MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9564
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 31-05-2001, nr. 103
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET KAPPERSBEDRIJF
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Vakraad voor het Kappersbedrijf namens de Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO) als par- tij te ener zijde mede namens de Kappersbond FNV en de CNV Bedrijvenbond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeids- overeenkomst voor het Kappersbedrijf, strekkende tot algemeen verbin- dendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereen- komst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2001 CAO95642001
CAO1943 1
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 juni 2002 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Kappers- bedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
1. Kappersbedrijf
Onder een kappersbedrijf wordt verstaan een onderneming waar bedrijfsmatig het hoofdhaar van mannen, vrouwen of kinderen wordt geknipt of anderszins wordt behandeld.
2. Werkgever
Iedere natuurlijke of rechtspersoon, die in enige vorm een onderne- ming drijft als bedoeld in lid 1 van dit artikel, bij wie tenminste één werknemer werkzaam is.
3. Werknemer
Alle personen, die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7: 610 Burgerlijk Wetboek werkzaamheden verrichten als bedoeld in lid 1 van dit artikel, alsmede manicuursters, schoonheids- specialistes, c.q. schoonheidsspecialisten, winkelbedienden en recep- tionistes, in het kappersbedrijf, ongeacht de functie, vallen onder de bepalingen van deze CAO.
4. Parttime werknemer
De werknemer die per week minder dan 5 dagen en/of 38 uur in de kapsalon werkzaam is. Deze begripsbepaling is niet van toepassing op werknemers met wie een leerovereenkomst is afgesloten.
5. Inkomen
Onder inkomen wordt verstaan het door een werknemer in een voor- gaande periode van tenminste 13 weken gemiddeld per week ver- diende loon, exclusief vakantietoeslag, inclusief eventuele toeslagen, vermeerderd met eventueel eveneens in dezelfde periode van 13 voorafgaande weken gemiddeld per week verdiende provisie uit arbeid of uit verkoop.
6. Vakraad
De Stichting Vakraad voor het Kappersbedrijf opgericht 4 maart 1946 en gevestigd te Nieuwegein.
De Vakraad is paritair samengesteld uit de werkgeversorganisatie ANKO en de werknemersorganisaties Kappersbond FNV en CNV Bedrijvenbond.
7. a. De Stichting Examens en Proeven in het Kappersbedrijf (SEP), 2
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
opgericht op 15 februari 1979, als genoemd in de Vestigings- besluiten Kappersbedrijf 1958.
b. Stichting Vakopleiding Uiterlijke Verzorging (SVUV), opgericht op 3 maart 1994.
c. Stichting KOC Nederland (KOC Nederland), opgericht 13 mei 1998 en gevestigd te Nieuwegein. Als commissies van de Stich- ting KOC Nederland zijn opgericht de Centrale Examen Com- missie (CEC) en de Commissie Externe Legitimering (CEL).
8. De bijlagen waarover in de CAO-tekst wordt gesproken, maken onverbrekelijk onderdeel uit van deze CAO.
10. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx leerling (voorheen leerovereenkomst)
Een praktijkovereenkomst leerling (voorheen leerovereenkomst) in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg is een overeenkomst in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs afgesloten tus- sen een werkgever die tevens een erkend leerbedrijf is, een werkne- mer (leerling) en een opleidinginstituut ingeschreven in het CREBO- register. De praktijkovereenkomst leerling wordt mede ondertekend door de Stichting KOC Nederland. Naast de praktijkovereenkomst leerling dient er afzonderlijk een arbeidsovereenkomst aangegaan te worden.
11. Stage-overeenkomst
Een stage-overeenkomst in het kader van een beroepsopleidende leerweg is een overeenkomst in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs afgesloten tussen een erkend leerbedrijf, een sta- giair en een opleidinginstituut ingeschreven in het CREBO-register. De stage-overeenkomst wordt mede ondertekend door de Stichting KOC Nederland. Een stage-overeenkomst in het kader van een beroepsopleidende leerweg is opgenomen in bijlage III.
12. Erkend leerbedrijf
Een erkend leerbedrijf is een bedrijf waaraan een voorlopige of defi- nitieve toestemming is verleend door het bestuur van de Stichting KOC Nederland om de beroepspraktijkvorming te mogen verzorgen.
13. Stagiair
Een stagiair is een persoon die de beroepsopleidende leerweg Kap- per of Allround kapper, Niveau 2 of Niveau 3, volgt aan een van de instituten ingeschreven in het CREBO-register en die in het kader van die opleiding een aantal dagen beroepspraktijkvorming moet opdoen, c.q. stage moet lopen, in een erkend leerbedrijf.
3
Voor het begin van de beroepspraktijkvorming wordt tussen het erkende leerbedrijf, de stagiair en het opleidingsinstituut een stage- overeenkomst afgesloten als opgenomen in bijlage III van deze CAO.
In deze overeenkomst is de duur van de beroepspraktijkvorming en de dagen waarop stage wordt gelopen vastgelegd.
De persoon, die op basis van de stage-overeenkomst als opgenomen in bijlage III van deze CAO beroepspraktijkvorming opdoet, is geen werknemer in de zin van lid 3 van dit artikel. Indien er een overeen- komst is afgesloten die niet alle elementen bevat van deze stage- overeenkomst wordt deze overeenkomst aangemerkt als een arbeids- overeenkomst en het betreffende erkende leerbedrijf als werkgever.
14. Functie-indeling
a. functie: het totaal van werkzaamheden en verantwoordelijkheden dat aan een werknemer binnen een kappersbedrijf is opgedragen.
b. functie inventarisatie formulier (FIF): het formulier met behulp waarvan de inhoud van de functie kan worden geïnventariseerd.
c. salonfunctie: de functie zoals die in een kappersbedrijf door de werkgever is vastgesteld.
d. referentiefunctie: het uit onderzoek vastgestelde totaal van werk- zaamheden en verantwoordelijkheden, dat als toetssteen fungeert voor indeling van de salonfunctie.
e. functiehandboek: het Functiehandboek voor het Kappersbedrijf waarin zijn opgenomen de methode van functie-indeling, de referentiefuncties, de beroepsprocedure en het functie inventari- satie formulier (FIF). Het functiehandboek is opgenomen in bij- lage VIII (zie aparte uitgave) en maakt integraal onderdeel uit van deze CAO.
f. landelijke indelingscommissie (LIC): de commissie waartoe de werknemer zich kan wenden indien deze het niet eens is met het indelingsbesluit van de werkgever en de bezwaarprocedure bij de werkgever zelf niet tot een bevredigende oplossing heeft geleid.
Artikel 2
Verplichtingen van werkgever en werknemer
1. De werkgever verplicht zich geen werknemer in dienst te nemen of te houden op voorwaarden die van het in deze overeenkomst be- paalde afwijken, behoudens met goedkeuring van de Vakraad.
2. De werkgever verbindt zich de werknemer geen arbeid op te dragen in een andere onderneming dan in die van de werkgever, tenzij in geval van ziekte van een collega werkgever, mits met toestemming van de werknemer.
3. De werkgever verbindt zich de werknemer geen arbeid op te dragen 4
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
in zijn onderneming, welke gevestigd is in een andere gemeente dan waarin de werknemer normaal zijn arbeid pleegt te verrichten, tenzij de werknemer zich daartoe schriftelijk heeft verbonden.
4. De werkgever verbindt zich aan de werknemer geen arbeid op te dra- gen die niet tot het kappersbedrijf behoort. Het schoonhouden van gereedschappen en het stofvrij houden van het meubilair in de bedrijfsruimte behoort tot de normale arbeid van de werknemer.
5. De werknemer is verplicht de belangen van het bedrijf van de werk- gever als een goed werknemer te behartigen, ook als daartoe geen uitdrukkelijke opdracht is gegeven.
6. De werknemer is verplicht om alle door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, welke tot het kappersbedrijf behoren en welke redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle door de werkgever verstrekte aanwijzingen in acht te nemen.
7. De werkgevers en werknemers zullen de door het georganiseerd bedrijfsleven gesteunde vakopleiding bevorderen.
8. De werkgevers zullen voor de bij hen in dienst zijnde werknemers, die kapperswerkzaamheden verrichten, voor zover zij geen volledige dagopleiding hebben gevolgd, een praktijkovereenkomst leerling aangaan.
9. Onverminderd het bepaalde in de praktijkovereenkomst leerling is de werknemer voor wie de praktijkovereenkomst leerling als bedoeld in artikelen 1.10. en in lid 8 van dit artikel is afgesloten, verplicht:
a. de opleiding in de onderneming van de werkgever met ijver en naar beste kunnen te volgen.
b. het algemeen en het op het beroep gerichte onderwijs, tot het vol- gen waarvan de leerling conform de praktijkovereenkomst leer- ling is verplicht, getrouw te volgen.
10. De werkgever is verplicht om zijn werknemers, die een opleiding volgen in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg, in de gelegenheid te stellen het schoolonderwijs te volgen op de door de school vastgestelde lesdag(en). Deze verplichting geldt niet ten aan- zien van de door de school buiten de vastgestelde lesdag(en) georga- niseerde activiteiten.
5
11. De werkgever die met zijn partieel leerplichtige werknemer een praktijkovereenkomst leerling is aangegaan, verplicht zich deze werk- nemer twee dagen per week, niet zijnde de vrijdag of de zaterdag, in de gelegenheid te stellen tot het volgen van schoolonderwijs en toe te zien, dat dit onderwijs getrouw wordt gevolgd. De niet partieel leerplichtige werknemer moet, indien een praktijkovereenkomst leer- ling is aangegaan, één dag per week, niet zijnde de vrijdag of de zaterdag, in de gelegenheid worden gesteld tot het volgen van school- onderwijs. Het aantal werkdagen inclusief lesdagen bedraagt maxi- maal 5 dagen per week.
12. De werkgever zal met de leerling waarmee een praktijkovereenkomst leerling is afgesloten als bedoeld in de artikelen 1.10., 2.8. en 2.9. een arbeidsovereenkomst aangaan, waarin wordt bepaald dat alle uren doorgebracht in de salon gelden als werktijd. In het licht van het opleidingsprogramma van de Stichting Vakopleiding in het Kappersbedrijf of van de kwalificatiestructuur en de daarbij beho- rende eindtermen van de Stichting Vakopleiding Uiterlijke Verzor- ging (SVUV), danwel de Stichting KOC Nederland, dient dit een arbeidsovereenkomst te zijn voor drie dagen van circa 23 uren per week. Alle bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomsten die afwijken van het bepaalde in dit artikel zijn nietig.
13. De werkgever verstrekt bij de aanvang van het dienstverband de werknemer een aanstellingsbrief, gebaseerd op de CAO, waarin dui- delijk is vermeld het loon, de functie, werktijden en het werken op de koopavond.
14. De werkgever zal ervoor zorgdragen dat het ziektereglement in de personeelsruimte komt te hangen.
Artikel 3
Verbodsbepalingen
2. Het is de werknemer verboden in het kappersbedrijf, als bedoeld in artikel 1.1., fooien te aanvaarden. Overtreding van dit verbod kan voor de werkgever een dringende reden tot ontslag op staande voet opleveren.
3. Een concurrentiebeding is uitsluitend geldig indien het beding schrif- telijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer, dat wil zeggen 18 jaar of ouder.
Een concurrentiebeding is nietig, indien het concurrentiebeding is opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De nie- tigheid blijft bestaan, indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd stilzwijgend wordt voortgezet zonder dat er een schriftelijke
6
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt ondertekend met daarin opgenomen een concurrentiebeding.
De duur van een concurrentiebeding bedraagt maximaal 6 maanden na beëindiging van het dienstverband waarbinnen de sluiting van het beding plaatsvond.
Artikel 4
Aanvang dienstverband en proeftijd
1. Een dienstverband wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen.
2. Bij aanvang van een dienstverband voor onbepaalde tijd kan over- eengekomen worden dat een proeftijd zal gelden van maximaal 2 maanden, hetgeen dan moet blijken uit een schriftelijke overeen- komst. De proeftijd is voor beide partijen gelijk.
3. Gedurende een proeftijd kan een dienstverband wederzijds worden verbroken met inachtneming van een opzegtermijn van 1 dag.
4. Indien een dienstbetrekking gedurende een proeftijd niet door één der partijen wordt verbroken en nadien wordt voortgezet, is er sprake van een dienstverband voor onbepaalde tijd tenzij schriftelijk een dienstverband voor bepaalde tijd is overeengekomen.
5. De werkgever die met een werknemer een arbeidsovereenkomst aan- gaat als salontrainingsperiode voor het praktijkgedeelte van de ondernemersopleiding zal daarbij een dienstverband voor bepaalde tijd aangaan met een minimum van twee dagen per week.
6. Indien de werkgever bij het aangaan van een arbeidsverhouding met de werknemer aan de werknemer mededeelt, dat hij invalt voor een zieke, zal de werkgever dit aan de werknemer schriftelijk bevestigen met vermelding van de naam van degene voor wie de werknemer invalt. De arbeidsverhouding van een zodanige werknemer eindigt op de dag dat de werknemer voor wie hij is ingevallen, zich bij de werkgever arbeidsgeschikt meldt.
7. Voor de werkgever, c.q. werknemer, die een dienstverband voor bepaalde tijd niet wenst om te zetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, geldt het advies dit tijdig duidelijk te maken aan de wederpartij.
7
Artikel 4a
Dienstverband voor bepaalde tijd
1. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan uitsluitend schrifte- lijk worden overeengekomen.
2. Bij aanvang van een dienstverband voor bepaalde tijd kan overeen- gekomen worden dat een proeftijd zal gelden, hetgeen dan moet blij- ken uit een schriftelijke overeenkomst.
De lengte van de proeftijd bedraagt:
a. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt over- eengekomen van korter dan twee jaar, dan geldt een proeftijd van maximaal 1 maand.
b. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt over- eengekomen waarvan het einde niet op een kalenderdatum is te bepalen, dan geldt een proeftijd van maximaal 1 maand.
c. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt over- eengekomen van twee jaar of langer, dan geldt een proeftijd van maximaal 2 maanden.
3. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan maximaal twee keer uitdrukkelijk worden verlengd, mits de totale duur van de arbeids- overeenkomsten tezamen de periode van drie jaar niet overschrijdt. Binnen de hiervoor genoemde termijn van drie jaar is, na verlenging, geen opzegging nodig en eindigt de overeenkomst derhalve van rechtswege op de overeengekomen datum.
Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is overeengeko- men kan deze arbeidsovereenkomst door ieder der partijen tussen- tijds worden opgezegd met inachtneming van het bepaalde in artikel
6. De werkgever heeft voor tussentijdse opzegging de toestemming van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening nodig. Vanaf het moment dat tussen dezelfde partijen voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten
– elkaar hebben opgevolgd in een periode van drie jaar of langer met tussenpozen van niet meer dan drie maanden;
– meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkom- sten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden,
geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd. Bij het ontbreken van wederzijdse overeenstemming kunnen werkgever en werknemer deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd opzeggen met inachtneming van het bepaalde in artikel 6. De werkgever heeft voor opzegging de toestemming van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening nodig.
8
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 5
Arbeidsduur en arbeidstijd
1. De wekelijkse arbeidsduur bedraagt 38 uur bij een vijfdaagse werk- week met inbegrip van eventuele koopavonden en het beperkt wer- ken op zondagen. Het werken op een tweede en volgende koopavond in een week en het werken op een zondag geschiedt in overleg tus- sen werkgever en werknemer op basis van vrijwilligheid. Collectieve werkvergaderingen, werkoverleg en vergelijkbare bijeenkomsten worden eveneens beschouwd als werktijd. Individuele besprekingen tussen de werkgever en de beheerder, de bedrijfsleider c.q. de beheerder/ bedrijfsleider worden voor deze werknemers niet be- schouwd als extra werktijd. Gebroken diensten zijn niet toegestaan. Werkgever en werknemer kunnen hiervan in overleg op basis van vrijwilligheid afwijken. Dit moet schriftelijk worden vastgelegd.
2. De normale arbeidsduur wordt op de in lid 1 van dit artikel vermelde werkdagen vastgesteld tussen 7.00 en 19.00 uur. Werkgever en werk- nemer kunnen in overleg op basis van vrijwilligheid van de normale arbeidsduur afwijken, indien dit wenselijk is voor een goede bedrijfs- voering. De werknemer heeft recht op een aaneengesloten middag- pauze van een half uur.
De arbeidsdagen van de partieel leerplichtigen worden, voor wat het aantal arbeidsuren betreft, aangepast in verhouding tot de 38-urige werkweek (4/5 respectievelijk 3/5 van 38 uren).
3. Indien een werkgever gebruik wil maken van de openstelling op zon- dag, stelt hij in overleg met de werknemer de werktijden vast. De werknemer kan op vrijwillige basis maximaal zes zondagen per jaar arbeid verrichten. Voor het werken op zondag is een toeslag van toe- passing (zie artikel 17a.3.).
4. De uren, welke de werkweek van 38 uur te boven gaan worden beschouwd als over(werk)uren.
Dit geldt ook voor parttimers. Voor overuren is een toeslag van toe- passing (zie artikel 17a.2.).
5. De tijden van aanvang en beëindiging van de dagtaak van de werk- nemer zullen op de arbeidslijst worden vermeld.
6. De werknemer alsmede de werkgever zijn verplicht zich voor de arbeids- en rusttijden te houden aan de tijden, vermeld op de daar-
9
voor bestemde plaats in het bedrijf van de werkgever aanwezige arbeidslijst.
7. De werknemer heeft recht op een 48-urige onafgebroken rustperiode verdeeld over twee gehele (kalender)dagen. Alleen werkgevers die zijn gevestigd in een gemeente waarin een andere dag dan de maan- dag geldt als collectieve sluitingsdag voor het kappersbedrijf en werkgevers zoals genoemd in artikel 5.8. zijn uitgezonderd van de toepassing van deze regeling. Voor zover werknemers in enige kalenderweek toch verplicht worden op zes dagen arbeid te verrich- ten zullen de uren die zijn gewerkt op de zesde dag gelden als over- uren, ongeacht het aantal gewerkte uren in die betreffende week. Voor overuren is een toeslag van toepassing (zie artikel 17a.2.).
8. Werkgevers die hun salon gevestigd hebben in winkels gelegen in stationsgebouwen van de Nederlandse Spoorwegen of op Lucht- vaartterreinen die opengesteld zijn voor intercontinentaal verkeer: De werknemers in dienst van deze werkgever zullen wekelijks op één werkdag geen arbeid verrichten. Voor deze vrije dagen zullen er
– buiten de aaneengesloten vakantieperiode van 3 weken – tenmin- ste 7 op zaterdag en tenminste 13 op maandag moeten worden opge- nomen.
9. Trainingsavonden
Het is de werkgever toegestaan maximaal 12 avonden met een maxi- mum van 36 uur per jaar, in overleg met de werknemer, als trainings- avond aan te wijzen. Voor werknemers die een opleiding in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg volgen geldt een aantal van 17 trainingsavonden met een maximum van 48 uur per jaar. Per week kan maximaal één trainingsavond worden gegeven. Indien het maxi- mum aantal trainingsavonden wordt overschreden, dient het meer- dere beschouwd te worden als werktijd. De trainingsavond dient zoveel mogelijk aan te sluiten op de dagelijkse arbeidstijd, waarbij tussen arbeidstijd en de trainingsavond een minimale rustperiode in acht wordt genomen van een half uur. Hierbij dient een eenvoudige maaltijd voor rekening te komen van de werkgever. De trainings- avonden mogen niet het karakter hebben van een koopavond of enige andere commerciële activiteit, waarop onbetaalde arbeid wordt ver- richt en dienen uiterlijk om 21.30 uur te zijn beëindigd. Eventuele extra reiskosten zijn voor rekening van de werkgever. Indien de trainingsavond wordt verzorgd door een werknemer, niet zijnde de beheerder, de bedrijfsleider c.q. de beheerder/ bedrijfsleider, die op verzoek van zijn werkgever de collega’s instrueert, zal aan de hier bedoelde werknemer een vergoeding van fl. 60,– bruto per trainings- avond worden gegeven. Los van de hiervoor bedoelde trainings- avonden kunnen werkgevers en werknemers in onderling overleg afspraken maken over afzonderlijke trainingen voor een examen, zulks in het belang van individuele werknemer(s).
10
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
10. De werkgever die de werknemer verplicht tot het bijwonen/bezoeken van introductiebijeenkomsten, shows, demonstraties en kort lopende cursussen buiten de normale werktijd, zal de uren die boven de gebruikelijke werktijd uitgaan voor 50% compenseren en de kosten verbonden aan het bijwonen van bovengenoemde evenementen vol- ledig vergoeden, waaronder ook de gemaakte reiskosten.
11. De werknemer die verplicht wordt om buiten de gebruikelijke werk- tijd mee te werken aan de in 5.10. genoemde evenementen krijgt vol- ledige doorbetaling van de gewerkte uren of compenserend vrij.
12. Indien een werknemer vrijwillig ontslag neemt, zal de werkgever bij het opstellen van de eindafrekening de werknemer de door de werk- gever betaalde cursusgelden van de verplichte cursussen voor 50% in rekening kunnen brengen indien deze cursussen binnen een jaar voorafgaand aan het ontslag zijn gevolgd, en voor 25% indien deze cursussen binnen 2 jaar voorafgaand aan het ontslag zijn gevolgd. Desgevraagd zal de werkgever een specificatie van de door hem betaalde cursusgelden aan de werknemer overleggen.
Met ingang van 1 april 2001 geldt dit artikel niet voor wat betreft verplichte en/of onverplichte vaktechnische cursussen en/of trainin- gen.
Artikel 6
Beëindiging dienstverband
1. Beëindiging dienstverband met wederzijds goedvinden
Beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden dient te blijken uit een schriftelijke verklaring, welke binnen twee dagen in tweevoud door werkgever en werknemer moet zijn ondertekend. Aan deze verklaring wordt de eis gesteld dat deze door beide par- tijen uit vrije wil ondertekend is, waarbij de werkgever er zich van moet overtuigen dat de werknemer op de hoogte is van de conse- quenties van de ondertekening. De schriftelijke verklaring dient bin- nen twee dagen te zijn opgesteld. Is deze verklaring er na twee dagen niet, dan dient degene die de dienstbetrekking wenst te beëindigen het dienstverband op te zeggen met inachtneming van het bepaalde van lid 2 van dit artikel.
2. Opzegging dienstverband
a. Indien de werkgever het dienstverband wenst te beëindigen, dan heeft deze voor opzegging van het dienstverband de vooraf-
11
gaande toestemming van de Regionaal Directeur voor de Ar- beidsvoorziening nodig zoals geregeld in artikel 7: 668 Burger- lijk Wetboek en artikel 6 Buitengewoon Besluit Arbeids- verhoudingen. Opzegging door de werkgever vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in lid 3 van dit artikel.
b. Indien de werknemer het dienstverband wenst te beëindigen, dan dient deze het dienstverband op te zeggen met inachtneming van het bepaalde in lid 3 van dit artikel. De werknemer heeft geen voorafgaande toestemming nodig van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening.
c. Het bepaalde omtrent opzegging van het dienstverband en de opzegtermijnen geldt niet in geval van beëindiging van het dienst- verband met wederzijds goedvinden (zie lid 1 van dit artikel), ontslag op staande voet wegens een dringende reden (artikelen 7: 678 en 7: 679 Burgerlijk Wetboek) en evenmin gedurende de proeftijd.
3. Opzegtermijnen
a. De door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn bedraagt bij een arbeidsovereenkomst, die op de dag van opzegging:
– korter dan 5 jaar heeft geduurd: 1 maand;
– 5 jaar of langer, maar korter dan 10 jaar
heeft geduurd: 2 maanden;
– 10 jaar of langer, maar korter dan 15 jaar
heeft geduurd: 3 maanden;
– 15 jaar of langer heeft geduurd: 4 maanden. Indien de toestemming, als bedoeld in lid 2 van dit artikel is ver- leend, wordt de opzegtermijn verkort met 1 maand, met dien ver- stande dat de resterende opzegtermijn tenminste 1 maand be- draagt.
b. De door de werknemer in acht te nemen opzegtermijn bedraagt 1 maand.
c. De opzegtermijn vangt aan na opzegging:
– bij weekloonbetaling op de eerste werkdag van de eerstvol- gende week;
– bij maandloonbetaling op de eerste werkdag van de eerstvol- gende maand en;
– bij loonbetaling per vier weken op de eerste werkdag van de eerstvolgende periode van vier weken.
Artikel 7
De Stagiair
1. Tussen het erkende leerbedrijf en de stagiair en het opleidings- instituut ingeschreven in het CREBO-register zal een stage- overeenkomst zoals opgenomen in bijlage III worden afgesloten. De
12
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
stagiair, die op basis van deze overeenkomst beroepspraktijkvorming opdoet, is geen werknemer in de zin van artikel 1.3. Indien er een overeenkomst is afgesloten die niet alle elementen bevat van deze stage-overeenkomst wordt deze overeenkomst aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.
2. Vanaf 1 januari 1999 ontvangt de stagiair afhankelijk van zijn leef- tijd de volgende onkostenvergoeding per stagedag (bruto inclusief sociale lasten):
• de stagiair van 16 jaar of jonger f 22,50
• de stagiair van 17 jaar f 25,00
• de stagiair van 18 jaar f 35,00
• de stagiair van 19 jaar f 40,00
• de stagiair van 20 jaar of ouder: f 50,00
3. Vanaf 1 augustus 2001 ontvangt de stagiair de volgende onkosten- vergoeding per stagedag (bruto inclusief sociale lasten):
• eerste jaars f 25,00
• tweede jaars f 35,00
• derde jaars f 40,00
4. Een praktijkbiedende organisatie, die tevens een erkend leerbedrijf is, is verplicht om per stagiair een stagebijdrage te betalen aan de Stichting Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling in het Kappersbedrijf teneinde mede te voorzien in de kosten van de oplei- ding van de stagiair.
De stagebijdrage bedraagt f 15,– per stagiair per stagedag.
Artikel 8b
Artikel 8b. geldt vanaf 1 januari 1999
Omschrijving functie-indeling.
De werkgever dient de werknemer in te delen op basis van het Functie- handboek voor het Kappersbedrijf. Het functiehandboek is opgenomen in bijlage VIII (zie aparte uitgave) en maakt integraal onderdeel uit van deze CAO.
De in dit artikel genoemde vakdiploma’s en deelcertificaten worden nader toegelicht en omschreven in artikel 8c. en de bijlagen IIA, IIB en IIC. Alleen de in deze bijlagen genoemde vakdiploma’s en deelcertifica- ten geven recht op de toeslagen als bedoeld in de leden 3 en 4 van dit artikel. Deze toeslagen kunnen niet cumuleren.
13
1. Functie-indeling
a. Bij de indeling van de functie dient de werkgever gebruik te maken van het functiehandboek.
b. De werkgever stelt de salonfunctie vast aan de hand van de fei- telijke taken en verantwoordelijkheden. Hierbij kan gebruik ge- maakt worden van het functie inventarisatie formulier (FIF), zoals opgenomen in het functiehandboek.
c. De werkgever vergelijkt de salonfunctie met de meest passende referentiefunctie en bepaalt naar aanleiding daarvan in welke loongroep de salonfunctie moet worden ingedeeld.
d. De werkgever is verplicht aan de werknemer schriftelijk mede te delen in welke loongroep de door hem te vervullen salonfunctie wordt ingedeeld en met welke referentiefunctie de werkgever de salonfunctie heeft vergeleken (indelingsbesluit. Voorts is de werk- gever verplicht de desbetreffende salonfunctie en loongroep te vermelden in de schriftelijke arbeidsovereenkomst.
2. Bezwaar en beroep
a. De werkgever is verantwoordelijk voor de juiste indeling van de salonfunctie.
b. Indien de werknemer zich niet kan vinden in het indelingsbesluit van de werkgever, dan dient deze binnen twee maanden na ont- vangst van dit indelingsbesluit zijn bezwaren schriftelijk kenbaar te maken aan de werkgever. De werkgever dient binnen een maand na ontvangst van het bezwaar, schriftelijk en gemotiveerd te reageren op het bezwaar van de werknemer met behulp van het functie inventarisatie formulier (FIF).
c. Als de bezwaarprocedure bij de werkgever niet tot een bevredi- gende oplossing leidt, kan de werknemer in beroep gaan bij de landelijke indelingscommissie voor het kappersbedrijf (LIC). Deze commissie zal op basis van de door werkgever en werkne- mer ingevulde functie inventarisatie formulieren (FIF) alsmede een schriftelijke toelichting van werknemer en werkgever de indeling van de salonfunctie onderzoeken. Vervolgens komt de commissie met een indelingsadvies voor de betrokken partijen (werkgever en werknemer). De LIC kan besluiten om partijen te horen. Toetsing van het indelingsbesluit door de burgerlijke rech- ter blijft daarnaast openstaan.
d. Het beroepsschrift dient binnen drie maanden, nadat de werkne- mer redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van de reactie van werkgever, bij de LIC ingediend te worden. Daarnaast blijft voor een werknemer de beroepsprocedure bij de LIC ook na drie maanden openstaan, als deze redelijkerwijs kan aantonen dat de werkgever zijn functie onjuist heeft ingedeeld, danwel niet of te laat op zijn bezwaar heeft gereageerd. De werknemer dient altijd eerst bezwaar aan te tekenen bij zijn werkgever.
e. De samenstelling, taak en werkwijze van de LIC zijn geregeld in
14
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
een reglement dat onderdeel uitmaakt van deze CAO (zie bijlage VIII).
3. Diplomatoeslag
De werknemer tot en met de leeftijd van 22 jaar heeft recht op een toeslag in verband met een door hem behaald vakdiploma, indien:
a. de werknemer voldoet aan de functievereisten van de referentie- functie haarstylist als omschreven in het functiehandboek en tevens beschikt over een vakdiploma als opgenomen in bijlage IIA. In dat geval heeft de werknemer recht op een toeslag ter grootte van f 30,– bruto per maand;
b. de werknemer voldoet aan de functievereisten van de referentie- functie topstylist als omschreven in het functiehandboek en te- vens beschikt over een vakdiploma als opgenomen in bijlage IIB. In dat geval heeft de werknemer recht op een toeslag ter grootte van f 30,– bruto per maand.
c. de werknemer heeft geen recht op een diplomatoeslag als ge- noemd onder a en b, als de werknemer voldoet aan de functie- vereisten van de referentiefunktie haarstylist 1, 2, of 3, of als de werknemer recht heeft op een toeslag deelcertificaat als genoemd in artikel 8b.4.
4. Toeslag deelcertificaat
De werknemer tot en met de leeftijd van 22 jaar heeft recht op een toeslag in verband met een door hem behaald deelcertificaat, indien:
a. de werknemer voldoet aan de functievereisten van de referentie- functie haarstylist en aan de vaktechnische handeling model- vorming als omschreven in het functiehandboek en tevens be- schikt over het deelcertificaat modelvorming als opgenomen in bijlage IIC. In dat geval heeft de werknemer recht op een toeslag ter grootte van f 20,– bruto per maand;
b. de werknemer voldoet aan de functievereisten van de referentie- functie haarstylist en aan de vaktechnische handeling zelfstandig kleuren als omschreven in het functiehandboek en tevens be- schikt over het deelcertificaat zelfstandig kleuren als opgenomen in bijlage IIC. In dat geval heeft de werknemer recht op een toe- slag ter grootte van f 20,– bruto per maand;
c. de werknemer voldoet aan de functievereisten van de referentie- functie haarstylist en aan de vaktechnische handeling lang haar als omschreven in het functiehandboek en tevens beschikt over het deelcertificaat lang haar als opgenomen in bijlage IIC. In dat geval heeft de werknemer recht op een toeslag ter grootte van f 20,– bruto per maand.
15
5. Ervaringsjaren
a. Ervaringsjaren zijn jaren gerekend vanaf de 23-jarige leeftijd van de werknemer, waarin deze in dienst is (geweest) als werknemer in het kappersbedrijf als bedoeld in artikel 1.1. Ook de jaren die de werknemer heeft doorgebracht in militaire dienst tengevolge van de militaire dienstplicht gelden als ervaringsjaren.
b. Ervaringsjaren zijn persoonsgebonden. Dit betekent dat de werk- nemer ervaringsjaren gerekend vanaf de 23-jarige leeftijd ook bij wisseling van functie of werkgever meeneemt. De (nieuwe) werk- gever is derhalve gehouden de werknemer het aantal ervarings- jaren toe te kennen dat de werknemer heeft opgebouwd.
c. Indien een werknemer voor het eerst door zijn (nieuwe) werkge- ver in de referentiefunctie topstylist wordt ingedeeld als om- schreven in het functiehandboek, dient de (nieuwe) werkgever een fictief aantal ervaringsjaren toe te kennen waardoor het loon van de werknemer minimaal gelijk is aan het laatstverdiende loon.
6. Herintreder: Een werknemer die gedurende drie jaar onafgebroken niet in de kappersbranche heeft gewerkt. De ervaringsjaren van een herintreder worden als volgt berekend: het aantal jaren dat de herin- treder werkzaam is geweest in de kappersbranche in de zes jaar voor- afgaand aan het moment van herintreden.
7. BOL-korting
Van deze mogelijkheid kan alleen gebruik gemaakt worden, indien de werknemer voor de eerste maal een dienstverband bij een kappers- bedrijf, als bedoeld in artikel 1.1., aangaat.
Indien een werknemer een beroepsopleidende leerweg heeft gevolgd in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) en deze met goed gevolg heeft afgerond, heeft de werkgever de mogelijkheid om bij deze werknemer op het voor de werknemer geldende bruto loon een korting toe te passen van maximaal 10% gedurende maxi- maal drie maanden van het dienstverband.
8. Ingroeischaal herenkapper
Voor een werknemer, die wordt ingedeeld in de referentiefunctie herenkapper als omschreven in het functiehandboek, geldt een ingroeischaal. Een werknemer die na zijn opleiding wordt ingedeeld in de referentiefunctie herenkapper, groeit binnen 4 jaar van loongroep 2 naar loongroep 6. Hierbij verblijft de werknemer maxi- maal 2 jaar in loongroep 4 en maximaal 2 jaar in loongroep 5. Uiter- lijk na vier jaar vindt betaling plaats conform loongroep 6.
9. Bedrijfsleider: Een werknemer, die voldoet aan de criteria voor bedrijfsleider als omschreven in het functiehandboek, ontvangt een toeslag als genoemd in artikel 10.1. sub a. De bedrijfsleider vormt geen aparte referentiefunctie.
16
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
10. Tijdelijke vervanging bedrijfsleider
Indien een werkgever, c.q. bedrijfsleider, gedurende een periode van tenminste twee weken niet aanwezig is in het bedrijf en daaraan geen leiding zal kunnen geven, is de werkgever verplicht één van zijn werknemers te belasten met de taken van bedrijfsleider, tenzij reeds op andere wijze is voorzien in de feitelijke leiding in het bedrijf. De werknemer die aldus is aangesteld als voorlopige bedrijfsleider zal voor de duur dat hij deze taken verricht de toeslag ontvangen zoals genoemd in artikel 10.1. sub a.
Artikel 8c
Diploma’s in het kappersbedrijf
1. Diplomaverificatie
Ingaande 1 september 1992 dient de werknemer bij indiensttreding de door hem behaalde vakdiploma(’s) in tweevoud in kopie aan de werkgever aan te bieden, die deze dient te ondertekenen en één exemplaar daarvan dient te retourneren aan de werknemer. Dezelfde procedure geldt ook indien ingaande 1 september 1992 tijdens het dienstverband vakdiploma’s worden behaald. Voor het geval de werk- gever weigert te ondertekenen, kan de werknemer zijn rechten uit- sluitend zeker stellen door zijn vakdiploma(’s) in kopie per aangete- kende post te verzenden aan de werkgever onder vermelding van de datum. Het bewijs van per aangetekende post verzenden en een kopie van de gedagtekende brief, gelden als bewijs dat mededeling aan de werkgever heeft plaatsgevonden, behoudens tegenbewijs.
2. Buitenlandse diploma’s
In de bijlagen IIA en IIB van de CAO is een opsomming gegeven van buitenlandse diploma’s die met ingang van 1 september 1992 door CAO-partijen zijn erkend als gelijkwaardig aan reeds in de CAO genoemde diploma’s. Buitenlandse diploma’s die niet door CAO-partijen zijn erkend als gelijkwaardig aan in de CAO ge- noemde diploma’s, kunnen door de Vakraad, gehoord de Stichting Examens en Proeven (SEP) danwel de Stichting Vakopleiding Uiter- lijke Verzorging (SVUV), danwel de Stichting KOC Nederland (KOC Nederland) beoordeeld worden op hun eventuele gelijkwaardigheid. Indien de Vakraad op deze wijze vaststelt dat een buitenlands di- ploma gelijkwaardig is aan een in de CAO genoemd vakdiploma, heeft dit ingaande de datum van die vaststelling rechtsgevolgen voor wat betreft de CAO. Ten aanzien van niet in de bijlage IIA en IIB
17
genoemde vakdiploma’s geldt dat deze niet met terugwerkende kracht rechtsgevolgen kunnen hebben.
3. Intreding rechtsgevolg
Het rechtsgevolg van het behalen van een vakdiploma treedt eerst in op het moment van aanbieden danwel zenden van een kopie daarvan aan de werkgever. Indien tussen het moment van aanbieden of ver- zenden enerzijds en het behalen van een vakdiploma anderzijds niet meer dan drie maanden ligt, geldt het moment van behalen als ingangsdatum voor het rechtsgevolg.
De Stichting Examens en Proeven (SEP), de Stichting Vakopleiding Uiterlijke Verzorging (SVUV) en de Stichting KOC Nederland (KOC Nederland) zijn niet aansprakelijk voor enige vorm van schade ont- staan door vertraagde verstrekking van de door de werknemer be- haalde vakdiploma’s.
Artikel 9a
Beloningsstelsel
1. De minimaal te betalen maandlonen voor de functies: junior stylist A en B, salonassistent, haarstylist, haarstylist 1, haarstylist 2, haarsty- list 3 en topstylist (zie het functiehandboek) zijn vermeld in de loon- tabellen die in bijlage I van deze CAO zijn opgenomen. De lonen gelden indien per week vijf dagen wordt gewerkt gedurende 38 uur. De lonen worden weergegeven exclusief de toeslag voor een vakdi- ploma of deelcertificaat voor werknemers tot en met 22 jaar (zie arti- kel 8b. leden 3 en 4).
4. Vanaf 1 april 2001 geldt de loontabel zoals opgenomen in loontabel 1G.
5. Vanaf 1 januari 2002 geldt de loontabel zoals opgenomen in loon- tabel 1I.
6. Rechtens geldende gunstiger arbeidsvoorwaarden dan in dit artikel vastgesteld blijven onverkort gehandhaafd.
7. b. De inlenende onderneming is verplicht zich ervan te verzekeren, dat aan arbeidskrachten, die aan zijn onderneming ter beschik- king zijn gesteld loon en overige toeslagen worden betaald over- eenkomstig de artikelen 9 en 10 van deze CAO.
c. Ter nakoming van de sub b bedoelde verplichtingen dient de inle- nende onderneming voor zover het gaat om bepalingen inzake lonen en toeslagen, in de overeenkomst van opdracht met het uit- zendbureau onherroepelijk te bedingen, dat het uitzendbureau de bedoelde CAO-bepalingen jegens de ter beschikking gestelde werknemers (uitzendkrachten) in acht zal nemen.
18
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
d. Indien de inlenende onderneming gebruik maakt van een uitzend- bureau dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring aan een uitzend-CAO gebonden is, waarin de doorwerking van de onder sub b genoemde bepaling is geregeld, wordt hij geacht met betrekking tot die bepaling de sub c bedoelde verplichting te zijn nagekomen.
e. Indien en voorzover de inlenende onderneming de sub b be- doelde verplichting niet nakomt, is hij ten opzichte van de inge- leende uitzendkracht aansprakelijk voor naleving van de in die leden bedoelde CAO-bepaling als ware de uitzendkracht bij de werkgever zelf in dienst.
Artikel 9b
Invoering Functiehandboek voor het Kappersbedrijf.
1. Functie-omzetting
De werknemer wordt door zijn werkgever in de volgende referentie- functie ingedeeld:
• leerling xxxxxx in eerste jaar van opleiding wordt ingedeeld in de referentiefunctie junior stylist A;
• leerling xxxxxx in tweede jaar van opleiding wordt ingedeeld in de referentiefunctie junior stylist B;
• aankomend kapper wordt ingedeeld in de referentiefunctie haarstylist;
• tweede kapper wordt ingedeeld in de referentiefunctie haarstylist 1;
• eerste kapper wordt ingedeeld in de referentiefunctie haarstylist 2.
Een werknemer die vóór 1 januari 1999 in dienst is als bedrijfslei- der, blijft met ingang van 1 januari 1999 bedrijfsleider als bedoeld in artikel 8b.9.
2. Afwijking ten gunste van werknemer
Er kan niet ten nadele van de werknemer van de functie-omzetting als bedoeld in artikel 9b.1 worden afgeweken. Van deze functie- omzetting kan echter wel ten gunste van de werknemer worden afge- weken, als de werknemer voldoet aan de functievereisten van een hogere referentiefunctie als omschreven in het functiehandboek. De feitelijke werkzaamheden zijn hierbij maatgevend.
5. Afschaffing overgangsregeling per 1 april 2001
Werknemers die per 1 januari 1999 een ervaringsjaar zijn teruggezet
19
(aankomend kappers en tweede kappers) kunnen met ingang van 1 april 2001 niet (een) ervaringsja(a)r(en) teruggezet worden gehou- den, dan waar zij op grond van deze CAO recht op hebben.
Artikel 10
Bijzondere bepalingen in verband met het loon.
1. Toeslagen bedrijfsleider en beheerder
a. De bedrijfsleider ontvangt een toeslag van 20% bruto op het loon.
b. De beheerder ontvangt een toeslag van f 40,-bruto per week op het loon per ingebracht diploma.
c. Voor de beheerder tevens bedrijfsleider cumuleren de toeslagen als bedoeld in de artikelen 10.1.a. en 10.1.b.
2. Loonbetaling
a. Betaling van het loon, de provisie, de toeslagen en dergelijke dient plaats te vinden door storting op de bank- of girorekening van de werknemer. De werkgever is verplicht ervoor te zorgen dat de betalingen uiterlijk worden bijgeschreven op de laatste dag van het loontijdvak waarover deze verschuldigd zijn.
b. De werkgever verstrekt c.q. laat verstrekken een loonspecificatie die in ieder geval inhoudt:
a. de naam van de werknemer;
b. de periode waarop de betaling betrekking heeft;
c. het bruto loon;
d. de provisie en eventuele vergoeding, uitkeringen of toesla- gen;
e. de premie voor het bedrijfspensioenfonds voor de onder het fonds vallende werknemers;
f. de V.U.T.-premie;
g. de premie O&O-fonds;
h. de inhouding loonbelasting en de overige sociale wetten;
i. het voor de werknemer geldende wettelijk minimum (jeugd) loon;
j. de overeengekomen arbeidsduur.
3. Loonsverhoging in verband met leeftijdsverhoging
Een werknemer, die zijn loon wekelijks uitbetaald krijgt, zal in- gaande de week waarin hij jarig is voor die gehele week het loon ontvangen waarop hij op grond van zijn nieuwe leeftijd recht heeft. Een werknemer, die maandelijks zijn loon uitbetaald krijgt en die voor danwel op de 15e van de kalendermaand jarig is, zal voor die gehele kalendermaand het loon ontvangen waarop hij op grond van zijn leeftijdsverhoging recht heeft. Een werknemer die zijn loon maandelijks uitbetaald krijgt en na de 15e van een kalendermaand
20
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
jarig is, zal eerst in de daaropvolgende kalendermaand het loon ont- vangen waarop hij op grond van zijn leeftijdsverhoging recht heeft. Een werknemer, die zijn loon per vier weken uitbetaald krijgt en die in de eerste twee weken van een betalingsperiode jarig is, zal voor de gehele betalingsperiode het loon ontvangen waarop hij op grond van zijn nieuwe leeftijd recht heeft. Een werknemer, die zijn loon per vier weken uitbetaald krijgt en die in de laatste twee weken van een betalingsperiode jarig is, zal eerst in de daaropvolgende betalings- periode het loon ontvangen waarop hij op grond van zijn leeftijds- verhoging recht heeft.
4. Loonsverhoging in verband met (extra) ervaringsjaren
Een werknemer, die zijn loon wekelijks uitbetaald krijgt, zal in- gaande de week waarin hij een (extra) ervaringsjaar bereikt voor die gehele week het loon ontvangen waarop hij op grond van zijn erva- ring recht heeft.
Een werknemer, die maandelijks zijn loon uitbetaald krijgt en die voor danwel op de 15e van de kalendermaand een (extra) ervarings- jaar bereikt, zal voor die gehele kalendermaand het loon ontvangen waarop hij op grond van zijn ervaring recht heeft. Een werknemer, die zijn loon maandelijks uitbetaald krijgt en die na de 15e van de kalendermaand een (extra) ervaringsjaar bereikt, zal eerst in de daar- opvolgende kalendermaand het loon ontvangen waarop hij op grond van zijn ervaring recht heeft.
Een werknemer, die zijn loon per vier weken uitbetaald krijgt en die in de eerste twee weken van een betalingsperiode een (extra) ervaringsjaar bereikt, zal voor de gehele betalingsperiode het loon ontvangen waarop hij op grond van zijn ervaring recht heeft. Een werknemer, die zijn loon per vier weken uitbetaald krijgt en die in de laatste twee weken van een betalingsperiode een (extra) ervarings- jaar bereikt, zal eerst in de daaropvolgende betalingsperiode het loon ontvangen waarop hij op grond van zijn ervaring recht heeft.
5. Reiskostenregeling woon- werkverkeer
Bij reizen met het openbaar vervoer (tweede klas) heeft de werkne- mer recht op vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten tot het maximum van de geldende, fiscale forfaitaire vergoeding op voorwaarde dat de gebruikte plaatsbewijzen aan de werkgever wor- den overhandigd.
Bij reizen anders dan met het openbaar vervoer over een afstand enkele reis langs de meest gebruikelijke weg van meer dan 10 kilo- meter, heeft de werknemer recht op de fiscale forfaitaire vergoeding behorende bij de reisafstand.
21
Er bestaat geen recht op vergoeding van reiskosten indien de werk- nemer afwezig is in verband met vakantie of ziekte. Abonnementen die echter reeds voor het ontstaan van ziekte zijn aangeschaft wor- den door de werkgever vergoed, tenzij deze aanschaf door de werk- nemer was te voorkomen.
Indien door verhuizing van de werknemer tijdens het dienstverband de reisafstand voor het woon- werkverkeer wordt vergroot, is de werkgever niet verplicht het meerdere aan reiskosten te vergoeden.
6. Handgereedschap
Handgereedschap, waaronder vallen kammen, scharen, föhns, scheer- messen en eventueel krultang en tondeuse, worden door de werkge- ver aangeschaft en ter beschikking gesteld aan de werknemer. De werkgever zal zorgen voor deugdelijk gereedschap en regelmatig onderhoud van dat gereedschap. Deze gereedschappen dienen in het bedrijf te blijven, met uitzondering van bezoek aan school of een technische club.
7. Bedrijfskleding
Indien de werkgever van de werknemer verlangt dat hij voorgeschre- ven, uniforme kleding dient te dragen, komen de aanschafkosten voor rekening van de werkgever.
8. Werktijdverkorting
Indien de werkgever toestemming met financiële garantie heeft ver- kregen om gedurende een bepaalde periode werktijdverkorting in te voeren, zal gedurende deze periode de volgende regeling van toepas- sing zijn: de werknemer ontvangt een suppletie op de wettelijke uit- kering tot aan het netto inkomen zulks met dien verstande dat bij ver- andering van leeftijd het daarbij behorende inkomen wordt doorbetaald.
9. Veiligheidsvoorzieningen
In de salon zal de werkgever werkhandschoenen ter beschikking stel- len.
Artikel 11
Parttime werknemer
1. Onder parttime werknemer wordt verstaan de werknemer die per week minder dan 5 dagen en/of 38 uur in de kapsalon werkzaam is. Dit artikel is niet van toepassing op de jeugdige werknemer met wie een leerovereenkomst of praktijkovereenkomst leerling is afgesloten.
2. Uit een schriftelijke arbeidsovereenkomst dient duidelijk te blijken op hoeveel uren en op welke dagen en tijdstippen per week de part- time regeling van toepassing is. In onderling overleg kunnen werk-
22
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
xxxxx en werknemer periodiek andere werktijden overeenkomen. Voor de kortere werkweek wordt het loon, alsmede de vakantie- regeling naar evenredigheid toegepast.
3. Rechtens geldende gunstiger arbeidsvoorwaarden dan in dit artikel zijn vastgesteld blijven onverkort gehandhaafd.
Artikel 12
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid
1. Aan werknemers zal het inkomen worden doorbetaald bij verzuim in de gevallen genoemd in artikel 7: 628 en 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek. De werkgever zal vanaf de eerste dag van arbeids- ongeschiktheid de werknemer zonder onderbreking gedurende ten- minste 52 weken het inkomen volledig doorbetalen, zulks met dien verstande dat bij verandering van leeftijd danwel van loongroep het daarbij behorende inkomen wordt doorbetaald (zie artikel 8.). In bij- lage VI van deze CAO is een ziektereglement opgenomen. Het niet in acht nemen van de controlevoorschriften van het ziektereglement kan tot gevolg hebben dat de in dit artikel genoemde betalings- verplichting van de werkgever geheel of gedeeltelijk komt te verval- len.
2. Verhaalsrecht
Indien en voorzover de werknemer xxxxxxx van zijn arbeids- ongeschiktheid jegens een derde een vordering tot schadevergoeding wegens loonderving kan doen gelden, zal de werkgever bij wijze van voorschot op deze schadevergoeding het inkomen zoals onder lid 1 van dit artikel normaal doorbetalen. De werknemer is niet verplicht zelf de vordering tot schadevergoeding in te dienen, doch wordt geacht zijn recht op schadevergoeding ten belope van het bedrag van het voorschot aan de werkgever te hebben gecedeerd en is desver- langd verplicht een hierop betrekking hebbende akte van cessie te tekenen. Indien de vordering tot schadevergoeding wordt toegewe- zen, zal het voorschot met de uit te keren schadevergoeding worden verrekend; indien de vordering wordt afgewezen of door de werkge- ver geen vordering wordt ingediend, zal het voorschot niet worden teruggevorderd.
3. Bij arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% in de zin van de WAO wordt de uitkering van de werknemer gedurende het eerste uitkerings- jaar, door de werkgever aangevuld tot 100% van het dagloon WAO
23
zoals vastgesteld op grond van artikel 14 WAO in samenhang met de door de Sociale Verzekerings Raad en/of LISV ter uitvoering daar- van gestelde regels.
4. Zwangerschaps- en bevallingsverlof
De duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof omvat minimaal 16 weken, gedurende welke de werkneemster het voor haar geldende loon 100% uitbetaald krijgt zonder dat er arbeid wordt verricht. Deze periode van 16 weken is opgesplitst in 6 weken voor de vermoede- lijke bevallingsdatum en 10 weken na de bevalling. Met dien ver- stande, dat er na de dag van de bevalling altijd nog 10 weken reste- ren. Indien een werkneemster dit wenst, zal het verlof later in kunnen gaan, doch niet later dan 4 weken voor de vermoedelijke bevallings- datum. Indien het verlof later ingaat dan 6 weken, doch niet later dan 4 weken, voor de vermoedelijke bevallingsdatum, wordt het verlof na de bevalling met evenzoveel dagen/weken verlengd tot de totale verlofsperiode van 16 weken.
5. Ouderschapsverlof
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7: 644 van het Burgerlijk Wetboek kan de werknemer onbetaald ouderschapsverlof opnemen tot op het moment waarop zijn/haar kind acht jaar oud is. Het verlof bedraagt een aaneengesloten periode van maximaal zes maanden over ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
Indien de werknemer gebruik wenst te maken van de mogelijkheid tot ouderschapsverlof, dient de werknemer dit minstens drie maan- den voor aanvang van het verlof schriftelijk aan de werkgever te melden. Werkgever en werknemer dienen in onderling overleg de werktijden gedurende het verlof te bepalen en schriftelijk vast te leg- gen.
7. Inleveren en opbouwen van vakantiedagen bij ziekte
De fulltime werknemer, die zich in een kalenderjaar, lopend van 1 januari tot en met 31 december niet ziek meldt, heeft recht op twee extra vakantiedagen als bonus op het basisaantal van 25 vakantieda- gen.
De fulltime werknemer, die zich gedurende bovengenoemde periode wél ziek meldt, verliest het recht op deze twee extra vakantiedagen en daarnaast wordt er nog 1 vakantiedag in mindering gebracht op het basisaantal van 25 vakantiedagen waardoor er 24 vakantiedagen resteren.
Bij de tweede en volgende ziekmeldingen vervallen telkens 2 vakan- tiedagen maar niet meer dan het aantal ziektedagen. Het inleveren van vakantiedagen stopt op het moment dat er 21 resteren. Maximaal kunnen 4 vakantiedagen in mindering worden gebracht.
Bij de parttime werknemer wordt deze regeling naar evenredigheid toegepast. Hetzelfde geldt bij een dienstverband dat na de eerste
24
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werkdag van bovengenoemde periode is aangevangen danwel voor de laatste werkdag daarvan is beëindigd.
8. Verplichte verzekering WAO-gat en ontheffing
De werkgever is voor de daarvoor in aanmerking komende werkne- mer verplicht bij een verzekeringsmaatschappij/bedrijfspensioen- fonds een verzekering/invaliditeitspensioenverzekering af te sluiten ter dekking van het WAO-gat, zijnde het verschil in de uitkeringen ingevolge de WAO voor en na de wetswijziging ingaande 26 januari 1993 (Wet van 1-8-1993, Staatsblad nr. 413, Kamerstuk 22824).
Een werknemer heeft een WAO-gat indien het brutoloon dat hij ont- vangt hoger is dan het bij zijn leeftijd plus één jaar behorende full- time wettelijk minimumloon. Deze definitie geldt ook voor de part- time werknemer, zodat het bij zijn leeftijd plus één jaar behorende fulltime wettelijk minimumloon niet naar evenredigheid van zijn kortere werkweek moet worden omgerekend.
De premiekosten van deze verplichte WAO-gatverzekering komen voor rekening van de werknemer. De werkgever houdt de kosten van deze verzekering per betalingsperiode tot maximaal 0,84% in op het brutoloon, de vakantietoeslag, e.d., van de werknemer.
De werkgever is verplicht de premie af te dragen aan de verzekeringsmaatschappij/bedrijfspensioenfonds waarmee de verze- kering is afgesloten. De werkgever is verplicht desgevraagd de werk- nemer alle inlichtingen te verstrekken waaruit blijkt dat de verzeke- ring is afgesloten en waaruit ook de hoogte van de door de werkgever af te dragen premie blijkt.
De werkgever is van de verplichting tot het sluiten van een WAO- gatverzekering ontheven indien de werknemer daartoe een afstands- verklaring heeft ondertekend. Als bijlage IV bij deze CAO is een model van een afstandsverklaring gevoegd.
Artikel 13
Arbeid op Christelijke feestdagen
1. Op algemeen erkende Christelijke feestdagen, waaronder te verstaan Nieuwjaarsdag, Paasmaandag, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag en de beide Kerstdagen, wordt door de werknemer geen arbeid verricht.
2. Voor zover in lid 1 genoemde Christelijke feestdagen niet op een zondag vallen, behoudt de werknemer het recht op doorbetaling van inkomen.
25
Artikel 14
Arbeid vóór, op en na de feestdagen
1. Het is de werkgever toegestaan, indien dat in de gemeente mogelijk is, de werknemer arbeid te laten verrichten op de vrije dag vooraf- gaande aan de algemeen erkende Christelijke feestdagen als vermeld in artikel 13.
2. Voor elke dag als bedoeld in lid 1 van dit artikel, waarop de werk- nemer arbeid heeft verricht, heeft de werknemer recht op een ver- vangende vrije dag.
3. In de week voor Pasen, Pinksteren en Kerstmis en de volgens plaat- selijk gebruik te vieren kermis, is het de werkgever toegestaan om in die week gedurende drie dagen de werknemer boven de 18 jaar arbeid te laten verrichten tot ten hoogste twee uur boven de op zijn arbeidslijst vermelde tijd van beëindiging van de dagtaak.
4. Indien de werkgever gebruik maakt van de mogelijkheid als vermeld in lid 3 van dit artikel, zal de werkgever de uren die worden gewerkt na het tijdstip waarop normaal de dagelijkse werktijd wordt beëin- digd, voor 125% belonen naar keuze in geld of in vrij op te nemen tijd (zie artikel 17a.4).
5. Op Koninginnedag en 5 mei (zie artikel 15.2.m.) kan de werknemer op basis van vrijwilligheid en overeenstemming arbeid verrichten. Voor de gewerkte uren op deze dagen is een toeslag van toepassing (zie artikel 17a.5).
Artikel 15
Bijzonder Verlof
1. In dit artikel worden samenwonenden die tenminste één jaar een gemeenschappelijke huishouding voeren, hetgeen moet blijken uit een uittreksel uit het bevolkingsregister (partnerschapsregistratie), gelijkgesteld met gehuwden.
2. De werkgever is verplicht de werknemer vrijaf te geven en het voor hem geldende inkomen door te betalen in de navolgende gevallen:
a. bij het overlijden van de echtgeno(o)t(e) en eigen kinderen of pleegkinderen: van de dag van overlijden tot en met de dag van begrafenis;
b. bij het overlijden van vader, moeder, xxxxxxxxxxxx, broer, zuster, zwager, xxxxxxxxxxxx, wederzijdse grootouders en kleinkinderen: 1 dag;
c. bij begrafenis of crematie van vader, moeder, schoonouders,
26
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
broer, zuster, zwager, xxxxxxxxxxxx, wederzijdse grootouders en kleinkinderen: 1 dag;
d. bij overlijden en begrafenis of crematie van andere inwonende bloedverwanten: 1 dag;
x. bij bevalling van echtgenote: 2 dagen;
f. bij ondertrouw danwel afsluiten samenlevingscontract door de werknemer: 1 dag;
g. bij huwelijk van de werknemer: 2 dagen;
h. bij 121⁄2, 25 en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer: 1 dag;
i. bij huwelijk van vader, moeder, grootouders, schoonvader, schoonmoeder, zuster, broer, eigen kind of pleegkind, xxxxxxxxx- ter, zwager, mits de plechtigheid wordt bijgewoond: in totaal 1 dag;
j. bij een 25-, 40-, 50-, en 60-jarige huwelijksherdenking van ouders, schoonouders, grootouders, broers of zusters: 1 dag;
k. voor het zoeken van een nieuwe betrekking bij opzegging van de zijde van de werkgever: een halve dag per week;
l. voor het afleggen van door organisaties van werkgevers en werk- nemers erkende vakexamens die verband houden met het kappers- vak met als doel het behalen van één van de vakdiploma’s of deelcertificaten als genoemd in de bijlagen IIA, IIB en IIC: mini- maal een halve dag en maximaal 1 dag. Indien de werknemer voor één van de hiervoor bedoelde vakexamens een hernieuwd examen moet afleggen, dient de werkgever de werknemer daar- voor een snipperdag te geven die voor rekening komt van de werknemer.
m. Koninginnedag: 1 dag; Indien het jaartal deelbaar is door 5, wordt ook de 5e mei vrijaf gegeven met behoud van loon;
n. bestuursleden of kaderleden van werknemersorganisaties hebben recht op een vrije dag met behoud van loon voor het bijwonen van door vakorganisaties georganiseerde scholingsactiviteiten, bestuurs- of algemene vergaderingen van vakorganisaties of ver- gaderingen van bedrijfstakorganen, indien zij namens een vakor- ganisatie, zitting hebben in het bestuur van zo’n bedrijfstak- orgaan, tot een maximum van 10 kalenderdagen per jaar. De betreffende werknemersorganisatie zal de werkgever minimaal 3 weken voor de datum van één van de hierboven genoemde ver- gaderingen op de hoogte stellen van die vergaderingen, waarna de werkgever verplicht is de betreffende werknemer vrij te geven met behoud van loon. De werkgever van werknemers die van deze regeling gebruik maken zal van de betreffende vakorganisa- tie een bedrag ontvangen gelijk aan het bruto dagloon (inclusief vakantiegeld en werkgeverslasten) van die betreffende werkne-
27
mer. De werkgever is verplicht om voor de uitvoering van deze regeling alle relevante gegevens aan de secretaris van de Vakraad te leveren, om voor een dergelijke betaling in aanmerking te komen. De werknemersorganisaties kunnen de kosten die voort- vloeien uit deze regeling declareren bij het Sociaal Fonds voor Opleidingen en Ontwikkeling in het Kappersbedrijf.
o. bij een 121⁄2-jarig dienstjubileum: 1 dag;
p. gedurende een naar billijkheid te bepalen tijdsduur voor bezoek aan dokter of tandarts en een maximum van 1 dag voor bezoek aan specialist voorzover dit niet in de vrije tijd van de werkne- mer kan geschieden.
q. bij verhuizing van de werknemer naar een ander adres, gedu- rende 1 dag, met een maximum van 1 dag per kalenderjaar.
Artikel 16
Vakantie
1. De vakantie wordt door de werkgever vastgesteld na overleg met de werknemer en wordt in een schriftelijk vakantierooster vastgelegd. Werknemers in het kappersbedrijf hebben recht op 25 arbeidsdagen vakantie met behoud van inkomen. De werknemer heeft recht op een aaneengesloten vakantie van 3 weken. Het inleveren en opbouwen van vakantiedagen bij ziekmeldingen is geregeld in artikel 12.7. Indien een dag van de aaneengesloten vakantie samenvalt met een feestdag, als bedoeld in artikel 13 en artikel 15.2 sub m. zal de werk- nemer hiervoor een vervangende vrije dag worden gegeven voor het einde van het vakantiejaar.
De werkgever kan daarnaast, na overleg, een vakantieperiode van maximaal 5 hele dagen aanwijzen buiten de periode vanaf de maand mei tot en met september, danwel een evenredig aantal bij parttimers en partieel leerplichtigen. Indien de aaneengesloten vakantie van drie weken in de periode van oktober tot en met april wordt opgenomen, kan de werkgever gedurende het gehele kalenderjaar een vakantie- periode van maximaal 5 hele dagen aanwijzen, danwel een evenre- dig aantal bij parttimers en partieel leerplichtigen. In overleg met de werknemer kunnen de in dit artikel genoemde 5 hele dagen ook in uren worden opgenomen tot een maximum van 21⁄2 dag of 19 uur.
2. De werkgever zal met de werknemer via een schriftelijk vakantie- rooster, de aaneengesloten vakantie regelen uiterlijk voor 1 maart van het vakantiejaar. De werknemer dient de aaneengesloten vakantie- periode schriftelijk aan te vragen, voor 15 februari van het vakantie- jaar, zodat tijdig het hiervoor bedoelde vakantierooster kan worden opgemaakt. Deze vakantieregeling zal zodanig zijn dat niet alle werknemers tegelijk op vakantie gaan tenzij er onderlinge overeen- stemming bestaat over een bedrijfssluiting gedurende de vakantie.
28
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Het vakantiejaar loopt van 1 januari van elk kalenderjaar tot 1 januari van het daarop volgende kalenderjaar.
Werkgever en werknemer tekenen op het vakantierooster voor ak- koord.
3. a. Onder arbeidsdagen worden verstaan dagen waarop arbeid moet worden verricht.
b. De werknemer die aan de in dit lid vermelde voorwaarden vol- doet, heeft per kalenderjaar recht op de navolgende vakantie met behoud van loon:
– 1 dag extra na een ononderbroken dienstverband
bij dezelfde werkgever van 5 jaar of vanaf de leeftijd van 30 jaar tot 40 jaar, maar dan ongeacht de duur van het dienstverband;
– 2 dagen extra na een ononderbroken dienstverband
bij dezelfde werkgever van 10 jaar of vanaf de leeftijd van 40 jaar tot 45 jaar, maar dan ongeacht de duur van het dienstverband;
– 3 dagen extra na een ononderbroken dienstverband
bij dezelfde werkgever van 15 jaar of vanaf de leeftijd van 45 jaar, maar dan ongeacht de duur van het dienstverband;
– 4 dagen extra vanaf de leeftijd van 50 jaar;
– 5 dagen extra vanaf de leeftijd van 55 jaar;
– 10 dagen extra vanaf de leeftijd van 60 jaar. Rechtens
geldende gunstiger arbeidsvoorwaar- den dan in dit artikel vastgesteld blijven onverkort gehandhaafd.
c. Bij indiensttreding vóór of op de 15e van een kalendermaand wordt het dienstverband geacht te zijn aangegaan op de eerste van dezelfde kalendermaand.
d. Bij indiensttreding na de 15e van een kalendermaand wordt de werknemer geacht in dienst te zijn getreden op de eerste van de daaropvolgende kalendermaand.
e. Indien de 15e van een kalendermaand valt op een zondag of maandag, wordt het dienstverband geacht te zijn aangegaan op de 1e van dezelfde kalendermaand.
29
4. a. De werknemer kan een snipperdag opnemen op het tijdstip dat door hem wordt gewenst, tenzij het bedrijfsbelang zich hier uit- drukkelijk tegen verzet. Een werknemer heeft per kalenderjaar minimaal recht om op twee vrijdagen en twee zaterdagen een snipperdag op te nemen. Een aanvraag voor een snipperdag moet minstens vier dagen van tevoren schriftelijk zijn ingediend en binnen één dag na aanvraag zal de werkgever voor akkoord teke- nen. Indien de werkgever niet binnen 24 uur voor akkoord heeft getekend en/of niet heeft gereageerd op het verzoek van de werk- nemer dan kan de werknemer schriftelijk aangevraagde snipper- dag opnemen.
b. Geen snipperdagen zijn:
1. de algemeen erkende Christelijke feestdagen als bedoeld in artikel 13;
2. de dagen waarop de werknemer verzuim met behoud van loon als bedoeld in artikel 15 is toegekend.
c. De werknemer heeft het recht een snipperdag op te nemen op de volgende dagen, tenzij deze op een zaterdag vallen: op bid- en dankdagen, op 1 mei, 15 augustus en 1 november.
5. Het recht op vakantie bij beëindiging van het vakantiejaar
Het recht op vakantie mag niet worden vervangen door een betaling in geld, tenzij in geval van beëindiging van de dienstbetrekking inge- volge lid 8 van dit artikel.
6. Vakantie bij onderbreking van werkzaamheden
a. In geval van onderbreking van de werkzaamheden wegens het opkomen in militaire dienst voor herhalingsoefeningen wordt het aantal vakantiedagen niet verminderd.
b. In geval van onderbreking van de werkzaamheden wegens ziekte of ongeval geldt het bepaalde in lid 7 van dit artikel.
7. Vakantie bij ziekte of ongeval
a. Indien de werknemer bij de aanvang van of tijdens de aaneenge- sloten vakantie ongeschikt tot werken is of wordt ten gevolge van ziekte of ongeval, zodat hij van de vakantie geen gebruik kan maken, ontvangt hij deze vakantiedagen en eventuele snipperda- gen op een ander tijdstip, bij voorkeur in het lopende kalender- jaar.
b. De werknemer als bedoeld in het vorige lid, dient een medische verklaring te overleggen waarop is vermeld de periode van arbeidsongeschiktheid.
c. De werkgever en werknemer stellen in onderling overleg vast op welk tijdstip de aan de werknemer, ingevolge het onder sub a bepaalde, nog toekomende vakantiedagen alsnog zullen worden genoten.
d. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.7 heeft de werk- nemer bij arbeidsongeschiktheid recht op het volledige aantal
30
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
vakantiedagen gedurende maximaal 26 weken. Dit recht blijft bestaan, ongeacht de wijze waarop het dienstverband wordt beëindigd.
8. Xxxxxxxx bij ontslag en doorbetaling van het loon
a. Bij het beëindigen van de dienstbetrekking wordt de werknemer desgewenst in de gelegenheid gesteld de hem nog toekomende vakantiedagen op te nemen, met dien verstande dat deze vakan- tiedagen niet in de opzegtermijn mogen zijn inbegrepen, tenzij de werknemer daartegen geen bezwaar heeft.
b. Indien de werknemer de hem toekomende vakantiedagen niet heeft opgenomen, zullen de nog openstaande vakantiedagen wor- den verrekend.
9. Uitvoeringsbepalingen
a. De werkgever heeft het recht te veel genoten vakantiedagen te doen inhalen of te verrekenen met nog te verwerven vakantieda- gen.
b. Bij beëindiging van de dienstbetrekking heeft de werkgever het recht te veel genoten snipperdagen te verrekenen als bepaald in lid 8, sub b van dit artikel.
c. De werkgever is verplicht bij het einde van de dienstbetrekking aan de werknemer een verklaring uit te reiken waaruit blijkt; de duur van de vakantie en het verlof zonder behoud van loon welke aan de werknemer op dat tijdstip nog toekomen.
d. De werkgever is verplicht op een vakantiekaart aantekening te maken van de door de werknemer opgenomen vakantie- en snip- perdagen. De werknemer dient eveneens een exemplaar van deze kaart te ontvangen. Beide partijen zijn verplicht de kaarten bij iedere mutatie te tekenen voor akkoord.
Artikel 17
Vakantiegeld
1. De werknemer heeft recht op vakantiegeld van 8% van zijn jaarin- komen naar rato van leeftijd en toeslagen ingevolge artikel 9 e.v. De uitbetaling van het vakantiegeld dient uitsluitend in zijn geheel in één keer te geschieden in de maand mei over het reeds verdiende loon over de periode 1 juli van het voorafgaande kalenderjaar tot en met 30 juni van het lopende kalenderjaar.
2. Indien het loon niet per maand wordt uitbetaald, dient het vakantie-
31
geld uitbetaald te worden in de laatste betalingsperiode in de maand mei.
3. De werknemer, die in de loop van het vakantiejaar de dienst van de werkgever verlaat, voor zover hij hiervoor nog geen vakantiegeld heeft genoten, ontvangt over dit dienstverband 8% van het inkomen dat hij gedurende dit dienstverband verdiende.
4. Indien de werknemer de dienstbetrekking beëindigt, is het de werk- gever toegestaan te veel genoten vakantiegeld in te houden op het loon.
5. De werkgever betaalt het in lid 3 van dit artikel bedoelde bedrag op de laatste dag van de dienstbetrekking.
6. De werkgever mag het in lid 4 van dit artikel bedoelde bedrag op de laatste dag van de dienstbetrekking inhouden.
7. Bij arbeidsongeschiktheid zal het vakantiegeld gedurende de eerste 52 weken onverkort worden doorbetaald.
Artikel 17a
Toeslagen
2. Toeslag overwerk
De uren, welke de 38-urige werkweek te boven gaan worden be- schouwd als overwerkuren. Dit geldt ook voor parttimers. Voor deze overwerkuren geldt een toeslag van 25% per uur (zie artikel 5.7).
3. Toeslag werken op zondag
Voor de gewerkte uren op een zondag geldt een toeslag van 25% per uur.
4. Week voor Pasen, Pinksteren, Kerstmis, etc.
Indien de werkgever gebruik maakt van de mogelijkheid als vermeld in artikel 14.3 van deze CAO, dan geldt een toeslag van 25% per uur voor de uren die worden gewerkt na het tijdstip waarop normaal de dagelijkse werktijd wordt beëindigd.
5. Koninginnedag en 5 mei
Indien de werknemer op verzoek van de werkgever op Koninginne- dag en/of op 5 mei (zie artikel 15.2 sub m) arbeid verricht, dan geldt een toeslag van 100% per uur.
6. Uitkering toeslagen in tijd of in geld
De toeslagen als genoemd in dit artikel worden naar rato van de gewerkte tijd in overleg tussen werkgever en werknemer uitgekeerd
32
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
in tijd of in geld. De toeslagen worden per kalenderkwartaal uitge- keerd. Indien de uitkering in geld geschiedt, zal de betaling uiterlijk plaatsvinden tegelijk met de eerstvolgende loonbetaling na het kalenderkwartaal waarin de toeslagen zijn opgebouwd. Indien de uit- kering in tijd plaatsvindt, zal uiterlijk in de eerste week na het kalenderkwartaal waarin de toeslagen zijn opgebouwd de extra tijd worden bijgeschreven op de snipperdagenkaart.
Artikel 18
Bedrijfsinstanties en bevoegdheden
1. De bevordering van, de algemene invoering en de trouwe naleving van de bepalingen van deze overeenkomst is opgedragen aan de Vak- raad.
2. In geval van geschillen welke voortvloeien uit of verband houden met de interpretatie van deze CAO is de werkgever zowel als de werknemer verplicht over het onderhavige geschil, alvorens beroep te doen op de rechter, schriftelijk advies in te winnen bij de Vakraad.
3. Waar in deze overeenkomst sprake is van de bevoegdheid van de Vakraad tot het toestaan van afwijkingen en dergelijke, geldt dat de desbetreffende uitspraken van de Vakraad schriftelijk ter kennis wor- den gebracht van betrokkene(n) en tevens van het Centraal Kantoor van de Arbeidsinspectie.
4. In het bijzonder en op zichzelf staande gevallen kan de Vakraad afwijkingen van de bepalingen dezer overeenkomst toestaan voor enig tegelijkertijd vast te stellen tijdvak.
5. Indien de Vakraad het nodig oordeelt kan (kunnen) de werkgever(s) zowel als de werknemers worden verplicht de nodige inlichtingen schriftelijk of mondeling te verstrekken.
Artikel 19
Scholings- en werkgelegenheidsprojecten
1. e. Werknemers die door de Vakraad georganiseerde bijscho- lingscursussen volgen, dienen daartoe tijdens werktijd in de gele- genheid te worden gesteld. Voorzover deze bijscholingscursussen
33
buiten werktijd gevolgd dienen te worden, zal daarvoor compen- satie in de vorm van vrije tijd worden gegeven.
2. Leerlingen die in het kader van het leerlingwezen of een beroeps- begeleidende leerweg een aanvullende scholing volgen op aanwij- zing van de Stichting Vakopleiding in het Kappersbedrijf of van de Stichting Vakopleiding Uiterlijke Verzorging (SVUV) danwel de Stichting KOC Nederland dienen voor deze aanvullende scholing vrijaf te krijgen, indien deze scholing valt op een werkdag. Het loon wordt in dat geval doorbetaald.
Artikel 20
Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling
Er is met ingang van 1 januari 1983 een Stichting Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling in het Kappersbedrijf. De stichting is geves- tigd in Utrecht. Tussen partijen is een Collectieve Arbeidsovereenkomst afgesloten.
Artikel 21
Bedrijfspensioenfonds
De naam van het bedrijfspensioenfonds is: Stichting Bedrijfspensioen- fonds voor het Kappersbedrijf. Het pensioenfonds is gevestigd te Utrecht.
Artikel 22
De Stichting VUT
De Stichting Vervroegd Uittreden Kappersbedrijf is gevestigd te Utrecht. De Stichting heeft ten doel overeenkomstig de bepalingen van de statu- ten en het reglement voor bepaalde groepen werknemers in het kappers- bedrijf de mogelijkheid te openen tot vrijwillige vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, door het toekennen van een inkomens vervan- gende uitkering.
34
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE 1G
35
BRUTO LONEN PER MAAND* PER 1 APRIL 2001 IN GULDENS (f) EXCLUSIEF TOESLAG DIPLOMA/DEELCERTIFICAAT (OVERGANGSREGELING)
loongroep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
referentie | junior | junior | salon | haarstylist | haarstylist | haarstylist | haarstylist | topstylist |
functie | stylist A | stylist B | assistent | 1 | 2 | 3 | ||
leeftijd/ | ||||||||
ervarings- | ||||||||
jaren: | ||||||||
15 | 815,65 | 948,70 | 982,30 | 1.407,03 | 1.461,91 | 1.517,09 | 1.561,24 | 1.605,70 |
16 | 934,84 | 1.067,90 | 1.101,50 | 1.475,47 | 1.530,35 | 1.585,53 | 1.629,68 | 1.674,13 |
17 | 1.067,29 | 1.200,35 | 1.233,95 | 1.556,03 | 1.610,92 | 1.666,10 | 1.710,24 | 1.754,70 |
18 | 1.226,23 | 1.359,28 | 1.392,89 | 1.740,36 | 1.795,24 | 1.850,42 | 1.894,57 | 1.939,02 |
19 | 1.411,65 | 1.544,70 | 1.578,31 | 2.008,55 | 2.063,43 | 2.118,62 | 2.162,77 | 2.207,21 |
20 | 1.627,97 | 1.761,04 | 1.794,64 | 2.311,87 | 2.370,23 | 2.409,99 | 2.454,14 | 2.498,60 |
21 | 1.919,35 | 2.052,41 | 2.086,01 | 2.490,88 | 2.545,76 | 2.600,95 | 2.645,10 | 2.689,54 |
22 | 2.250,47 | 2.383,52 | 2.417,12 | 2.735,90 | 2.790,78 | 2.845,96 | 2.890,11 | 2.934,56 |
23/0 | 2.645,60 | 2.778,65 | 2.814,47 | 3.139,06 | 3.197,45 | 3.233,88 | 3.278,03 | 3.322,17 |
1 | 2.645,60 | 2.778,65 | 2.814,47 | 3.228,35 | 3.283,54 | 3.338,72 | 3.382,87 | 3.427,02 |
2 | 2.645,60 | 2.778,65 | 2.814,47 | 3.293,48 | 3.348,66 | 3.403,85 | 3.448,00 | 3.492,14 |
3 | 2.645,60 | 2.778,65 | 2.814,47 | 3.325,49 | 3.380,67 | 3.435,86 | 3.480,00 | 3.524,15 |
4 | 2.645,60 | 2.778,65 | 2.814,47 | 3.381,77 | 3.436,95 | 3.492,14 | 3.536,29 | 3.580,44 |
5 | 2.645,60 | 2.778,65 | 2.814,47 | 3.381,77 | 3.436,95 | 3.492,14 | 3.536,29 | 3.580,44 |
36
BIJLAGE 1H
BRUTO LONEN PER MAAND* PER 1 APRIL 2001 IN EURO’S (G) EXCLUSIEF TOESLAG DIPLOMA/DEELCERTIFICAAT BIJ INDELING NA 1 JANUARI 1999
loongroep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
referentie | junior | junior | salon | haarstylist | haarstylist | haarstylist | haarstylist | topstylist |
functie | stylist A | stylist B | assistent | 1 | 2 | 3 | ||
leeftijd/ | ||||||||
ervarings- | ||||||||
jaren: | ||||||||
15 | 370,12 | 430,50 | 445,75 | 638,48 | 663,39 | 688,43 | 708,46 | 728,63 |
16 | 424,21 | 484,59 | 499,84 | 669,54 | 694,44 | 719,48 | 739,52 | 759.69 |
17 | 484,31 | 544,69 | 559,94 | 706,10 | 731,00 | 756,04 | 776,08 | 796,25 |
18 | 556,44 | 616,82 | 632,06 | 789,74 | 814,64 | 839,68 | 859,72 | 879,89 |
19 | 640,58 | 700,96 | 716,20 | 911,44 | 936,34 | 961,39 | 981,42 | 1.001,59 |
20 | 738,74 | 799,12 | 814,37 | 1.049,08 | 1.075,56 | 1.093,61 | 1.113,64 | 1.133,81 |
21 | 870,96 | 931,34 | 946,59 | 1.130,31 | 1.155,22 | 1.180,26 | 1.200,29 | 1.220,46 |
22 | 1.021,22 | 1.081,60 | 1.096,84 | 1.241,50 | 1.266,40 | 1.291,44 | 1.311,47 | 1.331,65 |
23/0 | 1.200,52 | 1.260,90 | 1.277,15 | 1.424,44 | 1.450,94 | 1.467,47 | 1.487,50 | 1.507,54 |
1 | 1.200,52 | 1.260,90 | 1.277,15 | 1.464,96 | 1.490,01 | 1.515,05 | 1.535,08 | 1.555,11 |
2 | 1.200,52 | 1.260,90 | 1.277,15 | 1.494,51 | 1.519,55 | 1.544,60 | 1.564,63 | 1.584,67 |
3 | 1.200,52 | 1.260,90 | 1.277,15 | 1.509,04 | 1.534,08 | 1.559,12 | 1.579,16 | 1.599,19 |
4 | 1.200,52 | 1.260,90 | 1.277,15 | 1.534,58 | 1.559,62 | 1.584,67 | 1.604,70 | 1.624,73 |
5 | 1.200,52 | 1.260,90 | 1.277,15 | 1.534,58 | 1.559,62 | 1.584,67 | 1.604,70 | 1.624,73 |
*) Een volledige werkweek bestaat uit 5 dagen en 38 uren.
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE 1I
37
BRUTO LONEN PER MAAND* PER 1 JANUARI 2002 IN GULDENS (f) EXCLUSIEF TOE- SLAG DIPLOMA/DEELCERTIFICAAT (OVERGANGSREGELING)
loongroep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
referentie | junior | junior | salon | haarstylist | haarstylist | haarstylist | haarstylist | topstylist |
functie | stylist A | stylist B | assistent | 1 | 2 | 3 | ||
leeftijd/ | ||||||||
ervarings- | ||||||||
jaren: | ||||||||
15 | 844,19 | 981,91 | 1.016,69 | 1.456,27 | 1.513,08 | 1.570,19 | 1.615,89 | 1.661,90 |
16 | 967,56 | 1.105,28 | 1.140,06 | 1.527,11 | 1.583,91 | 1.641,02 | 1.686,72 | 1.732,73 |
17 | 1.104,64 | 1.242,36 | 1.277,14 | 1.610,49 | 1.667,30 | 1.724,41 | 1.770,10 | 1.816,11 |
18 | 1.269,15 | 1.406,86 | 1.441,64 | 1.801,27 | 1.858,07 | 1.915,18 | 1.960,88 | 2.006,89 |
19 | 1.461,06 | 1.598,77 | 1.633,55 | 2.078,85 | 2.135,65 | 2.192,77 | 2.238,47 | 2.284,47 |
20 | 1.684,95 | 1.822,67 | 1.857,45 | 2.392,78 | 2.453,19 | 2.494,34 | 2.540,04 | 2.586,05 |
21 | 1.986,53 | 2.124,24 | 2.159,02 | 2.578,06 | 2.634,86 | 2.691,98 | 2.737,68 | 2.783,68 |
22 | 2.329,23 | 2.466,95 | 2.501,72 | 2.831,65 | 2.888,46 | 2.945,57 | 2.991,26 | 3.037,27 |
23/0 | 2.738,19 | 2.875,90 | 2.912,97 | 3.248,93 | 3.309,36 | 3.347,06 | 3.392,76 | 3.438,45 |
1 | 2.738,19 | 2.875,90 | 2.912,97 | 3.341,34 | 3.398,47 | 3.455,58 | 3.501,27 | 3.546,96 |
2 | 2.738,19 | 2.875,90 | 2.912,97 | 3.408,75 | 3.465,86 | 3.522,98 | 3.568,68 | 3.614,37 |
3 | 2.738,19 | 2.875,90 | 2.912,97 | 3.441,88 | 3.498,99 | 3.556,11 | 3.601,80 | 3.647,50 |
4 | 2.738,19 | 2.875,90 | 2.912,97 | 3.500,13 | 3.557,25 | 3.614,37 | 3.660,06 | 3.705,76 |
5 | 2.738,19 | 2.875,90 | 2.912,97 | 3.500,13 | 3.557,25 | 3.614,37 | 3.660,06 | 3.705,76 |
38
BIJLAGE 1J
BRUTO LONEN PER MAAND* PER 1 JANUARI 2002 IN EURO’S (G) EXCLUSIEF TOESLAG DIPLOMA/DEELCERTIFICAAT BIJ INDELING NA 1 JANUARI 1999
loongroep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
referentie | junior | junior | salon | haarstylist | haarstylist | haarstylist | haarstylist | topstylist |
functie | stylist A | stylist B | assistent | 1 | 2 | 3 | ||
leeftijd/ | ||||||||
ervarings- | ||||||||
jaren: | ||||||||
15 | 383,08 | 445,57 | 461,35 | 660,83 | 686,61 | 712,52 | 733,26 | 754,14 |
16 | 439,06 | 501,55 | 517,33 | 692,97 | 718,75 | 744,66 | 765,40 | 786,28 |
17 | 501,27 | 563,76 | 579,54 | 730,81 | 756,59 | 782,50 | 803,24 | 824,12 |
18 | 575,91 | 638,40 | 654,19 | 817,38 | 843,16 | 869,07 | 889,81 | 910,69 |
19 | 663,00 | 725,49 | 741,27 | 943,34 | 969,12 | 995,04 | 1.015,77 | 1.036,65 |
20 | 764,60 | 827,09 | 842,87 | 1.085,80 | 1.113,21 | 1.131,88 | 1.152,62 | 1.173,50 |
21 | 901,45 | 963,94 | 979,72 | 1.169,87 | 1.195,65 | 1.221,57 | 1.242,30 | 1.263,18 |
22 | 1.056,96 | 1.119,45 | 1.135,23 | 1.284,95 | 1.310,73 | 1.336,64 | 1.357,38 | 1.378,25 |
23/0 | 1.242,54 | 1.305,03 | 1.321,85 | 1.474,30 | 1.501,72 | 1.518,83 | 1.539,57 | 1.560,30 |
1 | 1.242,54 | 1.305,03 | 1.321,85 | 1.516,24 | 1.542,16 | 1.568,07 | 1.588,81 | 1.609,54 |
2 | 1.242,54 | 1.305,03 | 1.321,85 | 1.546,82 | 1.572,74 | 1.598,66 | 1.619,39 | 1.640,13 |
3 | 1.242,54 | 1.305,03 | 1.321,85 | 1.561,86 | 1.587,77 | 1.613,69 | 1.634,43 | 1.655,16 |
4 | 1.242,54 | 1.305,03 | 1.321,85 | 1.588,29 | 1.614,21 | 1.640,13 | 1.660,86 | 1.681,60 |
5 | 1.242,54 | 1.305,03 | 1.321,85 | 1.588,29 | 1.614,21 | 1.640,13 | 1.660,86 | 1.681,60 |
*) Een volledige werkweek bestaat uit 5 dagen en 38 uren.
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IIA
TOELICHTING DIPLOMA-OMSCHRIJVING
De genoemde diploma’s en/of registratieverklaringen zijn:
– Het bediendediploma zoals na 1-1-1955 is uitgereikt door de Vak- raad.
– Het gezellendiploma en het diploma 1e bediende uitgereikt voor 31-12-1954.
– Het bediendediploma uitgereikt door de Haagse Vakschool voor kapper/ster tot 1-6-1972.
– Het getuigschrift uitgereikt door de Arnhemse en Groningse Kappers- scholen in de periode 1-5-1946 tot 31-12-1966.
– Het diploma in het kader van de primaire opleiding Leerlingwezen Kappersbedrijf.
– Het bediendediploma, afgegeven door de Stichting Examens en Proe- ven voor het Kappersbedrijf.
– Het diploma Haarstylist afgegeven door de Stichting Examens en Proeven voor het Kappersbedrijf tot 31 december 1994.
– Het MDGO-UV-diploma bediende dames- en herenkappen onderte- kend door de gecommiteerde.
– Het Stivas-A-diploma voor schoonheidsspecialiste als genoemd in het Vestigingsbesluit Schoonheidsverzorging.
– Het MDGO-UV-diploma Vakbekwaamheid schoonheidsverzorging/ bediende dameskappen ondertekend door de gecommiteerde con- form artikel 13.2 van het examenreglement MDGO-UV.
– De SEP-registratieverklaring behorende bij het MDGO-UV diploma vakbekwaamheid dames- en herenkappen ondernemersdiploma dameskappen c.q. herenkappen.
– Het diploma niveau 2 afgegeven door de SVUV, danwel door KOC Nederland.
39
– Het diploma niveau kapper afgegeven door de SVUV, danwel door KOC Nederland.
– Het diploma niveau Afro-kapper afgegeven door KOC Nederland.
– Alle door KOC Nederland extern gelegitimeerde vakdiploma’s.
– Alle door de Vakraad hiermee gelijkgestelde vakdiploma’s.
Buitenlandse diploma’s:
– Het in Duitsland afgegeven diploma ,,Gesellenprüfung’’.
40
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IIB
TOELICHTING DIPLOMA-OMSCHRIJVING
De genoemde diploma’s en/of registratieverklaringen zijn:
– De diploma’s in het kader van het Vestigingsbesluit Kappersbedrijven 1958 voor het dameskappersbedrijf en het herenkappersbedrijf staats- blad 1958/629.
– De vakbekwaamheidsdiploma’s, afgegeven door de Vakraad.
– De ondernemersdiploma’s, afgegeven door de Vakraad.
– De vakbekwaamheidsdiploma’s afgegeven door de Stichting Exa- mens en proeven voor het kappersbedrijf.
– De ondernemersdiploma’s afgegeven door de Stichting Examens en proeven voor het Kappersbedrijf.
– Het diploma Voortgezet Leerlingwezen Kappersbedrijf.
– De verklaring, ondertekend door de Stichting Examens en Proeven, behorende bij het diploma van de Gemeentelijke Kappersschool te Rotterdam v.a. 1984.
Dit diploma is tevens mede bepalend als bediendediploma voor de beloningsstructuur
– Het Stivas B-diploma voor schoonheidsspecialiste, als genoemd in het Vestigingsbesluit Schoonheidsverzorging.
– Het door de Stichting Vakexamens Schoonheidsverzorging afgege- ven diploma Schoonheidsverzorging.
– De SEP-registratieverklaring behorende bij het MDGO-UV-diploma vakbekwaamheid dames- en herenkappen ondernemersdiploma dameskappen c.q. herenkappen.
– Het diploma niveau 3 afgegeven door de SVUV, danwel door KOC Nederland.
– Het diploma niveau allround kapper afgegeven door de SVUV, dan- wel door KOC Nederland.
41
– Het diploma niveau allround Afro-kapper afgegeven door KOC Ne- derland.
– Alle door KOC Nederland extern gelegitimeerde vakdiploma’s.
– Alle door de Vakraad hiermee gelijkgestelde vakdiploma’s.
Buitenlandse diploma’s:
– Het in Duitsland afgegeven diploma ,,Meisterprüfung’’.
42
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IIC
TOELICHTING DEELCERTIFICATEN
De in artikel 8b.4. genoemde deelcertificaten zijn:
• modelvorming / modelvorming Afro-haar
• lang haar;
• kleurbehandeling.
De in artikel 15.2. sub l genoemde deelcertificaten zijn:
• snijden;
• modelvorming;
• knippen;
• haaronderzoek en haarverzorging;
• lang haar;
• kleurbehandeling;
• föhnen;
• permanenten;
• Ontkroezen;
• Curling;
• Knippen virgin Afro-haar;
• Modelvorming Afro-haar;
• kwaliteitszorg;
• MCK 2;
• MCK 1;
• sociale, commerciële en contactuele vaardigheden;
• AOV;
• hygiëne, arbo en milieu;
• alle door KOC Nederland uitgevoerde en extern gelegitimeerde deel- kwalificaties.
43
BIJLAGE III
STAGE-OVEREENKOMST
De ondergetekenden:
Stagiair:
Naam: ........................................................................................................
Adres: ........................................................................................................
Postcode en woonplaats: ..........................................................................
Geboortedatum en -plaats: .......................................................................
Bij minderjarigheid vertegenwoordigd door: ...........................................
Hierna te noemen: de stagiair
Praktijkbiedende organisatie:
Naam: ........................................................................................................
Adres: ........................................................................................................
Postcode en woonplaats: ..........................................................................
Vertegenwoordigd door: ...........................................................................
Hierna te noemen: het leerbedrijf
Onderwijsinstelling:
Naam: ........................................................................................................
Adres: ........................................................................................................
Postcode en woonplaats: ..........................................................................
Vertegenwoordigd door: ...........................................................................
Hierna te noemen: de onderwijsinstelling
In aanmerking nemende:
• dat onderricht in de praktijk van het beroep deel uit maakt van elke beroepsopleiding conform de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).
• dat de stagiair is ingeschreven bij de onderwijsinstelling op grond- slag van een onderwijsovereenkomst.
• dat door de stagiair te verrichten activiteiten een onderwijsleerfunctie hebben.
• dat de praktijkaanbiedende organisatie beschikt over een gunstige beoordeling van de Stichting KOC Nederland.
Komen het volgende overeen:
Artikel 1
De stage vangt aan op: .......................... en eindigt op: .......................
De stagiair loopt gedurende dagen per week/maand/jaar,
stage bij het leerbedrijf
44
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 2
Uitgangspunt voor de beroepspraktijkvorming zijn de voor de opleiding geldende landelijke eindtermen.
Artikel 3
Het leerbedrijf wijst:
naam: .........................................................................................................
aan als praktijkbegeleider, belast met het begeleiden van de stagiair op de praktijkplaats.
De onderwijsinstelling wijst:
naam: .........................................................................................................
aan als docent, belast met het begeleiden van de stagiair.
Artikel 4
De stagiair is verplicht de binnen het leerbedrijf in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid gegeven regels, voorschriften en aanwij- zingen in acht te nemen.
Artikel 5
De stagiair is verplicht alles geheim te houden wat hem/haar onder geheimhoudingsplicht wordt toevertrouwd of wat hem/haar als geheim ter kennis is gekomen of waarvan hij/zij het vertrouwelijk karakter rede- lijkerwijs moet begrijpen.
Artikel 6
De stagiair is verplicht in het geval van afwezigheid en bij terugkomst na afwezigheid de praktijkbegeleider, alsmede de praktijkbegeleidende docent onmiddellijk hiervan op de hoogte te stellen.
Artikel 7
Deze overeenkomst eindigt:
a. Aan het eind van de overeengekomen periode, als genoemd in arti- kel 1.
b. Door het voldoen aan de eindtermen, c.q. afleggen van het examen of de examens waarop de beroepspraktijkopleiding betrekking heeft, binnen de in artikel 1 genoemde periode.
c. Indien de stagiair de onderwijsinstelling verlaat.
45
d. Bij wederzijds goedvinden, nadat een gesprek hierover heeft plaats- gevonden tussen stagiair, praktijkbegeleider, praktijkbegeleidende docent en eventueel een vertegenwoordiger van het betreffende lan- delijk orgaan. Deze wijze van beëindiging dient schriftelijk vastge- legd te worden.
e. Indien de stagiair zich niet houdt aan de gedragsregels van het leer- bedrijf.
f. Indien anderszins door toedoen of nalaten van de stagiair in redelijk- heid niet van het leerbedrijf verwacht kan worden dat deze overeen- komst in stand blijft.
g. Door schriftelijke aanzegging van de onderwijsinstelling aan partijen indien de onderwijsinstelling of de Stichting KOC Nederland zich ervan heeft overtuigd dat de praktijkplaats niet of niet volledig beschikbaar is, de begeleiding tekort schiet of ontbreekt, het leer- bedrijf niet langer beschikt over een gunstige beoordeling van het desbetreffende landelijk orgaan, of er sprake is van andere omstan- digheden die maken dat de beroepspraktijkvorming niet naar beho- ren zal kunnen plaatsvinden.
Artikel 8
Indien de stagiair de eindtermen danwel het examen of de examens niet binnen de gestelde tijdsduur met goed gevolg heeft behaald, respectie- velijk afgelegd, kunnen partijen schriftelijk overeenkomen dat de stage- overeenkomst wordt verlengd.
Artikel 9
De onderwijsinstelling is verplicht de stagiair voor het volgen van de beroepspraktijkvorming een ongevallen- en aansprakelijkheidsverzeke- ring aan te bieden. De kosten van deze verzekering worden niet door de stagiair gedragen.
Artikel 10
a. De onderwijsinstelling meldt de stagiair aan bij de Stichting KOC Nederland en bij de Stichting Sociaal Fonds voor Opleiding en Ont- wikkeling in het kappersbedrijf, dat is ondergebracht bij Relan Pen- sioen B.V.
b. Het leerbedrijf meldt de stagiair aan bij de uitvoeringsinstelling Cadans en indien van toepassing, bij de belastingdienst.
c. Het leerbedrijf draagt zorg voor de correcte betaling aan de stagiair alsmede voor de correcte afdracht van premies en/of belastingen aan de in voormeld lid genoemde instanties.
46
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 11
In alle gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet beslissen de directies van het leerbedrijf en de onderwijsinstelling in overleg. Indien van toepassing wordt de Stichting KOC Nederland hierbij betrokken.
Aldus overeengekomen en in viervoud opgemaakt
te: ...............................................................................................................
op: .............................................................................................................
Namens het leerbedrijf:
.....................................................................................................................
De stagiair en/of bij diens minderjarigheid de wettelijk vertegenwoordi- ger:
.....................................................................................................................
Namens de onderwijsinstelling:
.....................................................................................................................
Namens de Stichting KOC Nederland:
.....................................................................................................................
47
BIJLAGE IV
AFSTANDSVERKLARING VERPLICHTE VERZEKERING WAO-GAT
De ondergetekenden:
A. De heer/mevrouw ................................................................................
zaakadres ........................................... te ...........................................
xxxxx te noemen werkgever.
en
B. De heer/mevrouw ................................................................................
woonadres .......................................... te ..........................................
xxxxx te noemen werknemer.
Overwegende:
1. Op de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer is de CAO voor het Kappersbedrijf van toepassing waarin in artikel 12.8. is bepaald:
,,De werkgever is voor de daarvoor in aanmerking komende werk- nemer verplicht bij een verzekeringsmaatschappij een verzekering af te sluiten ter dekking van het WAO-gat, zijnde het verschil in de uit- keringen ingevolge de WAO voor en na de wetswijziging ingaande
26 januari 1993 (Wet van 1 augustus 1993, Staatsblad nr. 413, Kamerstuk 22824).
Een werknemer heeft een WAO-gat indien het brutoloon dat hij ont- vangt hoger is dan het bij zijn leeftijd plus één jaar behorende full- time wettelijk minimumloon. Deze definitie geldt ook voor de part- time werknemer, zodat het bij zijn leeftijd plus één jaar behorende fulltime wettelijk minimumloon niet naar evenredigheid van zijn kortere werkweek moet worden omgerekend.
De premiekosten van deze verplichte WAO-gatverzekering komen voor rekening van de werknemer. De werkgever houdt de kosten van deze verzekering per betalingsperiode tot maximaal 0,84% in op het bruto loon, de vakantietoeslag, e.d., van de werknemer.
De werkgever is van de verplichting tot het sluiten van een WAO- gatverzekering ontheven indien de werknemer daartoe een afstands- verklaring heeft ondertekend. Een afstandsverklaring kan niet een reeds afgesloten verzekering ontbinden waarvan de looptijd nog niet is verstreken.’’
2. Werkgever is op basis van voornoemd CAO-artikel verplicht voor werknemer een verzekering ter dekking van het WAO-gat af te slui- ten, waarbij de premiekosten voor rekening van werknemer komen.
48
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Werknemer heeft werkgever echter te kennen gegeven dat hij niet wenst dat er voor hem een WAO-gatverzekering wordt afgesloten.
Gelet op bovenstaande overwegingen doet werknemer hierbij afstand van het recht dat voor hem een verzekering ter dekking van het WAO-gat door werkgever wordt afgesloten. Werknemer verklaart hierbij voorts dat voor het geval hij in de toekomst een uitkering in de zin van de WAO mocht ontvangen hij van werkgever nimmer ver- goeding van het WAO-gat zal vorderen.
In tweevoud opgemaakt en getekend d.d. 200.
...............................................................................................................
Handtekening werknemer
49
BIJLAGE VI
ZIEKTEREGLEMENT
I. ZIEKMELDING DOOR OF NAMENS WERKNEMER
De werknemer zal zich bij arbeidsongeschiktheid in een zo vroeg moge- lijk stadium (laten) ziekmelden, maar uiterlijk voor 10.00 uur ’s mor- gens, bij de werkgever of bij de in het bedrijf daarvoor aangewezen per- soon. Indien het verpleegadres anders is dan het woonadres dient dit bij de ziekmelding vermeld te worden. Dit geldt voor de gehele periode van arbeidsongeschiktheid, zodra zich een wijziging van het verpleegadres voordoet.
II. HERVATTEN DOOR WERKNEMER
Zodra als de werknemer geheel of gedeeltelijk geschikt is om zijn werk- zaamheden te verrichten, dient hij zijn werkzaamheden te hervatten.
III. SECOND OPINION
Heeft de verzekeringsarts of de arbeidsdeskundige van de arbodienst verklaard dat de werknemer in staat is om zijn werkzaamheden geheel of gedeeltelijk te hervatten, maar is de werknemer het daarmee niet eens, dan dient de werknemer zijn bezwaren terstond aan de verzekeringsarts van Cadans in zijn regio mede te delen. De werknemer verzoekt in dat geval om een deskundigenoordeel ofwel een zogenaamde ,,second opi- nion’’.
IV. CONTROLEVOORSCHRIFTEN VOOR WERKNEMER
1. THUISBLIJVEN
U dient thuis te blijven tot het eerste bezoek van de verzekeringsarts of van de arbeidsdeskundige van de arbodienst heeft plaats gehad. Na het eerste bezoek mag u – als de behandelend arts daartegen geen bezwaar heeft – buitenshuis gaan maar u dient de eerste 3 weken wel thuis te zijn:
– ’s morgens tot 10 uur;
– ’s middags van 12 tot 14.30 uur.
Tot het eerste bezoek en tijdens bovengenoemde uren mag u alleen van huis gaan voor een bezoek aan de behandeld arts of aan de verzekeringsarts of om het werk te hervatten. Indien uw arbeids- ongeschiktheid onverhoopt langer dan 3 weken zou duren, vervalt de plicht om tijdens de hierboven genoemde uren thuis te zijn, tenzij door de arbodienst anders mocht worden bepaald. Wanneer u meent dat daartoe aanleiding is, kunt u de verzekeringsgeneeskundige vrij- stelling vragen van de verplichting gedurende bepaalde uren thuis te zijn.
2. MAAK BEZOEK MOGELIJK
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van de arbodienst moe-
50
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ten u kunnen bereiken. Daartoe is het nodig dat u hen in de gelegen- heid stelt om u in uw woning of op het verpleegadres te bezoeken. Is er – terwijl u thuis bent – iets bijzonders aan de hand (bijvoor- beeld de bel is defect of er is niemand thuis, die de deur kan open doen) treft u dan maatregelen, waardoor zij toch toegang tot de woning kunnen krijgen. U dient ervoor te zorgen dat als de verzekeringsarts of de arbeidsdeskundige van de arbodienst u niet thuis treft, hij op uw adres kan vernemen waar u bent.
3. HET JUISTE ADRES
Indien u tijdens arbeidsongeschiktheid verhuist of tijdelijk elders verblijft, of van verpleegadres verandert (bijvoorbeeld opname in of ontslag uit een ziekenhuis, een sanatorium of een andere inrichting) behoort u dit binnen 24 uur aan de arbodienst op te geven.
4. VERBLIJF IN HET BUITENLAND
Tijdens arbeidsongeschiktheid dient u voor een meerdaags verblijf in het buitenland toestemming te hebben van de arbodienst.
5. OP HET SPREEKUUR KOMEN
Aan een oproep om te verschijnen op het spreekuur van de verzekeringsarts of een door de arbodienst aangewezen specialist dient u gevolg te geven, ook als zou u van plan zijn op de dag na die, waarop het onderzoek moet plaatshebben, of op een latere dag het werk te hervatten.
Als u een geldige reden tot verhindering hebt (bijvoorbeeld bedlege- righeid) dan behoort u dit terstond mede te delen (op de oproepkaart is vermeld hoe u dit kunt doen). Vanzelfsprekend dient u dan, behalve voor bezoek aan de behandeld arts of in geval van werk- hervatting, uw woning tot het eerstvolgende bezoek van de verzekerings-geneeskundige niet te verlaten, teneinde aan laatstge- noemde de gelegenheid te geven u thuis aan te treffen, wanneer hij komt bezoeken. U behoeft niet op het spreekuur te verschijnen, indien u inmiddels uw werkzaamheden hebt hervat.
6. RAADPLEEG UW HUISARTS
Bij arbeidsongeschiktheid dient u zich – in uw eigen belang binnen redelijke termijn onder behandeling van uw huisarts te stellen en de voorschriften van deze arts op te volgen.
7. GENEZING NIET BELEMMEREN
Indien u zich tijdens uw arbeidsongeschiktheid zodanig gedraagt, dat daardoor uw genezing kan worden belemmerd, hetgeen het geval kan
51
zijn door bijvoorbeeld deel te nemen aan dans- en feestavonden of aan kermissen of door sport te beoefenen, kan de loondoorbetaling gestaakt worden.
8. HET VERRICHTEN VAN WERKZAAMHEDEN
U dient tijdens uw arbeidsongeschiktheid geen arbeid te verrichten behalve voorzover het werkzaamheden betreft, welke u voor het her- stel van uw gezondheid zijn voorgeschreven danwel waarvoor u toe- stemming hebt ontvangen van de arbodienst.
9. HERVATTEN BIJ HERSTEL
Zodra u weer in staat bent aan het werk te gaan, dient u niet een spe- ciale opdracht daartoe af te wachten. Wel behoort u aan de arbodienst de datum van de gehele of gedeeltelijke werkhervatting mede te delen. Ook wanneer u weer in staat bent aan het werk te gaan maar geen werk hebt, dient u dit aan de arbodienst mede te delen.
10. SANCTIE
Indien u zich zonder geldige reden niet aan de hierboven genoemde controlevoorschriften houdt, zal de werkgever, na overleg met de arbodienst, u binnen 7 dagen na constatering van de overtreding schriftelijk gemotiveerd waarschuwen onder vermelding van de over- treding.
Na constatering door de arbodienst van een tweede of volgende over- treding in een kalenderjaar (wanneer u de eerste schriftelijk waar- schuwing reeds heeft ontvangen) is de werkgever gerechtigd om de loondoorbetaling geheel of gedeeltelijk te staken danwel op te schor- ten op grond van artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek. De werkgever zal u schriftelijk gemotiveerd binnen 7 dagen op de hoogte stellen van de staking danwel de opschorting van de loon- doorbetaling.
52
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE VII
SAMENVATTING BELANGRIJKSTE EISEN ARBO-WETGEVING VOOR KAPSALONS
Arbodienst
Kapsalons met personeel zijn verplicht zich aan te sluiten bij een arbo- dienst.
Risico Inventarisatie- en Evaluatie (RIE)
Kapsalons met personeel zijn verplicht een Risico Inventarisatieen Eva- luatie (RIE) op te stellen.
Bedrijven met personeel die meer dan 40 uur per week verlonen zijn ver- plicht zich hierbij te laten adviseren door een arbodienst.
Bedrijfshulpverlening (BHV)
Er is voldaan aan de verplichting dat bij calamiteiten zoals bij persoon- lijke ongelukken en brand direct adequate hulp kan worden geboden. Hiertoe is in ieder geval aanwezig een EHBO-doos B en een schuim- of poederbrandblusser met een inhoud van tenminste 6 kg. Per bedrijf dient een persoon in het bezit te zijn van een EHBO-diploma.
Chemicaliën
Er dient een aparte ruimte te zijn voor het mengen van haarverzorgings- producten met chemische bestanddelen. Deze haarverzorgingsproducten dienen in een aparte, afgesloten ruimte te worden bewaard en voorzien zijn van een juiste etikettering. Er moeten maatregelen worden getroffen om beroepsziekten te voorkomen, d.m.v. aanwezigheid van persoonlijke beschermingsmiddelen en het verstrekken van voorlichting omtrent een gezonde en veilige werkwijze.
Ventilatie
Indien in de salon met chemicaliën wordt gewerkt, geldt een als volgt te bepalen ventilatie-norm: de norm (weergegeven in kubieke meters lucht per uur) is de grootste uitkomst van één van de volgende drie rekensom- men:
• aantal stoelen in de salon x 43;
• aantal vierkante meters vloeroppervlak x 7;
• aantal personen (klanten en personeel) in de salon x 31.
Daarbij moet de verse lucht van buiten worden aangevoerd, verontrei- nigde lucht moet naar buiten worden afgevoerd.
53
Verlichting
Er moet een goede en doelmatige verlichting zijn op de werkplek.
Kappersfiets
Aantal: de helft van het aantal aanwezige medewerkers + 1. Voorbeeld: 10 aanwezige medewerkers, 10 : 2 = 5 + 1 = 6 kappersfietsen.
Lunchruimte
Er moet een van de kapsalon afgescheiden lunchruimte zijn.
Pompstoel
In de salon dienen pompstoelen aanwezig te zijn.
Toilet
Minstens 1 toilet en bij meer dan 15 medewerkers gescheiden toiletten voor dames en heren.
54
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE VIII
FUNCTIEHANDBOEK VOOR HET KAPPERSBEDRIJF
Functiehandboek voor het Kappersbedrijf
Per 1 januari 1999 worden de functies in de kappersbranche volgens een nieuwe methode ingedeeld. Onder het indelen van een functie wordt ver- staan het koppelen van een functie aan een loongroep. In dit functie- handboek wordt duidelijk gemaakt hoe deze nieuwe indelingsmethode werkt.
1. Aanleiding
Tot 1 januari 1999 werden de werknemers binnen de kappersbranche ingedeeld op basis van behaalde diploma’s en de leeftijd. Dit systeem hield weinig tot geen rekening met de daadwerkelijk door de werknemer verrichte werkzaamheden. Door de partijen betrokken bij de CAO is dan ook besloten een studie te verrichten naar een nieuwe opzet van de indelingsmethode. Deze studie is in 1996 begonnen en heeft geleid tot het hier gepresenteerde instrument.
2. Opzet nieuwe methode
De basis voor de nieuwe indelingsmethode wordt gevormd door een groot onderzoek dat verricht is naar de werkzaamheden die in een salon worden uitgevoerd. Deze waslijst van taken en verantwoordelijk-heden heeft geleid tot het beschrijven van nieuwe, zogenaamde referentie- functies.
De nieuwe referentiefuncties zijn:
• junior stylist A (1e jaar)
• junior stylist B (2e jaar)
• salonassistent
• haarstylist
• haarstylist met 1 vaktechnische handeling
• haarstylist met 2 vaktechnische handelingen
• herenkapper
• haarstylist met 3 vaktechnische handelingen
• topstylist en
• salonmanager.
Naast deze referentiefuncties is een beschrijving gegeven van de taken van een bedrijfsleider. Er zijn criteria vastgesteld aan de hand waarvan het geven van de feitelijke, algemene leiding kan worden getoetst.
55
Een functie-omschrijving bevat informatie over het niveau van de ken- nis benodigd voor de functie, maar ook informatie over de verantwoor- delijkheid die een functie met zich meebrengt, de mate van zelfstandig- heid, de contacten binnen de functie en het al dan niet leidinggeven.
Aan de referentiefuncties zijn nieuwe CAO-lonen gekoppeld. In de onderstaande omzettingstabel is de koppeling (omzetting) tussen de referentiefunctie en de bijbehorende loongroep weergegeven:
Omzettingstabel:
referentiefunctie: loongroep:
• junior stylist A (1e jaar) 1
• junior stylist B (2e jaar) 2
• salonassistent 3
• haarstylist 4
• haarstylist 1 5
• haarstylist 2 en herenkapper 6
• haarstylist 3 7
• topstylist 8
• salonmanager –
De loonbetaling van de salonmanager dient minimaal conform loongroep 8 te geschieden.
Kennis vormt nog steeds een belangrijk onderdeel van de functie- omschrijving. Diploma’s of schoolopleidingen vormen echter geen voor- waarde meer om een functie te vervullen. Het gaat er om dat een werk- nemer in staat is de werkzaamheden die bij een functie horen kan uitvoeren. Ook middels een ruime werkervaring of een aangeboren talent kan de werknemer de werkzaamheden uitvoeren. Daarom is het ook van belang te weten dat de niveau-indicatie van de opleiding, die in de beschrijving gegeven wordt, geen functie-eis is. Het is meer een hou- vast. Hierbij moet wel een opmerking gemaakt worden. Scholing vormt een belangrijk middel om het kappersvak op een hoger niveau te bren- gen. Vandaar ook dat besloten is om in een aantal gevallen het bezitten van diploma’s met een toeslag te belonen. In de CAO wordt dat nader beschreven.
Tenslotte nog dit. Kennis is niet het enige dat telt. De overige informa- tie die in de functie-omschrijving staat vermeld is van even grote waarde.
3. Functie-indeling
Het indelen van de functie die de werknemer in de salon uitoefent (de salonfunctie) gebeurt op de volgende wijze.
56
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Stap 1: Analyseer de functie
Voordat een salonfunctie kan worden vergeleken met een referentie- functie, moeten werkgever en werknemer eerst een goed beeld hebben van de inhoud van de salonfunctie. Welke werkzaamheden worden pre- cies uitgevoerd, hoe vaak worden deze werkzaamheden uitgevoerd, welke verantwoordelijkheden komen bij een functie voor, wat is de mate van zelfstandigheid, welke contacten worden in de functie onderhouden, wordt er leiding gegeven, etc.?
Om de salonfunctie zo duidelijk mogelijk in kaart te brengen is er een speciaal invulformulier ontwikkeld. Dit wordt het Functie Inventarisatie Formulier (afgekort: FIF) genoemd. Dit formulier is in hoofdstuk 9 opgenomen. Door beantwoording van een aantal vragen geeft het FIF inzicht in de inhoud van de salonfunctie. Het FIF vergemakkelijkt de vergelijking van de salonfunctie met een referentiefunctie.
Stap 2: Deel de functie in
Nadat de functie-inhoud aldus is vastgesteld, deelt de werkgever de functie in. Dit gaat als volgt. De werkgever vergelijkt de werkzaamhe- den van een werknemer met de tien referentiefuncties. Deze vergelijking leidt tot het inzicht dat de werkzaamheden het best vergeleken kunnen worden met één van de referentiefuncties. Als er weinig tot geen ver- schillen zijn tussen de salonfunctie en een bepaalde referentiefunctie, dan is de functie gelijkwaardig aan deze referentiefunctie. Voor deze functie geldt dan dezelfde loongroep als voor de referentiefunctie.
Het kan natuurlijk ook voorkomen dat een salonfunctie afwijkt van de referentiefuncties. In dat geval moet goed gekeken worden naar de exacte afwijkingen. Het is van belang deze plussen en minnen ten opzichte van de referentiefunctie goed te bepalen. Vervolgens is het zaak een afweging te maken of deze plussen of minnen aanleiding vormen om af te wijken van de in eerste instantie bepaalde referentiefunctie.
In hoofdstuk 8 is een indelingsschema opgenomen. Dit schema kan als hulpmiddel worden gebruikt bij het indelen van de werknemer in een referentiefunctie. Een waarschuwing is wel op zijn plaats. Het schema gaat uit van de referentiefuncties en houdt dus geen rekening met even- tuele plussen of minnen. Bij vergelijking moet hierop goed worden gelet.
57
Stap 3: Deel het indelingsbesluit mee
Als de werkgever de salonfunctie heeft ingedeeld, moet hij dit meede- len aan de betrokken werknemer. Het indelingsbesluit moet gemotiveerd en schriftelijk aan de betrokken werknemer worden meegedeeld. Ter motivering kan het indelingsschema worden gebruikt. Ook in dat geval dient een kopie van het indelingsschema aan de werknemer te worden overhandigd.
4. Toelichting referentiefuncties
Voordat de exacte omschrijving van de tien referentiefuncties (zie hoofd- stuk 5) wordt gegeven, worden deze referentiefuncties eerst kort toege- licht.
Junior stylist
De referentiefunctie juniorstylist is een ondersteunende functie en staat uitsluitend open voor de leerling-werknemer die de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) volgt. In het eerste jaar van deze opleiding wordt de werknemer ingedeeld in junior stylist A. In het tweede jaar vindt inde- ling plaats in junior stylist B. Na twee jaar opleiding vindt indeling plaats in een referentiefunctie niet zijnde junior stylist. De werknemer kan dus niet langer dan twee jaar in deze functie zijn ingedeeld.
Salonassistent
Ook de referentiefunctie salonassistent is een ondersteunende functie. Dit houdt in dat salonassistenten bijvoorbeeld niet knippen en/of snijden. Zie voor de exacte omschrijving hoofdstuk 5.
Andere in de salon voorkomende, ondersteunende functies, zoals de functie van receptionist(e), winkelbediende, interieurverzorg(st)er, e.d., worden aan dezelfde loongroep gekoppeld als de salonassistenten. Dit is loongroep 3.
Haarstylist
De referentiefunctie haarstylist vormt de basisfunctie binnen de kappers- branche. Naast deze functie zijn er een aantal vaktechnische handelin- gen te noemen die de nodige kennis en ervaring vereisen.
In totaal zijn drie van dergelijke handelingen benoemd, namelijk:
1. zelfstandig kleuren;
2. modelvorming;
3. behandeling lang haar.
(Voor de exacte omschrijving van deze vaktechnische handelingen zie hoofdstuk 5).
Als een haarstylist één van deze taken verricht volgens de functie- omschrijving, dan spreken we van een haarstylist 1. Verricht de werkne- mer twee taken, dan spreken we van een haarstylist 2. Als de werknemer
58
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
alle drie de taken verricht, dan spreken we van een haarstylist 3. Voor elke haarstylist bestaat een aparte loongroep, zodat een reeks ontstaat van loongroep 4 tot en met loongroep 7.
Let op! Het maakt niet uit welke extra taak een haarstylist verricht. Wat geldt is het aantal taken (1, 2 of 3) dat zoveel mogelijk dagelijks uitge- oefend wordt.
Herenkapper
De referentiefunctie herenkapper is voorbehouden aan werknemers die nagenoeg uitsluitend heren kappen. De herenkapper wordt aan dezelfde loongroep gekoppeld als de haarstylist 2. Dit is loongroep 6. Voor de loonbetaling van de werknemer, die herenkapper wordt, is een ingroei- regeling opgenomen in de CAO.
Topstylist
De referentiefunctie topstylist is voorbehouden aan werknemers die alle vaktechnieken uitvoeren. Daarbij is de topstylist de vraagbaak bij vak- technische problemen en leert hij collega’s ook actief (nieuwe) vak- technieken aan. De topstylist is bovendien belast met de kwaliteitszorg (arbozorg) in de salon.
Bedrijfsleider
Naast de tien referentiefuncties, zijn tevens de taken geïnventariseerd van de bedrijfsleider. Eigenlijk is dit een wat vreemde eend in de bijt. De bedrijfsleider is geen hele functie. In principe vormt het bedrijfs- leiderschap een extra taak naast het normale werk.
Een werknemer is bijvoorbeeld haarstylist 2, maar daarnaast verricht hij ook de taken behorend bij de bedrijfsleider. Hiervoor ontvangt de werk- nemer naast het loon horend bij de functie haarstylist 2 een toeslag. Deze toeslag is omschreven in de CAO.
Salonmanager
De referentiefunctie salonmanager is een leidinggevende functie in de salon. Het werk is gericht op het zo optimaal mogelijk laten functione- ren van de salon terzake van het uitvoeren van vaktechnische handelin- gen (bewaken salonstijl), de bedrijfsvoering (commerciële taken) en de administratie. Daarnaast is de werknemer belast met het personeels- beleid. Voor de referentiefunctie salonmanager is geen loongroep vast- gesteld. De taken van een salonmanager zijn zwaarder dan de criteria voor bedrijfsleider. De loonbetaling van de salonmanager dient minimaal conform loongroep 8 te geschieden.
59
5. Omschrijving referentiefuncties
Junior stylist A
Complexiteit (moeilijkheidsgraad)
Een ondersteunende functie voor uitsluitend een leerling-werknemer die het eerste jaar van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL)1) volgt.
Het werk bestaat uit het helpen van de kappers in de salon. Het dage- lijks werk bestaat uit het haarwassen, het klaarzetten van materialen en het opbrengen van kleurmiddelen en permanentvloeistoffen. In het kader van het eerste jaar van de beroepsbegeleidende leerweg, die gevolgd wordt, mogen werkzaamheden worden uitgevoerd die in deze opleiding voorkomen. Daarbij kan gedacht worden aan vaktechnische handelingen als knippen en/of snijden, föhnen, permanenten, enz.
De werknemer let op het schoon blijven van de gereedschappen en het meubilair in de salon. De werknemer is op de hoogte gebracht over de aangeboden behandelingen en producten die verkocht worden. De werk- nemer kan dan ook klanten enig advies geven.
Het geroutineerd doen van de taken is belangrijk. Doordat de werkne- mer verschillende taken heeft, moet regelmatig kunnen worden overge- schakeld van de ene naar de andere taak. Tijdens piekdrukte moet de werknemer onder druk kunnen werken.
Regelcapaciteit (Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid)
De wijze waarop de werknemer werkt wordt grotendeels bepaald door opdrachten. Ook wordt de indeling van het werk bepaald door wat op dat moment het belangrijkste is om te doen. Bij de advisering over thuis- behandelingen kan een keuze worden gemaakt uit een beperkt aantal mogelijkheden. Dit is afhankelijk van de eigen kennis en de regels van de salon. Dit geldt eveneens bij het wassen van de haren van de klan- ten.
Het werk van de werknemer wordt door een collega of leidinggevende voortdurend gecontroleerd. Als de werknemer problemen heeft betref- fende het werk dan kan men altijd met de kapper of de leidinggevende overleggen. Een goede omgang met collega’s draagt bij aan de sfeer in de salon.
Afbreukrisico (Omgang met klanten)
De dagelijkse contacten met klanten zijn gericht op advisering over haarverzorgings-middelen, het maken van afspraken en het ontvangen van klanten. De gesprekken over de (was-) behandeling, maar ook over heel andere onderwerpen zijn belangrijk. De werknemer moet voorzich- tig en gepast omgaan met wat een klant over zichzelf en anderen ver- telt. Een goede omgang met klanten draagt bij aan de sfeer in de salon. Fouten die gemaakt worden tijdens de behandeling kunnen vaak nog worden hersteld.
1) Opleiding volgens de kwalificatiestructuur W.E.B.
60
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Niveau-indicatie: basisvorming; kennis over producten voor haarverzor- ging verkocht in de salon.
Junior stylist B
De omschrijving van de referentiefunctie junior stylist B is gelijk aan de omschrijving van de referentiefunctie junior stylist A, met dien ver- stande dat de werknemer het tweede jaar van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) volgt.
Salonassistent
Complexiteit (moeilijkheidsgraad)
Een ondersteunende en uitvoerende functie: de dagelijkse werkzaamhe- den bestaan uit het haarwassen, het klaarzetten van materialen, het opbrengen van kleurmiddelen en permanentvloeistoffen. Tevens is de werknemer zoveel mogelijk dagelijks belast met het modelkammen, het drogen onder het warmte-apparaat, het drogen van het haar met hand en föhn en het uitvoeren van wikkeltechnieken (negen vakkentechnieken en waaier-wikkeling in kort haar). De werknemer let op het schoonhouden van de gereedschappen en meubilair in de salon. De werknemer is op de hoogte gebracht over de aangeboden haarverzorging en producten die verkocht worden. De werknemer adviseert klanten over haarverzorging, het verkopen van behandelingen en haarproducten.
Het geroutineerd werken is belangrijk. Doordat de werknemer verschil- lende taken heeft, moet regelmatig kunnen worden overgeschakeld van de ene naar de andere taak. De werknemer moet tijdens de behandeling nauwkeurig en precies kunnen werken. Tijdens piekdrukte moet de werknemer onder druk kunnen werken.
Regelcapaciteit (Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid)
De tijdsindeling van de werknemer wordt bepaald door de opdrachten die men krijgt en door de klanten die toegewezen worden. De indeling van het werk is ook afhankelijk van wat op een bepaald moment het belangrijkste is.
De (salon)voorschriften bepalen de manier waarop de werknemer werkt. Enige vrijheid heeft de werknemer als het gaat om drogen en wikkelen. Dit moet natuurlijk wel in overleg met de klant en eventueel collega’s gebeuren. De werknemer geeft adviezen over hoe de klant zijn haar het beste kan verzorgen. Het werk van de werknemer wordt door de leiding- gevende en kapper voortdurend gecontroleerd. De werknemer kan dan ook altijd terugvallen op de kapper en de leidinggevende. Een goede omgang met collega’s draagt bij aan de sfeer in de salon.
61
Afbreukrisico (Omgang met klanten)
De dagelijkse contacten met klanten zijn gericht op het maken van afspraken, het ontvangen van klanten, het adviseren over modellen en haarverzorging. De werknemer zal er samen met de klant proberen ach- ter te komen wat een klant met het kapsel wil en wat de mogelijkheden zijn. De gesprekken over het kapsel, maar zo nodig ook over andere zaken, zijn belangrijk. De werknemer moet voorzichtig en gepast om- gaan met wat een klant over zichzelf en anderen vertelt. De werknemer moet zichzelf ervan bewust zijn dat de gesprekken, net als slordigheden en fouten tijdens de behandelingen, kunnen leiden tot ontevreden klan- ten. Een goede omgang met klanten draagt bij aan de sfeer in de salon. Als fouten op tijd worden ontdekt, kunnen ze door de werknemer meestal nog worden hersteld.
Niveau-indicatie: lbo-c; basisvorming van het kappersvak; bijblijven ten aanzien van nieuwe producten en salonstijl.
Haarstylist
Complexiteit (moeilijkheidsgraad)
Een uitvoerende kappersfunctie: het dagelijkse werk van de werknemer bestaat in de eerste plaats uit het knippen en/of snijden van het haar. Tevens betreft het werk het zoveel mogelijk dagelijks uitvoeren van per- manenten en/of ontkrullen en föhnen.
De werknemer heeft een belangrijke rol bij de advisering aan klanten. Daarbij gaat het om het geven van adviezen over haarverzorging, het verkopen van behandelingen en haarproducten. Het geroutineerd kunnen werken is belangrijk en de werknemer moet makkelijk kunnen overscha- kelen van de ene naar de andere taak. Tijdens de behandelingen moet de werknemer nauwkeurig en precies werken. De werknemer moet ook onder tijdsdruk kunnen werken. Niet alleen tijdens de piekdrukte: de behandelingen gebeuren binnen de tijd zoals deze door de salonnormen worden gegeven.
Regelcapaciteit (Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid)
De werknemer werkt op basis van toewijzing van klanten. Daarbij geldt wel dat de tijdsindeling van de werknemer ook bepaald wordt door wat op dat moment het belangrijkste is. Vrijheid heeft de werknemer als het gaat om de technieken die gebruikt worden en de keuze van de model- len. Dit moet natuurlijk wel in overleg met de klant gebeuren. Daarnaast bepaald de salonstijl voor een groot deel de manier waarop de werkne- mer werkt.
De werknemer geeft adviezen over hoe de klant het haar het beste kan verzorgen en welke producten daarvoor het meest geschikt zijn. Het werk van de werknemer wordt door de leidinggevende gecontroleerd en besproken aan de hand van de werkresultaten. De leidinggevende is bijna altijd aanwezig. Problemen die kunnen voorkomen zijn meestal vaktechnisch en moeten door ervaring kunnen worden opgelost. De werknemer kan altijd terugvallen op de leidinggevende. Contacten met
62
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
collega’s zijn onder andere belangrijk voor het afstemmen van het werk. Een goede omgang met de collega’s draagt bij aan de sfeer in de salon.
Afbreukrisico (Omgang met klanten)
De dagelijkse contacten met klanten zijn gericht op het maken van afspraken, het ontvangen van klanten, de keuze van de modellen, het verkopen van artikelen en het geven van behandelingsadviezen. De werknemer zal er samen met de klant proberen achter te komen wat een klant met het kapsel wil en wat de mogelijkheden zijn. De gesprekken over het kapsel,maar zo nodig ook over andere zaken, zijn belangrijk voor het opbouwen van een klantenkring. De werknemer moet voorzich- tig en gepast omgaan met wat een klant over zichzelf en anderen ver- telt. De werknemer moet zichzelf ervan bewust zijn dat de gesprekken, net als slordigheden en fouten tijdens de behandelingen, kunnen leiden tot ontevreden klanten. Een goede omgang met klanten draagt bij tot de sfeer in de salon. Als fouten op tijd worden ontdekt, kunnen ze door de werknemer vaak nog worden hersteld.
Niveau-indicatie: lbo-c; opleiding kappersvak; op de hoogte van veran- derende modellen, modetrends, technieken en haarverzorgingsproducten.
Drie vaktechnische handelingen Modelvorming
Het zelfstandig uitvoeren van modelvorming
Het gaat hier om niet-blijvende omvorming waarbij gebruik wordt ge- maakt van watergolftechnieken en bijbehorende gereedschappen. De werknemer gebruikt de inleg- en opkamtechnieken en alle voorkomende watergolfmodellen. De werknemer moet uitzoeken wat een klant wil en naar aanleiding daarvan een advies geven over de behandeling. Daarbij wordt gelet op het type klant en de mogelijkheden van het haar. Naar aanleiding hiervan stelt de werknemer een plan op voor de gehele behan- deling. Vervolgens voert de werknemer het plan zelf uit of laat het door een ander (deels) uitvoeren. Als een ander het uitvoert, controleert de werknemer desgewenst het resultaat en bespreekt dit zo nodig na. Indien gewenst geeft de werknemer ook een thuisbehandelingsadvies. De werk- nemer behandelt zelfstandig klachten en draagt oplossingen aan.
De werkzaamheden dienen zoveel mogelijk dagelijks te worden uitge- voerd.
Zelfstandig kleuren
Het zelfstandig uitvoeren van kleuren
Het gaat hierbij om alles wat met kleuren, ontkleuren en correcties te maken heeft.
63
De werknemer moet uitzoeken wat een klant wil en naar aanleiding daarvan een advies geven. Daarbij let de werknemer op het type klant en de mogelijkheden van het haar.
Naar aanleiding hiervan stelt de werknemer een plan op voor de gehele behandeling. Dit plan voert de werknemer zelf uit of laat het door een ander (deels) uitvoeren. Als een ander het uitvoert, controleert de werk- nemer desgewenst het resultaat en bespreekt dit zo nodig na. Indien gewenst geeft de werknemer ook een thuisbehandelingsadvies. Er wordt hier niet het opbrengen van producten bedoeld of het van de klantenkaart overnemen van de recepten. De werknemer behandelt zelfstandig klach- ten en draagt oplossingen aan.
De werkzaamheden dienen zoveel mogelijk dagelijks te worden uitge- voerd.
Lang haar
Het zelfstandig uitvoeren van lang haar-behandelingen
Het gaat hier om vlechten, opsteken, versieringen en haarwerken aan- brengen. De werknemer moet uitzoeken wat een klant wil en naar aan- leiding daarvan een advies geven. Daarbij let de werknemer op het type klant en de mogelijkheden. Naar aanleiding hiervan stelt de werknemer een plan op voor de gehele behandeling. Dit plan voert de werknemer zelf uit of laat het door een ander (deels) uitvoeren. Als een ander het uitvoert, controleert de werknemer desgewenst het resultaat en bespreekt dit zo nodig na. Indien gewenst geeft de werknemer ook een thuis- behandelingsadvies. De werknemer kan uitleggen hoe het haarwerk wordt aangebracht en hoe het onderhouden moet worden, ook aan een klant. De werknemer behandelt zelfstandig klachten en draagt oplossin- gen aan.
De werkzaamheden dienen zoveel mogelijk dagelijks te worden uitge- voerd.
Herenkapper
Complexiteit (moeilijkheidsgraad)
Een uitvoerende kappersfunctie: het dagelijkse werk van de werknemer bestaat in de eerste plaats uit knippen en/of snijden en föhnen van het haar van nagenoeg uitsluitend mannen. Tevens betreft het werk baard- knippen en/of scheren.
De werknemer heeft een belangrijke rol bij de advisering aan klanten. Daarbij gaat het om het geven van adviezen over haarverzorging, het verkopen van behandelingen en haarproducten. Het geroutineerd kunnen werken is belangrijk en de werknemer moet makkelijk kunnen overscha- kelen van de ene naar de andere taak. Tijdens de behandelingen moet de werknemer nauwkeurig en precies werken. De werknemer moet ook onder tijdsdruk kunnen werken. Niet alleen tijdens de piekdrukte: de behandelingen gebeuren binnen de tijd zoals deze door de salonnormen worden gegeven.
Regelcapaciteit (Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid)
64
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De werknemer werkt op basis van toewijzing van klanten. Daarbij geldt wel dat de tijdsindeling van de werknemer ook bepaald wordt door wat op dat moment het belangrijkste is. Vrijheid heeft de werknemer als het gaat om de technieken die gebruikt worden en de keuze van de model- len. Dit moet natuurlijk wel in overleg met de klant gebeuren. Daarnaast bepaald de salonstijl voor een groot deel de manier waarop de werkne- mer werkt.
De werknemer geeft adviezen over hoe de klant het haar het beste kan verzorgen en welke producten daarvoor het meest geschikt zijn. Het werk van de werknemer wordt door de leidinggevende gecontroleerd en besproken aan de hand van de werkresultaten. De leidinggevende is bijna altijd aanwezig. Problemen die kunnen voorkomen zijn meestal vaktechnisch en moeten door ervaring kunnen worden opgelost. De werknemer kan altijd terugvallen op de leidinggevende. Contacten met collega’s zijn onder andere belangrijk voor het afstemmen van het werk. Een goede omgang met de collega’s draagt bij aan de sfeer in de salon.
Afbreukrisico (Omgang met klanten)
De dagelijkse contacten met klanten zijn gericht op het maken van afspraken, het ontvangen van klanten, de keuze van de modellen, het verkopen van artikelen en het geven van behandelingsadviezen. De werknemer zal er samen met de klant proberen achter te komen wat een klant met het kapsel wil en wat de mogelijkheden zijn. De gesprekken over het kapsel, maar zo nodig ook over andere zaken, zijn belangrijk voor het opbouwen van een klantenkring. De werknemer moet voorzich- tig en gepast omgaan met wat een klant over zichzelf en anderen ver- telt. De werknemer moet zichzelf ervan bewust zijn dat de gesprekken, net als slordigheden en fouten tijdens de behandelingen, kunnen leiden tot ontevreden klanten. Een goede omgang met klanten draagt bij tot de sfeer in de salon.
Als fouten op tijd worden ontdekt, kunnen ze door de werknemer vaak nog worden hersteld.
Niveau-indicatie: lbo-c; opleiding kappersvak; op de hoogte van veran- derende modellen, modetrends, technieken en haarverzorgingsproducten.
Topstylist
Complexiteit (moeilijkheidsgraad)
Een uitvoerende kappersfunctie: het werk bestaat uit het uitvoeren van alle in de salon voortkomende modellen en behandelingen. In verband daarmee beheerst de werknemer alle technieken en combinatie van tech- nieken. De werknemer heeft tevens zoveel als mogelijk dagelijks taken als kleurbehandeling, ontkrullen en/of permanenten, knippen en/of snij-
65
den, föhnen en modelvorming, het behandelen van lang haar en het aan- brengen van haarwerken. De werknemer begeleidt andere werknemers bij het werk, leert hen (nieuwe) vaktechnieken en vaardigheden en is de vraagbaak bij vaktechnische problemen. De werknemer zorgt ervoor dat de kwaliteit in de salon gehandhaafd blijft. Tevens is de werknemer belast met de kwaliteitszorg (arbozorg) in de salon.
De functie heeft een sterk commercieel element als het gaat om het advi- seren over haarverzorging en het verkopen van behandelingen en artike- len. Het geroutineerd kunnen werken is belangrijk en de werknemer moet makkelijk kunnen overschakelen van de ene naar de andere taak. Tijdens de behandelingen moet de werknemer precies en nauwkeurig kunnen werken. Niet alleen tijdens piekdrukte: de behandelingen gebeu- ren binnen de tijd zoals deze door de salonnormen zijn aangegeven.
Regelcapaciteit (Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid)
De werknemer werkt op basis van toewijzing van klanten of een afsprakensysteem. Daarbij heeft de werknemer enige vrijheid omdat collega’s moeten worden begeleid en de kwaliteitszorg in de salon in de gaten moet worden gehouden. De salonstijl bepaalt voor een groot deel de manier waarop de werknemer werkt, hoewel de salonstijl ook beïn- vloedt wordt door eigen kennis en ervaring. Creativiteit is vereist bij het combineren van de wensen van de klant en de vaktechnische mogelijk- heden. De werknemer modelleert vooral op basis van maatwerk. De werknemer geeft collega’s modelleer en technische adviezen. De werk- nemer geeft ook adviezen over hoe de klant het haar thuis het beste kan verzorgen en welke producten daarvoor het meest geschikt zijn. Het werk wordt met de leidinggevende besproken aan de hand van de werk- resultaten. De leidinggevende is bijna altijd aanwezig. Problemen die voorkomen, kunnen door ervaring in het vak worden opgelost. De werk- nemer kan met niet-vaktechnische problemen altijd terugvallen op de leidinggevende. Een goede omgang met collega’s draagt bij aan de sfeer in de salon. Verder zijn de contacten met collega’s gericht op het behou- den en verbeteren van de kwaliteit van het werk tijdens trainingen en/of tijdens het dagelijks werk
Afbreukrisico (Omgang met klanten)
De dagelijkse contacten met klanten zijn gericht op het maken van afspraken, het ontvangen van klanten, de keuze van de modellen, het verkopen van artikelen, de behandelingsadviezen en de kleuradviezen. De werknemer zal er samen met de klant proberen achter te komen wat een klant met het kapsel wil en wat de mogelijkheden zijn. De gesprek- ken over het kapsel, maar zo nodig ook over ander zaken, zijn belang- rijk voor het opbouwen van een klantenkring. De werknemer moet voor- zichtig en gepast omgaan met wat een klant over zichzelf en anderen vertelt. De werknemer moet zichzelf ervan bewust zijn dat de gesprek- ken, net als slordigheden en fouten tijdens de behandeling, kunnen lei- den tot ontevreden klanten. Een goede omgang met klanten draagt bij aan de sfeer in de salon. Onzorgvuldigheden tijdens trainingen en
66
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
kwaliteitszorg kunnen leiden tot afname van de kwaliteit in de salon. Als fouten op tijd worden ontdekt, kunnen ze door de werknemer vaak nog worden hersteld.
Niveau-indicatie: lbo en/of mbo; uitgebreide opleiding in het kappers- vak; op de hoogte van nieuwe modellen, technieken, methoden en pro- ducten.
Criteria voor bedrijfsleider
Onder een bedrijfsleider wordt die werknemer verstaan, die naast de gewone werkzaamheden belast is met de dagelijkse leiding binnen de salon. De dagelijkse leiding is iets anders dan de verantwoordelijkheid over de salon, die hierna bij de referentiefunctie salonmanager beschre- ven is.
Het bedrijfsleidersschap wordt uitgeoefend naast de normale werkzaam- heden, deze taak vormt dus geen aparte functie.
Om in aanmerking te komen voor het bedrijfsleiderschap, moet worden voldaan aan enkele criteria. Dit zijn:
1. Leidinggevende taken:
• Verdeling van het werk in de salon.
• Uitvoeren en toezien op naleving van de hygiëne en milieu- maatregelen.
2. Administratieve taken:
• Bestellen van verkoopartikelen en salonartikelen bij leveranciers die bekend zijn. De wijze waarop de artikelen besteld moeten worden is bekend.
• Het opmaken van de kas en zorgen voor de afdracht.
• Eventueel maken van standaard computeruitdraaien die voor rap- portage worden gebruikt.
3. Andere taken:
• Aanspreekpunt voor klanten, bijvoorbeeld bij klachten of als klanten speciale wensen hebben.
• Zorgen dat de salon op tijd opent en sluit.
NB: De bedrijfsleider beslist niet over het aannemen, het ontslaan en het beoordelen van personeel. De bedrijfsleider geeft de ondernemer geen advies over salonzaken, vaktechnische zaken (de salonstijl) en commer- ciële zaken.
67
Salonmanager
Complexiteit (moeilijkheidsgraad)
Een leidinggevende kappersfunctie: het werk is gericht op het optimaal laten functioneren van een salon. En voert in bijzondere gevallen vak- technische handelingen uit (ook moeilijke modellen). In dit kader houdt de werknemer ook toezicht op de trainingen. Commerciële en admini- stratieve taken vormen belangrijke onderdelen in de functie. Het gerou- tineerd werken is belangrijk. De werknemer moet vaak en makkelijk kunnen overschakelen van uitvoering naar toezicht. Tijdens de uitvoe- rende administratieve en rapporterende taken is grote nauwkeurigheid (accuratesse) een vereiste. De werknemer moet regelmatig onder tijds- druk werken. Niet alleen tijdens piekdrukte: de behandelingen moeten gebeuren binnen de tijd zoals deze volgens de salonnormen zijn aange- geven.
Regelcapaciteit (Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid)
De tijdsindeling van het uitvoerende kapperswerk wordt bepaald door het aanbod van het werk. Voor de werkzaamheden als leidinggevende geldt dat de tijdsindeling zelf kan worden bepaalt. Daarbij moet de werknemer zelf bepalen wat de prioriteit heeft. De wijze waarop de werknemer werkt, wordt voor een groot deel bepaald door de salonstijl die bewaakt moet worden. Toch bepaalt de werknemer ook zelf de salon- stijl, bijvoorbeeld door adviezen aan de ondernemer en doordat de werk- nemer de salon leidt en stuurt. Hierbij moet wel rekening gehouden wor- den met de procedures en richtlijnen (regels) van de ondernemer. Het werk wordt met de ondernemer besproken aan de hand van de resulta- ten. De ondernemer is zelden aanwezig. Problemen die kunnen voorko- men, kunnen door ruime ervaring in het vak worden opgelost. Voor managementproblemen kan de werknemer op de ondernemer terugval- len.
De contacten met de ondernemer gaan over de bedrijfsvoering. De con- tacten met de andere werknemers gaan over de werksfeer en over het behouden en verbeteren van hun werk. De werknemer geeft leiding aan de werknemers in de salon heeft een beslissende rol als het gaat over het aannemen, het ontslaan en promoveren van werknemers.
Afbreukrisico (Omgang met klanten)
De dagelijks contacten met klanten zijn gericht op het maken van afspra- ken, het ontvangen van klanten, de keuze van de modellen, het verko- pen van artikelen, de behandelingsadviezen en de kleuradviezen. De werknemer zal er samen met de klant proberen achter te komen wat een klant met het kapsel wil. De gesprekken over het kapsel, maar zo nodig ook over andere zaken, zijn belangrijk voor het opbouwen van een vaste klantenkring. De werknemer moet gepast en voorzichtig omgaan met wat een klant vertelt. Onnauwkeurigheden tijdens de behandelingen en gesprekken leiden tot een verlies aan omzet en marktaandeel. Net als het onzorgvuldig sturen en leiden van de salon tot een verlies in de omzet kan leiden. De werknemer onderhoudt de contacten met de leveranciers
68
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
en eventueel met de winkeliersvereniging. Zelfcontrole moet er voor zorgen dat fouten en onnauwkeurigheden op tijd worden ontdekt en her- steld. De administratieve en financiële werkzaamheden worden door de ondernemer gecontroleerd. Privégevoelige informatie van de medewerk- sters moet geheim worden gehouden.
Niveau-indicatie: mbo; uitgebreide opleiding kappersvak; kennis van managmenttechnieken, zeer goed op de hoogte van nieuwe modellen, methoden, technieken en producten.
6. Beroepsprocedure
De nieuwe indelingsmethode is met grote zorgvuldigheid opgezet.
Dit neemt niet weg dat het mogelijk is dat een werknemer het niet eens is met de indeling. Vanwege deze reden is dan ook besloten een be- roepsmogelijkheid in het leven te roepen. De beroepsprocedure bestaat uit de volgende twee stappen.
Stap 1: Bezwaarprocedure bij werkgever
De werknemer is het niet eens met het indelingsbesluit van de werkge- ver. Hij meldt dit binnen twee maanden aan de werkgever en geeft daar- bij aan waarom hij zich niet kan vinden in het besluit. Dit dient schrif- telijk te gebeuren. De werkgever reageert binnen één maand schriftelijk en op basis van het door hem ingevulde functie inventarisatieformulier (FIF). Als partijen het tijdens deze stap eens worden, is de procedure beëindigd. Als werknemer en werkgever het niet eens kunnen worden, dan staat voor de werknemer de tweede stap in de procedure open.
Stap 2: Beroepsprocedure bij landelijke indelingscommissie
Door CAO partijen is een landelijke indelingscommissie (LIC) gevormd die zich bezighoudt met de bezwaren die zijn ingebracht tegen de inde- ling. Deze commissie is paritair samengesteld. Dat wil zeggen dat ver- tegenwoordigers van de werkgeversorganisatie (ANKO) en de werk- nemersorganisaties (Kappersbond FNV en CNV Bedrijvenbond) zitting hebben in deze commissie. De LIC staat onder leiding van een onafhan- kelijke voorzitter. De werkwijze van de LIC staat in het beroepsreglement beschreven (zie hoofdstuk 7).
Een werknemer die het niet eens is met het indelingsbesluit van de werk- gever en reeds gebruik heeft gemaakt van de bezwaarprocedure bij zijn
69
werkgever (stap 1), kan binnen drie maanden na ontvangst van de reac- tie van de werkgever in beroep gaan bij de LIC en verzoeken om de indeling nader te onderzoeken.
Daarnaast blijft voor een werknemer de beroepsprocedure bij de LIC ook na drie maanden openstaan, als deze redelijkerwijs kan aantonen dat de werkgever zijn functie onjuist heeft ingedeeld, danwel niet of te laat op zijn bezwaar heeft gereageerd. De werknemer dient altijd eerst bezwaar aan te tekenen bij zijn werkgever.
De LIC zal op basis van het door zowel werkgever als werknemer xxxx- xxxxx functie inventarisatie formulier (FIF) alsmede een schriftelijke toelichting van beide partijen de indeling onderzoeken. De commissie kan, als het beroep daartoe aanleiding geeft, tevens besluiten om partijen te horen. Vervolgens geeft de LIC een indelingsadvies voor de betrok- ken partijen (werkgever en werknemer).
7. Beroepsreglement
Artikel 1
Er wordt een landelijke indelingscommissie (LIC) voor het kappers- bedrijf ingesteld, die belast is met de behandeling van geschillen, als bedoeld in artikel 8b.2. van de CAO voor het Kappersbedrijf.
Artikel 2
1. De LIC is paritair samengesteld en bestaat uit maximaal zes leden, die zich elk door een plaatsvervanger kunnen doen vervangen.
2. De leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de werk- geversorganisatie ANKO (3), de werknemersorganisatie Kappers- bond FNV (2) en de CNV Bedrijvenbond (1).
3. Het stemrecht is als volgt verdeeld:
• 3/6e Deel van de stemmen wordt uitgebracht door het lid/de leden die is/zijn benoemd door de werkgeversorganisatie ANKO.
• 2/6e Deel van de stemmen wordt uitgebracht door de leden die zijn benoemd door de werknemersorganisatie Kappersbond FNV.
• 1/6e Deel van de stemmen wordt uitgebracht door het lid dat is benoemd door de CNV Bedrijvenbond.
4. De leden van de LIC kiezen een onafhankelijk voorzitter.
5. De voorzitter maakt geen deel uit van de LIC en heeft geen stem- recht.
6. De voorzitter, de leden en hun plaatsvervangers hebben zitting voor een termijn van drie jaar en zijn herbenoembaar.
70
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 3
De LIC beslist met meerderheid van stemmen of het zich in voorko- mende gevallen laat adviseren door een externe deskundige. De externe deskundige maakt geen deel uit van de LIC en heeft geen stemrecht.
Artikel 4
De vergoeding van de voorzitter, leden en externe deskundige wordt vastgesteld in een door de Vakraad vast te stellen vergoedingsregeling.
Artikel 5
1. De werknemer die het niet eens is met zijn functie-indeling, c.q. functie inventarisatie formulier, streeft eerst naar een oplossing van het bezwaar door overleg met zijn werkgever. Aan deze fase is een termijn gebonden van ten hoogste drie maanden.
2. De werknemer kan een geschil inzake de indeling van zijn functie pas voorleggen aan de LIC, nadat de in lid 1 vermelde overlegfase is afgerond. Het niet voldoen aan de gestelde termijn in lid 2 wordt gelijkgesteld met een voor beroep op de LIC vatbare beslissing.
Artikel 6
1. Na ontvangst van de reactie van de werkgever op het schriftelijk ingediende bezwaar van de werknemer, kan deze laatste binnen een termijn van drie maanden beroep aantekenen tegen de beslissing van de werkgever bij de Landelijke Indelingscommissie (LIC).
2. Daarnaast blijft voor een werknemer de beroepsprocedure bij de LIC ook na drie maanden openstaan, als deze redelijkerwijs kan aantonen dat de werkgever zijn functie onjuist heeft ingedeeld, danwel niet of te laat op zijn bezwaar heeft gereageerd. De werknemer dient altijd eerst bezwaar aan te tekenen bij zijn werkgever.
3. Het beroep wordt aanhangig gemaakt door het indienen van een ondertekend en gedagtekend beroepschrift bij de voorzitter van de LIC. Het gebruik van het functie inventarisatie formulier wordt door de LIC verplicht gesteld. Daarnaast dient de aard van de klacht schriftelijk te worden gemotiveerd.
71
Artikel 7
Het beroepschrift dient ten minste te omvatten:
a. naam, voornaam en woonplaats van de werknemer;
b. naam en vestigingsplaats van de werkgever;
c. indien de werknemer zich wil laten bijstaan: naam/namen van de persoon/personen door wie de werknemer zich in de beroeps- procedure wil laten bijstaan;
x. xx xxxxxxxxxxxxxxx, de door werkgever en werknemer xxxxxxxxx functie inventarisatie formulieren en de loongroep waarin de werk- nemer thans is ingedeeld;
e. een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van het geschil en de hierop gebaseerde vordering, zulks met vermelding of het geschil de indeling van de salonfunctie betreft of het functie inventarisatie for- mulier.
Artikel 8
1. De LIC heeft tot taak te onderzoeken of:
• de procedures met betrekking tot de indeling zijn gevolgd;
• gegeven de feitelijke functie-inhoud, de functiebeschrijving daar- mee overeenstemt;
• gegeven de vastgestelde puntentoedeling per referentiefunctie, de salonfunctie juist is ingedeeld;
• de indelingsmethode op de juiste wijze is toegepast.
2. Indien zij daartoe aanleiding aanwezig acht, besluit de LIC met meerderheid van stemmen of het zich beperkt tot de uitspraak over de vraag of het oordeel van de werkgever met inachtneming van bovenstaande criteria heeft geleid tot een resultaat dat in overeen- stemming is met de redelijkheid.
Artikel 9
1. Indien de LIC niet tot een beslissing kan komen op basis van het in artikel 8 lid 1 vermelde onderzoek, dan kan de LIC de externe des- kundige opdragen de in het geding zijnde functie te onderzoeken en in te delen.
2. De LIC neemt vervolgens een beslissing op basis van het gemoti- veerde advies van de externe deskundige inzake de indeling.
Artikel 10
1. Na ontvangst van het door de werknemer bij de LIC ingediende beroepschrift, zorgt de voorzitter voor onverwijlde bevestiging van de ontvangst van het beroepschrift aan de werknemer.
72
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Indien het beroepschrift, naar het oordeel van de voorzitter van de LIC niet aan de in de artikel 6 en 7 genoemde voorwaarden voldoet, stelt de secretaris de werknemer in de gelegenheid om binnen 14 dagen na dagtekening van het beroepschrift aan te vullen of te ver- duidelijken.
Artikel 11
1. De voorzitter draagt xxxx, dat de betreffende werkgever en leden een afschrift van het beroepschrift c.q. van het aangevulde of verduide- lijkte beroepschrift ontvangen.
2. De LIC zal binnen een door haar te stellen termijn partijen bij het geschil verzoeken om een schriftelijke toelichting. Van een door één der partijen verstrekte schriftelijke toelichting zal de wederpartij onverwijld een afschrift worden toegezonden.
Artikel 12
1. De LIC hoort partijen bij een geschil of kan het geschil afdoen op de stukken, dit ter beoordeling van de commissie. Bij en hoorzitting draagt de voorzitter zorg voor bepaling van datum, plaats en aanvangsuur van de zitting.
2. De voorzitter roept de bij het geschil betrokken partijen op tot een zitting van de LIC. Hierbij heeft hij de mogelijkheid een minnelijke oplossing van het geschil te bewerkstelligen. Deze bevoegdheid behoudt hij gedurende de gehele procedure totdat de uitspraak is ondertekend. Partijen mogen zich desgewenst laten bijstaan door een deskundige of een vertrouwenspersoon.
3. De voorzitter zal partijen tenminste 14 dagen van te voren voor de zitting oproepen
4. De zitting van de LIC is niet openbaar, tenzij de LIC anders bepaalt en geen der partijen zich hiertegen verzet.
Artikel 13
1. De LIC doet, tenzij een minnelijke schikking is bereikt, zo spoedig mogelijk, doch in beginsel drie maanden nadat de voorzitter het beroepschrift, c.q. het aangevulde of verduidelijkte beroepschrift, heeft ontvangen, uitspraak.
73
2. Indien de LIC het beroep gegrond acht, zal zij, met vernietiging van de bestreden beslissing van de werkgever, bepalen dat deze een nieuwe beslissing dient te nemen met inachtneming van de uitspraak van de LIC. De LIC beslist redelijkerwijs met ingang van welke datum de werkgever een nieuwe beslissing dient te nemen, uitgaande van de datum waarop het indelingsbesluit werking had moeten krij- gen.
3. De uitspraak dient gronden te bevatten waarop zij berust.
Artikel 14
1. De LIC beslist bij meerderheid van stemmen. Bij staken van stem- men vindt een heroverweging plaats, welke zo mogelijk dient te lei- den tot een meerderheidsstandpunt.
2. De uitspraak wordt schriftelijk vastgesteld en door voorzitter en leden of hun plaatsvervangers ondertekend. Gewaarmerkte afschrif- ten worden per aangetekend schrijven onverwijld en gelijktijdig aan de bij het beroep betrokken partijen toegezonden, alsmede aan de secretaris van de Vakraad.
Artikel 15
1. De LIC legt in een reglement vast, welke kosten aan het indienen van een beroepsschrift zijn verbonden.
Artikel 16
De LIC zal, indien daartoe naar haar oordeel termen aanwezig zijn, van de in dit reglement vastgestelde procedures en termijnen kunnen afwij- ken na overleg met de Vakraad.
Artikel 17
1. De voorzitter en leden van de LIC zullen, evenals hun plaatsvervan- gers, zich ervan onthouden op te treden inzake een beroep waarbij zij persoonlijk belang hebben in welke zin dan ook, danwel waarbij zij betrokken zijn gewest.
2. De voorzitter en leden van de LIC zijn, evenals hun plaatsvervan- gers, verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun in deze hoeda- nigheid ter kennis komt en waarvan zij kunnen begrijpen dat het een vertrouwelijke zaak betreft.
Artikel 18
De LIC doet uitspraak als goede mensen naar billijkheid. 74
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 19
Toetsing van het indelingsbesluit door de burgerlijke rechter blijft altijd open staan.
8. Indelingsschema
Volgt de werknemer een door de organisaties van werkgevers en werk- nemers erkende vakopleiding, dan vindt indeling plaats in de referentie- functie (loongroep):
eerste jaar van opleiding → junior stylist A (loongroep 1)
tweede jaar van opleiding1 → junior stylist B (loongroep 2)
Verricht een werknemer zoveel mogelijk dagelijks de onderstaande werkzaamheden, dan vindt indeling plaats in de referentiefunctie (loongroep):
– haarwassen
– klaarzetten van materialen
– opbrengen kleur- en permanentvloeistoffen
– modelkammen
– drogen en wikkelen
→ salonassistent2 (loongroep 3)
– knippen/snijden → haarstylist → plus:
– permanenten (loongroep 4) → – baardknippen/ scheren
→ herenkapper
(loongroep 6)
– föhnen
↓
plus:
– kleuren
– lang haar → haarstylist 1, 2 of 33 (loongroep 5, 6 of 7)
– modelvorming
↓
plus:
– begeleiding collega- werknemers
– vraagbaak voor vak- techniek
– verantwoordelijk voor kwaliteitszorg (arbozorg)
→ topstylist
(loongroep 8)
75
– dagelijkse leiding over de salon4
– uitvoeren van alle modellen
– uitvoeren van managementtaken
– verantwoordelijk voor personeelsbeleid
→ salonmanager (geen loongroep)
1 Na twee jaar opleiding vindt indeling plaats in een referentiefunctie niet zijnde junior stylist.
2 Aan de referentiefunctie salonassistent worden gelijkgesteld niet-kappersfuncties als receptionistes, win- kelbedienden, interieurverzorgsters, etc.
3 Bij zoveel mogelijk dagelijkse uitvoering van één van de hier genoemde vaktechnische handelingen vindt indeling plaats in haarstylist 1 (loongroep 5), van twee vaktechnische handelingen in haarstylist 2 (loongroep 6) en van drie vaktechnische handelingen in haarstylist 3 (loongroep 7).
4 Indien de dagelijkse leiding (vastgesteld volgens de Criteria voor Bedrijfsleider; zie omschrijving referentiefuncties) wordt uitgeoefend door een salonassistent, haarstylist, haarstylist 1, haarstylist 2, heren- kapper, haarstylist 3 of topstylist, dan geldt een bedrijfsleidertoeslag conform de CAO.
9. Functie inventarisatie formulier (FIF)
Het functie inventarisatie formulier (FIF) kan door de werkgever als hulpmiddel worden gebruikt om de salonfunctie in kaart te brengen en in te delen. Dit formulier moet door de werkgever ingevuld worden als de werknemer bezwaar maakt tegen de indeling van zijn functie. Komen partijen er in de bezwaarprocedure niet uit (zie hoofdstuk 6, dan moet ook de werknemer ten behoeve van de beroepsprocedure bij de lande- lijke indelingscommissie (LIC) het functie inventarisatie formulier in- vullen.
Het invullen gaat als volgt: Vul onderstaande formulier stap voor stap in. Kruis aan welke werkzaamheden feitelijk verricht worden, hoe vaak deze werkzaamheden voorkomen, hoe de werkindeling wordt bepaald, welke adviezen worden gegeven, etc. Het kan voorkomen dat werk- zaamheden en verantwoordelijkheden worden aangekruist die bij ver- schillende referentiefuncties voorkomen.
Werkgever (bedrijfsnaam:) .......................................................................
(Eventueel lidnummer ANKO: .................................................................
Adres: ........................................................................................................
Plaats: ........................................................................................................
Telefoonnummer: ......................................................................................
Werknemer (naam): ..................................................................................
0 Xxxxxxxx in eerste jaar van opleiding
0 Xxxxxxxx in tweede jaar van opleiding
0 Geen leerling
0 Werkzaam in damessalon
0 Werkzaam in herensalon
76
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
0 Werkzaam in gemengde salon
Junior Stylist A en B
Werkzaamheden zoals: Zoveel mogelijk
Weke- lijks
Maande- lijks
Niet
dagelijks | |||||
0 | Haarwassen | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Klaarzetten van materialen | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | In kader van de opleiding * knippen en/of snijden | 0 | 0 | 0 | 0 |
* föhnen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | * permanenten Opbrengen van kleur- middelen | 0 0 | 0 0 | 0 0 | 0 0 |
0 | Opbrengen van permanent- vloeistoffen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid | |||||
Vaak | Soms | Weinig | Niet | ||
Werkindeling | |||||
0 | Werkindeling wordt grotendeels bepaald door opdrachten | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Werkindeling wordt bepaald door wat op dat moment het belangrijkste is om te doen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Advisering over thuisbehandelingen | |||||
0 | Er kan een keuze worden gemaakt uit een beperkt aantal mogelijkheden | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Afhankelijk van de eigen kennis en de regels van de salon | 0 | 0 | 0 | 0 |
77
Vaak Soms Weinig Niet
Controle
0 Het werk wordt voortdu- rend gecontroleerd door een collega of leidingge-
vende 0 0 0 0
Oplossen van problemen
0 Bij problemen betreffende het werk kan altijd met de kapper of leidinggevende
worden overlegd 0 0 0 0
Omgang met klanten
Vaak Soms Weinig Niet
Gesprekken met de klant
0 | Gericht op advisering over haarverzorgingsmiddelen | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Gericht op het maken van afspraken en het ontvangen van klanten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Gesprekken over het kapsel 0 Over de wasbehandeling | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Fouten 0 Fouten die gemaakt worden kunnen vaak nog worden hersteld | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Salonassistent | |||||
Zoveel mogelijk dagelijks | Weke- lijks | Maande- lijks | Niet | ||
Werkzaamheden zoals: 0 Haarwassen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 Klaarzetten van materialen 0 Opbrengen van kleur- middelen en permanent- vloeistoffen | 0 0 | 0 0 | 0 0 | 0 0 |
78
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Zoveel mogelijk dagelijks | Weke- lijks | Maande- lijks | Niet | ||
0 | Modelkammen | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Drogen onder een | ||||
warmte-apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Drogen van het haar met | ||||
de hand en met de fohn | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Het uitvoeren van | ||||
wikkeltechnieken | |||||
(9-vakkentechniek en | |||||
waaierwikkeling in kort | |||||
haar) | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Advisering over | ||||
haarverzorging, verkopen | |||||
van behandelingen en | |||||
haarproducten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
Vaak Soms Weinig Niet
Werkindeling
0 | Tijdsindeling wordt bepaald door de opdrachten die men krijgt en door de klanten die worden | ||||
toegewezen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | De indeling van het werk is | ||||
ook afhankelijk van wat op | |||||
dat moment het belangrijk- | |||||
ste is | 0 | 0 | 0 | 0 |
Advisering over thuisbehandeling
0 Geeft adviezen over hoe de klant zijn haar het beste
kan verzorgen 0 0 0 0
79
Vaak Soms Weinig Niet
Controle
0 Het werk wordt voortdu- rend door de leidingge- vende en kapper
voortdurend gecontroleerd 0 0 0 0
Oplossen van problemen
0 Kan altijd terugvallen op de kapper en de
leidinggevende | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Omgang met klanten | |||||
Vaak | Soms | Weinig | Niet | ||
Gesprekken met de klant | |||||
0 | Maken van afspraken, ontvangen van klanten | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Adviseren over modellen en haarverzorging (-smiddelen) | 0 | 0 | 0 | 0 |
Gesprekken over het kapsel
0 Over het kapsel 0 0 0 0
Fouten
0 Als fouten op tijd worden ontdekt kunnen ze meestal
zelf nog hersteld worden 0 0 0 0
80
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Haarstylist
Zoveel mogelijk dagelijks
Weke- lijks
Maande- lijks
Niet
Werkzaamheden zoals:
0 | Knippen en/of snijden | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Uitvoeren van permanenten | ||||
en/of ontkrullen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | föhnen | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Adviseren over haarverzor- | ||||
ging | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Verkopen van haar- | ||||
behandelingen en | |||||
haarproducten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Haarstylist 1, 2 of 3
Zoveel mogelijk dagelijks
Weke- lijks
Maande- lijks
Niet
Extra vaktechnische handelingen zoals:
0 | Modelvormen (bijvoorbeeld watergolven, inleggen en | ||||
opkammen) | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Klachten omtrent | ||||
modelvormen oplossen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Kleuren en/of ontkleuren | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Klachten omtrent kleuren | ||||
oplossen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Lang haar (bijvoorbeeld | ||||
vlechten, opsteken, | |||||
versieren en haarstukjes | |||||
aanbrengen) | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Klachten omtrent lang haar | ||||
oplossen | 0 | 0 | 0 | 0 |
81
Herenkapper
Zoveel mogelijk dagelijks
Weke- lijks
Maande- lijks
Niet
Werkzaamheden zoals:
0 Baard knippen en/of
scheren 0 0 0 0
Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
Vaak | Soms | Weinig | Niet | ||
Werkindeling | |||||
0 | Op basis van toewijzing van klanten | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Aan de hand van wat op dat moment het belangrijk- ste is | 0 | 0 | 0 | 0 |
Advisering over thuisbehandelingen | |||||
0 | Hoe de klant het haar het beste kan verzorgen | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Welke producten daar het meest geschikt voor zijn | 0 | 0 | 0 | 0 |
Controle | |||||
0 Het werk wordt door de leidinggevende gecontro- leerd en besproken aan de hand van de werkresultaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Oplossen van problemen
0 Problemen die kunnen voorkomen zijn meestal vaktechnisch en moeten door ervaring worden
opgelost 0 | 0 | 0 | 0 |
0 Medewerker kan altijd | |||
terugvallen op de | |||
leidinggevende 0 | 0 | 0 | 0 |
82
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Omgang met klanten
Vaak Soms Weinig Niet
Gesprekken met de klant
0 | Maken van afspraken, | ||||
ontvangen van klanten | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Keuze van modellen, | ||||
verkopen van artikelen en | |||||
geven van behandelings- | |||||
adviezen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Gesprekken over het kapsel
0 Wat een klant met het kapsel wil en wat de
mogelijkheden zijn 0 0 0 0
Vaak Soms Weinig Niet
Fouten
0 Als fouten op tijd worden ontdekt kunnen ze vaak
nog zelf worden hersteld 0 0 0 0
Topstylist
Vaak Soms Weinig Niet
Werkzaamheden zoals:
0 | Nieuwe vaktechnieken | ||||
aanleren | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Aanspreekpunt bij | ||||
vaktechnische problemen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Zorgen dat de kwaliteit | ||||
(ARBO) gehandhaaft blijft | 0 | 0 | 0 | 0 |
83
Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
Vaak | Soms | Weinig | Niet | ||
Werkindeling | |||||
0 | Op basis van toewijzing van klanten of een afsprakensysteem | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Vrijheid omdat collega’s begeleid moeten worden en de kwaliteit in de gaten gehouden moet worden | 0 | 0 | 0 | 0 |
Advisering over thuisbehandelingen 0 Hoe de klant het haar het beste kan verzorgen en wat de mogelijkheden zijn | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Controle | |||||
0 | Het werk wordt met de leidinggevende besproken aan de hand van de werkresultaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Oplossen van problemen
0 Problemen die voorkomen kunnen door ervaring in het
vak worden opgelost | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Omgang met klanten | |||||
Vaak | Soms | Weinig | Niet | ||
Gesprekken met de klant | |||||
0 | Maken van afspraken en | ||||
ontvangen van klanten | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Advisering over | ||||
haarverzorging (-smiddelen) | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Adviseren over modellen | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Geven van kleuradviezen | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | Geven van behandelings- | ||||
adviezen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
0 | Verkopen van artikelen | 0 | 0 | 0 | 0 |
84
Kappersbedrijf 2001/2002 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Vaak | Soms | Weinig | Niet | |
Gesprekken over het kapsel 0 Wat een klant met een kapsel wil en wat de mogelijkheden zijn | 0 | 0 | 0 | 0 |
Fouten 0 Als fouten op tijd ontdekt worden kunnen ze vaak nog zelf hersteld worden | 0 | 0 | 0 | 0 |
85
II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgeno- men bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een onthef- fing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.
III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.
V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 29 mei 2001
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
86