MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9899
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 13-03-2003, nr. 51
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VERVROEGD UITTREDEN VOOR DE HOUTHANDEL
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Stichting bedrijfspensioenfonds voor de Houthandel namens de Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen als partij te ener zijde mede namens de FNV Bouw en de Hout- en Bouwbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeids- overeenkomst inzake vervroegd uittreden voor de Houthandel, strek- kende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze col- lectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht door Fetim BV.;
dat deze bedenkingen in de kern als volgt kunnen worden samengevat:
– bedenkinghebbende stelt dat zij niet onder de werkingssfeer van de onderhavige CAO valt.
– bedenkinghebbende geeft aan dat de stichting bedrijfspensioenfonds naast de uitvoering aan de CAO houthandel vut ook belast is met de uitvoering van verschillende pensioenregeling en voor de houthan- del. Xxxxxxxx sprake zou zijn van reservevorming van de ene rege- ling ten behoeve van de andere.
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2003 CAO98992003
CAO2319 1
– bedenkinghebbende stelt dat er een tegenstrijdigheid zou zijn in de bepaling van de hoogte van de bijdrage. Deze strijdigheid zou ondui- delijkheid scheppen omtrent de rechten en de plichten voor derden.
Volgens Fetim BV zou bij algemeen verbindendverklaring rechtsonze- kerheid ontstaan ten gevolge waarvan Fetim BV (en anderen in dezelfde positie) op onredelijke wijze en in grote mate wordt benadeeld.
– Tenslotte verzoekt bedenkinghebbende op voorhand dispensatie in verband met een nog af te sluiten ondernemingscao.
Overwegende te aanzien van de bedenkingen:
Het bepalen van de werkingssfeer en de reikwijdte van het AVV-verzoek is primair een zaak van CAO-partijen. De beoordeling of de werkzaam- heden van een onderneming vallen onder de (algemeen verbindend ver- klaarde) bepalingen van een CAO eveneens in eerste aanleg een zaak van CAO-partijen. Een geschil hierover kan eventueel aan de burgelijke rechter worden voorgelegd.
De bepalingen van de onderhavige CAO voorzien in een administratieve en financiële scheiding waarbij de premies voor de verschillende rege- lingen te ondrscheiden zijn. Hierdoor wordt voldaan aan de specifieke vereisten ten aanzien van geldstromen van fondsen zoals gesteld in het Toetsingskader AVV.
Op schriftelijke mededeling van bedenkingen tegen AVV, kan kan inge- volge het Toetsingskader AVV aan werkgevers die gebonden zijn aan een eigen rechtsgeldige CAO dispensatie worden verleend van het AVV- besluit. aangezien Fetim BV thans geen eigen rechsgeldige CAO heeft, kan geen dispensatie worden verleend van het onderhavige avv-besluit.
Gelet op het overleg met de Stichting van de arbeid;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 2006 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegd uittreden voor de Houthandel alsmede de daarbij behorende
2
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
statuten en reglementen van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:
Artikel 1
Deze overeenkomst geldt voor het houtbedrijf, waaronder wordt ver- staan:
alle in Nederland gevestigde ondernemingen, die uitsluitend of in hoofd- zaak – voor eigen rekening en risico en gericht op niet-particulieren als afnemers – de groothandel uitoefenen in (Nederlands en/of buitenlands, onbewerkt, dan wel bewerkt zonder dat daardoor een eindproduct is ont- staan) hout- en plaatmateriaal en aanverwante artikelen en/of die uitslui- tend of in hoofdzaak de navolgende werkzaamheden verrichten:
– (loon)zagen;
– (loon)schaven;
– (loon)drogen en/of (loon)verduurzamen van hout;
– ten behoeve van de handel, hout oogsten in bossen en andere hout- opstanden;
– de vervaardiging van producten uit houtafval, niet zijnde eindpro- ducten, alsmede de in handel in deze producten.
Artikel 3
Begripsbepaling
Deze overeenkomst verstaat onder:
– werkgever:
a. iedere werkgever in het houtbedrijf, als is omschreven in artikel 1;
– werknemer:
a. ieder die ingevolge arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van een werkgever als hiervoor bedoeld, met uitzonde- ring van de bestuurder in de zin van het Burgerlijk Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die op grond van de handelsregisterwet (Stb. 1997, 783, laatstelijk gewijzigd Stb. 2002, 625) als bestuurder ingeschreven dient te staan in het han- delsregister;
3
– de Stichting:
de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel
– reglement:
het reglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel
– de administrateur:
de door het stichtingsbestuur aangewezen organisatie, te weten PVF Nederland N.V. te Amsterdam
– de deelnemer:
degene die vervroegd zijn uitgetreden op grond van deze overeen- komst en het VUTH-reglement.
Artikel 4
Vervroegd uittreden
Tot 1 januari 2002 was voor werknemers uittreden op grond van de cao regelende het vervroegde uittreden voor de houthandel mogelijk. Na die datum is vervroegd uittreden niet meer mogelijk.
Wel bestaat er voor de reeds uitgetreden werknemers nog een regeling vervroegde uittreding. De rechten en plichten van werkgevers en van de uitgetreden werknemers zijn neergelegd in de Statuten en het reglement vervroegd uittreden voor de houthandel van de Stichting Bedrijfstak- pensioenfonds voor de Houthandel. Voorts geldt nog het bepaalde in de volgende artikelen.
Artikel 5
Uitvoering regeling vervroegde uittreding
De uitvoering van de regeling vervroegde uittreding wordt opgedragen aan de Stichting, die onder zijn verantwoordelijkheid zulks kan manda- teren aan de administrateur.
Deze uitvoering geschiedt volgens de statuten en het tijdelijk vut- reglement, het algemeen reglement en het financieringsreglement van de Stichting, welke aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan een geïntegreerd onderdeel uit maken.
De werkgever en werknemers zijn verplicht de inlichtingen te verschaf- fen die de Stichting noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van de regeling. Indien de werkgever of de werknemers, ook na aanmaning, niet aan deze verplichting voldoen, dan is de Stichting bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.
4
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 6
Financiering en bijdrageheffing
1. De financiering van de regeling geschiedt door werkgevers en werk- nemers gezamenlijk.
2. De stichting kan subsidies, donaties en andere bijdragen ontvangen van derden ter financiering van de regeling.
3. De door de werkgever aan de stichting verschuldigde bijdrage be- draagt 5% van de voor zijn onderneming geldende loonsom.
4. Voor de bepaling van de voor de onderneming geldende loonsom wordt verstaan onder loon: het op de eerste januari van het betref- fende heffingsjaar voor de werknemer geldende vaste salaris in geld, daaronder begrepen vakantietoeslag, vaste eindejaarsuitkeringen, vaste gratificaties, plus die onderdelen van het inkomen die volgens de normale werktijd tot het vaste loon behoren.
Onder loon wordt niet verstaan:
a. de aanvullingen op en de uitkeringen ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Werkloosheidswet en de Toeslagenwet,
b. de werkgeversbijdrage in de kosten van de particuliere ziektekos- tenverzekering,
c. winst uit onderneming alsmede het bedrag waarmee het salaris is verhoogd ingevolge het bepaalde in de Wet brutering overheve- lingstoeslag lonen (Wet van 22 december 1993; Stb. 1998, 742) en onder toepassing van artikel 6, tweede lid, van genoemde wet.
Indien op de datum van vaststelling van het loon de werkgever aan de werknemer tijdelijk geen loon of niet het normale loon is ver- schuldigd, omdat de werknemer:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, of
b. wegens gehele of gedeeltelijke werkloosheid tijdens het bestaan van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werkne- mer een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet geniet, of
c. om andere redenen tijdelijk geen of niet gedurende de normale duur arbeid verricht in dienst van de werkgever, wordt met inachtneming van het bepaalde in het voorgaande als het loon beschouwd het loon dat zonder verzuim voor hem zou hebben gegolden.
5
5. Van de in het derde lid bedoelde bijdrage kan 50% op het loon van de werknemers worden ingehouden.
6. Een eventuele wijziging van het in het derde en vijfde lid bedoelde percentage wordt door partijen vastgesteld nadat partijen advies van de stichting hebben ingewonnen.
Artikel 7
Pensioen- en ziektekostenverzekering
1. De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de uitgetreden werknemer afgesloten pensioenverzeke- ring en ziektekostenverzekering worden tot de pensioendatum voort- gezet alsof de uitgetreden werknemer nog in dienst van de werkge- ver zou zijn gebleven, op voorwaarde dat de uitgetreden werknemer zijn eventuele bijdrage in de pensioenpremie en in de premie ziek- tekostenverzekering blijft voldoen alsof hij in dienst van de werkge- ver zou zijn gebleven.
2. Indien de werkgever op het moment van uittreden bijdraagt in een door de werkgever afgesloten ziektekosten- c.q. pensioenverzekering dan zet hij de betaling van deze bijdrage tot de pensioendatum voort alsof betrokkene in dienst van de werkgever zou zijn gebleven.
3. Indien krachtens de bestaande pensioenverzekering voor de werkne- mer hogere pensioenen zouden worden opgebouwd dan bij deelne- ming in de verplichte regeling van de Stichting Bedrijfstak- pensioenfonds voor de Houthandel, dan is de werkgever bevoegd die verzekering zodanig te verlagen, dat gedurende de uittredingsperiode dezelfde pensioenen worden opgebouwd als bij deelneming in ge- noemd fonds. In dat geval wordt de in het eerste lid bedoelde werk- nemersbijdrage naar evenredigheid verlaagd. Het in de eerste volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een bijdrage van de werkgever in de door de werknemer afgesloten pensioenverzekering.
6
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
STATUTEN STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HOUTHANDEL
Het bestuur stelt de hierna volgende statuten vast:
Artikel 1
Houtbedrijf
In deze statuten en in de reglementen wordt, voor zover niet nadrukke- lijk anders is bepaald, verstaan onder:
Houtbedrijf:
alle in Nederland gevestigde ondernemingen, die uitsluitend of in hoofd- zaak – voor eigen rekening en risico en gericht op niet-particulieren als afnemers – de groothandel uitoefenen in (Nederlands en/of buitenlands, onbewerkt, dan wel bewerkt zonder dat daardoor een eindproduct is ont- staan) hout- en plaatmateriaal en aanverwante artikelen en/of die uitslui- tend of in hoofdzaak de navolgende werkzaamheden verrichten:
– (loon)zagen,
– (loon)schaven,
– (loon)drogen en/of (loon)verduurzamen van hout,
– ten behoeve van de handel, hout oogsten in bossen en andere hout- opstanden,
– de vervaardiging van producten uit houtafval, niet zijnde eindpro- ducten alsmede de handel in deze producten.
Artikel 2
Definities
1. Tenzij nadrukkelijk anders vermeld, wordt in deze statuten en de reglementen verstaan onder:
a. het fonds: de in artikel 3 genoemde stichting;
b. de wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstak- pensioenfonds 2000;
c. de werknemer:
1. ieder die een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever, met uitzondering van de bestuurder in de zin van het BW van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die op grond
7
van de Handelsregisterwet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het handelsregister;
2. ieder die een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever en bestuurder is in de zin van het BW van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en die op grond van de Handelsregisterwet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het handelsregister;
3. ieder, die persoonlijk (een van) de in artikel 1 genoemde werkzaamheden verricht voor een werkgever ingevolge een met deze werkgever of een derde gesloten overeenkomst van aanneming van werk en niet krachtens de wet tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds verplicht is;
d. arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek;
e. de werkgever: iedere werkgever in het houtbedrijf;
x. xx xxxxxxxxx: de deelnemer als omschreven in artikel 6;
g. het bestuur:
het orgaan van het fonds bedoeld in artikel 10;
h. prepensioenregeling:
de prepensioenregeling zoals neergelegd in het Prepensioenregle- ment;
i. pensioenregeling:
de pensioenregeling zoals neergelegd in het Pensioenreglement;
j. invaliditeitspensioenregeling:
de regeling zoals neergelegd in het Invaliditeitspensioen- reglement;
k. toeslagregeling:
de toeslagregeling zoals neergelegd in de cao toeslagregeling en in het reglement toeslagregeling;
l. overgangsregeling:
de overgangsregeling welke in de cao toeslagregeling is opgeno- men voor werknemers van 58 jaar en 59 jaar die in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 maart 2002 voldoen aan de in die cao gestelde voorwaarden met betrekking tot de overgangs- regeling;
m. vut-regeling:
de regeling vervroegde uittreding voor de houthandel zoals die tot 1 januari 2002 was neergelegd in de cao regelende het ver- vroegd uittreden in de houthandel en het bij die cao behorende uittredingsreglement en de statuten van de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Houthandel;
n. accountant:
de accountant bedoeld in artikel 10b, vierde lid van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
2. Voor de toepassing van de statuten en de pensioenreglementen van het fonds wordt de werknemer als bedoeld in het eerste lid, onder-
8
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
deel c, sub 2, geacht met de werkgever bij wie arbeid in aangeno- men werk wordt verricht een arbeidsovereenkomst te hebben geslo- ten.
Artikel 3
Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: ,,Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel’’.
2. De stichting is gevestigd te Amsterdam.
Artikel 4
Doel
1. Het fonds heeft ten doel overeenkomstig de bepalingen van deze sta- tuten en de reglementen van het fonds:
a. ten behoeve van de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede overige belanghebbenden geldelijke aanspraken toe te kennen op pensioen en
b. aan werknemers als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c. 1, die aan de voorwaarden voldoen die worden gesteld in de toeslag- regeling, de overgangsregeling, respectievelijk de vut-regeling uitkeringen in de vorm van een toeslag, overgangsuitkeringen of uitkeringen wegens vervroegde uittreding te verstrekken.
De uitkeringen genoemd onder b zijn gebaseerd op een cao, geldend voor de houthandel en worden zodanig geclausuleerd dat zij de pre- pensioenen of pensioenen en de aanspraken op prepensioen of pen- sioen niet in gevaar kunnen brengen.
2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:
a. overeenkomstig de bij de reglementen te stellen regels uitkerin- gen toe te kennen;
b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevor- derlijk kunnen zijn.
3. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uit- voering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens de artike-
9
len 9a tot en met 9d en artikel 10, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
4. Het bestuur van het fonds legt de nota alsmede iedere wijziging daar- van onverwijld over aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.
5. Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer zulks noodzakelijk acht in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, gaat het fonds binnen de daarvoor door de Pensioen- & Verzekeringskamer gestelde termijn over tot het over- dragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten van ver- zekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 9 van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
6. Het fonds houdt in zijn administratie een volledige scheiding aan tus- sen de pensioenregeling, de prepensioenregeling, de invaliditeits- pensioenregeling, de toeslagregeling en de regeling vervroegde uit- treding. Dit geldt ook voor de kosten van administratie van alle regelingen en de toerekening daarvan.
Artikel 5
Aangesloten werkgevers
Aangesloten werkgever is de werkgever, die:
a. krachtens artikel 2 van de wet verplicht is tot naleving van wat is bepaald in of krachtens de statuten, het algemeen reglement, het pensioenreglement, het prepensioenreglement, het financierings- reglement en het invaliditeitspensioenreglement bepaalde;
b. krachtens een cao in de houthandel verplicht is tot naleving van wat is bepaald in of krachtens de statuten, het algemeen reglement, het financieringsreglement, het reglement toeslagregeling en het regle- ment vervroegde uittreding voor de houthandel.
Artikel 6
Deelnemers
1. Deelnemer in de pensioenregeling, de prepensioenregeling en de invaliditeitspensioenregeling is:
a. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krach- tens artikel 2 van de wet en het bepaalde in het betreffende regle- ment;
x. xxxxxx, die deelnemer was als bedoeld onder a en de deelneming individueel voortzet.
3. Voortzetting van de deelneming als bedoeld in het eerste lid onder c, 10
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden als bepaald bij of krachtens het algemeen reglement.
4. De hoedanigheid van deelnemer als bedoeld in het eerste lid van dit artikel blijft behouden wanneer deze zou eindigen en wordt herkre- gen indien deze al is geëindigd, indien en zolang de premie in ver- band met arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan.
Artikel 7
Aanvang en einde der deelneming
1. De deelneming vangt aan:
a. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 6, eerste lid, sub a, op het tijdstip, waarop voor hem de verplichtstelling van kracht wordt.
2. De deelneming eindigt:
a. voor het prepensioen: op de ingangsdatum van het prepensioen of eerder indien de maximale opbouwperiode van 35 jaar eerder is bereikt dan de ingangsdatum van het prepensioen;
voor de overige pensioenen: op de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt;
b. door het overlijden van de deelnemer;
c. door het verlies van de hoedanigheid van werknemer of het ein- digen van de verplichting tot deelneming, een en ander tenzij de deelneming voortduurt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, onder c, dan wel vierde lid.
Artikel 8
Middelen en Financiering
1. De geldmiddelen van het fonds bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. betaalde premies en koopsommen;
c. inkomsten uit beleggingen;
d. overige baten.
2. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers en overige be- langhebbenden;
11
b. overige uitgaven.
3. Het fonds draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds, teza- men met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioen- verplichtingen.
4. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd.
Artikel 9
Belegging
1. De beschikbare gelden van het fonds worden door het fonds op solide wijze belegd met inachtneming van redelijke eisen van liqui- diteit en rendement en met inachtneming van een zo juist mogelijke risicoverdeling.
2. Terzake van de bewaring van de bezittingen van het fonds neemt het bestuur de nodige waarborgen in acht ter voorkoming van vermogens- schade.
Artikel 10
Bestuur
1. Het bestuur bestaat uit 6 leden. Elk lid heeft een plaatsvervanger. Bij ontstentenis of belet van een bestuurslid treedt zijn plaatsvervanger als zodanig op.
2. De leden en de plaatsvervangende leden worden aangewezen met inachtneming van het beginsel van pariteit van werkgevers- en werknemersleden. Dezelfde pariteit wordt in acht genomen ten aan- zien van door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen commissies.
3. Drie leden van het bestuur worden benoemd door de Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen, gevestigd te Almere.
Twee leden van het bestuur worden benoemd door de FNV Bouw, gevestigd te Woerden;
Eén lid van het bestuur wordt benoemd door de Hout- & Bouwbond C.N.V., gevestigd te Odijk.
De plaatsvervanger van elk lid wordt benoemd door de organisa- tie(s), die het lid benoemde(n).
12
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervan- gend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris.
5. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door werknemersleden en in de on- even kalenderjaren door werkgeversleden. Omgekeerd worden de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door werknemersleden en in de even kalender- jaren door werkgeversleden.
6. De leden van het bestuur hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren, doch zijn na afloop van deze periode terstond opnieuw be- noembaar.
7. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het bestuur door:
a. bedanken;
b. overlijden;
c. een daartoe strekkend besluit van de organisatie(s), welke het lid heeft (hebben) benoemd;
d. een daartoe strekkend besluit van het bestuur als bedoeld in arti- kel 14, derde lid.
8. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie(s), welke gelet op het derde lid daar- voor in aanmerking komt (komen). Bij vervulling van een tussen- tijdse vacature heeft het nieuwe lid zitting tot het einde van de lopende zittingsperiode, doch is na afloop van die termijn opnieuw benoembaar. Gedurende het bestaan van een tussentijdse vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.
9. De deskundigheid van het bestuur van het fonds dient naar het oor- deel van de Pensioen& Verzekeringskamer voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden.
10. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuurs- leden mogen de Pensioen- & Verzekeringskamer geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het negende lid, de betrouwbaarheid van de bestuursleden niet bui- ten twijfel staat.
13
11. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deel- nemers en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
12. Het bestuur van het fonds brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan de Pensioen & Verzekerings- kamer.
13. Een wijziging als bedoeld in het twaalfde lid word niet doorgevoerd indien de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen zes weken na ont- vangst van de melding, of, indien de Pensioen- & Verzekeringskamer om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes we- ken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur van het fonds bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijzi- ging instemt.
14. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het tiende lid, stelt het bestuur van het fonds de Pensioen- & Verzekeringskamer daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
15. Hetgeen in deze statuten is bepaald ten aanzien van de leden van het bestuur, geldt evenzeer voor de plaatsvervangende leden.
Artikel 11
Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee andere leden zulks wenselijk achten, doch tenminste éénmaal per jaar.
2. De vergaderingen van het bestuur worden geleid door de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter en bij beider afwezigheid door de oudste in anciënniteit van de aanwezige bestuursleden. Indien in laatstgenoemd geval twee of meer bestuursleden een gelijke anciën- niteit hebben treedt de oudste in jaren als voorzitter op.
3. Geldige besluiten kunnen, tenzij deze statuten daaromtrent anders bepalen, genomen worden in vergaderingen, waarin tenminste drie leden aanwezig zijn van wie tenminste één werkgevers- en één werknemerslid, indien niet vóór de vergadering door één of meer bestuursleden bij de voorzitter schriftelijk bezwaren zijn ingediend tegen een op de agenda vermeld voorstel. Over een voorstel, waar- tegen schriftelijke bezwaren zijn ingediend, kan in een vergadering slechts een besluit genomen worden, indien tenminste vier bestuurs- leden aanwezig zijn.
14
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, daar niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die verga- dering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kun- nen in die vergadering over de voorstellen waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen beslissingen kon worden genomen, besluiten worden genomen mits tenminste één werkgeverslid en één werknemerslid aanwezig zijn.
5. Indien de voorzitter en de secretaris dit wenselijk achten, kunnen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden besluiten schrif- telijk van het bestuur worden gevraagd.
Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door één of meer leden van het bestuur binnen de daarvoor door de voorzitter gestelde termijn bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of het voorgelegde ontwerpbesluit.
6. De besluiten van het bestuur worden, voorzover daarvan bij deze sta- tuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Xxxxxx stemmen en ongeldige stemmen worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.
7. Xxxxxxxx over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Xxxxxxxx over personen geschiedt, behoudens indien de verkiezing bij accla- matie plaats vindt, bij gesloten en ongetekende briefjes.
8. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.
Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot.
9. De leden van het bestuur hebben in de vergadering van het bestuur ieder één stem, indien de aantallen der ter vergadering aanwezige werkgeversleden en werknemersleden even groot zijn. Is dit niet het geval, dan brengt ieder van de werkgeversleden respectievelijk van de werknemersleden van het bestuur evenveel stemmen uit als er leden van de andere groep aanwezig zijn.
15
Artikel 12
Oproeping voor de vergaderingen van het bestuur
1. De oproeping voor de vergaderingen van het bestuur geschiedt in opdracht van de voorzitter en, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten- minste 14 dagen. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur, die op verzoek van de leden worden bijeengeroepen, geschiedt schrif- telijk in opdracht van deze leden en op een termijn van ten minste 14 dagen.
2. De oproeping vermeldt, behalve het tijdstip en plaats van de verga- dering, de te behandelen onderwerpen en bevat als bijlagen zoveel mogelijk alle schriftelijk opgestelde voorstellen en ontwerpen, welke in de vergadering zullen worden behandeld.
3. In de vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bij- eengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig zijn.
Artikel 13
Reis- en verblijfkosten bestuursleden en vacatiegeld
Reis- en verblijfkosten door de bestuursleden in hun functie gemaakt, worden vergoed. Vergoeding geschiedt volgens door het bestuur vastge- stelde regelen. Het bestuur kan voorts besluiten de bestuursleden voor elke door hen bijgewoonde vergadering een vacatiegeld toe te kennen.
Artikel 14
Bestuursbevoegdheden en vertegenwoordiging
1. Het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door het bestuur. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en de pensioenreglementen. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, ver- vreemden of bezwaren van registergoederen, en het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Van de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stich- ting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, maakt het bestuur gebruik in geval van spe- cifieke onderwerpen.
16
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De voorzitter en secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk het fonds in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter res- pectievelijk de secretaris xxxxxx in zijn plaats de plaatsvervangende voorzitter respectievelijk de plaatsvervangende secretaris op.
3. De bestuursleden verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in hun functie om- trent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan het bestuur of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrou- welijk karakter moeten begrijpen. Hij die de uit het voorgaande voortvloeiende geheimhouding schendt kan bij besluit van het be- stuur uit zijn functie worden ontheven.
4. Het bestuur kan een of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een of meer door het bestuur uit zijn mid- den aangewezen commissies. Onverminderd het bepaalde in artikel 15 kan het bestuur ook een of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de administrateur. Degene aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd/gemandateerd is voor de uitoefening van die bevoegdheden verantwoording schuldig aan het bestuur.
Artikel 15
Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijk- heid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot weder- opzegging benoemde administrateur.
2. De administrateur woont de vergaderingen van het bestuur bij, tenzij het bestuur in een bijzonder geval anders bepaalt.
Artikel 16
Actuaris
1. Door het bestuur wordt een actuaris benoemd.
2. De actuaris heeft tot taak het bestuur voor te lichten omtrent de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust en
17
een verklaring af te geven over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten. De actuaris brengt jaarlijks een actuarieel rapport uit aan het bestuur en is belast met de samenstelling van de in de jaarrekening opgenomen balans.
3. De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is.
Artikel 17
Accountant
1. Door het bestuur wordt een accountant benoemd, die tot taak heeft de jaarrekening en het verslag bedoeld in artikel 19 te controleren.
2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en beschei- den van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem desver- langd worden getoond.
Artikel 18
Boekjaar
Het boekjaar van het fonds loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 19
Rekening en verantwoording van het bestuur
1. Het bestuur stelt jaarlijks na afloop van het boekjaar een jaarreke- ning, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boek- jaar vast.
2. Ten blijke van de vaststelling van de in het vorige lid genoemde stukken worden deze ondertekend door de voorzitter en de secreta- ris.
3. Voorafgaand aan ieder jaar stelt het bestuur met betrekking tot de vut-regeling en de toeslagregeling een begroting vast. De begroting is voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers be- schikbaar.
4. De in het eerste lid bedoelde stukken worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van het fonds;
18
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkge- legenheid aan te wijzen plaatsen.
5. Het bestuur van het fonds legt aan de Pensioen- & Verzekerings- kamer jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens over het ver- streken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van de Pensioen- & Verzekeringskamer blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deel- nemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
6. Het bestuur van een fonds legt aan de Pensioen- & Verzekerings- kamer bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van een actuaris.
7. De jaarrekening en het jaarverslag moeten door een registeraccoun- tant met certificerende bevoegdheid zijn gecontroleerd en zijn voor- zien van een verklaring omtrent de getrouwheid.
8. Het jaarverslag wordt op aanvraag van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daar- aan verbonden kosten.
Artikel 20
Wijziging van de statuten of de reglementen
1. De statuten en de reglementen kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 11 is daarbij van toe- passing, tenzij daarvan in de volgende leden van dit artikel wordt afgeweken.
2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen:
– in een bestuursvergadering, waarin ten minste twee derde van het totaal aantal leden aanwezig is; en
– met ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen.
Indien geen besluit kon worden genomen, omdat het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig was, wordt binnen een maand een tweede
19
vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kan een besluit worden geno- men, indien:
– in de vergadering ten minste twee bestuursleden aanwezig zijn, waaronder ten minste één werkgeverslid en één werknemerslid; en
– het besluit wordt genomen met ten minste twee derde van de uit- gebrachte stemmen.
3. Indien de voorzitter en secretaris dit wenselijk achten, kan een besluit als bedoeld in het eerste lid ook schriftelijk van het bestuur worden gevraagd. Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerpbesluit.
4. Terzake van een wijzigingsvoorstel als bedoeld in dit artikel zullen de werkgeversleden geen stem uitbrengen dan na bekomen machti- ging van de in artikel 10, derde lid, genoemde werkgeversorganisatie. Van het verkrijgen van deze machtiging zal blijken door een desbe- treffende verklaring af te geven door de voorzitter en de secretaris van bedoelde organisatie.
5. Een wijziging van de reglementen treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip, een wijziging van de statuten treedt in wer- king nadat deze wijziging door de notaris in een akte is neergelegd of op een later gelegen, door het bestuur bepaald tijdstip.
Artikel 21
Wijziging of vermindering van aanspraken
1. Indien het over enig boekjaar voor dekking van toe te kennen pen- sioenaanspraken beschikbare deel der over dat boekjaar ontvangen premies niet voldoende blijkt om de over dat boekjaar volgens de pensioenreglementen toe te kennen pensioenaanspraken te verzeke- ren, zullen de aanspraken worden vastgesteld op een naar evenredig- heid van het premietekort verminderd bedrag, tenzij het premietekort over dat boekjaar, naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actu- aris, ten laste van de algemene reserve kan worden gebracht.
2. Indien de financiële toestand van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, daartoe aanleiding geeft, kan een wij- ziging van de statuten en de pensioenreglementen leiden tot een wij- ziging of vermindering van de tegenover het fonds verworven aan- spraken op pensioen, daaronder mede begrepen reeds ingegaan pensioen of andere uitkeringen. Het in de vorige volzin bepaalde lijdt
20
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
uitzondering, indien het mogelijk is met betrekking tot het ontstane tekort een financieringsregeling te treffen.
3. Een vermindering van de aanspraken ingevolge het vorige lid zal voor iedere deelnemer, gewezen deelnemer en overige belangheb- benden worden bepaald naar evenredigheid van de waarde van hun aanspraken ten tijde van de vermindering. Het bestuur is bevoegd de reeds ingegane pensioenen geheel of ten dele van deze vermindering uit te zonderen.
Artikel 22
Commissie van beroep
1. Er is een commissie van beroep. De samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van deze commissie worden geregeld in het Algemeen Reglement.
2. Na de behandeling van een beroep ontvangen de voorzitter en de leden van de commissie van beroep een vergoeding voor de door hen in hun hoedanigheid verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten. Deze vergoedingen worden door de voorzitter en de secretaris van het bestuur vastgesteld met inachtneming van de daartoe door het bestuur vastgestelde richtlijnen.
Artikel 23
Ontbinding en liquidatie van het fonds
1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot ontbinding van het fonds kan slechts worden genomen in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering. Het bepaalde in artikel 20, tweede en vierde lid, is van toepassing.
2. De liquidatie geschiedt door het laatste bestuur.
3. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van het fonds.
3. De slotrekening van de liquidateuren behoeft de goedkeuring van de organisaties, welke zijn belast met de benoeming van de leden van het bestuur.
21
Artikel 24
Overeenkomsten ter beperking van pensioenverlies
1. Het bestuur is bevoegd overeenkomsten te sluiten welke ten doel hebben pensioenverlies bij overgang van een deelnemer van het fonds naar een andere pensioenvoorziening of omgekeerd te beper- ken.
2. Het bestuur kan ter uitvoering van het in het eerste lid bepaalde ten aanzien van de betrokken deelnemers van de bepalingen van de sta- tuten of de pensioenreglementen afwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke deelnemers.
4. Overdrachten van pensioen of aanspraken op pensioen vinden slechts plaats na instemming van de rechthebbende.
Artikel 25
Informatieverstrekking
1. Iedere deelnemer wordt bij de aanvang van de deelneming schrifte- lijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de statuten en de inhoud van het pensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers schrifte- lijk geïnformeerd over wijzigingen van statuten en reglement.
2. Het fonds stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de gel- dende statuten en reglementen kennis te nemen.
22
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ALGEMEEN REGLEMENT
Artikel 1
Werkingssfeer
Tenzij uit de tekst nadrukkelijk anders blijkt, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing op:
a. het Financieringsreglement.
Voorts zijn bepalingen van dit reglement van toepassing indien zij in het betreffende reglement nadrukkelijk van toepassing worden verklaard.
Artikel 2
Definities
De definities en de begripsomschrijvingen zoals vermeld in de Statuten zijn ook in dit reglement van toepassing. Verder wordt in dit reglement verstaan onder:
1. Houtbedrijf:
alle in Nederland gevestigde ondernemingen, die uitsluitend of in hoofdzaak – voor eigen rekening en risico en gericht op niet- particulieren als afnemers – de groothandel uitoefenen in (Neder- lands en/of buitenlands, onbewerkt, dan wel bewerkt zonder dat daardoor een eindproduct is ontstaan) hout- en plaatmateriaal en aan- verwante artikelen en/of die uitsluitend of in hoofdzaak de navol- gende werkzaamheden verrichten:
– (loon)zagen,
– (loon)schaven,
– (loon)drogen en/of (loon)verduurzamen van hout,
– ten behoeve van de handel, hout oogsten in bossen en andere houtopstanden,
– de vervaardiging van producten uit houtafval, niet zijnde eind- producten alsmede de handel in deze producten;
2. de werkgever:
iedere werkgever in het houtbedrijf;
3. Aangesloten werkgever is de werkgever, die:
a. krachtens artikel 2 van de Wet verplicht is tot naleving van wat is bepaald in of krachtens de Statuten, het Algemeen Reglement,
23
het Pensioenreglement, het Prepensioenreglement, het Financie- ringsreglement en het Invaliditeitspensioenreglement bepaalde;
b. krachtens een cao in de houthandel verplicht is tot naleving van wat is bepaald in of krachtens de Statuten, het Algemeen Regle- ment, het Financieringsreglement, het Reglement Toeslagregeling en het Reglement Vervroegde Uittreding voor de Houthandel;
4. de werknemer:
a. ieder, die ingevolge arbeidsovereenkomst in dienst is van een werkgever met uitzondering van de bestuurder in de zin van het Burgerlijk Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die op grond van de Handelsregisterwet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het Handelsregister;
b. ieder, die persoonlijk (een van) de in artikel 1, onder 2 genoemde werkzaamheden verricht voor een werkgever ingevolge een met deze werkgever of een derde gesloten overeenkomst van aanne- ming van werk en niet krachtens de wet tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds verplicht is;
5. arbeidsovereenkomst:
een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burger- lijk Wetboek.
6. het fonds:
de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel
7. de wet:
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
8. pensioenregeling:
de pensioenregeling zoals neergelegd in het Pensioenreglement.
9. prepensioenregeling:
de regeling van het prepensioen zoals neergelegd in het Prepensioen- reglement.
10. invaliditeitspensioenregeling:
de regeling zoals neergelegd in het Invaliditeitspensioenreglement, verder: i.p.-reglement.
11. toeslagregeling:
de toeslagregeling zoals neergelegd in de Cao Toeslagregeling en in het Reglement Toeslagregeling.
12. overgangsregeling:
de overgangsregeling welke in de Cao Toeslagregeling is opgenomen voor werknemers van 58 jaar en 59 jaar die in de periode van
24
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
1 januari 2002 tot en met 31 maart 2002 voldoen aan de in die cao gestelde voorwaarden met betrekking tot de overgangsregeling.
13. vut-regeling:
de Regeling Vervroegde Uittreding voor de Houthandel zoals die tot 1 januari 2002 was neergelegd in de cao regelende het vervroegd uit- treden in de houthandel en het bij die cao behorende uittredings- reglement en de Statuten van de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Houthandel.
14. deelnemer:
a. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krach- tens artikel 2 van de Wet en het bepaalde in het Pensioen- reglement of Prepensioenreglement;
b. de werknemer, die niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met de betrokken werkgever gesloten over- eenkomst, door het bestuur als deelnemer is toegelaten;
x. xxxxxx, die deelnemer was als bedoeld onder a of b en de deel- neming individueel voortzet.
15. gewezen deelnemer:
de persoon die zijn deelneming anders dan door overlijden of pen- sionering heeft beëindigd.
16. pensioendatum:
de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deel- nemer 65 jaar wordt of, als hij niet eerder was overleden, zou zijn geworden.
17. prepensioendatum:
de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deel- nemer 60 jaar wordt.
18. loon:
het op de datum van vaststelling van de (pre)pensioengrondslag voor de deelnemer geldende vaste salaris in geld, daaronder begrepen vakantietoeslag, vaste eindejaarsuitkeringen, vaste gratificaties, plus die onderdelen van het inkomen die volgens de normale arbeidsduur tot het vaste loon behoren.
Onder loon wordt niet verstaan:
a. de aanvullingen op en de uitkeringen ingevolge de Wet op de
25
Arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Werkloosheidswet en de Toeslagenwet,
b. de werkgeversbijdrage in de kosten van de particuliere ziektekos- tenverzekering,
c. winst uit onderneming alsmede het bedrag waarmee het salaris is verhoogd ingevolge het bepaalde in de Wet brutering overheve- lingstoeslag lonen (Wet van 22 december 1993; Stb. 1998, 742) en onder toepassing van artikel 6, tweede lid, van genoemde wet.
Indien op de datum van vaststelling van de (pre)pensioengrondslag de werkgever aan de werknemer tijdelijk geen loon of niet het nor- male loon is verschuldigd, omdat de werknemer:
x. xxxxxxxxxx is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, of
e. wegens gehele of gedeeltelijke werkloosheid tijdens het bestaan van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werkne- mer een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet geniet,
f. om andere redenen tijdelijk geen of niet gedurende de normale duur arbeid verricht in dienst van de werkgever,
g. gebruik maakt van het verlof ingevolge de Xxx op het ouder- schapsverlof,
wordt met inachtneming van het bepaalde in het voorgaande lid als het loon van de deelnemer beschouwd het loon, dat zonder verzuim voor hem zou hebben gegolden.
19. WAO-aanvullingsgrondslag:
de loondervingsuitkering als bedoeld in artikel 21 WAO, zoals deze voor betrokken deelnemer gold, direct voorafgaand aan het moment van het ontstaan van het recht op de vervolguitkering krachtens de WAO. Indien de deelnemer niet voor een loondervingsuitkering in aanmerking komt is de WAO-aanvullingsgrondslag gelijk aan de loondervingsuitkering die zou zijn vastgesteld als de deelnemer wel voor een dergelijke uitkering in aanmerking zou zijn gekomen.
20. WAO-aanvulling en WAO+-aanvulling:
de op grond van het Invaliditeitspensioenreglement te betalen uitke- ringen aan de deelnemer.
21. i.p.-deelnemer:
a. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krach- tens artikel 2 van de wet en het bepaalde in het i.p.-reglement;
b. de werknemer, die niet zijnde de werknemer onder a bedoeld die ingevolge een met de betrokken werkgever gesloten overeen- komst, door het bestuur als i.p.-deelnemer is toegelaten;
x. xxxxxx, die i.p.-deelnemer was als bedoeld onder a of b en de i.p.-deelneming individueel voortzet.
26
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
22. partner:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e) van de gehuwde (gewezen) deelnemer, van de gepensioneerde of van de werknemer als bedoeld in artikel 18 van het pensioenreglement;
x. xxxxxx die met de ongehuwde (gewezen) deelnemer, de gepen- sioneerde of de werknemer als bedoeld in artikel 18 van het pensioenreglement een partnerrelatie heeft die is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand;
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer, de gepensioneerde deelnemer of de werknemer als bedoeld in artikel 18 van het pensioenreglement samenwoont, die niet een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van deze (gewezen)- deelnemer, gepensioneerde of de werknemer als bedoeld in arti- kel 18 van het pensioenreglement is en die in een samenlevings- contract of in een notarieel verleden akte door de ongehuwde (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of de werknemer als be- doeld in artikel 18 van het pensioenreglement – onder herroeping van eerdere begunstiging van partnerpensioen – is aangewezen als begunstigde van partnerpensioen.
23. ex-partner:
a. de partner van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer na het begin van diens deelneming in het fonds is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed;
b. de partner als bedoeld onder 22, sub b, waarvan de partner- registratie in de registers van de burgerlijke stand is beëindigd anders dan door dood of vermissing, dan wel door in het huwe- lijk te treden met de (gewezen) deelnemer;
c. de partner als bedoeld in onder 22, sub c, van wie het samenlevingscontract als bedoeld in onder 22, sub c, is geëin- digd.
24. wet Pensioenverevening:
de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
25. Vrijstellingsbesluit: vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000.
26. Het Circuit:
Het door de Stichting Het Circuit ingestelde circuit van waarde- overdracht ter voorkoming van pensioenverlies, waarbij het fonds is aangesloten.
27
27. directeur-grootaandeelhouder:
de niet (meer) voor de werknemersverzekeringen verzekerde groot- aandeelhouder en de echtgeno(o)t(e), partner dan wel familieleden van de grootaandeelhouder van een N.V. of B.V.
28. vut:
uittreding op grond van de vut-regeling.
29. vutter:
degene die gebruik maakt van de mogelijkheid van vut.
30. SV-uitkering:
een uitkering krachtens de ZW, WAO/Anw/WAZ, WW, IOAZ of IOAW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet, de RWW of met aanvullingen op de WAO, of, voor de directeur-grootaandeelhouders, een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering.
31. aanvullingen op de WAO:
a. de aanvullingen als bedoeld in invaliditeitspensioenreglement, uitgezonderd de eenmalige uitkeringen op grond van het invalidi- teitspensioenreglement;
b. de aanvullingen op de WAO-uitkering op grond van de bijzon- dere pensioenvoorziening waarvoor vrijstelling van deelneming in de regeling van het fonds is verkregen, uitgezonderd de een- malige uitkeringen op grond van de hier bedoelde bijzondere pensioenvoorziening;
c. de aanvullingen op de WAO-uitkering die door de (voormalige) werkgever worden verstrekt.
32. indexcijfer:
het percentage tot in twee decimalen nauwkeurig vastgesteld, waar- mede de lonen in de cao voor de houthandel volgens cao-partijen stijgen of dalen in de periode van een jaar lopend van 1 juli liggend voor de datum waarop het cijfer moet worden toegepast en 2 juli van het daaraan voorafgaande jaar.
33. arbeidsongeschikt:
arbeidsongeschikt in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschikt- heidsverzekering, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen Zelfstandigen, dan wel de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten. De vast- stelling – al dan niet met terugwerkende kracht – van de mate van arbeidsongeschiktheid door het uitvoeringsorgaan van de betreffende wet is beslissend voor de toepassing van dit reglement.
28
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
34. gedeeltelijk arbeidsongeschikt:
25% of meer, doch minder dan 45% arbeidsongeschikt.
35. half arbeidsongeschikt:
45% of meer, doch minder dan 65% arbeidsongeschikt.
36. volledig arbeidsongeschikt: 65% of meer arbeidsongeschikt.
37. maximum-uitkeringstermijn:
de termijn van 52 weken, bedoeld in Burgerlijk Wetboek, artikel 7:629 eerste lid, respectievelijk in artikel 29, vijfde lid van de Ziek- tewet, berekend met inachtneming van het bepaalde in deze artike- len.
Artikel 30
Citeertitel
Dit reglement kan worden aangehaald als ,,Algemeen Reglement’’.
29
REGLEMENT VERVROEGD UITTREDEN VOOR DE HOUTHANDEL
Artikel 1
Begripsbepalingen
De definities en de begripsomschrijvingen zoals vermeld in de Statuten en in het Algemeen Reglement zijn op dit reglement van toepassing.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Dit reglement heeft een tijdelijk karakter: het geldt tot het einde van de langstlopende uitkering op grond van de cao regelende het ver- vroegde uittreden voor de houthandel (vut-cao) zoals die vóór 1 ja- nuari 2002 bestond.
2. Dit reglement is uitsluitend van toepassing op:
– de werkgevers op wie de bepalingen van de cao voor de hout- handel van toepassing zijn,
– de vutters die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot uittreden op grond van de cao regelende het vervroegde uittreden voor de houthandel (vut-cao) zoals die op het moment voor hun uittreden gold.
3. De laatste mogelijkheid tot uittreden was op 31 december 2001. Na dit tijdstip kan niet meer worden uitgetreden, wel kan nog de mate van uittreding worden vergroot door degenen die gebruik hebben gemaakt van de deeltijdregeling.
4. De vutter moet voldoen aan de uittredingsvoorwaarden zoals die waren neergelegd in de vut-cao en het daarbij horende uittredings- reglement geldend op het moment van uittreden.
5. Het fonds zal controle uitoefenen op de naleving van de voorwaar- den.
6. Indien tijdens de uittreding alsnog zou blijken dat niet of niet meer aan de uittredingsvoorwaarden wordt voldaan, dan is het bepaalde in artikel 10 van toepassing.
30
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 3
Uitkering
1. De uitkeringsgrondslag voor de vutters is vastgesteld op grond van het uitkeringsreglement dat gold op het moment van uittreden.
2. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald. Het tijdstip van de betaling ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering verschuldigd is, zonodig onder verrekening van de vermin- dering als bedoeld in artikel 9 en artikel 10.
3. Met inachtneming van de in artikel 4 opgenomen overgangsregeling bedraagt de bruto-uitkering bij aanvang van de vut het in onder- staande tabel genoemde percentage van de uitkeringsgrondslag, her- leid tot een maandbedrag.
a. op of na 1 januari 1994, maar vóór 1 januari 1996, dan bedraagt het uitkeringspercentage indien is uitgetreden op de leeftijd van: 58 en 59 jaar: 75%*
op of na 1 januari 1996, dan bedraagt het uitkeringspercentage indien is uitgetreden op de leeftijd van:
b. 58 en 59 jaar: 65%* 60 en 61 jaar: 70%*
62, 63 en 64 jaar: 80%*
(* het percentage geldend op het moment van uittreden blijft gedurende de gehele vut-periode ongewijzigd.)
4. Voor de volledig arbeidsongeschikten die gebruik hebben gemaakt van de uittredingsmogelijkheid zoals neergelegd in de vut-cao en het vut-reglement op het moment van hun uittreden voor hen gold, bedraagt de bruto uitkering het hierna genoemde percentage van de voor hen vastgestelde uitkeringsgrondslag.
Indien is uitgetreden:
– vóór 1 januari 1994, dan bedraagt het uitkeringspercentage indien is uitgetreden op de leeftijd van: 55 tot en met 60 jaar: 85%1)
– op of na 1 januari 1994, maar vóór 1 januari 1996, dan bedraagt het uitkeringspercentage indien is uitgetreden op de leeftijd van: 55, 56 en 57 jaar: 85%1)
58 jaar en ouder: 75%2)
(1) het percentage wijzigt bij het bereiken van de volgende leef- tijdscategorie en gaat in op de eerste dag van de maand volgend
31
op de maand waarin de 58-jarige, resp. de 61-jarige of 63-jarige leeftijd wordt bereikt.)
(2) dit percentage gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de 58-jarige leeftijd wordt bereikt en blijft voorts gedurende de resterende vut-periode ongewijzigd.)
– op of na 1 januari 1996: 70%.
5. De bruto-uitkeringen worden tijdens de looptijd aangepast bij die algemene wijzigingen van de lonen zoals overeengekomen in de cao voor de houthandel, die door partijen aan het bestuur van het fonds worden aangewezen. Deze aanpassingen zijn gerelateerd aan de hier- voor bedoelde algemene wijzigingen en worden door het bestuur van het fonds vastgesteld waarbij eventuele overheidsmaatregelen in acht worden genomen. De stijging van de netto uitkeringen door de hier- voor bedoelde aanpassingen mag relatief niet groter zijn dan het netto resultaat van de hiervoor bedoelde loonstijging.
6. De uitkering bedraagt voor ieder van wie de vut is aangevangen vóór 1 januari 1996 of die zijn geboren op of vóór 1 april 1939 bij de aan- vang van hun vut en gedurende de gehele looptijd van de uitkering netto ten minste het voor betrokkene geldende netto bedrag van het wettelijk minimumloon vermeerderd met de vakantietoeslag volgens de cao voor de houthandel. Voor de overige vutters geldt de in de vorige volzin genoemde garantie alleen voor degenen die zijn uitge- treden op de leeftijd van 60 jaar of ouder. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimum uitkering in ver- houding verlaagd. Eventuele overheidsmaatregelen zullen hierbij pre- valeren in verband waarmee het minimumbedrag dienovereenkom- stig wordt vastgesteld.
7. De uitkering bedraagt bij aanvang netto ten hoogste 100% van zijn netto-uitkeringsgrondslag.
Artikel 4
Overgangsregeling
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 geldt de volgende overgangs- regeling voor vutters uit de volgende geboortejaren:
– Voor degenen die zijn geboren vóór of op 1 april 1938 geldt een uit- keringspercentaqe van: 75%.
– Voor degenen die zijn geboren na 1 april 1938, maar vóór of op 1 april 1939 gelden de volgende uitkeringspercentages indien is uit- getreden op de leeftijd van:
58 en 59 jaar: 70%
60 en 61 jaar: 75%
– Voor xxxxxxx, geboren in bovengenoemde periode, die zijn uitgetre-
32
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
den op de leeftijd van 62 jaar en ouder, geldt een uitkeringspercentage van 80%.
Het percentage geldend op het moment van uittreden blijft gedurende de gehele vut-periode ongewijzigd.
Artikel 5
Inhoudingen
Door het fonds wordt op de uitkering ingehouden:
a. de verschuldigde loonheffing;
b. het werknemersdeel van de premie ingevolge de Ziekenfondswet res- pectievelijk van de eventuele premie voor de ziektekostenverzeke- ring;
c. het werknemersdeel van de pensioenpremie ingevolge de voor de vutter geldende pensioenregeling.
d. de volledige MOOZ- en WTZ-bijdrage.
Artikel 6
Financiële verplichtingen van het fonds
Het fonds neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar reke- ning:
a. het werkgeversdeel van de premie ingevolge de Ziekenfondswet;
b. het werkgeversaandeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel res- pectievelijk van de pensioenpremie voor een andere voor de betrok- kene geldende pensioenregeling tot ten hoogste het werkgeversdeel volgens de verplichte regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel, als wordt voldaan aan artikel 7, lid 1;
c. het deel van de particuliere ziektekostenverzekering dat de voorma- lige werkgever aan die verzekering zou hebben blijven bijdragen als de arbeidsovereenkomst nog zou bestaan. Dit deel wordt echter op tweeërlei wijze gemaximeerd: het deel dat het fonds voor haar reke- ning neemt is niet méér dan de helft van de premie voor de hiervoor bedoelde particuliere ziektekostenverzekering, maar ook niet méér dan de maximum werkgeversbijdrage in de premie ingevolge de Ziekenfondswet. De wettelijke bijdrage ingevolge de MOOZ-regeling en de zogenaamde. poolingbijdrage wordt niet door het fonds voor haar rekening genomen.
33
Artikel 7
Pensioen- en ziektekostenverzekering
1. De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de vutter afgesloten pensioenverzekering en ziektekos- tenverzekering worden tot de pensioendatum voortgezet alsof de arbeidsovereenkomst die de betrokkene met de werkgever had in stand zou zijn gebleven, op voorwaarde dat de vutter zijn eventuele bijdrage in de pensioenpremie en in de premie ziektekostenverzeke- ring blijft voldoen alsof de arbeidsovereenkomst die betrokkene met de werkgever had in stand zou zijn gebleven. Onder ,,door de werk- gever ten behoeve van de vutter afgesloten pensioenverzekering’’ wordt ook verstaan de pensioenverzekering die is getroffen met in achtneming van het bepaalde in artikel 2, lid 4, sub c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
2. Indien de werkgever op het moment van uittreden bijdraagt in een door de werkgever afgesloten ziektekosten- c.q. pensioenverzekering dan zet hij de betaling van deze bijdrage tot de pensioendatum voort alsof de arbeidsovereenkomst die betrokkene met de werkgever had in stand zou zijn gebleven.
3. Indien krachtens de bestaande pensioenverzekering voor de vutter hogere pensioenen zouden worden opgebouwd dan bij deelneming in de verplichte regeling van het fonds, is de werkgever bevoegd die verzekering zodanig te verlagen, dat gedurende de uittredingsperiode dezelfde pensioenen worden opgebouwd als bij deelneming in ge- noemd fonds. In dat geval wordt de in het eerste lid bedoelde werk- nemersbijdrage naar evenredigheid verlaagd. Het in de eerste volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een bijdrage van de werkgever in de door de vutter afgesloten pensioenverzekering.
Artikel 8
Vermindering, respectievelijk wijziging van rechten
1. Wanneer de vutter in aanmerking komt voor:
– een SV-uitkering; of
– een ouderdomspensioen krachtens een ouderdomspensioen- regeling op grond van een arbeidsovereenkomst in de houthan- del, waaronder de pensioenregeling als bedoeld in artikel 2, vierde lid, sub c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet; of
– een aanvulling op de fulltime of parttime vut-uitkering (verder: de aanvulling) door de (voormalige) werkgever in welke vorm dan ook, dan dient hij zulks onverwijld aan het fonds te melden.
2. De SV-uitkering dan wel de aanvulling door de (voormalige) werk- 34
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
gever wordt op de door het fonds te verstrekken uitkering in minde- ring gebracht.
3. De vutter is verplicht om elke wijziging in de SV-uitkering, de aan- vulling van de (voormalige) werkgever of de pensioenuitkeringen als bedoeld in het tweede lid, onder b en c, onverwijld aan het fonds te melden.
Artikel 9
Verrichten van arbeid en nevenverdiensten
1. Alle werkzaamheden in de Houthandel of in enige andere bedrijfs- tak die tijdens de vut worden voortgezet of worden aangevangen na het begin van de vut moeten bij het fonds worden gemeld bij het ver- zoek om vut respectievelijk vóór aanvang van die werkzaamheden.
2. a. Het is de vutter niet toegestaan betaalde of onbetaalde werkzaam- heden in de Houthandel te verrichten. Het bestuur kan ontheffing verlenen van dit verbod.
b. Als de vutter zonder de onder a bedoelde ontheffing toch werk- zaamheden in de Houthandel verricht, vervalt zijn recht op uit- kering. Het vervallen van het recht op uitkering kan ook met terugwerkende kracht worden toegepast.
3. Inkomsten uit werkzaamheden buiten de Houthandel die vóór uittre- den al werden verricht worden niet op de uitkering in mindering gebracht, mits die werkzaamheden niet worden uitgebreid na uittre- den. Hetgeen na aanvang van de vut door uitbreiding van de werk- zaamheden méér wordt verdiend dan vóór aanvang van de vut, wordt op de uitkering in mindering gebracht.
4. Inkomsten uit werkzaamheden buiten de Houthandel die na aanvang van de vut zijn begonnen worden:
– volledig op de uitkering in mindering gebracht als zij op grond van een arbeidsovereenkomst worden verricht, en
– als zij niet op grond van een arbeidsovereenkomst worden ver- richt worden zij op de uitkering in mindering gebracht voor zover die inkomsten samen met de uitkering méér bedragen dan de grondslag voor de uitkering.
35
Artikel 10
Terugvordering/beëindiging
Indien ten onrechte een uitkering is betaald of indien te veel is uitge- keerd kan dat worden teruggevorderd.
Het bestuur is in deze gevallen bevoegd om de uitkering te verminderen of te beëindigen.
Artikel 11
Beëindiging recht op uitkering
Onverminderd het bepaalde in artikel 9 en 10 eindigt het recht op uitke- ring
a. op de eerste dag van de maand waarin de vutter de 65-jarige leeftijd bereikt;
b. op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de vut- ter is overleden;
c. vanaf de datum waarop de vutter opnieuw werkzaam is in de hout- handel met of zonder beloning.
In het onder b bedoelde geval wordt aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in de cao voor de Houthandel een overlijdensuitkering ver- strekt. Deze overlijdensuitkering is gelijk aan een bedrag ter grootte van twee maal de vut-uitkering van betrokkene over de maand waarin zijn/ haar overlijden plaatsvond. Indien het uittreden en het overlijden op 31 december 2001 heeft plaatsgevonden is de overlijdens-uitkering ge- lijk aan een bedrag ter grootte van twee maal de vut-uitkering die de vutter gehad zou hebben als hij in december 2001 een uitkering zou heb- ben ontvangen berekend naar een maand.
Artikel 12
Hardheidsclausule
In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing in afwijking van de bepalingen van het reglement nemen.
Artikel 13
Verplichting tot opgave van gegevens
De vutter en zijn (voormalige) werkgever zijn verplicht de door de admi- nistrateur voor de behandeling van de aanvrage benodigde gegevens te verstrekken.
36
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De vutter is verplicht om aan de administrateur opgave te doen van die gegevens, die de administrateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft.
Artikel 14
Periode van parttime-uittreding en aanpassing van de parttime uittreding:
1. Vutters die op de leeftijd van 58 jaar parttime zijn uitgetreden blij- ven een minimale periode parttime vutter.
2. Ten aanzien van de duur en de omvang van de parttime uittreding gelden de navolgende voorwaarden:
a. indien is uitgetreden op of na 1 januari 1996 dan is de periode van vut in de parttime vut minimaal:
3 jaar indien de uittredingsleeftijd 58 jaar is; 2 jaar indien de uittredingsleeftijd 59 jaar is; 1 jaar indien de uittredingsleeftijd 60 jaar is;
1⁄2 jaar indien de uittredingsleeftijd 61 jaar of ouder is.
Indien er sprake is van sociale urgentie kan het bestuur van het fonds besluiten dat van de minimale periode wordt afgeweken op grond van de hardheidsclausule in het reglement van het fonds.
b. indien de deelnemer bij aanvang van de parttime uittreding geko- zen heeft voor de uittreding op 1 hele dag, dan heeft hij de moge- lijkheid die uit te breiden tot 2 hele dagen.
c. de keuze voor parttime uittreding voor 2 hele dagen, zowel bij aanvang van de part-time uittreding als bij vorenbedoelde uitbrei- ding, is eenmalig en onherroepelijk.
d. de parttime vutter kan na de hierboven bedoelde minimale duur van de part-time uittreding, fulltime uittreden.
e. de mogelijkheid van 1 naar 2 dagen en van 2 dagen naar fulltime uittreden bestaat tegen de eerste dag van ieder kalenderkwartaal.
3. a. De part-time uitkering bedraagt:
de uitkering die gekregen zou zijn als de parttime vutter op dat moment fulltime zou zijn uitgetreden gedeeld door 5 (dagen) ver- menigvuldigd met het aantal dagen, waarop part-time wordt uit- getreden. Deze uitkering geldt voor de gehele vut-periode.
b. Indien van de in sub b of sub d van het tweede lid aangegeven mogelijkheid gebruik is gemaakt, wordt voor de berekening van de uitkering na uitbreiding van de part-time uittreding met een
37
tweede dag, respectievelijk na uitbreiding van de part-time uit- treding tot een fulltime uittreding de berekening zoals onder a bedoeld opnieuw uitgevoerd, uitgaande van de uitkerings- grondslag die bij de eerste deeltijd uittreding is gehanteerd, bij- gesteld met de eventuele verhogingen die voortvloeien uit de cao voor de houthandel.
4. Inkomsten, voortvloeiende uit dezelfde arbeidsovereenkomst als op grond waarvan part-time wordt uitgetreden en voortvloeiende uit de omgezette part-time arbeidsovereenkomst, wordt niet als neven- verdiensten in de zin van artikel 9 van dit reglement beschouwd.
Artikel 15
Slotbepaling
In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.
Artikel 16
Citeertitel
Dit reglement kan worden aangehaald als: Tijdelijk Vut-Reglement.
38
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
FINANCIERINGSREGLEMENT
Artikel 1
Definities en begrippen
In dit reglement gelden de definities en begrippen zoals die in de Statu- ten van het fonds en in het Algemeen Reglement zijn geformuleerd.
Artikel 2
Werkingssfeer financieringsreglement
Tenzij uit de tekst nadrukkelijk anders blijkt, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing op:
e. het Tijdelijk Vut-Reglement;
Artikel 3
Verplichtingen van de aangesloten werkgever ten aanzien van de bijdrage aan de regelingen
1. De aangesloten werkgever is voor zijn werknemers een geldelijke bijdrage verschuldigd aan het fonds ten behoeve van de regelingen die het fonds uitvoert. De te betalen bijdrage is als volgt samenge- steld:
e. Voor de werknemers voor wie de werkgever krachtens een cao in het houtbedrijf regelende de financiering van de vut-regeling bij- drageplichtig is: 5% van het loon van de betrokken werknemer dat op de datum waarop de (pre)pensioengrondslag wordt vast- gesteld of zou zijn vastgesteld als de werknemer deelnemer zou zijn in de (pre)pensioenregeling, gemaximeerd op 11⁄2 x het loon dat voor heffing van de premie ingevolge de Werkloosheidswet ten hoogste in aanmerking wordt genomen;
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt:
a. voor de bestuurder in de zin van het Burgerlijk Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die op grond van de Handelsregister- wet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het Handelsre- gister is geen bijdrage verschuldigd;
b. voor ieder, die persoonlijk (een van) de in artikel 2, onder 1 van
39
het Algemeen Reglement genoemde werkzaamheden verricht voor een werkgever ingevolge een met deze werkgever of een derde gesloten overeenkomst van aanneming van werk en niet krachtens de wet tot deelneming in een ander bedrijfstak- pensioenfonds is verplicht, is geen bijdrage verschuldigd voor zover het betreft de uitvoering van het tijdelijk vut-reglement;
f. is geen bijdrage verschuldigd voor de werknemer vanaf de eer- ste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar is bereikt.
3. Ten laste van de werknemer komt indien en voor zover de betref- fende regeling op hem van toepassing is 50% van de bijdragen die in het eerste lid worden genoemd.
De werknemer is zijn aandeel in de bijdrage verschuldigd aan zijn werkgever. De werkgever is gerechtigd bij elke loonbetaling op het loon in te houden het aandeel in de bijdrage dat de werknemer aan zijn werkgever verschuldigd is ter zake van de periode, waarop de loonbetaling betrekking heeft. Indien en voor zover de werkgever geen loon aan de werknemer, verschuldigd is, moet de werknemer zijn aandeel in de bijdrage aan de werkgever betalen.
4. De aangesloten werkgever is verplicht de door hem verschuldigde bijdrage aan het fonds af te dragen binnen 10 dagen na afloop van het kalenderkwartaal, waarover de bijdrage verschuldigd is. Het fonds is bevoegd van de werkgever te vorderen dat deze op door het fonds te bepalen tijdstippen en tot door het fonds te bepalen bedra- gen voorschotten op de verschuldigde bijdrage aan het fonds zal betalen.
6. De aangesloten werkgever is verplicht aan het fonds op door het bestuur te bepalen tijdstippen en op bij het fonds verkrijgbare for- mulieren de gegevens te verstrekken, welke naar het oordeel van het bestuur nodig zijn voor het berekenen van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de aangesloten werkgever niet of niet tijdig aan deze verplichting voldoet, is het fonds bevoegd de verschuldigde bijdrage naar beste weten vast te stellen.
7. Indien de aangesloten werkgever in verzuim is de verschuldigde bij- drage of het van hem gevorderde voorschot op tijd en ten volle te voldoen, is het fonds bevoegd van hem te vorderen, dat de bijdrage over een door het fonds vastgesteld tijdvak van ten hoogste een jaar en tot een door het fonds naar beste weten vast te stellen bedrag bij vooruitbetaling wordt voldaan binnen een door het fonds vast te stel- len termijn.
8. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de aangesloten werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. Het fonds is dan bevoegd te vor- deren:
40
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– rente in de zin van artikel 119 juncto 120 boek 6 Burgerlijk Wet- boek over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het ver- schuldigde bedrag betaald had moeten zijn, en
– vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten zoals bedoeld in artikel 96 lid 2 sub c boek 6 Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 50,–.
9. De aangesloten werkgever verliest zijn recht op terugbetaling van onverschuldigd betaalde bijdrage door verloop van drie jaren sedert het einde van het boekjaar, waarover de bijdrage is betaald.
10. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van het artikel is het bestuur voor de aanvang van het kalenderjaar, gehoord de wiskundig adviseur, bevoegd een korting op de bijdrage vast te stellen indien de financiële toestand van het fonds dit mogelijk maakt. De korting komt ten goede aan de werkgever en deelnemer in dezelfde verhou- ding als waarin de bijdrage met toepassing van de voorgaande leden van dit artikel over hen is verdeeld.
Artikel 5
Bestemming bijdrage
1. De financiering van de door het fonds uit te voeren regelingen gebeurt strikt gescheiden. Reserveringen vinden voor iedere afzon- derlijke regeling apart plaats.
2. Het fonds geeft aan de door haar ontvangen bijdragen de volgende bestemming:
b. de op grond van in het houtbedrijf geldende cao’s en artikel 3, eerste lid, sub e ontvangen bijdragen dienen in de eerste plaats voor de financiering van de door het fonds uitgevoerde regeling vervroegde uittreding;
c. ontvangen bijdragen die niet nodig zijn ter financiering van de in artikel 3, eerste lid genoemde aanspraken en risico’s worden toe- gevoegd aan de algemene reserve van het fonds.
41
Artikel 7
Citeertitel
Dit reglement kan worden aangehaald als: het Financieringsreglement.
42
Houthandel 2003/2006 Inzake Vervroegd Uittreden
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.
IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 7 maart 2003
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De wnd. Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
P. B. Koster.
43