Stichting Pensioenfonds PCN Gedragscode
Stichting Pensioenfonds PCN Gedragscode
Vastgesteld | 22 januari 2019 |
Inhoudsopgave | ||
Artikel 1. | Definities | 2 |
Artikel 2. | Doel van de gedragscode | 5 |
Artikel 3. | Belangenconflicten | 5 |
Artikel 4. | Meldingsplicht inzake een (potentieel belangenconflict) | 7 |
Artikel 5. | Meldingsplicht inzake een (dreigend) incident | 7 |
Artikel 6. | Beleggingen | 8 |
Artikel 7. | Algemene uitgangspunten persoonlijke transacties (insiderregeling) | 8 |
Artikel 8. | Toezicht op persoonlijke transacties (insiderregeling) | 9 |
Artikel 9. | Vertrouwelijkheid | 10 |
Artikel 10. | Compliance officer | 10 |
Artikel 11. | Vertrouwenspersoon | 11 |
Artikel 12. | Overeenkomst en jaarlijkse verklaring | 11 |
Artikel 13. | Sancties | 11 |
Artikel 14. | Advies en bezwaar | 12 |
Artikel 15. | Onvoorziene omstandigheden | 12 |
Artikel 16. | Slotbepalingen | 12 |
Bijlagen | ||
Bijlage I | Incidentenregeling | 13 |
Bijlage II | Klokkenluidersregeling | 18 |
Bijlage III | Taken en bevoegdheden compliance officer | 21 |
Artikel 1. Definities
1.1. Op deze gedragscode zijn naast de begripsomschrijvingen van de statuten van de Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland (hierna: het pensioenfonds of het fonds) de volgende begripsomschrijvingen van toepassing:
1.2. Verbonden personen zijn:
a. de leden van het bestuur;
b. de leden van de Raad van Toezicht;
c. de leden van het advies- en verantwoordingsorgaan;
d. externe leden van een commissie van het pensioenfonds;
e. de werknemers van het fonds
f. de personen die in Caribisch Nederland op structurele basis werkzaamheden verrichten voor het fonds, ook indien zij in dienst zijn van een uitbestedingsrelatie;
g. andere (categorieën) personen aangewezen door het bestuur van het pensioenfonds.
Op de werknemers van het fonds zijn ook werknemersregelingen van toepassing. Bij strijdigheid tussen de werknemersregelingen en deze gedragscode, gaan de werknemersregelingen voor.
Medewerkers van uitbestedingsrelaties zijn geen verbonden persoon, tenzij zij vallen onder f. of op basis van het bepaalde onder g. als zodanig door het bestuur zijn aangewezen.
In afwijking van het in dit lid bepaalde wordt het een verbonden persoon toegestaan de gedragscode van de organisatie namens wie hij handelt en met wie hij een dienstbetrekking heeft, aan de compliance officer te overleggen, voor zover de compliance officer hiermee schriftelijk heeft ingestemd. Hieraan worden de volgende voorwaarden gesteld:
- de aangeleverde gedragscode dient te zijn ondertekend door de desbetreffende verbonden persoon;
- de desbetreffende persoon dient de compliance officer schriftelijk inzicht te geven in de verschillen tussen de gedragscode van het pensioenfonds en de eigen gedragscode. Indien de gedragscode naar de mening van de compliance officer niet minimaal gelijk is aan die van het pensioenfonds, dan is de verbonden persoon verplicht om alsnog de gedragscode van het pensioenfonds te ondertekenen;
- de desbetreffende verbonden persoon heeft de verplichting om jaarlijks vóór 1 maart van het jaar de voor hem geldende gedragscode aan te leveren bij de compliance officer.
1.3. Insiders zijn:
verbonden personen, die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie. Tot insiders behoren in elk geval:
a. bestuursleden van het pensioenfonds voor zover zij belast zijn met de dagelijkse leiding van het pensioenfonds;
b. de compliance officer.
In het integriteitsbeleid is opgenomen wie insider zijn.
1.4. Xxxxxxxxx derden zijn:
a. echtgenoot, echtgenote of partner van de verbonden persoon;
b. bloed- en aanverwanten tot de tweede graad van de verbonden persoon;
c. (andere) personen die tot het huishouden van de verbonden persoon behoren;
d. lasthebbers en vermogensbeheerders (niet zijnde vrije hand beheerders), voor zover handelend ten behoeve van de verbonden persoon;
e. rechts- of natuurlijk personen met wie de verbonden persoon een relatie heeft welke van dien aard is dat de insider, een direct of indirect wezenlijk belang heeft bij het resultaat van een transactie in een financieel instrument.
1.5. Persoonlijke transactie is:
a. een transactie in een financieel instrument, door of in naam van een insider, waarbij:
1. de insider handelt anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of functie;
2. een transactie wordt verricht voor rekening van de insider; of
3. een transactie wordt verricht voor rekening van xxxxxxxxx derden; dan wel
b. een andersoortige (financiële) transactie, inclusief het anders dan in de uitoefening van zijn beroep of functie verrichten, doen verrichten of bewerkstelligen van enige handeling, ten voordele van de insider of gelieerde derden.
1.6. Onder financieel instrument worden begrepen:
a. effect:
b. geldmarktinstrument;
c. recht van deelneming in een beleggingsinstelling, niet zijnde een effect;
d. derivatencontract, waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt een optie, future, swap, valuta- en rentetermijncontract;
e. overige financiële instrumenten in de zin van de Wet op het financieel toezicht, en voorts al hetgeen naar de opvattingen in het maatschappelijk verkeer als zodanig wordt beschouwd.
1.7. Integriteitrisico is:
gevaar voor de aantasting van de (goede) reputatie, alsmede de bestaande en toekomstige bedreiging van het vermogen of resultaat van het pensioenfonds.
1.8. Reputatierisico is:
gevaar voor de aantasting van de goede reputatie van het pensioenfonds.
1.9. Voorwetenschap is:
de bekendheid met informatie die concreet is en die rechtstreeks of middellijk betrekking heeft op een uitgevende instelling, waarop de financiële instrumenten betrekking hebben, of omtrent de handel in deze financiële instrumenten, welke informatie niet openbaar is gemaakt en waarvan openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de financiële instrumenten of op de koers van daarvan afgeleide financiële instrumenten.
1.10. Incident is:
een gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt of kan vormen voor de beheerste en integere bedrijfsuitoefening van het pensioenfonds, en/of een gebeurtenis waarbij directe of indirecte financiële schade ontstaat door ontoereikende of falende interne processen, verbonden personen of systemen of door externe gebeurtenissen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen operationele incidenten en overige incidenten.
a. Operationeel incident is:
een incident dat heeft plaatsgevonden in de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden door het pensioenfonds en waarbij er een inbreuk is geweest op de beheerste en integere bedrijfsvoering.
b. Overige incidenten zijn:
alle incidenten, die niet beschouwd kunnen worden als operationele incidenten. Onder overige incidenten (‘misstanden’) worden in ieder geval verstaan:
1. een (dreigende) bewuste schending van wet- en regelgeving;
2. een (dreiging van) bewust onjuist informeren van publieke organen;
3. een (dreigende) schending van binnen het pensioenfonds geldende gedragsregels;
4. (een dreiging van) het achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over deze feiten;
5. een ernstig gevaar voor de integere bedrijfsuitoefening van het pensioenfonds;
6. gebeurtenissen die kunnen leiden tot een groot afbreukrisico in de media;
7. fraude, misleiding, bedrog, verduistering of diefstal door een of meer personen in zijn/hun hoedanigheid van verbonden persoon;
8. overige strafbare feiten.
1.11. Compliance is:
het bewerkstelligen van een integere bedrijfsvoering van het pensioenfonds en een integere cultuur waar het als vanzelfsprekend is dat verbonden personen handelen in overeenstemming met de geldende maatschappelijke normen en de (ongeschreven) wet- en regelgeving.
1.12. Compliance officer is:
de functionaris die bij bestuursbesluit als compliance officer van het pensioenfonds is benoemd.
1.13. Nevenfuncties zijn:
functies (of activiteiten) die de verbonden persoon, naast zijn huidige functie binnen het pensioenfonds dan wel werkzaamheden voor het pensioenfonds, uitoefent.
1.14. Fondseigendommen zijn:
Onder andere kantoorbenodigdheden, computers en computerprogramma’s. Hieronder vallen ook intellectuele eigendommen.
1.15. Toezichthouder:
De Nederlandsche Bank N.V.
1.16. Vertrouwenspersoon is:
de functionaris die bij bestuursbesluit als vertrouwenspersoon van het pensioenfonds is benoemd.
1.17. Waar in deze gedragscode staat geschreven ‘hij’ of ‘zijn’ moet tevens worden gelezen ‘zij’ of ‘haar’.
Artikel 2. Doel van de gedragscode
2.1. Het doel van de gedragscode is het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds door belanghebbenden, door gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst gedrag te voorkomen. De gedragscode kent daartoe algemene gedragsregels voor verbonden personen en aanvullende gedragsregels voor insiders.
2.2. De gedragscode bevordert de transparantie rondom gedragsregels en maakt duidelijk aan alle bij het pensioenfonds verbonden personen - ook voor de bescherming van hun eigen belangen - wat wel en wat niet is geoorloofd.
2.3. De gedragscode draagt mede bij aan het integer functioneren van het pensioenfonds ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds en de pensioensector in het algemeen.
2.4 Het is niet toegestaan de normen van de gedragscode te omzeilen door het betrekken van (gelieerde) derden.
2.5 De organisatie waaraan het pensioenfonds werkzaamheden heeft uitbesteed moet beschikken over een gedragscode, die ten minste gelijkwaardig is aan die van het pensioenfonds. Hieronder wordt verstaan een gedragscode die overeenkomst met de uitgangspunten, normstelling en ge- en verbodsbepalingen van de gedragscode van het pensioenfonds.
2.6 Het bestuur is verantwoordelijk voor het naleven van de verplichtingen die voortvloeien uit enige wettelijke bepaling of de gedragscode.
Artikel 3. Belangenconflicten
De verbonden persoon draagt er zorg voor iedere situatie die aanleiding geeft of zou kunnen geven tot een belangenconflict, te vermijden. De verbonden persoon is verplicht elk (potentieel) belangenconflict direct te melden aan de compliance officer. Voor de volgende gevallen, waarin sprake kan zijn van (de schijn van) een potentieel belangenconflict, gelden
specifieke regels:
1. relatiegeschenken;
2. uitnodigingen;
3. nevenfuncties;
4. zakelijke belangen;
5. bedrijfsmiddelen en
6. zakelijke relaties.
3.1. Relatiegeschenken
Verbonden personen dienen terughoudend en transparant om te gaan met de aanvaarding van relatiegeschenken om te voorkomen dat (de schijn ontstaat dat) het aanvaarden van een relatiegeschenk van invloed kan zijn op beslissingen van het pensioenfonds. Het ontvangen van relatiegeschenken door een verbonden persoon is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- relatiegeschenken van één bedrijf of instelling tot maximale waarde van omgerekend
USD 50,- per jaar,
- zo spoedig mogelijke melding van alle aangeboden geschenken met een waarde van omgerekend meer dan USD 50,- aan de ambtelijk secretaris, en
- onmiddellijke melding van mogelijke beïnvloeding door (toekomstige) relaties van het pensioenfonds aan de compliance officer via de ambtelijk secretaris.
Indien het bestuur van het pensioenfonds het opportuun acht zelf relatiegeschenken te geven, mag de waarde daarvan niet meer zijn dan omgerekend USD 50,- per relatie per jaar.
Het is niet toegestaan relatiegeschenken te geven om daarmee toekomstige beslissingen van derden te beïnvloeden.
3.2. Uitnodigingen
a. Reizen, bedrijfsbezoeken en congressen/seminars buiten Europees Nederland en de Antilliaanse eilanden
Uitnodigingen voor reizen, bedrijfsbezoeken en congressen/seminars buiten Nederland en de Antilliaanse eilanden mogen slechts worden aanvaard na goedkeuring door het bestuur. De verbonden persoon meldt het aanvaarden van de uitnodiging aan de ambtelijk secretaris.
b. Reizen, bedrijfsbezoeken en congressen/seminars binnen Europees Nederland en de Antilliaanse eilanden.
Uitnodigingen voor reizen, bedrijfsbezoeken en congressen/seminars binnen Europees Nederland en de Antilliaanse eilanden mogen worden aanvaard indien:
- er geen sprake is van een potentieel belangenconflict,
- de deelname wordt gemeld aan de ambtelijk secretaris.
Reis- en verblijfkosten worden slechts vergoed na voorafgaande goedkeuring door het bestuur.
Er wordt terughoudend omgegaan met frequent repeterende uitnodigingen.
c. Congressen/seminars in Nederland en de Antilliaanse eilanden
Uitnodigingen voor kosteloze congressen/seminars in Nederland op het eigen vakgebied met een open inschrijving voor de branche, mogen worden aanvaard indien geen sprake is van een potentieel belangenconflict. Bij twijfel overlegt de verbonden persoon met de voorzitter.
d. Entertainment in binnen- en buitenland
Uitnodigingen voor entertainment (bijvoorbeeld sportwedstrijden en concerten) mogen worden aanvaard indien:
- er geen sprake is van een potentieel belangenconflict,
- het zakelijke karakter en het belang voor het pensioenfonds wordt aangetoond, en
- de uitnodiging vooraf is goedgekeurd door het bestuur en gemeld wordt aan de ambtelijk secretaris.
e. Spreker congres
Uitnodigingen om als spreker op te treden op een congres of seminar namens het fonds mogen worden aanvaard indien:
- er geen sprake is van een potentieel belangenconflict,
- de eventuele beloning in verhouding staat met de verrichte werkzaamheden,
- er goedkeuring is gegeven door het bestuur, en
- de uitnodiging vooraf wordt gemeld bij de ambtelijk secretaris.
3.3. Nevenfuncties
Het aanvaarden of continueren van een nevenfunctie van een verbonden persoon is toegestaan mits vooraf toestemming is verleend door het bestuur. Het bestuur kan de compliance officer hierbij om advies vragen.
Bij de beoordeling wordt getoetst of sprake is van een nevenfunctie die:
- de schijn heeft, of kan opwekken, van een belangenconflict,
- onevenredige tijdsbesteding met zich meebrengt ten opzichte van de taak bij het pensioenfonds,
- kan leiden tot reputatieschade voor het pensioenfonds.
Nevenfuncties met een geringe tijdsbesteding bij organisaties met een doelstelling op het gebied van sport of cultuur of met een charitatieve doelstelling behoeven geen voorafgaande toestemming.
De verbonden persoon doet tevens melding van de nevenfunctie bij de ambtelijk secretaris. Nevenfuncties, ook die waarvoor geen toestemming is vereist, worden vastgelegd.
3.4. Financiële belangen in zakelijke relaties
Het, al dan niet via een gelieerde derde, houden van een financieel belang in een bedrijf of instelling waarmee het pensioenfonds een zakelijke relatie onderhoudt, of mogelijk zaken gaat doen, is in verband met een (potentieel) belangenconflict niet toegestaan.
3.5. Pensioenfondseigendommen
De verbonden persoon gaat zorgvuldig om met de bedrijfsmiddelen van het pensioenfonds. Privégebruik van bedrijfsmiddelen is niet toegestaan zonder voorafgaande toestemming van het bestuur. Voorbeelden zijn intellectueel eigendom, kantoorbenodigdheden, computers en computerprogramma’s. Nadere uitwerking van de voorwaarden waaronder privé of thuis van eigendommen van het pensioenfonds gebruik kan worden gemaakt, kan geschieden door middel van een ‘Regeling pensioenfondseigendommen’.
3.6. Leveranciers en dienstverleners
Het is verbonden personen niet toegestaan in privé transacties aan te gaan of privé gebruik te maken van diensten van leveranciers en zakelijke dienstverleners, waarmee het pensioenfonds direct of indirect zakelijke contacten onderhoudt, behoudens als dit algemeen gebruikelijk is, de diensten tegen marktconforme voorwaarden worden uitgevoerd en geldelijk privé-voordeel is uitgesloten.
Artikel 4. Meldingsplicht inzake een (potentieel) belangenconflict
4.1. Iedere verbonden persoon is verplicht elk (potentieel) eigen belangenconflict te melden aan de compliance officer, voor zover artikel 3 niet anders bepaalt. Pogingen van een (aspirant-) relatie tot beïnvloeding dienen eveneens onmiddellijk te worden gemeld.
4.2. De insider is verplicht om persoonlijke transacties aan de compliance officer te melden conform de door het bestuur bepaalde procedures.
Artikel 5. Meldingsplicht inzake een (dreigend) incident
Iedere verbonden persoon die een (dreigend) incident constateert is gehouden dit te melden. Operationele incidenten worden gemeld aan de manager van de uitvoeringsorganisatie. Overige incidenten worden gemeld aan de compliance officer. De incidentenregeling als opgenomen in bijlage I van deze gedragscode is daarbij van toepassing. Indien het belang van het pensioenfonds, van derden of de bescherming van de eigen positie van de verbonden persoon dit vraagt (bijvoorbeeld omdat hij vreest dat een melding nadelige gevolgen kan hebben voor zijn positie of indien aan een
eerdere melding geen gevolg is gegeven), kan de verbonden persoon een incident melden bij de vertrouwenspersoon conform de klokkenluidersregeling als opgenomen in bijlage II van deze gedragscode.
Artikel 6. Beleggingen
Regeling voorwetenschap
6.1. De verbonden persoon mag geen gebruik maken van voorwetenschap. De verbonden persoon dient verder uiterste zorgvuldigheid te betrachten bij de behandeling van informatie waarvan hij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat deze informatie moet worden aangemerkt als vertrouwelijke (markt)informatie. Het gebruik van voorwetenschap en het verspreiden van andere vertrouwelijke informatie is slechts toegestaan indien een zorgvuldige uitoefening van zijn functie dat vereist.
6.2. De verbonden persoon die met betrekking tot financiële instrumenten over informatie beschikt als bedoeld in artikel 6.1., onthoudt zich van het verrichten van transacties of het aanzetten tot het verrichten van transacties, zowel rechtstreeks als middellijk, in die financiële instrumenten, dan wel van het daarover te adviseren, anders dan van hem bij een zorgvuldige uitoefening van zijn functie mag worden verwacht.
6.3. Het is de verbonden persoon verboden om binnen vierentwintig uur opdracht te geven tot zowel een aan- als verkooporder voor transacties in een financieel instrument van dezelfde uitgevende instelling, rechtspersoon of vennootschap. Het is de verbonden tevens verboden om transacties in een financieel instrument te (laten) verrichten naar aanleiding van of vooruitlopend op effectenorders van het pensioenfonds.
6.4. De verbonden persoon, anders dan de insider, die beschikt over informatie als bedoeld in artikel 6.1., rapporteert dit aan de compliance officer. De compliance officer deelt onverwijld aan de betrokken verbonden persoon mee of hij als insider wordt aangemerkt, en stelt hem op de hoogte van de gevolgen van de aanwijzing als insider.
6.5. Iedere verbonden persoon is desgevraagd gehouden alle informatie aan de compliance officer te verschaffen in het kader van de strikte naleving van de gedragscode.
Beleggen in complexe constructies en/of in offshore jurisdicties
6.6 Iedere verbonden persoon is terughoudend in het (laten) beleggen van zijn of haar vermogen in complexe constructies en/of offshore jurisdicties of andere belastingontwijkende vehikels en meldt beleggingen via dergelijke vehikels onverwijld aan de compliance officer die de melding onderzoekt en rapporteert aan het bestuur.
Artikel 7. Algemene uitgangspunten persoonlijke transacties (insiderregeling)
7.1. Er mag nooit een verband bestaan tussen de transacties in financiële instrumenten die het pensioenfonds tot stand brengt of doet komen en een persoonlijke transactie van de insider of een gelieerde derde.
7.2. De insider dient zich te onthouden van elk handelen of de redelijkerwijs voorzienbare schijn daarvan, met gebruik van voorwetenschap of met anderszins vertrouwelijke informatie. Hij dient voorts iedere vermenging van zakelijke en privé-belangen respectievelijk de redelijkerwijs voorzienbare schijn daarvan, te vermijden.
7.3. Het is een insider die beschikt over voorwetenschap niet toegestaan:
- deze informatie aan een derde mee te delen, anders dan in de normale uitoefening van zijn functie binnen het pensioenfonds, of
- een derde aan te bevelen of ertoe aan te zetten transacties te verrichten of te bewerkstelligen in die financiële instrumenten, waarop de voorwetenschap betrekking heeft.
Het vorige is van overeenkomstige toepassing op een insider die weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij over voorwetenschap beschikt.
7.4. Iedere verbonden persoon die als insider wordt aangemerkt, wordt daarvan onverwijld door de compliance officer op de hoogte gebracht. De betreffende verbonden persoon wordt tevens geïnformeerd over de gevolgen van de aanwijzing als insider. De insider wordt verder in kennis gesteld van de procedures en maatregelen gericht op het toezicht op de persoonlijke transacties.
Artikel 8. Toezicht op persoonlijke transacties (insiderregeling)
8.1. De compliance officer houdt gegevens bij van de gemelde of door hem onderkende persoonlijke transacties en vermeldt daarbij in voorkomend geval tevens of de desbetreffende transactie is goedgekeurd of verboden is.
8.2. De insider onderschrijft dat de compliance officer bevoegd is een onderzoek in te (doen) stellen naar enige beleggingstransactie verricht door, in opdracht van of ten behoeve van de insider. De insider is verplicht jaarlijks te bevestigen aan de compliance officer, dat hij de uitgangspunten van de insiderregeling onderschrijft en heeft nageleefd.
8.3. De insider is in het kader van een strikte naleving van de gedragscode gehouden desgevraagd alle informatie met betrekking tot een door hem of ten behoeve van hem verrichte persoonlijke transactie aan de compliance officer te verstrekken.
8.4. De insider is verplicht desgevraagd opdracht te geven aan het pensioenfonds, een andere instelling, lasthebber, beleggingsinstelling of andere derde, om de compliance officer alle informatie te verstrekken over enige ten behoeve van hem of in zijn opdracht verrichte persoonlijke transactie.
8.5. De compliance officer is bevoegd over de uitkomst van dit onderzoek schriftelijk te rapporteren aan het bestuur. Alvorens de compliance officer daarover rapporteert, wordt de insider in de gelegenheid gesteld om te reageren op de bevindingen van het onderzoek. De insider wordt door het bestuur van de definitieve uitkomst van het onderzoek in kennis gesteld.
8.6. Van het toezicht op de persoonlijke transacties van de insider zijn vrijgesteld:
- transacties in obligaties uitgegeven door de Staat, andere overheden;
- transacties in financiële instrumenten waarvan het beheer is overgedragen aan een professionele vermogensbeheerder, op zodanige voorwaarden dat de insider geen invloed heeft op de fondsselectie of op afzonderlijke transacties;
- transacties in indexfondsen of in ter beurze genoteerde rechten van deelneming in (semi)open-ended-beleggingsinstellingen, mits de insider binnen die instelling geen functie vervult.
Desgewenst overlegt de insider aan de compliance officer de overeenkomst welke ten grondslag ligt aan de overdracht van het beheer van zijn vermogensbestanddelen.
Artikel 9. Vertrouwelijkheid
Verbonden personen mogen geen informatie over zaken van het pensioenfonds, waarvan hij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat die informatie vertrouwelijk is, aan derden bekend maken of ten eigen voordele of ten behoeve van anderen dan het pensioenfonds gebruiken. Gegevens die individuele deelnemers betreffen en gegevens over beleggingen van het pensioenfonds zijn altijd vertrouwelijk.
Artikel 10. Compliance officer
10.1. Het pensioenfonds stelt een compliance officer aan. De compliance officer vervult een onafhankelijke rol binnen het pensioenfonds. De compliance officer wordt benoemd en ontslagen door het bestuur. De compliance officer rapporteert aan de voorzitter van het bestuur, zowel voor de dagelijkse gang van zaken, als in het geval zich een bijzondere omstandigheid heeft voorgedaan.
10.2. Het bestuur legt de taken van de compliance officer schriftelijk vast (bijlage III bij deze gedragscode). Het bestuur waarborgt dat de compliance officer over voldoende bevoegdheden beschikt voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van relevante wettelijke bepalingen en de gedragscode en diens onafhankelijke positie ten opzichte van degenen die zijn onderworpen aan zijn toezicht.
De compliance officer houdt toezicht op de deugdelijkheid en effectiviteit van interne regels en procedures op zijn werkterrein. Hij rapporteert ten minste jaarlijks over zijn werkzaamheden aan het bestuur en doet aanbevelingen op basis van de resultaten van zijn werkzaamheden. De externe accountant ziet toe op de in het kader van de naleving van de gedragscode door de compliance officer uitgevoerde werkzaamheden.
10.3. Het bestuur legt vast welke acties zijn ondernomen naar aanleiding van de bevindingen van de compliance officer.
10.4. Indien de compliance officer daartoe aanleiding ziet kan hij verbonden personen verplichten op eerste verzoek alle informatie te (laten) verstrekken omtrent enige door of ten behoeve van hen verrichte persoonlijke transacties. De compliance officer controleert of die transacties aan de toepasselijke regels, voorschriften en aanwijzingen voldoen.
10.5. De compliance officer adviseert en informeert, gevraagd én ongevraagd, verbonden personen over de uitleg en toepassing van de gedragscode.
10.6. De compliance officer documenteert zijn werkmethoden en werkzaamheden en administreert en archiveert alle informatie die hem door verbonden personen (de meldingen van persoonlijke transacties inbegrepen) of derden is verstrekt. Hij bewaart afschriften van alle overeenkomsten en de jaarlijkse verklaringen die verbonden personen hem moeten verstrekken. Tevens administreert en archiveert de compliance officer alle door hem verrichte
controles, onderzoeken en de genomen acties, alsmede overige van belang zijnde informatie, memoranda en correspondentie. De gegevens worden ten minste zeven jaar bewaard.
10.7. De compliance officer legt een lijst aan van alle verbonden personen die als insider worden aangemerkt. De compliance officer deelt onverwijld aan de op de lijst opgenomen verbonden personen mee dat zij als insider zijn aangemerkt en hij stelt hen op de hoogte van de gevolgen van de aanwijzing als insider.
10.8. De compliance officer en de voorzitter van het bestuur zijn gehouden tot geheimhouding van de informatie verstrekt door verbonden personen of derden. De geheimhouding kan worden doorbroken in het geval de goede uitoefening van zijn functie daartoe noodzaakt.
Artikel 11. Vertrouwenspersoon
Het pensioenfonds heeft een vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon vervult een onafhankelijke rol binnen het pensioenfonds. De vertrouwenspersoon wordt benoemd door het bestuur. De compliance officer vervult uit hoofde van de klokkenluidersregeling (bijlage II bij deze gedragscode) tevens de functie van vertrouwenspersoon. Het bepaalde in artikel 10 (het artikel over de compliance officer) is, tenzij anders aangegeven, van overeenkomstige toepassing op de vertrouwenspersoon.
Artikel 12. Overeenkomst en jaarlijkse verklaring
12.1 Iedere verbonden persoon moet bij aanvang van zijn functie bij het pensioenfonds de gedragscode ondertekenen, waarmee hij zich verbindt alle voor hem relevante regels uit deze gedragscode na te leven.
12.2. Aan het eind van ieder kalenderjaar, bij tussentijds vertrek of bij het niet langer verbonden zijn aan het pensioenfonds, moet iedere verbonden persoon een verklaring ondertekenen over de juiste naleving van de geldende bepalingen in de gedragscode over het afgelopen jaar. Bij het niet langer verbonden zijn aan het pensioenfonds blijven de uit de gedragscode geldende normen van toepassing op de verbonden persoon, voor zover dat uit hun aard voortvloeit.
Artikel 13. Sancties
Het handelen door de verbonden persoon in strijd met de gedragscode wordt beschouwd als een ernstige inbreuk op het vertrouwen dat het pensioenfonds in de betrokkene moet kunnen stellen. Een dergelijk handelen kan reden zijn tot het opleggen van een sanctie, waaronder - afhankelijk van de ernst van de overtreding en afhankelijk van de aard van de relatie tussen de verbonden persoon en het pensioenfonds - een waarschuwing, het ongedaan maken van het door de verbonden persoon behaalde voordeel, overplaatsing, schorsing of andere disciplinaire of arbeidsrechtelijke maatregel, ontslag op staande voet niet uitgezonderd. Een overtreding kan worden gemeld aan de toezichthouder(s) en - indien van toepassing - bij het Dutch Securities Institute.
Het voorgaande laat onverlet een vordering tot schadevergoeding en/of aangifte bij de justitiële autoriteiten.
Artikel 14. Advies en bezwaar
14.1. Indien de verbonden persoon twijfelt over de uitleg van de op hem van toepassing zijnde gedragsregels, is hij verplicht het advies van de compliance officer in te winnen. De compliance officer is bevoegd een voor de verbonden persoon bindende uitspraak te doen.
14.2. Tegen de uitspraak van de compliance officer kan de verbonden persoon bezwaar maken bij het bestuur van het pensioenfonds en wel binnen veertien dagen nadat de beslissing door de compliance officer kenbaar is gemaakt. Het maken van bezwaar heeft geen schorsende werking ten aanzien van de uitspraak van de compliance officer.
14.3. Het bestuur beslist met redenen omkleed zo spoedig mogelijk na zowel de compliance officer als de betrokkene te hebben gehoord. De beslissing van het bestuur is bindend voor de betrokkene. Het bestuur is bevoegd zich te laten bijstaan door deskundigen.
14.4. Over de beslissing van het bestuur worden door de betrokkene(n) aan derde(n) geen mededelingen gedaan, tenzij hij daartoe genoodzaakt is op grond van de gedragscode dan wel enige wettelijke regeling.
Artikel 15. Onvoorziene omstandigheden
15.1. Voor kwesties waarin deze gedragscode niet voorziet, beslist het bestuur zoveel mogelijk in lijn met de wel geregelde gevallen.
Artikel 16. Slotbepalingen
16.1. Het bestuur kan de gedragscode wijzigen.
16.2. Deze gedragscode is vastgesteld op 22 januari 2019 en treedt in werking op dezelfde datum en vervangt per deze datum alle vorige gedragscodes.
Bijlagen: | I. | Incidentenregeling |
II. | Klokkenluidersregeling | |
III | Taken en bevoegdheden compliance officer |
Bijlage I Incidentenregeling
Deze incidentenregeling is niet van toepassing op onregelmatigheden (overtredingen van de gedragscode, ongeoorloofde handelingen of nalatigheden van medewerkers van PCN) begaan door Medewerkers van PCN. Hierop de is de Procedure bij onregelmatigheden van toepassing die is opgenomen in de Algemene Gedragscode Medewerkers PCN.
Artikel 1. Definities
Deze incidentenregeling is een uitwerking en bijlage van de geldende gedragscode van Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland (hierna: het pensioenfonds). Voor deze incidentenregeling zijn de begripsomschrijvingen zoals opgenomen in de statuten en de gedragscode van het pensioenfonds van toepassing.
Een Incident is:
een gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt of kan vormen voor de beheerste en integere bedrijfsuitoefening van het pensioenfonds, en/of een gebeurtenis waarbij directe of indirecte financiële schade ontstaat door ontoereikende of falende interne processen, verbonden personen of systemen of door externe gebeurtenissen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen operationele incidenten en overige incidenten.
a. Operationeel incident is:
een incident in de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden door het pensioenfonds waarbij er een inbreuk is op de beheerste en integere bedrijfsvoering.
b. Overige incidenten zijn:
alle incidenten, die niet beschouwd kunnen worden als operationele incidenten. Onder overige incidenten (‘misstanden’) worden in ieder geval verstaan:
1. een (dreigende) bewuste schending van wet- en regelgeving;
2. een (dreiging van) bewust onjuist informeren van publieke organen;
3. een (dreigende) schending van binnen het pensioenfonds geldende gedragsregels;
4. (een dreiging van) het achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over deze feiten;
5. een ernstig gevaar voor de integere bedrijfsuitoefening van het pensioenfonds;
6. gebeurtenissen die kunnen leiden tot een groot afbreukrisico in de media;
7. fraude, misleiding, bedrog, verduistering of diefstal door een of meer personen in zijn/hun hoedanigheid van verbonden persoon;
8. overige strafbare feiten.
Hoofdstuk 1 OPERATIONELE INCIDENTEN
Artikel 2. Melden, beoordelen en vastleggen van operationele incidenten
2.1 Iedere verbonden persoon die een (dreigend) operationeel incident constateert is gehouden dit te melden aan de manager uitvoeringsorganisatie. Bij afwezigheid van de manager uitvoeringsorganisatie, indien de melding handelen of nalaten van de manager uitvoeringsorganisatie betreft en/of de melder van mening is dat de manager onvoldoende actie onderneemt, kan de verbonden persoon rechtstreeks melden aan het verantwoordelijk lid van het bestuur. Het verantwoordelijke lid van het bestuur zal dan actie ondernemen. Een melding kan zowel schriftelijk, elektronisch als mondeling worden gedaan.
2.2. De manager uitvoeringsorganisatie beoordeelt de melding en bepaalt of er sprake is van een operationeel incident. Indien blijkt dat sprake is van een overig incident, wordt een melding gedaan bij de compliance officer.
2.3. Meldingen van operationele incidenten en de beoordeling van de manager uitvoeringsorganisatie worden geregistreerd in het operationele incidentenregister. Gedurende het verdere proces worden in het dossier de relevante documenten opgenomen, zoals de communicatie tussen de verschillende betrokkenen, de rapportages en de resultaten van eventueel onderzoek.
2.4 Operationele incidenten die worden gemeld aan de compliance officer, dienen te worden doorgegeven aan de manager uitvoeringsorganisatie of waar dat meer is aangewezen, aan het verantwoordelijke lid van het bestuur.
2.5. De manager uitvoeringsorganisatie brengt de melder van zijn beoordeling op de hoogte.
2.6 De manager uitvoeringsorganisatie bespreekt periodiek alle meldingen met het verantwoordelijke lid van het bestuur.
Artikel 3. Behandeling van operationele incidenten
3.1. Indien de manager uitvoeringsorganisatie van mening is dat er sprake is van een operationeel incident brengt hij het bestuur op de hoogte.
3.2. De manager uitvoeringsorganisatie coördineert de afhandeling van het incident en rapporteert schriftelijk over de analyse, oorzaak, voortgang en te nemen of genomen beheersmaatregelen aan het bestuur.
3.3. lndien het bestuur dit wenst kan er een onderzoek worden ingesteld door een extern deskundige.
3.4. De manager uitvoeringsorganisatie bewaakt de voortgang van het meldproces, het onderzoek, alsmede de opvolging van acties.
HOOFSTUK 2 OVERIGE INCIDENTEN
Artikel 4. Melden, beoordelen en vastleggen van overige incidenten
4.1 Iedere verbonden persoon die een (dreigend) overig incident constateert is gehouden dit te melden aan de compliance officer. Een melding kan zowel schriftelijk, elektronisch als mondeling worden gedaan.
4.2. De compliance officer beoordeelt de melding en bepaalt of er sprake is van een overig incident. Indien sprake blijkt van een operationeel incident, wordt melding gedaan bij de manager uitvoeringsorganisatie.
4.3. Meldingen van overige incidenten en de beoordeling van de compliance officer van het incident worden geregistreerd in het incidentenregister. Gedurende het verdere proces worden in het dossier de naar het oordeel van de compliance officer relevante documenten opgenomen, zoals de communicatie tussen de verschillende betrokkenen, de rapportages en de resultaten van eventueel onderzoek.
4.4 Overige incidenten die worden gemeld aan de compliance officer of de vertrouwenspersoon van een uitbestedingsrelatie van het pensioenfonds, dienen te worden doorgegeven aan de compliance officer respectievelijk de vertrouwenspersoon van het pensioenfonds. Een hiertoe strekkende bepaling zal worden opgenomen in de uitbestedingsovereenkomst. Doorgegeven incidenten worden behandeld conform deze incidentenregeling.
4.5. De compliance officer brengt de melder van zijn beoordeling op de hoogte.
Artikel 5. Behandeling van overige incidenten
5.1. Indien de compliance officer van mening is dat er sprake is van een overig incident brengt hij het bestuur op de hoogte.
5.2. De compliance officer coördineert de afhandeling van het incident en rapporteert over de voortgang aan het bestuur met inachtneming van dit artikel.
5.3. Indien het bestuur dit wenst kan er een onderzoek worden ingesteld door een extern deskundige.
5.4. De compliance officer bewaakt de voortgang van het meldproces, het onderzoek, alsmede de opvolging van acties.
5.5 De compliance officer rapporteert de onderzoeksresultaten (van elkaar gescheiden) schriftelijk aan zowel het bestuur als de melder. De rapportage bevat een kort relaas van feiten en omstandigheden, de bewijsvoering in hoofdlijnen, alsmede het advies met betrekking tot de te nemen maatregel(en).
HOOFDSTUK 3 AFRONDING EN RAPPORTAGE VAN INCIDENTEN
Artikel 6. Xxxxxxxx en rapportage over incidenten
6.1 Na de behandeling van elk incident worden, ter afronding, door het pensioenfonds maatregelen genomen. De genomen maatregelen zullen zijn gebaseerd op de aard van het incident en de daaruit voortvloeiende gevolgen. De maatregelen kunnen onder meer zijn gericht op het beheersen en beperken van het optredende risico, het bevestigen van geldende normen en het voorkomen van negatieve effecten – zowel intern als extern – van het incident om herhaling in de toekomst te voorkomen. De eindverantwoordelijkheid voor de afronding van het incident en de eventuele getroffen maatregelen ligt bij het bestuur.
6.2 De voortgang van de afhandeling van incidenten wordt in de vergadering van het bestuur geagendeerd. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het toezien op de opvolging van de genomen acties. In de rapportage(s), zoals die periodiek aan het bestuur worden aangeboden, wordt inzicht gegeven in het aantal incidenten dat zich de betreffende periode heeft voorgedaan en de aard daarvan. Tevens bevat de rapportage informatie over de voortgang van de afhandeling van incidenten en naar aanleiding van deze incidenten genomen maatregelen.
Artikel 7. Xxx voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
7.1. Indien de aard van het incident snel handelen vereist zijn de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het bestuur gezamenlijk, bevoegd om namens het bestuur een (voorlopig) besluit te nemen. Indien het incident op hen zelf betrekking heeft treden de compliance officer en de voorzitter van de Raad van Toezicht in hun plaats.
7.2. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het bestuur dan wel de compliance officer en de voorzitter van de Raad van Toezicht zijn gehouden om de overige leden van het bestuur zo snel mogelijk op de hoogte te brengen van de door hem verrichte acties en genomen (voorlopige) besluiten en deze, indien nodig, alsnog ter definitieve besluitvorming aan het bestuur aan te bieden.
Artikel 8. Melden toezichthouder en overige communicatie
8.1. Door of namens het bestuur worden incidenten onverwijld schriftelijk gemeld aan de relevante toezichthouder, de Raad van Toezicht en het advies- en verantwoordingsorgaan.
8.2 Door of namens het bestuur wordt onverwijld de relevante toezichthouder, de Raad van Toezicht en het advies- en verantwoordingsorgaan geïnformeerd als:
- aangifte is of wordt gedaan bij justitiële autoriteiten;
- het voortbestaan van het pensioenfonds wordt bedreigd of zou kunnen worden bedreigd;
- er sprake is van een ernstige tekortkoming in de opzet en werking van de maatregelen ter bevordering of handhaving van een beheerste of integere bedrijfsvoering door het pensioenfonds;
- de ernst, de omvang of de overige omstandigheden van het incident in aanmerking genomen, de toezichthouder en/of de Raad van Toezicht in verband met haar toezichtstaak redelijkerwijs, of op basis van een wettelijke verplichting, behoort te worden geïnformeerd.
8.3. De toezichthouder, de Raad van Toezicht en het advies- en verantwoordingsorgaan zullen op de hoogte worden gebracht van alle feiten, omstandigheden en achtergronden van het incident, alsmede de maatregelen die naar aanleiding van het incident zijn genomen.
8.4. Het bestuur beslist over de communicatie, zowel intern als extern, met betrekking tot incidenten. Door het bestuur wordt, na mogelijk advies van de compliance officer, besloten of en wanneer andere organen van het pensioenfonds, stakeholders en overige belanghebbenden op de hoogte worden gebracht van een incident.
Artikel 9. Persoonsgericht onderzoek
9.1. Als er een redelijk vermoeden bestaat dat een verbonden persoon verantwoordelijk is voor/zich schuldig heeft gemaakt aan een incident, of als daar naar het oordeel van het bestuur aanleiding toe bestaat kan een persoonsgericht onderzoek worden ingesteld. De persoon naar wie het persoonsgericht onderzoek zich richt wordt onverwijld op de hoogte gebracht van het persoonsgericht onderzoek.
9.2. Een persoonsgericht onderzoek wordt ingesteld binnen een redelijke termijn, nadat er voldoende aanwijzingen bekend geworden zijn dat de betreffende verbonden persoon zich schuldig heeft gemaakt aan het incident.
9.3. De verbonden persoon naar wie het persoonsgericht onderzoek verricht wordt, wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Zijn zienswijze wordt schriftelijk vastgelegd.
9.4. Door of namens het bestuur worden een of meerdere personen of organisaties aangewezen die het persoonsgericht onderzoek verrichten.
9.5. Indien het onderzoek en/of het belang van het pensioenfonds dit vereist, kan, in overleg met het bestuur, door de onderzoeker(s) opdracht gegeven worden om bepaalde gegevens of zaken veilig te stellen. Daartoe wordt een belangenafweging gemaakt. Voor het inzien van persoonlijke informatie is toestemming van het bestuur vereist.
9.6. Een persoonsgericht onderzoek vindt op een integere en zorgvuldige wijze plaats. Toegezien wordt op de in acht te nemen zorgvuldigheid, waarbij de belangen van het pensioenfonds, het belang van de persoon dan wel de personen naar wie het onderzoek zich richt en de belangen van overige betrokkenen redelijkerwijs in acht worden genomen. Het persoonsgericht onderzoek wordt binnen een redelijke termijn uitgevoerd.
9.7. Na de uitvoering van een persoonsgericht onderzoek, wordt een schriftelijk advies uitgebracht aan het bestuur. Het op schrift gestelde advies wordt door de compliance officer bewaard.
9.8. Alle relevante documenten, daaronder begrepen de zienswijze van de verschillende betrokkenen, rapportages en het op schrift gestelde advies worden opgenomen in een dossier.
Artikel 10. Meldingen en geheimhouding
10.1. Meldingen van een incident kunnen anoniem gedaan worden. Indien aanvullende informatie benodigd is in het belang van het onderzoek, kan de verbonden persoon worden verzocht zijn medewerking hieraan te verlenen. De verbonden persoon is hiertoe niet verplicht.
10.2. Meldingen van een incident worden vertrouwelijk behandeld. De identificatiegegevens van de melder worden niet opgenomen in de communicatie naar derden. Ook indien de melder geen belang hecht aan anonimiteit zal zijn identiteit alleen dan worden vrijgegeven in communicatie, wanneer daartoe een wettelijke verplichting bestaat.
10.3. Incidentendossiers worden in een beveiligde omgeving bewaard. Indien er sprake is van de betrokkenheid van een verbonden persoon bij een overig incident worden zijn identificatiegegevens op een zodanige wijze bewaard dat alleen de compliance officer, de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter toegang hebben tot deze gegevens.
10.4. Een ieder die uit hoofde van deze regeling informatie verkrijgt over (de melding van) een overig incident, betracht daarover uiterste geheimhouding, tenzij op basis van deze regeling of bij of krachtens de wet de bevoegdheid of de verplichting bestaat om die informatie aan een derde te verschaffen.
10.5. Indien voor de afronding van het incident openheid van zaken is vereist, kan het bestuur beslissen dat de verplichting tot geheimhouding geheel of gedeeltelijk vervalt.
Artikel 11. Rechtsbescherming
11.1. Het pensioenfonds gaat er altijd van uit dat een melding van een incident te goeder trouw is gedaan, tot het moment dat hij overtuigd is geraakt van het tegendeel.
11.2. Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat een melder, ongeacht de wijze waarop hij melding heeft gemaakt van een incident, op geen enkele wijze in zijn positie bij het pensioenfonds benadeeld wordt, voor zover te goeder trouw gehandeld is.
11.3. Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat niemand wordt benadeeld in zijn of haar positie bij het pensioenfonds vanwege het uitoefenen van de taken en/of verplichtingen uit deze regeling.
11.4. In geval van intrekking van een melding zal het pensioenfonds, ongeacht de wijze waarop melding is gemaakt van een incident, zich ervan vergewissen dat de intrekking niet onder invloed van dreigementen of door omkoping heeft plaatsgevonden.
11.5. Een verbonden persoon die willens en wetens heeft deelgenomen aan of veroorzaker is van een incident, zal bij melding van dit incident geen recht kunnen ontlenen aan de beschermingsregels zoals die gelden voor een te goeder trouw handelende verbonden persoon.
Artikel 12. Klokkenluidersregeling
12.1. Als het belang van het pensioenfonds, van derden of de bescherming van de eigen positie van de verbonden persoon dit vraagt (bijvoorbeeld omdat hij vreest dat een melding nadelige gevolgen kan hebben voor zijn positie of indien aan een eerdere melding geen gevolg is gegeven), kan de verbonden persoon een incident melden bij de compliance officer, conform de klokkenluidersregeling van het pensioenfonds.
12.2. Het oordeel van de verbonden persoon dat een melding dient plaats te vinden op de wijze zoals beschreven in de klokkenluidersregeling is doorslaggevend. De compliance officer zal vervolgens het incident melden conform de eisen uit de klokkenluidersregeling.
Artikel 13. Inwerkingtreding
Deze regeling is vastgesteld op 22 januari 2019 en treedt in werking op dezelfde datum en vervangt per deze datum alle vorige incidentenregelingen.
Bijlage II Klokkenluidersregeling
Voor medewerkers van het fonds is een aparte klokkenluidersregeling van toepassing.
Artikel 1. Definities
Deze klokkenluidersregeling is een uitwerking en bijlage van de geldende gedragscode van Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland (hierna: het pensioenfonds). Voor deze klokkenluidersregeling zijn de begripsomschrijvingen zoals opgenomen in de statuten en de gedragscode van het pensioenfonds van toepassing. In aanvulling hierop geldt de volgende begripsomschrijving:
Misstand
Een gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere bedrijfsuitoefening van Het pensioenfonds, en/of een gebeurtenis waarbij directe of indirecte financiële schade ontstaat of aantasting van de goede naam van het pensioenfonds door ontoereikende of falende interne processen, verbonden personen of systemen of door externe gebeurtenissen. Onder misstanden worden in ieder geval verstaan:
a. een (dreigende) bewuste schending van wet- en regelgeving;
b. een (dreiging van) bewust onjuist informeren van publieke organen;
c. een (dreigende) schending van binnen het pensioenfonds geldende gedragsregels;
d. (een dreiging van) het achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over deze feiten.
e. een ernstig gevaar voor de integere bedrijfsuitoefening van Het pensioenfonds;
f. gebeurtenissen die kunnen leiden tot een groot afbreukrisico in de media;
g. fraude, misleiding, bedrog, verduistering of diefstal door een of meer personen in zijn/hun hoedanigheid van verbonden persoon;
h. overige strafbare feiten.
Artikel 2. Algemeen
2.1. Het bestuur zal er zorg voor dragen dat deze regeling bekend is bij alle verbonden personen.
2.2. Het bestuur heeft de compliance officer in het kader van deze regeling aangewezen als vertrouwenspersoon.
2.3. De vertrouwenspersoon ontvangt de meldingen, legt deze vast in het incidentenregister en voert een voorlopig onderzoek uit. Daarbij kan de vertrouwenspersoon zich door derden laten ondersteunen.
2.4. De vertrouwenspersoon zal nooit de naam van de klokkenluider openbaren, tenzij de wet hem hiertoe verplicht of de klokkenluider hiermee instemt. Als op enig moment de vertrouwenspersoon op grond van de wet verplicht wordt de naam van de klokkenluider te openbaren, zal de vertrouwenspersoon de klokkenluider hiervan onmiddellijk en voordat openbaring van de naam van de klokkenluider plaatsvindt op de hoogte stellen, tenzij de vertrouwenspersoon rechtsgeldige redenen heeft om dat niet te doen.
Artikel 3. Behandeling misstand
3.1. Een misstand dient, bij voorkeur schriftelijk, te worden gemeld bij de vertrouwenspersoon. De klokkenluider krijgt hiervan een schriftelijke bevestiging. De klokkenluider kan verzoeken dat zijn anonimiteit gewaarborgd blijft.
3.2. De vertrouwenspersoon zal een voorlopig onderzoek uitvoeren, zodra hij een melding van een klokkenluider heeft ontvangen.
3.3. Indien de vertrouwenspersoon van mening is dat het een incident betreft c.q. met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten valt dat er sprake is van een incident, brengt hij het bestuur op de hoogte. Betreft het een incident waarbij een of meerdere bestuursleden zelf betrokken (lijken te) zijn, dan bespreekt de vertrouwenspersoon de kwestie inhoudelijk met de Raad van Toezicht.
3.4. De vertrouwenspersoon zal het bestuur adviseren de melding terzijde te leggen als uit zijn onderzoek geen grond blijkt voor de melding. Dit besluit en de gronden waarop het gebaseerd is, worden direct, doch uiterlijk binnen veertien kalenderdagen na de melding schriftelijk aan de klokkenluider meegedeeld. Indien de melding betrekking heeft op beiden of één van hen wordt het besluit gestuurd aan de visitatiecommissie. Het dagelijks bestuur kan overigens besluiten dit advies naast zich neer te leggen en de vertrouwenspersoon sommeren om alsnog een aanvullend onderzoek te starten.
3.5. Indien het voorlopig onderzoek aanleiding geeft tot nader onderzoek zijn bij dit nader onderzoek altijd ten minste twee personen betrokken, genoemd: de onderzoekscommissie. Op het moment dat een onderzoek wordt ingesteld, benoemt het bestuur de onderzoekscommissie. Alle leden van deze commissie zijn onafhankelijk en hebben geen relatie met het pensioenfonds of de verbonden perso(o)n(en) op wie het onderzoek zich richt. De vertrouwenspersoon maakt onderdeel uit van deze commissie. Indien een nader onderzoek wordt ingesteld, wordt de klokkenluider hier onverwijld over geïnformeerd. De commissie stelt de klokkenluider in allen gevallen in staat om gehoord te worden. De klokkenluider is niet verplicht hiervan gebruik te maken.
3.6. Indien het onderzoek (naar verwachting) niet binnen dertig dagen na voornoemde melding is afgehandeld, informeert de vertrouwenspersoon de klokkenluider over de datum waarop het onderzoek naar verwachting alsnog zal zijn afgerond.
Artikel 4. Uitkomst onderzoek
De vertrouwenspersoon rapporteert de onderzoeksresultaten (van elkaar gescheiden) aan zowel het bestuur als de klokkenluider. De rapportage bevat een kort relaas van feiten en omstandigheden, de bewijsvoering in hoofdlijnen, alsmede het advies met betrekking tot de te nemen maatregel(en). De Raad van Toezicht en het advies- en verantwoordingsorgaan ontvangen een kopie van deze rapportage nadat het bestuur en de klokkenluider hiervan kennis hebben genomen en binnen een redelijke termijn in staat zijn geweest te reageren.
Artikel 5. Maatregelen
5.1. Op basis van de onderzoeksresultaten beoordeelt het bestuur de misstand en besluit ten aanzien van de volgende punten:
a. arbeidsrechtelijke of disciplinaire maatregelen jegens betrokken verbonden personen
b. civielrechtelijke maatregelen, zoals regres
c. interne en externe communicatie
d. aanpassing procedures
e. overige maatregelen voor het herstel van de bedrijfsvoering
f. melding aan de toezichthouder(s).
5.2. Het uitgangspunt bij het bepalen van het soort maatregel(en) en sancties is dat het veroorzaken van een misstand als een ernstige schending wordt beschouwd van de vertrouwensrelatie tussen het pensioenfonds enerzijds en de verbonden persoon anderzijds.
5.3. Het veroorzaken van een misstand of anderszins daarbij betrokken zijn, kan leiden tot arbeidsrechtelijke maatregelen, waaronder schorsing of ontslag.
5.4. In geval sprake is van opzettelijk en ernstige strafbare overtredingen, zoals misdrijven als genoemd in het Wetboek van Strafrecht BES en de Wet Economische Delicten, wordt in beginsel aangifte gedaan bij justitie of politie.
5.5. Het bestuur ziet toe op de implementatie en naleving van nieuwe procedures en maatregelen, die naar aanleiding van de misstand getroffen zijn.
5.6. Het bestuur draagt zorg voor eventuele rapportage aan de toezichthouder.
5.7. Ernstige misstanden worden onverwijld aan de toezichthouder gemeld onder opgaaf van de feiten en omstandigheden van de misstand, alsmede de informatie over de functie, de hoedanigheid en de positie van de betrokken (rechts)perso(o)n(en) die verantwoordelijk is/zijn voor de ontstane misstand.
Het bestuur informeert de toezichthouder tevens over de maatregelen die naar aanleiding van de misstand zijn genomen of nog zullen worden genomen.
Artikel 6. Rechtsbescherming
6.1. Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat de klokkenluider op geen enkele wijze in zijn positie bij het pensioenfonds benadeeld wordt, voor deze zover te goeder trouw gehandeld heeft. Het pensioenfonds gaat er van uit dat een melding te goeder trouw is gedaan, tot het moment dat zij overtuigd is geraakt van het tegendeel.
6.2. Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat de vertrouwenspersoon en de leden van een onderzoekscommissie (indien en voor zover benoemd) op geen enkele wijze in hun positie bij het pensioenfonds benadeeld worden vanwege het uitoefenen van hun taken op grond van deze regeling.
6.3. Een verbonden persoon die willens en wetens heeft deelgenomen aan of veroorzaker is van een misstand, zal bij melding van deze misstand geen recht kunnen ontlenen aan de beschermingsregels zoals die gelden voor een te goeder trouw handelende verbonden persoon.
6.4. In geval van intrekking van de misstand door de klokkenluider vergewist het pensioenfonds zich ervan dat de intrekking niet onder invloed van dreigementen of door omkoping heeft plaatsgevonden.
Artikel 7. Inwerkingtreding
Deze regeling is vastgesteld op 22 januari 2019 en treedt in werking op dezelfde datum en vervangt per deze datum alle vorige klokkenluidersregelingen.
Bijlage III Taken en bevoegdheden compliance officer
Artikel 1. Compliance officer
Het pensioenfonds heeft een compliance officer. De compliance officer is onafhankelijk en wordt door het bestuur benoemd en ontslagen.
De compliance officer is te bereiken op het onderstaande adres: De heer drs J. (Jurgen) Advokaat RA
MPHC Accountants & Adviseurs N.V. Xxxx W.F.G. Mensing 18
P.O. Box 208 Willemstad - Curacao Tel. (000-0) 000 0000 Fax (000-0) 000 0000 Mob (000-0) 000 0000
Email: xxxxxx.xxxxxxxx@xxxx.xx
Artikel 2. Bevoegdheden en rapportage compliance officer
1. De compliance officer heeft tot taak toe te zien op de naleving van de gedragscode en de relevante wet- en regelgeving inzake integriteit.
2. Het bestuur voorziet de compliance officer van alle informatie die de compliance officer nodig acht om zijn taak goed te kunnen uitvoeren.
3. De verbonden persoon en het pensioenfonds zijn verplicht op het eerste verzoek van de compliance officer alle informatie te verstrekken en inzage te geven in stukken, elektronische bestanden hoe ook genaamd, voor zover noodzakelijk voor het onderzoek van de compliance officer op de naleving van relevante wet- en regelgeving en de gedragscode door verbonden personen en insiders.
4. Wanneer de compliance officer vermoedt dat wet- en regelgeving inzake integriteit of de gedragscode worden overtreden, zal de compliance officer zo spoedig mogelijk een (nader) onderzoek (doen) instellen en zijn bevindingen direct rapporteren aan het bestuur en aan degene die het onderzoek betreft (hierna: de betrokkene). Voordat de compliance officer schriftelijk rapporteert over de uitkomsten van het onderzoek dient de betrokkene de gelegenheid hebben gehad te reageren op de uitkomst van het onderzoek, tenzij sprake is van het vermoeden van het plegen van enig strafbaar feit.
5. De compliance officer documenteert zijn onderzoeken.
6. De compliance officer rapporteert na elk onderzoek en in ieder geval jaarlijks schriftelijk zijn bevindingen rechtstreeks aan het bestuur.
7. De follow-up die wordt gegeven aan de bevindingen van de compliance officer wordt vastgelegd.
Artikel 3. Besluiten compliance officer
1. De compliance officer neemt ingevolge de gedragscode van het fonds besluiten aangaande:
• vragen van verbonden personen betreffende de uitleg en toepassing van de gedragscode van het pensioenfonds;
• het zijn van insider;
• of een melding een incident betreft en zo ja, of er dan sprake is van een operationeel dan wel een overig incident.
2. De compliance officer deelt het besluit schriftelijk aan de betrokkene mee.
3. De compliance officer documenteert alle door hem genomen besluiten.
4. Een door de compliance officer op grond van de gedragscode van het pensioenfonds genomen besluit is bindend, behoudens een andersluidende bindende beslissing door het bestuur van het pensioenfonds genomen in beroep als bedoeld in artikel 14 van de gedragscode.
5. Het instellen van een geschil bij het bestuur heeft geen schorsende werking ten aanzien van de bindende kracht van de door de compliance officer genomen beslissing.
6. Over besluiten van de compliance officer worden door de betrokkene aan derde(n) geen mededelingen gedaan, tenzij hij daartoe genoodzaakt is op grond van deze gedragscode dan wel enig andere wettelijke regeling.
Artikel 4. Voorzieningen en vergoedingen compliance officer
1. Het secretariaat en de ruimten van het pensioenfonds staan binnen redelijke grenzen en na overleg met het bestuur ter beschikking van de compliance officer.
2. De declaraties van de compliance officer worden na goedkeuring door het bestuur door het pensioenfonds vergoed.
Artikel 5. Wet bescherming persoonsgegevens BES
De compliance officer dient zorg te dragen voor de correcte naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens BES in het kader van deze regeling.
Artikel 6. Geheimhouding
Het bestuur van het pensioenfonds en de compliance officer zijn verplicht tot geheimhouding van het aan hen gemelde en/of door hen onderzochte, behoudens voor zover een wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplicht en/of termen aanwezig zijn tot het doen van aangifte bij de justitiële autoriteiten.
Artikel 7. Datum inwerkingtreding
Deze regeling taken en bevoegdheden compliance officer is vastgesteld door het bestuur op 22 januari 2019 en treedt in werking met onmiddellijke ingang.