CAO
CAO
01-07-2011 – 31-12-2011
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST CROWN VAN GELDER N.V.
Geldig voor de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011.
Crown Xxx Xxxxxx N.V. te Velsen als partij ter ener zijde, en
FNV Bondgenoten te Amsterdam, CNV Vakmensen te Houten en
De Unie te Culemborg, elk als partij ter andere zijde, zijn het navolgende overeengekomen:
Inhoudsopgave
Behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor Crown Van Gelder N.V.
Artikelen
Artikel 3. Algemene verplichtingen van de werkgever 6
Artikel 4. Algemene verplichtingen van de vakverenigingen 7
Artikel 5. Algemene verplichtingen van de werknemer 7
Artikel 8. Benoeming en ontslag 9
Artikel 9. Dienstrooster en arbeidsduur 10
Artikel 10. Functiegroepen en salarisschalen 10 t/m 19 13
Artikel 11. Toepassing van de salarisschalen 10 t/m 19 respectievelijk 1 t/m 9 15
Artikel 12. Bijzondere beloningen en tegemoetkomingen 15
............................................................................................................................................................................ 22
Artikel 13A. Zon en feestdagen 22
Artikel 14. Doorbetaalde verzuimuren na afwijkende uren/Slaapuren 23
Artikel 15. Xxxxxxx met behoud van salaris 23
Artikel 16. Extra vrije tijd voor oudere werknemers 25
Artikel 18. Verzuim zonder behoud van salaris 25
Artikel 19. Vakantieregeling 26
Artikel 20. Vakantietoeslag 29
Artikel 21. Uitkering bij arbeidsongeschiktheid 30
Artikel 22. Uitkering bij overlijden 31
Artikel 23. Pensioenregeling 31
Artikel 24. Winstuitkering- en winstspaarregeling en regeling Resultaat Afhankelijke Beloning 32
Artikel 25. Vakverenigingwerk binnen de onderneming 33
Artikel 26. Is bijlage XI Arbo- en Verzuimbeleid geworden 34
Artikel 28. Ongewenste omgangsvormen 34
Artikel 29. Collectieve ongevallenverzekering 35
Artikel 30. Tussentijdse wijzigingen 35
Artikel 31. Duur en beëindiging van de overeenkomst 35
Indeling van de functiegroepen 37
Uitgangspunten van het beloningsbeleid voor de categorie: 41
Bijlage IV (nieuw per 01-07-11) 43
Wet Verbetering Poortwachter 43
Extra vrije tijd voor oudere werknemers 44
Reglement winstuitkeringsregeling 1989 e.v. (ex artikel 24 van de CAO) 45
Resultaat afhankelijke beloning 2011 47
Pensioenregeling per 1-1-2006 50
Artikel 1. Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1.1 Werkgever
Crown Van Gelder N.V. te Velsen Noord.
1.2 Vakvereniging
elk der vakverenigingen die de overeenkomst zijn aangegaan.
1.3 Werknemer
Elke werknemer, op wie van toepassing is het bepaalde in artikel 2 van deze overeenkomst.
1.4 Ondernemingsraad
De Ondernemingsraad van Crown Van Gelder N.V.
1.5 Dag
Een periode van 24 uur, beginnende om 00.00 uur, met uitzondering van Koninginnedag en eens in de vijf jaar 5 mei, welke dagen gerekend worden te lopen van 06.00 uur tot de volgende dag 06.00 uur.
1.6 Maand
Een kalendermaand, tenzij anders is aangegeven.
1.7 Dienstrooster
De voor de werknemer geldende arbeidstijdregeling die aangeeft op welke tijdstippen hij normaliter zijn werkzaamheden dient aan te vangen, te beëindigen en eventueel te onderbreken.
1.8 Dienst
De dagelijkse werktijd die krachtens het dienstrooster voor de werknemer geldt.
1.9 Schaalsalaris
Het salaris vastgesteld in bijlage II van deze overeenkomst.
1.10 Maandsalaris
Het door de werkgever vastgestelde salaris per maand voor de salarisgroepen 51 t/m 56.
1.11 Maandinkomen
Het schaalsalaris resp. maandsalaris vermeerderd met de ploegentoeslag als bedoeld in 12.2 van deze overeenkomst, alsmede met de persoonlijke toeslagen, als bedoeld in 10.13 en 12.4 van deze overeenkomst.
1.12 Uurloon
Het schaal- respectievelijk maandsalaris, vermenigvuldigd met 0,64% oftewel gebaseerd op 156 uur per maand.
1.13 ADV koopdagen
Tegoed aan ADV, zoals bedoeld in artikel 9.7.4, die kunnen worden uitbetaald.
1.14 Bedrijfsledengroep
Bedrijfsledengroep of leden van de bedrijfsafdeling van een vakvereniging.
1.15 Begrippen flextijden
Randtijd:
De tijden vanaf en tot wanneer de medewerker kan komen/gaan, zonder verdere arbeidsvoorwaardelijke gevolgen.
Bloktijd:
De tijd waarbinnen medewerkers altijd aanwezig moeten zijn, tenzij gebruik wordt gemaakt van door de direct leidinggevende goedgekeurde afwezigheidreden.
Referentietijd:
De tijd waarop men gemiddeld zal werken. De tijden dienen om plus- en minminuten en soorten afwezigheid vast te stellen.
Plussaldo:
Positief verschil tussen komen-/gaan tijden en referentietijd.
Minsaldo:
Negatief verschil tussen komen-/gaan tijden en referentietijd.
Artikel 2. Werkingssfeer
2.1 Deze overeenkomst is behoudens het in 2.2 gestelde van toepassing op de werknemer:
- wiens functie is ingedeeld in één van de salarisgroepen 10 t/m 19 respectievelijk 51 t/m 56.
2.2 Onder werknemer wordt in dit verband niet verstaan:
- de vakantiewerker
- de stagiaire e.d.
Artikel 3. Algemene verplichtingen van de werkgever
3.1 De werkgever verplicht zich tijdens de duur van deze overeenkomst geen uitsluiting toe te passen of te bevorderen, en deze overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te zullen nakomen.
3.2 De werkgever verplicht zich generlei actie te zullen voeren of te zullen steunen, welke ten doel heeft wijziging te brengen in de volgens deze overeenkomst geregelde arbeidsvoorwaarden op een andere wijze dan vastgesteld in 30.1 en 30.2 van deze overeenkomst.
3.3 De werkgever verplicht zich geen werknemers in dienst te nemen of te houden op voorwaarden die in strijd zijn met het in deze overeenkomst bepaalde.
3.4 De werkgever zal met iedere nieuwe werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin wordt verwezen naar deze overeenkomst. Deze individuele arbeidsovereenkomst zal voldoen aan artikel 7:655 BW.
3.5 De werkgever verplicht zich binnen 3 maanden nadat over de tekst van een nieuwe CAO overeenstemming is bereikt, de werknemers in het bezit te stellen van die tekst.
3.6 Werkgeversbijdrageregeling
De werkgever verklaart zich bereid tot het verstrekken van een bijdrage overeenkomstig de tussen AWVN en FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie gesloten overeenkomst m.b.t. de bijdrageregeling aan de vakverenigingen.
Artikel 4. Algemene verplichtingen van de vakverenigingen
4.1 De vakverenigingen verplichten zich tijdens de duur van deze overeenkomst generlei actie te zullen voeren of bevorderen welke beoogt wijziging te brengen in deze overeenkomst anders dan bedoeld
30.1 en30.2 van deze overeenkomst, noch enige actie te zullen voeren of bevorderen die gericht is op belangen buiten de directe invloedssfeer van werkgever.
4.2 De vakverenigingen verbinden zich te zullen bevorderen, dat hun leden deze overeenkomst zullen nakomen en zich van acties als bedoeld in lid 1 te zullen onthouden.
Artikel 5. Algemene verplichtingen van de werknemer
5.1 De werknemer is gehouden de individuele arbeidsovereenkomst te ondertekenen, waarbij deze collectieve overeenkomst, het arbeidsreglement en andere bescheiden die een integrerend deel van deze overeenkomst uitmaken, van toepassing worden verklaard.
5.2 De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze uit hoofde van zijn functie in redelijkheid kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk en in overeenstemming met de verstrekte voorschriften en aanwijzingen te vervullen.
5.3 De werknemer is gehouden ook buiten het voor hem geldende dienstrooster arbeid te verrichten, voor zover door de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze overeenkomst in acht worden genomen. Deze verplichting geldt niet voor een werknemer van 55 jaar en ouder.
5.4 De werknemer, dient vooraf toestemming te vragen voor het uitoefenen dan wel aannemen van betaalde nevenfuncties buiten het bedrijf van de werkgever.
Artikel 6. (Vervallen)
Artikel 7. Werkgelegenheid
7.1 De werkgever is bereid de vakverenigingen tweemaal per jaar inzicht te geven in de werkgelegenheidsontwikkeling binnen de onderneming in het komende halfjaar en wel tegen de achtergrond van de bedrijfseconomische vooruitzichten in het algemeen, alsmede van het te verwachten activiteitenniveau en de daarvoor noodzakelijk geachte personeelsbezetting in het bijzonder.
De werkgever verbindt zich daarbij over de geplande personeelsbezetting overleg te plegen, indien deze in het daaropvolgende halfjaar betekenisvol zal afwijken van de bestaande personeelsbezetting. Dergelijk overleg vindt ook plaats, indien de vakverenigingen hiertoe de wens te kennen geven.
7.2 In bedoelde halfjaarlijkse gesprekken zal de werkgever de vakverenigingen tevens tijdig informeren over:
- belangrijke ontwikkelingen die de positie van de werknemers binnen de onderneming raken;
- eventuele plannen, waaronder investeringsplannen, die tot een duidelijke verandering in de bedrijfssituatie aanleiding geven; en ook over
- zaken als het verrichten van werkzaamheden in deeltijd, het aantrekken van deeltijdwerkers, het inlenen van arbeidskrachten, de gelijke beloning van mannen en vrouwen, het aanvragen van subsidies voor scholingsactiviteiten, arbeidsplaatsenverbetering e.d.
Mochten de vakverenigingen over de verstrekte informatie van gedachten willen wisselen, dan verklaart de werkgever zich daartoe bij voorbaat bereid.
7.3 De werkgever verbindt zich voorts, wanneer hij van oordeel is dat hij op grond van bedrijfseconomische omstandigheden - daaronder mede begrepen herstructurering, afstoting van activiteiten, fusies met een of meer ondernemingen of bedrijfssluiting - in enige omvang tot inkrimping en/of overplaatsing van personeel moet overgaan, in een zo vroeg mogelijk stadium met vakverenigingen in overleg te treden teneinde de uit bovenvermelde oorzaken voortvloeiende sociale problemen tot een optimale oplossing te brengen. Het streven van de werkgever zal er daarbij op gericht zijn gedwongen ontslagen zoveel mogelijk te vermijden.
7.4 In geval van een voorgenomen fusie verbindt de werkgever zich de door de Sociaal- Economische Raad vastgestelde of nader vast te stellen gedragsregels te zullen volgen.
7.5 De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een extern organisatiebureau om een onderzoek in te stellen betreffende de organisatie van de onderneming, indien daaraan voor de betrokken werknemers belangrijke sociale gevolgen zijn verbonden, overleg plegen met de Ondernemingsraad en de vakverenigingen informeren; een en ander tenzij zwaarwichtige bedrijfs- belangen zich daartegen verzetten. De procedure met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek en de informatie aan de betrokken werknemers zullen mede een punt van overleg in de Ondernemingsraad vormen.
7.6 De werkgever verbindt zich om aan het centrum voor werk en inkomen (CWI) in zijn regio alle daarvoor in aanmerking komende vacatures kenbaar te maken. Daarbij zullen tevens indicaties worden gegeven inzake de voornaamste functie-eisen. Het desbetreffende CWI zal ook worden geïnformeerd over het vervallen van gemelde vacatures.
7.7 In spoedeisende gevallen of voor kortstondige perioden zal de werkgever, indien het CWI niet tijdig in de behoefte aan (tijdelijke) arbeidskrachten kan voorzien, ook uitzendbureaus, bij voorkeur SWA, kunnen inschakelen, zij het binnen het kader van de daarvoor geldende wettelijke voorschriften.
7.8 Boven de organieke personeelsbezetting zullen extra arbeidsplaatsen gecreëerd blijven, bestemd voor alle kwetsbare doelgroepen op de arbeidsmarkt; schoolverlaters (Jeugdwerkplan) allochtonen, arbeidsgehandicapten en/of voor langdurig werklozen, met een tijdelijke contractsduur van één of twee jaar en bij voorkeur met een arbeidstijd van 32 uur per week. Ook hoger opgeleide personen die aan de gestelde criteria voldoen, kunnen voor één van deze werkervaringsplaatsen in aanmerking komen.
Werknemers die in het kader van een Werkervaringsplaatsovereenkomst werkzaam zijn bij CVG, zullen bij openstaande vacatures de voorkeur genieten mits zij zich, na advies van een psychologisch onderzoeksbureau, kwalificeren voor betreffende functies.
Voor de looptijd van de CAO wordt een budget van € 100.000 vrijgemaakt voor kwetsbare groepen in de samenleving, zoals o.a. WEP, JWP en WAJONG conform het gezamenlijke protocol tussen AWVN, FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en de Unie. CVG blijft deelnemen aan werkervaringsplaatsen in het door de FNV aangedragen SWA project (Leer/werkproject “Procesoperator Vapro-B” Noord-Holland).
Werknemers die in het kader van het JWP/WEP worden aangenomen, zullen gedurende maximaal 2 jaar worden geplaatst in een zogenaamde “aanloopschaal”. De hoogte van deze schaal (salarisschaal 10 c.q. 00) zal zijn 5% boven het minimum loon.
Werknemers die in het kader van de Wajong vanaf 1 juli 2011 via bemiddeling door het UWV of Sociale Werkvoorziening in dienst treden, worden beloond volgens de geldende wettelijke minimum (jeugd)lonen.
Artikel 8. Benoeming en ontslag
8.1 In de individuele arbeidsovereenkomst kan een proeftijd worden overeengekomen. Deze wordt schriftelijk bevestigd. De wettelijke bepalingen voor proeftijd zijn leidend.
8.2 Als regel wordt in de individuele arbeidsovereenkomst een jaarcontract aangegaan. Deze wordt in principe omgezet in een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd. In uitzonderingsgevallen kan het jaarcontract met een zelfde periode worden verlengd, waarna, bij goed functioneren, eveneens omzetting in een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd volgt.
8.3 In afwijking van het bepaalde in 8.2 kan een dienstbetrekking voor bepaalde tijd worden aangegaan, te weten voor de duur van bepaalde werkzaamheden (b.v. bij project of ziektevervanging).
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld, welk soort dienstbetrekking van toepassing is.
8.4 Behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 7:678 of 7:679 BW, alsmede in geval van ontslag tijdens de proeftijd als bedoeld in 8.1. in welke gevallen de dienstbetrekking wederzijds onmiddellijk kan worden beëindigd, geldt ten aanzien van de beëindiging het volgende:
8.4.1 Dienstbetrekking voor onbepaalde tijd
Een zodanige dienstbetrekking neemt een einde:
- van rechtswege, zonder dat enige opzegging is vereist, aan het begin van de maand waarin de betrokken werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
- door opzegging door de werkgever of de werknemer.
Voor de werkgever bedraagt de hierbij in acht te nemen opzegtermijn;
- bij 0 tot 5 dienstjaren: 1 maand
- bij 5 tot 10 dienstjaren: 2 maanden
- bij 10 tot 15 dienstjaren: 3 maanden
- vanaf 15 dienstjaren: 4 maanden.
Voor werknemers die op 31 december 1998, 45 jaar of ouder zijn geldt de wettelijke overgangsmaatregel.
Voor de werknemer bedraagt de hierbij in acht te nemen opzegtermijn 1 maand. Voor de werkgever én de werknemer geldt, dat de beëindiging van het dienstverband alleen kan geschieden aan het einde van de maand.
8.4.2 Dienstbetrekking voor bepaalde tijd
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt op de laatste dag van de duur waarvoor zij is aangegaan, dan wel op het tijdstip bepaald op grond van artikel 7:668 BW eerste lid (stilzwijgende verlenging tijdelijke dienstbetrekking voor gelijke duur).
8.4.3 Dienstbetrekking voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard
Een zodanige dienstbetrekking neemt een einde door opzegging door de werkgever of de werknemer met een termijn van één dag, welke termijn na een dienstverband van 2 volle maanden wordt verlengd tot 7 dagen, tegen elke dag der maand.
8.5 Indien een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst is voortgezet, is voor haar beëindiging geen opzegging nodig. De werkgever zal dit één week voor de beëindiging melden aan de werknemer.
8.6 Het bepaalde in artikel 7:670 BW eerste lid (opzegverbod tijdens arbeidsongeschiktheid) is voor werknemers als bedoeld in 8.3. niet van toepassing.
8.7 Ingeval de werkgever tot het weer aannemen van personeel overgaat, wordt door hem de voorkeur gegeven aan voormalige werknemers, echter alleen voorzover zij geschikt zijn de op te dragen werkzaamheden te verrichten en niet meer dan één jaar is verlopen sinds hun ontslag.
8.8 Deeltijd
In geval van een deeltijddienstverband geldt als normale werktijd de overeengekomen werktijd. De bij die overeengekomen werktijd geldende arbeidsvoorwaarden, die naar rato van de arbeidsduur worden bepaald, zullen in de individuele arbeidsovereenkomst, als bedoeld in 3.4.worden vastgelegd. Van afwijkende uren zal hier eerst sprake zijn, indien werkzaamheden worden verricht op uren die afwijken van het voor de afdeling/sector geldende voltijdrooster (= 8 uur/per dienst).
Méér gewerkte uren dan overeengekomen worden vergoed door toekenning van een meerurenvergoeding, gelijk aan 100% van het uurloon.
Deze vergoeding komt in aanmerking voor vakantietoeslag, 13e-maand-uitkering, pensioengrondslag en winstuitkering.
De vakantierechten die ontstaan als gevolg van meeruren worden uitbetaald.
8.9 Deeltijdwerkers die - in een voorafgaande periode van 6 maanden - structureel meer uren gewerkt hebben dan de contractueel overeengekomen werktijd, kunnen een aan dat aantal uren aangepast arbeidscontract krijgen indien zij daarom verzoeken
Artikel 9. Dienstrooster en arbeidsduur
9.0 De arbeids- en rusttijden alsmede de overwerkbepalingen zijn gebaseerd op de ATW, en is deze uitgangspunt voor het overleg met de OR.
9.1 Iedere werknemer werkt volgens één van de dienstroosters onder 9.2. t/m 9.5., met dien verstande evenwel dat werknemers van 55 jaar en ouder als normaal rooster niet meer van een dagdienstrooster naar een ploegendienstrooster, respectievelijk een ploegendienstrooster met een lagere toeslag naar een ploegendienstrooster met een hogere ploegentoeslag, kunnen worden overgeplaatst, indien zij tegen een dergelijke overplaatsing bezwaar hebben.
9.2 Dagdienst
Een dagdienstrooster heeft betrekking op de eerste 5 werkdagen van de week en heeft een werktijd van gemiddeld 36 uur per week op jaarbasis. De werktijd bedraagt 8 uur per dagdienst.
De werknemers in dagdienst mogen per 1 juli 2001 gebruik maken van flexibele werktijden met de volgende patronen:
Rooster | Bloktijd | Randtijd | |
Kantoren | 08.30 uur - 17.00 uur | 09.00 uur - 16.30 uur | 07.00 uur - 18.00 uur |
Technische Dienst | 07.45 uur - 16.15 uur | 08.15 uur - 15.45 uur | 07.00 uur - 18.00 uur |
9.3 Tweeploegendienst
Een tweeploegendienstrooster heeft betrekking op de eerste 5 werkdagen van de week en geeft een arbeidsduur aan van gemiddeld 36 uur per week, zij het met een werktijd van 8 uur per dienst, waarbij de werktijden voor de ochtend- en de middagdienst liggen tussen 05.00 uur en 24.00 uur
9.4 Drieploegendienst
Een drieploegendienstrooster heeft betrekking op 6 dagen van de week en geeft een arbeidsduur aan van gemiddeld 36 uur, met een werktijd van 8 uur per dienst volgens rooster, waarbij de werknemer afwisselend in een ochtend-, middag- en een nachtdienst is ingedeeld van zondagavond 22.00 uur tot en met vrijdag 22.00 uur.
9.5 Vijfploegendienst
Een 5-ploegendienstrooster heeft betrekking op alle dagen van de week, waarbij de werknemers afwisselend in een ochtend-, een middag- en een nachtdienst zijn ingedeeld, onderbroken door roostervrije diensten. Het desbetreffende rooster zal - in overleg met de Ondernemingsraad - worden uitgewerkt en door partijen worden vastgesteld.
9.5.1 Het 5-ploegendienstrooster heeft een arbeidsduur van gemiddeld 33,6 uur per week.
9.5.2 De werknemer in de 5-ploegendienst heeft aanspraak op 3 extra vrije diensten, die bestemd zijn voor eventuele collectieve stops met Xxxxx en/of Oud- en Nieuwjaar; anders zijn zij individueel vrij opneembaar, waarbij een spreiding over de dagen van de week zal plaatsvinden.
9.5.3 Per jaar kunnen in de 5-ploegendienst 2 collectieve stops plaatsvinden, namelijk:
- van 24 december 14.00 uur tot 27 december 14.00 uur en
- van 31 december 14.00 uur tot 2 januari 14.00 uur.
De in 9.5.2. bedoelde 3 diensten zullen tijdens deze collectieve stops worden afgeboekt.
9.6 Ten behoeve van de hervatting van de productie na een feestdag zullen, voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. Hiervoor kunnen werknemers die rechtstreeks bij de productie zijn betrokken in aanmerking komen. Dit is aan de orde, voor zover dit het nazien en in bedrijf stellen van de energiecentrale betreft, daaraan niet eerder dan 8 uur en, voor zover dit het verrichten van noodzakelijke reparaties betreft, niet eerder dan 6 uur voor de aanvang van de normale werktijd op die dag mag worden deelgenomen. Aan de overige voorbereidende werkzaamheden mag niet eerder dan 2 uur voor de aanvang van de normale werktijd op die dag worden deelgenomen.
9.7 Arbeidsduurverkorting
In het kader van de overeengekomen arbeidsduur voor de voltijd-werknemer in dagdienst, 2- ploegendienst en 3-ploegendienst is de werktijd per werknemer/per afdeling in overleg met de Ondernemingsraad zodanig aangepast, dat de gemiddelde arbeidsduur 36 uur per week op jaarbasis bedraagt. Dit gemiddelde wordt verkregen door het toekennen van 24 ADV dagen (of 192 ADV-uren) op jaarbasis, indien roostermatig 40 uur per week arbeid wordt verricht.
9.7.1 Deeltijdwerkers hebben geen aanspraak op ADV, doch op een uurloon gebaseerd op een 36-urige werkweek. Voor zover het in overleg tussen werkgever en werknemer vast te stellen objectieve rechtvaardigingsgronden zijn.
9.7.2 Per afdeling worden de ADV-dagen of -uren in onderling overleg ingeroosterd, c.q. opgenomen, waarvoor in principe alle dagen van de week beschikbaar zijn waarbij een kwalitatieve minimale bezetting leidraad is.
Per kwartaal zal door de afdelingsleiding het ADV-opnamepatroon worden geïnventariseerd teneinde cumulatie van ADV-dagen/uren te voorkomen.
9.7.3 De hier bedoelde vrijkomende uren zullen - met behoud van het overeengekomen maandinkomen - door de werknemer daadwerkelijk worden genoten, hetgeen impliceert dat die dagen niet in enig bedrag in geld worden uitgekeerd, tenzij er sprake is van zgn. koopdagen.
9.7.4 Indien de in artikel 9.7 vermelde ADV-dagen aan het einde van het kalenderjaar niet zijn opgenomen, worden deze tot een maximum van 11 dagen in januari daaraanvolgende afgerekend op basis van 5,12% per dag van het maandsalaris (schaalsalaris plus eventuele ploegentoeslag) in december van het vorig jaar. Van deze 11 dagen mogen maximaal 8 dagen worden uitbetaald, de overige 3 dagen mogen uitsluitend in extra pensioenrechten worden omgezet via de module “pensioensparen”.
9.7.5 Indien de werknemer niet in staat is de aldus door de werkgever aangewezen vrijkomende uren te genieten, zullen deze uren vervallen, tenzij de werkgever de werknemer verplicht heeft op die uren werkzaam te zijn.
9.7.6 Indien de werknemer per kalendermaand meer dan 10 werkdagen onafgebroken arbeidsongeschikt is, worden 8 ADV-uren afgeboekt.
Bij een onafgebroken arbeidsongeschiktheid van meer dan 20 werkdagen binnen een kalendermaand, worden 2 ADV-dagen (of 16 uren) afgeboekt.
9.8 Dienstroosterwijziging
De werknemer ontvangt van de werkgever schriftelijk mededeling van het dienstrooster dat voor hem geldt.
9.9 Indien een algemene wijziging van een dienstrooster verband houdt met
arbeid op zaterdag of op zon- en feestdagen, pleegt de werkgever overleg met de vakverenigingen. De werkgever is gehouden van dergelijke voorgenomen dienstroosterwijzigingen instemming te vragen aan de Ondernemingsraad.
9.10. Voor zover werknemers in de energiecentrale niet (volledig) aan de collectieve stops kunnen deelnemen, zullen aan hen op andere tijdstippen vervangende extra vrije diensten worden toegekend als bedoeld in artikel 9.5.2.
Artikel 10. Functiegroepen en salarisschalen 10 t/m 19
Algemeen
10.1 De functies van de werknemers zijn of worden op basis van een systeem van functiewaardering ingedeeld in functiegroepen.
De indeling is vermeld in bijlage I van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
10.2 Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal, die een gedeelte omvat dat gebaseerd is op de leeftijd van de werknemer en een gedeelte dat gebaseerd is op periodieken.
De salarisschalen zijn opgenomen in bijlage II van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
10.3 De werknemer ontvangt schriftelijk mededeling van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld, de salarisschaal waarin hij is ingedeeld, zijn maandsalaris en de leeftijd dan wel het aantal periodieken, waarop zijn salaris is gebaseerd.
10.4 Aanloopschaal
De werknemer die de in zijn salarisschaal geldende functievolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, valt onder de aanloopschaal. Xxxxxxxxx vindt in beginsel plaats eenmaal per jaar op 1 juli.
10.5 Periodiekenschaal
De werknemer die de voor zijn salarisschaal geldende functievolwassen leeftijd heeft bereikt, wordt beloond volgens de periodiekenschaal. De periodiekenschaal kent een minimum- en een maximummaandsalaris en is opgebouwd uit een aantal periodieken.
Herziening van het maandsalaris vindt in beginsel eenmaal per jaar op 1 juli (salarisgroepen 10 t/m 19) plaats. Deze herziening bestaat uit toekenning van geen, één of meerdere periodiek(en). Een en ander totdat het maximum van zijn schaal is bereikt.
De werknemer die bij indiensttreding de functievolwassen leeftijd reeds heeft bereikt, ontvangt hij in het algemeen het minimum salaris van de schaal. De werknemer die bij indiensttreding nog niet over de kundigheden en ervaring beschikt, die voor de vervulling van de functie zijn vereist, kan gedurende ten hoogste 6 maanden in een lagere dan met die functie overeenkomende salarisschaal worden ingedeeld. Indien de werkgever dit noodzakelijk oordeelt kan deze termijn met ten hoogste 3 maanden worden verlengd. De werknemer die in een functie elders zoveel voor de functie bruikbare ervaring heeft verkregen, dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van het minimumschaalsalaris te belonen, kan – in overeenstemming met die ervaring – één of meer periodieken worden toegekend.
Indien na 1 januari van enig jaar de aanloopschaal wordt verlaten dan wel indiensttreding plaatsvindt, kan toekenning van een periodiek per eerstvolgende 1 juli achterwege blijven.
10.6 Tijdelijke waarneming
De werknemer die tijdelijk een functie volledig waarneemt, die hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, blijft ingedeeld in de functiegroep en de salarisschaal die met zijn eigen functie overeenkomen. Onder volledig waarnemen wordt verstaan het vervangen van alle aspecten die bij de hogere functie horen.
10.7 Indien de tijdelijke waarneming ten minste 6 achtereenvolgende dagen (of diensten) heeft geduurd, ontvangt de werknemer daarvoor een uitkering. Deze uitkering wordt toegekend naar evenredigheid van het aantal volledig waargenomen dagen of diensten in relatie tot het totaal aantal te werken dagen of diensten per maand.
De uitkering bedraagt de helft van het verschilbedrag van de minimumsalarissen van de twee betrokken salarisschalen. (eventueel toevoegen: Het bepaalde in dit lid is alleen van toepassing op werknemers die de bij hun salarisschaal behorende functievolwassen leeftijd hebben bereikt.)
Deze uitkering wordt niet toegekend aan de werknemer voor wie bij de indeling van zijn functie met het eventueel waarnemen van een hogere functie al rekening is gehouden.
10.8 Overplaatsing naar een hoger ingedeelde functie (promotie)
De werknemer die wordt overgeplaatst in een hoger ingedeelde functie, wordt in de overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die waarin de overplaatsing in de hogere functie heeft plaatsgevonden.
10.9 Bij indeling in een hogere salarisschaal van een werknemer die volgens de periodiekenschaal wordt beloond, bedraagt de verhoging van het maandsalaris de helft van het verschil tussen de minimumsalarissen van de twee betrokken schalen dan wel zoveel meer als nodig is om het nieuwe maandsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende bedrag in de hogere schaal.
In geval van bevordering na 1 januari kan de toekenning van een periodiek een jaar later plaatsvinden dan per eerstvolgende 1 juli.
10.10 Plaatsing naar een lager ingedeelde functie door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek. De werknemer die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek, wordt overgeplaatst naar een lager ingedeelde functie, wordt in de overeenkomende lagere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die, waarin de overplaatsing in de lagere functie is geschied.
10.11 Bij indeling in een lagere salarisschaal om bovenstaande redenen van een werknemer, die volgens de periodiekenschaal wordt beloond, bedraagt de verlaging van het salaris (eventueel toevoegen: de helft van) het verschil tussen de minimum salarissen van de twee betrokken schalen dan wel zoveel meer als nodig is om het nieuwe salaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende lagere bedrag in de lagere salarisschaal.
10.12 Als gevolg van bedrijfsomstandigheden
De werknemer die als gevolg van bedrijfsomstandigheden naar een lager ingedeelde functie wordt overgeplaatst, wordt met ingang van de eerstkomende maand in de met de lager ingedeelde functie overeenkomende salarisschaal ingedeeld.
10.13 Bij indeling in een lagere salarisschaal om de in artikel 10.12 vermelde reden van een werknemer, die volgens de periodiekenschaal wordt beloond, wordt hem via inschaling een salaris toegekend dat gelijk is aan zijn oorspronkelijke salaris, dan wel zoveel meer als nodig is om het nieuwe salaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende hogere bedrag in de lagere salarisschaal. Indien het toekennen van periodieken niet toereikend is, wordt het tekort omgezet in een persoonlijke toeslag. Bij herindeling in een hogere salarisschaal of bij toekenning van een verhoging ingevolge de periodiekenschaal, wordt de toeslag evenveel verminderd als het maandsalaris stijgt. De afbouw van de persoonlijke toeslag vindt plaats op gelijke wijze zoals de afbouw in artikel 12.2 t/m 12.4 is bepaald, waarbij voor “ploegendienst” de “oude functie “dient te worden gelezen.
Functiegroepen en salarisschalen 51 t/m 56
10.14 De indeling in functiegroepen en de bijbehorende salarisschalen zijn opgenomen in bijlage I en II van deze overeenkomst.
Uitgangspunten van het beloningsbeleid worden vermeld in bijlage III.
Artikel 11. Toepassing van de salarisschalen 10 t/m 19 respectievelijk 1 t/m 9
11.1 Werknemers die trede C in de aanloopschalen 1 t/m 9 hebben bereikt of overschreden, ontvangen, behoudens het onder 11.2. en 11.3. gestelde, per 1 juli van elk jaar een functiejarenverhoging volgens hun salarisschaal, zulks totdat het maximum aantal functiejaren in die schaal is bereikt.
11.2 Indien trede C van de desbetreffende salarisschaal op of na 1 januari van een jaar wordt bereikt, vindt toekenning van een functiejarenverhoging eerst plaats op 1 juli van het volgende jaar.
11.3 Bij aanstelling van een nieuwe werknemer die trede C van de desbetreffende salarisschaal heeft overschreden, kunnen, indien het een ervaren kracht betreft, reeds bij indiensttreding één of meer functiejaren worden toegekend, waarbij uiteraard rekening zal worden gehouden met het schaalsalaris, hetwelk soortgelijke reeds in dienst zijnde werknemers ontvangen. Aan nieuwe werknemers zal met ingang van 1 juli volgende op hun indiensttreding slechts dan een functiejarenverhoging worden toegekend, indien de indiensttreding voor 1 januari daaraan voorafgaande heeft plaatsgevonden.
11.4 Werknemers die nog niet trede C van hun salarisschaal hebben bereikt, ontvangen op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de leeftijdswijziging heeft plaatsgevonden, het schaalsalaris behorende bij hun trede.
11.5 Het salaris van uitzendkrachten zal gebaseerd zijn op de salarisschalen van deze CAO, indien de uitzendkracht kan worden aangemeld als vakkracht. Onder een vakkracht wordt verstaan: een ieder die in staat wordt geacht de functie, waarvoor wordt vervangen, zelfstandig te vervullen. De direct leidinggevende dient dit binnen 14 dagen na aanvang te beoordelen.
Artikel 12. Bijzondere beloningen en tegemoetkomingen
12.1 De schaalsalarissen respectievelijk maandsalarissen, bepaald op grond van de artikelen 10 en 11 gelden voor het normaal volgens rooster in dagdienst vervullen van een functie gedurende een maand.
Bijzondere beloningen in de vorm van toeslagen op het schaal- respectievelijk het maandsalaris of in de vorm van incidentele extra beloningen worden slechts toegekend, indien een groter beroep op de werknemer wordt gedaan dan uit bovenbedoelde functievervulling in dagdienst voortvloeit. Deze toeslagen en incidentele extra beloningen zijn in de volgende leden van dit artikel vermeld.
12.2 Ploegentoeslag
Voor geregelde arbeid in ploegendienst wordt een toeslag op het schaalsalaris gegeven. Deze toeslag bedraagt per maand voor:
Rooster | Ploegentoeslag |
2-ploegendienst | 12% |
3-ploegendienst | 19% |
5-ploegendienst | 28% |
De toeslag voor deze ploegenroosters (zie 9.4 en 9.5) wordt berekend over het schaal- of maandsalaris.
12.3 Feestdagentoeslag
Werknemers in volcontinudienst ontvangen een toeslag van 100% op het uurloon, incl. ploegentoeslag, indien zij op de feestdagen als bedoeld in artikel 13 A volgens rooster, uitgezonderd 1e/2e kerstdag en Nieuwjaar, daadwerkelijk hebben gewerkt.
In deze regeling beginnen de feestdagen om 06.00 uur en eindigen om 06.00 uur op de volgende dag.
12.3.1 Doorwerken tijdens kerst- en Oud-/Nieuwjaar
12.3.2 Feestdagentoeslag
Bij het daadwerkelijk werken volgens rooster tijdens de beide kerstdagen en/of Oud- en Nieuwjaar, te rekenen vanaf 14.00 uur voorafgaande aan de feestdag(en) tot en met de dag na de feestdag(en) tot
14.00 uur, ontvangen werknemers in de volcontinudienst een toeslag van 200% op het uurloon, incl. ploegentoeslag. Zie ook artikel 12.3.3.
12.3.3 Afwijkende uren
Werknemers in volcontinudienst die tijdens de hiervoor bedoelde periode(n) buiten het voor hen van toepassing zijnde rooster werkzaamheden hebben verricht, komen eveneens voor deze toeslag van 200% in aanmerking, mits hun aanwezigheid door het betrokken hoofd van dienst uitdrukkelijk is verzocht c.q. goedgekeurd. De hierdoor eventueel ontstane afwijkende uren worden beloond met een zgn. mixtoeslag op het uurloon, inclusief ploegentoeslag. In deze toeslag is de feestdagentoeslag al opgenomen.
Periode | Tijd | Toeslag |
dag voorafgaande aan kerst/Oud- en Nieuwjaar | 14.00 uur - 24.00 uur | 200% |
kerst- en nieuwjaarsdag | 00.00 uur - 24.00 uur | 250% |
dag volgend op kerst- Nieuwjaar | 24.00 uur - 14.00 uur | 200% |
Deze toeslagregeling is van toepassing op de categorie medewerkers die zijn ingedeeld in salarisschalen 10 t/m 19 en 51 t/m 53.
12.4 Definitieve overplaatsing naar een ander rooster
Indien een werknemer definitief wordt overgeplaatst van de dagdienst naar de ploegendienst of van een ploegendienst met een lagere toeslag naar een ploegendienst met een hogere toeslag, ontvangt hij met onmiddellijke ingang deze hogere ploegentoeslag. Indien de overplaatsing in de loop van de maand plaatsvindt, wordt de hogere toeslag in die maand naar rato in tijd berekend.
12.4.1 De werknemer die anders dan door eigen toedoen of op eigen verzoek of om medische redenen, waarbij het advies van de bedrijfsarts bindend is, wordt overgeplaatst naar dagdienst of naar een met een lager percentage toeslag beloond dienstrooster, behoudt afhankelijk van de periode gedurende welke hij/zij laatstelijk ononderbroken in ploegendienst heeft gewerkt, de navolgende percentage van het geldbedrag van het verschil tussen oude en nieuwe toeslag, respectievelijk oude toeslag en schaalsalaris op het moment van overplaatsing gedurende de volgende periode (mits het nieuwe totale maandinkomen – inclusief ploegentoeslagen – lager is dan het oude maandinkomen):
12.4.2 indien hij/zij langer dan 3 maanden doch korten dan 6 maanden in ploegendienst heeft gewerkt: 100% gedurende de lopende maand.
12.4.3 indien hij/zij langer dan 6 maanden doch korter dan 3 jaar in ploegendienst heeft gewerkt: 100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand.
12.4.4 indien hij/zij langer dan 3 jaar doch korter dan 5 jaar in ploegendienst heeft gewerkt:
100% | gedurende de lopende en de twee daaropvolgende maanden; |
80% | gedurende 2 maanden; |
60% | gedurende 2 maanden; |
40% | gedurende 1 maand; |
20% | gedurende 1 maand. |
12.4.5 indien hij/zij langer dan 5 jaar in ploegendienst heeft gewerkt:
100% | gedurende de lopende en de twee daaropvolgende maanden; |
80% | gedurende 5 maanden; |
60% | gedurende 4 maanden; |
40% | gedurende 3 maanden; |
20% | gedurende 3 maanden. |
12.4.6 Naast de onder 12.4.1 t/m 12.4.5 omschreven afbouw worden bij herindeling in een hogere salarisschaal dan wel bij toekenning van een verhoging ingevolge de leeftijds- c.q. functiejarenschaal de op dat moment bestaande persoonlijke toeslagen evenveel verminderd als het salaris stijgt.
Indien betrokken werknemer wordt herplaatst in een ploegendienst respectievelijk een hoger betaalde ploegendienst, wordt de toeslag verminderd met de uit deze herplaatsing voorkomende inkomstenstijging.
12.4.7 Behoudens het in 12.4.4 laatste alinea bepaalde zal vanaf de 57,5-jarige leeftijd geen (verdere) afbouw van de persoonlijke toeslag van maximaal 80%, als bedoeld in de voorlaatste zin van 12.4 en
12.5 of het restant daarvan plaatsvinden.
12.4.8 Indien een werknemer
- door eigen toedoen
- op eigen verzoek of
- als gevolg van een disciplinaire maatregel
tijdelijk of definitief wordt overgeplaatst van een ploegendienst met bijbehorende toeslag naar een dagdienst of van een ploegendienst met een hogere toeslag naar een ploegendienst met een lagere toeslag, vindt aanpassing van de betaling aan het nieuwe dienstrooster plaats met ingang van de eerste dag van de maand, samenvallende met of volgende op de overplaatsing.
12.5 Tijdelijke plaatsing in een ander rooster
Bij een tijdelijke overplaatsing naar een andere dienst om een andere reden dan genoemd in 12.4.8 geldt dat, indien de ploegentoeslag van de oorspronkelijke dienst hoger is dan die van de nieuwe dienst, deze hogere ploegentoeslag gehandhaafd blijft, zulks behoudens het hierna gestelde.
Bij collectieve tijdelijke overplaatsing wordt hierbij onder tijdelijk verstaan een termijn van ten hoogste 4 weken, tenzij uitdrukkelijk in overleg met de Ondernemingsraad anders wordt overeengekomen.
Indien een werknemer tijdelijk wordt overgeplaatst naar een dienst waarvoor een hogere ploegentoeslag geldt, ontvangt hij met onmiddellijke ingang een bijbetaling tot een hogere ploegentoeslag.
Bij overplaatsing c.q. terugplaatsing in de loop van de maand wordt de bijbetaling in die maand geëffectueerd door een toeslag per dienst, te berekenen op basis van een aantal diensten per maand van 18, welk aantal dan ook als maximum per maand voor de betaling van deze toeslag in aanmerking komt.
12.6.1 Bij een overplaatsing om bedrijfsredenen naar een ander rooster van minimaal twee achtereenvolgende gelijke diensten, respectievelijk bij terugplaatsing, wordt een toeslag van 0,25% van het schaal- respectievelijk maandsalaris toegekend.
Deze toeslagregeling is niet van toepassing bij vrijwillige aanmelding in geval met Kerst en/of Oud- en Nieuwjaar wordt doorgeproduceerd.
12.6.2 Ter bepaling van de eventueel door tijdelijke of definitieve overplaatsing meer gewerkte uren geldt voor de maand waarin de overplaatsing geschiedt als normale werktijd de werktijd van de ploeg of de dienst waarin men in de desbetreffende maand het grootste aantal normale werkuren heeft gemaakt. Voor elk meer gewerkt uur wordt een toeslag toegekend van 150% van het uurloon inclusief de ploegentoeslag van de van toepassing verklaarde dienst.
Deze toeslagregeling is niet van toepassing bij vrijwillige aanmelding in geval met Kerst en/of Oud- en Nieuwjaar wordt doorgeproduceerd.
Indien door de tijdelijke overplaatsing het aantal gewerkte diensten in de desbetreffende maand groter is dan het rooster van de van toepassing verklaarde ploeg of dienst aangeeft, wordt bovendien voor elke dienst meer de in 12.9 genoemde toeslag toegekend.
De Ondernemingsraad zal van elke overplaatsing, als in dit lid bedoeld, in kennis worden gesteld.
12.7 Vaste reserve toeslag
Werknemers in dagdienst, die als vaste reserve voor de 5-ploegendienst zijn aangewezen, ontvangen een toeslag van 7,5% van het schaalsalaris.
12.7.1 Indien een vaste reserve daadwerkelijk invalt, ontvangt hij, behalve de onder 12.7 genoemde toeslag, per gewerkte dienst in de 5-ploegendienst een ploegentoeslag, waarbij uitgegaan wordt van het gemiddelde aantal diensten per maand.
12.7.2 Indien een vaste reserve als bedoel in 12.7.1 meer diensten maakt dan normaal in dagdienst, ontvangt hij bovendien voor de meerdere diensten per gewerkt uur een toeslag van 175% van zijn uurloon, exclusief ploegentoeslag.
12.7.3 Indien een vaste reserve gedurende 3 maanden onafgebroken in de 5-ploegendienst werkzaam is geweest, wordt hij bij voortduren van het werken in deze dienst met ingang van de 1e van de maand daaropvolgende als werknemer in ploegendienst en derhalve niet meer als vaste reserve beschouwd. De in de voorgaande leden omschreven regeling is dan op hem niet meer van toepassing tot de eerste maand van de maand samenvallende met of volgende op het moment, waarop hij weer als vaste reserve wordt aangewezen.
12.7.4 Ten aanzien van de vaste reserve is het bepaalde in 9.1, 13A3, 12.5 en 12.8.4 niet van toepassing. Het bepaalde in 12.10 en artikel 14 is slechts van toepassing, indien en voor zover het gaat om uren die geen deel uitmaken van invaldiensten.
12.7.5 Een werknemer, die de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt en gedurende 10 jaar voordien onafgebroken volgens xxxxxxx als vaste reserve heeft gefungeerd, kan op zijn verzoek worden vrijgesteld van de vaste reservefunctie met behoud van zijn toeslag op dat moment.
12.8 Toeslag voor consignatie
Consignatie van een werknemer, werkzaam in de volcontinudienst, is slechts mogelijk tijdens collectieve stops en na overleg met de Ondernemingsraad.
12.8.1 Een geconsigneerde werknemer kan alleen opgeroepen worden bij bedrijfsstoornissen, voor het opheffen waarvan naar het oordeel van de werkgever het opkomen van de werknemer noodzakelijk is.
Bij daadwerkelijke opkomst aan het bedrijf zal altijd minimaal een vol uur als overwerk worden vergoed.
12.8.2 De geconsigneerde werknemer ontvangt voor het geconsigneerd zijn - per periode van 24 uur - naar keuze een vergoeding in vrije tijd dan wel in geld, als hierna bepaald;
periode van 16.15 uur t/m 16.15 uur | Vergoeding in geld | of in tijd (minuten) |
Vrijdag t/m zaterdag | 2,0% | 200 |
zaterdag t/m zondag en feestdagen | 3,0% | 300 |
Zondag t/m maandag | 1,5% | 150 |
maandag t/m vrijdag | 1% | 100 |
Bij consignatie voor een periode van korter dan 24 uur zal de toeslag naar verhouding worden vastgesteld. Indien evenwel de kortere consignatie plaatsvindt op nieuwjaarsdag, 1e of 2e paasdag, 1e of 2e pinksterdag, of 1e of 2e kerstdag, zal voor een consignatieperiode van 8 uren tot 16 uren 2/3 van de toeslag voor 24 uur consignatievergoeding worden gegeven.
12.8.3 Indien de geconsigneerde werknemer, ingedeeld in salarisgroep 54 en hoger, daadwerkelijk wordt opgeroepen, wordt de op het bedrijf doorgebrachte tijd vergoed op basis van “tijd voor tijd”. Voor tijdens het weekend doorgebrachte tijd (vanaf zaterdag 06.00 uur tot maandag 06.00 uur) kan de vergoeding ook in geld geschieden en wel tot een maximum van 20 uur per weekend; de vergoeding bedraagt 175% van het uurloon.
12.8.4 Per periode van 3 weken zal een werknemer, ingedeeld in de salarisgroepen 51 t/m 56 ten hoogste een week c.q. een weekend geconsigneerd kunnen worden, een en ander behoudens calamiteiten.
12.8.5 Bij beëindiging om bedrijfsredenen van volgens een vast rooster plaatsvindende consignatie is het bepaalde in artikel 13 van toepassing.
12.8.6 Bij een leeftijd van 55 jaar mag de consignatiedienst door de werknemer worden beëindigd. De consignatietoeslag komt dan te vervallen. Een werknemer echter die de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt en gedurende 10 jaar voordien onafgebroken volgens rooster geconsigneerd is geweest, zal op zijn verzoek vrijgesteld worden van consignatie met behoud van zijn consignatievergoeding op dat moment.
12.8.7 Aan de werknemer die na tijdelijke arbeidsongeschiktheid - in het kader van revalidatie - het werk gedeeltelijk hervat, wordt de consignatietoeslag doorbetaald gedurende maximaal het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid.
12.9 Toeslag voor een extra gang naar het bedrijf
De werknemer die in opdracht van de werkgever voor het verrichten van werkzaamheden een extra reis naar het bedrijf moet maken, ontvangt per extra reis een vergoeding. Deze vergoeding bedraagt 0,5% van zijn schaalsalaris alsmede een vergoeding op basis van de dienstreiskilometervergoeding. Indien bij aankomst bij het bedrijf blijkt dat van de diensten van betrokken werknemer geen gebruik meer behoeft te worden gemaakt, zal niettemin betaling van de toeslag en kilometervergoeding voor een extra gang plaatsvinden.
12.9.1 De geconsigneerde werknemer, ingedeeld in salarisgroep 54 en hoger, ontvangt voor een extra reis naar het bedrijf (heen en terug) uitsluitend de dienstreiskilometervergoeding.
12.10 Beloning van afwijkingen van het dienstrooster
Van het dienstrooster afwijkende uren zijn de uren die liggen voor of na de normale werktijd per dienst volgens het voor de werknemer geldende dienstrooster.
Onder “werktijd” in dit verband wordt verstaan:
- dagdienst, 2- en 3-ploegendienst: 40 uur per week;
- 5-ploegendienst: 33,6 uur per week.
12.10.1 Niet als arbeid op van het dienstrooster afwijkende uren wordt beschouwd:
- het incidenteel overschrijden van de normale werktijd volgens rooster van een half uur of minder om een reeds geruime tijd daarvoor begonnen taak te voltooien;
- voor werknemers, ingedeeld in salarisgroep 54 t/m 56, geldt dat het eerste uur, aansluitend aan werknemers werktijd per dag, niet voor vergoeding in aanmerking komt, tenzij 1,5 uur of langer is overgewerkt. De vergoeding geschiedt in overleg op basis van geld of tijd voor tijd (= 100%).
Duurt dit overwerk langer dan 3 uur, dan zullen die meerdere uren echter vergoed worden op basis van 150% geld of tijd voor tijd.
12.10.2 De werkgever is gehouden ervoor zorg te dragen, dat zo weinig mogelijk arbeid moet worden verricht buiten de bij dienstrooster voor de werknemer vastgestelde diensttijden. Daarbij geldt behoudens ingeval van buitengewoon ingrijpende omstandigheden als maximum een tijdsduur van 4 uur, indien de te verrichten arbeid buiten de vastgestelde diensttijd aansluitend aan deze diensttijd, al dan niet met inachtneming van een rustpauze van een half uur, moet worden verricht.
12.10.3 Arbeid verricht door een werknemer in de 5-ploegendienst op roostervrije diensten, wordt, onder verwijzing naar artikel 12.10 en behoudens het bepaalde in 12.10.4 met betrekking tot arbeid verricht in de kerst- en oud- en nieuwjaarsperiode, per uur beloond met 175% van het uurloon inclusief ploegentoeslag, of voor wat werknemers betreft die ingedeeld zijn in salarisgroep 54 t/m 56 met 175% tijdsvergoeding.
12.10.4 De afwijkende uren voor de categorie werknemers, ingedeeld in salaris groep 10 t/m 19 en salarisgroep 51 t/m 53, worden beloond met de navolgende percentages van het uurloon, incl. ploegentoeslag:
Periode | Percentage |
maandag 06.00 uur t/m zaterdag 06.00 uur | 150% |
zaterdag 06.00 uur t/m maandag 06.00 uur | 200% |
met inachtneming van 13A1 en 13A2 op Hemelvaartsdag, Koninginnedag en eens in de 5 jaar op 5 mei | 200% |
Tussen 00.00 uur en 24.00 uur 1e en 2e paasdag , 1e en 2e pinksterdag | 250% |
Tussen 00.00 uur en 06.00 uur van de dag volgend op een feestdag | 200% |
Voor werken tijdens kerst en Oud-/Nieuwjaar zie artikel 12.3.1, 12.3.2 en 12.3.3.
Voor de werknemer, ingedeeld in salarisgroep 54 t/m 56 geldt, dat overuren, niet aansluitend aan werknemers werktijd per dag, alsmede op zaterdag (na 06.00 uur), zondag en feestdagen, als volgt in tijd worden vergoed:
Periode | Percentage |
maandag 06.00 uur t/m zaterdag 06.00 uur | 150% |
Zaterdag 06.00 uur t/m maandag 06.00 uur | 200% |
met inachtneming van 13A1 en 13A2 op Hemelvaartsdag, Koninginnedag en eens in de 5 jaar op 5 mei | 200% |
tussen 00.00 uur en 24.00 uur op nieuwjaarsdag, 1e en 2e paasdag, 1e en 2e pinksterdag of 1e en 2e kerstdag | 250% |
Tussen 00.00 uur en 06.00 uur van de dag volgend op een feestdag | 200% |
Voor tijdens het weekend op het bedrijf doorgebrachte tijd (vanaf zaterdag 06.00 uur tot maandag
06.00 uur) kan de vergoeding in geld geschieden en wel tot een maximum van 10 uur per weekend; de vergoeding bedraagt dan 200% van het uurloon.
12.10.5 Extra rusttijden, noodzakelijk geworden door arbeid op afwijkende uren worden, mits doorgebracht op het bedrijfsterrein, tot ten hoogste een half uur als gewerkte tijd beschouwd.
12.10.6 Bij beëindiging om bedrijfsredenen van volgens een vast rooster plaatsvindende afwijkende uren is het bepaalde in artikel 13 van toepassing.
12.11 Tijd-voor tijd-vergoeding
Afwijkende uren zullen, indien de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, worden gecompenseerd door vrije tijd op zoveel mogelijk gelijkwaardige uren. Deze vrije tijd kan ook aan de afwijkende uren voorafgaan.
De vrije tijd moet uiterlijk worden opgenomen voor of op de datum die ligt 3 kalendermaanden na de laatste dag van de maand waarin de afwijkende uren worden gemaakt.
12.11.1 Voor opgenomen compenserende vrije tijd wordt ingehouden 100% van het uurloon inclusief ploegentoeslag, voor elk verzuimd uur tussen maandag 06.00 uur en zaterdag 06.00 uur, en 150% van het uurloon inclusief ploegentoeslag voor elk verzuimd uur tussen zaterdag 06.00 uur en maandag 06.00 uur.
Voor de werknemer, ingedeeld in functiegroep 54 t/m 56 geldt dat voor opgenomen compenserende vrije tijd uren van 100% op het saldo in mindering worden gebracht voor elk verzuimd uur tussen maandag 06.00 uur en zaterdag 06.00 uur en uren van 150% voor elk verzuimd uur tussen zaterdag
06.00 uur en maandag 06.00 uur.
12.12 Uitbetaling
De in dit artikel bedoelde beloningen worden per maand berekend en de bruto uitbetaling ervan vindt plaats in de direct daaropvolgende maand. De werknemer kan echter van de beloning voor afwijkende uren een bepaald bedrag reserveren voor verzuim in de eerstvolgende maand.
12.13 13e-maanduitkering
Iedere werknemer heeft per jaar recht op een 13e-maanduitkering. Deze uitkering bedraagt 8,33% van de in het betreffende kalenderjaar door de werknemer bij de onderneming in totaal verdiende maandinkomens, incl. de meerurentoeslag zoals bedoeld in artikel 8.8
De uitbetaling van deze uitkering geschiedt eind januari, volgend op het desbetreffende kalenderjaar.
Artikel 13. Overbruggingsregeling bij vervallen van consignatie en/of afwijkende uren volgens rooster
13.1 Bij beëindiging om bedrijfsredenen van volgens een vast dienstrooster plaatsvindende consignatie en/of afwijkende uren zal tot de eerste dag van de maand, samenvallende met of volgende op, bedoelde beëindiging de volledige betaling van die consignatie respectievelijk afwijkende uren worden voortgezet. Daarna zal ter overbrugging van de uit die beëindiging voortvloeiende inkomstenderving gedurende 4 tijdvakken een persoonlijke toeslag worden toegekend van respectievelijk 80, 60, 40 en 20% van de inkomstenderving.
13.2 Naast de afbouw, als omschreven in 13.1 wordt de persoonlijke toeslag verminderd met inkomstenstijgingen uit hoofde van indeling in een hogere salarisschaal, toekenning van leeftijds- c.q. functiejarenverhogingen of verhoging van het maandsalaris, (hoger betaalde) ploegendienst of hernieuwde deelname aan consignatie en/of afwijkende uren volgens rooster.
13.3 Behoudens bij hernieuwde deelname, als onder 13.2 bedoeld, zal vanaf de 57,5 jarige leeftijd geen (verdere) afbouw van de persoonlijke toeslag van maximaal 80%, als in de laatste zin van 13.1. bedoeld, of het restant daarvan plaatsvinden
Artikel 13A. Zon en feestdagen
1. Onder feestdagen worden in deze overeenkomst verstaan:
nieuwjaarsdag, 1e en 2e paasdag, Hemelvaartsdag, 1e en 2e pinksterdag, 1e en 2e kerstdag, alsmede Koninginnedag en eens in de 5 jaar 5 mei.
2. Zon- en feestdagen worden gerekend te beginnen om 00.00 uur en te eindigen om 24.00 uur, met uitzondering van Koninginnedag en eens in de 5 jaar 5 mei, welke dagen gerekend worden te lopen van 06.00 uur tot de volgende dag 06.00 uur.
3. Op zon- en feestdagen wordt door de dag- en 2-ploegendienst als regel niet gewerkt.
4. De werkzaamheden van de 5-ploegendienst worden op de 1e en 2e paasdag, de 1e en 2e pinksterdag, op Koninginnedag en op Hemelvaartsdag niet onderbroken, evenmin als op 5 mei eens in de 5 jaar.
5. Op 24 en 31 december wordt de 2- en 3-ploegendienst om 18.00 uur beëindigd. Het tijdstip van beëindiging kan op 14.00 uur worden gesteld, echter onder aftrek van 4 verlofuren.
6. De 5-ploegendienst wordt op 24 en 31 december om 14.00 uur beëindigd, tenzij hierover anders is besloten.
7. Xxxxxxx van een collectieve stop met kerst en/of Oud- en Nieuwjaar begint de 5-ploegendienst op 27 december en op 2 januari om 14.00 uur, met uitzondering van de werknemers belast met voorbereidende werkzaamheden als bedoeld in 9.6.
8. Van de onder 13A7 genoemde stop-, respectievelijk aanvangstijden kan ten aanzien van de werknemers in de energiecentrale worden afgeweken.
Artikel 14. Doorbetaalde verzuimuren na afwijkende uren/Slaapuren
14.1 Indien een werknemer, werkzaam in dagdienst, in de periode tussen 22.00 uur en 05.00 uur aanvangt met werkzaamheden, worden aan hem doorbetaalde verzuimuren toegekend. Deze uren worden vanaf 07.45 uur toegekend of maximaal een uur later in verband met het afronden of deugdelijk overdragen van de werkzaamheden.
14.2 Indien een werknemer in de ochtendploeg van de ploegendienst werkzaamheden moet verrichten tussen 22.00 uur en de aanvang van zijn normale dienst op de volgende dag en deze werkzaamheden zijn begonnen op een eerder tijdstip dan 3,5 uur voor de aanvang van zijn normale dienst op de volgende dag, zullen hem, behoudens het gestelde in 14.3. en 14.4. en voor zover hij op de volgende dag weer in ochtenddienst moet opkomen, doorbetaalde verzuimuren worden toegekend.
14.3 Het aantal doorbetaalde verzuimuren is gelijk aan het aantal gewerkte uren tussen 22.00 uur en de aanvang van de normale dienst op de volgende dag, met een maximum van 8 uur c.q. voor zoveel uur als die normale dienst nog voortduurt.
Indien een werknemer binnen de in 14.1. respectievelijk 14.2. genoemde periode meer dan eenmaal voor het verrichten van werkzaamheden aan het bedrijf moet komen, zal het aantal verzuimuren worden uitgebreid met de helft van het aantal uren hetwelk is gelegen tussen het einde en de hervatting van de afwijkende uren die in bedoelde periode zijn gemaakt.
14.4 Indien er sprake is van overplaatsing naar een andere dienst of in een andere ploeg zal deze regeling geen toepassing vinden.
Artikel 15. Verzuim met behoud van salaris
15.1 De werknemer kan doorbetaald verlof opnemen als bedoeld in artikel 4:1 van de Wet arbeid en zorg mits de werknemer zo mogelijk tenminste één dag van te voren aan de werkgever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont. De werkgever kan achteraf van de werknemer verlangen dat hij bewijsstukken overlegt.
Het recht bestaat in ieder geval in de in dit artikel genoemde gevallen.
15.2 Persoonlijke verplichtingen
a. gedurende de daarvoor benodigde tijd, wanneer de werknemer ten gevolge van de uitoefening van het actief kiesrecht of de vervulling van een bij of krachtens de wet of overheid zonder geldelijke vergoeding opgelegde verplichting verhinderd is te werken, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden.
Indien de opgelegde verplichting te wijten is aan de schuld van de werknemer vindt geen loondoorbetaling plaats.
Het maandinkomen wordt doorbetaald onder aftrek van alle vergoedingen die van derden kunnen worden verkregen.
b. gedurende de voor het noodzakelijk bezoek aan dokter of specialist benodigde tijd, voor zover dit niet in de vrije tijd van de werknemer kan geschieden.
Bij gebleken misbruik vindt geen doorbetaling van het maandinkomen plaats.
c. gedurende de bevalling van de echtgenote van de werknemer, de geregistreerde partner of degene met wie de werknemer ongehuwd samenwoont met inbegrip van de aangifte bij de Burgerlijke Stand. Indien de aangifte niet binnen deze twee dagen mogelijk is geldt daarenboven het bepaalde in artikel 15.2.
15.3 Familiegebeurtenissen en jubilea
15.3.1 Eén dienst bij:
- ondertrouw van de werknemer;
- 25-, 40- of 50-jarig dienstverband van de werknemer; bij de bepaling van het aantal dienstjaren worden de zogenaamde oude dienstjaren meegerekend;
- 12,5-, 25- of 40-jarig huwelijk van de werknemer;
- 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijk van de ouders of schoonouders van de
werknemer, alsmede 50- of 60-jarig huwelijk van de grootouders van de werknemer of zijn echtgenote (echtgenoot);
- huwelijk van eigen of pleegkinderen, broers of zusters van de werknemer, bij huwelijk van broers of zusters van de echtgenote (echtgenoot) van de werknemer, alsmede bij hertrouw van één van de ouders van de werknemer:
- overlijden van een kleinkind, broer of zuster van de werknemer of zijn echtgenote (echtgenoot)of geregistreerde partner, grootouder van de werknemer of van zijn echtgenoot of geregistreerde partner of huisgenoot die niet onder een ander artikel is genoemd
- begrafenis/crematie van een kleinkind, broer of zuster van de werknemer of zijn echtgenote (echtgenoot)of geregistreerde partner, grootouder van de werknemer of van zijn echtgenoot of geregistreerde partner of huisgenoot die niet onder een ander artikel is genoemd
- priesterwijding of grote professie van eigen of pleegkinderen, broers of zusters van de werknemer of zijn echtgenote (echtgenoot), alsmede bij doop of bij bevestiging tot lidmaat van een kerkgenootschap van eigen of pleegkinderen van de werknemer;
15.3.2 Twee diensten bij:
- huwelijk of geregistreerd partnerschap van de werknemer;
15.3.3 Alle diensten, gerekend van het overlijden af t/m de begrafenis/crematie van:
- echtgenoot of geregistreerde partner van de werknemer;
- eigen of pleegkinderen van de werknemer of zijn echtgenote (echtgenoot);
- overlijden van xxxxxxxxxx en schoondochter;
- ouders van de werknemer of zijn echtgenote (echtgenoot) of geregistreerd partner,
15.4 Ingeval het huwelijk, geregistreerd partnerschap of een dienstjubileum van een werknemer valt op een voor betrokkene roostervrije dienst wordt het verzuim, hetwelk hem ingevolge het bepaalde onder
15.3.1 en 15.3.2 voor die dag toekomt, toegekend tijdens de direct voorafgaande of direct volgende dienst van de betrokkene.
15.5 Vrijaf voor examens
De noodzakelijke tijd voor het afleggen van examens zal worden vrijgegeven met behoud van salaris, mits deze examens verband houden met het beroepsleven van de werknemer en hij de werkgever tijdig van de datum waarop de examens worden gehouden op de hoogte heeft gesteld.
15.6 Vrijaf voor vakvereniging bijeenkomsten
De werkgever zal, wanneer naar zijn oordeel de werkzaamheden zulks toelaten, aan de werknemer op schriftelijk verzoek van de vakverenigingen doorbetaald verzuim toestaan voor het deelnemen aan vormings- en scholingsbijeenkomsten van de vakverenigingen, alsmede voor het als afgevaardigde deelnemen aan de in de reglementen van de vakverenigingen genoemde bijeenkomsten.
15.7 Calamiteitenverlof
Xxxxxx met behoud van salaris voor een naar billijkheid te berekenen tijd, met een maximum van 2 dagen per calamiteit, wordt verstrekt aan de werknemer bij verhindering de arbeid te verrichten wegens een plotselinge gebeurtenis, waarvoor zonder uitstel maatregelen door de betrokkene moeten worden genomen. De werk-nemer zal zo spoedig mogelijk het calamiteitenverlof melden aan de direct leidinggevende en afdeling P&O.
Op verzoek van de werkgever dient de werknemer aannemelijk te maken dat er daadwerkelijk sprake was van een calamiteit. Als de werknemer, die gebruik heeft gemaakt van dit verlof, er niet in slaagt aannemelijk te maken dat er daadwerkelijk sprake was van een calamiteit, dan kan het verlof in mindering worden gebracht op het vakantieverlof.
Artikel 16. Extra vrije tijd voor oudere werknemers
16.1 De werknemer, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, kan op zijn verzoek en in overleg met de werkgever extra vrije tijd opnemen, zulks met inachtneming van het overigens in dit artikel en in bijlage V van deze overeenkomst bepaalde.
16.2 De beschikbare extra vrije tijd bedraagt voor de werknemer, die de eerste dag van het kalenderkwartaal de leeftijd heeft bereikt van
- 60 jaar: hoogstens 3 diensten of 24 uren per kwartaal
- 61 jaar en ouder: hoogstens 6 diensten of 48 uren per kwartaal
16.3 Over de opgenomen vrije uren - ook als dit minder is geweest dan het beschikbare aantal - ontvangt de werknemer 85% van zijn inkomen per uur dat in evenredigheid is afgeleid van het maandinkomen.
16.4 Het in 16.3. bepaalde zal, behoudens ten aanzien van pensioenaanspraken en uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid en overlijden, mede een overeenkomstige correctie ten gevolge hebben van het maandinkomen ter berekening van bijzondere uitkeringen en aanvullingen, zoals vakantietoeslag, 13e maand- en winstuitkering en aanvulling op de werkloosheidsuitkering.
Artikel 17. Vervallen
Artikel 18. Verzuim zonder behoud van salaris
18.1 Verlof
De werkgever zal afwezigheid zonder doorbetaling van salaris (verlet) in bijzondere gevallen toestaan, wanneer:
- de werknemer dit minstens 2 dagen van te voren aan de werkgever verzoekt: en
- het bedrijfsbelang afwezigheid toelaat.
- er sprake is van een calamiteit conform artikel 15.7.
Voor elk uur verlet zal aan de werknemer een evenredig deel van zijn maandinkomen in rekening worden gebracht.
18.2 Schorsing
De werkgever is niet gehouden het salaris door te betalen bij schorsing van de werknemer ten behoeve van een onderzoek naar gedragingen van de werknemer als bedoeld in artikel 7:678 van het BW.
Indien op de schorsing geen ontslag op grond van laatstbedoeld artikel volgt, zal het salaris over de schorsingstijd alsnog worden uitbetaald.
18.3 Verkorte werkweek = werktijdverkorting.
De werkgever is niet gehouden het salaris door te betalen bij invoering van een verkorte werkweek (een zgn. 0-urenweek daaronder begrepen), mits de werkgever voor die invoering de volgens artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) vereiste vergunning heeft gekregen en hij niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat dan nadat met de vakverenigingen overleg is gepleegd. Partijen achten een termijn van een week voor dit voorafgaand overleg voldoende.
18.4 Evenmin is de werkgever gehouden het salaris door te betalen bij verlenging van een vergunning voor een verkorte werkweek (een zgn. 0-urenweek daaronder begrepen), mits:
- het een verlenging betreft die ten aanzien van de aantallen erbij betrokken
werknemers en/of het aantal uren dat verkort zal worden gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever de in 18.3. omschreven procedure zal hebben gevolgd;
- het een verlenging betreft waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd wordt overgenomen, de werkgever de vakverenigingen tijdig - d.w.z. tenminste één week voor het ingaan van de verlenging - daarvan mededeling doet.
18.5 Aanvulling op werkloosheiduitkering bij invoering of verlenging van een verkorte werkweek
Bij invoering of verlenging van een verkorte werkweek, als in 18.3. en 18.4. bedoeld, zal de werkgever op de uitkering krachtens de Werkloosheidswet aan de werknemer een suppletie betalen tot aan het maandinkomen van de werknemer, onder voorwaarde dat voor deze suppletiebetaling geen korting op de uitkering krachtens de Werkloosheidswet plaatsvindt. Indien wel korting op de uitkering krachtens de Werkloosheidswet plaatsvindt, zal de werkgever een suppletie betalen ter hoogte van het percentage, waarbij het uitvoeringsorgaan van de Werkloosheidswet geen korting op de uitkering krachtens de Werkloosheidswet zal toepassen.
18.6 Bij bedrijfsschade
Indien als gevolg van bedrijfsschade geen arbeid kan worden verricht, zal de werkgever op dezelfde wijze als omschreven onder 18.5. een suppletie op de uitkering ingevolge de Werkloosheidswet betalen. Indien geen uitkering krachtens de Werkloosheidswet wordt toegekend, zal de werkgever het inkomen als bedoeld onder 18.5. doorbetalen over dezelfde termijn als waarover, indien de Werkloosheidswet wel van toepassing was, een uitkering ingevolge deze wet zou plaatsvinden.
Artikel 19. Vakantieregeling
19.1 Het vakantiejaar valt samen met het kalenderjaar.
19.2 De werknemer heeft per vol kalenderjaar recht op een basisvakantie van 25 vakantiedagen of 200 uren.
Van deze vakantie kunnen:
- door de werknemers in dagdienst en in de 2-ploegendienst minimaal 15 dagen aaneengesloten worden genoten;
- door de werknemers in 5-ploegendienst zoveel diensten worden genoten dat zij eenmaal per kalenderjaar minimaal 16 x 24 uur, met inbegrip van drie weekends aaneengesloten afwezig zijn. De overige vakantie-uren of dagen kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.8 t/m
19.11 verspreid als verlof worden genoten.
19.3 De werknemer die op 1 januari van een vakantiejaar nog geen 19 jaar oud is en dat gehele jaar in dienst blijft, heeft naast en boven het hiervoor bepaalde recht op twee vakantiedagen en op in totaal een aaneengesloten periode vrijaf van 21 x 24 uur.
19.4 Met een voorbehoud ten aanzien van gevallen waarin de werknemers tot onderlinge afspraken komen, die geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering hebben, zullen de werknemers in de 5- ploegendienst hun aaneengesloten vakantie bij voorkeur dienen op te nemen in de periode juni t/m augustus.
Met verzoeken van werknemers met schoolgaande kinderen om hun aaneengesloten periode van vrijaf, waarop zij op grond van het hier voorgaande aanspraak kunnen maken, tijdens de zomervakantieperiode van de scholen te mogen opnemen, zal door de werkgever ernstig rekening worden gehouden. Aan deze verzoeken zal zoveel mogelijk voorrang worden verleend.
Bij het in dit lid gestelde geldt dat een zodanige vakantiespreiding tot stand dient te komen dat de werkzaamheden normaal doorgang kunnen vinden.
19.5 Bovendien heeft de werknemer per vakantiejaar recht op de navolgende extra vakantie met behoud van salaris:
Leeftijdscategorie | extra vakantie, uitgedrukt in | |
dagen | uren | |
40 - 43 jaar | 1 | 8 |
44 - 47 jaar | 2 | 16 |
48 - 51 jaar | 3 | 24 |
52 - 54 jaar | 4 | 32 |
55 - 57 jaar | 5 | 40 |
58 - 59 jaar | 6 | 48 |
60 jaar | 7 | 56 |
61 jaar en ouder | 8 | 64 |
Bepalend voor de aanspraak op deze extra vakantie is de leeftijd die aan het einde van het vakantiejaar zal zijn bereikt.
19.6 De werknemer die na 1 januari van het lopende vakantiejaar in dienst van de werkgever is getreden of die voor het einde van het lopende jaar uit dienst van de werkgever is getreden, heeft voor elke maand van het dienstverband in het lopende vakantiejaar recht op 1/12 van de in 19.2. en 19.5. genoemde vakantie.
19.7 Bij indiensttreding voor of op de 15e van een maand, evenals bij beëindiging van het dienstverband na de 15e van de maand, wordt de werknemer voor de toepassing van het in 19.6. bepaalde geacht de volle maand in dienst te zijn geweest.
19.8 Vakantiedagen
De vakantiedagen gelden in principe als dagen die de werknemer redelijk gespreid over het vakantiejaar kan opnemen op het door hem gewenste tijdstip, tenzij het bedrijfsbelang zich hier tegen verzet. De vakantiedagen moeten over alle dagen van de week redelijk verspreid worden.
19.9.1 Aan de werknemers in de volcontinudienst zal altijd toestemming worden verleend om bij de geloofsbevestiging of communiefeesten van eigen kinderen, ongeacht welke religie dan wel daarmee in andere religie gelijk te stellen gebeurtenissen, een vakantiedag op te nemen, ook als de genoemde plechtigheden op zondag of hemelvaartsdag plaatsvinden.
19.9.2 Aan buitenlandse werknemers zal desgewenst op, anders dan in 19.9.1 reeds bedoelde religieuze gebeurtenissen en dagen, hun religieuze feestdagen zoveel mogelijk gelegenheid worden gegeven een vakantiedag op te nemen
19.10 De werkgever kan maximaal drie collectieve vakantiedagen per vakantiejaar vaststellen. De vaststelling van die dagen zal geschieden in overleg met de Ondernemingsraad.
19.11 Vakantie kan ook in uren worden opgenomen, waarbij ook de afschrijving op het vakantietegoed in uren zal plaatsvinden.
19.12 De werknemer dient de hem toegekende vakantiedagen als regel voor het einde van het vakantiejaar opgenomen te hebben. Indien dit niet het geval is, is de werkgever gerechtigd data vast te stellen waarop de werknemer de niet opgenomen vakantiedagen zal genieten.
De verjaringstermijn van vakantiedagen wordt gesteld op de wettelijke termijn van 5 jaar.
19.13 De werkgever dient er zorg voor te dragen dat de werknemer de hem toegekende vakantie als regel voor het einde van het vakantiejaar kan opnemen. Indien dit in bijzondere gevallen niet mogelijk blijkt, is uiteraard het gestelde onder 19.12. niet van toepassing.
19.14 Indien de werkgever om gewichtige redenen, het bedrijfsbelang betreffende, na overleg met de werknemer het door hem vastgestelde tijdvak van xxxxxxxx xxxxxxx, zal hij de materiële schade vergoeden die de werknemer ten gevolge van de wijziging van het tijdvak lijdt.
19.15 De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd gedurende welke hij wegens het niet verrichten van werkzaamheden geen aanspraak op salaris heeft.
19.16 De verwerving van vakantierechten vindt wel plaats over het tijdvak dat een werknemer, terwijl het dienstverband voortduurt, geen arbeid verricht wegens:
a. volledige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte gedurende de laatste 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid;
b. onvrijwillige werkeloosheid (werktijdvermindering) bij handhaving van het dienstverband;
c. het opnemen van xxxxxx, gebaseerd op een in een vorig arbeidsovereenkomst verworven doch niet opgenomen verlof;
d. het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst;
e. zwangerschaps- en bevallingsverlof;
f. adoptieverlof;
g. het genieten van xxxxxx als bedoeld in artikel 7:643 BW (politiek verlof).
In geval van volledige arbeidsongeschiktheid als bedoeld onder a. worden de tijdvakken samengeteld als zij elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen.
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijk werken worden de vakantierechten verworven naar rato van werken.
19.17 Indien een onderbreking der werkzaamheden als bedoeld onder 19.19. in meer dan één vakantiejaar valt, wordt het in een vorig jaar vallende deel der onderbreking bij de berekening van de periode van afwezigheid mee in aanmerking genomen.
19.18 Dagen waarop de werknemer om één der redenen, als genoemd in 19.19 alsmede in artikel 15 verhinderd was arbeid te verrichten, gelden niet als vakantiedagen.
Vakantie bij ontslag
19.19 Bij het beëindigen van de dienstbetrekking zal de werknemer, indien het bedrijfsbelang dat toelaat, desgewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantiedagen op te nemen, met dien verstande dat deze dagen niet in de opzegtermijn mogen zijn begrepen, tenzij in onderling overleg tussen werkgever en werknemer anders wordt bepaald.
19.20 Indien de werknemer de hem toekomende vakantiedagen niet heeft opgenomen, dan wel niet heeft kunnen opnemen, zullen hem deze dagen bij het einde van het dienstverband worden uitbetaald.
19.21 Indien bij het beëindigen van het dienstverband blijkt, dat de werknemer xxxxxx vakantiedagen heeft xxxxxxx, zal de werkgever het over die teveel genoten vakantie doorbetaalde, mogen verrekenen met het door hem nog aan de werknemer verschuldigde, dan wel het teveel betaalde van de werknemer kunnen terugvorderen.
19.22 Voor de verrekening van de teveel c.q. te weinig genoten vakantie zal een evenredig deel van het maandinkomen worden gerekend.
Uitvoeringsbepaling
19.23 Behoudens in geval van collectieve vakantiedagen kan de werknemer niet eerder aanspraak maken op het feitelijk genot van de vakantiedagen dan nadat hij gedurende ten minste twee maanden in dienst van de werkgever is geweest.
19.24 De werknemer dient zijn verzoek voor het opnemen van zijn aaneengesloten vakantie in het lopende vakantiejaar zo vroeg mogelijk, maar niet later dan 31 januari bij de werkgever in te dienen, opdat bij de beslissing zoveel mogelijk met ieders wensen rekening gehouden kan worden.
Bij een eventuele collectieve of groepsgewijze aaneengesloten vakantie dient het vakantierooster voor het volgend jaar in november na instemming van de Ondernemingsraad te worden vastgesteld en ter kennis van de werknemers te worden gebracht.
19.25 Rechten op het genieten van vakantiedagen kunnen behoudens het in 19.23. bedoelde geval niet worden vervangen door een schadevergoeding in geld.
19.26 Tijdens de aaneengesloten vakantie blijven de dienstroosters ongewijzigd doorlopen.
19.27 De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking, indien hij bij zijn vorige werkgever(s) vakantierechten heeft verworven die niet in natura zijn genoten, daarvan aan de werkgever mededeling te doen, opdat deze weet, op hoeveel vakantiedagen zonder behoud van salaris de werknemer aanspraak kan maken.
Artikel 20. Vakantietoeslag
20.1 De werknemers ontvangen per kalenderjaar een vakantietoeslag. Deze toeslag wordt berekend over het totaalbedrag aan maandinkomens, incl. de meerurentoeslag zoals bedoeld in artikel 8.8 en 8.9, hetwelk door de werknemer in het desbetreffende kalenderjaar wordt genoten, verder in dit artikel te noemen jaarinkomen. De vakantietoeslag wordt als voorschot uitbetaald eind mei van ieder kalenderjaar, zulks op basis van de in het kalenderjaar reeds genoten maandinkomens. Aan het einde van het kalenderjaar vindt een eindafrekening plaats van de vakantietoeslag.
20.2 De vakantietoeslag bedraagt 8% van het jaarinkomen. Hierbij geldt voor werknemers van 21 jaar en ouder, dat de vakantietoeslag bij een vol jaar dienst vanaf 1 augustus 2003 ten minste het bedrag bedraagt genoemd in salarisgroep 12, trede 6. Dit minimum wordt voortaan automatisch aangepast met het percentage van de initiële salarisstijging. Bij korter dan een vol jaar dienst geldt voor werknemers die tot bovenomschreven groep behoren, een minimum vakantietoeslag van salarisgroep 12, trede 6 x 1/12. De leeftijd van 21 jaar of ouder dient te zijn bereikt op 1 januari van het jaar waarop de vakantietoeslag betrekking heeft.
20.3 Indien een werknemer voor het einde van een jaar uit dienst treedt, is hij verplicht de op dat moment teveel betaalde vakantietoeslag aan de werkgever terug te betalen; zoveel mogelijk zal dit geschieden door verrekening met door de werkgever eventueel nog aan de werknemer verschuldigde bedragen uit andere hoofde.
Artikel 21. Uitkering bij arbeidsongeschiktheid
Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, en waarbij de eerste ziektedag ligt op of na 1 januari 2004, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Ziektewet (zoals die luiden vanaf 1 januari 2004), de Wet Arbeid en Zorg en de Wet op werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
21.1 Wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken
Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BV 70 % van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Coördinatiewet SV, worden doorbetaald.
21.2 Aanvulling wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken
Gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 100% van het bruto maandinkomen.
21.3 Wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken
Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW zal aan de werknemer 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Coördinatiewet SV, worden doorbetaald.
21.4 Indien werknemer voldoet aan de verplichtingen die aan hem worden gesteld in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter zal de hierboven onder 3 genoemde wettelijke doorbetaling worden aangevuld tot 90% van het bruto maandinkomen gedurende maximaal 52 weken. Dit geldt eveneens voor de werknemer die door de aard van de ziekte niet kan voldoen aan de bepalingen die de Wet Verbetering Poortwachter oplegt.
21.5 Onder bruto inkomen wordt verstaan een gelijk bedrag, als de werknemer bij arbeidsgeschiktheid, over zijn normale werktijd bruto zou hebben ontvangen, inclusief de uit hoofde van afwijkende uren en/of consignatie volgens een vast rooster ontvangen bruto verdiensten, met inbegrip van het op dit bedrag gebaseerde gedeelte van de extra uitkering, als bedoeld in 12.13 en van de vakantietoeslag, als bedoeld in artikel 20 onder aftrek van een eventuele vakantietoeslag op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
21.6 Geen aanvullingen worden verstrekt aan werknemers, aan wie door het desbetreffende uitvoeringsorgaan de wettelijke uitkering wordt geweigerd dan wel de loondoorbetaling in gevolge WULBZ niet verplicht is.
21.7 In geval van misbruik, waaronder begrepen het bij indiensttreding op een desbetreffende vraag verzwijgen van bestaande lichamelijke afwijkingen alsmede het overtreden van de geldende controle- en verzuimregels, verbeurt hij eveneens iedere aanspraak op de in 21.1. t/m 21.4. bedoelde aanvulling. In geval van verschil van mening zal een uitspraak van een bij de UWV aangevraagde second opinion doorslaggevend zijn.
21.8 Voorts is de werkgever niet gehouden om de aanvullingen te verstrekken aan degenen, met wie het dienstverband is verbroken, tenzij het betreft een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer. In laatstbedoeld geval wordt de aanvulling voortgezet zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, doch uiterlijk 2 jaar na aanvang van die arbeidsongeschiktheid, c.q. zoveel eerder als de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt.
21.9 De in 21.1. t/m 21.4. bedoelde aanvullingen worden niet toegekend aan werknemers van 65 jaar en ouder en worden respectievelijk bij het bereiken van deze leeftijd beëindigd.
21.10 Indien overheidsmaatregelen er toe mochten leiden, dat de aanvullingen, die de werkgever als gevolg van dit artikel toekent, een verdergaande stijging dan reeds tot stand gekomen zouden ondergaan, dan behoudt werkgever zicht het recht voor, ook reeds tijdens de looptijd van dit contract, met de vakverenigingen te overleggen over zo nodig tussentijdse maatregelen ter voorkoming van kostenstijging uit dien hoofde door werkgever, zulks in overeenstemming met het bepaalde in artikel
30.1. van deze CAO.
21.11 Op werknemers, die al eerder (gedeeltelijk) zijn gere-integreerd na een arbeidsongeschiktheid waarvan de eerste ziektedag lag vóór 1 januari 2004, en die opnieuw resp. in meerdere mate arbeidsongeschikt worden in de zin van de WAO, zijn de bepalingen m.b.t. de (aanvullingen op) de WAO van toepassing zoals verwoord in de CAO 1 augustus 2003 – 31 juli 2004.
Artikel 22. Uitkering bij overlijden
22.1 Indien een werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt gelijk aan driemaal het voor de werknemer geldende maandinkomen.
22.2 Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht, hetgeen de nagelaten betrekkingen xxxxxxx van het overlijden van de werknemer toekomt ingevolge de ziektewet c.q. WULBZ en de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan:
x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten dan wel geregistreerde partners met wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde dan wel degene met wie de werknemer ongehuwd samenleefde
b. bij afwezigheid van onder a. genoemde personen is de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen
c. bij afwezigheid van onder a. en b. bedoelde personen: degene met wie de
werknemer in gezinsverband leefde en/of meerderjarige kinderen en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag
Artikel 23. Pensioenregeling
23.1 Met inachtneming van de terzake geldende reglementen en verzekeringsvoorwaarden worden behoudens het in artikel 23.2 bepaalde, de werknemers verzekerd bij De Eendragt Pensioen N.V., hierna te noemen De Eendragt, te Hoofddorp.
23.2 Omtrent voorgenomen wijzigingen van de pensioenregeling en/of wijziging van de premiebedragen van werknemer en werkgever, voorzover deze niet voortvloeien uit pensioenverzekeringstechnische zaken, die niet tot de competentie van werkgever en werknemer behoren, zullen partijen tijdig overleg plegen, opdat hiervoor eerst overeenstemming wordt bereikt.
23.3 De werkgever zal de vakverenigingen voorts informeren omtrent de feitelijk gewijzigde reglementen van de onderneming en de verzekeringsvoorwaarden van De Eendracht.
23.4 Vanaf 1 januari 2006 is de nieuwe pensioenregeling van kracht. Voor de uitgangspunten en de inhoud van de pensioenregeling, wordt verwezen naar het “Pensioenreglement CVG”. Zie bijlage VIII.
23.5 Met ingang van 1 januari 2006 geldt deze regeling voor:
1 Werknemers geboren op of na 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 in dienst van werkgever zijn; deze werknemers ontvangen een schriftelijk toezegging, gebaseerd op specifiek te definiëren uitgangspunten, die het voor hun mogelijk maakt uit te trede op leeftijd van (maximaal) 63 jaar, tegen 75% van het laatste pensioengevend salaris.
2. Nieuwe werknemers.
23.6 Voor werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 in dienst van de werkgever zijn blijft de bestaande pensioenregeling gelden.
23.7 Ten gevolge van de sterk gestegen pensioenlasten over de periode 1 januari 2007 tot 1 januari 2012 zal de pensioenpremie van de werknemer gedurende de looptijd van de CAO als volgt worden aangepast:
- per 1 juli 2007 wordt de pensioenpremie verhoogd van 4,38% naar 5,035% van de pensioengrondslag;
- per 1 januari 2008 wordt de pensioenpremie verhoogd van 5,035% naar 5,69% van de pensioengrondslag;
- per 1 juli 2008 wordt de pensioenpremie verhoogd van 5,69% naar 6,345% van de pensioengrondslag;
- per 1 januari 2009 wordt de pensioenpremie verhoogd van 6,345% naar 7% van de pensioengrondslag.
Hiermee is de premie voor werknemers voor de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2012 vastgesteld.
23.8 Op kosten van de werkgever kunnen werknemers die voornemens zijn binnen drie jaar uit te treden, eventueel met hun partner, in eigen tijd een pensioencursus volgen, mits een eigen bijdrage van € 100 wordt betaald.
Artikel 24. Winstuitkering- en winstspaarregeling en regeling Resultaat Afhankelijke Beloning
24.1 Werknemers hebben aanspraak op een winstuitkering conform het Reglement Winstuitkeringsregeling (bijlage VI).
24.2 De winstuitkeringsregeling, met inbegrip van het reglement, is van kracht tot 31 december van enig jaar, gekoppeld aan het desbetreffende boekjaar.
24.3 Spaarloonregeling
De werknemer die deelneemt aan de spaarloonregeling, spaart een gedeelte van zijn bruto loon. De spaarloonregeling zal op basis van het nieuwe fiscale maximum worden voortgezet.
Het jaarmaximum voor zowel de spaarloonregeling als de winstdelingsregeling is een gezamenlijk maximum.
Op deze spaarloonregeling is van toepassing hetgeen bepaald is in het Spaarloonreglement van de onderneming.
24.4 Premiespaarregeling
De werkgeversbijdrage van de premiespaarregeling (op jaarbasis), uitgaande van het deelnemersbestand per 31-12-2002 en de toen individueel genoten werkgeversbijdrage zal worden aangewend voor een bruto-uitkering of een storting in de pensioenspaarmodule, tot een maximum van € 525 per jaar. De werknemer zal uiterlijk in december zijn keuze kenbaar maken aan de salarisadministratie over het volgende kalenderjaar.
24.5 Gedurende de looptijd van de CAO geldt een Resultaat Afhankelijke Beloning (bijlage VII).
Artikel 25. Vakverenigingwerk binnen de onderneming
25.1 De werkgever geeft elk van de vakverenigingen faciliteiten voor het werk van de vakverenigingen en de bedrijfsledengroepen in de onderneming, voorzover door dit werk de voortgang van de werkzaamheden niet wordt geschaad en de bestaande overlegstructuren niet worden doorkruist.
25.2 De vakverenigingen zullen de werkgever schriftelijk meedelen wie van de leden uit het personeel een bestuursfunctie vervullen in de bedrijfsledengroep.
25.3 De vakverenigingen c.q. het bestuur van een bedrijfsledengroep kunnen binnen het bedrijf van door de werkgever aan te wijzen publicatieborden gebruik maken ten behoeve van mededelingen e.d. aan hun leden.
Het bovenstaande betreft uitsluitend mededelingen e.d. waarvan de inhoud bestaat uit objectieve informatie inzake vergaderingen, scholing en soortgelijke vakverenigingactiviteiten. Indien de inhoud verder gaat dan bedoelde objectieve informatie, is er voor publicatie voorafgaand overeenstemming met de werkgever nodig over de feitelijke informatie. Van deze mededelingen e.d. zal steeds gelijktijdig met de publicatie c.q. verspreiding ervan een exemplaar worden overhandigd aan de bedrijfsleiding.
25.4 Aan de vakverenigingen en aan de voorzitters van een bedrijfsledengroep zullen ter informatie worden toegezonden:
- algemene mededelingen aan het personeel
- gepubliceerde agenda’s en verslagen van overlegvergaderingen met de Ondernemingsraad
- het personeelsinformatiebulletin.
De medewerkers van de bedrijfsledengroep krijgen, na ondertekening van het protocol, toegang tot e- mailfaciliteiten.
25.5 Ten behoeve van vergaderingen van bedrijfsledengroepen zal zo mogelijk binnen het bedrijf vergaderruimte ter beschikking worden gesteld. Deze vergaderingen zullen in beginsel buiten werktijd worden gehouden. (Bestuurs-) leden die in verband met hun dienstrooster de vergaderingen niet kunnen bijwonen, kunnen zonodig hiervoor betaald verzuim krijgen, indien het bedrijfsbelang dit toelaat en daartoe tijdig overleg met hun betrokken chef is gepleegd.
25.6 Ten behoeve van bovengenoemde activiteiten zal per kalenderjaar niet meer betaald verzuim worden toegekend dan 2,5 uur per lid van de vakvereniging.
Elke vakvereniging doet aan de werkgever eenmaal per jaar opgave van zijn aantal leden in de onderneming.
25.7 De werkgever zal er op toezien, dat de werknemer van de bedrijfsledengroep niet op grond daarvan in zijn positie als werknemer wordt xxxxxxxxx, op dezelfde wijze als het bepaalde in artikel 21 van de WOR.
25.8 Indien de werkgever tot ontslag van een bestuurslid van een bedrijfsledengroep wil overgaan, zal deze - alvorens een ontslagvergunning aan te vragen - de desbetreffende vakvereniging motiveren dat dezelfde maatstaven zijn aangelegd als die welke gelden voor werknemers die niet een dergelijke functie vervullen binnen de vakverenigingen.
25.9 Bij gesprekken tussen de bedrijfsleiding en de vakverenigingen mogen de betrokken voorzitters van de bedrijfsledengroepen of een door de leden uit hun midden gekozen vertegenwoordiger als waarnemer aanwezig zijn.
Indien deze gesprekken plaatsvinden buiten het voor betrokkene geldende dienstrooster, zullen deze uren gecompenseerd worden door een “tijd-voor-tijd” vergoeding.
25.10 De behandeling van bepaalde aangelegenheden, behorende tot de competentie van een bezoldigde bestuurder van een vakvereniging, kan door hem aan de voorzitter van een bedrijfsledengroep worden overgedragen, mits daarvan tijdig mededeling is gedaan aan de bedrijfsleiding en de eventueel gemaakte afspraken tussen partijen door de betrokken vakvereniging als bindend worden aanvaard.
25.11 Indien zich een conflictsituatie voordoet tussen werkgever en de vakverenigingen, zal overleg gepleegd worden over de gevolgen hiervan met betrekking tot het in dit artikel geregelde vakverenigingwerk binnen de onderneming
25.12 Werkgever zal medewerking verlenen om de vakbondcontributie fiscaal te faciliteren voor zover en voor zolang dit mogelijk is. In bijlage IX is ter informatie het reglement opgenomen.
Artikel 26. Is bijlage XI Arbo- en Verzuimbeleid geworden Artikel 27. Vervallen
Artikel 28. Ongewenste omgangsvormen
28.1 Ongewenste intimiteiten en omgangsvormen binnen de onderneming behoren niet voor te komen en zullen evenmin worden getolereerd.
28.2 In overleg met de personeelsvertegenwoordiging is een voor alle betrokkenen aanvaardbare vertrouwenspersoon aangezocht ter behandeling van eventuele klachten terzake.
Klachten worden vertrouwelijk behandeld en de werknemer die een serieuze klacht indient, zal niet in zijn belangen worden geschaad.
28.3 In overleg met de Ondernemingsraad is een klachtenprocedure opgesteld en gepubliceerd.
Artikel 29. Collectieve ongevallenverzekering
29.1 Voor alle medewerkers van CVG zal een premievrije collectieve ongevallenverzekering met een 24- uurs dekking worden afgesloten.
Artikel 30. Tussentijdse wijzigingen
30.1 Indien belangrijke tussentijdse wijzigingen zich voordoen kunnen deze door de werkgever of door de vakverenigingen aan de orde gesteld worden, als deze in direct verband staan met buitengewoon ingrijpende veranderingen in de algemene sociaaleconomische verhoudingen in Nederland.
Partijen zijn in dat geval verplicht aan de orde gestelde voorstellen zo spoedig als mogelijk is in behandeling te nemen.
30.2 Indien bij het overleg over de gevallen in 30.1 genoemd binnen 2 maanden nadat zij aan de orde zijn gesteld, geen overeenstemming is bereikt, is de partij die de voorstellen heeft ingediend gerechtigd de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van één maand op te zeggen.
Artikel 31. Duur en beëindiging van de overeenkomst
Deze overeenkomst treedt in werking op 1 juli 2011 te 00.00 uur en eindigt van rechtswege op 31 december 2011 te 24.00 uur.
Crown Van Gelder N.V. FNV Bondgenoten CNV Vakmensen
De Unie
Protocolafspraken
1. Vakantiewetgeving
Naar verwachting wordt de vakantiewetgeving aangepast, mogelijk met ingang van 1 januari 2012. Indien de wijzigingen ingaan tijdens de looptijd van de CAO treden partijen met elkaar in overleg over de gevolgen voor de afspraken in de CAO.
2. Nieuwe pensioenregeling
Partijen starten vanaf juli 2011 een project ter invoering van een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2012. Dit omdat:
- het uitvoeringscontract van de CVG pensioenregeling per 1 januari 2012 afloopt. Dit betekent dat partijen uiterlijk dit najaar nieuwe afspraken moeten maken met onze pensioenuitvoerder De Eendragt Pensioen (DEP);
- de bestaande afspraken tussen partijen over premieverdeling van de pensioenregeling eveneens aflopen per 1 januari 2012 en er dienen dus nieuwe afspraken te worden gemaakt;
- indien de huidige regeling niet wordt aangepast, de pensioenlasten de komende jaren aanzienlijk zullen stijgen. Deze kostenstijging is voor werkgever en werknemers niet aanvaardbaar.
Het doel is om te komen tot een nieuwe pensioenregeling die betaalbaar en toekomstbestendig is voor deelnemers en Crown Van Gelder, en in lijn is met het centraal pensioenakkoord. De bevindingen van het project worden meegenomen in het overleg voor de integrale CAO per 1 januari 2012.
3. Redactie CAO-tekst
Partijen hebben gesproken over inhoudelijke CAO-wijzigingsvoorstellen met betrekking tot de volgende artikelen:
- artikel 7 : werkgelegenheid;
- artikel 8 : benoeming en ontslag;
- artikel 9 : dienstrooster/arbeidsduur (tekst reeds afgesproken rooster AME);
- artikel 10 : functietoepassing en salarisschalen 10 t/m 19;
- artikel 12 : bijzondere beloningen en tegemoetkomingen;
- artikel 13A : zon en feestdagen;
- artikel 15 : verzuim met behoud van xxxxxxx.
Partijen treden met elkaar in gesprek over deze voorstellen op het moment dat de werkgroep “Verbetering leesbaarheid CAO” haar tekstuele wijzigingsvoorstellen gereed heeft (voor uiterlijk 15 september 2011).
De werkgroep bestaat uit kaderleden en HR-adviseurs. De inhoudelijke en tekstuele wijzigingsvoorstellen zullen tegelijkertijd worden behandeld in het overleg voor de integrale CAO per 1 januari 2012.
Bijlage I
Indeling van de functiegroepen
A. De groepsindeling van de functiegroepen 10 t/m 19 - op basis van het ORBA-systeem - is als volgt:
- functiegroep 10 | leeg | ||
- functiegroep 11 | 0 | t/m | 34,0 punten |
- functiegroep 12 | 34,5 | t/m | 53,5 punten |
- functiegroep 13 | 54,0 | t/m | 73,0 punten |
- functiegroep 14 | 73,5 | t/m | 92,5 punten |
- functiegroep 15 | 93,0 | t/m | 112,0 punten |
- functiegroep 16 | 112,5 | t/m | 131,5 punten |
- functiegroep 17 | 132,0 | t/m | 151,0 punten |
- functiegroep 18 | 151,5 | t/m | 170,5 punten |
- functiegroep 19 | 171,0 | t/m | 190,0 punten |
B. De groepsindeling van de functiegroepen 51 t/m 56 - op basis van het ORBA-systeem - is als volgt:
- functiegroep 51 | 191 | t/m | 210 punten |
- functiegroep 52 | 211 | t/m | 230 punten |
- functiegroep 53 | 231 | t/m | 250 punten |
- functiegroep 54 | 251 | t/m | 270 punten |
- functiegroep 55 | 271 | t/m | 290 punten |
- functiegroep 56 | meer dan 291 punten |
Bijlage II Salarisschalen
FUNCTIEJAREN- c.q. TREDENSCHALEN 11 T/M 19
Inclusief 2,3 % verhoging per 1 juli 2010
Schaal | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 |
aantal functiejaren/treden
00/01 | 1735 | 1779 | 1836 | 1921 | 2012 | 2135 | 0000 | 0000 | 0000 |
01/02 | 1766 | 1808 | 1875 | 1958 | 2061 | 2180 | 2321 | 2467 | 2635 |
02/03 | 1791 | 1842 | 1910 | 0000 | 0000 | 0000 | 2368 | 2526 | 2693 |
03/04 | 1821 | 1879 | 1953 | 2044 | 2155 | 2279 | 2425 | 2584 | 2754 |
04/05 | 1855 | 1914 | 1991 | 2081 | 2200 | 2329 | 2471 | 2637 | 2813 |
05/06 | 1953 | 2030 | 2129 | 0000 | 0000 | 0000 | 2693 | 2878 | |
06/07 | 2070 | 2168 | 2289 | 2427 | 2581 | 2752 | 2934 | ||
07/08 | 2468 | 2634 | 2808 | 2993 | |||||
08/09 | 0000 | 0000 | 0000 | ||||||
09/10 | 2920 | 3115 | |||||||
10/11 | 3169 |
AANLOOPSCHALEN 11 t/m 19 c.q. TREDENSCHALEN 1 t/m 9
inclusief 2,3 % verhoging per 1 juli 2010
Salarisschaal | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
(11) | (12) | (13) | (14) | (15) | (16) | (17) | (18) | (19) |
Treden
A | 1362 | 1362 | 1553 | 1762 | 1808 | 1927 | 0000 | 0000 | 0000 |
B | 1529 | 1530 | 1726 | 1815 | 1879 | 2000 | 2095 | 2244 | 2400 |
C | 1697 | 1699 | 1784 | 1865 | 1951 | 2073 | 2182 | 2329 | 2489 |
SALARISSCHALEN 51 t/m 56
inclusief 2,3 % verhoging per 1 juli 2010
Leeftijd/schaal | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 |
25 | 2631 | 2799 | 2961 | 3133 | ||
26 | 2776 | 2961 | 3154 | 3366 | 3549 | |
27 | 2897 | 3130 | 3342 | 3591 | 3781 | |
28 | 3011 | 3266 | 3502 | 3799 | 4034 | 4193 |
29 | 0000 | 0000 | 0000 | 4010 | 4275 | 4448 |
30 | 3182 | 3481 | 3799 | 4192 | 4489 | 4698 |
31 | 3231 | 3539 | 3907 | 4358 | 4698 | 4954 |
32 | 3280 | 3590 | 3964 | 4489 | 4891 | 5208 |
33 | 3311 | 3628 | 4032 | 4590 | 5056 | 5445 |
34 | 3347 | 3673 | 4078 | 4659 | 5230 | 5653 |
35 | 3377 | 3701 | 4112 | 4719 | 5355 | 5844 |
36 | 3395 | 3720 | 4143 | 4765 | 5463 | 6037 |
37 | 3412 | 3745 | 4177 | 4807 | 5530 | 6207 |
38 | 3425 | 3765 | 4193 | 4842 | 5598 | 6360 |
39 | 3435 | 3787 | 4211 | 4871 | 5655 | 6456 |
40 | 3440 | 3794 | 4225 | 4896 | 5697 | 6536 |
41 | 3450 | 3800 | 4242 | 4919 | 5742 | 6601 |
42 | 3456 | 3810 | 4258 | 4943 | 5773 | 6659 |
43 | 3460 | 3815 | 4262 | 4960 | 5799 | 6706 |
44 | 3461 | 3819 | 4266 | 4978 | 5825 | 6758 |
45 | 0000 | 0000 | 0000 | 5840 | 6788 | |
46 | 4275 | 5010 | 5858 | 6818 | ||
47 | 5017 | 5875 | 6852 | |||
48 | 5878 | 6877 | ||||
49 | 5883 | 6900 | ||||
50 | 5885 | 6915 | ||||
51 | 6929 | |||||
52 | 6938 | |||||
53 | 6950 |
Inkomen per 1 oktober 2011
Met de salarisbetaling van oktober 2011 ontvangen werknemers die op 1 oktober 2011 in dienst zijn een éénmalige uitkering ter hoogte van € 150,00 bruto. Deze uitkering zal aan partimers naar rato worden uitbetaald.
Kerstpakket 2011
In december 2011 ontvangen werknemers een kerstpakket ter waarde van € 70,00 netto, waarbij de werknemer kan kiezen uit een waardebon of een pakket.
Bijlage III
Uitgangspunten van het beloningsbeleid voor de categorie: functiegroepen 51 t/m 56
1 Iedere functie is op basis van het resultaat van een classificatie met behulp van het “ORBA-systeem” ingedeeld in één van de functiegroepen 51 t/m 56.
2 Het salaris wordt door de daartoe bevoegde leiding bepaald met inachtneming van diverse factoren als
- leeftijd
- prestatie
- onderlinge beloningsverhoudingen
- het eventueel regelmatig en tenminste in redelijke mate vervangen van een functionaris met een functie in een hogere functiegroep.
3 Als regel zal met inachtneming van het sub 2 gestelde worden bepaald in een gebied dat wordt begrensd door de volgende bedragen:
- anderzijds de helft van het verschil tussen het richtlijnbedrag, dat hoort bij de leeftijd van de betrokkene in de bij de functiegroep behorende salarisgroep, en het richtlijnbedrag in de naast hogere salarisgroep bij dezelfde leeftijd.
4 Uitzonderingen op het sub 3 gestelde zijn mogelijk, bijvoorbeeld in de volgende gevallen:
a. Na een belangrijke promotie of belangrijk hogere indeling van de functie als gevolg van herclassificate kan geleidelijk aansluiting worden gezocht bij de richtlijnen in de nieuwe salarisgroep.
b. Gedurende een noodzakelijke inwerk- en/of opleidingsperiode kan geleidelijk aansluiting worden gezocht bij de richtlijnen van de (nieuwe) salarisgroep waarin de functie bij volledige vervulling is ingedeeld.
c. Indien een functionaris binnen afzienbare tijd een duidelijk hogere functie zal gaan vervullen, kan hierop bij de salarisbepaling worden geanticipeerd.
5 In geval van een
a. definitieve overplaatsing naar een functie in een hogere of lagere salarisgroep of;
b. definitieve indeling van de functie in een hogere of lagere salarisgroep, dient het gestelde sub 2, 3, 4a en 4b in acht genomen te worden.
6 Bij een incidentele vervanging van een functionaris met een functie in een hogere salarisgroep kan een tijdelijke toeslag op het salaris worden toegekend mits
- sprake is van vervanging in tenminste redelijke mate; en
- sprake is van vervanging gedurende een langere periode.
De hoogte van de eventuele tijdelijke toeslag wordt bepaald met inachtneming van de mate van vervanging, alsmede van het gestelde sub 2, 3 en 4a.
Bij een tijdelijke overplaatsing naar een functie in een lagere functiegroep blijft het salaris ongewijzigd.
7 a. Bij algemene salarisverhogingen, overeengekomen in het kader van de CVG-CAO behoudt de directie zich echter het recht voor in individuele gevallen anders te beslissen.
b. De sub a. bedoelde algemene verhogingen worden verwerkt in de salarisrichtlijnen.
c. Het sub a. gestelde geldt onder het voorbehoud van eventuele wettelijke beperkende bepalingen.
d. Het sub b. gestelde geschiedt met inachtneming van de eventuele effecten van het sub c. gestelde op de aanpassing van de feitelijke salarissen.
8 De directie kan - indien de financiële positie van de onderneming dit naar zijn oordeel noodzakelijk maakt - bepalen, dat één of meer van de bovengenoemde uitgangspunten incidenteel of voor een zekere periode slechts beperkt zullen worden gerealiseerd.
Bijlage IV (nieuw per 01-07-11) Wet Verbetering Poortwachter
Met betrekking tot de Wet Verbetering Poortwachter zijn partijen een protocoltekst overeengekomen waarin de uitgangspunten voor informatie, zorgvuldig handelen en de verantwoordelijkheden als volgt zijn neergelegd, te weten:
De werkgever draagt, in overleg met de Ondernemingsraad en de Arbo-dienst, zorg voor voorlichting aan de werknemer over de rechten en plichten voortvloeiend uit de Wet Verbetering Poortwachter. Dit betekent onder meer voorlichting over moment van ziekmelding, plan van aanpak, re-integratieverslag, aanvraag WAO- of WIA-uitkering en aanvraag persoonsgebonden budget. Daar waar het om algemene informatie gaat gebeurt dit schriftelijk.
Individueel geldt dat CVG de werknemer, waarvoor de re-integratie wordt ingekocht, tijdig en aantoonbaar zal informeren over doel en inhoud van het traject, voordat het traject zal starten. Met name moet hierin duidelijk worden wat de (ex) werknemer mag eisen van het door de werkgever gecontracteerde re-integratiebedrijf en welke eisen aan cliënt gesteld mogen worden.
Het contract tussen CVG en een specifieke reïntegratiedienst (en/of Arbo-dienst) is voor betrokken werknemer beschikbaar voor inzage via de werkgever. De privacy ter zake van gegevens van de werknemer wordt in alle fasen gegarandeerd en de klachtenregeling van CVG is van toepassing.
Verder hebben partijen afgesproken dat:
a. HR-adviseurs de taak van case-manager vervullen; voor specifieke diensten – o.a. arbeidsmarkt oriëntatie of omscholing – kunnen gespecialiseerde bureaus worden ingehuurd.
b. Werknemer het recht heeft om een second opinion aan te vragen bij het UWV indien werkgever hem intern of extern een passende functie aanbiedt.
c. Gedurende de periode van second opinion het loon zal worden doorbetaald tot 100% hangende de beslissing van de UVW, mits:
- de second opinion binnen 10 dagen wordt aangevraagd;
- de medewerker een aanvang heeft gemaakt met de werkzaamheden in de aangeboden functie, tenzij uitvoering van de aangeboden werkzaamheden gezondheidsrisico’s met zich mee zal brengen.
d. Het re-integratietraject samen met de werknemer zal worden opgesteld;
e. Gedurende het re-integratietraject, voor de uren die de medewerker werkt, het loon zal worden aangevuld tot 100%, en voor het deel dat de medewerker niet werkt de bepalingen in de CAO met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en WAO van toepassing zijn.
f. Het re-integratietraject eindigt wanneer:
- de werknemer intern een andere passende functie aanvaardt, dan wel extern een arbeidsovereenkomst is afgesloten bij de nieuwe werkgever;
- het re-integratietraject is gestaakt op advies van het reïntegratiebedrijf en/of Arbo-dienst;
- de maximale duur van 104 weken wordt overschreden.
g. Indien na afloop van het ziektewetjaar de WAO-uitkering niet of later ingaat bij wijze van een door de UWV opgelegde sanctie aan werkgever, de aanvulling tot 100% van de verplichte loondoorbetaling zal worden gecontinueerd.
h. De onder lid f. bedoelde regeling tevens van toepassing is indien werkgever en werknemer in onderling overleg besluiten de aanvraag voor een WAO-uitkering uit te stellen.
i. De totale periode van aanvulling op het maandinkomen (d.w.z. aanvulling tot 100% tijdens re-integratie en aanvulling tot 90% gedurende WAO) in totaal maximaal 104 weken zal bedragen, tenzij er sprake is van de situatie als bedoeld in de leden f. en g. In deze gevallen zal nog gedurende maximaal 52 weken worden aangevuld conform de CAO van CVG.
De nalatigheid van de werkgever moet vastgesteld zijn door de UWV.
Bijlage V
Extra vrije tijd voor oudere werknemers
1 De werknemer die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om extra vrije tijd op te nemen, dient deze vast te stellen hetzij in diensten, hetzij in uren in overleg met de werkgever:
a) voor de aanvang van elk kalenderkwartaal;
b) als het in sub a) gestelde niet mogelijk is ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, op de eerste dag van zijn werkhervatting;
c) als het in sub a) gestelde niet mogelijk is omdat het dienstverband in het desbetreffende kalenderkwartaal aanvangt, op de dag waarop het werk wordt begonnen.
2 Indien bij het vaststellen werknemer en werkgever niet tot overeenstemming komen, stelt de werkgever de vrije tijd vast, waarbij de wensen van de werknemer zoveel mogelijk in aanmerking worden genomen.
3 Voor de werknemer, die vanaf 1 januari 1997 in een kalenderkwartaal gemiddeld korter zal werken dan 36 uren c.q. 33,6 uren per week op jaarbasis - ook als dit korter werken een gevolg is van een verkorte werkweek of een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid - bedraagt de beschikbare vrije tijd het in 16.2 genoemde aantal uren verminderd met de in het desbetreffende kwartaal minder te werken uren. Dagen waarop in verband met feestdagen, vakantie en verzuim met behoud van salaris niet zal worden gewerkt, worden in dit verband niet als korter werken beschouwd.
4 Indien voor de aanvang van het kalenderkwartaal vaststaat dat het dienstverband in het desbetreffende kwartaal zal worden beëindigd, wordt de beschikbare vrije tijd bepaald in evenredigheid tot het gedeelte van het kwartaal gedurende hetwelk het dienstverband nog voortduurt.
5 In de sub 1 b) en c) bedoelde gevallen wordt de beschikbare vrije tijd bepaald in evenredigheid tot het resterende gedeelte van het lopende kwartaal.
6 In geval van arbeidsongeschiktheid zal de betrokken werknemer de reeds vastgestelde, doch niet opgenomen vrije tijd niet alsnog kunnen opnemen, ook niet als dit nog in hetzelfde kwartaal zou gebeuren.
7 Vrije tijd kan uitsluitend in het desbetreffende kwartaal worden opgenomen.
8 Niet opgenomen vrije tijd vervalt en mag niet vervangen worden door een uitkering in geld, ook niet bij het beëindigen van het dienstverband.
9 Teveel opgenomen vrije tijd als gevolg van niet te voorziene werkbeëindiging of werkonderbreking - ook als dit een gevolg is van arbeidsongeschiktheid - wordt niet verrekend.
Bijlage VI
Reglement winstuitkeringsregeling 1989 e.v. (ex artikel 24 van de CAO)
1.1 In de CVG-CAO 1989/1991 is aan werknemers aanspraak op een winstuitkering toegekend. De aanspraak op een winstuitkering heeft een looptijd tot en met 31 december van het boekjaar. In 2005 is onderzocht of de systematiek, zoals in artikelen 6.1 en 6.2 beschreven, leidt tot een verschil, ten opzichte van de systematiek, welke gebaseerd is op de dividenduitkering. Na evaluatie is afgesproken om de bestaande winstdelingsregeling ongewijzigd voort te zetten.
2 Het op grond van het sub 1 opgestelde winstuitkeringreglement heeft eveneens een geldigheidsduur tot 31 december van het boekjaar, tenzij technische aanpassingen nodig blijken bij uitvoering van de regeling.
3.1 Voor een winstuitkering komen uitsluitend in aanmerking werknemers die een dienstverband hebben of hebben gehad met Crown Xxx Xxxxxx N.V.
3.2 Ten volle deelgerechtigd zijn alle werknemers die gedurende het gehele boekjaar werkzaam zijn geweest bij de onderneming.
3.3 Werknemers die slechts een gedeelte van het boekjaar in dienst van de onderneming zijn geweest, zijn slechts ten dele deelgerechtigd naar rato van het aantal maanden dat het dienstverband in het betreffende boekjaar heeft geduurd, tenzij het in sub 3.4 gestelde van toepassing is.
3.4 Geen recht op een winstuitkering bestaat, indien het dienstverband binnen een termijn van 6 maanden is beëindigd of indien het dienstverband om een dringende reden als genoemd in artikel 7:678 BW is beëindigd.
4 Werknemers met een deeltijddienstverband komen in aanmerking voor een winstuitkering naar rato van de overeengekomen arbeidsduur, onverminderd het bepaalde in lid 3.1. t/m 3.4.
5 Indien een werknemer in de loop van het boekjaar komt te overlijden, geschiedt de winstuitkering aan de nabestaande(n) voor wie hij tijdens zijn leven zorg droeg.
6.1 De hoogte van de winstuitkering wordt bepaald door het in de geconsolideerde jaarrekening van Crown Van Gelder N.V. vermelde bedrijfsresultaat.
6.2 Voor de winstuitkering aan het personeel zal beschikbaar zijn een bedrag van 3.5% van het vastgestelde bedrijfsresultaat over het betrokken boekjaar.
7 Het op grond van artikel 6.2 berekende totaalbedrag wordt uitgedrukt in een percentage van de loonsom van Crown Van Gelder N.V. per 31 december van het betreffende boekjaar. Het aldus berekende percentage wordt gerelateerd aan het individuele jaarinkomen van iedere werknemer en bepaalt de bruto winstuitkering per werknemer.
8.1 Onder de in artikel 7 bedoelde loonsom c.q. jaarinkomen zijn begrepen: het (totaal aan) schaal- c.q. maandsalaris(en), inclusief meerurentoeslag, persoonlijke toeslag op basis van protocol 9, ploegentoeslag, consignatie- en vaste reserve toeslag, doch exclusief 13e-maanduitkering, vakantiegeld, persoonlijke toeslagen en alle overige (incidentele) componenten c.q. emolumenten, voor zover dit in het betrokken boekjaar is genoten.
8.2 Na goedkeuring van het bestuur van De Eendragt Pensioen N.V. maakt vanaf 1 april 1998 de winstdeling deel uit van het pensioengevend salaris.
9 De winstuitkering wordt uitbetaald na goedkeuring van het dividendvoorstel over het verstreken boekjaar door de aandeelhoudersvergadering, zo mogelijk uiterlijk in de maand juli daaraanvolgend.
10 Eventuele bijzondere uitkeringen in verband met de winst die bij wettelijke regeling verplicht zullen worden gesteld, zullen op de uitkeringen ingevolge deze regeling in mindering worden gebracht.
Bijlage VII
Resultaat afhankelijke beloning 2011
Inhoudsopgave:
A. Uitgangspunten
B. De Regeling:
1. Methodiek
2. RAB-gebieden
3. Vertaling in beloning
A. Uitgangspunten
1. Doel van deze regeling is om een deel van de beloning te koppelen aan de resultaten van de onderneming, zodat de betrokkenheid van de medewerkers bij het behalen van doelstellingen van de onderneming groter wordt.
2. Deze regeling vormt onderdeel van het totale pakket aan arbeidsvoorwaarden en staat dan ook naast de CVG winstdelingsregeling die als grondslag het behaalde financiële bedrijfsresultaat kent.
3. Onder de uitkering wordt verstaan een bruto nominaal bedrag op jaarbasis.
4. Deze regeling is van toepassing is op alle medewerkers van CVG, waarvoor de CVG-CAO van toepassing is.
5. De doelstellingen, die onderdeel uitmaken van deze regeling, moeten aan de volgende eisen voldoen:
• Herkenbaar voor de meerderheid van de CVG-medewerkers
• Beïnvloedbaar door medewerkers van CVG
• Heldere meetmethode
• Resultaat moet objectief zijn vast te stellen.
• Moeten passen in het vastgestelde beleidsplan
6. De nieuwe targets worden vóór 1 januari van het nieuwe jaar tussen de CAO-partijen overeen gekomen.
7. De uitkering komt tot uitbetaling in de maand februari van het volgend kalenderjaar.
8. De regeling wordt in het periodieke overleg geëvalueerd tussen de CAO-partijen.
B. De Regeling
1. Methodiek
A. Op een viertal gebieden wordt een norm vastgesteld. De werkelijke resultaten ten opzichte van de norm worden in bruto-bedragen uitgedrukt. De bruto-bedragen varieren van € 125 tot € 500.
B. Relatie tussen budgetdoelstellingen en RAB-targets
Per target is de budgetdoelstelling gelijk aan het midden van de één na hoogste kolom.
2. De RAB-gebieden
2.1. Voor 2011 worden de volgende doelstellingen aangewezen die Visie 2012 ondersteunen:
• Kwartalen zonder verzuimongeval
• NBD-afzet
• Netto-verkoopbare productie
• Aantal klachten per 1.000 ton
Definities
1. Verzuimongevallen: het aantal kwartalen zonder ongevallen met verzuim, zoals gerapporteerd door de afdeling P&O.
2. NBD-afzet: De hoeveelheid verkochte nieuwe producten, op basis van registratie FAO.
3. Netto Verkoopbare productie: De productie zoals deze door FAO gerapporteerd.
4. Aantal klachten per 1.000 ton: Het gemiddeld aantal klachten, volgens registratie FAO, per 1.000 ton afzet.
Normen:
Voor iedere doelstelling wordt een norm vastgesteld en een afwijking van de norm. De norm is vastgelegd in het budget voor het betrokken jaar of in afgesloten convenanten. Voor de normen en de afwijking wordt verwezen naar de bijlage. Per maand wordt via een interne mededeling aangegeven hoe de prestaties liggen op de vier doelstellingsgebieden.
3. Vertaling in beloning
3.1 Het uitkeringspercentage wordt bepaald door onderstaande tabel, waarbij de vier doelstellingen even zwaar meetellen in de berekening:
Doelstellingen | ||||
Aantal kwartalen zonder verzuimongeval | 1 kwartaal | 2 kwartalen | 3 kwartalen | 4 kwartalen |
NBD-afzet (ton) | ≥ 52.000 – | ≥ 59.000 – | ≥ 63.000 – | ≥ 67.000 |
< 59.000 | < 63.000 | < 67.000 | ||
Netto-verkoopbare | ≥ 207.700 – | ≥ 213.000 - | ≥ 215.000 - | ≥ 219.000 |
productie (ton) | < 213.000 | < 215.000 | < 219.000 | |
Aantal klachten per | ≥ 2,65 – | ≥ 2,45 – | ≥ 2,25 – | < 2,25 |
1.000 ton | < 2,85 | < 2,65 | < 2,45 | |
Uitkering (bruto per jaar) | € 125 | € 250 | € 375 | € 500 |
3.2 De uitkering (max. € 500) geschiedt met de salarisbetaling in februari 2012.
3.3 Deze regeling geldt voor het kalenderjaar 2011.
Uitvoering van de regeling wordt gecontroleerd door de Ondernemingsraad.
Voorbeeld berekening:
- Aantal kwartalen zonder verzuimongevallen: 2 kwartalen zonder verzuimongeval
- NBD-afzet: 68.000 ton
- Netto Verkoopbare productie: 217.000 ton
- Aantal klachten: 2,50 per 1.000 ton
Berekening: 1/4 x € 250 + 1/4 x € 500 + 1/4 x € 375 + 1/4 x € 250 = € 345 bruto uitkering.
Bijlage VIII
Pensioenregeling per 1-1-2006
1. Met ingang van 1 januari 2006 is de nieuwe pensioenregeling van kracht. De nieuwe pensioenregeling is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
- een pensioenleeftijd van 65 jaar;
- de franchise wordt (op peildatum 1 januari 2006) vastgesteld op € 11.566;
- de opbouw ouderdomspensioen bedraagt 2,25% per jaar; het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen;
- de werknemersbijdrage is bepaald op 4,38% van de pensioengrondslag;
- geldend voor de dienstjaren vanaf 1 januari 2006;
- eventueel opgebouwd prepensioen wordt omgezet in pensioenspaarkapitaal;
- de opgebouwde aanspraken onder de oude pensioenregeling worden geconverteerd naar pensioenaanspraken onder de nieuwe pensioenregeling door herrekening van de pensioengevende jaren.
2. Met ingang van 1 januari 2006 geldt deze regeling voor:
A) werknemers geboren op of na 1 januari 1950 en tevens in dienst van werkgever op 31 december 2005; deze werknemers ontvangen een schriftelijke toezegging, gebaseerd op generiekuitgangspunten, die het voor hen binnen deze uitgangspunten mogelijk maakt uit te treden op de leeftijd van (maximaal) 63 jaar, tegen 75% van het laatste pensioengevend salaris;
B) nieuwe werknemers.
3. Voor werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1950 en die op 31december 2005 in dienst van de werkgever zijn, blijft de pensioenregeling per 31 december 2005 gelden.
4. Met betrekking tot de overgangsregeling pensioen geldt het volgende:
A) De overgangsregeling wordt nader uitgewerkt.
B) Werkgever toetst de mogelijkheden aan de individuele fiscale inhaalruimte.
C) Met iedere werknemer wordt een individuele overeenkomst gesloten. Werknemer zal, voor zover van toepassing,een schriftelijke bevestiging van de pensioentoezegging van werkgever ontvangen. De tekst van de individuele overeenkomst en de tekst van de individuele bevestigingsbrief is overeengekomen met de vakorganisaties.
D) De gehanteerde generieke berekeningsmethode is op het volgende gebaseerd:
1. In het rekenmodel wordt het volgende verondersteld:
- loonindex 2,5% per jaar;
- prijsindex 1,5% per jaar;
- carrièreontwikkeling voor leeftijd 25 tot 35 1,5% per jaar 35 tot 45 1% per jaar, voor leeftijd45
tot 55 0,5% per jaar en voor leeftijd 55 tot 65 jaar 0% per jaar;
- rendement op pensioensparen 4% per jaar.
2. Rekening wordt gehouden met:
- het pensioengevende salaris in de pensioenregeling per 1 juli 2005;
- de leeftijd per 31 december 2005;
- de verzekeringstechnische grondslagen zoals die op 30 december 2005 bij Pensioenfonds De Eendragt van kracht zijn.
3. Met inachtneming van de hierover genoemde uitgangspunten wordt berekend:
- het extra ouderdoms- en partnerpensioen dat vanaf 1 januari 2006 wordt verkregen door de lagere franchise en de hogere opbouw;
- het prepensioen vanaf 63 jaar dat met het extra ouderdoms- en partnerpensioen kan worden verkregen;
- het naar de ingangsleeftijd van 63 jaar omgerekende opgebouwde prepensioen op ingangsleeftijd 62 jaar (voor personen ouder dan 50 jaar);
- het gekapitaliseerde verschil tussen 75% salaris op 63 jaar en het gesommeerde prepensioen uit de twee voorgaande punten;
- de contante waarde van het gekapitaliseerde verschil per 31 december 2005 op basis van het fictieve rendement op pensioenspaarkapitaal.
Indien er positieve of negatieve afwijkingen ontstaan tussen bovengenoemde uitgangspunten en de werkelijke ontwikkelingen, worden deze niet verrekend.
Bijlage IX
Reglement vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie voor werknemers werkzaam bij Crown Van Gelder N.V.
Artikel 1
De werknemer kan bij de werkgever een verzoek indienen tot verlaging van het bruto loon ter hoogte van de door hem in het desbetreffende kalenderjaar betaalde kosten voor het lidmaatschap van een werknemersorganisatie. De werkgever zal dit verzoek inwilligen in ruil voor een onkostenvergoeding gelijk aan de op de voormelde bruto looncomponent ingehouden bedrag, zoals nader bepaald in dit reglement.
Artikel 2
1. De werknemer dient schriftelijk opgave te doen van de werkelijke kosten van het lidmaatschap. Daartoe dient hij het: “Declaratieformulier vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie’’ volledig in te vullen en te ondertekenen.
2. Om aanspraak te kunnen maken op een vergoeding van de lidmaatschapskosten van de werknemersorganisatie, dient de werknemer uiterlijk op 11 december van het betreffende kalenderjaar het in lid 3 genoemde declaratieformulier aan de werkgever te overleggen. Hierbij worden kopieën van betalingsbewijzen van de kosten van het lidmaatschap in januari en oktober van het betreffende jaar bijgevoegd, of een jaaropgave verstrekt door de werknemersorganisatie. Bij bankafschriften mogen, behoudens naam, adres en afschrijving van kosten van het lidmaatschap, de overige gegevens onleesbaar worden gemaakt. Overschrijding van genoemde datum leidt tot uitsluiting van deelname.
3. De in lid 1 bedoelde vergoeding wordt vastgesteld op basis van de door de werknemer op het declaratieformulier vermelde gegevens en op basis van de toepasselijke fiscale en premierechtelijke wet- en regelgeving.
4. Indien door de werknemer is voldaan aan het gestelde in lid 2 wordt de vergoeding zoals bedoeld in artikel 1 door de werkgever aan de werknemer betaald tezamen met de loonbetaling in de maand december van het betreffende kalenderjaar.
Artikel 3
Bij beëindiging van het dienstverband, ongeacht de reden hiertoe, eindigt het recht op vergoeding als bedoeld in artikel 1.
Artikel 4
Indien bij controle door de inspecteur der belastingen of de inspecteur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen blijkt dat de belastingen premievrije vergoeding ten onrechte of tot een te hoog bedrag is uitbetaald en dientengevolge naheffing bij de werkgever plaatsvindt, dan komt deze naheffing (inclusief eventuele rente en boete) voor rekening van de werknemer indien de oorzaak van de naheffing aan de werknemer kan worden verweten.
DECLARATIEFORMULIER VERGOEDING VAN DE LIDMAATSCHAPSKOSTEN VAN EEN WERKNEMERSORGANISATIE
Door de werknemer uiterlijk 11 december van het betreffende kalenderjaar in te leveren bij de werkgever Ondergetekende, (naam werknemer)
SoFi nummer: ................................................................................................................................................................... ….
a. is ter zake van zijn arbeidsovereenkomst bij Crown Van Gelder N.V. lid van
…………………………………………………………………………………………(naam werknemersorganisatie)
en betaalt in dit verband kosten voor het lidmaatschap;
b. verklaart akkoord te gaan met het gestelde in het Reglement Vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie voor werknemers werkzaam bij
Crown Van Gelder N.V.;
c. verklaart dat de kosten voor het jaar (jaartal) die krachtens dit reglement voor
vergoeding in aanmerking komen als volgt bedragen:
kosten voor lidmaatschap van de onder a. genoemde werknemersorganisatie in
.......................... (jaartal) euro;
d. verklaart afstand te doen van een deel van zijn bruto loon in december (jaartal) met een
geldswaarde ter grootte van het hierboven onder c. aangegeven bedrag;
e. verklaart zich bewust te zijn van het feit dat door vergoeding van de kosten een tijdige declaratie bij zijn werkgever nodig is (uiterlijk 1 december van het betreffende kalenderjaar);
f. verklaart zich er van bewust te zijn dat het afzien van een deel van het salaris gevolgen kan hebben voor het bruto loon sociale verzekeringen en arbeidsvoorwaardelijke berekeningsgrondslagen en als bijlage bij dit formulier betalingsbewijzen overlegt als bedoeld in artikel 2, lid 2 van het reglement.
Datum: .......................................................................................................
Handtekening: ......................................................................................................
Bijlage X Scholing
Behoudens het in dit artikel gestelde omtrent “scholing en vorming van jeugdige werknemers” blijft het ondernemingsbeleid tevens gericht op verdergaande scholing van alle werknemers.
Voor instructie uren geldt het volgende: maximaal 1 bijeenkomst voorafgaande of aansluitende op een dienst of werkdag met een duur van maximaal 3 uur, en maximaal 6x per jaar.
Wanneer instructies worden gegeven, zullen de extra uren worden beloond conform de overurenregeling (artikel 12.10.). Deze uren kunnen zowel in vervangende vrije tijd dan wel in geld worden toegekend. De werknemer bepaalt de keuze hiervoor.
Extra uren als gevolg van opleidingen die op bedrijfsverzoek worden gedaan en leiden tot een diploma of certificaat, zullen in principe worden vergoed in geld, tenzij opname in tijd wordt overeengekomen.
Het maximum aantal te vergoeden uren bedraagt 8 uur per werkdag. De werkgever doet aan de OR opgave over wat onder instructies wordt verstaan. Voor de vergoeding van de opleidingsuren zal de kloktijd registratie gelden.
NB. De afspraak m.b.t. vergoeding in geld geldt voor de looptijd van de CAO 2009-2011 en zal in het Periodiek Overleg met de vakorganisaties worden geëvalueerd.
Bijlage XI
Arbo en Verzuimbeleid
De werkgever zal in het kader van de arbeidsomstandigheden in het algemeen en de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid in het bijzonder, de nodige maatregelen nemen. Ter bevordering van een en ander en mede ter uitvoering van de wettelijke voorschriften terzake zal de werkgever in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties (Arbodienst, de veiligheidsfunctionaris, de Ondernemingsraad, respectievelijk de VGW-commissie) waar nodig regelingen opstellen.
Een werknemer kan niet worden verplicht werkzaamheden te verrichten die naar zijn oordeel schadelijk zijn voor zijn veiligheid of gezondheid.
Indien hij op grond van voornoemde overwegingen besluit zijn werkzaamheden te onderbreken, zal hij daarvoor echter wel - zoals voor al zijn handelen en nalaten in dienstverband - verantwoording dienen af te leggen aan zijn leiding.
Ter voorkoming van ziekte en arbeidsongeschiktheid als uitvloeisel van de arbeidssituatie zal de werkgever zich blijven inspannen voor:
- het voeren van een ziekteverzuimregistratie, waarvan de uitkomsten worden geanalyseerd en jaarlijks met de Ondernemingsraad worden besproken;
- het voortzetten van het beleid met betrekking tot verbetering van de kwaliteit van de arbeid en
de arbeidsomstandigheden, onder meer via risico-inventarisatie en -evaluatie door de Arbodienst;
- voorlichting geven aan groepen medewerkers van het bedrijf over hun verantwoordelijkheid en rol in het voorkomen van ziekte en arbeidsongeschiktheid in verband met de arbeid;
- het onderhouden van een op de onderneming afgestemd Arbo-zorgsysteem.
De werkgever zal bij het uitvoeren van PMO. en RI&E’s ook gebruik maken van de VBBA-methode (vragenlijst beleving en beoordeling van arbeid). Daarmee wordt werkdruk gemeten volgens de regelmaat, voortvloeiend uit de Arbowet. Wanneer door een meting werkdruk als risico wordt beoordeeld, zal dit in het bijbehorende plan van aanpak worden opgenomen. De OR krijgt als gebruikelijk inzage in de rapportages. Wanneer de OR dit nodig acht, kan hij werkstress tijdens het periodiek overleg met de vakverenigingen aan de orde laten stellen. Voorts wordt aan werkdruk aandacht besteed via het convenant dat op bedrijfstakniveau is afgesloten.
Met betrekking tot de Wet Verbetering Poortwachter zijn partijen een protocoltekst overeengekomen waarin de uitgangspunten voor informatie, zorgvuldig handelen en de verantwoordelijkheden zijn neergelegd. Voor de inhoud van de tekst wordt verwezen naar protocolafspraak 3.
Om re-integratie van de arbeidsongeschikte werknemer te bevorderen, zal bij arbeidsongeschiktheid van mogelijk langere duur op indicatie van de bedrijfsarts, de werkgever, in samenspraak met de Arbodienst en het UWV en na contact met de betrokken werknemer, een prognose trachten op te stellen, op welke termijn en in welke mate de werknemer de werkzaamheden in de eigen of in een andere functie kan hervatten.
Voorts zal, in principe bij een arbeidsongeschiktheidsperiode van 6 maanden, met de werknemer, de Arbodienst en de overige medische instanties overlegd worden, of een re-integratieplan dient te worden vastgesteld, waarbij onder meer aanpassingen van de werkplek en/of de werkzaamheden, dan wel herplaatsing of om-, her- en bijscholing aan de orde kunnen komen.
Ook na het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid zal het streven naar re-integratie van de werknemer in het arbeidsproces voortgang vinden, tenzij volledig blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.
Met een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer zal de dienstbetrekking niet worden beëindigd, tenzij in goed overleg met het UWV is gebleken dat herplaatsing binnen de onderneming niet mogelijk is.
De werkgever zal zich inspannen om - binnen het kader van de noodzakelijke arbeid binnen de onderneming - tot zodanige herschikking of aanpassing van functies te komen, dat de herplaatsingkans voor een werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is of dreigt te worden, wordt geoptimaliseerd; uiteraard onder gebruikmaking van wettelijke of andere subsidiemogelijkheden.
Ten behoeve van de plaatsing van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers zal de werkgever per geval een inventarisatie maken van de functies die geschikt zijn of gemaakt kunnen worden voor vervulling door een gedeeltelijk arbeidsongeschikte.
Indien in deze functies vacatures ontstaan die niet vervuld kunnen worden door plaatsing van eigen werknemers, dan kunnen deze vacatures gemeld worden bij het UWV en in overleg met het UWV worden vervuld door aanstelling van gedeeltelijk arbeidsongeschikten van buiten de onderneming.
Indien voor een gedeeltelijk arbeidsongeschikt geworden werknemer ondanks alle daarop gerichte inspanningen geen functie binnen het eigen bedrijf aanwezig blijkt te zijn, zal de werkgever in nauwe samenwerking met het UWV de werknemer behulpzaam zijn bij het vinden van andere werkgelegenheid buiten de onderneming.
Indien geen passende functie aan de geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer kan worden aangeboden, dan wordt schriftelijk en met redenen omkleed, ondersteund door een rapportage van de betrokken Arbodienst aan betrokken werknemer meegedeeld waarom dit niet mogelijk is en welke mogelijkheden zijn onderzocht om deze situatie te voorkomen.
Wanneer een familielid van de werknemer in de eerste graad overlijdt, kan de werknemer aanspraak maken op deskundige begeleiding van de Arbodienst. De begeleiding geschiedt op kosten van de werkgever gedurende een naar redelijkheid en billijkheid te bepalen rouwperiode.
Iedere werknemer wordt in de gelegenheid gesteld om éénmaal per drie jaar deel te nemen aan een PMO.
Lijst van afkortingen
ADV Arbeidsduurverkorting
ARBO Arbeidsomstandigheden
ATB Arbeidstijdenbesluit
ATW Arbeidstijdenwet
BBA Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen BW Burgerlijk Wetboek
CAO Collectieve Arbeids Overeenkomst
CWI Centrum voor Werk en Inkomen
ERV Extra Roostervrije uren
JWP Jeugdwerkplan
OR Ondernemingsraad
PMO Preventief Medisch Onderzoek
RAB Resultaat Afhankelijke Beloning
RI&E Risico Inventarisatie en Evaluatie
SV Sociale Verzekeringen
UWV Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen VGW Veiligheid, Gezondheid en Welzijn
VNP Vereniging Nederlandse Papier
WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidverzekering WAZ Wet Arbeid en Zorg
WEP Werkervaringsplaats
WIA Wet op werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen WOR Wet op de Ondernemingsraden
WVP Wet Verbetering Poortwachter
WW Werkloosheidwet
WULBZ Wet Uitbreiding Loondoorbetaling bij Ziekte ZW Ziektewet
Trefwoord | Artikel |
Aanvulling op WW | 18.5 e.v. |
ADV | 9.7 |
ADV-inroostering | 9.7.2 |
ADV-koopdagen | 9.7.3 |
Afwijkende uren | 12.10 |
Algemene verplichtingen van de vakverenigingen | 4 |
Algemene verplichtingen van de werkgever | 3 |
Algemene verplichtingen van de werknemer | 5 |
Arbeidsduur | 9 |
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 00X xx 00X |
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 3.4 |
Beloningsbeleid (51-56) | Bijlage III |
Collectieve stops | 9.5.3 |
Consignatie | 12.8. e.v. |
Deeltijdwerkers | 8.8 en 8.9 |
Definities | 1 |
Dienstbetrekking voor verrichten werkzaamheden tijdelijke aard | 8.4.3 |
Dienstbetrekking bepaalde tijd | 8.4.2 |
Dienstbetrekking voor onbepaalde tijd | 8.4.1 |
Dienstroosters (dag- en ploegendienst) | 9 |
Dienstroosterwijzigingen | 9.8 e.v. |
Doorwerken Kerst en/of Oud- en Nieuwjaar | 12.3.1 |
Employability (opleidingsfaciliteiten) | Bijlage X |
Extra gang | 12.9 |
Extra roostervrije dagen (ERV) | 9.5.2 |
Extra vrije tijd oudere werknemers | 16 |
Feestdagentoeslag | 12.3 |
Flexibel uittreden | 23/Protocol 2 |
Flexibele werktijden. | 9.2. |
Functiegroepen | Bijlage I |
Functiegroepen (10-19) | 10 |
Functiejarenverhoging | 11.1 e.v. |
Functiewaardering | 10.1 |
13e maand | 12.13 |
Meeruren (deeltijd) | 9.9 |
Ongewenste omgangsvormen | 8.9 |
Opleiding/scholing | Bijlage X |
Opzegtermijn | 8.4 e.v. |
Overplaatsing (definitief) naar andere dienst/ploeg | 12.4 |
Overplaatsing (tijdelijk) naar andere dienst/ploeg | 12.5 |
Pensioenregeling | 23 |
Persoonlijke toeslag | 10.16 e.v. |
Persoonlijke toeslag (afbouw) | 12.4 e.v. |
Plaatsing in hogere salarisschaal | 10.8/10.9 |
Plaatsing in lagere functie | 10.10 |
Ploegentoeslag | 12.2 |
Premiespaarregeling | 24.4 |
Proeftijd | 8.1 |
Reïntegratie | Bijlage 4 |
Trefwoord Artikel
Salarisschalen (10-19) 10/Bijlage II
Salarisschalen Bijlage II
Scholing Bijlage X
Schorsing 18.2
Slaapuren 14
Spaarloonregelingen 24.3
Spaarregelingen 24
Terugplaatsing 10.10 e.v.
Tijdelijke overplaatsing naar ander rooster 12.5
Tijdelijke waarneming hoger functie 10.6
Tijd-voor-tijd vergoeding 12.11
Uitzendkrachten, beloning 11.6
Vaste reserve 12.7
Vakantieregeling 19/Protocol 1
Vakantietoeslag 20
Vakverenigingwerk 25
Veiligheid en gezondheid Bijlage XI
Verzuim met behoud van salaris 15
Verzuim zonder behoud van salaris 18
WAO reparatie-uitkering 21A8
Werkgeversbijdrageregeling Art.3.6
Werktijden 9
Werkzaamheden van tijdelijke aard 8.3 en 8.4.3
Winstuitkering 24
Winstuitkeringsregeling Bijlage VI
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid 21A en 21B
Uitkering bij overlijden 22
Zon- en feestdagen 13A