Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 19.26 d.d. 26 november 2019 te Amsterdam (mr. H.M. Xxxxxx, mr. X.X. xxx Xxxxxx en A.A.M. Beijersbergen van Henegouwen).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen d.d. 28 mei 2019;
- aanvullende stukken met acceptatieformulier d.d. 8 juni 2019;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 17 juni 2019;
- reactie deelnemer d.d. 27 juni 2019;
- reactie betrokkene d.d. 19 juli 2019;
- reactie deelnemer d.d. 6 augustus 2019..
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 28 oktober 2019 te Amsterdam.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
2.1. De betrokkene heeft de klacht – zakelijk samengevat – als volgt toegelicht. Xxxxxxxxxx is in 2002 gescheiden en in het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de ex-man de schulden op zich zou nemen en betrokkene daarvan vrijwaart. Xxxxxxxxxx is niet door de deelnemer noch door haar ex- man benaderd over het akkoord met de deelnemer. Betrokkene wil met haar huidige partner een hypotheek afsluiten en toen kwam deze code aan het licht.
2.2. Op het verweer van de deelnemer reageert de betrokkene dat de deelnemer spreekt over A of A1-codering, maar de klacht betreft bijzonderheidscode 3. Met code 3 wordt geen hypotheek verstrekt. De brief over de finale kwijting is gericht aan het adres van de ex-partner van betrokkene waar betrokkene nimmer gewoond heeft. Haar adres was bij de deelnemer bekend vanaf 2007. De
vraag of er een andere situatie zou zijn ontstaan als betrokkene niet akkoord was gegaan met finale kwijting is retorisch. Die vraag kan nooit beantwoord worden. Naar de mening van betrokkene is het niet aan de deelnemer om te beslissen om betrokkene niet aan te spreken en te bepalen dat een rentestop wordt toegepast. Xxxxxxxxxx is niet betrokken bij de procedure. De deelnemer had rekening moeten houden met het convenant. De financiële situatie van betrokkene en haar huidige partner is stabiel. Er is geen sprake van financiële risico’s of overkreditering. De code werkt niet alleen negatief op hypotheken maar ook op andere zaken. Het is niet mogelijk een auto te leasen.
Het voelt als dubbele straf. Vanwege de lening heeft betrokkene destijds afstand gedaan van alimentatie, omdat de schuld anders niet betaald kon worden. Zeventien jaar na de scheiding wordt betrokkene ook nog gestraft met een negatieve codering.
3. Standpunt van de deelnemer
3.1. De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt. De werking van een echtscheidingsconvenant ontslaat betrokkene niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Dat heeft de deelnemer uitgelegd in maart 2017 en ook aan [gemachtigde]. Beiden hebben getekend voor de overeenkomst. Betrokkene legt een afwijzing van een tussenpersoon over van [X] en [Y]. [X] verstrekt geen hypotheek met een achterstandscodering maar [Y] wel onder bepaalde voorwaarden. Blijkbaar is niet alleen code 3 een belemmering voor [Y] maar ook het inkomen. De deelnemer heeft EUR 2.253,28 afgeboekt vanwege finale kwijting. Dat is gemeld met code 3 plus een werkelijke einddatum. Vanaf november 2013 heeft de deelnemer uit coulance een rentestop toegepast. De betaling tegen finale kwijting was in het belang van betrokkene. In 2007 heeft betrokkene verzocht ontslagen te worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Dat heeft de deelnemer afgewezen. Betalingen werden door de ex-partner verricht en toen hij betalingsproblemen kreeg, heeft de deelnemer betrokkene niet aangesproken maar een rentestop toegepast en finale kwijting verleend. Het is niet vereist betrokkene te informeren over code 3. De deelnemer legt een beschikking van de Rechtbank over. De deelnemer maakt een belangenafweging. Er is geen sprake van zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden om de registratie te schrappen.
3.2. Tot slot reageert de deelnemer dat de afspraak tot finale kwijting in het belang was van betrokkene, evenals de rentestop. Een bedrag van EUR 4.171,89 is niet meer berekend. De deelnemer verwijst naar artikel 13 Reglement BKR met betrekking tot de melding van code 3. Het belang van registratie prevaleert.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een doorlopend krediet met contractnummer ***********5000. Het geregistreerde kredietbedrag is EUR 14.000. De registratie wordt gekenmerkt door een bijzonderheidscode 3 (bedrag van EUR 250 of meer is afgeboekt) op 19 juli 2018. De overeenkomst heeft ook een werkelijke einddatum per 19 juli 2018.
4.2. De betrokkene heeft met haar inmiddels ex-partner een doorlopend krediet afgesloten bij de deelnemer. In het echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat de ex-partner het krediet zou aflossen. Xxxxxxxxxx heeft de deelnemer van de scheiding op de hoogte gebrachte en verzocht om ontslagen te worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De deelnemer ging daar niet mee akkoord. De ex-partner kon niet meer voldoen aan de betalingsverplichting en heeft een afspraak gemaakt met de deelnemer tegen finale kwijting. Dat heeft geresulteerd in een code 3 op naam van de ex-partner maar ook op naam van betrokkene.
4.3. Ten aanzien van de technische juistheid van de registratie oordeelt de Commissie als volgt. Hoofdelijke aansprakelijkheid brengt mee, dat de deelnemer bij het niet nakomen van de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit het afgesloten krediet, zelfstandig kan bepalen wie tot nakoming wordt aangesproken. Deelnemers zijn niet gebonden aan de tussen de kredietnemers onderling (bijvoorbeeld in een echtscheidingsconvenant) ter zake gemaakte afspraken. Op grond van het Algemeen Reglement BKR dient een deelnemer een bijzonderheidscode 3 te registreren als de deelnemer een bedrag ad EUR 250 of meer afboekt. Indien tevens finale kwijting wordt verleend dan dient de deelnemer ook een einddatum te registreren, zodat andere deelnemers van het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) kunnen zien dat de geregistreerde geen verplichtingen meer heeft aan die ene deelnemer. Daaraan heeft de deelnemer voldaan. De registratie van code 3 bij betrokkene is in beginsel technisch juist.
4.4. De door de betrokkene gestelde bijzondere omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het
kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.5. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.6. De betrokkene heeft een belang gesteld bij verwijdering van de registratie. Xxxxxxxxxx wenst met haar partner een hypotheek af te sluiten c.q. te verlengen. Zij stelt dat indien zij niet in staat is samen met haar partner een hypotheek af te sluiten, het risico te lopen te moeten verhuizen, omdat het salaris van haar partner niet langer voldoende is voor verlenging van de bestaande hypotheek op zijn naam. Code 3 staat daaraan in de weg. In haar verweerschrift heeft de deelnemer het door betrokkene gestelde belang betwist, erop wijzende dat blijkens een opgave van de Vereniging Eigen Huis het wel mogelijk zou moeten zijn om onder voorwaarden een hypotheek te verkrijgen ondanks een BKR-registratie. Uit die opgave volgt echter niet dat betrokkene daadwerkelijk bij (meerdere) kredietverstrekkers een hypotheek zou kunnen krijgen. Kennelijk zijn sommige kredietverstrekkers wel bereid een kredietaanvraag te beoordelen, maar slechts als sprake is van een A of een A1 codering en soms met de combinatie van een NHG. Betrokkene heeft echter een bijzonderheidscode 3 en uit het overzicht valt niet op te maken dat ook deze registratie kredietverlening niet in de weg staan. Wat betreft de door betrokkene overgelegde afgewezen financieringsaanvraag wijst betrokkene er op dat het inkomen van betrokkene mede de reden was dat de aanvraag is afgewezen. De afwijzing noemt echter ook de registratie als reden van de afwijzing zodat betrokkene daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat (ook) de registratie kredietverlening in de weg staat.
Vervolgens komt de Commissie bij een beoordeling van de omstandigheden die tot de registratie hebben geleid.
4.7. Betrokkene is door de deelnemer niet gekend in de regeling die zij heeft getroffen met de ex- partner van betrokkene en die inhield dat de deelnemer een bedrag op de vordering zou afboeken en ook betrokkene dat niet meer hoefde terug te betalen. De deelnemer heeft de getroffen regeling met de ex-partner zonder overleg ook van toepassing laten zijn op betrokkene met als gevolg de negatieve registratie zoals verwoord. Betrokkene kon op die regeling geen invloed uitoefenen.
De deelnemer heeft wel brieven gestuurd aan betrokkene over de regeling maar op het adres van de ex-partner terwijl de deelnemer al sinds 2007 wist dat betrokkene op een ander adres woonde. Sinds 2007 is alleen met de ex-partner van betrokkene en niet met betrokkene zelf gecorrespondeerd over het betreffende krediet, althans nimmer op het aan de deelnemer bekende adres van betrokkene.
De deelnemer mocht er geenszins op vertrouwen dat de ex-partner brieven aan betrokkene zou doorsturen. Doordat betrokkene niet op het bij de deelnemer bekende adres is aangeschreven over het verloop van het krediet en ook op geen enkele wijze invloed uit heeft kunnen oefenen op de getroffen regeling was zij feitelijk niet in staat om registratie van bijzonderheidscode 3 te voorkomen. Betrokkene heeft, nadat zij op de hoogte was van de registratie van code 3, de bereidheid getoond om het afgeschreven bedrag te betalen, maar dat zou op de registratie geen invloed hebben, volgens de deelnemer. Zo bezien kan betrokkene terzake de afboeking en de bijzonderheidscode 3 noch vooraf noch achteraf een verwijt worden gemaakt.
4.8. Over de hoogte van het afgeschreven bedrag merkt de Commissie op dat dit volgens de deelnemer in het verweerschrift een bedrag betreft van EUR 2.253,28. De zgn. rentestop, die is opgelopen tot EUR 4.171,89 valt daar niet onder. Uit het verweerschrift kan worden opgemaakt dat die rentestop is te kwalificeren als een gewijzigde afspraak die partijen om hen moverende redenen in de loop van de relatie hebben gemaakt en dat geen sprake is van een afschrijving in de zin van het reglement. Ook de deelnemer kwalificeert dat in eerdere correspondentie niet als een afschrijving. Het daarvan afwijkende standpunt van de zittingsvertegenwoordiger van de deelnemer, voor het eerst ter zitting naar voren gebracht en daarmee uit het oogpunt van de beginselen van behoorlijke procesorde ook te laat, zal niet worden gevolgd.
4.9. Uit het stelsel van feiten en omstandigheden leidt de Commissie af dat betrokkene geen wanbetaler is waartegen de branche blijvend moet worden beschermd. Daarbij komt dat de registratie – indien geoordeeld zou worden dat deze nog moet worden gehandhaafd – nog tot 2023 in het centrale kredietinformatiesysteem van het BKR zou blijven staan. De Commissie acht dat niet proportioneel. De registratie van code 3 dient uit het CKI te worden geschrapt.
5. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de code 3 op het doorlopend krediet met contractnummer ***********5000 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.