Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 21.22 d.d. 14 oktober 2021 te Amsterdam (xx. X. Xxxxx, mr. X.X. xxx Xxxxxx en mr. I.M. Bilderbeek)
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een klachtschrift d.d. 22 september 2020 van de gemachtigde van betrokkene;
- een verweerschrift d.d. 23 december 2020 van de deelnemer;
- de schriftelijke repliek d.d. 22 januari 2021 van betrokkene;
- de schriftelijke dupliek d.d. 4 maart 2021 van de deelnemer.
De Commissie heeft kennisgenomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 27 september 2021 te Amsterdam.
Op de zitting zijn betrokkene en [gemachtigde] verschenen en namens de deelnemer is mevrouw mr.
[A] verschenen.
Ter zitting hebben partijen hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van partijen
2.1. Betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van een overig obligo.
Betrokkene acht de registratie disproportioneel.
2.2. De deelnemer voert gemotiveerd verweer, inhoudende dat de klacht ongegrond is en de registratie niet disproportioneel.
2.3. Op hetgeen partijen hebben gesteld in de schriftelijke stukken en hetgeen zij ter zitting hebben verklaard, wordt in de beoordeling voor zover nodig ingegaan.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan,
3.1. Betrokkene heeft een registratie ter zake van een overig obligo (nummer ****666). De registratie kent een A op 30 maart 2013 en een 2 op 30 maart 2013.
3.2. Het overig obligo betreft een zakelijk krediet. Xxxxxxxxxx is op 26 januari 2009 ingeschreven als vennoot bij de VOF. De VOF exploiteert een dönerzaak in [plaats]. Op 16 april 2009 is er namens de VOF een kredietovereenkomst gesloten met de deelnemer, waarvoor betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is. Op deze overeenkomst staat een handtekening die van betrokkene zou moeten zijn. Betrokkene ontkent deze overeenkomst te hebben ondertekend. Op 6 oktober 2009 is betrokkene uitgeschreven uit de VOF, nadat zij vanwege zwangerschap al vanaf mei 2009 niet meer voor de VOF werkzaam was. Sinds begin 2012 is er sprake van een ongeoorloofde roodstand. De deelnemer heeft meerdere malen verzocht dit te herstellen. In februari 2013 heeft de deelnemer het dossier overgedragen aan haar incassopartner. Door het incassobureau is op 15 februari 2013 een brief gestuurd die is geadresseerd aan betrokkene, waarin tevens wordt aangekondigd dat er een achterstand bij het BKR zal worden gemeld als betaling uitblijft. Op 30 maart 2013 is er een code A en een code 2 geregistreerd. In 2015 is er door een van de andere vennoten een betalingsregeling getroffen. Inmiddels is de volledige vordering afgelost.
Xxxxxxxxxx doet een beroep op disproportionaliteit.
3.3. Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of financiering van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een (negatieve) registratie die in veel gevallen verhindert dat betrokkene een krediet kan afsluiten.
3.4. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie, bijvoorbeeld in de vorm van een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
3.5. Betrokkene heeft een belang gesteld bij verwijdering van de registratie. Betrokkene wil een hypothecaire lening kunnen afsluiten voor de financiering van een woning. De Commissie stelt vast dat
betrokkene voldoende belang heeft gesteld voor schrapping van de registratie. Voor de belangenafweging zijn dan nog de omstandigheden van het geval relevant.
3.6. Betrokkene heeft aangevoerd niet bekend te zijn met het bestaan van het zakelijk krediet. Betrokkene is in 2008 naar Nederland gekomen en wilde graag aan het werk. Xxxxxxxxxx heeft toen de heer [B] ontmoet, die haar werk aanbood. Xxxxxxxxxx is met de heer [B] naar de Kamer van Koophandel gegaan om daar te tekenen voor inschrijving als vennoot van de VOF, omdat dit volgens de heer [B] noodzakelijk was om te kunnen werken. Vanwege haar gebrek aan kennis van Nederlandse wet- en regelgeving was betrokkene niet volledig op de hoogte van de gevolgen hiervan.
3.7. Xxxxxxxxxx werkte als vennoot van de VOF als horecamedewerker in de dönerzaak. Zij was niet betrokken bij de financiën van het bedrijf en had hier geen inzicht in. Betrokkene had ook geen zeggenschap over bijvoorbeeld de inkoop. Tevens werkte zij volgens een vast rooster en op aanwijzingen van de heer [B]. Betrokkene kreeg elke maand periodiek betaald. De hoogte van de uitbetaling verschilde maandelijks en kwam overeen met 5% van de winst. Betrokkene is slechts gedurende enkele maanden werkzaam geweest bij de VOF. Zij is in januari 2009 ingeschreven als vennoot. In mei 2009 is zij wegens zwangerschap gestopt met werken en in oktober 2009 is zij uitgeschreven als vennoot.
3.8. Xxxxxxxxxx stelt niet aanwezig te zijn geweest bij het afsluiten van de kredietovereenkomst bij deelnemer. Er staat weliswaar een handtekening namens betrokkene op de overeenkomst, maar betrokkene voert aan dat deze handtekening niet overeenkomt met haar eigen handtekening. Xxxxxxxxxx heeft om die reden op 4 december 2019 aangifte gedaan van oplichting. De deelnemer heeft ter zitting aangegeven dat uit de bankadministratie blijkt dat er in ieder geval iemand met het identiteitsbewijs van betrokkene aanwezig is geweest bij het ondertekenen van de kredietovereenkomst en verificatie van de identiteit ter plekke heeft plaatsgevonden aan de hand van het identiteitsbewijs.
3.9. Xxxxxxxxxx stelt niet bekend te zijn geweest met het krediet en geen brieven te hebben ontvangen van de deelnemer, dan wel van het incassobureau. De door de deelnemer overgelegde brieven zijn verstuurd naar een adres waar betrokkene niet woonachtig was. In beginsel is het de verantwoordelijkheid van betrokkene om het juiste adres door te geven aan de deelnemer. In dit geval kan het betrokkene echter niet worden verweten dat zij dit niet heeft gedaan, omdat zij niet wist verplichtingen jegens de deelnemer te hebben. De roodstand is ook pas ontstaan toen betrokkene al geruime tijd geen vennoot meer was van de VOF. Xxxxxxxxxx is daarnaast nooit aangesproken door de overige vennoten en heeft ook niet bijgedragen aan de aflossing van het krediet. Betrokkene is pas in 2018 bekend geraakt met de registratie in het CKI, nadat zij hiermee geconfronteerd werd bij de aanvraag van een financiering.
3.10. De Commissie stelt voorop dat zij geen oordeel kan geven over de mogelijke fraude ten aanzien van de handtekening van betrokkene. Op basis van de omstandigheden acht de Commissie het echter onwaarschijnlijk dat betrokkene zich heeft willen binden aan een kredietovereenkomst met de deelnemer. Betrokkene is slechts gedurende korte tijd werkzaam geweest binnen de VOF, heeft geen financiële verantwoordelijkheid gehad voor de VOF en de manier waarop zij haar functie vervulde wijst in de richting van werknemerschap. Betrokkene lijkt daarom niet op enige wijze als ondernemer betrokken te zijn geweest bij de VOF. Betrokkene is verder na haar uittreding in 2009 op geen enkele manier meer betrokken geweest bij de VOF en heeft dus ook niet de schulden die dateren uit 2012 laten ontstaan. Betrokkene is ook nooit aangesproken door de andere vennoten, die zelf de gehele schuld hebben ingelost.
3.11. Alles overziende is de Commissie van oordeel dat betrokkene geen debiteur is waartegen de branche nog langer moet worden beschermd middels de aangevochten registratie. De Commissie acht het disproportioneel als betrokkene tot april 2023 zou moeten wachten tot de registratie wordt verwijderd. De Commissie bepaalt dat de registratie per omgaande uit het CKI moet worden geschrapt.
4. De beslissing
De Commissie beslist dat de klacht van betrokkene gegrond is.