COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESSECTOR
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESSECTOR
Tussen
De Centrale Organisatie voor de Vleessector, gevestigd te Den Haag als partij ter ene zijde
en
de FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam de CNV BedrijvenBond, gevestigd te Houten de Unie, gevestigd te Houten,
elk als partij ter andere zijde,
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESSECTOR
.
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 1a Werkingssfeer
1b Definities
2 Toepassing CAO Vleessector
Hoofdstuk 2
De arbeidsovereenkomst
3 Dienstverband voor (on)bepaalde tijd 4 Proeftijd
5 Afroepcontracten en stagiaires 6 Deeltijdarbeid
7 Einde dienstverband door opzegging
8 Ontslagbescherming arbeidsongeschikte werknemer 9 Nevenwerkzaamheden
10 Einde dienstbetrekking bij het bereiken van de vijfenzestigjarige leeftijd 11 Werkkleding
Hoofdstuk 3 Arbeidstijd 12 Arbeidstijd
13 Arbeid op zon- en feestdagen
Hoofdstuk 4
Salaris en overige financiële regelingen
14 Algemeen
15 Toepassing leeftijdschalen
16 Persoonlijke toeslagen ontstaan door invoering loonstructuur in 1988 17 Toekennen van functieperiodieken
18 Tijdelijke waarneming
19 Definitieve indeling in een hoger functieniveau 20 Indeling in een lager functieniveau
21 Niet in de loontabel opgenomen lonen
22 Aanpassing lonen 22a Variabele beloning
23 Ploegendienst en beloning 24 Inconveniëntentoeslag
25 Extra beloning van arbeid op ongunstige uren en de relatie met overuren 26 Uitkeringen
27 Eindejaarsuitkering
28 Overwerkvergoeding
29 Toeslag voor extra opkomst 30 Toeslag EHBO-diploma
31 Vakantietoeslag
32 Overlijdensuitkering
33 Betaalbaarstelling van het loon 34 Koffiegeld
.
Hoofdstuk 5 Verlof
35 Xxxxxx xxx xxxx bij verzuim 36 Arbeidstijdverkorting
37 Onbetaald verlof en waarde van een betaalde vrije dag 37a Arbeid en Zorg
38 Duur van de vakantie (verwerving van vakantie- en snipperuren) 39 Extra vakantie wegens langdurig dienstverband of bereikte leeftijd 40 Opname van vakantie- en snipperuren
41 Snipperuren
42 Vakantie bij ziekte en ongeval
43 Vakantierechten bestaande bij het einde van de dienstbetrekking 44 Verlof voor vorming en scholing
Hoofdstuk 6
Xxxxxxx, arbo en reïntegratie
45 Loonbetaling bij ziekte en ongeval 46 Medische keuring
47 WIA-verzekering
48 Terugdringing ziekteverzuim
49 Overige rechten en verplichtingen bij ziekte
50a Terugdringing ziekteverzuim en WIA instroom 50b Arbobeleid
50c Reïntegratie 51 Arboconvenant
Hoofdstuk 7 Collectieve regelingen 52 NEN-regeling
53 Pensioen
54 Rechtsbescherming kaderleden
55 VUT-regeling
56 Vormings- en ontwikkelingsfonds 57 Stichting kwaliteit van de arbeid 58 Vakbondsfaciliteiten
.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
59 Vaste commissie
60 Naleven CAO Werkgelegenheidsparagraaf protocol Functiewaardering en Loonstructuur protocol Werkdruk protocol
Ouderenbeleid protocol
Protocol leeftijdsbewust personeelsbeleid Protocol Scholing
61 Spaarloonregeling
62 Inwerkingtreding en duur van de overeenkomst
Bijlage I Functieniveau-indeling Bijlage II
Loontabel CAO Vleessector per 1 april 2007 Loontabel CAO Vleessector per 1 mei 2007 Loontabel CAO Vleessector per 1 april 2008 I-schaal per 1 april 2007
I-schaal per 1 mei 2007
I-schaal per 1 april 2008
Bijlage III
Xxxxxxxx voor arbeid op alle uren
Bijlage IV
XXX vrijwillig uittreden voor de vleesgroothandel en voor de groothandel in slachtafvallen en darmen (VUT)
Reglement
Bijlage V
Cao Fonds Collectieve Belangen voor de vleessector Uitvoeringsreglement
Subsidiereglement
Bijlage VI
Controleregels in het kader van de bestrijding ziekteverzuim
Bijlage VII
Inconveniëntentoeslagen CAO Vleessector (artikel 24)
Bijlage VIII
Procedure Fiscaal faciliteren vakbondscontributie
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1a Werkingssfeer
De onderhavige CAO bevat de regels die in acht moeten worden genomen bij arbeidsovereenkomsten en andere overeenkomsten tot het verrichten van arbeid tussen:
1. de werkgever bedoeld in artikel 1b lid 4 en/of
2. de werknemer bedoeld in artikel 1b lid 5 De werkgever als bedoeld in artikel 1b lid 4, die niet is aangesloten bij een van de contracterende werkgeversorganisaties en in dienst zijnde werknemer als bedoeld in artikel 1b lid 5 dienen bij een tussen hen aangegane (arbeids)overeenkomst in ieder geval de algemeen verbindend verklaarde bepalingen na te komen1.
Artikel 1b Definities
In deze CAO worden de volgende definities gehanteerd:
1. Onder ‘onderneming in de vleessector’ wordt verstaan:
a. Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met een of meerdere van de volgende werkzaamheden:
- slachten van dieren m.u.v. pluimvee, wild en konijnen;
- afsnijden of anderszins bewerken van geslachte dieren (m.u.v. pluimvee, wild en konijnen);
- bewerken van vlees of omgesmolten dierlijke vetten;
- verhandelen van vlees of omgesmolten dierlijke vetten;
met uitzondering van ondernemingen wier werkzaamheden bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van darmen en andere, niet voor menselijke consumptie bestemde, organen en met uitzondering van ondernemingen zonder productiebewerkings of verwerkingsfuncties. (NB: al het andere dan darmen en niet voor menselijke consumptie bestemde organen is vlees in het kader van deze cao, zo ook bv. Koppen en huiden).
b. Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan bovenstaande worden verricht wordt, indien meer CAO’s van toepassing kunnen zijn, gerangschikt onder de CAO van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de werkzaamheden van deze onderneming behoort.
2. Onder ‘inleenbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a. de rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector in de zin van lid 3 van dit artikel, die in de regel een of meer van zijn werknemers arbeid laat verrichten binnen ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van een overeenkomst van opdracht of van aanneming met die ondernemingen, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector.
b. Onder inleenbedrijf in de sector wordt niet verstaan: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor minder dan 50% van de totale loonsom werknemers in ondernemingen in de vleessector zoals bedoeld in artikel 1b lid 1 wordt tewerkstelt.
c. Onder inleenwerk worden onder andere de volgende werkzaamheden verstaan: slachten of afsnijden of bewerken of uitbenen of verder veredelen van (geslachte) dieren of onderdelen daarvan.
3. Onder ‘uitzendbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a. de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor meer dan 50% van de totale loonsom uitzendkrachten ter beschikking stelt van ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek.
b. Onder uitzendbedrijf in de sector wordt echter niet verstaan het uitzendbedrijf dat aan de volgende cumulatieve vereisten voldoet:
- De bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, én
1 Volgt uit Wet AVV
- De arbeidskrachten (uitzendkrachten) van die werkgever zijn voor 25% of meer van de loonsom betrokken bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van onderhavige CAO omschreven én
- De werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel 1, lid1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het LISV d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. Zodra dit besluit in werking treedt, geldt alsdan dat de uitzendonderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voorzover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het LISV is vastgesteld, én
- De uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO voor de Vleessector én
- De uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.
4. Onder werkgever wordt verstaan:
de rechtspersoon of natuurlijke persoon die een onderneming drijft zoals omschreven in lid 1, 2 en 3 van dit artikel.
5. a. Onder werknemer wordt verstaan:
Een ieder, die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek heeft aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 4.
b. Met de werknemer als bedoeld onder 5a) wordt gelijk gesteld de zelfstandige zonder personeel in de zin van lid 7 van dit artikel indien en voorzover deze in de regel werkzaam is voor één opdrachtgever (onderneming, inleenbedrijf of uitzendbedrijf) in de sector.
6. Flexibele arbeidscontractant (niet vallend onder lid 5):
a. hieronder moeten worden begrepen: uitzendkracht: dit is een arbeidskracht in dienst van ondernemingen die activiteiten verrichten op het terrein van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, anders dan in artikel 1b lid 3 onder a. inleenkracht: dit is een arbeidskracht die te werk wordt gesteld door, of door bemiddeling van, de inleenbedrijven anders dan in artikel 1b lid 2 onder a.
b. Op de uitzendkracht en inleenkracht, genoemd onder a, zijn de bepalingen op het terrein van lonen en toeslagen van deze CAO van toepassing.
c. Het in lid b gestelde geldt niet gedurende de eerste 3 maanden dat de uitzend- en/of inleenkracht ten behoeve van de werkgever werkzaam is. Voor de berekening van deze periode worden alle weken geteld waarin enige arbeid is verricht in de vleessector. Indien 3 maanden niet in de sector is gewerkt begint de telling opnieuw.
7. Zelfstandige Zonder Personeel in de sector (ZZP)
Onder zelfstandige zonder personeel in de sector (ZZP) wordt verstaan:
de natuurlijke persoon die persoonlijk arbeid verricht tegen beloning ten behoeve van een onderneming, inleenbedrijf of uitzendbedrijf in de sector in de zin van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel indien en voorzover voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
- het betreft werkzaamheden zoals bedoeld in lid 1 en/of lid 2c van dit artikel en
- hij/zij heeft zelf geen personeel in dienst en
- hij/zij verricht de werkzaamheden niet onder leiding en gezag van een werkgever in de sector,
d.w.z. is niet werkzaam onder leiding en gezag van een onderneming in de vleessector, een inleenbedrijf in de sector of een uitzendbedrijf in de sector, noch van enige andere werkgever in of buiten de sector, en
- hij/zij werkt voor eigen rekening en risico, en
- hij/zij werkt in de regel voor meer dan één opdrachtgever.
8. Vaste Commissie:
Een door de contractanten van deze cao ingestelde commissie, die een aantal in deze cao en het daarbij behorende Reglement vermelde taken heeft.
9. Functieniveau:
een aantal in bijlage I van de cao gedefinieerde activiteiten, die binnen een loongroep zijn ingedeeld.
10. Loongroep:
een aantal opeenvolgende bruto loonbedragen, betrekking hebbende op activiteiten in de productieafdelingen en op activiteiten ten behoeve van de productie.
11. Loonstructuur:
de structuur, die wordt gevormd door de functieniveaus en de loongroepen.
12. Persoonlijke toeslag:
de toeslag die de werknemer ontvangt, teneinde een achteruitgang in inkomen te voorkomen, die kan zijn ontstaan wegens invoering van de loonstructuur in 1988 of het afschaffen van de uitkeringen wegens langdurig dienstverband. De persoonlijke toeslagen kunnen worden uitgedrukt in centen per uur, of in een vast bedrag per betalingsperiode.
12. a.Basisweekloon:
loon genoemd in de bij deze cao behorende loontabel (zie bijlage II).
12. b.Basisuurloon:
1/36 van het basisweekloon dan wel basis overeengekomen loon, exclusief de toeslag op grond van artikel 22a CAO Vleessector.
13. Ploegenarbeid:
- Het betreft 2 of meer groepen van onderscheidende werknemers.
- Er moet sprake zijn van het daadwerkelijk overdragen van werkzaamheden.
- Overlap van diensten maximaal 1 uur per dienst.
- De diensten dienen afwisselend te zijn en elkaar op te volgen.
- De diensten bestrijken regelmatig en systematisch ongunstige uren.
- Werknemers moeten alle voorkomende diensten in het ploegenrooster in regelmaat draaien.
14. Dienstrooster:
dit is een door de werkgever wekelijks opgesteld overzicht waarop per werknemer is vermeld op welke tijdstippen arbeid moet worden verricht.
15. Levenspartner:
is degene (van verschillend of gelijk geslacht) met wie de werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert terwijl geen sprake is van een huwelijk tussen beide personen of bloedverwantschap in de eerste of tweede graad. Van een gezamenlijke huishouding is alleen sprake indien twee ongehuwde personen voorzien in gezamenlijke huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van
de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
Voor erkenning als levenspartner in de zin van deze cao moet de levenspartner worden aangemeld bij de werkgever en de gezamenlijke huishouding moet blijken uit de tariefgroepindeling bij de loonbelasting.
16. CAO bedragen:
alle in deze CAO genoemde bedragen zijn bruto bedragen in euro’s.
Artikel 2 Toepassing CAO Vleessector
De artikelen 12, 14 tot en met 21, 23 tot en met 26, 28 en 29 van deze cao zijn niet toepasselijk op:
- bewakingspersoneel
- administratief personeel
- leidinggevend personeel
- verkoopkundig personeel
- hoger technisch personeel
voorzover hun loon exclusief toeslagen meer bedraagt dan het loon genoemd in Loonniveau F, functieperiodiek 11 van deze cao.
De artikelen 12, 25 en 28 van deze cao zijn niet van toepassing op chauffeurs buitenland.
HOOFDSTUK 2 DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 3 Dienstverband voor (on)bepaalde tijd
Iedere arbeidsovereenkomst moet schriftelijk worden aangegaan.
Artikel 4 Proeftijd
1. De eerste twee maanden van de arbeidsovereenkomst gelden als proeftijd. Deze termijn kan in de individuele arbeidsovereenkomst worden verkort.
2. Geen proeftijd zal gelden als:
a. met dezelfde werknemer binnen 3 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt aangegaan.
b. de werknemer direct voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst al een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had bij de werkgever.
c. de werknemer direct voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest als uitzendkracht bij de werkgever.
Artikel 5 Afroepcontracten en stagiaires
- Het is niet toegestaan een dienstbetrekking aan te gaan op basis van een afroepcontract.
- Stagiaires mogen geen reguliere arbeidsplaats innemen.
Artikel 6 Deeltijdarbeid
1. Indien zich in een bedrijf voltijds vacatures voordoen hebben deeltijdwerkers het recht om bij voorrang naar de functie te solliciteren.
2. Voorzover in deze cao niet anders is bepaald ontvangen deeltijdwerkers naar rato dezelfde rechten uit de cao als voltijdwerkers.
3. Bij een deeltijdwerker is eerst van overuren sprake als er ook voor een voltijder sprake zou zijn van overuren.
4. Deeltijdwerkers hebben dezelfde rechten als voltijdwerkers inzake medezeggenschap.
5. Medewerkers die in deeltijd willen werken, kunnen de wens daartoe aan de werkgever te kennen geven conform Wet Aanpassing Arbeidsduur.
De werkgever zal zijn beslissing in dit verband schriftelijk aan de werknemer mededelen. Indien de werkgever een verzoek van werknemer om in deeltijd te werken afwijst, zal hij de motivatie voor deze weigering vermelden conform de Wet Aanpassing Arbeidsduur.
Artikel 7 Einde dienstverband door opzegging
1. Het dienstverband neemt, behalve in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 7:678 en 7:679 Burgerlijk Wetboek en behalve in geval van ontslag tijdens de proeftijd, voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst een einde door opzegging met inachtneming van de volgende termijnen:
voor de werkgever, conform art 7:672 lid 2 BW
Voor de werknemer die korter dan 5 jaar in dienst is 1 maand
Voor de werknemer die 5 jaar of langer maar korter dan 10 jaar in dienst is 2 maanden Voor de werknemer die 10 jaar of langer maar korter dan 15 jaar in dienst is 3 maanden Voor de werknemer die 15 jaar of langer in dienst is 4 maanden
voor de werknemer 1 maand.
2. Werknemers die op 31 december 1998 de leeftijd van 45 jaar of ouder hadden en sindsdien in dienst zijn gebleven bij dezelfde werkgever, behouden de opzegtermijn die op dat moment gold (d.w.z. tenminste zoveel weken als de dienstbetrekking, na de meerderjarigheid van de werknemer, hele jaren heeft geduurd, tot een maximum van 13 weken;
xxxxxxxxxxx met 1 week voor ieder jaar waarin de werknemer na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij werkgever in dienst is geweest, met eveneens een maximum van 13 weken). Deze opzegtermijn blijft “bevroren” totdat eventueel uit toepassing van art 672 lid 2 BW een langere opzegtermijn zou gaan gelden.
3. Voor commerciële en leidinggevende functies (salarisschaal F9 of hoger) kan een langere opzegtermijn worden bedongen. In dat geval zal de opzegtermijn voor werkgever gelijk zijn aan die van werknemer, of zoveel langer als uit toepassing van art 7:672 lid 2 Burgerlijk Wetboek volgt.
4. Vanaf de dag dat tussen partijen:
a. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd. Deze laatste zinsnede is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst aangegaan voor niet meer dan 3 maanden die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 36 maanden of langer.
b. meer dan 2 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd. Uitzendperiodes bij diezelfde werkgever voorafgaand aan een eventuele arbeidsovereenkomst gelden als één arbeidsovereenkomst.
5. Opzegging dient zodanig plaats te vinden dat het einde van de dienstbetrekking samenvalt met het einde van de betalingsperiode.
Artikel 8 Ontslagbescherming arbeidsongeschikte werknemer
De werkgever zal alles in het werk stellen om te voorkomen dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten worden ontslagen. Een gedeeltelijk arbeidsongeschikte mag niet worden ontslagen, tenzij de werkgever in het kader van de ontslagaanvraag aan het CWI kan aantonen dat er in de onderneming geen enkele aangepaste arbeidsplaats geschikt en beschikbaar is.
Artikel 9 Nevenwerkzaamheden
Indien de werknemer enigerlei arbeid voor derden gaat verrichten of als zelfstandige werkzaamheden wil gaan verrichten, dient hij vooraf schriftelijk toestemming aan de werkgever te vragen. De werkgever kan de werknemer verbieden nevenfuncties uit te oefenen, als de werknemer door die werkzaamheden zijn eigen functie niet meer naar behoren kan vervullen.
Artikel 10 Einde dienstbetrekking bij het bereiken van de vijfenzestigjarige leeftijd
Ongeacht het bepaalde in artikel 7 eindigt het dienstverband van rechtswege zonder dat daartoe enige opzegging is vereist, met de aanvang van de kalenderweek die volgt op de kalenderweek waarin de werknemer de vijfenzestigjarige leeftijd bereikt.
Artikel 11 Werkkleding
De werkgever is verplicht de aanschaf en het onderhoud van de door hem voorgeschreven bedrijfskleding en het door hem voorgeschreven schoeisel voor zijn rekening te nemen. Daar waar de Arbeidsomstandighedenwet persoonlijke beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld in het kader van BSE, voorschrijft, zal de werkgever in deze middelen voorzien.
HOOFSTUK 3 ARBEIDSTIJD
Artikel 12 Arbeidstijd
1. De werkgever stelt met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden de arbeidstijden vast binnen de volgende grenzen.
2. Voor werknemers geldt een minimum wekelijkse rusttijd van hetzij 36 uur per periode van 7 x 24 uur, hetzij 60 uur per periode van 9 x 24 uur (1 x per 5 weken in te korten tot 32 uur). Voorts geldt een minimum dagelijkse rust van 11 uur per 24 uur (1 x per periode van 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur).
3. De arbeidstijd (structureel) bedraagt maximaal 9,5 uur per dienst, 45 uur per week en gemiddeld 36 uur per week per 4 weken (144 uur), met een minimum van 32 en een maximum van 45 uur per week.
4. a. De werkgever kan in overleg met de Ondernemingsraad of Personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan de werknemersorganisaties, een rooster vaststellen van gemiddeld 160 uur per 4 weken. Hierdoor ontstaat in principe een 8-urige werkdag.
b. In geval van een afwijkend rooster worden de extra gewerkte uren boven de 36 uur per week voor de helft (t.w. 8 uur per 4 weken) door de werkgever op regelmatige basis vrij geroosterd. De werknemer kan voor aanvang van elk kalenderjaar een verzoek indienen om deze uren niet vrij te roosteren en op basis van een à la carte systeem te storten in een levensloop- of pensioenregeling of uit te betalen in de vorm van loon.
De andere helft van de uren wordt in betreffend kalenderjaar naar inzicht van de werkgever in overleg met de werknemer in perioden met een afwijkende seizoensmatige aanvoer-, productie- en/of afzetpatroon ingeroosterd.
c. De inroostering van deze ADV dagen is minimaal twee weken van te voren bij de werknemer bekend. Ook met betrekking tot deze uren kan werknemer het verzoek indienen deze in te brengen in het à la carte systeem.
d. Indien in een onderneming meer dan 30% inleenarbeid aanwezig is dan hebben de eigen werknemers de mogelijkheid een verzoek in te dienen om - volgens de hierboven genoemde voorwaarden - met een rooster van 5 maal 8 uur te gaan werken.
e. De waarde van een ADV dag is, zowel in tijd als in geld, gelijk aan die dag in het voor werknemer gebruikelijke individuele rooster. (zie artikel 37 lid 3).
f. Bestaande afspraken tussen bedrijven en werknemersorganisaties blijven onverkort van kracht.
5. De bruto arbeidsduur op jaarbasis bij een volledig dienstverband bedraagt:
- het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar, vermenigvuldigd met 7,2 uren.
De bruto arbeidsduur bedraagt in 2007 1879,2 uren, in 2008 1886,4 uren en in 2009 1879.2 uren. De netto arbeidsduur op jaarbasis bij een volledig dienstverband bedraagt:
- het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar vermenigvuldigd met 7,2 uren, verminderd met de vakantie-uren zoals bedoeld in artikel 38 lid 1, verminderd met het aantal feestdagen zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 voor zover deze feestdagen niet op een zaterdag of zondag vallen, vermenigvuldigd met 7,2 uren.
De netto arbeidsduur bedraagt in 2007 1656 uren, in 2008 1663,2 uren en in 2009 1663,2 uren. Hierbij moet nog rekening gehouden worden met de rechten op betaald verlof toegekend in andere artikelen in deze CAO.
Er wordt voor de snipper/vakantiedag evenveel uren afgeschreven als het rooster lang was op die betreffende dag.
6. De arbeidstijd bij overwerk (incidenteel) bedraagt maximaal 11 uur per dienst, 50 uur per week, en gemiddeld 45 uur per week per 4 weken (180 uur).
7. Indien er sprake is van nachtdiensten (arbeid tussen 00.00 en 06.00 uur) geldt een minimum rusttijd na nachtdienst die eindigt na 02.00 uur van 14 uur en een minimum rusttijd na een reeks nachtdiensten van 48 uur. De arbeidstijd (structureel) per nachtdienst bedraagt maximaal 8 uur. Het maximum aantal nachtdiensten is 10 per 4 weken en 35 per 13 weken, dan wel ten hoogste 20 uren arbeid verricht tussen
00.00 en 06.00 uur in elke periode van 2 achtereenvolgende weken. Het maximum aantal
achtereenvolgende nachtdiensten is 5. De arbeidstijd bij overwerk (incidenteel) bedraagt maximaal 9 uur per nachtdienst en gemiddeld 40 uur per week per 4 weken (160 uur).
8. Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 5,5 uur geldt een pauze (zijnde een tijdruimte van minimaal 1/4 uur) van een 1/2 uur.
Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 8 uur geldt een pauze van 3/4 uur, waarvan 1/2 uur aaneengesloten.
Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 10 uur geldt een pauze van 1 uur, waarvan 1/2 uur aaneengesloten.
De pauze vangt aan na afronding van alle eventuele tussentijdse hygiënische handelingen en eindigt voor aanvang van alle eventuele tussentijdse hygiënische handelingen.
9. De zaterdag kan voor alle bedrijfsactiviteiten vanaf 2e snit als normale werkdag worden ingeroosterd. Nadat instemming is verkregen van de ondernemingsraad of, bij het ontbreken daarvan de werknemersorganisaties, op het rooster wordt het werkgeversvoorstel ter toetsing op de relevante CAO- bepalingen aan de Stichting Kwaliteit van de Arbeid voorgelegd. Werknemers kunnen binnen een vijfdaagse werkweek in principe 1 maal per 4 weken, maar maximaal 13 weken per kalenderjaar, op zaterdag verplicht worden ingeroosterd. Werknemers kunnen wel op vrijwillige basis voor meer zaterdagen worden ingeroosterd.
Bedrijven dienen lokale afspraken maken met werknemersorganisaties over locatie specifieke wensen (frequentie, toeslag en/of aard van de bedrijfsactiviteiten). Bestaande afspraken tussen bedrijven en werknemersorganisaties blijven onverkort van kracht.
10. Op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 lid 2 daarmee instemt. Tevens zal er melding aan de vakverenigingen plaatsvinden.
11. Voor werknemers van 16 of 17 jaar geldt in afwijking van c.q. in aanvulling op hetgeen in de vorige leden van dit artikel is bepaald, het volgende.
De wekelijkse rust bedraagt minimaal 36 uur per periode van 7 x 24 uur. De dagelijkse rust bedraagt minimaal 12 uur per 24 uur, waarin de periode tussen hetzij 22.00 uur en 06.00 uur, hetzij 23.00 uur en
07.00 uur is begrepen. Indien op zondag arbeid wordt verricht, is de zaterdag vrij. De arbeidstijd (structureel en incidenteel) bedraagt maximaal 9 uur per dienst, 42 uur per week en gemiddeld 36 uur per week per 4 weken (144 uur), met een minimum van 32 en een maximum van 45 uur per week. Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 4,5 uur geldt een pauze, zijnde een tijdruimte van minimaal 1/4 uur, van een 1/2 uur. Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 8 uur geldt een pauze van ¾ uur, waarvan 1/2 uur aaneengesloten. Voor de toepassing van de normen uit dit lid geldt dat de schooltijd wordt gelijk gesteld met de arbeidstijd.
12. Werknemers met een contract van 32 uur en meer dienen minimaal een dagdeel te worden ingeroosterd (3,6; 4 of 4,5 uur afhankelijk van het rooster).
13. Voor medewerkers met wisselende diensten zal, uiterlijk op de donderdag 10 dagen voorafgaand aan de betreffende werkweek, een rooster voor informatieve doeleinden worden opgesteld.
14. Betaalde werktijd in het kader van hygiënehandelingen: de tijd gemoeid met tussentijdse hygiënische handelingen, waaronder wordt verstaan alle hygiënische handelingen aan gereedschappen en persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemer die in opdracht van de werkgever uitgevoerd dienen te worden, inclusief het wassen van de handen voor zover dit plaatsvindt direct bij het betreden of verlaten van de werkplek.
Artikel 13 Arbeid op zon- en feestdagen
1. Met uitzondering van de in lid 2 genoemde gevallen wordt geen arbeid verricht op zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen en op de nationale feestdag, 30 april. Tevens wordt geen arbeid verricht op 5 mei, indien deze dag in een jaar valt, dat eindigt op een 0 of op een 5.
2. Voorzover nodig is arbeid op deze dagen toegestaan, onder de volgende voorwaarden.
a. Voor onverwachte en noodzakelijke reparaties die niet kunnen worden uitgesteld en voor die reparaties en werkzaamheden, die gedurende de bedrijfstijd niet plaats kunnen vinden.
b. Indien en voorzover producten gevaar lopen te bederven of in kwaliteit achter uit te gaan.
c. Indien en voorzover arbeid nodig is voor verlichting, verwarming, drogen, en koelen.
d. Voor arbeid in ploegendienst, met dien verstande dat op zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen om 22.00 uur mag worden begonnen aan de voorbereidende werkzaamheden zodat om 24.00 uur de ploeg de arbeid kan aanvangen.
3. a. Iedere werknemer heeft, indien hij niet werkt op één van de hierna genoemde dagen, recht op doorbetaling van het loon. Het betreft:
algemeen erkende christelijke- en nationale feestdag (30 april) en, indien van toepassing, 5 mei, mits deze vallen op een voor werknemer geldende werkdag. In geval de werknemer toch moet werken conform lid 2 ontvangt de werknemer zijn loon verhoogd met 80% conform artikel 25 lid 4. Daarnaast heeft hij in dat geval recht op compenserende vrije tijd van het aantal gemaakte uren op de feestdag in de vorm van een aaneengesloten periode. Slechts indien de vrije tijd niet kan worden genoten dient deze compenserende tijd tegen 100% te worden uitbetaald.
b. Onder loon dient in dit artikel te worden verstaan, het loon van de werknemer bij de normale wekelijkse arbeidstijd, inclusief tariefverdiensten en ploegentoeslagen en exclusief de overwerktoeslagen, berekend over de laatste 13 weken tenzij de werkgever om administratieve redenen een andere termijn aanhoudt.
4. Roostervrije dagen mogen niet samenvallen met betaalde feestdagen, genoemd in lid 1 van dit artikel.
HOOFDSTUK 4 SALARIS EN OVERIGE FINANCIELE REGELINGEN
Artikel 14 Algemeen
1. De werkgever deelt werknemers in één van de loongroepen van de in bijlage II genoemde loontabel in en wel op basis van de in bijlage I opgenomen functieniveau-indeling. Voor de indeling in een CAO functieniveau is bepalend welke werkzaamheden feitelijk verricht worden.
2. De werkgever is bij aanvang van de dienstbetrekking verplicht, de werknemer mede te delen, op welk functieniveau hij wordt ingedeeld.
Deze verplichting geldt ook bij wijziging van de functieniveau-indeling.
3. De loongroepen in de loontabel (bijlage II), hebben een minimumkarakter.
4. Bij verschil van mening tussen de werkgever en de werknemer over de indeling in een functieniveau kan beroep bij de Vaste Commissie worden ingesteld.
5. Xxxxxx vakvolwassen werknemer wordt in beginsel bij indiensttreding ingedeeld in functieperiodiek 0 van de voor zijn functieniveau geldende loongroep.
Artikel 15 Toepassing leeftijdschalen
1. Voor de werknemer, die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, geldt de bij de loontabel behorende leeftijdsschaal. (Dit heeft slechts betrekking op werknemers in schaal I)
2. De jeugdige werknemer in schaal I, die een hogere leeftijd bereikt, verkrijgt het volgens de leeftijdsschaal daarbij horende basisloon, in de betalingsperiode die volgt op het bereiken van deze hogere leeftijd.
Artikel 16 Persoonlijke toeslagen ontstaan door invoering loonstructuur in 1988
1. Indien bij de invoering van de loonstructuur in 1988 een Persoonlijke Toeslag is ontstaan dan kan deze als volgt worden afgebouwd:
- bij promotie
- bij de overgang naar een hogere leeftijd in de leeftijdsschaal
- bij overgang naar een hogere functieperiodiek
- bij een loonsverhoging zonder bestemmingskarakter (initieel, bij promotie of functiewijziging)
- bij loonvorming, boven de in de cao opgenomen loonschalen, indien dat via overleg tussen cao-partijen tot stand komt.
2. Geschillen over de afbouw van de Persoonlijke Toeslagen kunnen aan de Vaste Commissie worden voorgelegd.
Artikel 17 Toekennen van functieperiodieken
1. Een werknemer zal jaarlijks per 1 januari in een hogere functieperiodiek worden ingedeeld, tot het maximum aantal functieperiodieken in de functiegroep waarin hij is ingedeeld, is bereikt, indien deze werknemer gedurende een geheel jaar de functie heeft uitgeoefend.
2. In afwijking van lid 1 is de werkgever bevoegd de werknemer in geval van slecht functioneren of onbehoorlijk gedrag een functieperiodiek te onthouden, indien de werkgever de werknemer tussentijds ten minste tweemaal heeft gewaarschuwd, bij aangetekend schrijven en met redenen omkleed.
3. Een werknemer die na 30 juni van enig jaar in dienst treedt, ontvangt per 1 januari daaropvolgend geen functieperiodiek.
Artikel 18 Tijdelijke waarneming
1. a. De werknemer, die tijdelijk wordt belast met werkzaamheden die vallen onder de functieomschrijving van een hoger functieniveau, blijft voor een jaar ingedeeld in zijn oude loongroep.
b. Indien de tijdelijke waarneming in het hogere functieniveau langer dan 1 jaar heeft geduurd, wordt de werknemer na dat jaar ingedeeld in de bij de functie behorende loongroep.
2. Gedurende deze tijdelijke waarneming, ontvangt de werknemer een toeslag ten bedrage van het verschil tussen de beide loongroepen bij functieperiodiek 0.
3. Deze toeslag vervalt bij beëindiging van de tijdelijke waarneming.
Artikel 19 Definitieve indeling in een hoger functieniveau
1. De vakvolwassen werknemer, die in een hoger functieniveau wordt ingedeeld ontvangt het daarbij behorende basisloon, met ingang van de betalingsperiode die volgt op de betalingsperiode waarin de indeling in het hogere functieniveau heeft plaatsgevonden.
2. Het basisloon van deze vakvolwassen werknemer wordt verhoogd met de helft van het verschil tussen de oude en de nieuwe loongroep bij functieperiodiek 0 dan wel verhoogd met het bedrag dat nodig is, opdat het nieuwe loon van deze werknemer gelijk is aan het eerstkomende bedrag van de bij dat functieniveau behorende loongroep.
Artikel 20 Indeling in een lager functieniveau
1. Door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid, of op eigen verzoek.
a. De werknemer, die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid, of op eigen verzoek, wordt ingedeeld in een lager functieniveau wordt volgens de daarbij behorende loongroep uitbetaald met ingang van de betalingsperiode, die volgt op de betalingsperiode, waarin de indeling in het lagere functieniveau heeft plaatsgevonden.
b. Het basisloon van deze werknemer wordt dan verlaagd met het verschil tussen de loongroepen bij functieperiodiek 0 van de twee functieniveaus dan wel zoveel meer als nodig is opdat het nieuwe basisloon van deze werknemer in overeenstemming is met het eerstkomende lagere bedrag van de bij dat functieniveau behorende loongroep.
2. Als gevolg van bedrijfsomstandigheden.
a. Xxxxx een werknemer door bedrijfsomstandigheden, zoals het opheffen van functies, op een lager functieniveau ingedeeld, dan wordt hem door het toekennen van functieperiodieken van het loonniveau dat bij dat functieniveau hoort een basisloon toegekend dat gelijk is aan zijn oude basisloon.
b. Is het toekennen van functieperiodieken niet toereikend, dan wordt het verschil tussen de hoogste functieperiodiek en het oude basisloon overbrugd door een toeslag.
c. De werknemer heeft 6 maanden aanspraak op deze toeslag.
3. Op medisch advies
a. Voor een werknemer, die op medisch advies, bijvoorbeeld wegens een wijziging in zijn lichamelijke of geestelijke gesteldheid, op een lager functieniveau wordt ingedeeld, geldt het bepaalde in lid 2 van dit artikel.
b. Wordt de werknemer ingedeeld op een functieniveau, dat meer dan één functieniveau lager is dan zijn oude functieniveau, dan wordt deze werknemer per 12 maanden telkens slechts één functieniveau teruggeplaatst.
c. Xxxxx een werknemer gedurende een of meer perioden op medisch advies wegens dezelfde oorzaak op een lager functieniveau ingedeeld, dan worden deze perioden beschouwd als een geheel.
4. Voordat een werknemer als gevolg van bedrijfsomstandigheden of op medisch advies op een lager functieniveau kan worden ingedeeld, moet eerst worden nagegaan of indeling in een andere functie op hetzelfde functieniveau mogelijk is.
5. Een werknemer, die na het bereiken van de 53-jarige leeftijd wegens bedrijfsomstandigheden of op medisch advies in een lager functieniveau wordt ingedeeld, behoudt zijn oorspronkelijke basisloon totdat hij de VUT-gerechtigde, dan wel de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
6. a. De regeling van de leden 2, 4 en 5, betreffende de indeling in een lager functieniveau als gevolg van bedrijfsomstandigheden, geldt niet in geval van een ingrijpende reorganisatie.
b. Onder ingrijpende reorganisatie dient in dit artikel te worden verstaan een zodanige wijziging in de totaliteit van de onderneming, dat daardoor belangrijke veranderingen ontstaan in de positie van een - ten opzichte van de totale personeelsbezetting – belangrijk aantal personeelsleden. Een dergelijke regeling heeft een eenmalig karakter en wordt als zodanig behandeld.
Artikel 21 Niet in de loontabel opgenomen lonen
1. De lonen van:
- monteurs
- automonteurs
- hulpmonteurs
- timmerlieden
- schilders
- metselaars
- machinekamerpersoneel
- stokers
worden door de werkgever vastgesteld in overeenstemming met het ter plaatse geldende loon voor werknemers in de betreffende functie.
2. a. Een chauffeur wordt als chauffeur binnenland aangemerkt als hij overwegend werkzaamheden verricht die zijn gericht op binnenlands goederenvervoer. Voldoet een chauffeur niet aan dit criterium, dan wordt hij aangemerkt als chauffeur buitenland.
b. Werkt een chauffeur binnenland in enige betalingsperiode meer dan 10 werkdagen buiten Nederland, dan valt hij voor die periode onder de categorie chauffeur buitenland. Werkt een chauffeur buitenland in enige betalingsperiode meer dan 10 werkdagen binnen Nederland, dan valt hij voor die periode onder de categorie chauffeur binnenland.
c. Na overleg tussen werkgever en chauffeur kan deze worden geplaatst in de categorie chauffeur binnenland dan wel chauffeur buitenland.
Artikel 22 Aanpassing lonen
1. Per 1 mei 2007 worden de feitelijke lonen verhoogd met 2,5% en per 1 april 2008 worden de feitelijke lonen verhoogd met 3%. In dit percentage wordt de automatische prijscompensatie geacht inbegrepen te zijn. Indien de lonen per 1 mei 2007 in het bedrijf niet zijn verhoogd, moet de verhoging van 1 mei 2007 over de feitelijke lonen uiterlijk 30 september 2007 doorgevoerd worden.
2. De prijscompensatie wordt tweemaal per jaar berekend namelijk in juli van enig jaar aan de hand van het procentuele verschil tussen de afgeleide prijsindexcijfers voor werknemersgezinnen (laag inkomen,afgeleid) van april van dat jaar en oktober van het voorafgaande jaar, respectievelijk in januari van enig jaar aan de hand van het procentuele verschil tussen de afgeleide prijsindexcijfers voor werknemersgezinnen (laag inkomen, afgeleid) van oktober van het voorafgaande jaar en april van het voorafgaande jaar. Gedurende de looptijd van dit contract is de automatische prijscompensatie begrepen in de initiële loonstijgingen.
3. De pensioenopbouw van actieve werknemers wordt verhoogd conform het bepaalde in de pensioenregeling van de VLEP.
Artikel 22a Variabele beloning
1. Ter bestrijding van de inleenproblematiek kunnen werkgevers een variabele toeslag van maximaal 20% van het CAO schaalloon - bij het behalen van een norm - toepassen. De werkgever beslist of er, en zo ja waar en voor wie, de variabele beloning in zijn organisatie wordt toegepast.
2. De toeslag kan worden toegekend aan afdelingsallrounders in productieafdelingen ingedeeld in schaal E of hoger, bijvoorbeeld slachters, uitbeners, afsnijders, kanters en vliezers.
3. Aan de toekenning van een variabele toeslag dient een objectief en inzichtelijk beoordelingssysteem ten grondslag te liggen dat door de ondernemingsraad goedgekeurd wordt en in ieder geval aan de volgende criteria voldoet:
a. Er dienen minimaal kwalitatieve criteria aan het systeem ten grondslag te liggen.
b. In het geval dat er ook kwantitatieve criteria gesteld worden gelden de volgende regels:
- Er mag geen sprake zijn van een stukloon of opjaagsysteem.
Bovendien dient er een maximum aantal stuks per tijdeenheid te worden vastgesteld.
- De norm moet voor een meerderheid van de werknemers haalbaar zijn. De werkgever dient de haalbaarheid van de norm via periodieke rapportages aan de ondernemingsraad aantoonbaar te maken.
4. De toeslag dient daadwerkelijk verdiend te worden.
5. Indien de norm niet gehaald wordt kan de variabele toeslag als volgt worden afgebouwd:
a. Bij het niet behalen van de norm dient de werkgever in de lopende periode de werknemer 2 x schriftelijk aan te zeggen.
b. Tijdens de volgende periode krijgt de werknemer de kans om gedurende die hele periode aan de norm te voldoen. Indien de werknemer nog steeds niet aan de norm voldoet verliest de werknemer zijn toeslag tot het moment dat hij wederom een volledige periode aan de norm voldoet.
c. Minimaal 8 perioden per jaar dient de werknemer de xxxx xx halen, anders verliest hij het recht op toeslag.
d. Voor de toetsing van de norm tellen slechts gewerkte dagen mee.
e. De werkgever dient de werknemer schriftelijk te melden wanneer de werknemer niet aan de norm, zoals genoemd in de leden 5b en 5c, voldoet.
6. De variabele toeslag:
a. telt wel mee in de berekening van vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, pensioen, vut (voorzover deze nog van toepassing is) en ziekte, met inachtneming van het hierna volgende.
Na 20 ziektedagen per kalenderjaar wordt de toeslag gekort met 33 1/3 %, na 40 ziektedagen ontstaat een korting van 66 2/3 %, na 60 ziektedagen is de toeslag 0.
b. telt niet mee in de berekening van overwerk en overige toeslagen.
7. Gevolgen voor bestaande situaties:
a. Bedrijven die een variabel beloningssysteem conform dit artikel invoeren, kunnen geen andere vormen van variabele beloning toepassen;
b. Bestaande vaste inkomensbestanddelen kunnen niet worden omgezet in variabele toeslagen;
c. De toeslag geldt niet automatisch voor werknemers die een hogere beloning dan het CAO schaalloon ontvangen.
8. Het systeem van variabele beloning gaat van kracht nadat het is goedgekeurd door de Stichting Kwaliteit van de Arbeid te Zoetermeer. De Stichting Kwaliteit van de Arbeid dient binnen één maand na de melding door de werkgever het systeem te beoordelen en eventueel goed te keuren.
9. Werkgevers zijn verplicht de Stichting Kwaliteit van de Arbeid jaarlijks een verslag te sturen over de toepassing van het systeem in het huidige jaar en de te verwachten activiteiten op dit terrein in het komende jaar.
Artikel 23 Ploegendienst en beloning
1. Van ploegentoeslag is sprake indien ploegenarbeid wordt verricht.
2. Verricht de werknemer de arbeid in drie ploegen, dan wordt per week een gemiddelde toeslag betaald van 19% van het basisloon.
3. Verricht de werknemer de arbeid in twee ploegen, dan wordt per week een gemiddelde toeslag betaald van 15% van het basisloon.
4. Daar waar de zaterdag structureel deel uit maakt van het ploegenrooster, zal een afwijkende toeslag gelden, welke het berekende gemiddelde is van de ongunstige uren toeslagen volgens artikel 25 van deze cao.
De werknemer heeft minimaal recht op de toeslag ingevolge het bepaalde in lid 2 of 3 van dit artikel.
5. Indien in ploegendienst wordt gewerkt, zijn werknemers vanaf 55 jaar niet meer verplicht om in ploegendienst te werken.
Artikel 24 Inconveniëntentoeslag
1. De werknemer die werkzaamheden verricht in de productieafdelingen:
afsnijderij, uitbenerij, vrieshuis, expeditie, zouterij ontvangt een basistoeslag van € 0,872 per gewerkte dag.
2. De werknemer die werkzaamheden verricht in de productieafdelingen:
slachterij of in de stal ontvangt een basistoeslag van € 1,473 per gewerkte dag.
3. De werknemer die werkzaamheden verricht in de darmbewerking ontvangt een basistoeslag van €2,344
per gewerkte dag.
4. Hij ontvangt een extra toeslag van € 0,595 per gewerkte dag indien per dag minimaal 4 uur wordt gewerkt in ruimten waar de temperatuur lager is dan 7°.
5. Hij ontvangt een extra toeslag van € 1,176 per gewerkte dag indien per dag minimaal 4 uur wordt gewerkt in ruimten waar de temperatuur lager is dan 0°.
6. Het naar binnen en buiten brengen van producten wordt in het kader van de leden 4 en 5 van dit artikel, geacht werk in deze ruimten te zijn.
7. De werknemers die op basis van artikel 19 CAO Vleessector 1 maart 1998 tot 1 april 2000 inconveniëntentoeslag verkrijgen en de werkzaamheden daarbij daadwerkelijk blijven uitvoeren, zullen hun inconveniëntentoeslag behouden zolang ze de werkzaamheden verrichten.
8. De bovengenoemde bedragen zullen worden aangepast aan de loonsverhogingen. Zie bijlage VII.
Artikel 25 Extra beloning van arbeid op ongunstige uren en de relatie met overuren
1. De werknemer die werkzaamheden verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 04.00 en 06.00 uur en/of tussen 18.00 en 22.00 uur ontvangt een toeslag van 17% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt.
2. De werknemer die werkzaamheden verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 22.00 en 04.00 uur ontvangt een toeslag van 35% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt.
3. De werknemer die werkzaamheden verricht op zaterdag tussen 00.00 en 24.00 uur ontvangt een toeslag van 37,5% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt. Afwijking ten nadele van de werknemer is alleen mogelijk op grond van het bepaalde in artikel 12 lid 9 van deze CAO.
4. De werknemer die werkzaamheden verricht op zon- of feestdag tussen 00.00 en 24.00 uur ontvangt een toeslag van 80% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt.
5. Wanneer een ongunstig uur op maandag tot en met vrijdag tevens een overuur is, vervalt de toeslag op grond van lid 1 of 2 van dit artikel en wordt alleen de overwerktoeslag op grond van artikel 28, lid 3a uitbetaald.
6. Wanneer een ongunstig uur op zaterdag tevens een overuur is, moet naast de toeslag op grond van lid 3 van dit artikel tevens de overwerktoeslag op grond van artikel 28, lid 3b worden uitbetaald.
7. Wanneer op een zon- of feestdag wordt gewerkt wordt naast de toeslag op grond van lid 4 van dit artikel geen overwerktoeslag betaald.
8. De in de leden 1 t/m 4 van dit artikel genoemde toeslagen gelden niet indien de werknemer arbeid verricht in ploegendienst en een vergoeding ontvangt op grond van artikel 23 lid 2 en 3 van deze cao. Zie bijlage III voor de ongunstige urenmatrix.
2 de in de tekst genoemde bedragen zijn de bedragen zoals deze gelden vanaf 1 april 2007
3 idem
4 idem
5 idem
6 idem
Artikel 26 Uitkeringen
De werknemer die op 1 juni 1988 een toeslag ontvangt, die verband houdt met het aantal jaren dat hij onafgebroken in dienst is geweest van de werkgever, blijft het bedrag dat hij op dat moment ontvangt in de vorm van een Persoonlijke Toeslag behouden.
Artikel 27 Eindejaarsuitkering
1. De werkgever kent de werknemer, met wie een onafgebroken dienstverband van tenminste twee maanden bestaat in de loop van december een uitkering toe van 2% van het in de voorafgaande 12 maanden bij de werkgever verdiende inkomen (exclusief vakantietoeslag en de toeslag zelve) en van de ontvangen wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
2. Wordt het dienstverband anders dan op grond van een dringende reden ex art. 7:678 Burgerlijk Wetboek beëindigd, dan wordt voor iedere maand van het dienstverband waarvoor deze uitkering nog niet is verstrekt 1/12 van deze uitkering gegeven.
3. Indien in een onderneming enigerlei regeling bestaat, niet zijnde een belastingvrije uitkering of een vleespakket, dan wordt de uitkering als bedoeld in lid 1 en 2 met deze uitkering verrekend.
Artikel 28 Overwerkvergoeding
1. De werknemer is verplicht om indien de bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk maken voor korte tijd overwerk te verrichten.
2. Overuren zijn die uren aansluitend op een werkdag gewerkt:
- meer dan 9,5 uur per dag bij een normale werkdag van 9 uur;
- meer dan 9 uur per dag bij een normale werkdag van minder dan 9 uur;
- meer dan 42 uur per week;
- meer dan 432 uur per 12 weken c.q. 468 uur per 3 maanden, indien een maandloon is overeengekomen, met dien verstande dat elk uur slechts een maal telt. Bij een periodesalaris dient er na de 3de, 6de, 9de en 13de periode te worden afgerekend, bij een maandsalaris aan het einde van ieder kwartaal.
Indien er afspraken zijn gemaakt over de zaterdag conform artikel 12 lid 9 dienen overuren na een maand of periode te worden afgerekend.
3. Voor overuren, ontstaan op maandag tot en met zaterdag, geldt een toeslag op het basisuurloon van 25%.
4. De werknemer die op zijn vrije dag wordt verzocht om arbeid te verrichten, ontvangt een toeslag van 35% op het basisuurloon per gewerkt uur voor de eerste 2 uren. Voor de volgende uren ontvangt de werknemer een toeslag van 80% op het basisuurloon per gewerkt uur. Minimaal ontvangt de werknemer de vergoeding gelijk aan hetgeen hij verdiend zou hebben wanneer hij voor dezelfde uren op een eerder moment was ingepland.
5. a. De uren die zijn overgewerkt, kunnen met de overwerktoeslag, geheel of gedeeltelijk in vrije tijd worden gecompenseerd, in overleg tussen de werkgever en de werknemer.
b. De uren, die zijn overgewerkt en de overwerktoeslag kunnen daartoe worden opgespaard tot halve of hele vrije dagen.
6. Werknemers van 55 jaar of ouder zijn niet verplicht om over te werken.
Artikel 29 Toeslag voor extra opkomst
De werknemer die onverwacht arbeid moet verrichten ten behoeve van dringende werkzaamheden buiten de normale werktijd, verkrijgt per extra opkomst € 1,59 extra en tenminste eenmaal zijn basisuurloon.
Artikel 30 Toeslag EHBO-diploma
Medewerkers met een EHBO-diploma ontvangen, mits zij deel uitmaken van de BHV, € 113,- toeslag per jaar.
Artikel 31 Vakantietoeslag
1. Iedere werknemer die op 1 mei, sinds 1 mei van het vorig jaar 12 maanden onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, heeft ten tijde van zijn aaneengesloten vakantie, doch uiterlijk in de maand juni, recht op een vakantietoeslag die gelijk is aan 8% van zijn jaarinkomen.
2. Onder jaarinkomen wordt in dit artikel verstaan, het bij de werkgever in de voorafgaande 12 maanden verdiende inkomen op grond van het in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde, berekend over de laatste 13 weken tenzij de werkgever om administratieve redenen een andere termijn aanhoudt. Bij de berekening daarvan worden de vakantietoeslag, een eventuele winstdeling of gratificatie-uitkering niet in aanmerking genomen. De vloer van het vakantiegeld van werknemers in de schalen A tot en met F is gekoppeld aan de vakantietoeslag, behorend bij het salarisniveau D, functieperiodiek 0.
4. Bij het einde van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor iedere maand die hij sinds 1 mei van het lopende of voorafgaande jaar bij de werkgever werkzaam is geweest en waarvoor hij nog geen vakantietoeslag heeft ontvangen, recht op 1/12 van de vakantietoeslag.
Artikel 32 Overlijdensuitkering
1. Indien de werknemer overlijdt wordt aan de niet duurzaam van hem gescheiden langstlevende echtgenoot, of bij afwezigheid daarvan aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen of bij afwezigheid daarvan aan de nagelaten betrekkingen waarvoor de overledene tijdens zijn leven de zorg droeg, op de wettelijke uitkeringen een aanvulling verstrekt tot 100% van het laatstgenoten loon gedurende de maand van overlijden en de twee daaropvolgende maanden.
2. Met langstlevende echtgenoot wordt in dit artikel gelijkgesteld de levenspartner zoals omschreven in artikel 1b lid 15 van deze CAO.
Artikel 33 Betaalbaarstelling van het loon
1. Bij verrekening op grond van artikel 28 van de CAO van 4 weken/1 maand kan de werknemer uiterlijk 4 werkdagen na afloop van de betalingsperiode beschikken over het loon.
Bij verrekening op grond van artikel 28 van de CAO van 13 weken/3 maanden kan de werknemer uiterlijk 4 kalenderdagen na afloop van de betalingsperiode beschikken over het loon.
2. De werkgever dient op het tijdstip van de betaalbaarstelling aan de werknemer een loonstrook te verstrekken waarop duidelijk leesbaar is vermeld:
- naam en bedrijfsnummer van de werknemer;
- periode waarop de betaling betrekking heeft;
- bruto loonbedrag, gespecificeerd naar vast loon, stukloon, toeslagen, premies of vormen van andere beloningen;
- inhouding van loonbelasting en sociale verzekeringspremies;
- andere toegepaste kortingen, die nauwkeurig moeten zijn gespecificeerd.
3. Wenst de werkgever over te gaan van een bestaand systeem van wekelijkse betaalbaarstelling naar een systeem van betaalbaarstelling per 4 weken of per maand, dan moet de werkgever daarover vooraf overleg plegen met de werknemersorganisaties die partij zijn bij deze cao.
Artikel 34 Koffiegeld
Werkgevers zullen geen kosten van thee en koffie doorberekenen aan de eigen werknemer.
HOOFDSTUK 5 VERLOF
Artikel 35 Behoud van loon bij verzuim
1. De werkneemster heeft gedurende haar wettelijke zwangerschaps- en bevallingsverlof recht op doorbetaling van haar loon.
2. Voor de werknemer geldt in aanvulling op de Wet arbeid en zorg, dat hij met behoud van loon:
a. bij eigen huwelijk 2 dagen en bij eigen ondertrouw 1 dag mag verzuimen, mits dat tenminste een week van te voren aan de werkgever bekend is gemaakt
b. bij het huwelijk van een van de ouders, broers of zusters, zwagers of schoonzusters en eigen kinderen, 1 dag mag verzuimen.
c. bij bevalling van de echtgenote, 2 dagen mag verzuimen.
d. bij zijn eigen 25- of 40 jarig huwelijksfeest, 1 dag mag verzuimen, bij 25, 40, 50, of 60 jarig huwelijksfeest van ouders of schoonouders, 1 dag mag verzuimen.
e. bij overlijden van echtgenoot of echtgenote, eigen- of schoonkinderen en eigen- of schoonouders, vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie, mag verzuimen.
f. op de dag van overlijden van xxxxxxxxxxx, broers, zusters, schoonzusters en zwagers, gedurende 1 dag mag verzuimen, alsmede op de dag van de begrafenis of crematie.
g. voor het bijwonen van de begrafenis of crematie van niet inwonende broers en zusters, schoonzusters, zwagers, op de dag van de begrafenis of crematie mag verzuimen.
h. Daar waar in dit artikellid wordt gesproken over echtgenoot en de familiebetrekkingen van de echtgenoot, zijn deze bepalingen tevens toepasselijk op de levenspartner en diens familiebetrekkingen wanneer zich de in dit artikellid genoemde omstandigheden voordoen.
3. Bij vooraf aangevraagd noodzakelijk doktersbezoek voor zichzelf, dat niet buiten de arbeidstijd van de werknemer kan geschieden, mag de werknemer, de daarvoor vereiste tijd met behoud van loon verzuimen tot ten hoogste 2 uren tenzij de werknemer voldoende aan kan tonen dat deze tijd moest worden overschreden.
4. De werknemer mag twee dagen per jaar met behoud van loon verzuimen bij verhuizing. De werknemer dient de verhuizing aan te kunnen tonen en op het nieuwe adres ingeschreven te zijn bij het bevolkingsregister.
5. a. De werknemer die lid is van een vakorganisatie, verkrijgt op zijn verzoek en voorzover de werkzaamheden dat naar het oordeel van de werkgever toelaten, vrijaf met behoud van loon, tot een maximum van 10 dagen per kalenderjaar voor het bijwonen van vergaderingen en congressen van de werknemersorganisaties.
b. De werkgever kan de kosten van deze dagen ten laste brengen van het algemene deel van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector. Daartoe dient hij een jaarafsluitende declaratie in te dienen bij het Secretariaat van dit Fonds.
6. Onder loon wordt in dit artikel verstaan: het met de duur van het verzuim overeenkomende gedeelte van het weekloon van de werknemer bij de normale wekelijkse arbeidstijd, inclusief tariefverdiensten en ploegentoeslagen en exclusief overwerktoeslagen, berekend over de laatste 13 weken tenzij de werkgever om administratieve redenen een andere termijn aanhoudt.
Artikel 36 Arbeidstijdverkorting
1. Artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek is van kracht. De werkgever is echter niet gehouden, het loon aan betrokken werknemers door te betalen over de uren waarin geen arbeid is verricht, ten gevolge van de invoering door de werkgever van een verkorte werkweek (een 0-uren week daaronder begrepen).
2. Indien tot invoering van een verkorte werkweek als wordt bedoeld in lid 1 wordt besloten, dan deelt de werkgever dit mede aan de vakbonden die partij zijn bij deze overeenkomst.
3. Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in lid 1 gaat de regeling uit van de situatie waarin artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 toepasselijk is.
4. Bij wijziging van de desbetreffende wettelijke bepalingen zal over een herziening van deze regeling nader overleg tussen partijen worden gepleegd.
Artikel 37 Onbetaald verlof en waarde van een betaalde vrije dag
1. Werknemers hebben het recht, om in overleg met de werkgever onbetaald verlof op te nemen.
2. Werknemers kunnen ter viering van een dag of gebeurtenis die verband houdt met hun religie of levensovertuiging desgewenst een dag per jaar onbetaald verlof of een gegarandeerde vakantiedag opnemen.
3. De waarde van een betaalde vrije dag (bijvoorbeeld een vakantiedag, ziektedag, bijzonder verlof, ADV en vakbondsverlof) is, zowel in tijd als in geld, gelijk aan die dag in het voor werknemer gebruikelijke individuele rooster.
Artikel 37a Arbeid en Zorg
1. Calamiteitenverlof:
a. De werknemer heeft recht op verlof met behoud van loon voor een korte naar billijkheid te berekenen tijd wanner hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens een plotselinge gebeurtenis, waarvoor zonder uitstel maatregelen door de betrokkene moeten worden genomen.
b. De werknemer dient aannemelijk te maken dat hij zijn arbeid niet heeft kunnen verrichten wegens de calamiteit.
c. Het verlof is in principe maximaal een dag per gebeurtenis, met de mogelijkheid tot verlenging in de vorm van wettelijk zorgverlof, na overleg met de werkgever.
2. Zorgverlof:
a. Bij de inwerkingtreding van de Wet arbeid en zorg wordt in de periode van een jaar aan de werknemer een recht op zorgverlof toegekend van ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week.
b. De werknemer heeft recht op zorgverlof voor de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van kind of partner.
c. De werkgever dient de eerste 5 dagen van het zorgverlof de wettelijke vergoeding aan te vullen met 30% van het loon.
d. De werknemer dient aannemelijk te maken dat hij zijn arbeid niet heeft verricht in verband met het bepaalde onder 2b.
Artikel 38 Duur van de vakantie (verwerving van vakantie- en snipperuren)
1. De werknemer die op 1 mei sedert 1 mei van het vorige jaar, 12 maanden onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, heeft recht op 172,8 uur vakantie met behoud van loon.
2. Onder loon wordt in dit artikel verstaan, het met de duur van het verzuim overeenkomende gedeelte van het basisweekloon van de werknemer bij de normale wekelijkse arbeidstijd, inclusief tariefverdiensten en ploegentoeslagen en exclusief overwerktoeslag berekend over de laatste 13 weken, tenzij de werkgever om administratieve redenen een andere termijn aanhoudt.
3. De werknemer, die op 1 mei, de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, heeft boven het in lid 1 genoemde aantal vakantie-uren, recht op 21,6 vakantie-uren extra.
4. Voor de berekening van het aantal vakantie-uren waarop een werknemer recht heeft, wiens dienstbetrekking tenminste een maand heeft geduurd, wordt een werknemer die voor of op de 15e van enige maand in dienst treedt, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden.
5. Voor de werknemer, die korter dan een maand in dienst is geweest, geldt een evenredige aanspraak op vakantie.
6. De opbouw van vakantierechten tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt gemaximeerd tot 6 maanden.
Artikel 39 Extra vakantie wegens langdurig dienstverband of bereikte leeftijd
1. De werknemer die 20, 21, 22, 23 en 24 jaar onafgebroken in dienst van dezelfde werkgever is geweest heeft jaarlijks recht op 21,6 extra vakantie-uren.
2. De werknemer, die 25 jaar of langer onafgebroken in dienst van dezelfde werkgever is geweest, heeft jaarlijks recht op 36 extra vakantie-uren.
3. a. De werknemer van 50 jaar of ouder heeft recht op 14,4 extra vakantie-uren per jaar.
b. De werknemer van 55 jaar of ouder heeft recht op 50,4 extra vakantie-uren per jaar.
c. De werknemer van 57,5 jaar of ouder heeft recht op 100,8 extra vakantie-uren per jaar.
d. De in dit lid onder a, b en c genoemde extra vakantierechten cumuleren niet met elkaar.
4. De werknemer verkrijgt het recht op extra vakantiedagen wegens zijn leeftijd in het jaar dat de betreffende leeftijd wordt bereikt. Het recht op extra vakantie-uren wegens leeftijd cumuleert niet met het recht op extra vakantie-uren op grond van langdurig dienstverband. Heeft een werknemer aanspraak op zowel extra vakantie-uren op basis van zijn dienstverband als op basis van zijn leeftijd, dan gaat het hoogste recht voor.
5. Werknemers van 62, 63 en 64 jaar kunnen per jaar 5 dagen educatief verlof opnemen, mits zij tot hun 65-ste in dienst blijven en met een maximum van in het totaal 10 dagen verlof in drie jaar.
Artikel 40 Opname van vakantie- en snipperuren
1. De werknemer heeft recht op drie weken aaneengesloten vakantie. Het plannen van deze vakantiedagen en snipperdagen dient in overleg te geschieden.
2. Een periode van volledige bedrijfssluiting wordt na overleg met de werknemers c.q. met instemming van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging door de werkgever vastgesteld.
3. De aaneengesloten vakantie-uren zullen zoveel mogelijk in de maanden mei tot en met september vallen.
Artikel 41 Snipperuren
1. De vakantie-uren, die door de werknemer niet aaneengesloten worden opgenomen, kunnen als snipperuren worden opgenomen.
2. a. Onder deze snipperuren, zijn de zgn. “vaste snipperuren” begrepen.
b. Vaste snipperuren zijn de door de werkgever na instemming van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging vastgestelde, voor het gehele personeel geldende bijzondere vrije uren die niet vallen op nationale feestdagen, of algemeen erkende christelijke feestdagen, of dagen van geoorloofd verzuim.
Artikel 42 Vakantie bij ziekte en ongeval
1. De werknemer die tijdens de aaneengesloten vakantie of tijdens “vaste snipperuren” ziek wordt, heeft recht op het alsnog genieten van deze uren mits hij zijn ziekte op de daarvoor bestemde wijze heeft gemeld.
2. Is de werknemer reeds voor de aanvang van de aaneengesloten vakantie of voor de aanvang van de “vaste snipperuren”, arbeidsongeschikt ten gevolge van ziekte of ongeval, zodat hij van de vakantie geen gebruik kan maken, dan stelt de werkgever na overleg met deze werknemer vast op welk tijdstip hij deze vakantie- of snipperuren alsnog kan opnemen.
Artikel 43 Vakantierechten bestaande bij het einde van de dienstbetrekking
1. Bij het beëindigen van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor iedere maand die hij sinds 1 mei van het voorafgaande jaar, onafgebroken werkzaam is geweest en waarover hij nog geen vakantie- of snipperuren heeft genoten, recht op 1/12 deel van de hem volgens de artikelen 38 en 39 toekomende vakantie- of snipperuren.
2. a. Op zijn verzoek wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld, de hem toekomende vakantie- of snipperuren alsnog voor het eind van het dienstverband op te nemen.
b. Deze dagen mogen niet in de opzeggingstermijn zijn begrepen, tenzij met wederzijds goedvinden.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking worden de niet genoten vakantie- of snipperuren uitbetaald. Teveel genoten vakantie- of snipperuren worden verrekend met het laatste salaris.
4. De werkgever is verplicht om bij het einde van de dienstbetrekking, een verklaring aan de werknemer uit te reiken, waaruit de duur van de vakantie en de duur van het verlof zonder behoud van loon blijkt, waarop de werknemer op dat tijdstip nog recht heeft.
Artikel 44 Verlof voor vorming en scholing
1. Na voorafgaand overleg met de werkgever kan voor vorming en scholing (met uitzondering van vorming en scholing in het kader van employability) maximaal 5 dagen verlof per jaar aan de werknemer worden gegeven.
2. De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een functiegebonden opleiding 100% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen of buiten werktijd. De werkgever kan 50% van de gemaakte opleidingskosten gerestitueerd krijgen van het scholingsfonds.
3. De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een gedeeltelijk functiegebonden opleiding 50% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen werktijd. De werkgever kan 50% van de vergoeding aan de werknemer van de vergoeding aan de werknemer inzake opleidingskosten gerestitueerd krijgen van het scholingsfonds.
4. Een opleiding in opdracht van de werkgever is altijd functiegebonden.
5. De werkgever, die in aanmerking wil komen voor een vergoeding vanuit het scholingsfonds is verplicht een opleidingsplan op te stellen en in te dienen bij Fonds Collectieve Belangen Vleessector te Zoetermeer. Afgesproken is dat elk jaar in april van dat betreffende jaar een opleidingsplan wordt ingediend.
6. De werkgever is verplicht een studiefaciliteitenregeling vast te stellen.
7. De cursus “Nederlands op de werkvloer” zal een integraal onderdeel moeten vormen van het opleidingsaanbod. De werkgever is verplicht de cursus aan te bieden.
HOOFDSTUK 6 VERZUIM, ARBO EN REINTEGRATIE
Artikel 45 Loonbetaling bij ziekte en ongeval
1. Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Wet arbeid en zorg, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
a. In het eerste ziektejaar zal in afwijking van artikel 7:629 lid 1 BW, 100% van het maandinkomen worden doorbetaald ,mits de Wet Poortwachter is nageleefd, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen.
b. In het tweede ziektejaar zal in afwijking van artikel 7:629 lid 1 BW, 90% van het maandinkomen tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen, worden doorbetaald, mits de Wet Poortwachter is nageleefd.
c. De werknemer ontvangt op grond van het bepaalde in dit artikel nooit meer dan hij zou hebben ontvangen indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
2. Indien in het tweede ziektejaar gewerkt wordt, zal over de gewerkte uren 100% van het uurinkomen worden doorbetaald en over de niet gewerkte uren 90% van het uurinkomen tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen. In het kader van arbeidstherapie gewerkte uren worden als gewerkte uren aangemerkt.
3. Onder maand/periode-inkomen wordt onder lid 1 sub a en b van dit artikel verstaan het gemiddelde loon, zijnde de structurele looncomponenten met inbegrip van betaald overwerk, in de 26 weken voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Niet tot de structurele looncomponenten worden gerekend vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, variabele toeslag op grond van artikel 22a CAO Vleessector en eventuele eenmalige uitkeringen.
4. Als een derde aansprakelijk is voor de arbeidsongeschiktheid draagt de werknemer de vordering op die derde over aan de werkgever, voor zover die vordering betrekking heeft op de betalingen op grond van dit hoofdstuk.
5. Arbeidsongeschikte werknemers die een uitkering krachtens de WAO ontvangen en die gedeeltelijk worden afgeschat en uitsluitend ten gevolge daarvan tevens een uitkering krachtens de WW ontvangen, behouden hun volledige aanvulling krachtens dit artikel.
6. De werkgever en de werknemer betalen ieder 50% van de WGA premie met uitzondering van de rentehobbel die voor rekening van de werkgever is. Indien het fiscaal mogelijk is, zal de premie ingehouden worden van het brutoloon.
Artikel 46 Medische keuring
1. Als aan de vervulling van een functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld, is de werknemer verplicht zich op kosten van de werkgever aan een medisch onderzoek te onderwerpen.
2. De werkgever heeft het recht van zijn (toekomstige) werknemer de door de RVV vastgestelde gezondheidsverklaring, conform EU Verordening 852/2004, te eisen.
Artikel 47 WIA-Verzekering
1. De werkgever verzekert de werknemer met ingang van 1 januari 2008 voor arbeidsongeschiktheid in de categorie 35-80% conform de door het Georganiseerd Overleg vastgestelde collectieve verzekering. Zodra het mogelijk is zal de werkgever ook een collectieve verzekering voor de categorie minder dan 35% arbeidsongeschiktheid een verzekering worden afgesloten.
2. Werknemers nemen verplicht deel aan de aangeboden verzekering(en) welke de arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% verzekerd.
3. De werkgever die wil afwijken van het bepaalde in lid 1 moet hiervoor een dispensatieverzoek indienen bij het Georganiseerd Overleg , met dien verstande dat de door werkgever voorgestelde verzekering ten
minste gelijkwaardig dient te zijn aan de door het Georganiseerd Overleg vastgestelde collectieve verzekering.
4. De premie voor beide verzekeringen komt voor 75% voor rekening van de werknemer en voor 25% voor rekening van de werkgever, met dien verstande dat de maximale bijdrage van de werkgever 0,25%van de loonsom zal bedragen.
5. De door de werknemer betaalde premie zal per betalingsperiode worden ingehouden.
Artikel 48 Terugdringing ziekteverzuim
Vanaf de derde ziekmelding in één kalenderjaar is de werkgever gerechtigd om per ziekmelding één wachtdag bij de ziek gemelde werknemer in te houden.
Uitgezonderd zijn hierbij ziekmeldingen door bedrijfsongevallen die niet aan schuld van de werknemer zijn te wijten en ziekmeldingen van personen van wie bij de werkgever bekend en geregistreerd is dat zij chronisch ziek zijn.
Artikel 49 Overige rechten en verplichtingen bij ziekte
1. Indien na ziekmelding door een werknemer, door een controlerend arts wordt geconstateerd dat de werknemer arbeidsgeschikt is, heeft de werkgever het recht om de loonbetaling stop te zetten als de werknemer zijn werkzaamheden niet vervult. In deze kan door geen ander dan een arts arbeidsgeschiktheid worden vastgesteld. De werkgever is niet gerechtigd de loonbetaling te stoppen uitsluitend op grond van het feit dat een werknemer het toepasselijke reglement niet heeft nageleefd.
2. De werknemer die arbeidsongeschikt is moet zich houden aan de controlevoorschriften opgenomen in bijlage VI van deze cao, danwel de voorschriften die hieromtrent in de onderneming gelden voorzover zij met instemming van de OR zijn overeengekomen. Indien de werknemer zich niet houdt aan de voorschriften gelden de sancties opgenomen onder punt b van bijlage VI. Van de in bijlage VI van deze cao opgenomen voorschriften kan alleen worden afgeweken, wanneer de afwijkende voorschriften met instemming van de ondernemingsraad worden vastgesteld, met dien verstande dat geen zwaardere sancties mogen worden gesteld.
3. De arbodienst houdt een spreekuur waarin over gezondheid en arbo adviezen worden gegeven. De dienst helpt mee ziekteverzuim te voorkomen en adviseert over preventie. Cao-partijen bevelen aan dat, indien de arbodienst tevens wordt belast met controle op ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, de dienst daarvoor een andere arbo-arts ter beschikking stelt dan degene die is belast met begeleiding van zieken en advisering over arbeidsomstandigheden.
Artikel 50a Terugdringing ziekteverzuim en WIA instroom
Partijen hebben een plan van aanpak opgesteld om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid structureel terug te dringen. Via deze aanpak wordt een sectoraal basismodel ziekteverzuim ontwikkeld dat in een pilot bij een aantal bedrijven zal worden toegepast. Belangrijk onderdeel van deze aanpak is een werkdrukonderzoek onder 5 tot 10 representatieve bedrijven in de vleessector. Een arbodeskundige zal voor de duur van één jaar namens de SKA deze aanpak begeleiden.
Daarnaast stellen partijen zich ten doel om te reïntegreren werknemers zoveel als mogelijk te behouden voor de vleessector of in tweede instantie voor de vleesindustrie. Inmiddels is hiertoe een sectorale reïntegratiebemiddelaar aangesteld (onder de vlag van de SKA). Deze is verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van te reïntegreren werknemers.
Artikel 50b Arbobeleid
De werkgever dient voor de werknemers een adequate bedrijfsgezondheidszorg te realiseren. Onder adequate bedrijfsgezondheidszorg wordt verstaan een op de onderneming toegesneden pakket van taken en voorzieningen, zoals is bedoeld in artikel 14 lid 3 van de Arbeidsomstandighedenwet.
Artikel 50 c Reïntegratie:
Verplichtingen werkgever
Werkgevers in de vleessector moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. Werkgevers zijn verplicht te melden aan de Stichting Kwaliteit van de Arbeid (SKA) welk Reïntegratiebedrijf (RIB) is gecontracteerd en – voorzover mogelijk - voor welke periode.
2. De werkgever biedt de werknemer die ziek (arbeidsongeschikt) wordt voor de bedongen arbeid, vervangende passende arbeid aan. Dit aanbod geschiedt schriftelijk. De werkgever kan slechts ontslagen worden van deze plicht indien hij kan aantonen dat:
a. Er geen geschikte functies voor de betrokken werknemer beschikbaar zijn of komen binnen het bedrijf of het concern waar het bedrijf onderdeel van uit maakt;
b. Er geen geschikte functies te maken zijn door een andere groepering van taken, een aanpassing van de werkomgeving en/of gebruikelijke prestatienormen;
c. De betrokken werknemer niet geschikt te maken is (door scholing) voor beschikbaar komende functies.
3. De arbeidsgehandicapte werknemer wiens arbeidsovereenkomst verbroken is, zal via een door partijen op te zetten elektronische sectorale vacaturebank op de hoogte worden gehouden van vrijgekomen vacatures, zowel binnen het eigen bedrijf als binnen andere bedrijven in de vleessector. Tot dat deze vacaturebank beschikbaar is, zal de werkgever de werknemer tot een termijn van maximaal twee jaar schriftelijk op de hoogte houden van vrijgekomen vacatures binnen het bedrijf.
4. In elk contract dient de verplichting te worden opgenomen dat tenminste eens per kwartaal (uiterlijk binnen 4 weken na afloop van het betreffende kwartaal) aan het bedrijf schriftelijk gerapporteerd zal worden over de volgende punten:
a (externe plaatsing)
- het aantal werknemers waarop deze diensten van toepassing zijn geweest;
- het percentage geslaagde reïntegratietrajecten en de reden van niet geslaagde trajecten
- naar welke sector (CAO gebied) geplaatst is
- in wat voor soort dienstbetrekking geplaatst is (WIW- of andere gesubsidieerde arbeidsplaats)
- welke scholingstrajecten daarbij gevolgd zijn (duur, kosten, behaalde resultaten e.d.)
- de duur en het type van het arbeidscontract waarin geplaatst is, ingedeeld volgens de volgende categorieën: met of zonder uitzendbeding, plaatsing voor 6 maanden, plaatsing tussen 6 en 12 maand en plaatsing tussen 12 maanden en langer.
b (interne plaatsing)
- het aantal werknemers waarvoor de functie is gewijzigd
- het aantal werknemers waarvoor de werkplek is aangepast
- het aantal plaatsingen gerubriceerd in vergelijkbaar, lager of hoger functieniveau
c. (klachten)
het aantal klachten en de daarbij behorende redenen van werknemers inzake de uitvoering van het opdrachtgeverschapvoering van het opdrachtgeverschap.
Indien de rapportage niet binnen drie weken na afloop van de bovengenoemde termijn is ontvangen, kan dit leiden tot beëindiging van het contract.
5. De werkgever zal de werknemer (die onder zijn verantwoordelijkheid t.a.v. inkoop reïntegratie behoort) tijdig en aantoonbaar (laten) informeren over doel en inhoud van het traject. Met name moet duidelijk worden wat de werknemer mag eisen van het door de werkgever gecontracteerde reïntegratiebedrijf en welke eisen aan werknemers gesteld mogen worden. Het contract tussen de werkgever en RIB is voor betrokken werknemer beschikbaar via de medezeggenschap- of personeelsvertegenwoordiging.
6. Het “plan van aanpak“ wat de werkgever verplicht is in overleg met de werknemer op te stellen bij dreigend langdurig verzuim (na 8 weken) zal onmiddellijk worden verstrekt aan de betrokken werknemer. De werkgever is verplicht aan het “plan van aanpak“ toe te voegen een opsomming van de rechten die werknemer heeft t.a.v. Second Opinions bij UWV en het recht op de kopie van het advies dat de Arbo- dienst opstelt als basis voor het “ Plan van Aanpak“. Bij een eventuele “second opinion“ moet de werkgever of diens bedrijfsarts altijd gehoord worden.
7. Het aangeboden traject dient in overleg met de werknemer tot stand te komen. Dit laat onverlet dat indien werkgever en werknemer geen overeenstemming bereiken over de mogelijkheden tot herplaatsing
bij de eigen werkgever, de betrokken werknemer alle mogelijkheden kan xxxxxxxx die de wet hem biedt om herplaatsing bij de eigen werkgever te bewerkstelligen.
8. Een afschrift van de rapportage van het reïntegratiebedrijf wordt per omgaande door het bedrijf toegestuurd aan de SKA.
9. Werkgever zal werknemer een alternatief traject via een ander RIB aanbieden, indien zowel de werknemer als het door werkgever gecontracteerde oorspronkelijke RIB gezamenlijk hebben geconstateerd dat voortzetting van het afgesproken traject op grond van een vertrouwensbreuk niet zinvol meer wordt geacht. Beide partijen dienen hiertoe aan werkgever aan te tonen voldoende inspanning te hebben geleverd om deze vertrouwensbreuk te herstellen.
Verplichtingen Reïntegratiebedrijf
De bewuste reïntegratiebedrijven moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. Beschikken over een Privacy reglement wat voldoet aan de wet (Bpr).
Als het RIB niet beschikt over een privacy reglement, is de werkgever daarvoor aansprakelijk. Het Reïntegratiebedrijf stelt dit reglement (kosteloos en desgewenst tevoren) beschikbaar aan belanghebbenden (werknemers die onder deze CAO vallen en/of OR/PVT en vakbonden).
2. Beschikken over een Klachtenregeling met beroepsprocedure, waarvan een exemplaar bij aanvang van de dienstverlening aan de werknemer wordt overhandigd.
3. Het Reïntegratiebedrijf zal de werknemer actief voorlichten en tevoren aantoonbaar informeren over doel en inhoud van elk traject, welke eisen aan cliënt gesteld worden en op welke ondersteuning hij mag rekenen van de kant van het Reïntegratiebedrijf.
4. Het behoort tot de vaste werkwijze dat afspraken met werknemers schriftelijk worden vastgelegd. De werknemer ontvangt z.s.m. een afschrift hiervan.
5. In het contract met het RIB dient vastgelegd te zijn dat de cliënt bij aanvang van de dienstverlening van RIB aantoonbaar informatie heeft ontvangen over bij wie men terecht kan voor vragen en klachten. Deze informatie dient tevens helder te maken hoe de werknemer een exemplaar van de klachtenregeling kan aanvragen.
6. In de klachtenregeling dient te zijn opgenomen welke stappen (procedure) de werknemer dient te ondernemen (wanneer wordt iets als klacht aangemerkt). Tevens dient beschreven te zijn wat er met de klacht gebeurt.
7. In het geval een klacht erkend wordt zal dit de werknemer onverwijld schriftelijk meegedeeld worden.
Verplichtingen werknemer
De betrokken werknemers moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. Verplichting tot het aanvaarden van een aanbod voor een passende functie.
2. Verplichting tot het medewerking verlenen aan het opstellen, evalueren en waar nodig bijstellen van het plan van aanpak en het reïntegratieverslag.
3. Verplichting tot het opvolgen van alle voorschriften van werkgever of diens deskundige.
Artikel 50d WIA Verzekering
1. Partijen spreken af de financiële en sociale consequenties ten gevolge van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zoveel mogelijk te beperken. Om dit te kunnen realiseren is overeengekomen dat werkgevers veel aandacht zullen besteden aan het re-integratieproces. Zij zullen hierbij gebuik kunnen maken van de ondersteuning vanuit de Stichting Kwaliteit van de Arbeid.
Medewerkers met een arbeidsongeschiktheid van 35% of minder
2. Werknemers die ten gevolge van een bedrijfsongeval arbeidsongeschiktheid zijn worden, zullen niet worden ontslagen maar blijven in dienst tot het moment dat zij eventueel extern zijn gere-integreerd.
3. Gedurende de eerste twee jaar van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gelden de wettelijke regelgeving en de afspraken vastgelegd in de CAO. Indien een interne of externe re-integratie niet mogelijk is en de werkgever heeft besloten een ontslagvergunning aan te vragen bij het CWI, zal hiervan melding worden gedaan aan het Georganiseerd Overleg. Het sociaal secretariaat zal de data verzamelen, registreren en rapporteren. Als naar aanleiding hiervan blijkt dat het aantal ontslagaanvragen van deze groep substantieel is, zal overleg plaatsvinden over het vervolgbeleid.
4. Medewerker die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn en intern gere-integreerd worden en ten gevolge hiervan in een lagere functie worden geplaatst, ontvangen het salaris dat bij deze indeling hoort. Gedurende een periode van 4 jaar zal het verschil van het oude en nieuwe salaris worden aangevuld op basis van het volgende schema: 1e jaar 100%, 2e jaar 75%, 3e jaar 50%, 4e jaar 25% en vervolgens 0%.
Artikel 51 Arboconvenant
Partijen hebben afspraken gemaakt over borging van het arboconvenant en de activiteiten gedurende het jaar 2007.
Afgesproken is dat de projectleiding van het Arboconvenant gedurende het jaar 2007 nog in handen zal zijn van het Productschap. Hierna zullen sociale partners afspraken maken over de voortzetting van de activiteiten voortvloeiend uit het arboconvenant. In 2007 vindt overleg plaats tussen sociale partners over mogelijke verbreding van de afspraken (geluid, tocht) en over het mogelijk gezamenlijk opstellen van een arbocatalogus voor de vleessector.
HOOFDSTUK 7 COLLECTIEVE REGELINGEN
Artikel 52 NEN regeling Definities
1. Opdrachtgever: een werkgever als bedoeld in art. 1b lid 4 CAO Vleessector.
2. Opdrachtnemer: een bedrijf als bedoeld in artikel 1b leden 2, 3 en 7 CAO Vleessector.
3. Medewerker: een natuurlijk persoon die in opdracht van opdrachtnemer onder leiding en toezicht van opdrachtgever inleenwerk ten behoeve van opdrachtgever verricht.
4. Georganiseerd Overleg: het geformaliseerd overlegorgaan in de sector vleessector waarin de sociale partners deelnemen en dat eindverantwoordelijk is voor de wijze waarop de Stichting Kwaliteit van de Arbeid dit artikel uitvoert.
5. SKA: Stichting Kwaliteit van de Arbeid is het door het Georganiseerd Overleg aangewezen orgaan dat dit artikel uitvoert.
6. Certificatie-instelling: het bedrijf of de instelling dat controles uitvoert bij opdrachtnemers die gecertificeerd zijn om de naleving en juiste uitvoering van de verplichtingen zoals beschreven in de NEN norm 4400-1, NEN norm 4400-2, NEN norm 4400-3 en de sectorale regelingen (NEN+) vast te stellen
NEN regeling
1. a. De opdrachtgever is verplicht zich er van te verzekeren dat ten aanzien van medewerkers die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld gedurende deze periode de relevante wettelijke verplichtingen worden nageleefd.
b. De opdrachtgever is verplicht zich er van te verzekeren dat ten aanzien van medewerkers die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld gedurende deze periode de betaling van de van toepassing zijnde pensioenpremie plaatsvindt.
c. De opdrachtgever is verplicht zich er van te verzekeren dat ten aanzien van medewerkers die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld gedurende deze periode de afdracht aan de van toepassing zijnde bedrijfstakfondsen plaatsvindt.
d. De opdrachtgever is verplicht zich er van te verzekeren dat ten aanzien van medewerkers die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld gedurende deze periode de betaling van de lonen overeenkomstig de Wet minimumloon en indien de betreffende CAO direct van toepassing is of algemeen verbindend is verklaard binnen de loontabellen van de toepassing zijnde CAO vallen.
2. De opdrachtgever stelt de SKA op schriftelijk verzoek in kennis van het aantal medewerkers, de periodes waarover zij ingeleend zijn en de opdrachtnemers bij wie zij in dienst zijn.
3. De opdrachtgever wordt geacht het bepaalde onder lid 1 van dit onderdeel te hebben nagekomen indien hij gebruik maakt van gecertificeerde bedrijven die zowel ingeschreven staan in het Register Normering Arbeid als het Register van Inleenbedrijven in de vleessector (RIV) van de Stichting VRO. Deze registers, alsmede de procedure en verdere voorschriften (normen) zijn te vinden op xxx.xxxxxxx.xx en xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx
4. De kosten voor de aansluiting van opdrachtgever bij het Register van inleenbedrijven in de vleessector en het Register Normering Arbeid komen voor diens rekening. De kosten voor aansluiting van opdrachtnemer bij het Register van Inleenbedrijven in de vleessector en het Register Normering Arbeid komen voor rekening van opdrachtnemer.
Stichting Kwaliteit van de Arbeid (SKA)
1. De SKA is bevoegd namens de sociale partners in de vleessector, verenigd in het Georganiseerd Overleg te fungeren als beheersorgaan van de uitvoering van dit artikel.
2. De SKA draag ervoor zorg dat deze reguleringsregeling wordt uitgevoerd en sluit daartoe een overeenkomst met een of meerdere certificeringsinstellingen. De SKA is gemachtigd al datgene te verrichten dat daartoe nuttig en noodzakelijk kan zijn.
3. In overleg met SKA worden procedures beschreven en jaarlijks het controleprogramma voor de uitoefening van toezicht en controle opgesteld.
4. De SKA beheert de lijst van opdrachtnemers die door het controleorgaan zijn gecontroleerd en waarvan is vastgesteld dat zij zich aan de verplichtingen op grond van dit artikel houden. Het register wordt na instemming van de opdrachtnemer beschikbaar gesteld aan werkgevers in de vleessector.
5. De SKA legt periodiek verantwoording af aan het Georganiseerd Overleg over de voortgang en resultaten.
Artikel 53 Pensioen
1. Werkgevers zijn sinds 1 april 1980 verplicht voor de werknemer een verplichte pensioenverzekering af te sluiten.
3. De pensioenregeling is gebaseerd op de mogelijkheid om de fiscale ruimte van de pensioenregeling maximaal te benutten, waardoor werknemers in de vleessector in de gelegenheid worden gesteld om bij volledige opbouw te kunnen stoppen met werken vanaf 62-jarige leeftijd. Deze nieuwe regeling wordt inclusief de benodigde overgangsmaatregelen uiterlijk 1 januari 2006 geïmplementeerd, mits en voorzover een en ander past binnen de kaders van de fiscale wet- en regelgeving.
Het bestuur van het pensioenfonds komt met een voorstel voor een premie en verdeelsleutel voor de nieuwe pensioenpremie, conform het uitgangspunt dat de totale verdeling van de kosten onveranderd blijft, uitgaande van de huidige premies voor het pensioenfonds en het VUT-fonds.
4. Indien de werknemer hierom verzoekt kan de pensioenregeling tijdens het ouderschapsverlof volledig op de bestaande voorwaarden worden voortgezet. De premie is tijdens dit verlof voor rekening van werknemer, tenzij anders overeengekomen met werkgever.
Artikel 54 Rechtsbescherming kaderleden
In gevolge artikel 7:670 Burgerlijk Wetboek kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens het verrichten of deelnemen aan activiteiten ten behoeve van een vereniging van werknemers, die krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van werknemer te behartigen, tenzij die activiteiten in de arbeidstijd van de werknemer worden verricht zonder toestemming van werkgever.
Artikel 55 VUT-regeling
1. Partijen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, hebben een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten die de vrijwillig vervroegde uittreding regelt, de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen (Vuvlegro-cao).
2. De uitvoering van de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen is in een Reglement neergelegd. Dit Reglement maakt deel uit van de Vuvlegro- cao.
3. In het licht van de wetgeving xxxxxxx xxx XXX, prepensioen en Levensloop zal de VUT-regeling per 1 januari 2006 nog slechts van toepassing zijn op werknemers uit de Vleessector, geboren op of vóór 31 december 1949 (dat wil zeggen 55 jaar en ouder op 1 januari 2005).
Artikel 56 Vormings- en ontwikkelingsfonds
1. Partijen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben een CAO Fonds Collectieve Belangen Vleessector afgesloten.
2. Ingevolge deze CAO is een heffing ingesteld die wordt gerekend over de loonsom waarover de werkgever premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen.
3. De uitvoering van deze CAO is in een Reglement neergelegd dat deel uitmaakt van de CAO Fonds Collectieve Belangen Vleessector.
4. Elk bedrijf is verplicht een scholingsplan op te stellen.
Artikel 57 Stichting kwaliteit van de arbeid
1. Werkgevers en werknemers hebben om te bevorderen dat op het niveau van individuele ondernemingen in de Vleessector:
a. een bedrijfsbeleid ten aanzien van arbeidsomstandigheden wordt gevoerd en waar mogelijk wordt verbeterd;
b. kennis wordt vergroot over systematieken ter verbetering van arbeidsomstandigheden;
c. bedrijfsgezondheidszorg wordt toegepast;
d. activiteiten worden ontwikkeld en systemen worden toegepast om het ziekteverzuim terug te dringen;
e. problemen met betrekking tot de arbeidsvoorziening worden opgelost.
De Stichting Kwaliteit van de Arbeid voor de Vleesgroothandel en Exportslachterijen opgericht.
2. In SKA-verband zal op basis van de risico-inventarisatie per onderneming een inventarisatie van de problematiek rond arbeidsomstandigheden en werkdruk in de bedrijfstak worden gemaakt. Op basis van de inventarisatie kan worden besloten tot een nader onderzoek door het NIA. Op basis van de inventarisatie en de resultaten van een eventueel onderzoek kan de SKA desgewenst nieuw beleid ontwikkelen.
3. De SKA zal werkgeversvoorstellen inzake zaterdagwerken toetsen op de relevante CAO-bepalingen.
4. De financiering van de Stichting is bepaald in de CAO Fonds Collectieve Belangen Vleessector en het financieringsreglement (Bijlage V).
Artikel 58 Vakbondsfaciliteiten
1. Vakorganisaties kunnen per bedrijfsvestiging één kaderlid per 50 werknemers aanwijzen.
2. Vakorganisaties kunnen op publicatieborden in het bedrijf mededelingen aan het personeel doen.
3. Vakorganisaties kunnen in overleg met de werkgever gebruik maken van bedrijfsruimte voor vakbondsvergaderingen over bedrijfsaangelegenheden.
4. Het aantal te besteden dagen conform artikel 35 lid 5 is per bedrijfsvestiging beperkt tot 10 dagen per 50 werknemers met een maximum van 40 dagen. Deze dagen zijn uitwisselbaar tussen de aangewezen kaderleden.
In aanvulling hierop kan op verzoek van de bij deze CAO betrokken werknemersorganisaties in overleg met de werkgever voor specifieke situaties vakbondsverlof aan kaderleden worden toegekend tot een maximum van 10 dagen per werknemersorganisatie.
5. Werkgevers zullen de contributies van leden van bij deze CAO betrokken vakorganisaties fiscaal faciliteren door de betaalde premies op basis van een opgave van de werknemer die lid is van een vakorganisatie een maal per jaar in mindering te brengen op het bruto loon en dit bedrag, na verrekening van belasting en premies met de rest van het bruto loon, vervolgens netto weer aan de werknemer uit te keren, dit binnen de fiscale mogelijkheden.
HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN
Artikel 59 Vaste commissie
1. Ter bevordering van de eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst en ter voorkoming van geschillen omtrent de uitleg en toepassing daarvan, wordt door partijen een Vaste Commissie ingesteld.
2. De Vaste Commissie bestaat uit 6 leden en is paritair samengesteld en heeft een onafhankelijk voorzitter. Zij bepaalt haar werkwijze zelf en legt deze neer in een Reglement dat geacht wordt een integrerend onderdeel van deze cao uit te maken.
3 a. Indien er tussen een werkgever en een werknemer een geschil ontstaat over de uitlegging dan wel toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst dan wordt allereerst getracht door overleg tussen betrokkenen tot een oplossing te komen.
b. Komen betrokkenen in dit overleg niet tot een oplossing dan is degene die het geschil aan de rechter voor wil leggen verplicht eerst de Vaste Commissie om advies te vragen.
4. Afwijkingen van de bepalingen in deze collectieve arbeidsovereenkomst waaromtrent tussen werkgever en de bij deze collectieve arbeidsovereenkomst betrokken vakbonden overeenstemming bestaat, zijn alleen rechtsgeldig na voorafgaande goedkeuring door de Vaste Commissie (Dispensatieregeling).
Artikel 60 Naleven CAO
Partijen zullen een paritaire commissie oprichten waaraan CAO partijen kunnen melden dat de CAO Vleessector niet wordt nageleefd. De commissie stelt een onderzoek in en kan, na partijen informeel bevraagd te hebben en indien er een vermoeden bestaat dat de CAO niet wordt nageleefd, het bedrijf uiteindelijk verzoeken schriftelijk aan te tonen dat de CAO Vleessector wordt nageleefd. Indien de commissie constateert dat de CAO niet wordt nageleefd, kunnen vakorganisaties verdere stappen ondernemen. Indien de commissie bij haar onderzoek stuit op problemen bij de praktische toepasbaarheid en/of onderlinge inconsistentie van bepalingen van de CAO Vleessector, kan zij het gesignaleerde probleem voorleggen aan het Georganiseerd Overleg voor de Vleessector.
Voor inleenbedrijven geldt dat de paritaire commissie medewerking kan verzoeken van de opdrachtgever.
Werkgelegenheidsparagraaf Protocol
1. Naast het overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging en rekening houdend met de positie van deze organen, neemt de werkgever rechtstreeks contact op met de bij deze cao betrokken vakbonden, indien de werkgever voornemens is plannen uit te voeren die tot een duidelijke verandering in de bedrijfssituatie aanleiding geven. Met name indien dit aanmerkelijke gevolgen voor de werkgelegenheid met zich meebrengt. Onder plannen dienen in dit kader ook investeringsplannen te worden verstaan.
2. De werkgever zal voorzover dit de normale bedrijfsuitoefening niet in de weg staat en daarbij rekening houdende met de taak en de positie van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging:
- bij het ontstaan van vacatures, zoveel mogelijk te streven naar interne vacature vervulling,
- indien interne vacaturevervulling niet mogelijk is, alle vacatures te melden bij het Arbeidsbureau in het district van de werkgever met daarbij alle voor de functie relevante informatie. Bij het vervullen van deze vacatures wordt, als onderdeel van het sociale beleid in de onderneming, speciale aandacht geschonken aan jongeren, ouderen en gehandicapten en aan hun arbeidsomstandigheden.
Vervulde vacatures worden afgemeld.
- de noodzaak tot het verrichten van overwerk, zoveel mogelijk trachten te beperken.
- zo min mogelijk gebruik maken van uitzendkrachten van particuliere uitzendbureaus. Indien dit onvermijdelijk is, zal de ondernemingsraad hieromtrent worden geïnformeerd en geraadpleegd. Vakbonden, bij deze cao betrokken, hebben de bevoegdheid hierover inlichtingen aan de werkgever te vragen.
Functiewaardering en Loonstructuur Protocol
Partijen hebben overeenstemming bereikt over een proef om de gevolgen van de invoering van het functieclassificatiesysteem op basis van CATS voor het loongebouw te onderzoeken.
Bedrijven in de vleessector dienen uiterlijk op 1 juni 2004 hun medewerkers volgens dit nieuwe systeem voorlopig in te delen. Deze voorlopige indeling zal (nog) niet bekend worden gemaakt aan de werknemer. Partijen zullen naar aanleiding van deze voorlopige indelingen en op basis van een plan van aanpak dat door de werkgroep Functiewaardering wordt voorbereid, op zijn laatst tijdens de volgende CAO onderhandelingen afspraken maken over de definitieve implementatie van het nieuwe functiewaarderingssysteem, de eventuele splitsing van de huidige groep van 0-28 punten in twee groepen van 0-18 en 19-28 en eventuele aanpassing van het loongebouw en de daaruit voortvloeiende Persoonlijke Toeslagen. Ter ondersteuning van de bedrijven en de werknemersvertegenwoordiging bij de voorlopige indeling van de werknemers volgens het CATS-functieclassificatiesysteem, zullen op korte termijn workshops en voorlichtingsactiviteiten worden georganiseerd.
Werkdruk Protocol
Partijen zullen een externe, opdracht geven een onderzoek te doen naar de werkdruk in de sector. Het bestaande werkdrukinstrument / quickscan van FNV Bondgenoten kan bij het werkdrukonderzoek gehanteerd worden, onder voorwaarde dat een heldere definitie wordt afgesproken van het begrip werkdruk en dat op grond hiervan een deugdelijke meting via die quickscan mogelijk is.
Ouderenbeleid Protocol
Partijen komen overeen dat met iedere werknemer van 50 jaar of ouder door de directe leidinggevende (in overleg met de afdeling Personeelszaken en eventueel de Arbodienst) minimaal eens per jaar een individueel gesprek zal worden gevoerd. Het verslag van dit gesprek wordt vastgelegd in een persoonlijk seniorenplan. Hierin kunnen – rekening houdend met de mogelijkheden binnen de onderneming en de positie van de werknemer hierin – afspraken worden gemaakt ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- Werktijden
- Soort dienst
- Werkinhoud
- Scholing
- Pensioendatum
- Coaching
- Taakroulatie / interne mobiliteit
- Vakantieplanning
- Leeftijdsdagen
- Demotie
- Arbeidsomstandigheden
- Sportieve gezondheidstrajecten
Protocol Leeftijdsbewust personeelsbeleid
Binnen de Vleessector zal een project gericht op leeftijdsbewust personeelsbeleid worden opgestart. Bij geïnteresseerde bedrijven zal door een externe organisatie een onderzoek plaatsvinden gebaseerd op de IVA werkwijze. Bedrijven kunnen ook gebruik maken van de door AWVN ontwikkelde leeftijdsspiegel als basis voor een gericht leeftijdsbewust personeelsbeleid. Uiterlijk 1 april 2009 zal een evaluatierapport aan het GO worden gepresenteerd met de uitkomsten van de diverse projecten en worden aanknopingspunten en mogelijkheden geformuleerd voor aanvullende sectorinitiatieven met betrekking tot de leeftijdsgerelateerde zaken.
Het budget voor het project leeftijdsbewust personeelsbeleid is € 50.000,-- en wordt gefinancierd vanuit het Fonds Collectieve Belangen. Indien het budget onvoldoende blijkt te zijn zal de gewenste omvang in het GO besproken worden.
Protocol Scholing
Om de inzetbaarheid van werknemers in en buiten de vleessector te vergroten, wordt de subsidie van niet functiegebonden opleidingen (tot en met HBO/universitair) verhoogd van 25% naar 50%. Voor HBO- opleidingen geldt een maximum van € 1.000,-. Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie voor zijn werknemers ontvangen dan de som van betaalde premies van het betreffende aan het Fonds Collectieve Belangen Vleessector in deze periode.
Daarnaast zijn afspraken gemaakt over een pilot van twee jaar waarbij scholing kan worden ingezet ten behoeve van bevorderen van employability. De werknemer kan een verzoek bij het sociaal secretariaat indienen voor een bijdrage in de scholingskosten ter hoogte van maximaal € 500,-- per jaar (maximaal € 1.000,-- per twee jaar). Uitgangspunt hierbij is dat de scholing een bijdrage moet leveren aan het verbeteren van de positie op de arbeidsmarkt. De regeling staat los van de huidige scholingsregeling van het fonds en is niet bedoeld voor functiegerichte scholing.
Onder scholingskosten wordt ook verstaan de noodzakelijke tijd voor het afleggen van een examen.. De som van de subsidies aan de werknemers van een bedrijf zal nooit meer bedragen dan 0,2% per jaar van de loonsom van de werkgever. Het sociaal secretariaat van de Vleessector zal beoordelen of een aanvraag kan worden toegekend op basis van vooraf vastgestelde criteria. Het Fonds zal de subsidie uitbetalen en vervolgens aan de betreffende werkgever in rekening brengen.
Artikel 61 Spaarloonregeling
Bedrijven dienen een spaarloonregeling in te stellen waar alle werknemers aan deel kunnen nemen.
Artikel 62 Inwerkingtreding en duur van de overeenkomst
1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst, treedt in werking op 1 april 2007.
2. De looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst is 24 maanden en eindigt op 31 maart 2009.
3. De overeenkomst loopt van rechtswege af.
4. Bij de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst bestaande rechtens geldende, afwijkende regelingen welke voor de werknemer gunstiger zijn, worden door deze regeling niet aangetast.
BIJLAGE I
Functieniveau-indeling
De activiteiten in de produktie-afdelingen worden in 7 functieniveaus ingedeeld.
Functieniveau I
In functieniveau I worden ingedeeld medewerkers zonder enige vakkennis gedurende maximaal de eerste 12 maanden van het dienstverband.
a. Medewerkers welke instromen in het kader van het WEPP en BSP opleidingsprogramma gedurende de opleidingsperiode.
b. Medewerkers in opleiding via het leerlingstelsel gedurende de eerste 12 maanden van de opleiding.
c. Medewerkers kunnen nooit langer dan 12 maanden in groep I geplaatst worden.
d. Medewerkers welke geen vakkennis bezitten en werkzaamheden verrichten in zeer eenvoudige productiefuncties gedurende de 1e tot en met de 12e maand van het dienstverband.
Functieniveau B
In functieniveau B worden ingedeeld:
a. Medewerkers die werkzaamheden verrichten, waarvoor een beperkte vakkennis en vaardigheid is vereist.
Enkele voorbeeldfuncties zijn:
- drijven, wegen brutogewicht, schoonmaken (materialen), transporteren van gesorteerde dieren en onderdelen, intouwen, stempelen, eenvoudige snijwerkzaamheden zoals ogen/oren uitsnijden, laden en lossen, verdoven en ophangen, machinaal afzwoerden, darmenpakket splitsen, enz.
b. Medewerkers in opleiding in het kader van het opleidingsplan na de eerste 12 maanden van het dienstverband.
Functieniveau C
In functieniveau C worden ingedeeld:
Medewerkers, die werkzaamheden verrichten, waarvoor enige vakkennis en vaardigheid is vereist. Enkele voorbeeldfuncties zijn:
- ontvangen, steken/snijden, zagen/hakken, hartslag splitsen, reuzel uithalen, koppen (af)snijden, onderdelen kanten, onderdelen sorteren, vacuüm trekken, zouten/ drainen/verpakken, bewerken van darmen, enz.
Functieniveau D
In functieniveau D worden ingedeeld:
Medewerkers, die werkzaamheden verrichten, waarvoor goede vakkennis en vaardigheid is vereist. Enkele voorbeeldfuncties zijn:
- afhuiden, uitslachten, openen/uithalen, wegen geslacht gewicht, opknappen, afsnijden halve varkens, uitbenen en (bij) kanten/vliezen, uitsnijden, orders gereed maken, klantenontvangst en -bediening, uitwegen expeditie, veteinden poetsen, enz.
Functieniveau E
In functieniveau E worden ingedeeld:
Medewerkers, die (nagenoeg) alle activiteiten in een afdeling op niveau D verrichten (afdelings- allrounder) en allround-chauffeurs binnenland.
Functieniveau F
In functieniveau F worden ingedeeld:
Medewerkers, die in meerdere afdelingen (nagenoeg) alle activiteiten op niveau D verrichten (bedrijfs- allrounder).
BIJLAGE II
LOONTABEL CAO VLEESSECTOR
Loontabel CAO Vleessector per 1 april 0000
X | X | X | |||||||
Functie- | |||||||||
periodiek | week 4 weken maand | week | 4 weken | maand | week | 4 weken | maand | ||
0 | 251 | 1.002 | 1.086 | 295 | 1.180 | 1.278 | 303 | 1.209 | 1.311 |
1 | 280 | 1.120 | 1.213 | 312 | 1.247 | 1.351 | 320 | 1.280 | 1.386 |
2 | 310 | 1.238 | 1.342 | 329 | 1.316 | 1.425 | 338 | 1.351 | 1.464 |
3 | 339 | 1.356 | 1.469 | 347 | 1.387 | 1.503 | 355 | 1.422 | 1.541 |
4 | 344 | 1.377 | 1.491 | 352 | 1.410 | 1.528 | 363 | 1.448 | 1.569 |
5 | 349 | 1.397 | 1.514 | 358 | 1.434 | 1.553 | 368 | 1.472 | 1.595 |
6 | 365 | 1.457 | 1.579 | 374 | 1.496 | 1.621 | |||
7 | 370 | 1.480 | 1.603 | 381 | 1.523 | 1.650 | |||
8 | 387 | 1.549 | 1.678 | ||||||
9 | 395 | 1.578 | 1.709 | ||||||
10 | |||||||||
11 | |||||||||
12 |
D | E | F | ||||||
week | 4 weken | maand | week | 4 weken | maand | week | 4 weken | maand |
314 | 1.256 | 1.360 | 328 | 1.314 | 1.423 | 350 | 1.401 | 1.517 |
333 | 1.329 | 1.440 | 348 | 1.391 | 1.507 | 370 | 1.480 | 1.603 |
351 | 1.403 | 1.519 | 368 | 1.469 | 1.591 | 390 | 1.561 | 1.691 |
369 | 1.475 | 1.598 | 386 | 1.546 | 1.675 | 411 | 1.644 | 1.782 |
375 | 1.500 | 1.625 | 395 | 1.577 | 1.708 | 419 | 1.675 | 1.815 |
382 | 1.529 | 1.656 | 402 | 1.605 | 1.738 | 428 | 1.708 | 1.851 |
389 | 1.555 | 1.685 | 409 | 1.636 | 1.772 | 435 | 1.740 | 1.885 |
397 | 1.584 | 1.717 | 417 | 1.667 | 1.805 | 443 | 1.773 | 1.921 |
404 | 1.613 | 1.748 | 424 | 1.698 | 1.839 | 452 | 1.807 | 1.958 |
410 | 1.641 | 1.778 | 432 | 1.728 | 1.872 | 461 | 1.841 | 1.993 |
440 | 1.760 | 1.907 | 469 | 1.875 | 2.031 | |||
477 | 1.907 | 2.066 | ||||||
493 | 1.969 | 2.133 |
Loontabel CAO Vleessector per 1 mei 2007 | ||||||
B | C | |||||
Functie- | ||||||
periodiek | week | 4 weken | maand | week | 4 weken | maand |
0 | 303 | 1.209 | 1.310 | 310 | 1.240 | 1.343 |
1 | 320 | 1.278 | 1.385 | 328 | 1.312 | 1.421 |
2 | 338 | 1.349 | 1.461 | 346 | 1.385 | 1.500 |
3 | 356 | 1.422 | 1.540 | 364 | 1.458 | 1.580 |
4 | 361 | 1.445 | 1.566 | 372 | 1.484 | 1.608 |
5 | 367 | 1.469 | 1.592 | 377 | 1.509 | 1.635 |
6 | 374 | 1.494 | 1.619 | 383 | 1.533 | 1.661 |
7 | 379 | 1.517 | 1.643 | 391 | 1.562 | 1.692 |
8 | 397 | 1.588 | 1.720 | |||
9 | 404 | 1.618 | 1.752 | |||
10 | ||||||
11 | ||||||
12 |
D | E | F | ||||||
week | 4 weken | maand | week | 4 weken | maand | week | 4 weken | maand |
322 | 1.287 | 1.394 | 337 | 1.347 | 1.459 | 359 | 1.436 | 1.555 |
341 | 1.363 | 1.476 | 357 | 1.426 | 1.545 | 379 | 1.517 | 1.643 |
360 | 1.438 | 1.557 | 377 | 1.505 | 1.630 | 400 | 1.600 | 1.733 |
378 | 1.512 | 1.638 | 396 | 1.585 | 1.717 | 421 | 1.685 | 1.826 |
384 | 1.537 | 1.665 | 404 | 1.617 | 1.751 | 430 | 1.717 | 1.860 |
392 | 1.567 | 1.697 | 412 | 1.645 | 1.782 | 438 | 1.751 | 1.897 |
399 | 1.594 | 1.727 | 419 | 1.677 | 1.817 | 446 | 1.784 | 1.932 |
407 | 1.624 | 1.760 | 428 | 1.709 | 1.851 | 454 | 1.818 | 1.969 |
414 | 1.654 | 1.791 | 435 | 1.740 | 1.885 | 464 | 1.853 | 2.007 |
420 | 1.682 | 1.822 | 443 | 1.771 | 1.918 | 472 | 1.887 | 2.043 |
451 | 1.804 | 1.954 | 481 | 1.921 | 2.081 | |||
489 | 1.954 | 2.117 | ||||||
505 | 2.018 | 2.186 |
Loontabel CAO Vleessector per 1 april 2008 | ||||||
B | C | |||||
Functie- | ||||||
periodiek | week | 4 weken | maand | week | 4 weken | maand |
0 | 312 | 1.245 | 1.349 | 319 | 1.277 | 1.384 |
1 | 329 | 1.316 | 1.426 | 338 | 1.351 | 1.463 |
2 | 348 | 1.389 | 1.505 | 357 | 1.426 | 1.545 |
3 | 366 | 1.464 | 1.587 | 375 | 1.502 | 1.627 |
4 | 372 | 1.488 | 1.613 | 383 | 1.529 | 1.656 |
5 | 378 | 1.514 | 1.640 | 388 | 1.554 | 1.684 |
6 | 385 | 1.539 | 1.667 | 395 | 1.579 | 1.711 |
7 | 390 | 1.563 | 1.692 | 402 | 1.608 | 1.743 |
8 | 409 | 1.636 | 1.772 | |||
9 | 417 | 1.666 | 1.805 | |||
10 | ||||||
11 | ||||||
12 |
D | E | F | ||||||
week | 4 weken | maand | week | 4 weken | maand | week | 4 weken | maand |
331 | 1.326 | 1.436 | 347 | 1.387 | 1.503 | 370 | 1.479 | 1.602 |
351 | 1.403 | 1.520 | 367 | 1.469 | 1.591 | 390 | 1.563 | 1.692 |
371 | 1.481 | 1.604 | 388 | 1.551 | 1.679 | 412 | 1.648 | 1.785 |
389 | 1.557 | 1.687 | 408 | 1.632 | 1.769 | 434 | 1.736 | 1.881 |
396 | 1.583 | 1.715 | 417 | 1.665 | 1.804 | 443 | 1.769 | 1.916 |
403 | 1.614 | 1.748 | 424 | 1.695 | 1.835 | 451 | 1.804 | 1.954 |
411 | 1.642 | 1.778 | 432 | 1.727 | 1.871 | 459 | 1.837 | 1.990 |
419 | 1.673 | 1.812 | 441 | 1.760 | 1.906 | 468 | 1.872 | 2.028 |
426 | 1.703 | 1.845 | 448 | 1.793 | 1.942 | 478 | 1.908 | 2.067 |
433 | 1.733 | 1.877 | 456 | 1.824 | 1.976 | 486 | 1.943 | 2.105 |
465 | 1.858 | 2.013 | 495 | 1.979 | 2.144 | |||
504 | 2.013 | 2.181 | ||||||
520 | 2.078 | 2.252 |
I-SCHAAL
I-schaal per 1 april 2007 (wettelijk minimum loon
+ 10 %)
gebaseerd op WML per 1 januari 2007
leeftijd | per week | per 4 weken | per maand |
22 jaar | 281 | 1.123 | 1.216 |
21 jaar | 239 | 958 | 1.037 |
20 jaar | 203 | 812 | 880 |
19 jaar | 173 | 693 | 751 |
18 jaar | 150 | 601 | 651 |
17 jaar | 130 | 522 | 565 |
16 jaar | 114 | 456 | 494 |
I-schaal per 1 mei 2007
leeftijd | per week | per 4 weken | per maand |
22 jaar | 294 | 1.174 | 1272 |
21 jaar | 250 | 1.002 | 1085 |
20 jaar | 213 | 850 | 921 |
19 jaar | 181 | 725 | 785 |
18 jaar | 157 | 628 | 680 |
17 jaar | 136 | 546 | 591 |
16 jaar | 000 | 000 | 000 |
I-schaal per 1 april 2008
leeftijd | per week | per 4 weken | per maand |
22 jaar | 303 | 1.209 | 1.310 |
21 jaar | 258 | 1.032 | 1.118 |
20 jaar | 000 | 000 | 000 |
19 jaar | 186 | 747 | 809 |
18 jaar | 162 | 647 | 700 |
17 jaar | 140 | 562 | 609 |
16 jaar | 123 | 490 | 531 |
BIJLAGE III BELONING VOOR ARBEID OP ALLE UREN
Xxxxxxxx voor arbeid op alle uren Basisuurloon inclusief toeslag
Uur | Maandag | Dinsdag | Woensdag | Donderd ag | Vrijdag | Zaterdag | Zondag |
00.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
01.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
02.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
03.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
04.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
05.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
06.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
07.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
08.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
09.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
10.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
11.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
12.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
13.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
14.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
15.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
16.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
17.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
18.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
19.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
20.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
21.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
22.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
23.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
BIJLAGE IV
XXX vrijwillig uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de groothandel in slachtafvallen en darmen (VUT)
Tussen
De Centrale Organisatie voor de Vleessector, gevestigd te Zoetermeer als partij ter ene zijde
en
de FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam, de CNV BedrijvenBond, gevestigd te Houten De Unie, gevestigd te Houten,
elk als partij ter andere zijde,
is overeenstemming bereikt over voortzetting van de tussen hen bestaande CAO Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen (VUT), en wel onder inperking van de werkingssfeer tot de Vleesgroothandel, voor de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010.
Algemene bepaling:
Waar in deze cao de mannelijke vorm van voornaamwoorden of zelfstandige naamwoorden wordt gebruikt, gebeurt dat in neutrale zin, steeds eveneens omvattend de vrouwelijke vorm.
Artikel 1a Werkingssfeer
De onderhavige CAO bevat de regels die in acht moeten worden genomen bij arbeidsovereenkomsten en andere overeenkomsten tot het verrichten van arbeid tussen:
1. de werkgever bedoeld in artikel 1 b lid 4 en / of
2. de werknemer bedoeld in artikel 1b lid 5
De werkgever als bedoeld in artikel 1 b lid 4, die niet is aangesloten bij een van de contracterende werkgeversorganisaties en in dienst zijnde werknemer als bedoeld in artikel 1b lid 5 dienen bij een tussen hen aangegane (arbeids)overeenkomst in ieder geval de algemeen verbindend verklaarde bepalingen na te komen.7
Artikel 1b Definities
In deze CAO worden de volgende definities gehanteerd:
1. Onder ‘onderneming in de vleessector’ wordt verstaan:
a Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met een of meerdere van de volgende werkzaamheden:
- slachten van dieren m.u.v. pluimvee, wild en konijnen;
7 Volgt uit wet avv
- afsnijden of anderszins bewerken van geslachte dieren (m.u.v. pluimvee, wild en konijnen);
- bewerken van vlees of ongesmolten dierlijke vetten.
- verhandelen van vlees of ongesmolten dierlijke vetten;
met uitzondering van ondernemingen wier werkzaamheden bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van darmen en andere, niet voor menselijke consumptie bestemde, organen en met uitzondering van ondernemingen zonder productiebewerkings- of verwerkingsfuncties.
(NB: al het andere dan darmen en niet voor menselijke consumptie bestemde organen is vlees in het kader van deze cao, zo ook bv. koppen en huiden)
b Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan bovenstaande worden verricht wordt, indien meer cao's van toepassing kunnen zijn, gerangschikt onder de cao van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de werkzaamheden van deze onderneming behoort.
c Die stichtingen of verenigingen welke vallen onder de werkingssfeer als omschreven onder sub a.
2. Onder ‘inleenbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a de rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector in de zin van lid 3 van dit artikel, die in de regel een of meer van zijn werknemers arbeid laat verrichten binnen ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van een overeenkomst van opdracht of van aanneming met die ondernemingen, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector
b Onder inleenbedrijf in de sector wordt niet verstaan: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor minder dan 50% van de totale loonsom werknemers in ondernemingen in de vleessector zoals bedoeld in artikel 1 b lid 1 wordt tewerkstelt.
c Onder inleenwerk worden onder andere de volgende werkzaamheden verstaan: slachten of afsnijden of bewerken of uitbenen of verder veredelen van (geslachte) dieren of onderdelen daarvan.
3. Onder ‘uitzendbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a. de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor meer dan 50 % van de totale loonsom uitzendkrachten ter beschikking stelt van ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 690 BW.
b. Onder uitzendbedrijf in de sector wordt echter niet verstaan het uitzendbedrijf dat aan de volgende cumulatieve vereisten voldoet:
- De bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, én
- De arbeidskrachten (uitzendkrachten) van die werkgever zijn voor 25 % of meer van de loonsom betrokken bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van onderhavige CAO omschreven, én
- De werkgever zendt voor tenminste 15 % van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel 1, lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het LISV d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. Zodra dit besluit in werking treedt, geldt alsdan dat de uitzendonderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voorzover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het LISV is vastgesteld, én
- De uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO voor de Vleessector, én
- De uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.
4. Onder werkgever wordt verstaan: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die een onderneming drijft zoals omschreven in lid 1, 2 en 3 van dit artikel.
5. Onder werknemer wordt verstaan:
Een ieder, die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek heeft aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 4.
6. Stichting: De Stichting Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen, gevestigd te ’s Gravenhage, waarvan de statuten aan deze overeenkomst zijn gehecht
7. Administrateur: “Interpolis Pensioenbeheer BV”
Artikel 1c
Stichtingen of verenigingen die niet onder de werkingssfeer van deze cao vallen kunnen op eigen verzoek door het bestuur van de stichting worden aangemerkt als stichting of vereniging in de zin van artikel 1b lid 1 onder c.
Artikel 2
De uitvoering van de overeenkomst inzake vrijwillig uittreden geschiedt volgens een reglement, en de statuten van de Stichting Vrijwillig Uittreden Vleesgroothandel en de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen, die aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan een integrerend onderdeel uitmaken.
De uitvoering wordt opgedragen aan de Stichting, die onder haar verantwoordelijkheid zulks kan delegeren aan de administrateur.
Artikel 3 Heffing
De financiering van de regeling vrijwillig uittreden geschiedt door:
1. a. Een door de werkgever verplicht te betalen bijdrage aan de Stichting: deze bijdrage zal jaarlijks worden vastgesteld door het bestuur van de Stichting met goedkeuring van partijen bij deze cao, nadat hierover advies is ingewonnen bij de administrateur.
De administrateur zal dit advies baseren op een begroting van de inkomsten en uitgaven van het betreffende jaar.
De bijdrage wordt uitgedrukt in een percentage over de loonsom waarover de werkgever premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarbij ook tot het loon wordt gerekend de bedragen die worden ingehouden ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding en de bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval.
Van deze bijdrage zal een gedeelte door de werknemer worden betaald, door middel van een inhouding van een deel van het jaarlijks door het bestuur van de Stichting vastgestelde percentage als bovengenoemd op zijn brutoloon over elke betalingsperiode.
De grondslag van deze inhouding is het loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarbij ook tot het loon wordt gerekend de bedragen die worden ingehouden ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding en de bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval.
b. De door de werkgever af te dragen bijdrage is vanaf 1 januari 2006 vastgesteld op 4,5 %.
Hiervan wordt per 1 januari 2006 1,9% ingehouden op het loon van de werknemers, zijnde 42,22% van de premie.
2. De werkgevers welke eerst later (weer zijn) gaan bijdragen aan de Stichting zullen het door hen nog niet betaalde aan bijdragen, vanaf het moment van oprichting van de Stichting alsnog aan de Stichting verschuldigd zijn.
Een en ander met uitzondering van ondernemingen welke na 1 januari 1979 (datum van oprichting Stichting Vuvlegro) zijn opgericht, voor wat betreft de periode van voor hun oprichting.
3. Eventuele overige bijdragen.
4. De bijdragen als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden ingevorderd op gelijke wijze zoals bepaald in de Wet financiering sociale verzekeringen alsmede in de statuten van het Gezamenlijk Uitvoeringsorgaan GUO, gevestigd te Zoetermeer, met betrekking tot de sociale verzekeringspremies.
Artikel 3a
1. In aanvulling op het in artikel 3 bepaalde is de werkgever verplicht een bijdrage te betalen, in geval van beëindiging van zijn deelneming in de Stichting op grond van een structuurwijziging in de onderneming en/of op grond van een overgang naar andere bedrijfstakken. De hoogte van deze bijdrage is gelijk aan de uitkeringen die de Stichting op grond van deze cao na beëindiging van de deelneming van de werkgever in de Stichting nog verschuldigd is, verschuldigd wordt of verschuldigd blijft aan werknemers van de werkgever die hun arbeid hebben beëindigd en uit dien hoofde een uitkering van de Stichting ontvangen.
2. Op de in lid 1 bedoelde bijdrage is het in artikel 3 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
3. Indien een werkgever na oprichting van de Stichting als werkgever in de Stichting gaat deelnemen, is de werkgever in aanvulling op het in artikel 3 bepaalde een extra bijdrage verschuldigd ter compensatie van het verzekeringstechnisch nadeel.
Artikel 4 Aanspraken
1. Vanaf het bereiken van de uittredingsgerechtigde leeftijd (zie onderstaande staffel) kan de werknemer die zijn arbeid beëindigt aanspraak maken op de uitkering krachtens de regeling, zulks vanaf de eerste dag van de maand waarin deze leeftijd wordt bereikt, een en ander onder de voorwaarde dat de betrokken werknemer gedurende de laatste 10 jaren daaraan voorafgaande, als werknemer werkzaam is geweest in de vleessector, voorzover deze bestreken wordt door de cao's genoemd in lid 5 van dit artikel, behoudens:
1. een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;
2. andere onderbrekingen van beperkte duur buiten de schuld van de werknemer, één en ander ter beoordeling van het bestuur van de Stichting.
De in de aanhef van dit artikellid bedoelde leeftijd bedraagt, voor de navolgende jaren:
- 2006: 60 jaar;
- 2007: 60 ½ jaar;
- 2008: 61 jaar;
- 2009: 61 ½ jaar;
- 2010 en daarna: 62 jaar.
2. Indien de werknemer niet voldoet aan de in het vorige lid genoemde termijn van 10 jaren, kan het bestuur de uitkering toch toekennen indien de werknemer meer dan 5 jaren als werknemer werkzaam is geweest bij de in artikel 1 bedoelde werkgever(s) en zijn arbeid beëindigt.
3. a. In afwijking van het in lid 1 van dit artikel bepaalde kan de werknemer die met ingang van de leeftijd van 57½ jaar in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW), vanaf het bereiken van de in lid 1 genoemde leeftijd aanspraak maken op een aanvulling van zijn werkloosheidsuitkering door de Stichting. Deze aanvulling is zodanig dat de WW- uitkering tezamen met de aanvulling van de Stichting, gelijk is aan de uitkering van artikel 6 lid 1 sub a van deze cao.
b. In afwijking van het in lid 1 van dit artikel bepaalde kan de arbeidsongeschikte werknemer, die - op het moment dat de aanvulling van de werkgever op zijn uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) dan wel krachtens de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) staakt - de leeftijd van minimaal 57 jaar heeft bereikt, vanaf het bereiken
van de in lid 1 genoemde leeftijd aanspraak maken op een aanvulling van zijn WAO-uitkering dan wel WIA-uitkering door de Stichting. Deze aanvulling is zodanig dat de WAO-uitkering dan wel WIA-uitkering tezamen met de aanvulling van de Stichting, gelijk is aan de uitkering van artikel 6 lid 1 sub a van deze cao.
4. Door cao partijen is een paritaire Commissie uit het Georganiseerd Overleg in het leven geroepen die de mogelijkheden voor:
- de deeltijd-VUT vanaf 58-jarige leeftijd en;
- de handhaving van VUT-rechten voor werknemers die arbeidsongeschikt of werkloos worden vanaf 57-jarige leeftijd, xxxxx gaat bestuderen.
5. De cao's waarnaar in de lid 1 van dit artikel wordt verwezen zijn:
- de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen (Vuvlegro);
- de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleeswarenindustrie (VUV);
- de cao Vrijwillig Uittreden Sociale Fondsen Slagersbedrijf (STIVUS);
- de cao Vrijwillig Uittreden Snackindustrie.
Artikel 4a Deeltijd VUT
1. In afwijking van het in artikel 4 gestelde kan de werknemer die de in art.4 lid 1 genoemde leeftijd heeft bereikt, xxxxx vanaf de eerste dag van de maand waarin deze leeftijd wordt bereikt, e.e.a. onder de voorwaarde dat de betrokken werknemer gedurende de laatste 10 jaren daaraan voorafgaande, in de vleessector, voorzover deze bestreken wordt door:
- de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen (VUVLEGRO);
- de cao vrijwillig uittreden voor de Vleeswarenindustrie (VUV);
- de cao sociale fondsen Slagersbedrijf (STIVUS);
- de cao voor de Snackindustrie inzake vrijwillig uittreden,
als werknemer werkzaam is en, xxxxx in overleg met de werkgever, zijn arbeid gedeeltelijk wenst te beëindigen, aanspraak maken op een partiële uitkering krachtens deze regeling;
2. Indien in goed overleg tussen werkgever en werknemer over gebruikmaking van deeltijd-VUT overeenstemming is bereikt, dient het Uitvoerend Orgaan tenminste vier maanden voorafgaande aan de ingangsdatum van deeltijd-VUT hiervan in kennis te worden gesteld. Aan het Uitvoerend Orgaan wordt een opgave verstrekt van de periode waarvoor de deeltijd-VUT is overeengekomen, alsmede de mate hiervan. Hiertoe zal een aanvullende arbeidsovereenkomst worden opgesteld welke aan het Uitvoerend Orgaan ter hand zal worden gesteld.
3. In aanvulling op het bepaalde in voorgaande leden geldt, dat gebruik van de deeltijd-VUT minimaal zal gelden voor een periode van zes maanden.
Indien binnen twee maanden voor het verstrijken van de overeengekomen periode van deeltijd-VUT als bedoeld in lid 2 van dit artikel, aan het Uitvoerend Orgaan geen mededeling wordt gedaan dat de deeltijd-VUT al dan niet ongewijzigd wordt gecontinueerd, met inachtneming van het in voorgaande leden bepaalde, zal de werknemer alsdan worden beschouwd aanspraken te maken op een volledige uitkering krachtens deze regeling.
Artikel 5
Geen recht op uitkering
Geen aanspraak op uitkering krachtens deze regeling kan doen gelden c.q. verliest zijn aanspraak:
a. degene die een volledige uitkering ontvangt krachtens de Ziektewet, de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet, de Werkloosheidswet of Wet Werkloosheidsvoorziening, tenzij het bepaalde in artikel 4 lid 3 van deze cao van toepassing is.
b. degene die onder een afvloeïngsregeling of non-activiteitsregeling valt, indien en voorzover die regeling minimaal gelijk is aan de uitkering, als bedoeld in artikel 6 van deze cao;
c. degene die niet voldoet aan de in het reglement van de Stichting opgenomen voorwaarden.
Artikel 6
Hoogte van de uitkering
1 a. Komt een deelnemer in aanmerking voor een volledige Vuvlegro-uitkering dan bedraagt de uitkering per dag 80 % bruto van het dagloon, dat gemiddeld verdiend is in de onmiddellijk voor het beëindigen van de arbeid liggende 52 weken, zulks met een maximum van 90 % netto, voor die deelnemers welke na 1 juli 1984 vervroegd zijn uitgetreden.
b. Komt een deelnemer in aanmerking voor een aanvulling op zijn WW- of WAO- of WIA-uitkering krachtens artikel 4 lid 4 van deze cao, dan bedraagt deze aanvulling tezamen met de uitkering ten hoogste 80 % bruto van het dagloon dat de deelnemer gemiddeld in de onmiddellijk voor het tijdstip van de toekenning van de aanvulling liggende 52 weken verdiend zou hebben indien hij niet werkloos of arbeidsongeschikt zou zijn geworden, zulks met een maximum van ten hoogste 90
% netto.
2. In dit (dag)loon zijn begrepen alle toeslagen (met uitzondering van de vakantietoeslag), provisie, alsmede de vergoeding voor de gemiddeld in deze periode van 52 weken gemaakte overuren.
3. Rechtensgeldige verhogingen tijdens het refertejaar worden ter bepaling van de hoogte van de uitkering geacht te zijn ingegaan op de eerste dag van het refertejaar.
4. a. Tenzij het bepaalde in lid 4 sub b van dit artikel toepasselijk is, is het maximum van de uitkering gelijk aan het dagloon in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering of de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het minimum van de uitkering kan niet minder zijn dan het voor betrokkene geldende wettelijke minimumloon, zulks op basis van 100 % netto tenzij sprake is van de aanvulling krachtens artikel 4 lid b van dit artikel. Boven de uitkering wordt aan de betrokken werknemer een vakantietoeslag verstrekt van 8 % van de uitkering.
b. Wordt er krachtens artikel 4 lid 3 van deze cao aan de werknemer die een volledige uitkering ontvangt vanwege de Werkloosheidswet (WW), de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) een aanvulling verstrekt door de Stichting, dan kan deze aanvulling nooit meer bedragen dan het verschil tussen de WW-, WIA- of WAO-uitkering van de werknemer en het in lid 4 sub a van dit artikel genoemde maximum. Over deze aanvulling wordt daar boven aan de betrokken werknemer een vakantietoeslag verstrekt van 8% van de aanvulling.
5. De Stichting vergoedt het werkgeversdeel van de geldende pensioenpremie (brutopremie minus eventuele kortingen) van het Bedrijfspensioenfonds voor de Vleeswarenindustrie en de Snackindus- trie, respectievelijk wanneer de pensioenverzekering niet bij genoemd Bedrijfspensioenfonds is ondergebracht een tegemoetkoming die maximaal gelijk is aan 2/3 van de geldende pensioenpremie van het bedrijfspensioenfonds voor de Vleeswarenindustrie en de Snackindustrie, indien de deelnemer verzekerd was geweest bij het Bedrijfspensioenfonds.
6. De hoogte van de uitkering dan wel aanvulling wordt telkens aangepast overeenkomstig toekomstige algemene loonmaatregelen van de overheid en/of loonwijzigingen op grond van de cao voor de Vleesgroothandel en Exportslachterijen.
7. Als een latere uittredingsleeftijd dan de in artikel 4 lid 1 genoemde wordt gehanteerd, wordt de VUT-uitkering onder actuariële herrekening aangepast.
Artikel 7 Inhoudingen
1. De Stichting zal op de uitkering inhouden:
a. de loonbelasting en de premie AOW en AWW;
b. het werknemersaandeel in de premie Zorgverzekeringswet.
c. de premies AAW en AWBZ.
2. Het werkgeversaandeel in de premies zoals omschreven in het reglement komt voor rekening van de Stichting.
Artikel 8
Bij definitieve beëindiging van deze cao zullen de reeds ingegane rechten van de deelnemers onverkort worden gehandhaafd.
Artikel 9
Tussentijdse herziening
Indien gedurende het tijdvak waarvoor deze cao is overeengekomen zich rondom de vervroegde uittreding buitengewone omstandigheden voordoen, welke naar het oordeel van een of meer der contracterende organisaties aanleiding dienen te zijn tot het aanbrengen van tussentijdse wijzigingen in deze cao dan is iedere organisatie bevoegd de overige contractanten tot het voeren van een bespreking op te roepen. Deze laatsten zijn verplicht aan dit verzoek gevolg te geven.
Partijen kunnen naar aanleiding hiervan de cao in onderlinge overeenstemming tussentijds wijzigen.
Artikel 10
Duur van de overeenkomst
Deze cao alsmede de bij de cao behorende statuten en reglement zijn voor de tijd van 5 jaar aangegaan, lopende vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010.
Opzegging van de cao door een der partijen dient uiterlijk 2 maanden voor het einde van deze periode bij aangetekend schrijven te geschieden. Indien geen opzegging heeft plaatsgevonden wordt deze overeenkomst steeds voor de tijd van 1 jaar geacht stilzwijgend te zijn verlengd.
Voor het aanvragen van een VUT-uitkering dient men zich tijdig te melden bij de administrateur: Interpolis Pensioenbeheer BV
Xxxxxxx 000
0000 XX Xxxxxxxxx
telefoon (000) 000 00 00
Reglement
van de stichting vrijwillig uittreden voor de Vleesgroothandel
en voor de groothandel in slachtafvallen en darmen
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
Stichting:
Stichting Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen, gevestigd te 's-Gravenhage, ook genoemd Stichting VUVLEGRO.
Deelnemer:
De werknemer wiens verzoek om aan de regeling uittreden te mogen deelnemen door het bestuur van de Stichting is ingewilligd.
Administrateur:
“Interpolis Pensioenbeheer BV”
Artikel 2 Deelnemer
Deelnemer aan de regeling kan zijn de werknemer die voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 3 van dit Reglement.
Vanaf 1 januari 2006 kan uitsluitend de werknemer die voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 3 van dit reglement en die vóór 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar reeds heeft bereikt nog als deelnemer aan de regeling worden opgenomen. De op 1 januari 2006 reeds aangevangen deelnemingen blijven ongewijzigd.
Artikel 3
Voorwaarden en deelneming
1. Om aan de regeling te kunnen deelnemen dient de betrokken werknemer op het moment dat hij gaat deelnemen te voldoen aan de volgende voorwaarden:
- 60 jaar oud zijn of worden in de maand waarin hij aan de regeling gaat deelnemen (zie ook de staffel aan het slot van dit artikellid);
- gedurende de laatste 10 jaren direct voorafgaande aan het moment van deelneming, in dienstverband werkzaam zijn geweest in de vleessector voorzover deze bestreken wordt door de in lid 5 van dit artikel genoemde cao's.
behoudens:
a. een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;
b. andere onderbrekingen van beperkte duur buiten de schuld van de werknemer, één en ander ter beoordeling van het bestuur van de Stichting.
- niet in aanmerking komen voor een volledige uitkering krachtens de Ziektewet, WAO/AAW, Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)of WW, dan wel WWV, tenzij het bepaalde in lid 4 van dit artikel van toepassing is.
- niet onder een afvloeïngsregeling of non-activiteitsregeling vallen, indien en voorzover die regeling minimaal gelijk is aan de uitkering, als bedoeld in artikel 4 van dit reglement;
- het dienstverband hebben beëindigd;
- zich hebben verbonden dat hij tot zijn pensioendatum niet in loondienst zal treden, noch structurele werkzaamheden zal uitoefenen tegen beloning.
In 2007 en de navolgende jaren gelden in plaats van de onder het eerste liggende streepje van dit lid genoemde 60 jaar, de navolgende leeftijden:
- 2007: 60 ½ jaar
- 2008: 61 jaar
- 2009: 61 ½ jaar
- 2010 en daarna: 62 jaar
2. Indien de aspirant deelnemer niet voldoet aan de in het vorige lid genoemde eis van 10 jaren, kan het bestuur van de Stichting beslissen, dat hij toch als deelnemer wordt toegelaten, indien hij minimaal 5 jaren als zodanig heeft gewerkt.
3. In afwijking van het in lid 1 van dit artikel bepaalde, kan de 58-jarige werknemer die 40 jaar in de vleessector werkzaam is geweest, voorzover deze bestreken wordt door de cao's genoemd in lid 5 van dit artikel, aan de regeling gaan deelnemen.
Met ingang van het jaar 2002 zal de mogelijkheid om eerder uit te treden op grond van 40 dienstjaren in de bedrijfstak stapsgewijs worden afgebouwd. De in de eerste zin van dit artikellid genoemde leeftijd wordt verhoogd als volgt:
58½ jaar bij vervroegd uittreden in het kalenderjaar 2002;
59 jaar bij vervroegd uittreden in het kalenderjaar 2003; en 59½ jaar bij vervroegd uittreden in het kalenderjaar 2004.
Met ingang van 2005 zal deze mogelijkheid om eerder uit te treden niet langer van toepassing zijn.
4. a. In afwijking van het in lid 1 van dit artikel bepaalde kan de werknemer die met ingang van de leeftijd van 57½ jaar in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW), vanaf het bereiken van de in lid 1 genoemde leeftijd aanspraak maken op een aanvulling van zijn werkloosheidsuitkering door de Stichting. Deze aanvulling is zodanig dat de WW- uitkering tezamen met de aanvulling van de Stichting gelijk is aan de uitkering van artikel 4 lid 2 sub a van dit Reglement.
b. In afwijking van het in lid 1 van dit artikel bepaalde kan de arbeidsongeschikte werknemer die - op het moment dat de aanvulling van de werkgever op zijn uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering (WAO) dan wel krachtens de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) staakt - de leeftijd van minimaal 57 jaar heeft bereikt, vanaf het bereiken van de in lid 1 genoemde leeftijd aanspraak maken op een aanvulling van zijn WAO-uitkering dan wel zijn uitkering ingevolge de WIA door de Stichting.
Deze aanvulling is zodanig dat de WAO-uitkering dan wel van zijn uitkering ingevolge de WIA tezamen met de aanvulling van de Stichting gelijk is aan de uitkering krachtens artikel 4 lid 2 sub a van dit Reglement.
5. De cao's waarnaar in de leden 1 en 3 van dit artikel wordt verwezen zijn:
- de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen (Vuvlegro);
- de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleeswarenindustrie (VUV);
- de cao Vrijwillig Uittreden Sociale Fondsen Slagersbedrijf (Stivus);
- de caoVrijwillig Uittreden Snackindustrie.
6. Het aanvraagformulier dient tenminste twee maanden vóór de gevraagde ingangsdatum in het bezit te zijn van de administrateur.
Artikel 4
Rechten van de deelnemer
1. De Stichting willigt het verzoek tot deelneming in als naar haar oordeel aan de voorwaarden is voldaan. De deelneming kan slechts aanvangen op de eerste dag van een kalendermaand.
2. a. Tenzij lid 2 sub c van dit artikel van toepassing is, heeft de deelnemer recht op een uitkering van 80 % bruto van het loon overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen, zulks met een maximum van 90 % netto voor die deelnemers welke na 1 juli 1984 vervroegd zijn uitgetreden.
b. Tenzij lid 2, sub c van dit artikel van toepassing is en met inachtneming van het bepaalde in lid 2, sub a heeft de deelnemer van de deeltijd-VUT-regeling recht op een uitkering van de in lid 2, sub a genoemde percentages, voor de uren dat gebruik gemaakt wordt van de VUT-regeling.
c. Wordt er krachtens artikel 3 lid 4 van dit Reglement aan de werknemer die een volledige uitkering ontvangt vanwege de Werkloosheidswet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen een aanvulling verstrekt door de Stichting, dan kan deze aanvulling nooit meer bedragen dan het verschil tussen de WW-, WAO- of WIA-uitkering van de deelnemer en de in lid 2 sub a van dit artikel genoemde uitkering.
d. Boven de in dit artikellid genoemde uitkering en aanvulling wordt een vakantietoeslag verstrekt volgens artikel 6 lid 4 van de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen.
e. Als een latere uittredingsleeftijd dan de in artikel 3 lid 1 genoemde wordt gehanteerd, wordt de VUT-uitkering onder actuariële herrekening aangepast.
3. Bij overlijden van de deelnemer wordt aan de weduwe een bedrag uitgekeerd, over de periode vanaf de dag van overlijden tot en met de laatste dag van de twee maanden na die, waarin het overlijden plaatsvond, gelijk aan de uitkering dan wel aanvulling die de deelnemer laatstelijk rechtens toekwam.
4. a. De deelnemer die in aanmerking komt voor een volledige Vuvlegro-uitkering conform artikel 4 lid 2 sub a van dit Reglement en die niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet heeft, indien hij bij zijn laatste werkgever een tegemoetkoming in de premie ontving voor een afgesloten ziektekostenverzekering, aanspraak op een vergoeding van de Stichting tot hetzelfde bedrag. Vanaf 1 januari 2006 heeft de deelnemer als bedoeld in de vorige volzin aanspraak op een vergoeding van de Stichting die overeenkomt met het bedrag van de inkomensafhankelijke bijdrage die hij ingevolge de Zorgverzekeringswet verschuldigd zal zijn. De werknemer die na 1 januari 2006 deelnemer in de regeling wordt heeft eveneens aanspraak op een vergoeding van de Stichting indien en voor zover hij bij zijn laatste werkgever een tegemoetkoming in de door hem verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage ontving. De vergoeding waar hij jegens de Stichting aanspraak op heeft is gelijk aan de tegemoetkoming die hij van zijn laatste werkgever ontving met dien verstande dat de vergoeding tenminste gelijk is aan het bedrag dat op grond van het wettelijk geldende percentage zal gelden.
b. De deelnemer die in aanmerking komt voor een aanvulling op zijn WAO-, WIA- of WW- uitkering, conform artikel 4 lid 2 sub b van dit Reglement en die niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet heeft - indien hij bij zijn laatste werkgever een tegemoetkoming ontving in de premie voor een afgesloten ziektekostenverzekering - aanspraak op een tegemoetkoming in deze kosten verstrekt door de Stichting. Deze tegemoetkoming dient overeen te stemmen met het deel dat de aanvulling van de Stichting uitmaakt van het geheel aan aanvulling en WAO-, WIA- of WW-uitkering welke door de deelnemer wordt ontvangen. Het bepaalde in de laatste twee volzinnen van artikel 4 lid 4 onder a, zijn van overeenkomstige toepassing.
5. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen verricht en wordt telkens aangepast, overeenkomstig toekomstige algemene loonwijzigingen en/of op grond van de cao voor de Vleessector.
6. De deelnemer heeft recht op de overhevelingstoeslag ter compensatie van de op zijn uitkering in te houden premies AAW en AWBZ.
Artikel 5 Inhoudingen
Door de Stichting worden op de uitkering ingehouden:
- de loonbelasting en de premies AOW, AWW;
- het werknemersaandeel in de premie Ziekenfonds, voorzover de deelnemer verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet;
- de eigen bijdrage voor de pensioenpremie, indien inhouding rechtens ook gebeurde voordat de betrokkene gebruik maakte van de regeling tot vrijwillig uittreden;
- de premies AAW en AWBZ.
De ingehouden premies worden door de Stichting rechtstreeks afgedragen aan de betreffende instanties. Vanaf 1 januari 2006 wordt door de Stichting in plaats van het werknemersaandeel in de premie Ziekenfonds, de door de deelnemer ingevolge de Zorgverzekeringswet verschuldigde nominale premie op de uitkering ingehouden.
Artikel 6
Financiële verplichting Stichting
1. De Stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:
- de doorbetaling van de pensioenpremie als bedoeld in artikel 6 van de cao Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen;
- het werkgeversaandeel in de premie Ziekenfondswet en de premies AKW, AWBZ en AAW. Deze premies worden door de Stichting rechtstreeks afgedragen aan de betreffende instanties.
Vanaf 1 januari 2006 neemt de Stichting in plaats van het werkgeversaandeel in de premie Ziekenfondswet, de inkomensafhankelijke bijdrage voor haar rekening die de deelnemer ingevolge de Zorgverzekeringswet verschuldigd is c.q zal worden.
2. Met ingang van 1 april 1990 is de financiële verplichting van de Stichting tot het betalen van de premies AAW en AWBZ vervallen.
Artikel 6a
1. De premie bedraagt per 1 januari 2001 tot 1 januari 2002 3,8%. In het kader van de voorgenomen prepensioenregeling zal de premie als volgt verhoogd worden:
VUT-premie voor 2002: 4,6% van de loonsom; VUT-premie voor 2003: 5,4% van de loonsom; VUT-premie voor 2004: 6,2% van de loonsom; VUT-premie voor 2005: 6,2% van de loonsom;
Hiervan wordt 50% ingehouden op het loon van de werknemers.
VUT-premie voor 2006: 4,5% van de loonsom. Hiervan wordt 1,9% ingehouden op het loon van de werknemers.
2. De werkgever is naast het in lid 1 bepaalde verplicht een bijdrage te betalen, in geval van beëindiging van zijn deelneming in de Stichting op grond van een structuurwijziging in de onderneming en/of overgang naar andere bedrijfstakken. De hoogte van deze bijdrage is gelijk aan de uitkering die de Stichting op grond van deze cao nog verschuldigd is, verschuldigd wordt of verschuldigd blijft aan werknemers van de werkgever die hun arbeid hebben beëindigd en uit dien hoofde een uitkering van de Stichting ontvangen.
3. Indien een werkgever na oprichting van de Stichting als werkgever in de Stichting gaat deelnemen, is de werkgever in aanvulling op het in artikel 3 bepaalde een extra bijdrage verschuldigd ter compensatie van het verzekeringstechnisch nadeel.
Dit verzekeringstechnisch nadeel wordt bepaald door de uitkeringen die de Stichting verschuldigd is, wordt of zal worden aan de werknemers van de nieuw aangesloten werkgevers voorzover het betreft werknemers van 50 jaar en ouder op het moment van aansluiting, indien deze werknemers op basis van deze cao uitkeringen van de Stichting zouden krijgen, verminderd met de bijdragen die de werkgever alsdan krachtens artikel 3 van deze cao aan de Stichting verschuldigd is of zou zijn en verminderd met de bijdragen die de Stichting terzake van uitkeringen eventueel bij derden in rekening zou kunnen brengen. Deze extra bijdrage is de werkgever verschuldigd op basis van een voorheffing
per 1 januari van elk kalenderjaar, waarin door de stichting geschatte extra bijdrage is opgenomen. Op grond van de werkelijk door de Stichting bepaalde uitkeringen in een kalenderjaar vindt er telkens een nacalculatie en naheffing bij of terugbetaling aan de werkgever plaats.
Indien er sprake zou zijn van een verzekeringstechnisch voordeel kan dit niet leiden tot enige vordering van de werkgever op de Stichting.
Artikel 7
Tijdstip van de uitkering
De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen. Het tijdstip van de uitkering ligt in de tweede helft van de maand waarover recht op uitkering bestaat.
Artikel 8
Neveninkomsten en wijziging rechten
1. De deelnemer is het toegestaan neveninkomsten te verwerven, echter niet in loondienstverband. De werkzaamheden dienen een incidenteel karakter te hebben.
2. Arbeid met een loondienstkarakter kan alleen in combinatie met de VUT-uitkering plaatsvinden mits de combinatie van de werkzaamheden reeds bestond voor de datum waarop het recht van de uitkering een aanvang nam. Het is niet toegestaan de bestaande activiteiten uit te breiden.
3. Indien de werknemer tijdens het deelnemersschap inkomsten gaat genieten uit arbeid danwel krachtens de sociale wetten met loondervingskarakter, dient hij dit onverwijld te melden aan de Stichting.
4. Alle in lid 3 bedoelde neveninkomsten worden gekort, indien het inkomen en de uitkering meer bedragen dan 100 % van het loon dat de grondslag vormt van de uitkering.
5. Het Bestuur van de Stichting heeft de bevoegdheid om eventuele pensioenuitkeringen in mindering te brengen op de VUT-uitkering.
Artikel 9
Het vervallen van het deelnemerschap
Wanneer de deelnemer tijdens het deelnemerschap niet of niet meer voldoet aan één der voorwaarden in dit reglement in het bijzonder artikel 3 en artikel 8 kan het bestuur zijn deelnemerschap en het recht van uitkering vervallen verklaren. In het geval als bedoeld in artikel 8 heeft hij binnen een maand het recht opnieuw een aanvrage tot deelnemerschap in te dienen bij de Stichting.
Het zesde lid van artikel 3 is hier niet van toepassing.
Artikel 10
Uitvoering; rekening en verantwoording
De uitvoering van de regeling kan door de Stichting worden opgedragen aan de administrateur.
Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een begroting vast. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. De bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers kunnen bij de administrateur de begroting respectievelijk het jaarverslag en de accountantsverklaring opvragen. Toezending ervan zal geschieden onder verrekening van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 11 Controle
De Stichting of namens deze de administrateur heeft het recht controle uit te oefenen op de naleving van de voorwaarden.
Artikel 12 Beëindiging
Het deelnemerschap eindigt op:
a. de datum dat de deelnemer recht krijgt op een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet;
b. bij overlijden;
c. in de gevallen bedoeld in artikel 9.
Artikel 13
In alle zaken betreffende toelating, uitkering en vervallen van deelnemerschap, waarin dit reglement niet voorziet en in de gevallen waarin toepassing van dit reglement leidt tot uitkomsten die door één van de betrokkenen in strijd worden geacht met de bedoeling van de regeling tot vrijwillig uittreden, beslist het bestuur.
Artikel 14 Beroep
Degenen ten aanzien van wie een beslissing is genomen over al of niet toelating danwel vervallen van deelnemerschap, kan tegen deze beslissing binnen één maand na dagtekening van de beslissing in beroep gaan bij het bestuur. Het bestuur regelt zelf de wijze van behandeling van het beroep.
NB: De pensioenregeling en VUT-reglement zijn eveneens te vinden op xxx.xxxx.xx
BIJLAGE V
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
FONDS COLLECTIEVE BELANGEN VOOR DE VLEESSECTOR
Tussen:
de Centrale Organisatie voor de Vleessector, statutair gevestigd te Den Haag ter ene zijde
en
- FNV Bondgenoten, statutair gevestigd te Amsterdam
- CNV BedrijvenBond, statutair gevestigd te Houten
- De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, statutair gevestigd te Houten, elk als partij ter andere zijde
is de navolgende Collectieve Arbeidsovereenkomst gesloten:
Artikel 1a Werkingssfeer
De onderhavige CAO bevat de regels die in acht moeten worden genomen bij arbeidsovereenkomsten en andere overeenkomsten tot het verrichten van arbeid tussen:
1. de werkgever bedoeld in artikel 1 b lid 4 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector en
2. de werknemer bedoeld in artikel 1b lid 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector
De werkgever als bedoeld in artikel 1 b lid 4, die niet is aangesloten bij een van de contracterende werkgeversorganisaties en in dienst zijnde werknemer als bedoeld in artikel 1b lid 5 dienen bij een tussen hen aangegane (arbeids)overeenkomst in ieder geval de algemeen verbindend verklaarde bepalingen na te komen.8
Artikel 1b Definities
In deze CAO worden de volgende definities gehanteerd:
1) Onder ‘onderneming in de vleessector’ wordt verstaan:
a) Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met een of meerdere van de volgende werkzaamheden:
- slachten van dieren m.u.v. pluimvee, wild en konijnen;
- afsnijden of anderszins bewerken van geslachte dieren (m.u.v. pluimvee, wild en
konijnen);
- bewerken van vlees of omgesmolten dierlijke vetten;
8 Volgt uit wet avv
- verhandelen van vlees of omgesmolten dierlijke vetten;
met uitzondering van ondernemingen wier werkzaamheden bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van darmen en andere, niet voor menselijke consumptie bestemde, organen en met uitzondering van ondernemingen zonder productiebewerkings- of verwerkingsfuncties.
(NB: al het andere dan darmen en niet voor menselijke consumptie bestemde organen is vlees in het kader van deze CAO, zo ook bv. koppen en huiden).
b) Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan bovenstaande worden verricht wordt, indien meer CAO's van toepassing kunnen zijn, gerangschikt onder de CAO van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de werkzaamheden van deze onderneming behoort.
2) Onder ‘inleenbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a) de rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector in de zin van lid 3 van dit artikel, die in de regel een of meer van zijn
werknemers arbeid laat verrichten binnen ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van een overeenkomst van opdracht of van
aanneming met die ondernemingen, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector.
b) Onder inleenbedrijf in de sector wordt niet verstaan: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor minder dan 50% van de totale loonsom werknemers in ondernemingen in de vleessector zoals bedoeld in artikel 1 b lid 1 wordt tewerkstelt.
c) Onder inleenwerk worden onder andere de volgende werkzaamheden verstaan: slachten of afsnijden of bewerken of uitbenen of verder veredelen van (geslachte) dieren of onderdelen daarvan.
3) Onder ‘uitzendbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a) de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor meer dan 50 % van de totale loonsom uitzendkrachten ter beschikking stelt van ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 690 BW.
b) Onder uitzendbedrijf in de sector wordt echter niet verstaan het uitzendbedrijf dat aan de volgende cumulatieve vereisten voldoet:
- De bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, én
- De arbeidskrachten (uitzendkrachten) van die werkgever zijn voor 25 % of meer van de loonsom betrokken bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van onderhavige CAO omschreven, én
- De werkgever zendt voor tenminste 15 % van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel 1, lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het LISV d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. Zodra dit besluit in werking treedt, geldt alsdan dat de uitzendonderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voorzover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het LISV is vastgesteld, én
- De uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO voor de Vleessector, én
- De uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.
4) Onder werkgever wordt verstaan: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die een onderneming drijft zoals omschreven in lid 1, 2 en 3 van dit artikel.
5) Onder werknemer wordt verstaan:
a. Een ieder, die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek heeft
aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 4.
b. Met de werknemer als bedoeld onder 5a) wordt gelijk gesteld de zelfstandige zonder personeel in de zin van lid 6 van dit artikel indien en voorzover deze in de regel werkzaam is voor één opdrachtgever (onderneming, inleenbedrijf of uitzendbedrijf) in de sector.
6) Zelfstandige Zonder Personeel in de sector (ZZP)
Onder zelfstandige zonder personeel in de sector (ZZP) wordt verstaan: de natuurlijke persoon die persoonlijk arbeid verricht tegen beloning ten behoeve van een onderneming, inleenbedrijf of uitzendbedrijf in de sector in de zin van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel indien en voorzover voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
- het betreft werkzaamheden zoals bedoeld in lid 1 en/of lid 2c van dit artikel en
- hij/zij heeft zelf geen personeel in dienst en
- hij/zij verricht de werkzaamheden niet onder leiding en gezag van een werkgever in de sector, d.w.z. is niet werkzaam onder leiding en gezag van een onderneming in de vleessector, een inleenbedrijf in de sector of een uitzendbedrijf in de sector, noch van enige andere werkgever in of buiten de sector, en
- hij/zij werkt voor eigen rekening en risico, en
- hij/zij werkt in de regel voor meer dan een opdrachtgever.
7) De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector te Zoetermeer.
8) Statuten-Reglement:de statuten en de reglementen van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector, die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.
Artikel 2 Doel
Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers in de Vleessector.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de Vleessector over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de Vleessector en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleessector en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleessector;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzondering van CAO-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de Vleessector;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de Stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de Vleessector;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers – exclusief CAO-boekjes – ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleessector in het belang van de arbeidsverhoudingen in de Vleessector;
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de Vleessector kunnen verstrekken;
h. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen op bedrijven in de Vleessector op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werknemers en werkgevers in de Vleessector;
j. het subsidiëren van de kosten van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties;
k. het verrichten en subsidiëren van het Opleidingsplan, de Beroeps Begeleidende Leerweg, het Bedrijfstak Scholings Plan en Werkervaringsplaatsen, alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleessector;
l. het stimuleren en subsidiëren van het Arboconvenant Vleessector, alsmede van andere projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de Vleessector of op de totstandkoming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
m. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt, onder meer via het subsidiëren van eigen contactpunten namens de Vleessector op enkele CWI’s, alsmede het stimuleren van een betere aansluiting van de Vleessector op de arbeidsmarkt;
n. het stimuleren en subsidiëren van de reïntegratie van arbeidsongeschikte- of met werkloosheid bedreigde werknemers in de Vleessector, dit laatste onder meer via de Subsidieregeling Vacaturevervulling door Werklozen of met Werkloosheid bedreigde werknemers;
o. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Vleessector.
Artikel 3 Uitvoering
De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens de bepalingen van de statuten en reglementen van de Stichting. De uitvoering is aan de Stichting opgedragen. De Stichting kan de uitvoering delegeren aan een administrateur onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting. Ten behoeve van de vorenbedoelde uitvoering is de werkgever verplicht alle gegevens en inlichtingen te verschaffen alsmede iedere medewerking te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of namens de stichting, zijn belast met de inning van de subsidie en de controle op de naleving van het gestelde in de statuten en de reglementen van de stichting en de toetsing van de bedrijfsactiviteiten van de werkgever aan het gestelde in deze CAO.
Artikel 4 Verplichtingen werkgever
Werkgevers zijn gehouden de door de Stichting in het kader van de doelstelling gevraagde gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en de reglementen van de Stichting is of wordt bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichting. Indien de werkgever, ook na aanmaning, niet aan zijn verplichtingen voldoet, is de Stichting bevoegd de noodzakelijke gegevens naar beste weten vast te stellen.
Artikel 5 Bijdrage
1. De werkgever is verplicht aan de Stichting een bijdrage af te dragen. De hoogte van de bijdrage is een percentage van de voor de onderneming van werkgever geldende bruto loonsom per jaar, dat door de Stichting wordt vastgesteld. Deze jaarlijkse bijdrage is vastgesteld op 0,7%.
2. Onder het bruto loon als bedoeld in lid 1 wordt verstaan de loonsom waarover de werkgever premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarbij ook tot het loon wordt gerekend de bedragen die worden ingehouden ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding en de bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval.
Artikel 6 Overgangsbepalingen
Deze CAO treedt in de plaats van de CAO Vormings- en Ontwikkelingsfonds Vleesgroothandel en Exportslachterijen (CAO SVOVE).
Bijdragen, opgelegd op grond van artikel 5 van deze CAO, zullen worden verminderd met eventuele bijdragen over hetzelfde tijdvak, opgelegd op grond van artikel 3 van de XXX XXXXX.
Rechten, ontleend aan deze CAO kunnen niet cumuleren met eerdere rechten, ontleend aan de CAO SVOVE.
Bij geschillen zal het Bestuur van de Stichting naar billijkheid beslissen.
Artikel 7 Duur van de overeenkomst
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking per 1 juli 2007 en eindigt op 30 juni 2012 van rechtswege, derhalve zonder dat enige opzegging is vereist.
Aldus overeengekomen en getekend:
partij ter ene zijde:
de Centrale Organisatie voor de Vleessector te Zoetermeer
partijen ter andere zijde:
FNV Bondgenoten te Amsterdam CNV BedrijvenBond te Houten
De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening te Houten
Uitvoeringsreglement
Het bestuur van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector gevestigd te Zoetermeer heeft op grond van artikel 10 van de Statuten van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector het volgende uitvoeringsreglement vastgesteld.
Artikel 1 Definities
1. Dit uitvoeringsreglement is van toepassing op werkgevers en werknemers zoals bedoeld in artikel 1 Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector.
2. de Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector te Zoetermeer.
3. het Bestuur: het in artikel 4 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
4. CAO: de Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector.
Artikel 2 Hoogte der bijdrage
De hoogte der bijdrage als bedoeld in artikel 5 van de CAO is gelijk aan een door het bestuur vast te stellen percentage van de bruto loonsom. Hieronder wordt verstaan de loonsom waarover de werkgever premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarbij ook tot het loon wordt gerekend de bedragen die worden ingehouden ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding en de bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval. De werkgever is verplicht de bijdrage aan de stichting te voldoen.
1. De Stichting deelt het te betalen bedrag der bijdrage schriftelijk aan de werkgever mede. De bijdragen kunnen in voorschot worden gevorderd op basis van een geraamde som van de bruto loonsom. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot binnen 14 dagen na dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting te voldoen.
2. Hetgeen terzake van voorschotbijdrage door de werkgever is betaald, wordt verrekend met de bijdrage die de werkgever over dat jaar verschuldigd zal zijn. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.
3. De werkgever is verplicht aan de Stichting – op de door de Stichting vast te stellen wijze en tijdstippen – de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de Stichting nodig zijn ter berekening van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor de rekening van de werkgever.
4. De werkgever die nalaat zijn financiële verplichtingen jegens de Stichting op een door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal voor elke ingaande maand verzuim wegens rentederving het wettelijk rentepercentage als bedoeld in artikel 119 jo 120 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van het niet tijdig betaalde bedrag aan de Stichting verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.
5. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde rentevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op de eerste vordering aan de Stichting te betalen alle kosten, welke ter invordering van het verschuldigde zijn gemaakt. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van 35 Euro.
Artikel 3 Realisering doelstelling
De Stichting realiseert het in artikel 2 van de statuten genoemde doel door het geheel of gedeeltelijk financieren en subsidiëren van in artikel 2 van de CAO genoemde activiteiten onder door het bestuur te stellen voorwaarden en op de wijze zoals in dit reglement omschreven.
Artikel 4 Werkwijze
1. Structurele activiteiten van organisatorische aard ten behoeve van de administratieve ondersteuning en het financiële beheer van de Stichting worden op declaratiebasis vergoed. Jaarlijks wordt in de begroting een schatting opgenomen van de te verwachten kosten, onderverdeeld naar de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten.
2. Ook voor de navolgende regelingen worden de kosten op declaratiebasis vergoed:
− BBL-subsidies en diplomatoeslagen ten behoeve van de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL): aan het eind van elk semester op basis van daadwerkelijk gevolgde cursusweken;
− voor subsidies voor geheel of gedeeltelijk functiegebonden opleidingen mits deze vóór 15 april, volgend op het jaar waarin de opleidingen zijn gevolgd, zijn ingediend.
Jaarlijks wordt in de begroting een schatting opgenomen van de te verwachten kosten, onderverdeeld naar de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten.
3. De overige aanvragen om een subsidie door bedrijven of instellingen dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend. Bij de aanvragen voor projectsubsidies dient een projectomschrijving, achtergrondinformatie, planning en een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden, onderverdeeld naar de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten, te worden meegezonden, alsmede een realisatieplan.
4. Ten behoeve van de in lid 3 genoemde subsidies, dient de gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting een door een registeraccountant of accountants- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen en zo verantwoording af te leggen omtrent de besteding van de ontvangen gelden, en wel
− voor eenmalige subsidie: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na de besteding van de gelden;
− voor periodieke subsidies: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van de periode waarop de subsidie betrekking heeft;
− voor projectmatige subsidies: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van het project waarop de subsidie betrekking heeft;
Deze verklaring dient tenminste te zijn gespecificeerd volgens de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten en de projectbegroting. Deze verklaring zal een geïntegreerd onderdeel uitmaken van de financiële jaarrekening van de Stichting.
5. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
6. Het bestuur besluit over aanvragen om subsidie. Indien de subsidie niet wordt toegewezen, ontvangt het bedrijf of de instelling hiervan schriftelijk een gemotiveerde afwijzing. Indien de subsidie wordt toegewezen, ontvangt het bedrijf of de instelling een toewijzingsbrief, waarin de administratieve- en financiële voorschriften inzake de ontvangst en verantwoording van het subsidiebedrag worden vermeld.
7. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 5 Verplichtingen werkgevers en werknemers
1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de reglementen nodig acht.
2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.
Artikel 6 Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur. Als administrateur treedt op de Centrale Organisatie voor Vleessector gevestigd te Zoetermeer (Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxxx, Telefoon: 079 - 363 49 00). Voor de incasso van de verschuldigde bijdrage treedt op Interpolis Pensioen- en Vermogensbeheer, gevestigd in Utrecht (Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxx, Telefoon 050 – 523 58 88). De kosten van dit beheer komen voor rekening van de Stichting.
2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.
Artikel 7 Begroting
1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks uiterlijk in de maand december een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast. De begroting omvat:
a. een schatting van de inkomsten;
b. schatting van de te financieren activiteiten en bestedingsdoelen ingericht en gespecificeerd overeenkomstig artikel 2 van de CAO Fonds Collectieve Belangen Vleessector;
c. de verwachte kosten van administratie en bestuur;
d. eventuele andere lasten.
2. De begroting is voor betrokkenen beschikbaar.
Artikel 8 Verslag, rekening en verantwoording
1 Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de statuten. Tevens maken de in artikel 4 lid 4 van deze reglementen genoemde verklaringen een geïntegreerd onderdeel uit van dit verslag. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de Stichting ondertekend.
2 Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de statuten zijn gedaan.
3 Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden ten kantore van de administrateur en de betrokken CAO partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
4 Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
5 Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Subsidiereglement
Het bestuur van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector gevestigd te Zoetermeer heeft op grond van artikel 10 van de Statuten van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector het volgende subsidiereglement vastgesteld.
Artikel 1 Definities
1. Dit subsidiereglement is van toepassing op werkgevers en werknemers zoals bedoeld in artikel 1 Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector.
2. de Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector te Zoetermeer.
3. het Bestuur: het in artikel 4 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
4. CAO: de Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector.
Artikel 2 BBL-SUBSIDIES EN DIPLOMATOESLAGEN TEN BEHOEVE VAN DE BEROEPS BEGELEIDENDE LEERWEG (BBL)
1. Vergoedingen
2. Beperkingen
- De subsidie en de diplomatoeslagen worden vergoed door het Fonds;
- Het leerbedrijf (de werkgever) is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector;
- Er dient sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een leerovereenkomst;
- De doelgroep bestaat uit leerlingen van 16 jaar of ouder en een opleiding binnen een erkend leerlingstelsel volgen;
- Tijdens de opleiding worden de leerlingen minimaal betaald conform de loontabellen van bijlage II van de XXX Xxxxxxxxxxx;
- Als datum voor het vaststellen van de leeftijd voor het vaststellen van de leeftijdsubsidies wordt genomen 1 juli van ieder jaar of de datum van het afsluiten van de leerovereenkomst, indien deze later ligt;
- Subsidies in het eerste jaar worden verstrekt ten behoeve van leerlingen die in het betreffende cursusjaar voor het eerst in het eerste leerjaar de primaire opleiding in het kader van het leerlingstelsel volgen;
- Alleen BBL 1 en BBL 2 opleidingen komen in aanmerking voor een Leeftijdssubsidie;
- Op de arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van deze regeling zijn de bepalingen van de CAO Vleessector van toepassing;
- Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd.
Artikel 3 DIPLOMASUBSIDIES
1. Vergoeding
De werkgever krijgt de kosten door het fonds vergoed van de diplomatoeslag ad € 204 die aan de leerling wordt uitgekeerd. Indien een leerling een jaar na het behalen van het diploma nog bij dezelfde werkgever in dienst is, betaalt deze een éénmalige diplomatoeslag van € 272 bruto. Ook deze diplomatoeslag wordt door het Fonds vergoed.
2. Beperkingen
− De werkgever is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de CAO voor de vleessector;
− Om in aanmerking te kunnen komen voor een diplomasubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector vermelde bijdrage af te dragen;
− De opleidingen dienen te worden verzorgd door een erkend opleidingsinstituut;
− Het karakter van een diplomasubsidie houdt in: toekenning bij het behalen van het diploma.
Voor Nederlands als tweede taal (NT2) geldt bij bestuursbesluit een uitzondering. Hier kan de subsidie ook verstrekt worden bij het behalen van een certificaat;
− In het geval een leerling gedurende zijn opleiding verscheidene leerbedrijven heeft gehad, wordt de diplomasubsidie uitgekeerd aan:
a) het leerbedrijf waar de leerling de laatste zes maanden voorafgaande aan het behalen van het diploma in dienst is geweest, of indien dit niet het geval is,
b) aan het leerbedrijf waar de leerling 365 dagen in dienst is geweest.
c) In de overige gevallen wordt geen diplomasubsidie uitgekeerd.
− Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd.
Artikel 4 OVERIGE DIPLOMASUBSIDIES
1. Opleidingsplan
De werkgever is gehouden om per kalenderjaar een opleidingsplan op te stellen. De werkgever is verplicht een studiefaciliteitenregeling vast te stellen.
De cursus “Nederlands op de werkvloer” zal een integraal onderdeel moeten vormen van het opleidingsaanbod. De werkgever is verplicht de cursus aan te bieden.
2. Opleidingssubsidie
Functiegebonden opleidingen
De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een functiegebonden opleiding tot HBO- niveau 100% tegemoet te komen in de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen of buiten werktijd. De werkgever kan 50% van de gemaakte opleidingskosten gerestitueerd krijgen van de Stichting.
Een opleiding is functiegebonden als deze aansluit op of bijdraagt aan de uitvoering van de huidige werkzaamheden.
Gedeeltelijk Functiegebonden opleidingen
De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een gedeeltelijk functiegebonden opleiding tot HBO-niveau 50% tegemoet te komen in de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen werktijd. De werkgever kan 50% van de opleidingskosten gerestitueerd krijgen van de Stichting.
Een opleiding wordt als gedeeltelijk functiegebonden beoordeeld als de werkgever de werknemer 50% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidingskosten.
HBO opleidingen
Vanaf 1 april 2007 kan ook subsidie worden aangevraagd voor HBO opleidingen. Het subsidiepercentage en de beoordeling is conform de uitgangspunten zoals hiervoor benoemd. De maximale subsidie voor HBO opleidingen bedraagt echter € 1.000,- per opleiding.
Overige opleidingen
Opleidingen die niet als functiegebonden of gedeeltelijk functiegebonden volgens bovenstaande criteria worden beoordeeld komen niet in aanmerking voor subsidie.
3. Beperkingen
Aan deze subsidie worden de volgende beperkingen gesteld:
- Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector vermelde bijdrage af te dragen;
- Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn reis-en verblijfkosten van cursisten;
- Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector in het voorgaande jaar. Onder opleidingssubsidie wordt verstaan de leeftijdssubsidie en de opleidingssubsidie.
Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
- Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks de branchekwalificaties vast, welke als basis dienen voor het verkrijgen van een subsidie voor een functiegebonden opleiding;
- Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend;
- Opleidingsplannen komen in aanmerking voor een opleidingssubsidie tot maximaal 0,7% van de voor de onderneming van de werkgever geldende bruto loonsom zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector, gerekend over het voorgaande jaar;
- Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidingen;
- Opleidingsplannen die na 15 april van een kalenderjaar worden ingediend komen in principe niet meer in aanmerking voor subsidie. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uitzonderlijke gevallen van af te wijken;
- Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen;
- De stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidie tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
- Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd.
Artikel 5 SUBSIDIES TEN BATE VAN PROJECTEN
1. Vergoedingen
Fonds Collectieven Belangen financiert projecten die bijdragen aan haar algemene doelstelling. Het merendeel van de projectaanvragen wordt door CAO-partijen geïnitieerd. Bedrijven, instanties of organisaties die willen verkennen of een project voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen worden aangeraden een beknopte projectomschrijving, vergezeld van een begroting, realisatieplan en achtergrondinformatie schriftelijk voor te leggen aan het Bestuur. Indien daartoe aanleiding bestaat zal nadere uitwerking in overleg plaatsvinden.
Subsidieverzoekende instellingen moeten een begroting indienen welke dient te zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van het fonds (paragraaf 1).
Subsidieverzoekende instellingen moeten jaarlijks een door een registeraccountant of accountant- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgende de eerder genoemde bestedingsdoelen.
2. Beperkingen
− De financiële bijdrage van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector wordt voor aanvang van het project bepaald, door toekenning van een maximaal beschikbaar budget;
− De omvang van het budget kan mede afhankelijk worden gesteld van het beroep dat op andere financieringsbronnen mogelijk is;
− Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd. Artikel 6 EMPLOYABILITY
1. Vergoedingen
Van 1 april 2007 tot 1 april 2009 loopt een pilot ten behoeve van employability bevorderend scholing. Doel is om door middel van opleidingen een bijdrage leveren aan het verbeteren van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt.
Een werknemer kan in aanmerking komen voor een bijdrage in de scholingskosten ter hoogte van maximaal € 500,-- per jaar (maximaal € 1.000,-- per twee jaar). Onder scholingskosten wordt ook verstaan de noodzakelijke tijd voor het afleggen van een examen voor zover dit binnen het reguliere arbeidsrooster van de werknemer valt. Overige verleturen worden niet vergoed.
2. Beperkingen
De werknemer komt niet in aanmerking voor een scholingsbijdrage indien het cursussen betreft op het gebied van handvaardigheid en sport tenzij aangetoond kan worden dat de cursus nodig is voor een toekomstige baan. Het sociaal secretariaat besluit op basis van de aangeleverde informatie of een werknemer in aanmerking komt voor een bijdrage. In geval van twijfel kan extra informatie worden opgevraagd en zal de aanvraag inclusief een advies worden voorgelegd aan de beide voorzitters van het Georganiseerd Overleg.
De toekenning van de scholingsbijdrage vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst (één of ander volgens het principe “wie het eerst komt, het eerst maalt). Er zal nooit meer scholingsbijdrage aan werknemers toegekend worden dan 0,2% van de loonsom van de werkgever in het betreffende jaar. Het Fonds zal deze scholingsbijdrage vervolgens bij de werkgever declareren.
De pilot employability staat los van de regeling overige opleidingssubsidies en is niet bedoeld voor (gedeeltelijk) functiegebonden opleidingen.
NB: Op grond van artikel 4 lid 5 van het uitvoeringsreglement heeft het bestuur een toetsingskader opgesteld die richtlijnen bevat voor de administratieve organisatie en interne controle van het Fonds. Dit toetsingskader is te vinden op xxx.xxxxxxxxxx.xx.
BIJLAGE VI
Controleregels in het kader van de bestrijding ziekteverzuim
a. De controlevoorschriften zoals genoemd in artikel 42 lid 2 van deze cao
1. Ziekmelding.
a. De werknemer dient zich bij ziekte voor aanvangstijdstip van de werkzaamheden ziek te melden bij de directe chef. Dit dient telefonisch te geschieden. Melding moet hierbij worden gemaakt van de te verwachten duur en het verpleegadres (indien afwijkend van het woonadres).
b. De werknemer dient binnen 24 uur een zogenaamde “eigen verklaring” in te vullen en op te sturen naar de Arbodienst, indien de werknemer van de Arbodienst een “eigen verklaring” ontvangt.
2. Maak contact mogelijk.
a. De werknemer moet beschikbaar zijn voor contact. Hij/zij dient thuis te blijven tot het eerste bezoek van de controlerende instantie.
b. Na het eerste bezoek mag de werknemer - als de controlerende instantie daartegen geen bezwaar heeft - buitenshuis gaan, maar dient de eerste 3 weken wel thuis te zijn van ’s morgens tot 10.00 uur en
‘s middags van 12.00 tot .14.30 uur. In overleg met de arts van de Arbodienst kan hiervan worden afgeweken.
c. Een eventuele verandering van verpleegadres dient binnen 24 uur aan de werkgever te worden doorgegeven.
d. Xxxxxxx xxx xxxxxxxxxxx tijdens verblijf in het buitenland dient de werknemer in overleg met de arts van de Arbodienst, indien maar enigszins mogelijk terstond naar Nederland terug te keren.
e. Tijdens arbeidsongeschiktheid dient voor een meerdaags verblijf in het buitenland toestemming te zijn verkregen van de controlerende instantie.
3. Genezing niet belemmeren.
a. De werknemer dient zich tijdens arbeidsongeschiktheid niet schuldig te maken aan gedragingen, welke de genezing kunnen belemmeren. Zulks ter beoordeling van de controlerende instantie.
4. Behandeling.
a. De werknemer dient tijdens de arbeidsongeschiktheid de voorschriften van de behandelende arts op te volgen.
b. De werknemer dient gehoor te geven aan een oproep op het spreekuur van de arts van de Arbodienst te verschijnen.
c. De werknemer dient aan de arts van de Arbodienst de nodige inlichtingen te verschaffen, respectievelijk een benodigd geneeskundig onderzoek mogelijk te maken.
5. Herintreding.
a. De werknemer dient door de werkgever aangeboden passende arbeid te aanvaarden; een en ander in overleg met de arts van de Arbodienst.
6. Hervatten bij herstel.
a. De werknemer dient bij herstel het werk te hervatten. De werknemer dient zich tijdig bij de directe chef te melden voor deze werkhervatting. Indien de werknemer het werk niet heeft hervat, dient dit gemeld te worden aan de Arbodienst en dient de werknemer op het eerstvolgende spreekuur van de arts van de Arbodienst te verschijnen.
b. Indien de werknemer opnieuw het werk staakt binnen drie dagen werkhervatting, dient de werknemer op het eerstvolgende spreekuur van de arts van de Arbodienst te verschijnen. In het geval dat de werknemer bezwaar maakt tegen de herstelverklaring, dient de werknemer de bezwaren terstond aan de arts van de Arbodienst kenbaar te maken. In het geval het werk niet wordt hervat, zal de werkgever de loondoorbetaling stopzetten. De werknemer zal vervolgens een UWV-arts om een medische beoordeling vragen van het geschil (second opinion). In het geval de werknemer in het gelijk wordt gesteld, zal met terugwerkende kracht het loon worden doorbetaald. In het geval de werknemer in het ongelijk wordt gesteld, dient het werk terstond te worden hervat.
b. Sancties
Van sancties kan alleen sprake zijn wanneer de werkgever is aangesloten bij een Arbodienst; sancties kunnen alleen dan worden toegepast wanneer de werknemer vooraf schriftelijk een exemplaar van de controlevoorschriften en sancties heeft ontvangen.
1. Ziekmelding.
a. Te late ziekmelding.
b. “Eigen verklaring” niet teruggezonden.
2. Maak contact mogelijk.
a. Niet thuis eerste bezoek.
b. Niet thuis eerste drie weken.
c. Onjuist adres.
d. Geen overleg tijdens ziekte in het buitenland, tenzij dit gezien de lokale omstandigheden van de werknemer niet kan worden gevergd.
e. Verblijf in het buitenland zonder toestemming.
3. Genezing niet belemmeren.
a. Zonder toestemming arbeid verrichten.
4. Behandeling.
a. Niet onder behandeling stellen.
b. Niet voldoen aan oproep te verschijnen bij arts Arbodienst.
c. Nagelaten inlichtingen te verstrekken.
5. Herintreding.
a. Xxxx aanvaarding passende arbeid.
6. Hervatten bij herstel.
a. Het niet naar het spreekuur van de arts van de Arbodienst gaan.
b. Het niet melden aan de Arbodienst.
De werknemer, die een van de hierboven vermelde overtredingen begaat, kan door het bedrijf worden geconfronteerd met een sanctie. Bij de eerste overtreding gedurende een periode van 12 maanden moet de werkgever de werknemer schriftelijk waarschuwen.
Bij elke volgende overtreding in een periode van 12 maanden is de werkgever bevoegd:
- bij de 2de overtreding een half dagloon in te houden;
- bij de 3de overtreding een dagloon in te houden;
- bij de 4de overtreding twee daglonen in te houden;
- bij de 5de overtreding en elke volgende overtreding drie daglonen in te houden. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder dagloon van een full-timer verstaan het weekloon volgens deze cao gedeeld door 5. Het dagloon van de parttimer wordt naar evenredigheid van de overeengekomen arbeidsduur vastgesteld. Bij de bepaling van het dagloon voor de flexitimer, de hulpkrachten en de losse kracht geldt het uursalaris, vermenigvuldigd met de gemiddelde dagelijkse arbeidsduur over de voorafgaande periode van 13 weken.
BIJLAGE VII
Inconveniëntentoeslagen CAO Vleessector (artikel 24)
1 april 2007 | 1 mei 2007 | 1 april 2008 | |
Art. 24 lid 1 | 0,87 | 0,89 | 0,92 |
Art. 24 lid 2 | 1,47 | 1,51 | 1,55 |
Art. 24 lid 3 | 2,34 | 2,40 | 2,47 |
Art. 24 lid 4 | 0,59 | 0,60 | 0,62 |
Art. 24 lid 5 | 1,17 | 1,20 | 1,24 |
Bijlage VIII
Procedure Fiscaal faciliteren vakbondscontributie
Inleiding
Bij de laatste CAO onderhandelingen hebben partijen afgesproken dat de werkgevers worden geadviseerd om de contributies van leden van bij de CAO vleessector betrokken vakorganisaties – voor zolang dit wettelijk mogelijk is - fiscaal te faciliteren door de betaalde premies op basis van een opgave van de werknemer die lid is van een vakorganisatie een maal per jaar in mindering te brengen op het bruto loon en dit bedrag, na verrekening van belasting en premies met de rest van het bruto loon, vervolgens xxxxx weer aan de werknemer uit te keren.
Bij de volgende CAO-onderhandelingen zal op basis van de ervaringen over de toepassing van de regeling worden bekeken of nadere afspraken hieromtrent noodzakelijk zijn.
Procedure
Het communiceren aangaande de verrekening is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de werkgevers- en de werknemerszijde.
1. Doel
Fiscaal faciliteren van de vakbondscontributie door de betaalde premies op basis van een opgave van de werknemer die lid is van een vakorganisatie een maal per jaar in mindering te brengen op het bruto loon en dit bedrag, na verrekening van belasting en premies met de rest van het bruto loon, vervolgens netto weer aan de werknemer uit te keren.
2. Hoogte vergoeding
De hoogte van de werkelijk betaalde contributie van het betreffende kalenderjaar.
Indien een werknemer in een jaar van werkgever binnen de vleessector is gewisseld, zal de laatste werkgever de gehele contributie faciliteren.
Indien een werknemer voor het eerst in de vleessector werkzaam is en bij de vorige sector waar hij werkzaam was geen fiscaal faciliteren van de vakbondscontributie bestond, dan zal de werkgever naar rato de contributie faciliteren.
3. Beperkingen
Indien bij controle door de inspecteur der belastingen of de inspecteur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen blijkt dat de belasting- en premievrije vergoeding ten onrechte of tot een te hoog bedrag is uitbetaald en dientengevolge naheffing bij de werkgever plaatsvindt, dan komt deze naheffing (inclusief eventuele rente en boete) voor rekening van de werknemer.
Indien een werknemer in december niet meer in dienst is, zal er geen verrekening plaatsvinden. Dit geldt echter niet indien het dienstverband is geëindigd door vervroegde uittreding of pensionering.
4. Aanvraagprocedure
De betrokken werknemersorganisatie zullen jaarlijks in november aan een werknemer die lid is van een vakorganisatie en heeft ingestemd met het verrekenen van de in dat jaar betaalde contributie een verklaring afgeven dat deze werknemer lid is van de werknemersorganisatie. In deze verklaring staan naam, adres, woonplaats, vestiging van bedrijf en de hoogte van de werkelijk betaalde contributie van dat betreffende kalenderjaar.
De werknemer dient schriftelijk te verklaren door middel van het bijgevoegde declaratieformulier dat hij afstand doet van een deel van zijn loon van december, welk deel gelijk is aan de vergoeding voor de kosten die de werknemer in het betreffende kalenderjaar betaalt aan de werknemersorganisatie.
Om aanspraak te kunnen maken op een vergoeding van de lidmaatschapskosten dient de werknemer uiterlijk op 25 november van het betreffende kalenderjaar het declaratieformulier en de verklaring van de betrokken werknemersorganisatie aan de werkgever te overleggen.
Overschrijding van genoemde datum leidt tot uitsluiting van deelname.
5. Uitbetaling
De werkgever zal op grond van de verklaring van de betrokken werknemersorganisatie en het declaratieformulier de contributie in december van het jaar faciliteren.
DECLARATIEFORMULIER
VERGOEDING VAN DE LIDMAATSCHAPSKOSTEN VAN EEN WERKNEMERSORGANISATIE
Door de werknemer uiterlijk 25 november van het betreffende kalenderjaar in te leveren bij de werkgever
Ondergetekende, ……………………. (naam werknemer) SoFinummer: …………………………..
a. is ter zake van zijn arbeidsovereenkomst bij (naam werkgever) lid van
…………………………………. (naam werknemersorganisatie) en betaalt in dit verband kosten voor het lidmaatschap;
b. verklaart akkoord te gaan met het verrekenen van de contributie van één van de deelnemende werknemersorganisaties in de CAO vleessector;
c. verklaart dat de kosten voor het lidmaatschap voor het jaar 20… (jaartal) die voor vergoeding in aanmerking komen als volgt bedragen:
kosten voor lidmaatschap van de onder a. genoemde werknemersorganisatie in 20… (jaartal):
……….. euro;
x. verklaart afstand te doen van een deel van zijn loon in december 20… (jaartal) met een geldwaarde ter grootte van het hierboven onder c. aangegeven bedrag;
e. verklaart zich bewust te zijn van het feit dat door vergoeding van de kosten een tijdige declaratie bij zijn werkgever nodig is (uiterlijk 25 november van het betreffende kalenderjaar);
f. verklaart zich er van bewust te zijn dat het afzien van een deel van het salaris gevolgen kan hebben voor het bruto loon sociale verzekeringen;
g. als bijlage bij dit formulier betalingsbewijzen overlegt van de kosten van het lidmaatschap in januari en oktober van het betreffende jaar.
Datum: ……………………
Handtekening: ……………………….
ADRESSEN PARTIJEN BIJ DE CAO
Centrale Organisatie voor de Vleessector
Xxxxxxx 00
0000 XX Xxxxxxxxxx
Telefoon: 079 – 363 49 00
FNV Bondgenoten
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxx
Telefoon: 0900 – 9690
CNV BedrijvenBond
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxx
Telefoon: 030 – 751 10 07
De Unie
Xxxxxxx 000
0000 XX Xxxxxxxxx
Telefoon: 0345 – 851 851