven dat ongemotiveerde verschillen in plaatsing op deze ranglijst, die voortkomen uit de hoeveelheid van oplei- dingsmogelijkheden en de daaruit voortvloeiende afwijkende studieduur, zullen worden voorkomen.
6.6 Pensioenpremie
Het deel der pensioenpremie hetwelk ten laste van de werknemer komt, kan op de gage worden gekort.
6.7 Tantièmes en Gratificaties
Aan de schepelingen kunnen boven de gages tantièmes en/of gratificaties worden toege- kend.
Partijen worden van eventueel in te stellen tantième en/of gratificatieregelingen in kennis gesteld.
6.8 Diensttijdverhogingen officieren
6.8.1 Voor elk jaar dat de officier in dezelfde rang onafgebroken in dienst bij de rederij is, wordt hem een diensttijdverhoging toegekend tot het maximum genoemd in de separate gagetabel.
6.8.2 Tijdelijke werkzaamheid van een officier in hogere rang of in een hogere loongroep inge- deelde functie geldt niet als een onderbreking van de onafgebroken dienst; tijdelijke werkzaamheid in lagere rang of in een lagere loongroep ingedeelde functie geldt evenmin als onderbreking, met uitzondering van die gevallen, waarin deze voortspruit uit een maatregel van disciplinaire aard.
6.8.3 Wanneer de dienst met toestemming der rederij wordt onderbroken en geen gage of uit- kering wordt genoten, worden de diensttijden vóór en onmiddellijk na de onderbreking geacht aaneen te sluiten.
6.8.4 Eveneens worden geacht de diensttijden aaneen te sluiten indien een officier wederom een dienstverband aangaat met de rederij binnen 12 maanden nadat zijn voorgaand dienst- verband met die rederij is beëindigd, anders dan wegens wangedrag of anders dan eigen verzoek.
6.8.5 Voor de toepassing van dit artikel wordt, onverminderd het bepaalde in lid 6.8.4, de officier die in een bepaalde rang bij de rederij in dienst treedt, geacht bij deze rederij in onafgebroken dienst te zijn gedurende de helft van de in dezelfde rang reeds voorheen bij andere Nederlandse rederijen volbrachte diensttijd, echter nimmer langer dan 5 jaren.
Hetzelfde geldt voor diensttijd behaald door Nederlandse officieren bij buitenlandse rederijen.
6.8.6 Op grond van de aldus berekende onafgebroken diensttijd wordt bepaald hoeveel dienst- tijdverhogingen hem bij de aanvang van het dienstverband worden toegekend alsmede op welk tijdstip zijn eerstvolgende diensttijdverhoging zal ingaan.
6.9 Diensttijdverhogingen scheepsgezellen
6.9.1. Voor elk jaar diensttijd in dezelfde functie wordt de scheepsgezel een diensttijdverhoging toegekend tot het maximum genoemd in de gagetabel.
6.9.2. Tijdelijke werkzaamheid van een scheepsgezel in een functie ingedeeld in een hogere loongroep geldt niet als onderbreking van de diensttijd; tijdelijke werkzaamheid in een functie ingedeeld in een lagere loongroep, geldt evenmin als onderbreking, met uit- zondering van die gevallen waarin deze voortspruit uit een maatregel van disciplinaire aard.
6.9.3. Voor Nederlandse en met Nederlanders gelijkgestelde scheepsgezellen wordt ter bepaling van de gages de diensttijd op buitenlandse schepen behaald gelijkgesteld aan die welke is behaald op Nederlandse schepen.
6.10 Tijdelijke dienst in een hogere rang
Het tijdelijk dienstdoen in een hogere rang zal in principe niet langer duren dan
a) Havendienst:
3 reizen van tenminste 7 dagen
b) Zeedienst
Tenminste 3 reizen van tenminste 1 kalendermaand
Promotie kan pas geschieden wanneer de Manager Technische en Nautische Dienst heeft beoordeeld dat de werknemer geschikt is om de functie uit te oefenen.
Artikel 7. Toeslagen niet gerelateerd aan actieve dienst
7.1 Premie voor mentor
Indien een officier ingevolge het bepaalde in Bijlage III, artikel 2.1, als mentor is aange- wezen en hij de hem toegewezen stagenemers zo goed mogelijk en in overeenstemming met de verstrekte richtlijnen heeft begeleid, zal de rederij hem een premie toekennen als compensatie voor de aan deze begeleiding bestede tijd. De hoogte van de premie is af- hankelijk van het aantal dagen waarop de begeleiding heeft plaatsgevonden en is geba- seerd op het bedrag van € 68.07 bruto per maand. De premie is echter onafhankelijk van het aantal stagenemers dat door een zelfde mentor wordt begeleid.
7.2 Verhoging wegens reisduur
7.2.1a. Wanneer een schepeling langer dan 10 weken in dienst van de rederij buiten Nederland verblijft, wordt te zijnen aanzien met ingang van week 11 na vertrek uit Nederland de maandgage, uitgezonderd de verhoging wegens reisduur, verhoogd met 10%.
b. Wanneer een schepeling na een verblijf buiten Nederland van tenminste twee maanden binnen 36 uur na binnenkomst opnieuw uit Nederland met, of bestemd voor, een schip van de rederij vertrekt, zal het verblijf buiten Nederland als niet onderbroken worden beschouwd.
7.2.2 De in lid 7.2.1 van dit artikel bedoelde verhoging vervalt:
a. indien de schepeling gedurende een periode korter dan 12 maanden in dienst van de rederij buiten Nederland heeft verbleven met ingang van de werkdag waarop hem door of namens de rederij de gelegenheid wordt geboden twee achtereenvolgende werkdagen vrij- af in Nederland te genieten, ongeacht of hij al dan niet daarvan gebruik maakt;
b. indien de schepeling gedurende een periode van 12 maanden of langer in dienst van de rederij buiten Nederland heeft verbleven en hij door of namens de rederij in de gelegen- heid wordt gesteld zijn tegoed aan periodiek verlof in Nederland te genieten op de als datum van ingang vastgestelde verlofdag, ongeacht of hij al dan niet van de geboden gelegenheid gebruik maakt.
7.2.3 Het in dit artikel bepaalde laat onverlet de aanspraken om het verlof conform artikel 29 te genieten.
7.3 Voeding
De rederij draagt er zorg voor, dat aan de schepelingen voldoende voeding van een goede kwaliteit en in de nodige variatie wordt verstrekt.
7.4 Verblijftoelage
7.4.1 De officier en de scheepsgezel hebben recht op een verblijftoelage, indien zij in opdracht van de rederij in Nederland werkzaamheden verrichten. De hoogte van de verblijfstoelage is volgens de separate bijlage.
7.4.2 De schepeling heeft echter slechts recht op de helft van de verblijftoelage:
a. op de dag dat hij in Nederland aankomt of vanuit Nederland vertrekt;
b. op de dag dat hij in opdracht van de rederij - anders dan aan boord van een schip - werkzaamheden moet verrichten in een periode die korter is dan 4 uren.
7.4.3 De schepeling heeft in het geheel geen recht op de verblijftoelage gedurende de dagen, waarop hij in een Nederlandse haven verblijft met een schip waarmede hij in die haven is aangekomen en voor hem de dienst aan boord aldaar niet eindigt.
In deze periode zijn mede begrepen de dagen van aankomst in en vertrek uit die haven.
7.5 Walplaatsing i.v.m. ondernemingsraadwerkzaamheden
Bij walplaatsing i.v.m. ondernemingsraadwerkzaamheden van langere duur dan één maand wordt aan de betrokken schepeling een toeslag voor gederfd overwerk toegekend ter hoogte van 35% van zijn gage.
Gunstiger regelingen blijven gehandhaafd.
7.6 Oorlogstoeslagregeling
In beginsel zullen werknemers niet anders dan op basis van vrijwilligheid te werk worden gesteld in gebieden waar sprake is van oorlogshandelingen. In geval werknemers dienst doen op schepen in een gebied waar oorlogshandelingen plaatsvinden of daarmee verge- lijkbare omstandigheden heersen, hebben zij per dag recht op een toeslag van 100% van het dagloon gedurende de periode dat het schip zich in het gebied bevindt. De toeslag geldt niet over het verlof opgebouwd in deze periode. Aanspraak op de toeslag bestaat voor de dag van aankomst, voor elke dag dat het schip zich in het gebied bevindt en voor de dag van vertrek. Hierbij geldt een minimum van 5 dagen.
De geografische begrenzing van voorgenoemd gebied en tijdstip waarop het recht op toe- slag ontstaat, worden bepaald aan de hand van de volgende criteria:
- het gebied wordt door de CRG Group (Control Risk Group) op een van de twee punten “Travel” en “Security” met “extreme” en de ander met “high” aangeduid
- het gebied moet zijn opgenomen in de lijst van “War Risk Trading Warranties” ten be- hoeve van de cascoverzekering van zeeschepen;
- er is een negatief reisadvies door het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor een bepaald land/gebied afgegeven.
Aan alle drie de voorwaarden moet worden voldaan.
In afwijking van het bovenstaande zullen partijen binnen 14 dagen in overleg treden, mocht een der partijen van mening zijn dat de regeling in de gegeven omstandigheden on- redelijk en/of onbillijk uitwerkt. Mochten partijen niet tot overeenstemming komen dan kan de kwestie worden voorgelegd aan de rechtbank.
D. ARBEIDSTIJDENREGELING
Artikel 8. Aanvang arbeidsdag, rusttijden en onderbrekingen
8.1 De kapitein, of namens deze de betrokken chef van dienst, regelt de aanvang van de arbeidsdag, de duur van de rusttijden, alsmede de onderbrekingen voor het gebruiken der maaltijden.
Als onderbreking gelden slechts perioden van tenminste een half uur.
's Morgens en 's middags worden de schepelingen in de gelegenheid gesteld gedurende een redelijke tijd koffie of thee te gebruiken.
8.2 Op zaterdagen en op zondagen worden de werkzaamheden zoveel mogelijk beperkt tot hetgeen noodzakelijk is. Hieronder bijvoorbeeld te verstaan hetgeen verband houdt met het waarnemen en overgeven van de wachten.
Artikel 9. Tijdstip van aankomst, respectievelijk vertrek
9.1 Een schip wordt geacht te zijn aangekomen op het tijdstip waarop zij is afgemeerd dan wel ten anker is gegaan, uitgezonderd in het geval dat een sleepboot ten anker ligt terwijl de sleepverbinding vaststaat. Het afmeren of ten anker gaan geldt niet als tijdstip van aan- komst als het is geschied in verband met het gedurende beperkte tijd - maximaal zes uren
- bijvoorbeeld wachten op een loods, op de toestemming tot verder varen van de haven- autoriteiten of wegens technische storingen, dan wel in verband met zodanige weersom- standigheden dat verder varen niet verantwoord is. Een schip wordt geacht te zijn ver- trokken op het tijdstip dat zij is ontmeerd dan wel anker-op is gegaan. Het ontmeren, respectievelijk anker-op gaan, geldt niet als vertrek indien dit - anders dan wegens weers- omstandigheden - geschiedt met het oogmerk om in hetzelfde havengebied opnieuw te meren, respectievelijk ten anker te gaan (zogenaamd verstomen of verhalen).
9.2 De havendienst gaat in te 00.00 uur van de dag volgende op de dag, waarop het schip is aangekomen. De zeedienst gaat in te 00.00 uur van de dag, waarop het schip vertrekt.
9.3 De leden 1 en 2 gelden niet voor de sleepboten die op station liggen. Voor deze boten gelden altijd bepalingen voor de dienst op zee.
Artikel 10. Dienst bij bergingen
Bij bergingen zijn de bepalingen als geldend voor de dienst op zee van toepassing.
Artikel 11. Algemene bepalingen betreffende overwerk
11.1 Ieder aan wie de kapitein overwerk opdraagt dient dit te verrichten.
11.2 Tot betaling van overwerk kan (kunnen) geen aanleiding geven
a. het waarnemen van wachten als bedoeld in artikel 17, lid 2;
b. de werkzaamheden die ter voorkoming van onmiddellijk gevaar voor opvarenden, schip, lading en/of sleep naar het oordeel van de kapitein, niet kunnen worden uitgesteld tot de volgende werkdag;
c. het normale - incidentele - toezicht op de gewone onderhoudswerkzaamheden die door de scheepsgezellen worden verricht en het normale - incidentele - toezicht, nodig bij de ge- wone gang van zaken aan boord, hetwelk de officieren uit hoofde van hun functie be- horen te houden.
Artikel 12. Veiligheid van opvarenden, schip, lading en/of sleep
12.1 De kapitein kan alle bepalingen betreffende de arbeidsduur en de diensttijden buiten toe- passingen stellen, wanneer de veiligheid van opvarenden, schip, lading en/of sleep dit naar zijn oordeel noodzakelijk maakt.
12.2 In de gevallen als bedoeld in lid 1. kan de kapitein ook schepelingen niet tot de dekdienst behorende gelasten mede te werken aan werkzaamheden ten behoeve van de sleep.
Artikel 13. Doorlopen van zeewacht
13.1 De kapitein is bevoegd door schepelingen van de dekdienst en/of van de machinedienst ook na aankomst in een haven of op een rede zeewacht te doen lopen, wanneer de veilig- heid van opvarenden, schip, lading en/of sleep, dit naar zijn oordeel noodzakelijk maakt. Indien van deze bevoegdheid gebruikt wordt gemaakt, wordt dit met de reden die daartoe noopte in het scheepsdagboek vermeld.
In de als hierboven bedoelde gevallen is voor de tot het lopen van zeewacht aangewezen schepelingen de arbeidstijdenregeling als geldend voor de zeedienst van toepassing. Zij zullen echter indien het lopen van zeewacht op zaterdag en/of zondag geschiedt voor elk er aan besteed uur - voor zover dit niet in aanmerking komt voor betaling van overwerk - een vergoeding ontvangen van 75% respectievelijk 100% van de uurverdienste.
13.2 Indien aankomst en vertrek beide vallen binnen een periode van 24 uren, is de kapitein eveneens bevoegd in de haven of op de rede zeewacht te laten lopen.
13.3 Het in de leden 1 en 2 bepaalde geldt niet tijdens stationsdienst (zie artikel 22) omdat dan altijd de bepalingen voor de dienst op zee van toepassing zijn.
Artikel 14. Indeling van dek- en machinekamerpersoneel
De indeling van de schepeling bij de zeewachten of bij de dagdienst en de aanwijzing tot het doen der verschillende diensten in de haven geschiedt door de kapitein of namens deze door de betrokken chef van dienst.
E. DIENST IN DE HAVEN OF OP DE REDE (HAVENDIENST)
Artikel 15. Normale arbeidsduur en toeslagen
15.1 Tijdens havendienst is de normale arbeidsduur per etmaal op:
a. werkdagen: 8 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur;
b. zaterdagen en zondagen: 0 uren
15.2 De normale arbeidsduur vangt aan op het tijdstip, waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd en eindigt zodra 8 uren werk zijn verricht.
15.3 Voor werk, gevorderd tijdens de normale arbeidsduur wordt een toeslag gegeven, indien het wordt verricht vóór 06.00 uur of ná 18.00 uur. Deze toeslag bedraagt per uur 60% van de uurverdienste.
Artikel 16. Overwerk en tarieven
16.1 Overwerk is dat - met inachtname van het bepaalde in artikel 17 - wat wordt verricht nadat de normale arbeidsduur is volbracht.
16.2 Voor een uur overwerk is berekend op:
a. werkdagen:
b. voor elk der eerste 2 overuren: 135% van de uurverdienste;
c. voor elk der volgende overuren: 150% van de uurverdienste;
d. zaterdagen:
e. voor elk der overuren: 150% van de uurverdienste;
x. xxxxxxxx:voor elk der overuren: 200% van de uurverdienste.
Tijdens de havendienst ontvangt de schepeling ter compensatie van de toeslaguren en overwerkuren toeslagen berekend volgens bijlage en de bepalingen zoals benoemd in artikel 19.
Artikel 17. Wacht aan boord
17.1 Alle schepelingen zijn gehouden aan boord te blijven zolang zij geen toestemming hebben van kapitein of diens plaatsvervanger om aan de wal te gaan (Artikelen 421 en 423 WvK).
17.2 Tot het treffen van maatregelen welke door onvoorziene omstandigheden noodzakelijk worden, zijn de schepelingen op aanwijzing boven de normale arbeidsduur en/of buiten de in artikel 18 genoemde begrenzing, gehouden aan boord te blijven.
Aan deze wachtslieden wordt als compensatie een etmaal vrij van dienst verleend. Indien geen vrijaf van de dienst gegeven kan worden zal een dag compensatieverlof worden toe- gekend.
17.3 In de thuishaven worden de benodigde wachtslieden door de rederij aangesteld.
F. DIENST OP ZEE EN OP DAGEN VAN AANKOMST EN/OF VERTREK (ZEEDIENST)
Artikel 18. Toeslag werkzaamheden en bergingsgratificatie
18.1 Tijdens de zeedienst is de normale arbeidsduur per etmaal op werkdagen, zaterdagen en zondagen 8 uren per dag. Ter compensatie van overwerkuren genieten de schepeling en de kapitein toeslagen berekend volgens bijlage en de bepalingen zoals benoemd in artikel 19.
18.2 Door het verrichten van een berging ontstaat voor de schepelingen aanspraak op een bergingsgratificatie volgens de bepalingen van artikel 20.
18.3 De schepelingen doen hierbij eens en voor altijd ten behoeve van de rederij afstand van het hen bij artikel BW8:6 artikel 561 toegekende recht op een aandeel in het door het schip eventueel te verdienen hulploon; daarvoor wordt hen de bergingsgratificatie toegekend als bedoeld onder lid 18.2.
Artikel 19. Toeslag werkzaamheden
19.1 Afhankelijk van het soort werkzaamheden welke de schepen verrichten zal een toeslag worden betaald zoals benoemd in de separate gagetabel.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de volgende werkzaamheden:
• Anchor handling
• Zeeslepen
• Stationsdienst/MOB-DEMOB
• Dienst aan boord m.t. Waker (tijdelijk de Marken)
• Zeedienst havenslepers
• Dokking
• West Afrika Offshore
Indien wordt dienst gedaan in een tweewachtenstelsel zal daarenboven de twee divisietoeslag worden betaald zoals benoemd in de separate gagetabel. Er wordt uitgegaan dat er in een twee- wachtenstelsel wordt dienstgedaan indien de bemanning onvoldoende is voor de invulling van driewachtenstelsel.
Vergoeding tijdens dokkingen van zeeslepers.
Tijdens actieve dienst in dok wordt per gewerkte dag de volgende vergoeding toegekend: Brugpersoneel: 2 divisietoeslag + SMD toeslag
Machinekamerpersoneel: 2 divisietoeslag + een vaste dokkingstoeslag. De vaste dokkingstoeslag per dag bedraagt 40% van de maandgage x 12/365.
De toeslagen gelden voor de volledige duur van de dokking ongeachte de dag van de week en ongeacht het aantal gewerkte uren. In uitzonderlijke gevallen kan in overleg met de Technische Dienst en Human Resources in het voordeel van de werknemer worden afgeweken van de hier- boven genoemde regeling.
Artikel 20. Bergingsgratificatie
20.1 De schepelingen van het schip of de schepen die bij een berging betrokken zijn, ont- vangen gezamenlijk een percentage van het netto bergloon, hetwelk volgens de ver- deelsleutel genoemd in lid 20.4. wordt verdeeld.
20.2 Het netto bergloon is het bruto door de maatschappij te ontvangen bergloon, verminderd met alle kosten aan derden (out of pocket expenses).
20.3 Het gezamenlijke aandeel van de schepelingen die bij een berging zijn betrokken be- draagt 2,5% van het netto bergloon, waarbij het deel voor de schepelingen, dienende aan boord van een stationsboot, wordt verdubbeld.
20.4 De verdeelsleutel in delen is als volgt:
Uitvoerder 12
Overige leden van de bergingsploeg met een diensttijd > 2 jaar 10 Leden van de bergingsploeg met een diensttijd < 2 jaar 8
1e stuurman (voor zover direct betrokken bij de berging) 8
1e WTK (voor zover direct betrokken bij de berging) 12
Zeevarende functies buiten de bergingsploeg zal minimaal 7 delen worden toegekend. Binnen de bergingspremiecommissie zal worden afgesproken met ingang van wanneer de nieuwe verdeling zal ingaan. De nieuwe verdeling zal geen betrekking hebben op ber- gingen uitgevoerd voor 1 januari 2002
20.5 De in lid 20.1 bedoelde schepeling ontvangt van de rederij een schriftelijke bevestiging
van zijn aanspraak op een bergingsgratificatie.
In deze bevestiging wordt tenminste vermeld de naam van het betreffende schip, de naam
c.q. het administratienummer van het geborgen object, de datum waarop de berging werd voltooid, alsmede de soort van contract waaronder de berging werd verricht.
20.6 Vooruitlopend op de finale afrekening zal de rederij de in lid 20.1 bedoelde schepeling een voorschot betalen op de in lid 20.1 bedoelde bergingsgratificatie.
20.7 Indien na elke twee jaren na de datum waarop de berging werd voltooid nog geen finale afrekening van de bergingsgratificatie heeft plaatsgevonden, ontvangt de schepeling van de rederij opnieuw een bevestiging van zijn aanspraak.
20.8 Bij de finale afrekening wordt ondermeer het aan het schip toegekende netto bergloon vermeld.
Artikel 21. Dienst na aankomst in Nederlandse thuishaven
In de thuishaven wordt op de dag van aankomst naar gestreefd, voor zover de operationele omstandigheden dit toelaten, de schepeling zo spoedig mogelijk nadat het schip behoorlijk gemeerd of veilig ten anker ligt, vrijaf te geven.
Artikel 22. Stationsdienst
22.1 Tijdens de stationsdienst zijn van toepassing de bepalingen omtrent de arbeidsduur als geldend voor de dienst op zee.
22.2 De bemanning van de boten die op station liggen, ontvangt over de hele periode van stationsdienst een stationstoeslag zoals bepaald in de separate gagetabel.
De dagen van aankomst en van vertrek tellen voor toepassing van dit artikel als stations- dagen.
22.3 Bij vertrek vanuit een Nederlandse haven om stationsdienst te gaan waarnemen, wordt de in lid 2. genoemde toeslag toegekend met ingang van de vertrekdag.
22.4 De rederij bepaalt het tijdstip waarop de stationsdienst aanvangt, resp. eindigt. Zij deelt dat tijdstip van tevoren mede aan de kapitein.
De stationsdienst eindigt in elk geval om 24.00 uur van de dag voorafgaande aan de dag waarop een sleepreis, regiewerk of ander werk, niet zijnde bergingswerk of hulpver- lening, aanvangt.
22.5 Het tevergeefs uitvaren voor hulpverlening tijdens stationsdienst wordt niet als onder- breking van deze dienst beschouwd.
22.6 Op stationsboten kan de kapitein of diens plaatsvervanger beperkt laten passagieren en wel zodanig, dat te allen tijde kan worden uitgevaren.
G. BEREKENING EN VERREKENING
Artikel 23. Wijze van berekening van het overwerk en van de toeslagen
23.1 De berekening van het overwerk geschiedt per uur, waarbij een overblijvend gedeelte van een uur geldt voor een vol uur, behalve wanneer de werkzaamheden worden verricht in onmiddellijk aansluiting aan de normale arbeidsduur. In dit geval wordt de voortgezette arbeid berekend per half uur, waarbij een overblijvende periode van minder dan 30 minuten geldt voor een half uur.
23.2 De berekening van de toeslagen geschiedt per half uur.
Artikel 24. Verrekening van de gage, het overwerk enz
De verrekening van het overwerk en de toeslagen geschiedt uiterlijk aan het einde van de maand volgend op de maand waarin het overwerk werd gemaakt, respectievelijk de aanspraak op de toe- slag werd verkregen, doch in ieder geval bij beëindiging van het dienstverband. Deze gegevens dienen uiterlijk voor de 5e van iedere maand bij de salarisadministratie bekend te zijn om de ver- werking te kunnen garanderen.
H. VERLOF
Artikel 25. Verlof ter compensatie van de zaterdag en zondag
25.1 Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de schepeling in verband met zijn dienst- betrekking buiten Nederland verblijft, wordt hem per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
25.2 Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de schepeling in Nederland moet dienst- doen - anders dan het waarnemen van stille wacht - wordt hem per dag een werkdag com- pensatieverlof toegekend.
25.3 Indien een schepeling op een zaterdag en/of op een zondag moet reizen tussen zijn woon- plaats en het schip waarop hij dienst moet gaan doen, respectievelijk waarop hij dienst heeft gedaan, wordt hem daarvoor een werkdag verlof toegekend.
Dit verlof wordt echter niet toegekend indien:
a. reeds uit andere hoofde voor die dag(en) aanspraak op verlof bestaat;
b. het reizen een gevolg is van het wonen van de schepeling buiten Nederland.
25.4 Op schriftelijk verzoek van de schepeling, dan wel met diens schriftelijke toestemming, kan compensatieverlof op voorhand worden verleend, hetwelk later kan worden ver- rekend met het alsdan gekweekte tegoed aan compensatieverlof.
25.5 Het bepaalde in 25.1 geldt eveneens voor de schepelingen die dienstdoen aan boord van een sleepboot die in een Nederlandse haven op station ligt.
25.6 Werknemers die dienstdoen op zeegaande vaartuigen hebben met ingang van 1 januari 2004 recht op 4 dagen extra compensatieverlof per jaar. Hiertoe zal de opbouw per dag gesteld worden op 1.04.
Artikel 26. Periodiek verlof
26.1 De schepeling heeft recht op een periodiek verlof als volgt:
bij een onafgebroken dienstverband bij de rederij *)1 | 1e stuurman ZD, 1e werktuigkundige ZD en gageschalen G tot en met M bF tot en met bG | overige schepelingen gageschalen A tot en met F bA tot en met bE |
aantal werkdagen per jaar *)2 | ||
0 tot 5 jaren | 37 | 31 |
5 tot 10 jaren | 38 | 32 |
10 tot 15 jaren | 39 | 33 |
15 tot 20 jaren | 40 | 34 |
20 tot 25 jaren | 41 | 35 |
25 en meer jaren | 42 | 36 |
*)1 Met ingang van 1 april 1989 is voor nieuw in dienst te nemen personeel de diensttijd bij de koopvaardij - ongeacht de rederij - bepalend.
*)2 Voor een gedeelte van een jaar naar evenredigheid.
*)3 Periodiek verlof wordt ook opgebouwd tijdens het 1e ziektejaar, doch niet gedurende het tweede ziektejaar, tenzij de schepeling voor het einde van dat jaar in staat is zijn functie te hervatten.
Artikel 27. Extra verlof ouderen
27.1 Aan oudere schepelingen wordt extra periodiek verlof toegekend op de volgende basis:
52 jaar, 8 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd | 2 werkdagen |
53 jaar, 7 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd | 3 werkdagen |
54 jaar, 6 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd | 4 werkdagen |
55 jaar, 5 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd | 5 werkdagen |
56 jaar, 4 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd | 6 werkdagen |
57 jaar, 3 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd | 7 werkdagen |
58 jaar, 2 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd | 8 werkdagen |
59 jaar, 1 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd | 9 werkdagen |
27.2 Deze regeling zal worden toegepast zolang dit is te handhaven binnen de wetgeving Wet Gelijke Behandeling.
27.3 Aan de schepeling zal in het jaar voorafgaande aan het bereiken van de pensioenge- rechtigde leeftijd maximaal vijf werkdagen extra vrijaf met behoud van gage worden toe- gekend in geval van het bijwonen van een cursus ter voorbereiding op de pensionering. De aan het bijwonen van bedoelde cursus verbonden kosten zullen tot maximaal € 200,= worden vergoed.
Artikel 28. Vakantietoeslag
28.1 De schepeling heeft jaarlijks op 1 april, voor elke maand dienstverband in de vooraf- gaande 12 maanden, aanspraak op een vakantietoeslag. Gedeelten van een maand worden proportioneel in aanmerking genomen. De vakantietoeslag bedraagt 8% van de - op
31 maart daaraan voorafgaande - geldende maandgage.
28.2 De vakantietoeslag wordt in één keer bij de salarisbetaling van de maand april van enig jaar uitbetaald.
28.3 Voorzover de vakantietoeslag is begrepen in de uitkeringen krachtens de Ziektewet en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, bestaat geen aanspraak op deze toeslag jegens de rederij over dagen waarop genoemde uitkeringen worden toegekend.
Artikel 29. Algemene bepalingen voor het verlenen van verlof
29.1 Compensatieverlof
Na het beëindigen van de dienst aan boord of berging, zal de werknemer in principe in staat worden gesteld het compensatieverlof te genieten dat is opgebouwd gedurende de voorafgaande werkperiode,
29.2 Periodiek verlof
De werkgever zal de werknemer jaarlijks in staat stellen tot het genieten van, tenminste 3 weken aaneengesloten, periodiek verlof.
Werknemer geeft aan het begin van het jaar de gewenste verlofperiode door aan beman- ningszaken. Wanneer meerdere werknemers hun vakantie in dezelfde periode plannen en hierdoor de continuïteit in gevaar komt, kan bemanningszaken afwijken van het verzoek. Dit zal tijdig gecommuniceerd worden.
29.3 Uitbetalen verlof
Xxxxxxxx een maal per jaar kan de medewerker een verzoek indienen tot het uitbetalen van (bovenwettelijke) verlofdagen. Het verzoek dient ingediend te worden voor 1 januari. Uitbetaling zal plaatsvinden in de maand januari. Het verlofsaldo mag na uitbetaling niet lager zijn dan 1 x het aantal periodieke verlofdagen.
29.4 Langer verlof lopen
Wanneer een werknemer buitengewoon hoog verlof heeft staan, kan de werkgever, in overleg met de werknemer, de werknemer langer verlof laten lopen.
29.5 Buitengewoon hoog verlof
Hieronder wordt verstaan: op de peildata 1 april en 1 oktober een saldo aan verlof van meer dan 1,5 keer het aantal periodieke verlofdagen. Onder saldo wordt verstaan compen- satieverlof, havenverlof en periodiek verlof.
29.6 Wachtgeld
Wanneer de medewerker dreigt op wachtgeld te komen, kan de werkgever de werknemer verzoeken elders in de organisatie werk te verrichten. Hiermee wordt onder andere be- doeld: opkomen in de havendienst of reparatie, dokwerkzaamheden of onderhoudswerk in de werkplaats.
Werknemer moet in ieder geval aan de functie eisen kunnen voldoen.
29.7 Bekendmaking verlof
Het begin en het einde van het verlof zal tenminste 30 dagen voor de vermoedelijke en tenminste 10 dagen voor de definitieve - begindatum c.q. einddatum aan de schepelingen worden bekend gesteld. Door bijzondere omstandigheden kan van de hiervoor genoemde tijdstippen worden afgeweken
Artikel 30. Gage tijdens verlof
30.1 Tijdens het verlof loopt de betaling aan betrokkene door.
30.2 Wordt de schepeling uit het buitenland met verlof gezonden, dan wordt de tijd vereist voor heen- en terugreis naar en van Nederland niet als verloftijd gerekend.
De rederij vergoedt de schepeling de reiskosten volgens door haar vast te stellen regelen en draagt zorg dat de officier overeenkomstig zijn rang wordt behandeld.
Artikel 31. Vrijdom van bagage
31.1 Indien de schepeling per vliegtuig moet reizen mag hij, naast de door de luchtvaartmaat- schappij toegestane vrije handbagage, 40 kg bagage met zich medevoeren zonder dat hem hiervoor kosten in rekening worden gebracht.
Rederijen zijn bevoegd gunstiger regelingen toe te passen.
31.2 De rederij stelt, zoveel mogelijk rekening houdend met de verlangens van de schepeling, het tijdvak van het verlof zo tijdig vast, dat de schepeling voorbereidingen kan treffen voor het besteden van zijn verlof. De rederij zal het verlof niet onderbreken, behoudens omstandigheden van dringende aard. In geval van niet te vermijden onderbreking, of van verschuiving van de ingangsdatum van het periodiek verlof, of onderbreking van de helft van het bij het ingaan van het periodiek verlof nog bestaande tegoed aan compensatie- verlof, zal de rederij de daaruit voortvloeiende aantoonbare schade vergoeden naar rede- lijkheid en billijkheid.
31.3 De rederij verstrekt de schepeling een verlofboekje of een ander geschikt document, waarin het tegoed aan periodiek- en aan compensatieverlof wordt vermeld en waarin de afwikkeling wordt aangetekend.
Artikel 32. Kort verzuim
32.1 Als de schepeling zich bevindt in het land waar hij thuishoort heeft hij op zijn verzoek, boven zijn eventuele aanspraken op periodiek- en/of compensatieverlof, in de hierna te noemen gevallen recht op vrijaf met behoud van gage, over het daarbij vermelde aantal kalenderdagen:
I. 4 dagen i.v.m. het overlijden van zijn echtgeno(o)te of van één van de inwonende kinderen;
II. 3 dagen i.v.m. het overlijden van één van de niet-inwonende kinderen of gehuwde kinderen;
III. 2 dagen i.v.m. het overlijden van één der ouders, schoonouders of grootouders;
IV. 2 dagen bij zijn of haar huwelijk;
V. 1 dag i.v.m. het overlijden van een broer, zuster, zwager of schoonzuster en bij het huwelijk van een kind;
VI. 2 dagen bij geboorte van eigen kind (Wet Arbeid en Zorg)
32.2 Bestuurs- en kaderleden van één der contracterende werknemersorganisaties hebben, indien zij zich in Nederland bevinden en hun organisatie daarom verzoekt, jaarlijks recht op vier werkdagen (dan wel acht halve werkdagen) en overige leden op drie werkdagen (dan wel zes halve werkdagen) vrijaf met behoud van gage voor het bijwonen van (een) door hun organisatie belegde vergadering(en).
Artikel 33. Wet Arbeid en Zorg
Voor de werknemers onder deze CAO is de Wet Arbeid en Zorg van toepassing. Voor de inhoud van deze wet verwijzen wij naar de folder van Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Deze is verkrijgbaar via de afdeling HR. Wanneer men gebruik wil maken van één van deze ver- lofregelingen geldt dat men dit, indien mogelijk, zo vroeg mogelijk kenbaar dient te maken bij de afdeling HR en Crewing.
33.1 Palliatief verlof
In overleg met de werkgever kan de werknemer in staat worden gesteld palliatief verlof op te nemen. De werknemer dient hiertoe een schriftelijk verzoek in bij de werkgever. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd en omvatten aanvangsdatum, duur van het verlof en de eventuele gagebetaling tijdens het verlof. Het verlof zal aaneengesloten worden ver- strekt indien detachering aan de wal niet tot de mogelijkheden behoort. Het verlof kan langer duren dan 6 maanden (met een maximum van 18 maanden).
De werknemer zal samen met de werkgever ten behoeve van de financiering van dit xxxxxx een beroep doen op de regeling ingevolge de Wet financiering loopbaan onder- breking.
De werknemer zal de werkgever zo spoedig mogelijk inlichten indien hij een beroep wenst te doen op de regeling.
33.2 Ouderschapsverlof
De werknemer die voldoet aan de gestelde criteria zoals vastgelegd in boek 7:10 artikel 644 van het Burgerlijk Wetboek heeft recht op onbetaald ouderschapsverlof over een periode van 13 weken. De werknemer meldt het voornemen om het verlof op te nemen tenminste 5 maanden voor het tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werk- gever onder opgave van de gewenste periode.
I. BEPALINGEN BETREFFENDE OPLEIDING EN STUDIE
Artikel 34. Studie overeenkomst
34.1 Aan alle zeevarenden, zowel gezellen als officieren, kunnen door de werkgever facili- teiten worden verleend voor het volgen van een studie. Verzoek hiertoe moet schriftelijk worden ingeleverd bij de afdeling HR.
34.2 Voorwaarden:
• De studie heeft betrekking op (toekomstige) werkzaamheden van de zeevarende (bij de werkgever).
• De zeevarende heeft een aanstelling voor onbepaalde tijd en verricht zijn werkzaamheden naar behoren.
• Indien de zeevarende een studie gaat volgen voor het verhogen van de vaarbevoegdheid, dient de zeevarende in staat te worden geacht deze positie ook te kunnen vervullen.
De studie en de gekozen onderwijsinstellingen zijn geschikt om het gestelde studieniveau te bereiken.
34.3 Bevestiging:
Werkgever zal voor aanvang van de studie, de gemaakte afspraken omtrent het volgen van de studie, schriftelijk aan de zeevarende bevestigen. Deze bevestiging dient door de zeevarende voor akkoord te worden getekend en wordt daarna opgenomen in het perso- neelsdossier.
34.4 Vergoeding:
De volgende zaken worden vergoed:
• School en/of cursusgelden.
• De voor de studie noodzakelijke reiskosten buiten de woonplaats, op basis van de geldende
• Tarieven openbaar vervoer.
• Bij meerdaagse studie, verblijfkosten voor het volgen van een studie buiten de woonplaats (werkgever bepaalt de accommodatie).
Voor studies m.b.t. het verhogen van de vaarbevoegdheid wordt 100% vergoed, voor overige studies wordt in principe maximaal 75% vergoed.
34.5 Studieverlof.
Indien de zeevarende voor het volgen van een studie m.b.t. het verhogen van de vaarbe- voegdheid of anderszins noodzakelijk voor uitvoering van werkzaamheden, colleges of lessen bij een onderwijsinstelling moet volgen, wordt hij voor deze dagen vrijgesteld van werkzaamheden. Studieverlofduur uiterlijk tot het afleggen van het 1e examen.
Indien een (deel van) het examen dient te worden herkanst, zullen omtrent het studie- verlof nadere afspraken worden gemaakt tussen werkgever en zeevarende. Tijdens het studieverlof wordt de basisgage uitbetaald.
34.6 Afbreken van de studie.
Indien de zeevarende een studie waarvoor de werkgever faciliteiten heeft verleend, wenst te onderbreken of te stoppen, dient hij de werkgever direct schriftelijk van dit voornemen en de reden hiervoor in kennis te stellen.
Hieruit ontstaat voor de betreffende zeevarende in principe de verplichting de door de werkgever reeds betaalde vergoedingen (zie lid 2 en 3) en de kosten m.b.t. de beëindiging van de studie volledig te betalen. In bijzondere omstandigheden kan van deze regel worden afgeweken dit ter beoordeling van de werkgever.
De werkgever houdt zich het recht voor om bij de onderwijsinstelling navraag te doen over de vorderingen van de studie. Indien blijkt dat de zeevarende verwijtbaar slecht pres- teert en geacht wordt de studie niet succesvol te kunnen afronden, heeft de werkgever het recht de studievergoeding stop te zetten. Ook in deze situaties zullen de gemaakte kosten en kosten voor de beëindiging volledig teruggevorderd worden bij de zeevarende.
34.7 Terugvordering studiekosten
Naast de situaties zoals beschreven in lid 4 zal de zeevarende ook verplicht zijn tot terug- betaling van de in lid 2 genoemde betaalde vergoedingen, alsmede het studieverlof, als hij binnen 3 jaar na het voltooien van de studie, vrijwillig zijn dienstbetrekking opzegt dan wel indien de zeevarende om een voor de werkgever dringende reden is ontslagen. De terugvordering vindt plaats volgens onderstaande regeling.
Indien de zeevarende terugbetalingsplichtig is zal de grootte van het terug te betalen be- drag proportioneel worden vastgesteld op basis van de diensttijd, die na de beëindiging van de studieperiode is verstreken.
Onder proportioneel wordt verstaan de verhouding van de periode van de volbrachte dienst tot de periode van de te volbrengen dienst. Hierbij wordt gerekend in maanden. Werkgever behoudt zich het recht voor (een deel van) de terugvordering reeds in te houden op de laatste gagebetaling.
De inhouding zal dan plaatsvinden op de vergoedingen die boven op de basisgage worden uitbetaald. Als einddatum van de studie worden de volgende data aangehouden:
• voor studies waar een verplichte stage/ vaartijd geldt, is de einddatum de datum waarop het vaarbevoegdheidsbewijs wordt afgegeven
• voor overige studies geldt als einddatum de datum van diploma afgifte.
Artikel 35. Verplichte cursussen
35.1 De terugbetalingsregeling is niet van toepassing op noodzakelijk geachte oplei- dingen/cursussen die verplicht zijn voor de uitoefening van het beroep.
De opleidingen/cursussen die hieronder worden verstaan zijn de volgende:
• medische zorg aan boord
• basic safety training
• advanced firefighting
• radarnavigatie
• scheepsmanagement (met uitsluiting van diegenen die nooit als kapitein zijn aangemonsterd en binnen 1 jaar na het volgen van de cursus uit dienst treden)
• MAD-A
• MAD-B
• Duikploegleider
35.2 De rederij zal - mede teneinde de veiligheid ter zee te vergroten - zo goed als mogelijk is
bevorderen, dat de schepelingen de kennis die noodzakelijk is voor de uitoefening van hun functie aan boord op een zo hoog mogelijk peil houden; dan wel uitbreiden met kennis omtrent nieuwe ontwikkelingen in hun beroep.
35.3 Indien daartoe - naast het raadplegen van vakliteratuur - ook het volgen van een schrifte- lijke of mondelinge herhalings- of bijscholingscurssen naar de mening van de rederij gewenst dan wel noodzakelijk is, zal zij dit onder de aandacht van de schepelingen brengen en deze aanmoedigen om zich voor het volgen van een dergelijke cursus op te geven.
35.4 De rederij zal wanneer een schepeling zich voor het volgen van een mondelinge cursus, als in de aanhef van dit artikel bedoeld, wenst in te schrijven met het verlenen van zijn verlof zoveel als mogelijk is rekening houden met de aanvangs- en de einddatum van de cursus.
35.5 Een verzoek om in de gelegenheid te worden gesteld een dergelijke cursus te mogen volgen zal zo spoedig mogelijk worden ingewilligd, waarbij rekening moet worden ge- houden met reeds door andere schepelingen gedane verzoeken en het bestand aan schepe- lingen bij de betrokken rederij.
35.6 Wanneer de rederij een schepeling opdraagt om een op het beroep gerichte applicatie- cursus, dan wel een door de rederij georganiseerde bedrijfs- of scholingscursus of - bij- eenkomst, te volgen wordt de tijd die hiermede is gemoeid niet in mindering gebracht op zijn tegoed aan verlof. De kosten van dergelijke cursussen worden gedragen door de rederij. Indien een dergelijke cursus of bijeenkomst op een zaterdag en/of op een zondag wordt bijgewoond wordt hiervoor per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
Artikel 36. Stagenemers
36.1 Ten behoeve van de opleiding van stuurlieden, werktuigkundigen en maritieme officieren kunnen boven de normale bemanningssterkte stagenemers worden gemonsterd.
De voorwaarden, waaronder stagenemers worden gemonsterd, zijn vermeld in de bij dit reglement behorende "Bijlage III".
36.2 Onder stagenemers wordt in dit reglement verstaan:
personen, die een opleiding aan een zeevaartschool volgen en de voorgeschreven vaartijd wensen te behalen;
36.3 Personen die de in 36.2 genoemde vaartijd hebben behaald, zullen niet als stagenemer worden gemonsterd, behalve indien dit geschiedt met het doel betrokkenen te repatriëren.
J. DIVERSE BEPALINGEN
Artikel 37. Veiligheid, Gezondheid, Hygiëne
37.1 Aan boord kan de grootst mogelijke veiligheid slechts worden bereikt indien met de in- zichten van de bedrijfsleiding en de schepelingen rekening wordt gehouden. Hierbij dient grote prioriteit te worden toegekend aan de kwaliteit en de omgeving van de arbeids- plaats, waarbij o.m. kan worden gedacht aan
- het voorkomen van bezwarende omstandigheden;
- de gezondheid;
- zwaarte van de arbeid;
- gevaar;
- lawaai en trillingen.
37.2 De rederij zal, rekening houdende met de wettelijke voorschriften en de ILO-conventie nr. 134 ter bevordering van de veiligheid, de gezondheid en de hygiëne aan boord, daartoe strekkende regelingen opstellen. Deze regelingen zullen in elk geval bevatten:
- voorschriften ter beveiliging van een ieder die zich aan boord bevindt;
- de verplichtingen van de schepeling om elke onveilige situatie (w.o. begrepen het werken met giftige stoffen en gassen) te melden en de wijze waarop deze melding plaatsvindt;
- hoe moet worden gehandeld bij een onveilige situatie.
37.3 Bij het instellen van een veiligheidscursus, het geven van veiligheidsinstructies, het opstellen van veiligheidsprogramma's en het geven van veiligheidsvoorlichting dient ook aandacht te worden besteed aan:
- ieders belang bij de veiligheid (voorkoming van menselijk leed);
- het bevorderen van het inzicht dat veiligheid nodig is;
- ieders verantwoordelijkheid voor de veiligheid;
- het voorkomen van ongevallen en ziekte;
- de beperking van ongevalsoorzaken;
- de wijze waarop de veiligheid in de werkmethoden wordt geïntegreerd;
- hoe iedereen aan de bevordering van de veiligheid kan meewerken;
- veiligheidsacties aan boord en binnen de rederij;
- gerichte informatie aan de zeevarenden inzake de veiligheid;
- ongevallenstatistieken;
- goed gebruik van beschuttingsmiddelen.
37.4 Er zal met voortvarendheid naar worden gestreefd dat degene die belast is met de medische verzorging van de schepelingen aan boord en/of verantwoordelijk is voor de scheepsapotheek, een stageperiode in een medische inrichting heeft volbracht.
37.5 De rederij zal - op haar kosten - zorgdragen dat voldoende goedgekeurde beschut- tingsmiddelen ter beschikking komen, zoals werkhandschoenen, veiligheidshelmen, veiligheidsgordels, veiligheidsbrillen, veiligheidsmaskers en beschermingsmiddelen tegen geluidsoverlast.
Voorts zal de schepeling tenminste eenmaal per jaar via en op de kosten van de rederij veiligheidsschoenen kunnen aanschaffen.
37.6 De rederij zowel als de schepelingen zullen de veiligheid aan boord in de ruimste zin van het woord bevorderen, alsmede de voorschriften en de ter uitvoering daarvan gegeven nadere aanwijzingen opvolgen.
De schepeling zal de voorgeschreven beveiligingen toepassen en de persoonlijke be- schuttingsmiddelen gebruiken.
Artikel 38. Beddengoed, wasgoed en ongedierte
38.1 De rederij draagt zorg voor goede slaapfaciliteiten voor de schepelingen, waaronder tevens te verstaan het geregeld verstrekken van schoon beddengoed. Tevens zullen door de rederij geregeld schone handdoeken verstrekt worden.
38.2 In het buitenland wordt gedurende de reis dienstkleding van de schepelingen gratis ge- wassen, vanaf het ogenblik waarop vaststaat, dat het verblijf buiten Nederland meer dan vier werken zal bedragen. Indien aan boord om technische redenen onvoldoende moge- lijkheden aanwezig zijn voor het wassen, beoordeelt de kapitein waar en wanneer de was aan de wal kan worden gegeven.
38.3 Bij ontdekking van enig ongedierte van welke naam ook en waar aan boord dan ook, meldt een ieder dit onmiddellijk aan de kapitein.
Indien bestrijding van het ongedierte aan boord onvoldoende effect heeft zal in de eerst- volgende haven een ontsmettingsdienst worden ingeschakeld ter algehele vernietiging van het ongedierte.
Artikel 39. Rustperiode
Indien een schepeling na een vermoeiende reis naar een schip in het buitenland onmiddellijk, of vrijwel onmiddellijk, na aankomst aan boord wordt geplaatst, zal de kapitein er naar streven dat de schepeling vóór de tewerkstelling een rustperiode van voldoende duur kan genieten.
Artikel 40. Kosten aanschaf van eerste uitrusting
40.1 Indien een rederij aan haar schepelingen het dragen van uniforme kleding voorschrijft, zal zij de kosten voor de eerste aanschaf ervan voor de officieren geheel en voor de gezellen tot een bedrag van € 238,23 voor haar rekening nemen.
40.2 Indien een rederij aan haar stuurlieden en werktuigkundigen voorschrijft zich als uit- rusting ook verrekijkers, hoekmeetinstrumenten, andere meetinstrumenten en/of gereed- schappen aan te schaffen, zal zij de kosten van de eerste aanschaf ervan aan de betrokken officieren vergoeden.
40.3 De rederij zal haar officieren, die worden bedoeld in de leden 1. en/of 2., jaarlijks een bedrag van tenminste € 47,65 toekennen als bijdrage in de kosten om hun uitrusting in goede staat te houden, c.q. deze uitrusting aan te vullen.
40.4 De rederij zal haar scheepsgezellen, die worden bedoeld in lid 1., jaarlijks een bedrag van tenminste € 24.96 toekennen als bijdrage in de kosten om hun uniforme kleding in goede staat te houden, c.q. deze aan te vullen.
De door de rederij gemaakte kosten voor de aanschaf van de eerste uitrusting moeten worden gezien als een renteloos voorschot dat door de schepelingen in zijn geheel moet worden terugbetaald, indien zij de betrokken rederij verlaten, alvorens zij tenminste twee jaren (officieren) of één jaar (scheepsgezellen) hebben dienstgedaan.
40.5 Door officieren genoten studieverlof - onder aftrek van eventueel tijdens dit studieverlof genoten periodiek- en/of compensatieverlof - zal voor het bepalen van deze termijn niet als diensttijd worden meegeteld.
Artikel 41. Werkkleding
41.1 De rederij zal aan iedere schepeling voldoende, voor de door hem te verrichten werk- zaamheden geschikte, werkkleding in bruikleen verstrekken, danwel deze werkkleding tot algemeen gebruik aan boord in voorraad hebben.
41.2 De schepeling is aansprakelijk voor het juiste gebruik en het in goede staat houden van de werkkleding.
41.3 Indien door welke oorzaak dan ook gedurende de reis de verstrekte of in voorraad zijnde hoeveelheid werkkleding onvoldoende wordt, zal deze hoeveelheid zo spoedig mogelijk door de rederij, of namens deze door de kapitein, worden aangevuld met ter plaatse voor- radig zijnde en als werkkleding te gebruiken kleding.
41.4 De rederij zal aan betrokkenen en aan de werknemersorganisaties bekend maken op welke wijze zij de bepalingen van dit artikel nakomt.
41.5 Aan scheepsgezellen, die dienst gaan doen in een geïntegreerde functie, zal de daarmede gepaard gaande noodzakelijke uitbreiding van hun uitrusting door de rederij worden vergoed.
Artikel 42. Vergoeding van reiskosten in Nederland
42.1 Onder reiskosten wordt verstaan;
Kosten voor de op de meest doelmatige en economische wijze van reizen tussen de plaats waar de aan de schepeling opgedragen werkzaamheden door hem worden verricht en zijn woonplaats.
De reiskosten worden vergoed op basis van de maximaal onbelaste fiscale kilometerver- goeding genoemd in het addendum, tenzij de reiskosten per openbaar vervoer 2e klasse deze vergoeding overstijgt. Tegen inlevering van de openbaar vervoersbewijzen zal dan het OV tarief worden uitgekeerd.
Voor schepelingen die hun woonplaats buiten Nederland hebben, geldt de reiskosten- vergoeding uitsluitend voor het traject in Nederland.
42.2 Onder reiskosten wordt niet verstaan: Kosten van plaatselijk openbaar vervoer.
42.3 De schepeling die in verband met zijn werkzaamheden reist, heeft recht op vergoeding van reiskosten.
42.4 Voor leden van de bergingsploeg geldt dat bij bijwerken in de werkplaats in IJmuiden de maximaal onbelaste fiscale kilometervergoeding wordt uitbetaald met een maximering van 22 kilometer per enkele reis.
42.5 Mocht een schip een zodanige ligplaats hebben dat het niet of slechts met veel vertraging of moeilijkheden mogelijk is van een plaatselijk openbaar vervoermiddel gebruik te maken, dan zal de rederij, indien deze niet zelf voor vervoer aansluitend op het openbaar vervoer heeft gezorgd, de door de schepeling gemaakte reiskosten naar redelijkheid ver- goeden.
Deze vergoeding bestaat uit een kilometervergoeding ter hoogte van de door de fiscus onbelaste toegestane vergoeding.
42.6 Werkgever houdt zich het recht voor om wanneer de fiscale maatregelen met betrekking tot reiskosten wijzigen, een nieuwe of aangepaste regeling te ontwikkelen.
Deze regeling zal met de werknemersvertegenwoordiging worden besproken, alvorens te worden toegepast.
Artikel 43. Toelage bestemming wachtend
Indien een schepeling, elders dan in zijn woonplaats, in opdracht van de rederij, moet wachten op zijn plaatsing aan boord van een schip, zijn repatriëring, dan wel anderszins moet wachten, wordt hem over deze periode een door de rederij in redelijkheid te bepalen toelage verstrekt.
Artikel 44. Conduiterapport
Schriftelijke conduiterapporten, indien deze ongunstig luiden, worden mede ondertekend door de betrokkene. Indien de betrokkene weigert te tekenen, wordt hiervan in het rapport melding ge- maakt.
Artikel 45. Kosten keuringen
De kosten verbonden aan de medische keuringen en eventuele herkeuringen van de gezichts- en gehoororganen, komen voor rekening van de rederij.
De dag van monsteren en/of medische keuringen wordt niet als verlofdag gerekend.
Artikel 46. Kosten communicatie met huisgenoten
46.1 Schepelingen kunnen tijdens de reis brieven naar "huisgenoten" op luchtpostpapier en in luchtpostenveloppen tot een gewicht van maximaal 20 gram per brief ongefrankeerd aan boord voor verzending aanleveren. De rederij is verantwoordelijk voor de snelste ver- zending naar geadresseerde en draagt alle portokosten.
46.2 Luchtpostbrieven in luchtpostenveloppen (tot een maximum gewicht van 20 gram per brief) bestemd voor schepelingen dienstdoende op schepen, kunnen (voldoende gefran- keerd voor verzending naar het rederijkantoor) door "huisgenoten" naar het rederijkantoor worden verzonden. De rederij zorgt, op haar kosten, voor verzending per snelste gelegen- heid naar het schip.
46.3 Iedere schepeling heeft per maand recht op drie minuten rechtstreekse communicatie met huisgenoten op kosten van de rederij middels het meest economische communicatie- middel, dat beschikbaar is. Dit laatste is ter beoordeling van de gezagvoerder. Indien in een bepaalde maand geen gebruik wordt gemaakt van dit recht, komt dit recht te ver- vallen.
46.4 Het begrip "huisgenoten" moet ruim worden geïnterpreteerd.
Hiertoe dienen bijvoorbeeld ook de ouders van een gehuwde schepeling te worden ge- rekend.
Artikel 47. Verzekering bagage
Voor de periode gedurende welke de schepeling aan boord dienst doet - waaronder mede be- grepen het reizen naar en van het schip - zal de rederij voor haar rekening een collectieve ver- zekering afsluiten tegen de gevolgen van diefstal, beschadiging en vermissing van de persoon- lijke eigendommen van de schepeling.
De in de verzekering genoemde voorwaarden zullen ter kennis van de schepeling worden ge- bracht.
Artikel 48. Repatriëring bij ziekte enz. naaste verwanten
48.1 In geval van ernstige ziekte met mogelijk levensgevaar, respectievelijk in geval van overlijden van een familielid, zullen de kosten van een eventuele repatriëring van een schepeling en de eventuele uitzending van een plaatsvervanger, als volgt worden ge- dragen:
A. Voor gehuwden: voor vrouw en/of kind(eren) een tegemoetkoming van de rederij van 100%.
B. Voor ongehuwden: voor kinderen een tegemoetkoming van de rederij van 100%
C. Voor ongehuwden bij ouders inwonend: voor vader en/of moeder een tegemoetkoming van de rederij van 100%.
D. Voor overige gehuwden en ongehuwden: voor vader en/of moeder een tegemoetkoming van de rederij van 50%.
In alle gevallen is het ter beoordeling van de rederij of in de eventuele repatriëringkosten en de kosten van uitzending van een plaatsvervanger zal worden bijgedragen.
48.2 De vraag, of er sprake is van mogelijk levensgevaar, is afhankelijk van het overleg tussen de behandelende arts en een door de rederij aan te wijzen arts. De beslissing over een repatriëring berust bij de directie van de rederij.
48.3 Onder gehuwden wordt eveneens verstaan: “geregistreerd partnerschap” en partners die langer dan 1 jaar samenwonen en dit notarieel hebben vastgelegd.
48.4 Onder kinderen wordt in de zin van dit artikel verstaan: de wettige of, gewettigde kin- deren alsmede pleeg- en stiefkinderen ongehuwd en tot het huisgezin behorend.
48.5 Onder kosten van repatriëring worden eveneens gerekend: alle daarmee verband houden- de kosten, zoals telegrammen tussen de rederij en het schip/de agent, het bagagevervoer enz.
48.6 Bestaande gunstiger regelingen dan die welke in dit artikel worden vermeld, blijven gehandhaafd. Eveneens kunnen gunstiger regelingen door de rederij worden ingevoerd.
Artikel 49. Wet verbetering poortwachter
Partijen bij de CAO hebben gezamenlijk het belang benadrukt van de wet verbetering poort- wachter met inachtneming van de aan zeevarenden gestelde medische eisen:
o te bevorderen dat gehandicapte en niet gehandicapte scheepsofficieren en scheepsgezellen gelijke kansen hebben met betrekking tot deelname aan het arbeidsproces;
o de nodige voorzieningen te treffen gericht op het behoud, of het bevorderen van de arbeidsgeschiktheid;
o de werkgever zal zich conformeren aan de afspraken met betrekking tot reïntegratie van arbeidsongeschikte medewerkers die in overleg tussen KVNR en Nautilus NL voor de bedrijfstak Koopvaardij worden gemaakt.
In dit kader is het volgende afgesproken:
1. In geval van arbeidsongeschiktheid van de werknemer is het voor zowel de werkgever als de werknemer van groot belang om de terugkeer van de werknemer in het arbeidsproces zo goed mogelijk te bevorderen.
2. Zo spoedig mogelijk na het intreden van de arbeidsongeschiktheid zal worden aange- vangen met reïntegratie. Werkgever en werknemer onderschrijven het uitgangspunt dat inkomen uit arbeid prevaleert boven inkomen uit uitkering.
3. Werkgever en werknemer zullen zich naar vermogen inspannen om reïntegratie te doen slagen.
4. De reïntegratie zal er in de eerste plaats op zijn gericht om de werknemer duurzaam te laten terugkeren op de eigen arbeidsplaats met behoud van de eigen loon- en arbeidsvoor- waarden.
5. Als herplaatsing in de eigen functie niet of vooralsnog niet mogelijk is, zal herplaatsing in een andere passende functie binnen dezelfde onderneming worden nagestreefd.
6. Indien herplaatsing in de eigen functie niet of vooralsnog niet mogelijk is en werkgever en werknemer zien geen mogelijkheden tot herplaatsing in een andere passende functie binnen dezelfde onderneming, zal werkgever zich naar vermogen inspannen om voor werknemer een passende functie te vinden bij een andere werkgever. Hierbij kan een reïntegratiebureau of arbeidsbemiddelingbureau worden ingeschakeld.
7. Indien werkgever en werknemer verschillen van inzicht met betrekking tot de medische en/of arbeidsdeskundige aspecten van reïntegratie, kan een zogenaamde second opinion worden aangevraagd bij het Uitvoeringsorgaan Sociale Verzekeringen (UWV). Door beide partijen zal deze second opinion als bindend worden beschouwd.
Artikel 50. WIA verzekering t.b.v. Nederlanders in het buitenland
50.1 De rederij sluit bij het UWV een vrijwillige verzekering ingevolge de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) voorzover dit ingevolge deze wet mogelijk is ten behoeve van de Nederlandse schepeling die op aanwijzing van de rederij in het buitenland woont, en die niet reeds op grond van een verdragsregeling verplicht verzekerd is inge- volge de WIA. De uit hoofde van deze vrijwillige verzekering verschuldigde premie wordt op dezelfde wijze opgebracht als die krachtens de verplichte WIA-verzekering en is gebaseerd op het uitkeringsdagloon-Ziektewet met inachtneming van het voor de ver- plichte WIA-verzekering geldende maximum.
50.2 De rederij zal de Nederlandse schepeling die zich vrijwillig en op eigen initiatief heeft gevestigd in het buitenland en die een vrijwillige WIA-verzekering bij het UWV wenst te sluiten, daartoe op verzoek van de schepeling bij het UWV aanmelden. De uit hoofde van deze verzekering verschuldigde premie is geheel voor rekening van de verzekerde en kan door de rederij op zijn tegoed worden ingehouden indien de rederij zich belast met de af- dracht.
Artikel 51. Aanvullende uitkering
51.1 De rederij garandeert gedurende de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid voor hen die arbeidsongeschikt zijn de verlofgage (gage + vakantietoeslag).
51.2 Indien door de overheid wijzigingen worden aangebracht in de ZW, WIA en/of Werkloosheidsvoorzieningen zullen partijen bij de CAO met elkaar in overleg treden over de dan te volgen gedragslijn inzake aanvullingen.
Artikel 52 Zorgverzekering
De rederij zal de werknemers een bijdrage in de zorgverzekering toekennen. De hoogte van de bijdrage wordt gebaseerd op de werkgeversbijdrage in de ziektekostenbijdrage op grond van de Ziekenfondswet en de bijdrage in de particuliere verzekering voor het jaar 2005. Op de bijdrage zal de bijdrage die aan de werkgever wordt doorberekend door de OWM AZVZ in mindering worden gebracht.
Partijen zullen overleg hebben wanneer in de toekomst door bijvoorbeeld wetswijzigingen in het kader van de zorgverzekeringen de werkgeverslasten stijgen.
Artikel 53. Molestregeling
53.1 De rederij zal zich bij de "Vereniging Zeerisico 1967" verzekeren tegen het risico van ongevallen als bedoeld in het "Reglement voor de Molestregeling 1967" Een exemplaar van dit reglement wordt u op verzoek verstrekt. De premie voor deze verzekering komt geheel ten laste van de rederij.
53.2 Gevolgen levensverzekeringen/ uitkeringen in geval van molest van werknemers die in oorlogsgebieden werkzaam zijn.
Werkgever heeft een schrijven aan werknemers gestuurd waar informatie wordt gevraagd over levensverzekeringen ten aanzien van de uitkering in molest/ oorlogsgebied. Indien de verzekering in individuele gevallen wegens molest niet uitkeert dan zal de werkgever garant staan voor een uitkering aan rechthebbende erfgenamen. De hoogte van de uitkering zal niet meer zijn dan (het totaal van) de verzekerde som(men) van de privé levensverzekeringen, echter met een maximum van € 225.000,--.
Artikel 54. Vaarbevoegdheidsbewijzen
De kosten verbonden aan het verkrijgen van de Vaarbevoegdheidsbewijzen komen voor rekening van de rederij.
Artikel 55. Vakbondscontributie
De rederij stelt werknemers met ingang van 1 januari 2007 in de gelegenheid gebruik te maken van de fiscale faciliteit ten aanzien van de vakbondscontributie. Nautilus NL zal aan haar leden in de maand oktober van enig jaar een overzicht verstrekken van betaalde vakbondscontributie. De medewerker dient dit overzicht voor 1 december in te leveren bij de werkgever.
K. NADERE OVEREENKOMSTEN
Artikel 56. Havendienst IJmuiden en Berging
56.1 Voor schepelingen dienstdoende aan boord van sleepboten van Svitzer Amsterdam BV in de havendienst te IJmuiden geldt een afzonderlijke - tussen partijen overeengekomen - reglement (zie bijlage I).
56.2 Voor schepelingen dienstdoende in de bergingsploeg geldt een afzonderlijke - tussen partijen overeengekomen - reglement (zie bijlage II)
Artikel 57. Bevordering werkgelegenheid
Ter bevordering van de werkgelegenheid voor Nederlandse zeevarenden zal de rederij de Regeling Arbeidsvoorziening Zeescheepvaart, d.d. 21 december 1988 naleven.
AANHANGSEL, AANBEVELING, BIJLAGEN EN PROTOCOL
Aanhangels inzake naleving van het SER-besluit "Fusiegedragsregels".
Partijen bij de CAO-en zijn het er over eens dat in alle gevallen die hiertoe aanleiding geven, de rederijen zich op de hoogte dienen te stellen van en zich dienen te laten leiden door het door de Sociaal Economische Raad - in 1975 herziene - besluit:
"GEDRAGSREGELS in acht te nemen bij het voorbereiden en uitbrengen van een openbaar bod op aandelen en het tot stand komen van fusies van ondernemingen".
BIJLAGE I REGLEMENT HAVENDIENST
Voor de Havendienst IJmuiden zijn de navolgende artikelen uit het Reglement Svitzer onverkort van toepassing.
Artikel 1 t/m 7, 12, 20, 26 t/m 38, 42, t/m 45, 47, 49, 51 t/m 55 alsmede de bijlagen, aanhangsel, aanbevelingen en protocol.
Aanvullend geldt voor de Havendienst IJmuiden:
Artikel 1.
Toeslag havendienst
Voor actieve dienst in het Noordzeekanaalgebied en internationale havens waar bemanningen vallende onder deze CAO worden ingezet, geldt een havendiensttoeslag per dag.
De hoogte van deze toeslag staat opgenomen in de separate gagetabel
Voor havens waar ook andere toeslagen van toepassing zijn, gelden de hoogste toeslagen.
Artikel 2.
Overgang havendienst/zeedienst
Indien een in de havendienst IJmuiden ingedeelde sleepboot naar zee vertrekt, zullen de volgen- de regelingen gelden:
a. Worden minder dan 24 uren op zee doorgebracht, dan geldt de gage en toeslag van dit reglement.
b. Worden 24 of meer uren op zee doorgebracht, dan geldt het reglement zeesleepvaart.
c. Komt men na een periode van langer dan 24 uur te IJmuiden binnen vóór 12.00 uur en beëindigd men in aansluiting hierop de dienst aan boord, dan geldt voor dat etmaal het reglement zeesleepvaart.
Artikel 3.
Aanvang arbeidsdag
De kapitein, of namens deze de betrokken chef van dienst, regelt de aanvang van de arbeidsdag, als ook de duur van de rusttijden.
Diensttijden
3.1 De dienst op de sleepboten vangt aan vrijdag te 13.00 uur en eindigt de daaropvolgende vrijdag te 13.00 uur. Vanaf 1 juli 2007 zal de aflosdag van vrijdag naar woensdag worden verplaatst. In verband met de bezetting en de continuïteit behoudt de reder zich het recht voor om tussen de aflostijden van de weekboten 6 uur in te roosteren.
Deze dienstweek wordt gevolgd door een vrije-dienstweek met volledige doorbetaling, terwijl bovendien een extra werkdag verlof wordt bijgeschreven.
3.2 Voor elke 24 uur havendienst wordt een etmaal vrijaf plus 1/7 werkdag extra verlof toe- gekend. Indien door ziekte of door andere bijzondere omstandigheden minder dan 24 uur havendienst wordt gedaan, wordt vrijaf toegekend naar verhouding tot het aantal in de havendienst doorgebrachte uren.
3.3 Bij verblijf op zee gedurende een onafgebroken periode aan boord van sleepboten, welke uitsluitend naar zee vertrekken voor het verlenen van assistentie, wordt de vrije-dienst- week als volgt verminderd:
a. Periode van minder dan 24 uur, geen vermindering;
b. Periode van 24 - 48 uur, vermindering met 1 dag;
c. Periode van 48 - 72 uur, vermindering met 2 dagen;
d. Periode van meer dan 72 uur, vermindering met 3 dagen of meer, berekend volgens het bepaalde in lid 2.
Indien een schepeling uit de vrije-dienstweek wordt opgeroepen om dienst te doen in de havendienst IJmuiden, zal zulks geschieden voor één of meer perioden van 4 uur. Voor elke periode van 4 uur, of minder, wordt 5/8 dag extra gage betaald, met dien verstande dat ten hoogste 2 1/4 extra gage wordt betaald voor een periode van 24 uur. Van de per periode van 24 uur verdiende extra gage kan, indien het één dag of meer bedraagt, één dag als vrije dag worden gegeven.
Wanneer aansluitend aan het einde van de dienstweek 3 uur, of minder, dienst wordt gevor- derd, zal hiervoor 1/4 dag extra gage worden betaald.
Wanneer voorafgaand aan het begin van genoemde diensttijd meer dan 1 uur, doch minder dan 2 uur, dienst wordt gevorderd, danwel aansluitend aan het einde van genoemde diensttijd meer dan 1 uur, doch minder dan 4 uur, dienst wordt gevorderd, dan zal daarvoor een halve dag extra verlof worden toegekend.
In de overige gevallen wordt een volle dag extra verlof toegekend.
Artikel 4.
Overwerk tijdens dokkingen havenslepers
Bij dokkingen en reparaties kan de superintendent in overleg met de kapitein/schipper per dag besluiten tot het maken van overwerk. Een besluit tot het maken van overwerk wordt vermeld in het journaal. Tijdens dokkingen is de normale arbeidsduur zoals geregeld in artikel 15 van het reglement van toepassing. Overwerk wordt vergoed op basis van de in artikel 16 van het reglement genoemde percentages.
Artikel 5.
Bergingsgratificatie
1. Door het verrichten van een berging ontstaat voor de schepelingen aanspraak op een bergingsgratificatie volgens de door partijen bij de CAO-en vastgestelde regeling (zie art. 20 Reglement Svitzer).
2. De schepelingen doen hierbij eens en voor altijd ten behoeve van de rederij afstand van het hun bij BW8:6 artikel 561 toegekende recht op een aandeel in het door het schip even- tueel te verdienen hulploon. Daarvoor in de plaats wordt hen de bergingsgratificatie toe- gekend als bedoeld onder lid 1.
BIJLAGE II REGLEMENT VOOR BERGERS
Artikel 1. Loongroepen
Voor de bergers gelden de navolgende loongroepen.
Duiker/Berger 3 | bA |
Duiker/Berger 2 | bB |
Duiker/Berger 1 | bC |
Technisch Berger | bD |
Elektricien | bE |
WTK Bergingsploeg * | bF |
Uitvoerder | bG |
* ´Uitsterf´-schaal. Er zullen geen nieuwe bergers in worden opgenomen.
Artikel 2.
Bijwerken IJmuiden
Reiskosten tijdens bijwerken in IJmuiden zullen worden uitgekeerd volgens artikel 42.
Artikel 3 Overwerktoeslag
Voor iedere gewerkte dag op een berging in binnen of buitenland, zal een vaste overwerktoeslag a 5,7 uur worden toegekend. De vaste overwerktoeslag is gebaseerd op het bruto uurloon en staat aangegeven in de gage tabel. De vaste vergoeding voor overwerk wordt ook betaald over reis- en verblijfsdagen van en naar het buitenland.
Verlof kopen.
Met instemming van de werkgever kan vanuit de overwerktoelage extra verlof worden gekocht. Om te bepalen hoeveel verlofdagen er voor de overwerktoelage kunnen worden ingekocht zal het totaal bedrag van de overwerktoelage worden gedeeld door de geldwaarde van één verlofdag.
Artikel 4 Duiktoeslagen
Duikvergoeding | |||
< 15 mtr. | >15 <30 mtr. | >30 mtr. | |
Per 1/1/2007 | 17.01 | 25.53 | 34.04 |
Per 1/5/2007 | 17.52 | 26.30 | 35.06 |
Per 1/1/2008 | 18.04 | 27.09 | 36.11 |
Per 1/1/2009 | 18.27 | 27.43 | 36.56 |
Vanaf 1 juli 2007 zal de duiksupervisor een zelfde toeslag ontvangen als de duikers waar over hij supervisie heeft. De toeslag wordt berekend op basis van het gemiddelde van de duiktoeslagen.
BIJLAGE III Opleidingsovereenkomst stagenemers
De bepalingen van het reglement, waarvan deze regeling een bijlage is, zijn - tenzij hierna anders bepaalt - op de stagenemer niet van toepassing.
Voor de stagenemer gelden de volgende bepalingen:
De stagenemer is aan boord in verband met zijn opleiding. Aan hem zal de gelegenheid worden geboden om het schip, waarop hij is geplaatst, met alle aspecten van het beroep kennis te maken. Dit zal er echter niet toe mogen leiden, dat hem werkzaamheden worden opgedragen ter vervan- ging van door andere schepelingen te verrichten arbeid. Bij de vaststelling van de bemannings- sterkte wordt de stagenemer op geen enkele wijze meegeteld.
Artikel 1.
Stageovereenkomst
1.1 Tussen de stagegever en de stagenemer wordt een stageovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan.
De duur van deze overeenkomst wordt bepaald door de wettelijke vereiste vaartijd, eventueel verlengd met de tijd benodigd om betrokkene te repatriëren.
Voortijdige beëindiging stageperiode
1.2 Indien de stagenemer zich zodanig misdraagt, dat voortzetting van de overeenkomst rede- lijkerwijze niet mag worden gevorderd, kan de stagegever de overeenkomst voortijdig beëindigen, zo mogelijk na overleg met de Hogere Zeevaartschool waarvan betrokkene afkomstig is.
Artikel 2. Mentor
2.1 De stagegever, c.q. de kapitein, wijst bij aanvang van de reis per discipline een mentor aan, die de stagenemer begeleidt.
De kapitein draagt er zorg voor, dat de mentor in de gelegenheid wordt gesteld om zijn taak naar behoren te kunnen verrichten. De mentor ziet erop dat er een juiste verdeling is tussen de praktische- en theoretische werkzaamheden van de stagenemer in het kader van zijn opleiding en zijn vrije tijd.
Takenboek
2.2 De verzending van het takenboek zal samen met de scheepspost geschieden.
Artikel 3.
Vrijaf in Nederland
Als de stagenemer zich in Nederland bevindt heeft hij op zijn verzoek in geval van zwaar- wegende familieomstandigheden recht op enige dagen vrijaf naar redelijkheid door de stagegever vast te stellen.
Artikel 4.
Vergoeding reiskosten in Nederland
4.1 In verband met het lopen van de stage, worden door stagenemer te maken reiskosten door de stagegever vergoed.
Vergoeding vindt plaats op basis van 2e klasse trein en/of streekvervoer; ongeacht of van deze vervoermiddelen wordt gebruik gemaakt.
Voor de stagenemers, die hun woonplaats buiten Nederland hebben, geldt de reiskos- tenvergoeding uitsluitend voor het traject in Nederland.
4.2 Mocht een schip een zodanige ligplaats hebben, dat het niet mogelijk is van een plaatse- lijk openbaar vervoermiddel gebruik te maken, dan zal de stagegever, zelf voor vervoer aansluitend op het openbaar vervoer zorgen of de daarvoor door de stagenemer gemaakte reiskosten naar redelijkheid vergoeden.
Artikel 5.
Vergoeding reiskosten bij uitzending
5.1 Indien de stagenemer in verband met een uitzending naar het buitenland moet reizen, worden de reiskosten door de stagegever vergoed.
5.2 Indien de stagenemer per vliegtuig moet reizen mag hij - naast de door de luchtvaartmaat- schappij toegestane vrije handbagage - 20 kg bagage met zich meevoeren zonder dat hem hiervoor kosten in rekening worden gebracht.
De stagegever is bevoegd een gunstiger regeling toe te passen.
Artikel 6.
Vergoeding kosten bestemming wachtend
Indien de stagenemer, elders dan in zijn woonplaats, in opdracht van de stagegever, moet wachten op zijn plaatsing aan boord van een schip, zijn repatriëring, danwel anderszins moet wachten, worden hem over deze periode in redelijkheid gemaakte kosten vergoed. Daarnaast heeft een stagenemer recht op een stagevergoeding van € 150,= per maand. Indien tijdens een maand minder dan 15 dagen stage wordt gelopen, wordt de toelage gehalveerd.
Artikel 7.
Maandelijkse uitkering
Voor de gemaakte kosten verband houdend met zijn stage - bijvoorbeeld de kosten voor een uit- rusting - ontvangt de stagenemer een vergoeding van € 22,69 per kalendermaand. Indien tijdens een maand minder dan 15 dagen stage wordt gelopen, dan wordt de kostenvergoeding gehal- veerd.
Artikel 8. Werkkleding
8.1 De stagegever zal aan iedere stagenemer voldoende werkkleding in bruikleen verstrekken, danwel deze werkkleding tot algemeen gebruik aan boord in voorraad hebben.
8.2 De stagenemer is aansprakelijk voor het juiste gebruik en het in goede staat houden van de werkkleding.
Artikel 9.
Veiligheidsmiddelen
9.1 De stagegever stelt voldoende middelen ter beschikking ter verzekering van de persoon- lijke veiligheid van de stagenemer, zoals gezicht- en gehoorbeschermende middelen.
9.2 De stagenemer is verplicht de hem verstrekte veiligheidsmiddelen te gebruiken.
Artikel 10.
Kosten voor keuring van ogen en oren
De kosten verbonden aan keuringen voor gezichts- en gehoororganen zijn, indien de stagegever het bezitten van de betreffende keuringsbewijzen vereist, voor rekening van de stagegever.
Artikel 11.
Toepasselijke regelingen
De bij de stagegever geldende regelingen voor officieren met betrekking tot communicatie met huisgenoten, veiligheid, gezondheid, hygiëne, repatriëring bij ziekte van naaste verwanten, als- mede bepalingen betreffende de leefbaarheid aan boord zijn van toepassing voor de stagenemer.
Artikel 12.
Verzekering bagage
Voor de periode gedurende welke de stagenemer aan boord dienst doet - waaronder mede be- grepen het reizen naar en van het schip - zal de stagegever voor zijn rekening een collectieve verzekering afsluiten tegen de gevolgen van diefstal, beschadiging en vermissing van de persoonlijke eigendommen van de stagenemer.
De in de verzekering genoemde voorwaarden zullen ter kennis van de stagenemer worden ge- bracht.
Artikel 13.
Ziekte en molestregeling
13.1 In geval van ziekte van de stagenemer draagt de stagegever zorg voor behoorlijke ver- pleging en geneeskundige behandeling overeenkomstig de bepalingen van het WvK Art. 5e lid.
13.2 Voor de stagenemer gelden de bepalingen van de molestregeling van "Zeerisico 1967".
Artikel 14.
Berging en Hulploon
De stagenemer die zijn opleidingsperiode doorbrengt aan boord van een schip in de zeesleep- vaart doet hierbij voor eens en voor altijd ten behoeve van de stagegever afstand van het hem bij artikel BW8:6 artikel 561 toegekende recht op een aandeel in het door de sleepboot eventueel verdiende hulploon.
Indien hij aan een berging heeft medegewerkt wordt hem daarvoor de bergingsgratificatie toege- kend gelijk aan die van een matroos o/g.
Aanbevelingen inzake leefbaarheid aanboord van sleepboten
Partijen bij de CAO-en hebben het wenselijk geoordeeld de bestaande Aanbeveling 1969 inzake de leefbaarheid aan boord aan te passen en te verruimen, mede gelet op de internationale ontwik- kelingen op dit gebied.
Op grond daarvan doet de Raad van Bestuur voor de Zeevaart de hierna volgende aanbeveling.
A. In het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie zijn verdragen en aanbevelingen ontworpen welke er mede op gericht zijn de leefbaarheid aan boord te bevorderen.
Met name worden vermeld:
- de Convention concerning Crew Accommodation on board ships (supplementary provisions) 1987.
- de Recommendation concerning Air Condition of Crew Accommodation and certain other spaces on board ships 1987.
- de Recommendation concerning control of harmful noise in Crew Accommondation and Working Spaces on board ships 1987.
- de Recommendation concerning Seafarers Welfare at sea and in port 1987.
Hoewel eerstgenoemd verdrag nog geen kracht van wet heeft gekregen en ook de boven genoemde aanbevelingen uit haar aard geen kracht van wet zullen krijgen, wordt aanbe- volen dat Nederlandse rederijen zoveel mogelijk de inhoud van deze documenten zullen naleven.
B. De accommodatie op nieuw te bouwen sleepboten
1. Op nieuw te bouwen sleepboten zal:
a. een eigen hut beschikbaar zijn voor iedere officier. Deze norm betreft niet de aspirant- stuurlieden, de assistent-werktuigkundige, de stagenemer en de tweede radio-officier.
b. het aantal van bovengenoemde officieren in opleiding, dat eenzelfde hut bewoont op sleepboten van 500 brt. en groter niet meer dan twee bedragen en op de overige sleep- boten niet meer dan drie.
c. het aantal scheepsgezellen, dat eenzelfde hut bewoont, op sleepboten van 500 brt. en groter niet meer dan twee en op de overige sleepboten niet meer dan drie bedragen. Deze norm betreft niet de runners.
Van deze bepalingen kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken, bijvoorbeeld bij bergingen en dergelijke.
2. De hutten worden voorzien van een systeem waarbij de lucht wordt ververst en naar be- hoefte kan worden gekoeld of verwarmd.
3. In elke hut zal - voor zover dit technisch uitvoerbaar is - een wastafel worden aange- bracht.
Zo mogelijk voor iedere vier, doch in elk geval voor iedere vijf schepelingen - de runners daarbij niet gerekend - zal tenminste één douche en toilet worden aangebracht, al dan niet in één of meer ruimten gecombineerd.
4. Deze norm betreft niet de sleepboten die in hoofdzaak worden geëxploiteerd in de kust- sleepvaart, de havendienst en dergelijke.
5. Bij de constructie van de hutten en verblijven zal de grootst mogelijke zorg worden be- steed aan het voorkomen van geluidshinder en trillingen.
6. De hutten zullen aangenaam worden ingericht wat betreft verlichting, meubilair en bekle- ding. Er zal voldoende bergruimte aanwezig zijn, de plafonds zullen worden betimmerd of beschoten en de vloeren van een goede vloerbedekking worden voorzien.
7. Op alle sleepboten zal voor officieren en/of scheepsgezellen een gezellig ingerichte ge- meenschappelijke recreatieruimte aanwezig zijn.
Deze voorzieningen behoeven niet te worden getroffen op zeesleepboten die in hoofdzaak worden geëxploiteerd in de kustsleepvaart, de havendiensten en dergelijke.
C. De Accommodatie op bestaande sleepboten
Voorzover zulks met het oog op technische en economische problemen redelijk is zal er naar worden gestreefd de onder B genoemde voorzieningen ook op bestaande sleepboten aan te brengen.
D. Recreatie
1. Ten aanzien van de recreatie van de zeevarenden zullen aan boord aanwezig zijn:
a. een behoorlijk voorziene bibliotheek, waarvan de inhoud regelmatig wordt vervangen c.q. aangevuld;
b. een uitgebreide sortering artikelen sport- en spelbeoefening en conditietraining, die de opvarenden in staat stelt zich zowel op zee als binnenslands te recreëren;
c. tenminste één universele TV-ontvanger, een bandrecorder, filmapparatuur en/of videorecorder.
2. De eventueel aanwezige recreatieruimte zal vrij toegankelijk zijn. Faciliteiten zullen worden geschapen voor het verkrijgen van verversingen in de avonduren. Dit geldt ook voor degenen die 's nachts dienst moeten doen.
3. Gestimuleerd zal worden, dat aan boord der sleepboten één of meer personen door op- varenden wordt (worden) aangewezen om de vrijetijdsbesteding te activeren en daaraan leiding te geven.
4. Er zal naar worden gestreefd, dat in de havens aan de schepelingen voldoende tijd voor recreatie wordt gegeven.
5. Bij het realiseren van de onder de punten 1, 2 en 3 van deze paragraaf genoemde voor- zieningen zal rekening worden gehouden met type en vaart van de sleepboot. Naarmate de reizen langer van duur zijn, zullen deze voorzieningen van groter belang zijn voor de leefbaarheid aan boord.
Bovengenoemde voorzieningen kunnen door de rederij worden aangevuld al naar gelang de gebleken behoeften en mogelijkheden.
E. Diversen
Er zal aan boord van iedere sleepboot een installatie van voldoende capaciteit gratis beschikbaar zijn voor het reinigen van dienst- en andere kleding.
Voor sleepboten welke geheel of nagenoeg geheel dienstdoen binnen het gebied der Korte Vaart is bovengenoemde voorziening alleen van toepassing voor schepen waar het aanwezig zijn van een wasinstallatie redelijk en uitvoerbaar is.
Aanbeveling achtergebleven bezittingen
Omdat de wet op dit gebied in onvoldoende mate voorziet, heeft overleg tussen partijen bij de CAO-en ertoe geleid, dat de Raad van Bestuur voor de Zeevaart de aangesloten rederijen het volgende aanbeveelt:
1. Indien een schepeling in het buitenland achterblijft, is de kapitein verplicht de bezittingen die aan boord worden aangetroffen op te slaan nadat daarvan, ten overstaan van twee op- varenden, een inventarisatielijst is opgemaakt. Deze lijst dient door de twee opvarenden, alsmede door de kapitein, te worden ondertekend.
2. De rederij draagt zorg dat de bezittingen binnen een redelijke termijn ter beschikking van betrokkene, zijn echtgenote of andere belanghebbende of, indien het een minderjarige schepeling betreft, zijn ouders of voogd, worden gesteld.
3. Bezittingen die niet binnen een maand nadat zij ter beschikking zijn gesteld, zijn afge- haald, kunnen door de rederij, op kosten van de eigenaar, worden opgeslagen.
4. Mocht blijken, dat het achtervaren te wijten is aan de schuld of nalatigheid van de schepe- ling, dan is de rederij gerechtigd eventueel gemaakte kosten voor vervoer, c.q. opslag van de bezittingen in rekening te brengen aan betrokkene, c.q. deze te doen verrekenen met zijn eventueel tegoed aan gage of andere uitkeringen uit hoofde van verlof, overwerk, enz., rekening houdende met de wettelijke bepalingen te dien aanzien.
5. Bezittingen die binnen een jaar de beschikbaarstelling niet zijn afgehaald kunnen door de rederij, hetzij worden verkocht - waarna de opbrengst onder aftrek van de gemaakte kosten ten gunste van de betrokkene schepeling wordt gestort bij de kas der gerechtelijke consignaties -, hetzij worden vernietigd.
6. De rederij, noch de kapitein draagt verantwoordelijkheid voor de staat, waarin de goede- ren zich bevinden.
Protocol terzake van informatie en werkgelegenheid
Partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomsten, hierna te noemen partijen, stellen vast, dat in het verleden reeds vele belangrijke aanzetten zijn gegeven door een gezamenlijke aanpak van het werkgelegenheidsbeleid in ruime zin, te weten:
∗ in de verbetering van de concurrentiepositie van de Nederlandse zeevaart ten opzichte van buitenlandse concurrenten, in het bijzonder door investeringsfaciliteiten;
∗ in de bevordering en begeleiding van research, gericht op versterking van de bedrijfstak;
∗ in activiteiten ter verbetering van het imago van de zeevaart;
∗ in de formulering van voorstellen aan de overheid voor aanpassing van de zeevaartkun- dige opleidingen aan de eisen van de moderne bedrijfsvoering;
∗ in de voorbereiding van een wettelijke regeling van de arbeidsbemiddeling van zee- varenden;
∗ door periodiek overleg op grond van informatie over de te verwachten ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen. Partijen komen overeen deze gezamenlijke aanpak verder te ontwikkelen in het belang van het behoud en zo mogelijk verruiming van de werk-
gelegenheid voor Nederlanders. Daarbij zal beter dan voorheen aandacht kunnen worden gegeven aan de onderlinge samenhang van verschillende activiteiten en maatregelen.
Partijen onderkennen, dat de mogelijkheden voor dit beleid worden begrensd door de mate waarin betrokken ondernemingen kans zien concurrerende schepen te exploiteren bemand met onder de CAO-en varende schepelingen. Binnen deze mogelijkheden opteren partijen voor een beleid dat ten principale voorrang geeft aan het nationale zeevaartbelang en daarmede aan de Nederlandse werkgelegenheid.
Partijen stellen zich positief op ten opzichte van experimenten, welke in overleg en na overeen- stemming te hebben bereikt worden uitgevoerd met het doel bemanningsstructuren zowel kwali- tatief als kwantitatief aan te passen aan de eisen die vanuit een operationeel en sociaal oogpunt aan een moderne bedrijfsvoering gesteld kunnen worden.
Bij de uitwerking van deze intentie zal onderscheid moeten worden gemaakt tussen:
1. wettelijke maatregelen;
2. overleg tussen partijen;
3. het ondernemingsbeleid.
ad. 1 Wettelijke maatregelen
Ter bevordering van de werkgelegenheid van Nederlanders hebben partijen een unaniem advies uitgebracht binnen het kader van de Raad voor de Arbeidsmarkt.
Dit advies zal zijn uitwerking vinden in de komende Wet Arbeidsvoorziening Zeescheepvaart, in afwachting waarvan partijen de verbindend verklaring zullen aanvragen op de in de CAO-en op te nemen bepaling betreffende de inmiddels tot stand gekomen vrijwillige regeling.
ad. 2 Overleg tussen partijen
A. Alle opvarenden
1. Teneinde uitbreiding te geven aan het reeds in het verleden gevoerde overleg onder meer over de concurrentiepositie van schepen onder Nederlandse vlag alsmede over de getota- liseerde prognoses van ondernemingen inzake hun personeelsbehoeften, zal het secreta- riaat van de Raad van Bestuur voor de Zeevaart periodiek haar ter beschikking staande informatie, die het inzicht van werknemersorganisaties kan vergroten in de vooruitzichten voor de werkgelegenheid in de Nederlandse zeevaart als totaal, gecompileerd bespreek- baar te stellen.
2. Tenzij zulks reeds geschiedt in het kader van het ad. 3 gestelde, zullen partijen verlangens met betrekking tot wijzigingen anders dan van tijdelijke aard in de samenstelling van de bemanning van de schepen onderling bespreken.
3. De gecoördineerde actie tot verbetering van de positie van de Nederlandse zeevarenden terzake van de inkomstenbelasting zal worden voortgezet.
X. Xxxxxxxx
0. Met inachtneming van de Regeling Arbeidsvoorziening Zeevarenden (RAZ) zullen par- tijen nagaan of het aanbod van de Nederlandse scheepsgezellen substantieel achterblijft bij de behoefte om de onder de werking van de CAO-en vallende arbeidsplaatsen door Nederlanders te doen innemen. Voorts zal in onderling overleg worden nagegaan welke maatregelen getroffen dienen te worden en zal een actief beleid worden ontwikkeld be- trekking hebbende op de werving van Nederlandse scheepsgezellen.
2. Partijen zullen de totstandkoming van doelmatige opleidingen voor Nederlandse scheeps- gezellen bevorderen.
C. Gerationaliseerde schepen
Partijen komen overeen:
1. Dat de rederij, welke tot rationalisering wenst over te gaan, hiertoe een plan zal opstellen, dat tussen de rederij en de vakorganisaties bespreekbaar zal zijn.
Dit plan zal de benodigde informatie dienen te bevatten om de vakorganisaties in staat te stellen zich naar behoren een oordeel te vormen over de te verwachten effecten daarvan op de werkgelegenheid en het carrièreverloop van de zeevarenden bij de betreffende rederij.
2. Dat de bemanning van de zgn. gerationaliseerde schepen uit Nederlanders zal worden samengesteld. In bijzondere gevallen kan na onderling overleg tijdelijk van deze regel worden afgeweken.
3. Dat alvorens met een verminderde bemanning op een gerationaliseerd schip kan worden gevaren, er tussen partijen bij de CAO-en en de desbetreffende rederij overeenstemming dient te zijn over de loon- en arbeidsvoorwaarden waaronder dit zal gebeuren.
4. Dat de verzorging van de gehele bemanning en de leefbaarheid aan boord op een hoog peil zal staan.
5. Dat, zo tot structurele vermindering van het zeeliedenbestand wordt besloten, een rederij geen Nederlander zal ontslaan zolang nog zeevarenden van andere nationaliteiten bij die rederij in dienst zijn. Eén en ander voor zover overheidsregelingen geen belemmeringen in de weg leggen.
6. Dat bij overtolligheid van Nederlanders bij een rederij tussen partijen overleg zal plaats- vinden over herplaatsingsmogelijkheden bij andere rederijen.
ad 3. Het ondernemingsbeleid
a. Onverkort de rechten of toekomstige rechten van de ondernemingsraden zullen daar waar plannen ter voorbereiding liggen, die nadelige gevolgen hebben op de werkgelegenheid, de vakorganisaties in eerste instantie geïnformeerd worden.
b. Tenminste éénmaal per jaar worden de vakorganisaties uitgenodigd voor een informatieve bespreking van de algemene situatie van het zeescheepvaartbedrijf, alsmede over de voor- uitzichten van dat bedrijf, zulks met name met het oog op de werkgelegenheid van de onder de CAO-en vallende zeevarenden.
Het doel van deze bespreking is aan hen zodanige informatie te verstrekken, dat zij de werkgelegenheidsontwikkeling van deze zeevarenden naar behoren kunnen volgen.
c. Indien de rederij plannen - waaronder investeringsplannen - voorbereidt, die tot een duidelijke verandering in de bedrijfssituatie in de zeescheepvaart aanleiding geven en die voorzienbare gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in kwantitatieve en/of kwali- tatieve zin voor de zeevarenden, dan wel een aantasting van de bestaande rechtspositie van een groep zodanige werknemers met zich mee brengen, dan zullen de vakorganisaties tijdig over deze problemen worden geïnformeerd. Het tijdstip moet zodanig worden ge- kozen, dat beïnvloeding van de voorgenomen plannen, alsmede de te verwachten ge- volgen, nog mogelijk is. De door de rederij te verstrekken informatie zal de vakorgani- saties inzicht moeten geven in de overwegingen, die aan de voorgenomen plannen ten grondslag liggen, de aard en de omvang daarvan, alsmede de te verwachten werkgelegen- heidseffecten en de gevolgen voor de bestaande rechtspositie van de bedoelde zee- varenden.
d. De rederijen zullen de vakorganisatie een kopie verstrekken van de gegevens, welke in het kader van de RAZ worden verstrekt.
e. Over wijzigingen - anders dan die van tijdelijke aard - in de samenstelling van de beman- ning der schepen, zoals vastgesteld in het kader van de per 1 mei 1975 overeen gekomen regeling inzake de standaardbezetting wordt overleg gepleegd.
f. Over de samenstelling van de bemanning van schepen, die na 1 mei 1975 door de rederij in exploitatie zijn/worden genomen, wordt door de rederij met de vakorganisaties overleg gepleegd.
g. Van geval tot geval zal worden vastgesteld in hoeverre binnen het kader van het onder dit
ad. 3 genoemde ondernemingsbeleid de te verstrekken informatie vertrouwelijk is.
Addendum
1. Spaarloonregeling
De maximale bijdrage aan de spaarloonregeling is voor 2009 vastgesteld op € 613. Deelname aan de spaarloonregeling is alleen mogelijk als u op 1 januari van het betreffende jaar in dienst bent bij de werkgever en deze werkgever de algemene heffingskorting bij u toepast. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk wanneer u gebruik maakt van de levensloopregeling.
2. Vergoeding zakelijke kilometers
De kilometervergoeding bedraagt € 0,28 per zakelijk gereden kilometer buiten woonwerkverkeer. Met ingang van 1-1-2006 wordt hiervan € 0,19 netto vergoed en
€ 0,09 bruto.
3. Verblijfstoelage
Officieren | Overigen | |
Per 1/1/2007 | € 8,12 | € 5,46 |
Per 1/5/2007 | € 8,36 | € 5,62 |
Per 1/1/2008 | € 8,61 | € 5,79 |
Per 1/1/2009 | € 8,72 | € 5,86 |
46
Vergoeding Waker
Ingaande 1 januari 2009, verhoging 1,25%
2 divisie | ||||
2 div. tsl. 0,00% | Waker tsl 21,50% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
A Matroos (irl. Btsm) | 18 jr. | 1.462 | - | 314 |
19 jr. | 1.592 | - | 342 | |
20 jr. | 1.722 | - | 370 | |
21 jr. | 1.856 | - | 399 | |
0 | 1.922 | - | 413 | |
1 | 1.943 | - | 418 | |
2 | 1.965 | - | 422 | |
3 | 1.990 | - | 428 | |
4 | 2.013 | - | 433 | |
5 | 2.038 | - | 438 | |
6 | 2.063 | - | 438 | |
7 | 2.091 | - | 438 |
Waker | ||||
2 div. tsl. 50,00% | Waker tsl 30,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
F | 0 | 2.465 | 1.233 | 740 |
1 | 2.546 | 1.273 | 764 | |
2 | 2.634 | 1.317 | 790 | |
1e stuurman | 3 | 2.716 | 1.358 | 815 |
4 | 2.801 | 1.401 | 840 | |
5 | 2.885 | 1.443 | 866 | |
6 | 2.965 | 1.483 | 866 | |
7 | 3.050 | 1.525 | 866 | |
8 | 3.134 | 1.567 | 866 | |
9 | 3.217 | 1.609 | 866 |
Waker | ||||
2 div. tsl. 50,00% | Waker tsl 35,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
G | 0 | 3.024 | 1.512 | 1.058 |
1 | 3.130 | 1.565 | 1.096 | |
2 | 3.235 | 1.618 | 1.132 | |
HWTK alle schepen | 3 | 3.342 | 1.671 | 1.170 |
4 | 3.447 | 1.724 | 1.206 | |
5 | 3.552 | 1.776 | 1.243 | |
6 | 3.656 | 1.828 | 1.243 | |
7 | 3.762 | 1.881 | 1.243 | |
8 | 3.869 | 1.935 | 1.243 | |
9 | 3.973 | 1.987 | 1.243 | |
10 | 4.078 | 2.039 | 1.243 |
Waker | ||||
2 div. tsl. 0,00% | Waker tsl 25,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
C | 0 | 1.980 | - | 495 |
1 | 2.008 | - | 502 | |
2 | 2.035 | - | 509 | |
Bootsman/ST zeedienst | 3 | 2.068 | - | 517 |
4 | 2.098 | - | 525 | |
5 | 2.134 | - | 534 | |
6 | 2.171 | - | 534 | |
7 | 2.210 | - | 534 | |
8 | 2.249 | - | 534 |
Waker | ||||
2 div. tsl. 0,00% | Waker tsl 25,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
E | 0 | 2.186 | - | 547 |
1 | 2.247 | - | 562 | |
2 | 2.309 | - | 577 | |
3e WTK zeedienst | 3 | 2.375 | - | 594 |
4 | 2.442 | - | 611 | |
5 | 2.512 | - | 628 | |
6 | 2.583 | - | 628 | |
7 | 2.655 | - | 628 | |
8 | 2.727 | - | 628 |
Waker | ||||
2 div. tsl. 50,00% | Waker tsl 48,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
K | 0 | 3.062 | 1.531 | 1.469 |
1 | 3.171 | 1.585 | 1.522 | |
2 | 3.281 | 1.640 | 1.574 | |
Zeekapitein (aanvang) | 3 | 3.391 | 1.695 | 1.627 |
4 | 3.500 | 1.750 | 1.680 | |
5 | 3.610 | 1.805 | 1.732 | |
6 | 3.719 | 1.859 | 1.732 | |
7 | 3.826 | 1.913 | 1.732 | |
8 | 3.936 | 1.968 | 1.732 | |
9 | 4.044 | 2.022 | 1.732 | |
10 | 4.156 | 2.078 | 1.732 |
Waker | ||||
2 div. tsl. 0,00% | Waker tsl 20,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
E | 0 | 2.186 | - | 437 |
1 | 2.247 | - | 449 | |
2 | 2.309 | - | 462 | |
2e stuurman zeedienst | 3 | 2.375 | - | 475 |
4 | 2.442 | - | 488 | |
5 | 2.512 | - | 502 | |
6 | 2.583 | - | 502 | |
7 | 2.655 | - | 502 | |
8 | 2.727 | - | 502 |
Waker | ||||
2 div. tsl. 50,00% | Waker tsl 48,00% | |||
Anc. | Salaris | |||
L | 0 | 3.445 | 1.723 | 1.653 |
1 | 3.567 | 1.783 | 1.712 | |
2 | 3.689 | 1.844 | 1.770 | |
Zeekapitein (doorgroei) | 3 | 3.813 | 1.906 | 1.830 |
4 | 3.933 | 1.966 | 1.887 | |
5 | 4.054 | 2.027 | 1.945 | |
6 | 4.177 | 2.088 | 1.945 | |
7 | 4.300 | 2.150 | 1.945 | |
8 | 4.420 | 2.210 | 1.945 | |
9 | 4.544 | 2.272 | 1.945 | |
10 | 4.666 | 2.333 | 1.945 |
Waker | ||||
2 div. tsl. 50,00% | Waker tsl 30,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
F | 0 | 2.465 | 1.233 | 740 |
1 | 2.546 | 1.273 | 764 | |
2 | 2.634 | 1.317 | 790 | |
2e WTK-zeedienst | 3 | 2.716 | 1.358 | 815 |
4 | 2.801 | 1.401 | 840 | |
5 | 2.885 | 1.443 | 866 | |
6 | 2.965 | 1.483 | 866 | |
7 | 3.050 | 1.525 | 866 | |
8 | 3.134 | 1.567 | 866 | |
9 | 3.217 | 1.609 | 866 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 48,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
M | 0 | 3.548 | 1.774 | 1.703 |
1 | 3.673 | 1.836 | 1.763 | |
2 | 3.797 | 1.898 | 1.822 | |
Zeekapitein (alle diensten) 47 | 3 | 3.925 | 1.962 | 1.884 |
4 | 4.048 | 2.024 | 1.943 | |
5 | 4.174 | 2.087 | 2.003 | |
6 | 4.300 | 2.150 | 2.003 | |
7 | 4.425 | 2.212 | 2.003 | |
8 | 4.551 | 2.275 | 2.003 | |
9 | 4.678 | 2.339 | 2.003 | |
10 | 4.802 | 2.401 | 2.003 |
Waker
Vergoeding Marken
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 0,00% | tsl. zeedienst 27,50% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
A Matroos (irl. Btsm) | 1 8 j r . | 1 . 4 6 2 | - | 402 |
1 9 j r . | 1 . 5 9 2 | - | 438 | |
2 0 j r . | 1 . 7 2 2 | - | 474 | |
2 1 j r . | 1 . 8 5 6 | - | 510 | |
0 | 1 . 9 2 2 | - | 529 | |
1 | 1 . 9 4 3 | - | 534 | |
2 | 1 . 9 6 5 | - | 540 | |
3 | 1 . 9 9 0 | - | 547 | |
4 | 2 . 0 1 3 | - | 554 | |
5 | 2 . 0 3 8 | - | 560 | |
6 | 2 . 0 6 3 | - | 560 | |
7 | 2 . 0 9 1 | - | 560 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 103,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
E | 0 | 2 . 1 8 6 | 1 . 0 9 3 | 2.252 |
1 | 2 . 2 4 7 | 1 . 1 2 4 | 2.314 | |
2 | 2 . 3 0 9 | 1 . 1 5 5 | 2.378 | |
1e WTK-havendienst | 3 | 2 . 3 7 5 | 1 . 1 8 8 | 2.446 |
4 | 2 . 4 4 2 | 1 . 2 2 1 | 2.515 | |
5 | 2 . 5 1 2 | 1 . 2 5 6 | 2.587 | |
6 | 2 . 5 8 3 | 1 . 2 9 2 | 2.587 | |
7 | 2 . 6 5 5 | 1 . 3 2 8 | 2.587 | |
8 | 2 . 7 2 7 | 1 . 3 6 4 | 2.587 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 115,00% | |||
Schaa | Anc.Salaris | |||
J | 0 | 2 . 8 3 9 | 1 . 4 2 0 | 3.265 |
1 | 2 . 8 8 2 | 1 . 4 4 1 | 3.314 | |
2 | 2 . 9 2 3 | 1 . 4 6 2 | 3.361 | |
Kapitein havendienst | 3 | 2 . 9 6 3 | 1 . 4 8 2 | 3.407 |
4 | 3 . 0 0 5 | 1 . 5 0 3 | 3.456 | |
5 | 3 . 0 4 8 | 1 . 5 2 4 | 3.505 | |
6 | 3 . 0 8 9 | 1 . 5 4 5 | 3.505 | |
7 | 3 . 1 3 2 | 1 . 5 6 6 | 3.505 | |
8 | 3 . 1 7 2 | 1 . 5 8 6 | 3.505 | |
9 | 3 . 2 1 4 | 1 . 6 0 7 | 3.505 | |
1 0 | 3 . 2 5 7 | 1 . 6 2 9 | 3.505 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 80,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
F | 0 | 2 . 4 6 5 | 1 . 2 3 3 | 1.972 |
1 | 2 . 5 4 6 | 1 . 2 7 3 | 2.037 | |
2 | 2 . 6 3 4 | 1 . 3 1 7 | 2.107 | |
2e WTK-zeedienst | 3 | 2 . 7 1 6 | 1 . 3 5 8 | 2.173 |
4 | 2 . 8 0 1 | 1 . 4 0 1 | 2.241 | |
5 | 2 . 8 8 5 | 1 . 4 4 3 | 2.308 | |
6 | 2 . 9 6 5 | 1 . 4 8 3 | 2.308 | |
7 | 3 . 0 5 0 | 1 . 5 2 5 | 2.308 | |
8 | 3 . 1 3 4 | 1 . 5 6 7 | 2.308 | |
9 | 3 . 2 1 7 | 1 . 6 0 9 | 2.308 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 115,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
K | 0 | 3 . 0 6 2 | 1 . 4 2 0 | 3.265 |
1 | 3 . 1 7 1 | 1 . 4 4 1 | 3.314 | |
2 | 3 . 2 8 1 | 1 . 4 6 2 | 3.361 | |
Zeekapitein (aanvang) | 3 | 3 . 3 9 1 | 1 . 4 8 2 | 3.407 |
4 | 3 . 5 0 0 | 1 . 5 0 3 | 3.456 | |
5 | 3 . 6 1 0 | 1 . 5 2 4 | 3.505 | |
6 | 3 . 7 1 9 | 1 . 5 4 5 | 3.505 | |
7 | 3 . 8 2 6 | 1 . 5 6 6 | 3.505 | |
8 | 3 . 9 3 6 | 1 . 5 8 6 | 3.505 | |
9 | 4 . 0 4 4 | 1 . 6 0 7 | 3.505 | |
1 0 | 4 . 1 5 6 | 1 . 6 2 9 | 3.505 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 82,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
B | 0 | 1 . 9 3 6 | 9 6 8 | 1.588 |
1 | 1 . 9 5 9 | 9 8 0 | 1.606 | |
2 | 1 . 9 8 8 | 9 9 4 | 1.630 | |
Bootsman/ST hvnd | 3 | 2 . 0 1 3 | 1 . 0 0 7 | 1.651 |
4 | 2 . 0 4 0 | 1 . 0 2 0 | 1.673 | |
5 | 2 . 0 7 2 | 1 . 0 3 6 | 1.699 | |
6 | 2 . 1 0 0 | 1 . 0 5 0 | 1.699 | |
7 | 2 . 1 3 4 | 1 . 0 6 7 | 1.699 | |
8 | 2 . 1 6 9 | 1 . 0 8 5 | 1.699 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 87,50% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
G | 0 | 3 . 0 2 4 | 1 . 5 1 2 | 2.646 |
1 | 3 . 1 3 0 | 1 . 5 6 5 | 2.739 | |
2 | 3 . 2 3 5 | 1 . 6 1 8 | 2.831 | |
HWTK alle schepen | 3 | 3 . 3 4 2 | 1 . 6 7 1 | 2.924 |
4 | 3 . 4 4 7 | 1 . 7 2 4 | 3.016 | |
5 | 3 . 5 5 2 | 1 . 7 7 6 | 3.108 | |
6 | 3 . 6 5 6 | 1 . 8 2 8 | 3.108 | |
7 | 3 . 7 6 2 | 1 . 8 8 1 | 3.108 | |
8 | 3 . 8 6 9 | 1 . 9 3 5 | 3.108 | |
9 | 3 . 9 7 3 | 1 . 9 8 7 | 3.108 | |
1 0 | 4 . 0 7 8 | 2 . 0 3 9 | 3.108 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 90,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
C | 0 | 1 . 9 8 0 | 9 9 0 | 1.782 |
1 | 2 . 0 0 8 | 1 . 0 0 4 | 1.807 | |
2 | 2 . 0 3 5 | 1 . 0 1 8 | 1.832 | |
Bootsman/ST zeedienst | 3 | 2 . 0 6 8 | 1 . 0 3 4 | 1.861 |
4 | 2 . 0 9 8 | 1 . 0 4 9 | 1.888 | |
5 | 2 . 1 3 4 | 1 . 0 6 7 | 1.921 | |
6 | 2 . 1 7 1 | 1 . 0 8 6 | 1.921 | |
7 | 2 . 2 1 0 | 1 . 1 0 5 | 1.921 | |
8 | 2 . 2 4 9 | 1 . 1 2 5 | 1.921 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 106,65% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
L | 0 | 3 . 4 4 5 | 1 . 4 2 0 | 3.265 |
1 | 3 . 5 6 7 | 1 . 4 4 1 | 3.314 | |
2 | 3 . 6 8 9 | 1 . 4 6 2 | 3.361 | |
Zeekapitein (doorgroei) | 3 | 3 . 8 1 3 | 1 . 4 8 2 | 3.407 |
4 | 3 . 9 3 3 | 1 . 5 0 3 | 3.456 | |
5 | 4 . 0 5 4 | 1 . 5 2 4 | 3.505 | |
6 | 4 . 1 7 7 | 1 . 5 4 5 | 3.505 | |
7 | 4 . 3 0 0 | 1 . 5 6 6 | 3.505 | |
8 | 4 . 4 2 0 | 1 . 5 8 6 | 3.505 | |
9 | 4 . 5 4 4 | 1 . 6 0 7 | 3.505 | |
1 0 | 4 . 6 6 6 | 1 . 6 2 9 | 3.505 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 81 ,50% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
D | 0 | 2 . 0 8 3 | 1 . 0 4 2 | 1.698 |
1 | 2 . 1 2 8 | 1 . 0 6 4 | 1.734 | |
2 | 2 . 1 7 7 | 1 . 0 8 9 | 1.774 | |
Motorist | 3 | 2 . 2 3 2 | 1 . 1 1 6 | 1.819 |
4 | 2 . 2 8 8 | 1 . 1 4 4 | 1.865 | |
5 | 2 . 3 4 5 | 1 . 1 7 3 | 1.911 | |
6 | 2 . 4 0 7 | 1 . 2 0 4 | 1.911 | |
7 | 2 . 4 7 2 | 1 . 2 3 6 | 1.911 | |
8 | 2 . 5 3 5 | 1 . 2 6 8 | 1.911 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 106,65% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
M | 0 | 3 . 5 4 8 | 1 . 4 2 0 | 3.265 |
1 | 3 . 6 7 3 | 1 . 4 4 1 | 3.314 | |
2 | 3 . 7 9 7 | 1 . 4 6 2 | 3.361 | |
Zeekapitein (alle diensten) | 3 | 3 . 9 2 5 | 1 . 4 8 2 | 3.407 |
4 | 4 . 0 4 8 | 1 . 5 0 3 | 3.456 | |
5 | 4 . 1 7 4 | 1 . 5 2 4 | 3.505 | |
6 | 4 . 3 0 0 | 1 . 5 4 5 | 3.505 | |
7 | 4 . 4 2 5 | 1 . 5 6 6 | 3.505 | |
8 | 4 . 5 5 1 | 1 . 5 8 6 | 3.505 | |
9 | 4 . 6 7 8 | 1 . 6 0 7 | 3.505 | |
1 0 | 4 . 8 0 2 | 1 . 6 2 9 | 3.505 |
Zeedienst | ||||
2 div. tsl. 50,00% | tsl. zeedienst 80,00% | |||
Schaal | Anc. | Salaris | ||
E | 0 | 2 . 1 8 6 | 1 . 0 9 3 | 1.749 |
1 | 2 . 2 4 7 | 1 . 1 2 4 | 1.798 | |
2 | 2 . 3 0 9 | 1 . 1 5 5 | 1.847 | |
2e WTK-havendienst | 3 | 2 . 3 7 5 | 1 . 1 8 8 | 1.900 |
4 | 2 . 4 4 2 | 1 . 2 2 1 | 1.954 | |
5 | 2 . 5 1 2 | 1 . 2 5 6 | 2.010 | |
6 | 2 . 5 8 3 | 1 . 2 9 2 | 2.010 | |
7 | 2 . 6 5 5 | 1 . 3 2 8 | 2.010 | |
8 | 2 . 7 2 7 | 1 . 3 6 4 | 2.010 |
Ingaande 1 januari 2009, verhoging 1,25%
Schalenreeks zeevarenden
A matroos (leerling bootsman)
B bootsman / scheepstechnicus havendienst
C kok bootsman /scheepstechnicus zeedienst D motorist / 2e WTK havendienst
Havendiensttoeslag
per dag
bootsman 56,87
motorist 110,98
kapitein 147,98
E 3e WTK zeedienst 1e WTK havendienst 2e stuurman F 2e WTK zeedienst 1e stuurman
G hoofdwerktuigkundige alle schepen
H havenschipper zonder vaarbevoegdheid (binnenvaart) I havenschipper met vaarbevoegdheid als stuurman
J kapitein havendienst
K aanvangsschaal zeekapitein L doorgroeischaal zeekapitein
M kapitein alle diensten (zee, haven, opleidingen)
Ingaande 1 januari 2009
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | |
18 jaar | 1462 | ||||||||||||
19 jaar | 1591 | ||||||||||||
20 jaar | 1722 | ||||||||||||
21 jaar | 1856 | ||||||||||||
Aanvangsgage | 1922 | 1936 | 1980 | 2083 | 2186 | 2465 | 0000 | 0000 | 0000 | 2839 | 3062 | 3445 | 3548 |
Na 1 jaar diensttijd | 1943 | 1960 | 2008 | 2128 | 2246 | 2546 | 3129 | 2175 | 2304 | 2881 | 3171 | 3567 | 3673 |
Na 2 jaar diensttijd | 1965 | 1987 | 2035 | 0000 | 0000 | 0000 | 3235 | 2204 | 2342 | 2923 | 3281 | 3689 | 3797 |
Na 3 jaar diensttijd | 1990 | 2013 | 2068 | 2231 | 2375 | 2716 | 3342 | 2235 | 2378 | 2963 | 3391 | 3813 | 3925 |
Na 4 jaar diensttijd | 2013 | 2040 | 2098 | 2288 | 2442 | 2801 | 3446 | 2266 | 2419 | 3005 | 3500 | 3933 | 4048 |
Na 5 jaar diensttijd | 2038 | 2071 | 2135 | 2345 | 2512 | 2884 | 3552 | 2295 | 2457 | 3048 | 3609 | 4054 | 4173 |
Na 6 jaar diensttijd | 0000 | 0000 | 0000 | 2407 | 2583 | 2965 | 3656 | 2323 | 2498 | 3089 | 3719 | 4177 | 4300 |
Na 7 jaar diensttijd | 0000 | 0000 | 0000 | 2472 | 2655 | 3050 | 3762 | 2355 | 2536 | 3131 | 3826 | 4300 | 4425 |
Na 8 jaar diensttijd | 2169 | 2248 | 2535 | 2727 | 3134 | 3869 | 2384 | 2577 | 3172 | 3936 | 4419 | 4551 | |
Na 9 jaar diensttijd | 3216 | 3973 | 2417 | 2616 | 3214 | 4044 | 4544 | 4678 | |||||
Na 10 jaar diensttijd | 0000 | 0000 | 0000 | 3257 | 4156 | 4665 | 4802 | ||||||
Na 11 jaar diensttijd | 2697 | ||||||||||||
Na 12 jaar diensttijd | 2738 |
Na 13 jaar diensttijd 2776
Na 14 jaar diensttijd | 2817 |
Na 15 jaar diensttijd | 2855 |
Na 16 jaar diensttijd | 2898 |
Na 17 jaar diensttijd | 2936 |
Na 18 jaar diensttijd | 2976 |
Na 19 jaar diensttijd | 3015 |
Na 20 jaar diensttijd | 3056 |
Noot: Per 1-1-2009 zijn de gagetabellen met 1,25% en de havendiensttoeslag met 2,75% verhoogd.
Schalenreeks Bergingsploeg
BP-A Xxxxxx/xxxxxx 0 xxx = overwerktoeslag buitenland
BP-B Duiker/berger 2
BP-C Duiker/berger 1 BP-D Technisch berger BP-E Electricien
BP-F WTK bergingsploeg
BP-G Uitvoerder
Ingaande 1 januari 2009
BP-A | Tsl-A | BP-B | Tsl-B | BP-C | Tsl-C | BP-D | Tsl-D | BP-E | Tsl-E | BP-F | Tsl-F | BP-G | Tsl-G | |
18 jaar | 1758 | 76 | ||||||||||||
19 jaar | 1888 | 82 | ||||||||||||
20 jaar | 2019 | 88 | ||||||||||||
21 jaar | 2151 | 93 | ||||||||||||
Aanvangsgage | 2217 | 96 | 2312 | 100 | 2540 | 110 | 2565 | 111 | 2565 | 111 | 2493 | 108 | 2913 | 126 |
Na 1 jaar diensttijd | 2239 | 97 | 2335 | 101 | 2586 | 112 | 2626 | 114 | 2625 | 114 | 2575 | 111 | 2983 | 129 |
Na 2 jaar diensttijd | 2260 | 98 | 2364 | 102 | 2634 | 114 | 2688 | 116 | 2688 | 116 | 2658 | 115 | 3052 | 132 |
Na 3 jaar diensttijd | 2286 | 99 | 2389 | 103 | 2688 | 116 | 2754 | 119 | 2754 | 119 | 2742 | 119 | 3124 | 136 |
Na 4 jaar diensttijd | 2309 | 100 | 2416 | 105 | 2746 | 119 | 2822 | 123 | 2822 | 123 | 2827 | 123 | 3195 | 139 |
Na 5 jaar diensttijd | 2332 | 101 | 2447 | 106 | 2805 | 122 | 2893 | 126 | 2893 | 126 | 2910 | 126 | 3266 | 142 |
Na 6 jaar diensttijd | 2359 | 102 | 2478 | 107 | 2864 | 125 | 2964 | 129 | 2964 | 129 | 3008 | 131 | 3337 | 145 |
Na 7 jaar diensttijd | 2387 | 103 | 2511 | 109 | 2929 | 128 | 3036 | 132 | 3036 | 132 | 3151 | 137 | 3411 | 148 |
Na 8 jaar diensttijd | 2544 | 110 | 2994 | 130 | 3108 | 135 | 3108 | 135 | 3257 | 142 | 3486 | 151 | ||
3362 | 146 | |||||||||||||
3473 | 151 | |||||||||||||