UITSPRAAK
Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer Noord Referentie: 20200108
UITSPRAAK
Inzake
Mevrouw [naam] Wonende te [plaats] Klaagster
tegen
De heer [naam], huisarts te [plaats]
Verweerder gemachtigde: xx. X. Xxxx
DE PROCEDURE
Xxxxxxx een brief heeft klaagster een klacht ingediend jegens verweerder.
Klaagster heeft op 9 februari 2021 de Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer Noord (hierna verder te noemen: de (geschillen)commissie) schriftelijk gemachtigd alle relevante gegevens betreffende de klacht op te vragen.
Verweerder en klaagster zijn gehoord op basis van een schriftelijke procedure van hoor en wederhoor.
De geschillencommissie heeft kennisgenomen van en zal beslissen op basis van de volgende en tussen partijen gewisselde stukken:
• de klacht van 4 december 2019;
• de aanvulling op de klacht van klaagster van 7 januari 2021;
• het verweerschrift van verweerder van 31 maart 2021;
Klaagster heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid repliek in te dienen. Om die reden is ook geen dupliek gevraagd aan verweerder.
In haar vergadering van 1 juli 2021 heeft de geschillencommissie besloten op basis van de schriftelijke stukken tot een uitspraak te komen.
SAMENVATTING VAN DE KLACHT
Klaagster vindt dat verweerder haar heeft laten lijden door het haar onthouden van medicatie.
1. DE FEITEN
De geschillencommissie gaat uit van de volgende als vaststaand aangenomen feiten:
1.1 Klaagster is van april 2010 tot november 2020 patiënt in de praktijk van verweerder geweest.
1.2 In december 2019 heeft een ziekenhuisopname plaatsgevonden. De commissie heeft bij klaagster de ontslagbrief van het ziekenhuis opgevraagd, aangezien verweerder niet langer beschikt over het medisch dossier nu klaagster geen patiënt meer is. Klaagster heeft de gevraagde gegevens niet toegestuurd.
2. TOELICHTING OP DE KLACHT
De klacht houdt zakelijk en samengevat het volgende in:
2.1 Klaagster mag nog maar een keer per dag de praktijk bellen. Zij wordt regelmatig niet terug gebeld als zij vraagt om een telefonisch consult. Ook heeft verweerder aangegeven klaagster verslaafd te vinden. Daarnaast heeft klaagster gevraagd om een onafhankelijke psychiater, zij is het oneens met haar huidige psychiater. Klaagster heeft zulke grote psychische problemen dat zij soms denkt dat het leven geen zin meer heeft.
2.2 Na een opname heeft verweerder benzodiazepinen afgebouwd om een diagnose te kunnen stellen. Na deze opname kreeg klaagster niet opnieuw benzodiazepinen voorgeschreven. Zij hield echter klachten van zenuwen, angst en onrust. Na een ziekenhuisopname eind 2019 wilde klaagster dat verweerder haar opnieuw benzodiazepinen voor zou schrijven. Verweerder weigerde dit. Klaagster heeft als gevolg daarvan in een hel geleefd en klaagster heeft daar "tongbranden" aan overgehouden.
2.3 Klaagster vordert een schadevergoeding van € 5.000,00. Verweerder was op de hoogte van klaagsters geschiedenis en dat veel familieleden van klaagster ook psychische klachten hebben. Klaagster is liever verslaafd met een rustig leven dan géén medicatie en een rotleven.
3. HET VERWEER
Het verweer houdt zakelijk en samengevat het volgende in:
3.1 Bij klaagster is al jarenlang sprake van psychische problematiek in verband waarmee zij de praktijk regelmatig en laagdrempelig met diverse klachten benaderde. Klaagsters ziektegeschiedenis kenmerkt zich door uitgebreidheid en complexiteit waarbij verweerder als huisarts de gepresenteerde problemen serieus heeft geprobeerd te adresseren waarbij hij veel tijd heeft genomen voor huisbezoeken en gesprekken teneinde klaagster zo goed als mogelijk te helpen. Ondanks verweerders inspanningen bleef sprake van onoverbrugbare verschillen tussen klaagsters hulpvraag en de visie van verweerder en externe ingeschakelde deskundigen daarop. Met name ook, omdat voldoen aan al klaagsters wensen op medicamenteus gebied als medisch niet verantwoord en zinvol werd beoordeeld. Dit heeft geleid tot hele lastige situaties waarin verweerders grenzen steeds verder werden opgerekt en overschreden en door klaagster(s) familieleden herhaaldelijk met een klacht werd gedreigd en klaagster de praktijk heeft verlaten.
3.2 Verweerder herkent zich in het geheel niet in de door klaagster beschreven gang van zaken en deze wordt dan ook uitdrukkelijk betwist. Verweerder herkent zich niet in een verwijt dat hij klaagster niet zou hebben teruggebeld. Los van het feit dat klaagster niet aangeeft wanneer zij niet zou zijn teruggebeld waardoor verweerder zich niet deugdelijk kan verweren, blijkt uit de aantekeningen in het journaal dat frequent contact heeft plaatsgevonden en klaagster is beoordeeld wanneer dat nodig was.
3.3 Het is verweerder niet duidelijk wat klaagster verweerder verwijt met betrekking tot de ziekenhuis opname in december 2019 waarbij verweerder niet betrokken is geweest. In essentie was sprake van een opname wegens ernstige hyponatriemie (waarvoor klaagster al eens eerder opgenomen was geweest) ten gevolge van psychogeen braken in combinatie met overmatig (en op eigen initiatief) brufengebruik. Hoewel verweerder niet kan reageren op gebeurtenissen of mededelingen van anderen in het ziekenhuis waarbij hij niet betrokken is geweest, is hij wel geïnformeerd over de aldaar geconstateerde overmatige consumptie van benzodiazepinen in verband waarmee de behandelend IC-arts verweerder heeft verzocht hieraan aandacht te schenken en deze medicatie niet meer voor te schrijven. Dit is met klaagster besproken, waarbij mogelijk ook het woord verslaving is gebruikt om klaagster te doordringen van de ernst van het probleem.
3.4 Verweerder herkent zich niet in het verwijt dat hij niet voor klaagster zou zijn opgekomen. Na thuiskomst uit het ziekenhuis is in samenspraak met [naam ggz- instelling], het Fact team, en de behandelend psychiater een beleid gevoerd waarbij geen benzodiazepinen meer werden voorgeschreven. Vele malen werd verweerder door klaagsters familie gesmeekt de medicatie opnieuw voor te schrijven: deels door klaagster zelf, deels via veelvuldige telefoontjes met de assistente, soms via de spoeddienst. Er werden door [naam ggz-instelling] alternatieven gezocht en uitgeprobeerd, evenwel zonder succes. In de tussentijd vroeg klaagster verweerder om verwijzingen voor een second opinion en [naam ggz-instelling] suggereerde nog een neurologische oorzaak voor haar toestandsbeeld wat met enige vertraging uiteindelijk werd uitgesloten. De wachttijd voor psychiatrische behandeling voor klaagsters onderliggende angststoornis bleek lang en klaagster was daarvoor ook niet gemotiveerd: in haar optiek waren alle problemen uitsluitend het gevolg van het niet krijgen van benzodiazepinen. Wegens klaagsters aanhoudende vele lichamelijke klachten is uiteindelijk, bij ontbreken van een snel behandelperspectief binnen de psychiatrie, door verweerder besloten klaagster opnieuw in te stellen op een lage dosis benzodiazepinen onder de voorwaarde dat klaagster zich zou laten verwijzen c.q. zou laten behandelen voor haar angstklachten. Hierop werd in eerste instantie alles iets beter maar helaas steeg haar behoefte en daadwerkelijk medicatiegebruik al snel en de behandelend psychiater was ontstemd dat verweerder het afgesproken medicatiebeleid wat hem betreft doorkruiste. Dat was voor verweerder aanleiding om een grens te stellen en klaagsters verzoek tot het ophogen van de medicatie niet langer te honoreren.
3.5 Een verwijt dat verweerder klaagster zou hebben laten lijden door het onthouden van door haar gevraagde medicatie is niet terecht, omdat dit beleid was ingegeven door de ziekenhuisopname en pogingen om klaagsters lichamelijke afhankelijkheid van benzodiazepinen adequaat te behandelen in samenspraak met de psychiater, waarbij klaagster helaas niet bereid bleek wel geboden alternatieve hulp via FACT en [naam ggz-instelling] te accepteren.
3.6 Uit niets blijkt dat het door klaagster gevorderde schade een (rechtstreeks) gevolg is van de aan verweerder gemaakte verwijten. Zodoende betwist verweerder dat sprake is van causaal verband tussen het handelen van verweerder en de door klaagster gevorderde schade. Voor wat betreft de schade die klaagster stelt te lijden heeft zij weinig concrete stellingen ingenomen, terwijl de schade niet met stukken wordt onderbouwd. Zodoende kan verweerder niet anders dan bij gebrek aan wetenschap betwisten dat klaagster schade lijdt die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen.
4. BEOORDELING DOOR DE GESCHILLENCOMMISSIE
4.1 Op de arts-patiënt relatie zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) van toepassing. Deze bepalingen leggen de hulpverlener de verplichting op om bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard.
4.2 Klaagster vindt dat verweerder haar heeft laten lijden door het haar onthouden van medicatie. Klaagster heeft aangegeven liever verslaafd te zijn, dan een rotleven te hebben zonder benzodiazepinen.
4.3 Verweerder heeft het beleid van het ziekenhuis en de behandelend psychiater, die aangaven klaagster geen benzodiazepinen meer voor te schrijven, gevolgd. Toen behandeling op zich liet wachten, heeft verweerder klaagster opnieuw een lage doses voorgeschreven, onder voorwaarde dat klaagster zich liet behandelen voor haar angstklachten. Nadat dit behandelplan niet werkte, is verweerder opnieuw gestopt met voorschrijven. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd om welke reden hij klaagster geen benzodiazepinen meer heeft voorgeschreven. Op dit verweer heeft klaagster niet meer gereageerd.
4.4 Benzodiazepinen zijn verslavend. Een patiënt heeft er steeds meer van nodig wil de medicatie nog effect hebben. Ook wordt het steeds moeilijker de medicatie af te bouwen of helemaal te stoppen. Dergelijke medicatie steeds maar ophogen is dan ook niet in het belang van de patiënt. Het was daarnaast de professionele mening van de behandelend psychiater dat dergelijke medicatie klaagster op de lange termijn niet zou helpen. De commissie heeft, nu verweerder gehandeld heeft in het belang van klaagster en conform het ingezette beleid door de behandelend psychiater, geen reden om aan te nemen dat verweerder niet zorgvuldig zou hebben gehandeld. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.
5. DE GEVORDERDE SCHADEVERGOEDING
5.1 Klager vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 Nu het geschil ongegrond is verklaard, komt de commissie ook niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade.
DE UITSPRAAK
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is genomen door:
De xxxx xx. X. xxx xxx Xxxxx, voorzitter
Xxxxxxx xxx. X. Xxxxx-Xxxx, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging/Ineen Mevrouw drs. K. Slot, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging/Ineen
De xxxx xx. X. Xxxxxxxx Mevrouw drs. D.F. Bakker
bijgestaan door mw. xx. X. xxx Xxxx, ambtelijk secretaris.
Eindhoven, 5 oktober 2021 namens de commissie:
De xxxx xx. X. xxx xxx Xxxxx, voorzitter.