COLLECTIEVE
COLLECTIEVE
ARBEIDSOVEREENKOMST OCI NITROGEN BV
2024
Page 0 of 58
INDEX Pag.
Protocol 4
Collectieve arbeidsovereenkomst 6
Hoofdstuk I – Algemeen
Art. 1 Looptijd 6
Art. 1a Bekendmaking CAO 6
Art. 2 Definities 7
Art. 3 Ter beschikking gestelde arbeidskrachten 7
Hoofdstuk II – Dienstverband
Par. 1 - Arbeidsovereenkomst
Art. 4 | Aangaan arbeidsovereenkomst | 8 |
Art. 5 | Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd | 8 |
Art. 6 | Gereserveerd | 8 |
Art. 7 | Opzegging van de arbeidsovereenkomst | 8 |
Art. 8 | Beëindiging van rechtswege i.v.m. bereiken AOW gerechtigde leeftijd | 8 |
Art. 9 | Beëindiging wegens dringende redenen werkgever | 9 |
Art. 10 | Verplichting werkgever | 9 |
Par. 2 - Verplichtingen en bevoegdheden van werkgever en medewerker | ||
Art. 11 | Verplichting medewerker | 9 |
Art. 12 | Plaatsing van de medewerker | 9 |
Art. 13 | Vacaturevervulling | 9 |
Art. 14 | Geheimhouding | 10 |
Art. 15 | Gereserveerd | 10 |
Art. 16 | Nevenactiviteiten | 11 |
Art. 17 | Concurrentiebeding | 11 |
Par. 3 - Schorsing voor onderzoek en/of beraad; disciplinaire maatregelen | ||
Art. 18 | Xxxxxxxxx voor onderzoek en/of beraad | 11 |
Art. 19 | Disciplinaire maatregelen | 12 |
Hoofdstuk III – Beloning
Par. 1 - De salarissystematiek
Art. 20 | Salarisschalen | 14 |
Art. 21 | Salaris en beoordelingssysteem | 14 |
Art. 21a | Extra salarisuitloop | 15 |
Art. 21b | Beoordelingsbonus | 15 |
Art. 22 | Salarisschaal minimumloon in kader xxx Xxxxxxxxxxxxxxx | 00 |
Art. 23 | Algemene aanpassing van de salarissen | 16 |
Par. 2 – Jaaruitkering | ||
Art. 24 | Aanspraak op jaaruitkering | 16 |
Art. 25 | Betaling van de jaaruitkering | 17 |
Par. 3 - Resultaatafhankelijke beloning | ||
Art. 26 | Resultaat afhankelijke uitkering | 18 |
Art. 27 | Gereserveerd | 19 |
Pag.
Par. 4 - Toeslagen, tegemoetkomingen en compensatie in vrije tijd
Art. 28 | Toeslag voor ploegendienst | 19 |
Art. 29 | Toeslag voor werken volgens dienstrooster op een feestdag | 19 |
Art. 30 | Tijdelijke vervulling van een functie waarvoor een hogere salarisschaal geldt | 20 |
Art. 31 | Toeslag voor wachtdienst | 20 |
Art. 32 | Toeslag voor werken op bijzondere uren | 20 |
Art. 33 | Toeslag voor overwerk | 20 |
Art. 34 | Toeslag voor ontbieden naar het bedrijf | 21 |
Art. 35 | Tegemoetkoming in individuele gevallen | 21 |
Art. 35a | Indexering vergoeding BHV en Ondernemingsraad | 22 |
Art. 35b | Compensatie Spaarpremie | 22 |
Par. 5 - Algemene bepalingen | ||
Art. 36 | Uitbetaling | 22 |
Art. 37 | Vermindering maandinkomen | 22 |
Hoofdstuk IV – Arbeidsduur
Art. 38 | Arbeidsduur | 23 |
Art. 39 | Brugdag | 23 |
Art. 40 | Overwerk | 23 |
Art. 41 | Vakantie | 24 |
Art. 42 | Extra Vrije Tijd | 25 |
Art. 42a | Aanwezigheidsbonus | 27 |
Art. 42b | MyChoice regeling | 27 |
Art. 43 | Aanwending contractueel vrijaf | 27 |
Art. 43a | Vervallen | 28 |
Art. 44 | Buitengewoon verlof | 29 |
Art. 45 | Geboorte verlof en Ouderschapsverlof | 30 |
Hoofdstuk V - Sociale zekerheid
Art. 46 | Arbeidsongeschiktheid | 31 |
Art. 47a | Verplaatsing om bedrijfsredenen | 32 |
Art. 47b | Vrijwillige verplaatsing naar een minder betaalde functie | 32 |
Art. 47c | Demotie vanwege disfunctioneren | 33 |
Art. 48 | Ziektekostenverzekering | 34 |
Art. 00 | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 00 |
Art. 49a | Tegemoetkoming Ouderen Regeling (TOR) | 34 |
Hoofdstuk VI - Deeltijd
Art. 50 | Algemene bepaling | 36 |
Art. 51 | Naar evenredigheid toe te passen arbeidsvoorwaarden | 37 |
Art. 52 | Toeslagen en compensatie in vrije tijd | 37 |
Art. 53 | Buitengewoon verlof en brugdag | 38 |
Art. 54 | Gedeeltelijk arbeidsongeschikten | 38 |
Art. 55 | Partieel leerplichtigen | 38 |
Hoofdstuk VII – Diversen
Art. 56 | Gereserveerd | 39 |
Art. 57 | Opdracht extern organisatiebureau | 39 |
Art. 58 | Fusie en reorganisatie | 39 |
Art. 59 | Vakbondsoverleg | 39 |
Art. 60 | Geschillen | 39 |
Art. 61 | Vredesplicht | 40 |
Art. 62 | Afwijking in individuele gevallen | 40 |
Art. 63 | Leemtebepaling | 40 |
Art. 64 | Subsidies | 40 |
Bijlagen | Pag. | |
1 | Salarisschalen | 42 |
1,A | Salarisschaal minimumloon | 42 |
2 | Jaaruitkering | 42 |
2.A | - Minimumbedrag | 42 |
2.B. | - Gecumuleerde aanspraak | 43 |
2.C. | - Uitkering/betaling | 43 |
3 | Bijbetalingsregeling | 44 |
Art. 1 | - Algemeen | 44 |
Art. 2 | - Blijvende toeslag | 44 |
Art. 3 | - Aflopende toeslag | 45 |
4 | Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid | 47 |
Art. 1 | - Algemeen | 47 |
Art. 2 | - De inkomensgarantieregeling | 48 |
Art. 3 | - De afkoop-/afbouwregeling | 49 |
Art. 4 | - Overgangsregelingen | 49 |
Art. 5 | - Inwerkingtreding | 49 |
5 | Roosters en normen arbeids- en rusttijden | 50 |
Par. 1 | - Vaste roosters | 50 |
Par. 2 | - Overwerk | 53 |
Par. 3 | - Overige situaties | 56 |
Par. 4 | - Bijzonder situaties | 56 |
Par. 5 | - Wachtdienst | 56 |
Protocol
1. Looptijd CAO
Looptijd van 12 maanden, van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.
2. Structurele verhoging
OCI Nitrogen B.V. zal de salarissen en salarisschalen verhogen conform onderstaande wijziging:
Per 1 mei 2024: 3,8% algemene loonsverhoging
3. Sociaal Plan
Het Sociaal Plan wordt verlengd voor de duur van de cao plus 6 maanden, tot 1 juli 2025. De beëindigingsvergoeding blijft ongewijzigd en bedraagt 2 x de wettelijke transitievergoeding conform de berekeningswijze in 2019. De periode tussen datum aanzegging van boventalligheid en de boventalligheidsdatum wijzigt van 3 naar 1 maand.
4. Vervaldatum wettelijk verlof
Het wettelijk verlof (4 maal de overeengekomen arbeidsduur per week ofwel 20 dagen) vervalt op 1 juli van het kalenderjaar volgend op het jaar van toekenning. Dit betekent dat elke medewerker minimaal 20 dagen wettelijk verlof per jaar opneemt voor voldoende herstel. Deze regel geldt vanaf het toegekende wettelijk verlof van 2024.
5. TOR
Met ingang van 1 juli 2024 ontvangen medewerkers die bij indiensttreding ouder zijn dan 60 jaar TOR rechten naar rato van de periode van indiensttreding tot de AOW- gerechtigde leeftijd. Daarnaast geldt met ingang van 1 januari 2024 dat de toekenning van TOR alleen geldt bij contracten voor onbepaalde tijd.
6. Verloftoekenning in het jaar van bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd
Met ingang van 1 januari 2025 wordt de verloftoekenning in het jaar van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd naar rato van het dienstverband in dat jaar berekend (artikel 41, lid 6b). Lopende afspraken met medewerkers die al formeel zijn vastgelegd over groot verlof en einde dienstverband, blijven ongewijzigd.
7. Gewijzigde manier van salariskorting bij arbeidsongeschiktheid Loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid wordt gewijzigd naar 10% salariskorting vanaf 26 weken arbeidsongeschiktheid (artikel 46). Er vindt geen verdere salariskorting plaats. De ingangsdatum is 1 juli 2024 voor medewerkers die op of na deze datum 26 weken arbeidsongeschikt zijn.
Medewerkers met een vervroegde IVA uitkering krijgen geen salariskorting.
8. Jaaroverschrijdende ziekte en Afhankelijke EVT
Het uitgangspunt voor Afhankelijke EVT is dat deze per kalenderjaar verdiend en opgebouwd wordt. Bij jaaroverschrijdend verzuim zijn specifieke uitzonderingen beschreven in artikel 42 lid 4d.
9. Resultaat Afhankelijke Uitkering (RAU)
Het voorstel is om de RAU afspraak aan te passen naar door medewerkers beter beïnvloedbare performance indicatoren. Het voorstel zal in de komende periode
worden uitgewerkt met OR en vakbonden.
10. Werkgeversbijdragen
Werkgeversbijdragen aan de vakorganisaties worden gecontinueerd. De werkgeversbijdrage ten behoeve van Xxxxxx wordt niet gecontinueerd.
OCI Nitrogen BV FNV
De Unie
ABW
VHP2
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST OCI NITROGEN B.V.
HOOFDSTUK I - ALGEMEEN
Artikel 1. Looptijd
1a. De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor het tijdvak van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 en eindigen zonder dat hiervoor enige opzegging is vereist.
1b. Voor artikel 42, geldt een afwijkende looptijd.
2. Deze overeenkomst is van toepassing op de medewerker en kan worden aangehaald als CAO OCI Nitrogen B.V.
Artikel 1a. Bekendmaking CAO
De CAO wordt aan de medewerkers bekend gemaakt door middel van publicatie via het intranet. Aan medewerkers die daaraan behoefte hebben, wordt op hun verzoek een printversie ter beschikking gesteld.
Artikel 2. Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
a) de werkgever: OCI Nitrogen B.V. gevestigd te Geleen;
b) de vakorganisaties: de vakorganisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend;
c) de CAO: de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst;
d) de medewerker: degene die een arbeidsovereenkomst heeft met OCI Nitrogen B.V. met uitzondering van de executives en het Senior Management met een individuele arbeidsovereenkomst ;
N.B. Om de leesbaarheid te bevorderen wordt in deze CAO steeds alleen de mannelijke vorm gehanteerd; voor 'de medewerker' respectievelijk 'hij' of 'hem' of 'zijn' moet tevens gelezen worden 'de medewerkster' respectievelijk 'zij', 'haar' of 'haar', of “medewerker” respectievelijk “hen/hun”, “hun” of “hun”;
e) het maandinkomen: de som van de volgende inkomensbestanddelen:
− het salaris, dat wil zeggen het (schaal)salaris als bedoeld in artikel 20,
− de toeslag voor ploegendienst (art. 28),
− de toeslag voor blijvende plaatsing in wachtdienst (art. 31),
− de toeslagen ingevolge de bijbetalingsregeling (bijlage 3),
− de garantietoeslag ingevolge de Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid (bijlage 4)
rekening houdend met de vermindering als bedoeld in art. 45, lid 10;
f) de dag: aaneengesloten periode van 24 uren, aanvangende om 00.00 uur;
g) de gemiddelde feestdagvergoeding: een twaalfde deel van de volgens het dienstrooster gemiddeld op jaarbasis toe te kennen toeslag als bedoeld in artikel 29;
h) feestdagen: nieuwjaarsdag, beide paasdagen, hemelvaartsdag, beide pinksterdagen, beide kerstdagen alsmede de dag waarop de verjaardag van Z.M. de Koning landelijk wordt gevierd;
i) intern overleg: de Ondernemingsraad OCI Nitrogen B.V. (ook Ondernemingsraad genoemd), alsmede de Eenheidsvertrouwensmedewerkers;
j) continudienst: de dienst waarbij met een 5-ploegenrooster gedurende het gehele jaar in volcontinu proces wordt gewerkt, dan wel de dienst die uitdrukkelijk daarmee is gelijkgesteld;
k) partner: degene die met de medewerker is gehuwd dan wel een geregistreerd partnerschap is aangegaan;
l) geregistreerd partnerschap: partnerschap als bedoeld in Boek 1, titel 5A van het Burgerlijk Wetboek.
m) Executives en Senior management: de als zodanig door de bestuurder aangewezen personen.
Artikel 3. Ter beschikking gestelde arbeidskrachten
De werkgever draagt binnen OCI Nitrogen B.V. zonder voorafgaand overleg met de Ondernemingsraad geen werkzaamheden op aan ter beschikking gestelde arbeidskrachten niet vallende onder de bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, indien deze werkzaamheden, conform formatie en personeelsbudget, door de medewerkers plegen te worden verricht. Een en ander geldt voor zover die werkzaamheden niet van een dergelijke omvang zijn dat verwacht mag en kan worden dat deze met het bestaande medewerkersbestand onder normale werkcondities niet tijdig, zulks gemeten naar de normen van een behoorlijke en efficiënte bedrijfsvoering, kunnen worden uitgevoerd.
HOOFDSTUK II - DIENSTVERBAND
Paragraaf 1 - Arbeidsovereenkomst
Artikel 4. Aangaan arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, tenzij anders is overeengekomen. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk vastgelegd.
2. Bij indiensttreding ontvangt de medewerker een exemplaar van de CAO.
Artikel 5. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
1. Een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd, mag ten hoogste twee jaar belopen, waarbij voor de berekening van deze periode aansluitende arbeidsovereenkomsten aangegaan voor bepaalde tijd, worden samengevoegd.
2. In voorkomende gevallen - met name voor projecten - mag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd evenwel voor ten hoogste 5 jaar worden aangegaan. Als regel zal een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet meerdere projecten omvatten.
3. Indien een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd, stilzwijgend wordt voortgezet, wordt deze geacht verder te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 6.
Gereserveerd
Artikel 7. Opzegging van de arbeidsovereenkomst
1. Voor werkgever en medewerker geldt een opzegtermijn van:
a) één maand, indien de medewerker is ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C35;
b) drie maanden, voor de overige medewerkers.
2. De opzegging van de arbeidsovereenkomst kan geschieden tegen elke kalenderdag.
3. Het bepaalde in lid 1 en lid 2 is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd indien en voor zover deze overeenkomst eindigt door het verstrijken van de tijd en op de beëindiging van rechtswege in verband met het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 8.
4. Goed werkgeverschap vereist dat een werkgever ten minste 1 maand voor het einde van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan de medewerker meedeelt of deze al dan niet zal eindigen.
Artikel 8. Beëindiging van rechtswege i.v.m. bereiken AOW gerechtigde leeftijd
De arbeidsovereenkomst eindigt op de dag waarop de AOW gerechtigde leeftijd wordt bereikt zonder dat hiertoe opzegging is vereist.
Artikel 9. Beëindiging wegens dringende redenen werkgever
Onverminderd het bepaalde in artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek zullen voor de werkgever dringende redenen in de zin van dat artikel onder andere aanwezig geacht kunnen worden wanneer de medewerker:
1) zich schuldig maakt aan een ernstige overtreding van enig op zijn arbeid betrekking hebbend wettelijk voorschrift;
2) ontplofbare of andere gevaarlijke stoffen van het bedrijf meeneemt of daarvan een kennelijk verkeerd gebruik maakt;
3) opzettelijk de redelijke bevelen of instructies, door of namens de werkgever gegeven, niet nakomt;
4) herhaaldelijk of gedurende drie achtereenvolgende dagen verzuimt, zonder voorafgaande toestemming van degene onder wiens onmiddellijk toezicht hij werkzaam is, of van de daartoe aangewezen bedrijfsinstantie en zonder naderhand als geldig aangenomen reden welke voorafgaand werd medegedeeld of waarvan voorafgaande mededeling niet mogelijk was;
5) een andere medewerker, diens familieleden of huisgenoten mishandelt, grovelijk beledigt, op ernstige wijze bedreigt, verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met wet of goede zeden;
6) opzettelijk of ondanks waarschuwing roekeloos de eigendommen van de werkgever of van een andere medewerker beschadigt of aan ernstig gevaar blootstelt;
7) opzettelijk of ondanks waarschuwing roekeloos de veiligheid in het bedrijf of de veiligheid in de omgeving van het bedrijf dan wel de leefbaarheid van het milieu in de omgeving van het bedrijf schaadt of aan ernstig gevaar blootstelt;
8) de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 14 schendt.
Paragraaf 2 - Verplichtingen en bevoegdheden van werkgever en medewerker
Artikel 10. Verplichting werkgever
De werkgever voelt zich in het kader van goed werkgeverschap verplicht om zorg te dragen voor een gezonde, veilige en stimulerende werkomgeving en om de medewerker in staat te stellen door begeleiding, training en/of opleiding duurzaam van waarde te zijn voor de organisatie.
Artikel 11. Verplichting medewerker
De medewerker zet in het kader van goed werknemerschap naar beste kunnen zijn kennis en vaardigheden in ten gunste van zijn eigen ontwikkeling en werkplezier en de organisatie, en neemt zoveel als redelijkerwijs mogelijk is eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het duurzaam van waarde zijn voor de organisatie door zichzelf eveneens zoveel als mogelijk zowel fysiek als mentaal inzetbaar te houden
Artikel 12. Plaatsing van de medewerker
1. De werkgever is bevoegd, met inachtneming van de ter zake geldende regelingen, al die maatregelen te treffen welke hij in verband met de organisatie en de goede gang van zaken noodzakelijk acht.
2. Het bepaalde in lid 1 houdt onder meer in, dat de werkgever bevoegd is, binnen de grenzen der redelijkheid, de medewerker arbeid te laten verrichten op de tijd en op de plaats welke de werkgever wenselijk acht.
3. De werkgever is eveneens binnen de grenzen der redelijkheid bevoegd andere werkzaamheden - niet behorend tot het takenpakket van de medewerker - blijvend of tijdelijk aan de medewerker op te dragen. De op te dragen andere werkzaamheden moeten, in aanmerking nemend opleiding, beoordeling en persoonlijke omstandigheden van de betrokkene en rekening houdend met de bedrijfsomstandigheden, als redelijkerwijze passend voor hem kunnen worden beschouwd.
4. Indien de werkgever op grond van het bepaalde in dit artikel de standplaats van de medewerker wil wijzigen en/of de medewerker andere werkzaamheden wil opdragen, zal hij dit in het algemeen ten minste twee weken voor de ingangsdatum met de medewerker bespreken onder opgave van redenen en van de vermoedelijke tijdsduur.
Artikel 13. Vacaturevervulling
1. Voor de vervulling van een nieuwe ontstane of vrijgekomen bestaande functie gelden de volgende richtlijnen:
a) de keuze zal vallen op de voor de betrokken functie meest geschikte persoon;
b) aan daarvoor geschikte medewerkers zal de voorkeur worden gegeven boven kandidaten van elders;
c) indien er meer medewerkers gelijk geschikt zijn, zal aan de medewerker met een hogere leeftijd of langere diensttijd in soortgelijke functies de voorkeur worden gegeven.
2. De mogelijkheid om uit het medewerkersbestand in opengevallen functies te voorzien, wordt, zo veel mogelijk passend in het raam van loopbaanbegeleiding, bevorderd door plaats verwisseling en doelmatige opleiding. Het opleiden van de medewerkers vormt daarmee een essentieel onderdeel van het beleid, waarbij de verantwoordelijkheid voor opleiding zowel bij de werkgever als bij de medewerker ligt.
Opleiding is met name van belang, om in het licht van de snelle technologische ontwikkeling het kwalificatie niveau voor de huidige, alsmede eventuele toekomstige functie te behouden respectievelijk te verbeteren.
Artikel 14. Geheimhouding
1. De medewerker verbindt zich zowel gedurende het bestaan van de arbeidsovereenkomst als ook nadat de arbeidsovereenkomst om welke reden dan ook zal zijn geëindigd, op geen enkele wijze aan wie dan ook (daarbij inbegrepen andere personeelsleden van de Werkgever, tenzij dezen in verband met hun werkzaamheden van een en ander op de hoogte dienen te worden gesteld) enige mededeling te doen van gegevens van vertrouwelijke aard betreffende de onderneming van de Werkgever waarvan de medewerker in het kader van zijn werkzaamheden bij de Werkgever heeft kennisgenomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of behoort te kennen.
2. Indien de medewerker in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van het bepaalde in lid 1 van dit artikel handelt, verbeurt hij aan de Werkgever, zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, voor iedere overtreding een boete ten bedrage van € 4.550,-. In plaats daarvan is de Werkgever gerechtigd om volledige schadevergoeding te vorderen.
Artikel 15.
Gereserveerd
Artikel 16. Nevenactiviteiten
1. Het is de medewerker die is ingedeeld in een van de salarisschalen C36 tot en met C41, alsmede de medewerker met een functie als bedoeld in artikel 20, lid 1, 2e volzin, verboden een 'nering of bedrijf' uit te oefenen, bijbetrekkingen te vervullen of tegen betaling anderszins werkzaamheden voor derden te verrichten zonder schriftelijke toestemming van de werkgever.
2. Indien de werkgever daartegen schriftelijk bezwaar maakt, is het de medewerker, ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C35, verboden een 'nering of bedrijf' uit te oefenen, bijbetrekkingen te vervullen of tegen betaling anderszins werkzaamheden voor derden te verrichten.
3. De in lid 1 bedoelde toestemming is niet vereist voor en het in lid 2 bedoelde bezwaar zal niet worden gemaakt tegen het ontwikkelen van de in lid 1 bedoelde activiteiten, niet tegen betaling, ten behoeve van vakorganisaties of van verenigingen van godsdienstige, sociale of culturele aard.
4. De in lid 1 bedoelde toestemming zal alleen geweigerd worden en het in lid 2 bedoelde bezwaar zal alleen gemaakt worden op gronden, aan het bedrijfsbelang ontleend; de verleende toestemming kan op zodanige gronden te allen tijde worden ingetrokken.
Artikel 17. Concurrentiebeding
De werkgever is gerechtigd aan aanstelling of handhaving in een functie de voorwaarde te verbinden dat de medewerker zich schriftelijk verbindt na beëindiging van de arbeidsovereenkomst - behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever - niet in dienst te treden van of werkzaamheden te verrichten ten behoeve van andere ondernemingen of instellingen. Deze toestemming wordt in ieder geval verleend indien de onderneming of instelling naar het oordeel van de werkgever niet concurrerend werkzaam is ten opzichte van OCI Nitrogen B.V.
Een concurrentiebeding is niet mogelijk in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tenzij er een schriftelijke motivering is voor noodzaak vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen.
Paragraaf 3 - Schorsing voor onderzoek en/of beraad; disciplinaire maatregelen
Artikel 18. Schorsing voor onderzoek en/of beraad
1. De medewerker kan worden geschorst, teneinde onderzoek en/of beraad mogelijk te maken, indien het vermoeden dan wel de zekerheid bestaat dat hij zich aan zodanige laakbare daden of gedragingen heeft schuldig gemaakt, dat met toepassing van artikel 19 lid 1 sub a en b redelijkerwijze tot ontzetting uit de functie, eventueel gepaard gaande met indeling in een lagere salarisschaal, of tot ontslag zou kunnen worden overgegaan.
2. Bij aanzegging van de schorsing wordt de reden daarvan aan betrokkene meegedeeld. De schorsing wordt schriftelijk aan de medewerker bevestigd, eveneens onder vermelding van de reden.
3. De schorsing, waarvan de duur zo veel mogelijk dient te worden beperkt, kan geschieden onder gehele of gedeeltelijke inhouding van het op maximaal zeven dagen betrekking hebbende deel van het maandinkomen.
4. Na beëindiging van het onderzoek en/of het beraad wordt het resultaat van het onderzoek en de beslissing schriftelijk aan de medewerker meegedeeld.
5. De inhouding van het maandinkomen als bedoeld in lid 3, wordt ongedaan gemaakt, indien en voor zover de werkgever niet besluit de toegepaste schorsing aan te merken als een disciplinaire schorsing.
6. Blijkt het vermoeden dat tot schorsing heeft geleid ongegrond, dan wordt betrokkene schriftelijk gerehabiliteerd en wordt de inhouding alsnog ongedaan gemaakt.
Artikel 19. Disciplinaire maatregelen
1. In geval van laakbare daden of gedragingen van de medewerker kan de werkgever overgaan tot het nemen van disciplinaire maatregelen. Naar de ernst van de daden of gedragingen wordt een onderscheid gemaakt in een drietal categorieën:
a) daden of gedragingen die zo ernstig zijn, dat deze op zich zelf een dringende reden tot ontslag op staande voet in de zin van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (eventueel onder toepassing van artikel 9) vormen;
b) daden of gedragingen die weliswaar geen dringende reden voor ontslag op staande voet vormen, maar die toch zo ernstig zijn, dat de werkgever redelijkerwijze tot opzegging van de arbeidsovereenkomst zou kunnen overgaan;
c) daden of gedragingen die weliswaar niet zo ernstig zijn, dat redelijkerwijze tot opzegging van de arbeidsovereenkomst zou kunnen worden overgegaan, maar toch wel van dien aard zijn, dat zij uit oogpunt van de goede orde bij OCI Nitrogen B.V. en/of uit een oogpunt van een veilige bedrijfsvoering door de werkgever niet kunnen worden geduld.
Bedoelde daden of gedragingen kunnen in bepaalde omstandigheden ook buiten de uitoefening van de functie en/of buiten het bedrijf hebben plaatsgehad.
2. Afhankelijk van de ernst van de daden of gedragingen en van de omstandigheden waaronder die hebben plaatsgevonden, kunnen de volgende maatregelen worden genomen:
a) ingeval van daden of gedragingen als bedoeld onder 1.a:
− ontzetting uit de functie gepaard gaande met indeling in een lagere salarisschaal, echter onverminderd de mogelijkheid om onverwijld over te gaan tot ontslag op staande voet;
b) ingeval van daden of gedragingen als bedoeld onder 1.b:
− ontzetting uit de functie niet gepaard gaande met indeling in een lagere salarisschaal, dan wel
− tijdelijke ontzetting uit de functie gepaard gaande met indeling in een lagere salarisschaal, dan wel
− schorsing voor 5 tot 7 volgens het voor betrokken medewerker geldende dienstrooster te werken diensten, gepaard gaande met inhouding van het op die dagen betrekking hebbende deel van het maandinkomen,
een en ander onverminderd de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
c) ingeval van daden of gedragingen als bedoeld onder 1.c:
− tijdelijke ontzetting uit de functie niet gepaard gaande met indeling in een lagere salarisschaal, dan wel
− schorsing voor ten hoogste 5 volgens het voor betrokken medewerker geldende dienstrooster te werken diensten, gepaard gaande met gehele of gedeeltelijke inhouding van het op die dagen betrekking hebbende deel van het maandinkomen.
3. Alvorens tot een van sub 2 genoemde maatregelen wordt overgegaan, wordt de betrokken medewerker, en op diens verzoek ook een vertrouwenspersoon van betrokken medewerker gehoord.
4. De reden van de te nemen of de genomen maatregel wordt aan betrokkene in een voor beroep vatbare beslissing bevestigd. Een eventueel ingesteld beroep heeft ten aanzien van de uitvoering van de maatregel geen opschortende werking.
5. Ingeval ontzetting uit de functie gepaard gaat met plaatsing in een functie waarvoor een lagere salarisschaal geldt, kan geen aanspraak worden gemaakt op toekenning van de toeslagen als bedoeld in artikel 46.
6. Partijen beschouwen schorsing als beschreven in lid 2 b en 2c van dit artikel als een disciplinaire maatregel die voor risico van de medewerker komt en kan leiden tot looninhouding.
HOOFDSTUK III – BELONING
Paragraaf 1 - De salarissystematiek
Artikel 20. Salarisschalen
1. De regeling van de salarissen geldt voor de functies die zijn ingedeeld in de salarisschalen C32 tot en met C41. Voor niet in die schalen ingedeelde functies stelt de werkgever het salaris van geval tot geval vast.
2. De medewerker op wie de regeling van de salarissen in de CAO van toepassing is, wordt ingedeeld in een van de salarisschalen, welke zijn opgenomen in bijlage 1.
3. Voor de indeling in de salarisschalen is primair bepalend het niveau van de normaliter verrichte functie. Voor de vaststelling van dit niveau wordt gebruik gemaakt van een systematiek van functiewaardering.
Medebepalend voor de indeling zijn opleidingsniveau, de ervaring en de eventuele geschiktheid voor het vervullen van hogere functies.
4. De salarisschalen bestaan uit:
a. een minimum schaalsalaris;
b. een maximumsalaris;
c. een extra salarisuitloop.
Artikel 21. Salaris en beoordelingssysteem
1. Indien en voor zover de medewerker het voor hem vastgestelde maximum salaris nog niet heeft bereikt, kan - afhankelijk van de beoordeling van zijn functioneren - het salaris per 1 januari van elk jaar worden aangepast overeenkomstig navolgende aanpassingstabel.
Beoordeling Relatieve Salaris Positie | Onvoldoende | Te ontwikkelen | Conform norm | Zeer goed | Excellent |
Minimum – schaalmidden | 0% | 2% | 3% | 4% | 5% |
Schaalmidden – maximum salaris | 0% of -/- *) | 1% | 2% | 3% | 4% |
*) verrekening conform lid 4
De procentuele verhogingen worden berekend over het maximum salaris.
De laatste salarisverhoging is zo nodig lager dan het in de tabel genoemde percentage, indien anders het maximum salaris zou worden overschreden.
2. Ter beoordeling van het functioneren wordt gebruik gemaakt van een beoordelingssysteem. De beschrijving van dit systeem en de procedurebepalingen zijn beschikbaar via intranet. Aan medewerkers die daaraan behoefte hebben, wordt op hun verzoek een printversie ter beschikking gesteld.
3. Het te bereiken eindsalaris is afhankelijk van de beoordeling van het functioneren:
* Voor de medewerker die met 'te ontwikkelen' is beoordeeld, is het perspectiefsalaris gelijk aan 95% van het maximumsalaris.
* Voor de medewerker die als 'conform norm' , 'zeer goed' of 'excellent' is beoordeeld, is het perspectiefsalaris gelijk aan het maximum salaris.
* Voor de medewerker die met 'onvoldoende' is beoordeeld, is het perspectiefsalaris gelijk aan het individuele salaris.
4. Alle medewerkers met een ‘zeer goed’ of ‘excellent’ beoordeling, waarvan op 1 januari 2016 het individuele salaris hoger is dan het bij de salarisschaal behorend maximum salaris krijgen een garantietoeslag ter hoogte van het verschil tussen het individuele salaris en het maximum salaris.
De algemene aanpassing(en) van de salarissen als bedoeld in artikel 23 is ook van toepassing op de garantietoeslag mits er sprake is van het handhaven van de ‘zeer goed’ of ‘excellent’ beoordeling.
5. Naar beneden aanpassen van de beoordeling in geval van een Onvoldoende of Te Ontwikkelen is pas aan de orde nadat de dalende trend in het functioneren in het kader van een formeel beoordelingsgesprek met de medewerker is besproken en de medewerker gedurende tenminste een half jaar de gelegenheid heeft gehad zijn functioneren te verbeteren.
6. Bij indiensttreding in de loop van enig jaar wordt per 1 januari daaropvolgend een deelverhoging naar evenredigheid toegekend.
7. Bij indeling in een hogere salarisschaal wordt het salaris verhoogd met een bedrag ter grootte van 5% van het maximum salaris van de oude salarisschaal, met dien verstande dat het salaris in de nieuwe salarisschaal ten minste gelijk is aan het minimum schaalsalaris.
8. Bij indeling in een lagere salarisschaal wordt het salaris verlaagd met een bedrag ter grootte van 5% van het maximum salaris van de oude salarisschaal, met dien verstande dat het salaris in de nieuwe salarisschaal niet hoger zal zijn dan het maximum salaris bij overeenkomstige beoordeling in de lagere salarisschaal.
9. Indeling in een andere salarisschaal en de hieruit voortvloeiende wijziging van het salaris gaat als regel in op de eerste dag van een kalenderkwartaal.
Artikel 21a. Extra salarisuitloop
Het loongebouw is met ingang van 1 januari 2018 aangepast met een extra salarisuitloop van 4% waardoor men kan doorgroeien naar 104%. (zie bijlage 1)
Vanaf het moment dat men het maximum salaris (100%) heeft bereikt kan men doorgroeien tot 104% volgens onderstaande staffel:
Beoordeling Goed : 0,4% salarisverhoging op basis van het maximum salaris (100%) Beoordeling Zeer Goed: 0,5% salarisverhoging op basis van het maximum salaris (100%) Beoordeling Excellent : 0,6% salarisverhoging op basis van het maximum salaris (100%)
Artikel 21b. Beoordelingsbonus
De medewerker die zijn salarisuitloop (104%) heeft bereikt kan, met ingang van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin dat is bereikt, jaarlijks, op basis van de beoordeling in aanmerking komen voor een beoordelingsbonus. Deze bonus is afhankelijk van de uitkomst van de beoordeling over het voorgaande kalenderjaar:
▪ Zeer Goed: beoordelingsbonus ter grootte van 1% van het maximum jaarsalaris
▪ Excellent: beoordelingsbonus ter grootte van 2% van het maximum jaarsalaris
De beoordelingsbonus wordt berekend over het jaarsalaris + de jaaruitkering gebaseerd op het voor de salarisschaal geldende maximum salaris in het beoordelingsjaar.
De bonus wordt jaarlijks uitbetaald in april.
Artikel 22. Salarisschaal minimumloon in kader van Participatiewet
1. De regeling salarisschaal minimumloon geldt voor functies die vallen onder de Participatiewet en niet ingeschaald kunnen worden in de in artikel 20 genoemde salarisschalen
2. De medewerkers waarvoor deze functie van toepassing is wordt ingedeeld in de salarisschaal die opgenomen is in bijlage 1a.
3.Tweemaal per jaar (op 1 januari en 1 juli) wordt het minimumloon landelijk opnieuw vastgesteld en wordt de salarisschaal conform aangepast.
Artikel 23. Algemene aanpassing van de salarissen
De salarissen als bedoeld in artikel 20 worden met ingang van 1 mei 2024 met 3,8% verhoogd.
Paragraaf 2 – Jaaruitkering
Artikel 24. Aanspraak op jaaruitkering
1. De medewerker ingedeeld in de salarisschalen C32 tot en met C41 heeft per kalenderjaar aanspraak op een jaaruitkering waarin begrepen vakantiebijslag, verder te noemen jaaruitkering. De uitkering bedraagt op jaarbasis 2 maal het maandinkomen, met een minimum zoals vermeld in bijlage 2.A.
Ter zake van het in dit lid genoemde minimum is bepalend de leeftijd die de medewerker heeft bereikt in de maand voorafgaande aan die waarin het desbetreffende deel van de uitkering wordt betaald.
2. Voor de toepassing van deze regeling wordt onder maandinkomen verstaan: het maandinkomen als bedoeld in artikel 2 letter e, verhoogd met:
a) Voor de medewerker werkzaam in continudienst de gemiddelde feestdagvergoeding als bedoeld in artikel 2, letter g.
b) De uitkering ingevolge de WAO en/of WAJONG of de WIA.
3. Voor de hoogte van de uitkering is bepalend het inkomen van de maand, waarin het desbetreffende deel van de uitkering wordt betaald.
Indien over die maand geen aanspraak op loon- en/of loondoorbetaling bij ziekte bestond, wordt de uitkering bepaald naar de situatie op de laatste dag waarover de medewerker aanspraak had op loon en/of loondoorbetaling bij ziekte.
4a. De medewerker heeft naar evenredigheid - als vermeld in bijlage 2.B. - aanspraak op de jaaruitkering indien hij in de loop van het kalenderjaar in en/of uit dienst treedt en/of gedurende 1 of meer maanden geen aanspraak heeft op loon en/of loondoorbetaling bij ziekte.
4b. Voor de toepassing van deze regeling wordt de medewerker die uiterlijk op de 15e dag van enige kalendermaand in dienst is getreden, geacht op de eerste dag van die maand in dienst te zijn getreden; in het andere geval wordt de arbeidsovereenkomst geacht op de eerste dag van de volgende maand te zijn aangegaan.
4c. Voor de toepassing van deze regeling wordt de medewerker wiens arbeidsovereenkomst eindigt met ingang van de 16e of een latere dag van enige kalendermaand, geacht die gehele maand in dienst te zijn geweest; in het andere geval wordt de arbeidsovereenkomst geacht met ingang van de eerste dag van de desbetreffende maand te zijn geëindigd.
5a. De medewerker die tijdelijk in continudienst is geplaatst, ontvangt voor elke volledig verrichte roostercyclus een aanvulling op de jaaruitkering. De aanvullende uitkering bedraagt per roostercyclus: 1/10,4 gedeelte van de som van de toeslag voor werken in continudienst en de gemiddelde feestdagvergoeding, te berekenen over 2 maal het salaris over de maand december van het desbetreffende kalenderjaar.
5b. Aan de medewerker die aanspraak heeft op de minimum jaaruitkering, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt de aanvullende uitkering gedaan indien en voor zover zij uitgaat boven het verschil tussen het voor de medewerker geldende minimum als vermeld in bijlage 2.A. en 2 maal het voor hem geldende maandinkomen. Wanneer niet gedurende het gehele jaar aanspraak op loon en/of loondoorbetaling bij ziekte heeft bestaan wordt de uitkering berekend over het verschil tussen de evenredige delen van voornoemde bedragen.
5c. Voor de toepassing van deze regeling wordt als een volledig verrichte roostercyclus mede beschouwd de ten minste voor de helft verrichte roostercyclus mits deze laatste onmiddellijk aansluit aan een volledig verrichte roostercyclus.
6. Onder loondoorbetaling bij ziekte wordt in het kader van deze regeling mede verstaan de toeslag bij verzuim na 52 weken arbeidsongeschiktheid.
7. De in bijlage 2.A. genoemde bedragen worden, indien en zodra de salarissen een algemene verhoging ondergaan, verhoogd met hetzelfde percentage als dat van de bedoelde algemene verhoging van de salarissen.
Artikel 25. Betaling van de jaaruitkering
1. De in artikel 24 bedoelde jaaruitkering wordt in twee gedeelten betaald:
in mei een eerste deel, gelijk aan 1 maandinkomen en in november daaropvolgend het tweede deel, gelijk aan 1 maandinkomen, met inachtneming van het minimum zoals vermeld in bijlage 2.A.
2. De aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 24 lid 5 wordt tegelijk met de afrekening van het salaris over de maand december van het desbetreffende kalenderjaar betaald.
3. Indien en voor zover de medewerker in mei van het betreffende kalenderjaar een vakantie-uitkering krachtens de WAO en/of WAJONG of de WIA ontvangt, wordt het eerste deel van de uitkering als bedoeld in lid 1 hiermee verminderd. De vermindering als hiervoor bedoeld vindt plaats naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden waarover de medewerker in het betreffende kalenderjaar aanspraak heeft op loon en/of loondoorbetaling bij ziekte.
4. De betaling van de uitkering als bedoeld in artikel 24 lid 4 vindt plaats zoals aangegeven in bijlage 2.C.
5. Bij uitdiensttreding vindt de verrekening van het in vergelijking met de verkregen aanspraak te veel of te weinig betaalde deel van de jaaruitkering plaats tegelijk met de laatste afrekening van het salaris. Voor de hoogte van het te verrekenen deel van het maandinkomen is bepalend het loon over de laatste maand waarover aanspraak bestaat op loon en/of loondoorbetaling bij ziekte.
Paragraaf 3 - Resultaatafhankelijke beloning
Artikel 26. Resultaat afhankelijke uitkering
1. Zo spoedig mogelijk na vaststelling van het financiële resultaat over enig jaar zal aan de medewerker een resultaatafhankelijke uitkering worden toegekend. Uitbetaling zal in beginsel plaatsvinden met de salarisafrekening van april.
2. De resultaatafhankelijke uitkering wordt toegekend aan de (gewezen) medewerker, indien en voor zover hij in het relevante boekjaar binnen OCI Nitrogen B.V. werkzaam is geweest, die
− op de eerste van de maand waarin het financiële resultaat is vastgesteld (februari), in dienst is, of
− op die datum niet meer in dienst is wegens
• het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;
• uittreding ingevolge het Reglement Prepensioenspaarregeling;
• het aangaan van een dienstverband in het kader van de WSW;
• arbeidsongeschiktheid op grond waarvan aanspraak bestaat op een uitkering krachtens de WAO of de WIA;
• overlijden, in welk geval de uitkering wordt toegekend aan de nagelaten betrekkingen.
3. De hoogte van de resultaatafhankelijke uitkering is afhankelijk van het financiële resultaat van OCI Nitrogen BV en wordt afgeleid van onderstaande staffel:
EBITDA ≥ € 100 miljoen 0,5% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 110 miljoen 1,0% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 120 miljoen 1,5% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 130 miljoen 2,0% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 140 miljoen 2,5% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 150 miljoen 3,0% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 160 miljoen 3,5% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 170 miljoen 4,0% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 180 miljoen 4,5% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 190 miljoen 5,0% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 200 miljoen 5,5% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 210 miljoen 6,0% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 220 miljoen 6,5% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 230 miljoen 7,0% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 240 miljoen 7,5% van het jaarinkomen EBITDA ≥ € 250 miljoen 8,0% van het jaarinkomen
4. Als jaarinkomen geldt de som van de over het relevante boekjaar toegekende maandinkomens, de toegekende feestdagvergoeding en de jaaruitkering, verhoogd met de toegekende WAO-, WAJONG en/of WIA-uitkering.
Voor de periode dat de medewerker in het relevante boekjaar als gevolg van arbeidsongeschiktheid blijvend minder dan zijn normale arbeidsduur werkzaam is, wordt het jaarinkomen naar evenredigheid van de resterende arbeidsduur vastgesteld.
Artikel 27.
Gereserveerd
Paragraaf 4 - Toeslagen, tegemoetkomingen en compensatie in vrije tijd
Artikel 28. Toeslag voor ploegendienst
1. De medewerker, ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C41, blijvend geplaatst in ploegendienst, ontvangt per kalendermaand een toeslag in procenten van het salaris. Deze toeslag bedraagt voor het volgens de algemeen geldende dienstroosters verrichten van:
a) continudienst: 31%;
b) 3-ploegendienst (ochtend-, middag-, nachtdienst): 19%;
c) 2-ploegendienst (ochtend- middagdienst): 13%.
Voor groepen medewerkers geplaatst in een dienst waarvan het dienstrooster afwijkt van de algemeen geldende roosters, wordt door de werkgever na overleg met de Ondernemingsraad met behulp van de overeengekomen berekeningsmethode voor roostertoeslagen een passende toeslag vastgesteld.
2. Indien een medewerker in de loop van een kalendermaand blijvend in een (andere) ploegendienst wordt geplaatst, dan wel uit ploegendienst wordt geplaatst, ontvangt hij over de betreffende kalendermaand de toeslag(en) naar evenredigheid.
3. Het wisselen van dienst binnen het voor de medewerker geldende dienstrooster wordt niet afzonderlijk gehonoreerd.
Artikel 29. Toeslag voor werken volgens dienstrooster op een feestdag
1. De medewerker, ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C41, die volgens dienstrooster op een feestdag werkt, ontvangt per gewerkt uur een toeslag in procenten van het salaris. De toeslag bedraagt:
a) voor de medewerker blijvend geplaatst in continudienst:
- 1,75% voor de uren op 1e paas-, 1e pinkster- en 1e kerstdag en
- 1,50% voor de uren op de overige feestdagen;
b) voor de medewerker blijvend geplaatst in 2- of 3-ploegendienst:
- 1,15% voor de uren op 1e paas-, 1e pinkster- en 1e kerstdag en
- 0,90% voor de uren op de overige feestdagen.
Deze toeslag wordt tevens toegekend aan de medewerker die volgens dienstrooster niet op een feestdag behoeft te werken maar als reservist invalt op die feestdag. Dit heeft verder geen gevolgen voor de berekening van de gemiddelde feestdagvergoeding als bedoeld in artikel 2 letter g.
2a. Indien een medewerker blijvend geplaatst in continudienst volgens dienstrooster op een feestdag zes uur of langer heeft gewerkt, wordt hem op zijn verzoek in de periode van 13 weken daaropvolgend, zo mogelijk te zijner keuze een dienst compenserend vrij gegeven, tenzij de bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever niet toelaten. Is op de bedoelde feestdag ten gevolge van dienstwijziging minder dan 6 uur arbeid verricht, dan wordt toch een dienst compenserend vrij gegeven.
2b. De medewerker blijvend geplaatst in continudienst die verlof neemt op de feestdag die in zijn dienstrooster valt krijgt een toeslag als bedoeld onder lid 1. Deze medewerker heeft geen recht op compenserend vrij.
2c. Indien de medewerker een dienst compenserend vrij neemt, wordt de toeslag voor ieder uur compenserend vrij verminderd met 0,60% van het salaris.
Artikel 30. Tijdelijke vervulling van een functie waarvoor een hogere salarisschaal geldt
De medewerker, ingedeeld in een van de salarisschalen C31 tot en met C36, die tijdelijk een functie vervult waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie en eerst bedoelde functie volledig vervult, ontvangt per waargenomen dienst een toeslag van 0,20% van het salaris inclusief ploegentoeslag.
Artikel 31. Toeslag voor wachtdienst
1. De medewerker kan worden verplicht zich buiten zijn gewone diensten bij wijze van wachtdienst gedurende een bepaalde periode op een aan de werkgever bekende plaats beschikbaar te houden om zo nodig werk te verrichten.
2. De medewerker, ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C41, ontvangt voor de in het vorige lid bedoelde wachtdienst een toeslag.
Deze toeslag bedraagt voor een wachtweek of voor een wachtweekeinde respectievelijk 10% en 5% van het salaris. De toeslag van 10% wordt verhoogd met 1,5% van het salaris voor elke feestdag in de periode maandag tot en met vrijdag waarop wachtdienst wordt verricht, alsmede met 1% van het salaris voor elke brugdag waarop wachtdienst wordt verricht.
3. Voor de medewerkers, die blijvend in wachtdienst zijn geplaatst en deze wachtdienst volgens een vooraf vastgesteld rooster verrichten, wordt de toeslag, met uitzondering van de extra toeslag van 1,5% voor de feestdagen in de periode maandag tot en met vrijdag en de extra toeslag van 1% voor elke brugdag, per kalendermaand vastgesteld in procenten van het salaris.
4. De medewerker, ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C41, die tijdens wachtdienst wordt opgeroepen om werkzaamheden te verrichten, ontvangt voor elke keer dat hij daadwerkelijk naar het bedrijf moet komen, een toeslag van 0,60% van het salaris.
Artikel 32. Toeslag voor werken op bijzondere uren
1. De medewerker, ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C41, blijvend geplaatst in vlaggedienst, ontvangt per gewerkt uur voor de hierna aangeduide uren gedurende welke hij in opdracht van de werkgever werkt in afwijking van het voor hem geldende dienstrooster, zonder dat er sprake is van overwerk als bedoeld in artikel 40, een toeslag in procenten van het salaris, te weten:
- 0,60% voor de uren op zon- en feestdagen;
- 0,30% voor de uren op zaterdagen;
- 0,15% voor de uren vóór 7.00 uur en na 19.00 uur in de periode van maandag tot en met vrijdag met uitzondering van de uren op feestdagen.
2. De medewerker, ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C41, blijvend geplaatst in 2-ploegendienst (ochtend-, middagdienst) die in plaats van een volgens het voor hem geldende dienstrooster vastgestelde dienst een nachtdienst verricht, ontvangt over de gewerkte uren van deze nachtdienst de toeslag als bedoeld in lid 1.
Artikel 33. Toeslag voor overwerk
1a. De medewerker ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C38 ontvangt per uur overwerk naar zijn keuze
- een toeslag, of
- een toeslag in combinatie met een uur compenserend vrij.
In afwijking hiervan ontvangt de medewerker ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C38 per uur overwerk uitsluitend een toeslag in combinatie met een uur compenserend vrij, wanneer door of krachtens wettelijke bepalingen het nemen van compenserend vrij dwingend is voorgeschreven.
1b. De overige medewerkers ontvangen per uur overwerk een uur compenserend vrij.
1c. Uren compenserend vrij worden slechts verleend indien de bedrijfsomstandigheden
dit - zulks naar het oordeel van de werkgever - toelaten en kunnen zo mogelijk ter keuze van de medewerker worden opgenomen in de periode van 13 weken volgende op de week waarin het overwerk werd verricht.
1d. De medewerkers hebben de mogelijkheid om het aantal uren compenserend vrij niet op te nemen maar om te zetten naar Persoonlijk Budget Levensfase mits daar nog ruimte is.
Voor de chefs van Dienst binnen manufacturing bestaat de mogelijkheid om tijd voor tijd niet op te nemen maar om te zetten naar Persoonlijk Budget Levensfase afhankelijk van de ruimte die men nog heeft.
2a. De toeslag als bedoeld in lid 1, wordt vastgesteld in procenten van het salaris en bedraagt zonder compenserend vrij, per uur:
- 1,50% op de 1ste paas-, 1ste pinkster- en 1ste kerstdag;
- 1,20% op de overige feestdagen en zondagen;
- 0,90% op overige dagen.
Voor overwerk, door een medewerker blijvend geplaatst in continudienst verricht op rustdagen volgens zijn dienstrooster, worden de percentages met 0,10% verhoogd.
Indien compenserend vrij wordt opgenomen, wordt de toeslag voor ieder uur compenserend vrij verminderd met 0,60% van het salaris.
2b. Indien de medewerker na het verrichten van onafgebroken overwerk van zes uur of langer wegens bedrijfs- of vervoer technische redenen zijn eerstvolgende normale dienst niet of niet volledig kan verrichten, ontvangt hij voor dit overwerk compenserend vrij.
3. Ten aanzien van de betaling wordt de duur van het overwerk afgerond op uren waarbij minder dan 0,5 uur wordt verwaarloosd en 0,5 uur of meer naar boven wordt afgerond. Wanneer de medewerker op één dag meer dan één keer overwerk heeft verricht, wordt dat overwerk samengevoegd alvorens afronding plaatsvindt.
4. De medewerker die blijvend in continudienst is geplaatst, ontvangt indien per kalenderjaar meer dan drie diensten buiten het voor hem geldende dienstrooster worden verricht, per dienst die het aantal van drie overschrijdt, een bonus van € 115,-.
Onder extra dienst wordt verstaan: de gehele dienst verricht op een rustdag volgens dienstrooster, alsmede de dienst die binnen een termijn van 28 dagen om bedrijfsredenen is verschoven naar een rustdag volgens het voor hem geldende dienstrooster.
Artikel 34. Toeslag voor ontbieden naar het bedrijf
1. De medewerker ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C38, die geen wachtdienst heeft, ontvangt een toeslag van 0,60% van het salaris indien hij
a) na het bedrijf te hebben verlaten, wordt opgeroepen daarnaar terug te keren;
b) op een andere dienst wordt ontboden, nadat hij op het bedrijf gekomen de dienst volgens zijn dienstrooster niet of niet geheel kan verrichten.
2. Het gestelde in lid 1 is niet van toepassing op speciale diensten waarvoor afzonderlijke vergoedingsregelingen gelden.
Artikel 35. Tegemoetkoming in individuele gevallen
Indien voor de medewerker, gelet op het in de artikelen 28 tot en met 34 bepaalde, geen aanspraak op toeslagen, tegemoetkomingen of compensaties in vrije tijd kan ontstaan, kan de werkgever in individuele gevallen een billijke tegemoetkoming toekennen al dan niet in samenhang met compensatie in andere vorm.
Artikel 35a. Indexering vergoeding BHV en Ondernemingsraad
Medewerkers die lid zijn van BHV en Ondernemingsraad komen in aanmerking voor een vergoeding zoals is vastgesteld in betreffend reglement.
Deze vergoeding wordt geïndexeerd met hetzelfde percentage als de salarissen zoals bedoeld in artikel 23.
Artikel 35b Compensatie Spaarpremie
De compensaties spaarpremie 1994 resp. 2003 worden gecontinueerd, met inbegrip van de verrekening van een fictieve werkgeverspremie, welke bij algemene aanpassing van de salarissen per gelijke datum zal worden verhoogd met het desbetreffende percentage.
Paragraaf 5 - Algemene bepalingen
Artikel 36. Uitbetaling
Uiterlijk 5 werkdagen voorafgaand aan de 1e werkdag van de volgende maand ontvangt de medewerker het maandinkomen als bedoeld in artikel 2 letter e over de desbetreffende maand. Bij de uitbetaling van het maandinkomen in de daarop volgende kalendermaand ontvangt de medewerker een betaling van hetgeen hem over de voorafgaande maand toekomt aan overige (incidentele) loonelementen. Alle betalingen geschieden volgens een gespecificeerde afrekening. Bij deze afrekening worden vorderingen die de werkgever op de medewerker heeft, in mindering gebracht.
Artikel 37. Vermindering maandinkomen
1. Het maandinkomen wordt verminderd voor elke dienst of gedeelte van een dienst gedurende welke de medewerker de binnen zijn dienstrooster opgedragen werkzaamheden niet verricht. De vermindering van het maandinkomen blijft achterwege voor de tijd gedurende welke de werkzaamheden niet worden verricht wegens:
- contractueel vrijaf (artikel 43);
- buitengewoon verlof (artikel 44);
- compenserend vrij (artikelen 29 en 33);
- vrijaf op een feestdag (artikel 2, letter h) en
- brugdag of compenserend vrij als bedoeld in artikel 39 lid 3;
- nader door de werkgever vast te stellen redenen, die onder meer verband houden met deelname aan opleidingen in het belang van het bedrijf, intern en/of extern overleg en uit hoofde daarvan deelname aan overleg bij instanties behorend tot OCI Nitrogen B.V. of aanverwante instanties alsmede verzuim wegens overmacht.
2. De vermindering van het maandinkomen geschiedt naar evenredigheid van het aantal verzuimde diensten of gedeelten van diensten ten opzichte van het aantal mogelijk volgens dienstrooster te werken diensten.
HOOFDSTUK IV - ARBEIDSDUUR
Artikel 38. Arbeidsduur
1. De normale arbeidsduur bedraagt voor de medewerker blijvend geplaatst in een andere dienst dan continudienst, behoudens in het belang van het bedrijf noodzakelijke uitzonderingen, gemiddeld 40 uur per kalenderweek.
Tot de normale arbeidsduur behoren gemiddeld 5 opleidingsdagen op jaarbasis.
2. De normale arbeidsduur bedraagt voor de medewerker blijvend geplaatst in continudienst gemiddeld 33,6 uur per kalenderweek. Tot de normale arbeidsduur behoren gemiddeld 5 opleidingsdagen op jaarbasis.
3. Behoudens door de medewerker geplaatst in ploegendienst en door de medewerker voor wie zulks in verband met de organisatie en de productie van het bedrijf niet mogelijk is, wordt als regel geen werk verricht op zaterdagen, zondagen en feestdagen.
4. De algemeen geldende roosters alsmede de normen inzake arbeids- en rusttijden zijn opgenomen in bijlage 5.
Artikel 39. Brugdag
1. Voor de medewerker, niet geplaatst in continudienst, wordt 24 december indien deze dag valt op een van de dagen maandag tot en met vrijdag, beschouwd als een brugdag. Indien 24 december valt op een zaterdag of op een zondag, geldt de vrijdag na Hemelvaartsdag als brugdag.
2. Aan de medewerker, niet geplaatst in continudienst, wordt op een brugdag als regel vrijaf gegeven voor de dienst die volgens zijn dienstrooster aanvangt op die brugdag.
3. Aan de medewerker, niet geplaatst in continudienst, die volgens zijn dienstrooster een gehele of gedeeltelijke dienst verricht, die aanvangt op een brugdag, wordt op een andere dag compenserend vrij gegeven naar evenredigheid.
Aan de medewerker die op een brugdag een rustdag volgens dienstrooster heeft, wordt op een andere dag een dienst compenserend vrij gegeven.
Compenserend vrij zal - zo veel mogelijk ter keuze van de medewerker - liggen op een van de dagen maandag tot en met vrijdag, in beginsel in de periode van 13 weken daaropvolgend.
4. Werk verricht op een brugdag wordt beschouwd als overwerk, indien en voor zover het aantal normaal volgens dienstrooster te werken uren wordt overschreden.
Artikel 40. Overwerk
1. Onder overwerk wordt verstaan het werk dat in opdracht van de werkgever wordt verricht boven de normale arbeidsduur per kalenderdag welke volgens dienstrooster geldt.
Niet als overwerk wordt beschouwd het op enige kalenderdag verrichte werk van een dienst volgens het geldende dienstrooster, waarvan het aanvangsuur is verlegd.
2. Overwerk zal zowel in het algemeen als voor iedere medewerker afzonderlijk door een actief beleid worden beperkt tot gevallen, waarin de werkgever het om bedrijfsredenen strikt noodzakelijk acht.
3. De medewerker beneden de leeftijd van 21 jaar kan niet tot overwerk op zon- en feestdagen worden verplicht tenzij dit noodzakelijk is in verband met zijn functie in continudienst.
4. De medewerker van 55 jaar en ouder kan als regel niet tot het verrichten van overwerk worden verplicht.
5. De werkgever zal zo nodig voor bepaalde groepen van medewerkers nader bepalen wat onder overwerk wordt verstaan.
Artikel 41. Vakantie
1. De medewerker heeft recht op 20 wettelijke vakantiedagen met behoud van maandinkomen.
2. De wettelijke vakantie wordt verhoogd:
Bij een leeftijd van < 18 jaar : 1 dag bij een leeftijd van 18 tot en met 24 jaar : 2 dagen bij een leeftijd van 25 tot en met 29 jaar : 3 dagen bij een leeftijd van 30 tot en met 34 jaar : 4 dagen bij een leeftijd van 35 tot en met 39 jaar : 5 dagen bij een leeftijd van 40 tot en met 44 jaar : 6 dagen bij een leeftijd van 45 tot en met 49 jaar : 7 dagen bij een leeftijd van 50 tot en met 54 jaar : 8 dagen bij een leeftijd van 55 tot en met 58 jaar : 9 dagen
bij een leeftijd van 59 en 60 jaar :10 dagen
bij een leeftijd van 61 jaar :11 dagen
bij een leeftijd van 62 en 63 jaar :12 dagen bij een leeftijd van 64 jaar of ouder :13 dagen
De omvang van de vakantiedagen per kalenderjaar wordt bepaald door de leeftijd die de medewerker voor 1 juli van het desbetreffende kalenderjaar heeft bereikt.
3a. In het kalenderjaar van zijn indiensttreding heeft de medewerker recht op het deel van de jaarlijkse vakantie, evenredig aan het tot de aanvang van het volgende kalenderjaar resterende aantal maanden.
Voor de toepassing van dit artikel wordt de maand van indiensttreding niet meegerekend, tenzij de medewerker op de eerste werkdag van die maand, dan wel op de, volgens zijn dienstrooster, eerst mogelijke werkdag van die maand, in dienst is getreden.
3b. In afwijking van het in dit artikel bepaalde en onverminderd het bepaalde in lid 7, letter a, heeft de medewerker wiens arbeidsovereenkomst eindigt binnen een maand nadat zij is aangevangen recht op het deel van de jaarlijkse vakantie, evenredig aan het aantal kalenderdagen dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd.
4. Voor opname van vakantiedagen zie artikel 43 Aanwending Contractueel Vrijaf.
5a. Voor elke volle kalendermaand gedurende welke de medewerker wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid geen loon geniet, wordt de omvang van de jaarlijkse vakantiedagen met een twaalfde verminderd.
5b. De medewerker bouwt vakantiedagen:
- als bedoeld in artikel 41.1 op indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens arbeidsongeschiktheid.
- als bedoeld in 41.2 uitsluitend over het tijdvak van de laatste zes maanden van arbeidsongeschiktheid op, tenzij deze door zijn opzet is veroorzaakt, alsmede bij verzuim wegens zwangerschap of bevalling.
5c. Indien de medewerker de arbeidsovereenkomst beëindigt tijdens of na arbeidsongeschiktheid, zwangerschap of bevalling dan wel onvrijwillige werkloosheid, voordat hij de arbeid heeft hervat, vindt de vermindering als bedoeld in 41.5a onverkort plaats.
6a. In het kalenderjaar waarin zijn arbeidsovereenkomst eindigt om andere redenen dan bedoeld in artikel 8 van de CAO, heeft de medewerker recht op het deel van de jaarlijkse vakantie, evenredig aan het aantal maanden dat de arbeidsovereenkomst in dat jaar heeft geduurd. De maand waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, wordt voor een volle kalendermaand gerekend.
6b. In het kalenderjaar waarin zijn arbeidsovereenkomst eindigt wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, heeft de medewerker recht op de jaarlijkse vakantie. Vanaf 1
januari 2025 wordt de in het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt wordt, naar rato van het dienstverband toegekend.
6c. Conform het bepaalde in artikel 7:640a BW vervallen vakantiedagen als bedoeld in artikel 41.1, zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven. Volgens artikel 7:642 BW verjaren de vakantiedagen, zoals bedoeld in artikel 41.2, vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
7a. Voor het berekenen van het aantal dagen vakantie waarop de medewerker voor enig kalenderjaar recht heeft, wordt een halve dag of meer tot een gehele dag afgerond en wordt minder dan een halve dag verwaarloosd.
7b. Indien de toepassing van lid 3 het nodig maakt het recht op vakantie voor een aantal achtereenvolgende kalenderjaren nader te bepalen vindt de onder letter a van dit lid bedoelde afronding eerst plaats nadat de rechten voor elk van die kalenderjaren zijn samengeteld.
Artikel 42. Extra vrije tijd
1. De medewerker blijvend geplaatst in een andere dienst dan continudienst, heeft recht op extra vrije tijd, waarvan de omvang wordt bepaald deels onafhankelijk van de gewerkte tijd, deels afhankelijk van de gewerkte tijd; de omvang van de extra vrije tijd verschilt naar gelang de soort dienst en de bezwarende werkomstandigheden.
2a. De extra vrije tijd, onafhankelijk van de gewerkte tijd, bedraagt per kalenderjaar 10 diensten (“Onafhankelijke EVT”).
2b. De medewerker die in een kalenderjaar na 1 januari in en/of voor 31 december uit dienst treedt, heeft in dat jaar recht op een aantal diensten extra vrije tijd als bedoeld in letter a, dat wordt bepaald naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden, dat hij in dat jaar in dienst is.
3a. Voor het bepalen van de extra vrije tijd op basis van de gewerkte tijd per kalenderjaar wordt een norm vastgesteld. Deze norm bepaalt de opbouw van de extra vrije tijd ten behoeve van de omvang van de extra vrije tijd in het daaropvolgende kalenderjaar.
De norm bedraagt
- voor de medewerkers blijvend geplaatst in een rooster waarvoor een ploegentoeslag van 7,5% of meer geldt: het aantal te werken diensten volgens dienstrooster, minus 14;
- voor de overige medewerkers: het aantal te werken diensten volgens dienstrooster, minus 12.
3b. Indien de gewerkte tijd de in letter a. bedoelde norm overtreft, wordt voor degene die op 31 december medewerker is, de extra vrije tijd per die datum voor het daaropvolgende kalenderjaar vastgesteld in de mate waarin de norm wordt overtroffen (“Afhankelijke EVT”).
3c. Bij de medewerker die in een kalenderjaar na 1 januari in dienst treedt, wordt de norm voor de opbouw van extra vrije tijd, afhankelijk van de gewerkte tijd, over het jaar van
indiensttreding bepaald naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden van het dienstverband in dat jaar.
4a. Onder gewerkte tijd wordt verstaan de gewerkte tijd volgens het geldende dienstrooster.
4b. Met gewerkte tijd wordt gelijkgesteld de tijd gedurende welke de medewerker de binnen zijn dienstrooster opgedragen werkzaamheden niet verricht wegens:
- Persoonlijk Budget Levensfase-uren als bedoeld in artikel 42b;
- vakantie, als bedoeld in artikel 41;
- een feestdag, als bedoeld in artikel 2, letter h;
- brugdag, als bedoeld in artikel 39;
- buitengewoon verlof wegens huwelijk/partnerregistratie, bevalling, dienstjubileum, partnerschapsjubileum, overlijden en begrafenis, verhuizing in het belang van de werkgever, Koninklijke Onderscheiding, het als getuige of deskundige optreden bij een gerechtelijke instantie, of vakbondsactiviteiten, zoals vermeld in artikel 44;
- buitengewoon verlof t.b.v. deelname aan een opleiding, indien en voor zover toegekend krachtens het geldende opleidingsbeleid;
- compenserend vrij voor het werken op een feestdag, als bedoeld in artikel 29, lid 2;
- compenserend vrij in verband met een brugdag als bedoeld in artikel 39 lid 3;
- compenserend vrij voor verricht overwerk, als bedoeld in artikel 33;
- verplicht en vrijwillig medisch onderzoek door de ARBO-dienst;
- afwezigheid als gevolg van zwangerschapsverlof/bevallingsverlof;
- afwezigheid ingevolge schorsing voor onderzoek en/of beraad indien artikel 18, lid 5 c.q. lid 6 van toepassing is;
- verplicht opkomen voor herhalingsoefeningen militaire dienst;
- arbeidsongeschiktheid op een dienst volgens dienstrooster, die aanvangt op een feestdag
c.q. een brugdag;
- nader door de werkgever vast te stellen redenen.
4c. Voor de berekening van de gewerkte tijd wordt een half uur of meer tot een geheel uur afgerond en wordt minder dan een half uur verwaarloosd. Gelijksoortig verzuim binnen een dienst volgens dienstrooster wordt eerst opgeteld alvorens afronding plaats heeft.
4d. Afhankelijke EVT wordt per kalenderjaar opgebouwd. Bij jaaroverschrijdend verzuim (verzuim tijdens meerdere kalenderjaren) vindt geen opbouw van extra vrije tijd plaats, tenzij de afwezigheid is ontstaan door:
- zwangerschapsverlof;
- een bedrijfsongeval;
- het doorlopend verzuim betreft dat is gestart op of na 16 december in een kalenderjaar en is geëindigd op of voor 15 januari in het daaropvolgend kalenderjaar. Indien het verzuim voortduurt na 15 januari, wordt het verzuim wel meegenomen in de korting op de Afhankelijke EVT voor het gehele kalenderjaar;
- Indien een schrijnende situatie zich voordoet welke niet is beschreven in dit artikel. In dit geval zal de Hardship commissie hier een uitspraak over doen.
4e. Xxxxxxx van onbetaald ouderschapsverlof wordt ten aanzien van extra vrije tijd artikel 50 analoog toegepast.
4f. Een uur verzuim is voor de medewerker gelijk aan 0,125 dienst volgens dienstrooster met dien verstande dat de uitkomst voor een gehele dienst nooit groter zal zijn dan 1.
Artikel 42a. Aanwezigheidsbonus
1. De medewerker die blijvend in continudienst is geplaatst, heeft geen aanspraak op Extra Vrije Tijd als bedoeld in artikel 42, doch op een aanwezigheidsbonus. De omvang hiervan is afhankelijk van de gewerkte tijd.
2a. Voor het bepalen van de aanwezigheidsbonus wordt een norm vastgesteld. Deze norm bepaalt de opbouw van de aanwezigheidsbonus ten behoeve van de omvang van deze bonus in het daaropvolgende kalenderjaar.
De norm bedraagt het aantal diensten volgens het basisrooster, minus 12.
2b. Indien de gewerkte tijd de in letter a bedoelde norm overtreft, wordt voor degene die op 31 december medewerker is, de aanwezigheidsbonus per die datum vastgesteld in de mate waarin de norm wordt overtroffen.
Voor iedere dienst waarmee de norm wordt overtroffen bedraagt de aanwezigheidsbonus 1/12 x 5,7% x 14 maandsalarissen, verhoogd met de continudiensttoeslag.
Het bepaalde in artikel 42 lid 3 sub c is van overeenkomstige toepassing. De aanwezigheidsbonus zal met het salaris van februari worden uitgekeerd.
3a. Onder gewerkte tijd wordt verstaan de gewerkte tijd volgens het basisrooster.
3b. Met gewerkte tijd wordt gelijkgesteld de tijd als omschreven in lid 4 sub b van artikel 42, behoudens arbeidsongeschiktheid op een dienst volgens dienstrooster, die aanvangt op een feestdag.
3c. Het bepaalde in artikel 42 lid 4 sub c tot en met f is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 42b. MyChoice regeling
De waarde van Onafhankelijke EVT dagen, Afhankelijke EVT dagen en de aanwezigheidsbonus komt terecht in het MyChoice budget. De medewerker krijgt jaarlijks een keuze tussen uitbetaling van het budget met 10% toeslag of omzetting in PBL-uren (Persoonlijk Budget Levensfase). Een combinatie van beide opties is ook mogelijk. De waarde van een uur is 0,6% van het maandinkomen. Indien de medewerker geen keuze maakt, wordt het budget inclusief 10% toeslag uitbetaald. Als de medewerker na de uitbetaling van het budget toch nog PBL-uren wil kopen, dient de reeds betaalde 10% toeslag te worden terugbetaald. De medewerker kan niet meer PBL-uren omzetten of kopen dan de waarde in zijn MyChoice budget toestaat. Tijdslijnen en meer informatie omtrent MyChoice zullen intern worden gepubliceerd.
Maximaal kan 260 dagen PBL dagen worden gespaard, parttimers naar rato van hun contracturen. Het is niet mogelijk om een negatief PBL-saldo te hebben. PBL-uren moeten zijn opgenomen voordat de medewerker de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Indien afspraken zijn gemaakt voor groot verlof voorafgaande aan pensionering, zullen deze worden gehandhaafd.
Het saldo PBL wordt uitbetaald bij overlijden, tussentijds ontslag, indien opname niet mogelijk is vanwege langdurige c.q. ongeneeslijke ziekte en indien vanwege bedrijfsomstandigheden het opnemen niet mogelijk is geweest.
Artikel 43. Aanwending contractueel vrijaf
1. Onder contractueel vrijaf wordt verstaan vakantie en PBL-uren.
2a. Vakantie wordt opgenomen in tijd, tenzij dit bij uitzondering vanwege bedrijfsomstandigheden niet geheel mogelijk is, in welk geval de overblijvende dagen worden
overgeschreven naar het daaropvolgende kalenderjaar en dan als eerste worden opgenomen. Artikel 41.6c rondom verval en verjaring blijft van kracht.
2d. Desgewenst kunnen omtrent contractueel vrijaf individuele meerjarenafspraken worden gemaakt, daarbij blijft Artikel 41.6c rondom verval en verjaring van kracht.
3. De bedrijfsleiding kan met de Ondernemingsraad een of meerdere periode(n) collectief contractueel vrijaf vaststellen. Dit collectief contractueel vrijaf kan inhouden een bedrijfsvakantie van een week en daarnaast nog ten hoogste twee algemene dagen contractueel vrijaf, dan wel - ingeval geen bedrijfsvakantie wordt vastgesteld - ten hoogste vier algemene dagen contractueel vrijaf. Het vaststellen van dit collectief contractueel vrijaf dient te geschieden voor 1 januari van het betrokken kalenderjaar.
4a. Voor zover contractueel vrijaf niet wordt vastgesteld overeenkomstig het in lid 3 bepaalde, stelt de werkgever, zo veel mogelijk op basis van planning in het begin van het kalenderjaar en conform desbetreffende procedures, de vakantie als bedoeld in artikel 41 vast overeenkomstig de wensen van de medewerker, tenzij gewichtige bedrijfsbelangen zich hiertegen verzetten, en de periode(n) van het overige contractueel vrijaf na overleg met de medewerker en zo veel mogelijk rekening houdend met diens voorkeur.
4b. De medewerker wordt, desverlangd en wanneer de bedrijfsomstandigheden zich daartegen niet verzetten, in de gelegenheid gesteld zijn contractueel vrijaf zodanig op te nemen dat hij gedurende een kalenderjaar eenmaal drie opeenvolgende weken geen arbeid hoeft te verrichten.
4c. De werkgever kan, indien daartoe gewichtige redenen aanwezig zijn, na overleg met de medewerker, het vastgestelde tijdvak van contractueel vrijaf wijzigen.
Indien de medewerker ten gevolge van de wijziging van het tijdvak schade ondervindt, is de werkgever tot schadevergoeding verplicht. De medewerker moet de aard en de omvang van die schade deugdelijk aantonen.
De werkgever is niet tot schadevergoeding verplicht wanneer de medewerker zijn claim indient later dan zes maanden na het tijdstip waarop de wijziging van het tijdvak van contractueel vrijaf werd medegedeeld.
4d. Contractueel vrijaf kan worden opgenomen in gehele dagen of, indien en voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, halve dagen of volle uren.
5. In de jaren waarin 24 december de brugdag is zoals bedoeld in artikel 39 is de vrijdag na Hemelvaartsdag een dag collectief contractueel vrijaf.
6. Wanneer de medewerker ten genoegen van de werkgever aantoont dat hij tijdens het contractueel vrijaf ziek is geweest dan wel aanspraak heeft op buitengewoon verlof, gelden de betrokken dagen niet als contractueel vrijaf.
7. en 8. Vervallen
9. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst te veel genoten contractueel vrijaf, respectievelijk nog niet opgenomen contractueel vrijaf, en/of een saldo op Persoonlijk Budget Levensfase (met inachtneming van artikel 42b), worden verrekend bij de eindafrekening van het salaris.
10. De uitkering respectievelijk inhouding is per dag contractueel vrijaf gelijk aan 4,8% van het maandinkomen als bedoeld in artikel 2, letter e.
Artikel 44. Buitengewoon verlof
1. De medewerker heeft recht op buitengewoon verlof bij:
a Huwelijk/Partnerregistratie
▪ bij zijn burgerlijk of kerkelijk huwelijk dan wel zijn burgerlijke partnerregistratie:
− totaal 5 dagen
▪ bij het burgerlijk of kerkelijk huwelijk dan wel de burgerlijke partnerregistratie van zijn kind, zijn broer of zuster dan wel zijn schoonbroer of schoonzuster:
− de dag van het huwelijk resp. de partnerregistratie
b. Bevalling/Adoptie
▪ bij bevalling van zijn partner, dan wel bij adoptie:
− 5 dagen betaald xxxxxx; vanaf 1 juli 2020 heeft men tevens recht op 5 maal de werkuren per week aan onbetaald verlof, op te nemen binnen 6 maanden na de bevalling (zie artikel 45).
c Dienstjubileum
▪ bij zijn 25-jarig dienstjubileum:
− 2 dagen, waarvan één dag de dag van de viering/huldiging
▪ bij zijn 40-en 50-jarig dienstjubileum:
− 5 dagen, waarvan één dag de dag van de viering/huldiging
d Partnerschapjubileum
▪ bij gelegenheid van zijn 25- en 40-jarig partnerschapjubileum:
− 1 dag
▪ bij gelegenheid van het 25-, 40- en 50-jarig partnerschapjubileum van zijn ouders, schoonouders en grootouders:
− 1 dag
e Overlijden en begrafenis
bij het overlijden en begrafenis van
▪ zijn partner:
− het aantal dagen dat werkverzuim noodzakelijk is tot en met de dag van de begrafenis, met een maximum van 4 dagen
▪ zijn inwonend(e) kind, stiefkind, pleegkind, de partner van zijn kind:
− het aantal dagen dat werkverzuim noodzakelijk is tot en met de dag van de begrafenis, met een maximum van 4 dagen
▪ zijn uitwonend(e) kind, stiefkind, pleegkind, de partner van zijn kind:
− het aantal dagen dat werkverzuim noodzakelijk is tot en met de dag van de begrafenis, met een maximum van 2 dagen
▪ zijn ouders, stiefouders, pleegouders en de ouders van zijn partner:
− het aantal dagen dat werkverzuim noodzakelijk is tot en met de dag van de begrafenis, met een maximum van 2 dagen
▪ de broer en zuster van de medewerker en hun respectieve partners, de broer en zuster van de partner van de medewerker en hun respectieve partners, zijn (behuwde) grootouders en (behuwd) kleinkind, een en ander voor zover het desbetreffende familielid bij de medewerker inwoonde:
− het aantal dagen dat werkverzuim noodzakelijk is tot en met de dag van de begrafenis, met een maximum 2 dagen
▪ de broer en zuster van de medewerker en hun respectieve partners, de broer en zuster van de partner van de medewerker en hun respectieve partners, zijn (behuwde) grootouders en (behuwd) kleinkind, een en ander voor zover het desbetreffende familielid niet bij de medewerker inwoonde:
− gedurende de tijd dat werkverzuim noodzakelijk is tot en met de dag van de begrafenis, met een maximum van 1 dag
▪ zijn inwonende oom, tante, neef en nicht:
− gedurende de tijd dat werkverzuim noodzakelijk is tot en met de dag van de begrafenis, met een maximum van 1 dag
f Overige omstandigheden
▪ voor het uitoefenen van zijn wettelijk stemrecht:
− de daarvoor noodzakelijk te verzuimen tijd
▪ voor het afleggen van daartoe door de Ondernemingsraad aangewezen examens ter afsluiting van in het belang van het bedrijf gevolgde studies:
− gedurende het aantal dagen door de werkgever te bepalen
▪ bij verhuizing - naar het oordeel van het bedrijf - als gevolg van indiensttreding:
− 1 dag
▪ bij verhuizing in het belang van het bedrijf:
− ten hoogste 2 dagen aan gezinshoofden
▪ bij uitreiking koninklijke onderscheiding:
− 1 dag
▪ bij het getuigen voor de rechtbank:
− de daarvoor noodzakelijk te verzuimen tijd
▪ bij deelname vakbondsactiviteiten:
− de daarvoor noodzakelijk te verzuimen tijd met inachtneming van de voorwaarden als afzonderlijk overeengekomen met vakorganisaties
▪ op grond van andere dan hiervoor genoemde zeer bijzondere omstandigheden:
− een door de werkgever naar omstandigheden te bepalen korte tijd
2. Onder een dag als bedoeld in deze regeling wordt verstaan de volledige, voor de medewerker volgens zijn dienstrooster geldende arbeidsduur op de desbetreffende dag.
Artikel 45. Geboorte verlof en Ouderschapsverlof
Per 1 juli 2020 kunnen partners tot 5 weken aanvullend geboorteverlof opnemen. De medewerker moet deze verlofweken opnemen binnen 6 maanden na de geboorte van het kind. Voorwaarde is wel dat een medewerker eerst het geboorteverlof van eenmaal het aantal werkuren per week heeft opgenomen.
Zij krijgen dan een uitkering ter hoogte van 70% van hun dagloon. Er is wel een maximum van 70% van het maximumdagloon. Werkgever vult dit aan tot 85% van het maandinkomen. De pensioenopbouw over deze periode loopt door op basis van 100% van het inkomen dat men verdiende voor die periode.
Ook voor het ouderschapsverlof geldt dat de pensioendoorbouw plaatsvindt op basis van 100% van het inkomen dat met verdiende voor de periode.
Bovenstaande afspraken gelden zolang de huidige wettelijke regels niet veranderen. Bij aanpassing van de wettelijke regels zullen nieuwe afspraken gemaakt moet worden.
HOOFDSTUK V - SOCIALE ZEKERHEID
Artikel 46. Arbeidsongeschiktheid
1. De werkgever en de medewerker streven ernaar de arbeidsgeschiktheid van de medewerker zo veel mogelijk te behouden, te herstellen of te bevorderen.
Beperkt geschikte medewerkers worden zo veel mogelijk geplaatst in functies waarvoor zij medisch nog geschikt geacht kunnen worden.
2. De arbeidsongeschikte medewerker dient conform de gedragsregels en de (wettelijke) voorschriften mee te werken aan het bevorderen van een zo spoedig mogelijk herstel en aan de maatregelen gericht op zijn re-integratie.
3. De medewerker die verzuimt wegens arbeidsongeschiktheid, ontvangt op de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek een zodanige aanvulling dat het bruto inkomen bij arbeidsongeschiktheid
- gedurende (maximaal) 26 weken, te rekenen vanaf de eerste ziektedag, gelijk wordt aan het bruto inkomen bij werken,
- gedurende (maximaal) het daarop volgende tijdvak van 78 weken, te rekenen vanaf de eerste ziektedag, 90% bedraagt van het bruto inkomen bij werken (10% salariskorting).
De ingangsdatum van het tweede tijdvak is 1 juli 2024 voor medewerkers die op of na deze datum 26 weken arbeidsongeschikt zijn dan wel worden.
Medewerkers met een vervroegde IVA-uitkering krijgen geen salariskorting indien zij langer dan 26 weken arbeidsongeschikt zijn.
4. Indien de medewerker gedeeltelijk of volledig zijn eigen dan wel andere passende werkzaamheden hervat, en binnen vier weken opnieuw volledig arbeidsongeschikt wordt, vindt loondoorbetaling en aanvulling plaats tot het niveau als geldend in het tijdvak als bedoeld in lid 3 waarin de medewerker gerekend vanaf de eerste ziektedag verblijft. Voor de bepaling van het einde van de 26 respectievelijk 78 weken van het desbetreffende tijdvak wordt de onderbreking meegeteld.
5. De medewerker, die om medische redenen tijdelijk minder betaald werk verricht, wordt beloond overeenkomstig het niveau en het rooster van de nieuw te vervullen functie. Gedurende de periode van loondoorbetaling bij ziekte wordt - naast indien en voor zover van toepassing de loondoorbetaling en aanvulling overeenkomstig het bepaalde in lid 3 - het inkomen in de nieuwe functie over de dagen/dagdelen waarop feitelijk wordt gewerkt, (zo nodig) aangevuld tot het bruto inkomen bij werken. De som van de diverse inkomenselementen zal niet meer bedragen dan 100% van het netto inkomen bij volledig verrichten van zijn eigen werkzaamheden.
6. De medewerker die, om medische redenen blijvend aan minder betaald werk wordt geplaatst, wordt beloond overeenkomstig het niveau en het rooster van de nieuw te vervullen functie. Indien de medewerker hierdoor maandinkomen derft, is de Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid opgenomen in bijlage 4 van toepassing.
7. Voor de medewerker die, al dan niet na plaatsing aan minder betaald werk, om medische redenen, zijn werkzaamheden niet volledig verricht, wordt het voor hem geldende maandinkomen volgens nader vast te stellen regels aangepast. Indien de medewerker hierdoor maandinkomen derft, is de Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid opgenomen in bijlage 4 van toepassing.
8. Indien de medewerker als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid (mogelijk) rechten tegenover derden kan doen gelden, is hij verplicht hiervan mededeling te doen aan de werkgever. De loondoorbetaling bij ziekte en de aanvulling als bedoeld in dit artikel worden uitgekeerd, indien de medewerker deze rechten – voor zover ze betrekking hebben op inkomenselementen die onderdeel vormen van de loondoorbetaling bij ziekte – aan de werkgever overdraagt.
9. De werkgever heeft het recht de loondoorbetaling bij ziekte en/of de aanvulling als bedoeld in dit artikel op te schorten, te verlagen of te beëindigen, indien de medewerker zich niet houdt aan de gedragsregels of (wettelijke) voorschriften.
10. Indien een medewerker een of meer van de navolgende uitkeringen ontvangt:
a) een uitkering ingevolge de WAO of de WIA, die is toegekend tijdens de duur van een arbeidsovereenkomst met de werkgever, en/of
b) een blijvende toeslag ingevolge de bijbetalingsregeling, en/of
c) een inkomensaanvulling ingevolge de Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid, en een inkomen geniet dat meer bedraagt dan 100% van het inkomen zoals geldend de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid, wordt het meerdere tot het maximum van deze uitkering op het inkomen in mindering gebracht.
11. De loondoorbetalingsplicht wordt verlengd, indien sprake is van een van de in artikel 7:629 lid 11 van het Burgerlijk Wetboek genoemde redenen.
Artikel 47a. Verplaatsing om bedrijfsredenen
1. De medewerker, die om bedrijfsredenen tijdelijk minder betaald werk verricht, behoudt gedurende deze tijdelijke werkzaamheden het voor hem geldende maandinkomen.
2. De medewerker die, om bedrijfsredenen, zijnde reorganisatie, boventalligheid of verplaatsing op last van de werkgever, blijvend aan minder betaald werk wordt geplaatst en hierdoor maandinkomen derft, ontvangt - rekening houdend met het bepaalde in artikel 20 - een toeslag ingevolge de bijbetalingsregeling opgenomen in bijlage 3, mits hij voldoet aan de overige in de bedoelde regeling gestelde voorwaarden.
Artikel 47b. Vrijwillige verplaatsing naar een minder betaalde functie (1) .
1. Aflopende toeslag (3) Voor alle medewerkers geboren na 1965 geldt dat bij vrijwillige aanvaarden van een minder betaalde baan (1) er 100% van het verschil tussen het oude en het nieuwe inkomen (4) wordt afgebouwd in onderstaand genoemd aantal maanden, cf. de volgende staffel:
Dienstjaren Afbouwperiode 0 t/m 4 -
5 t/m 9 12 maanden
10 t/m 14 24 maanden
15 t/m 19 36 maanden
20 t/m 24 48 maanden
25 t/m 29 60 maanden
30 t/m 32 72 maanden
≥33 84 maanden
2. Overgangsregeling
2a. Blijvende toeslag (2)
Voor alle medewerkers geboren in 1965 of eerder geldt dat bij vrijwillig aanvaarden van een minder betaalde baan er maximaal 80% van het verschil tussen oud en nieuw inkomen (4) als
een vaste bijbetaling wordt doorbetaald tot de AOW gerechtigde leeftijd, cf. de volgende staffel:
0 t/m 4 | 70% |
5 t/m 9 | 70% |
10 t/m 14 | 70% |
15 t/m 19 | 70% |
20 t/m 24 | 75% |
25 t/m 29 | 75% |
30 t/m 32 | 75% |
≥33 | 80% |
Dienstjaren Compensatie verschil (=blijvende toeslag)
Het genoemde percentage wordt berekend over het vroeger inkomen. 2b. Aflopende toeslag (3)
Ingaande de verplaatsing wordt het verschil tussen het oude inkomen en het nieuwe inkomen
(4) met de blijvende toeslag met 0,5% per maand (van het oude inkomen) afgebouwd tot aan het niveau van de nieuwe functie incl. blijvende toeslag.
Bovenstaande betekent dat de blijvende toeslag uitfaseert en dat deze regeling vervalt zo gauw er geen medewerkers meer in dienst zijn geboren in 1965 of eerder.
Artikel 47c. Demotie vanwege disfunctioneren. (3)
1. Demotie
OCI kan besluiten tot demotie (plaatsing in een minder betaalde functie (1)) over te gaan als een medewerker niet in staat is om het gewenste niveau van zijn positie te behouden, ondanks de door hem verrichte inspanningen. Het inkomen wordt maandelijks verminderd met 0,5% van het vroeger inkomen tot het nieuwe lagere inkomen is bereikt.
2. Hardship commissie bij disfunctioneren
Om tot een zorgvuldige afweging te komen wordt een Hardship commissie ingesteld. Getoetst wordt of het proces goed is gevolgd; is de medewerker de gelegenheid en ondersteuning gegeven zich te verbeteren om aan de doelen in het verbeterplan te voldoen. Deze commissie bestaat uit de SA commissie (werkgever + Ondernemingsraadleden) aangevuld met 2 vakbondsbestuurders van de vakorganisaties die partij zijn bij deze cao.
De commissie oordeelt binnen 3 weken over het gevolgde proces en geeft een advies. Als de commissie unaniem tot een oordeel komt, is het advies bindend.
1 Definitie minder betaalde werk: bijlage 3, artikel 1, lid 3)
2 De volgende (sub)artikelen uit bijlage 3 zijn van toepassing Artikel 2, lid 2b, 3a, 3b en 4.
3 De volgende (sub)artikelen uit bijlage 3 zijn van toepassing Artikel 3, lid 3a, 3b en 4, met dien verstande dat afgebouwd wordt met 0,5% van het oude inkomen.)
4 Definitie oud en nieuw inkomen: bijlage 3, artikel 1, lid 4a en gestelde in lid 4b en 4d
Artikel 48. Ziektekostenverzekering
De medewerker kan deelnemen aan de door de werkgever afgesloten collectieve ziektekostenverzekering.
Artikel 49. Pensioenovereenkomst
1. De medewerker is verplicht verzekerd voor pensioen overeenkomstig de bepalingen neergelegd in het pensioenreglement dat OCI Nitrogen B.V. met inachtneming van artikel 23 van de Pensioenwet ter uitvoering heeft ondergebracht bij een pensioenuitvoerder.
De medewerker is een pensioenbijdrage verschuldigd. Deze bijdrage is verschuldigd over het maandinkomen als bedoeld in artikel 24, lid 2 alsmede over de jaaruitkering en bedraagt 3,5% van deze inkomensbestanddelen plus, voor zover deze inkomensbestanddelen in een kalenderjaar uitgaan boven € 81.740,-, 4% van dit meerdere. Indien sprake is van een vermindering als bedoeld in artikel 45, lid 10 wordt daarmee voor zover deze betrekking heeft op een of meer van vorenbedoelde loonbestanddelen rekening gehouden.
In de periode waarin op grond van het bepaalde in artikel 45, lid 3 sprake is van loondoorbetaling is de pensioenbijdrage verschuldigd over de voornoemde loonbestanddelen die bij het verrichten van de normale werkzaamheden zouden zijn genoten.
Artikel 49a Tegemoetkoming Ouderen Regeling (TOR)
De Tegemoetkoming Ouderen Regeling (TOR) heeft ten doel:
De balans belasting en belastbaarheid voorafgaand aan (pre)pensioen te verbeteren en daarmee bij te dragen aan de duurzame inzetbaarheid van de medewerker.
Vanaf 1 januari 2019 geldt de nieuwe TOR:
1. Vanaf 1 januari 2024 wordt TOR verlof toegekend alleen indien en voor de periode dat de medewerker werkzaam is via een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De medewerker krijgt op 1 januari van het kalenderjaar waarin hij 60 jaar wordt 832 uren TOR-verlof ineens toegekend (de medewerker in een 5-ploegendienst 704 uren). Met ingang van 1 juli 2024 ontvangen medewerkers die bij indiensttreding ouder zijn dan 60 jaar TOR rechten naar rato van de periode van indiensttreding tot de AOW-gerechtigde leeftijd .
2. De medewerker kan maximaal 208 uren TOR-verlof in een kalenderjaar opnemen (de medewerker in een 5-ploegendienst maximaal 176 uren). Niet opgenomen TOR-verlof schuift door naar het volgende kalenderjaar.
3. Afhankelijk van de invulling van het TOR-verlof, maken medewerker en manager afspraken of aanpassing in takenpakket en werkwijze nodig is. Minimaal éénmaal per jaar bespreken manager en medewerker de inzetbaarheid, het takenpakket en de verlofplanning.
4. Op verzoek van een medewerker kan in onderling overleg worden afgesproken dat de niet opgenomen TOR dagen in het laatste jaar voor het AOW/pensioen ontslag worden opgenomen.
5. Bij einde dienstverband vervalt het niet-genoten TOR-verlof en vindt er geen uitbetaling plaats.
Overgangsregeling:
a. De medewerker die voor 1 januari 2019 al gebruik maakte van de TOR krijgt het (eventueel) resterende (werkgevers-)deel aan TOR-verlof ineens toegekend en valt vervolgens onder de spelregels van de nieuwe TOR per 1 januari 2019.
b. De medewerker van 60 jaar of ouder die op 1 januari 2019 nog geen gebruik maakt van de TOR, krijgt het TOR-verlof (zie lid 2) toegekend conform de nieuwe regeling per 1 januari 2019.
c. De medewerker die werkzaam is in de continudienst en gedurende de looptijd van de CAO de leeftijd van 58 jaar bereikt kan kiezen voor het afsluiten van een TOR-contract onder de oude voorwaarden óf voor de nieuwe afspraken (“Tegemoetkoming Ouderen Regeling”). Na afloop van de looptijd van de CAO vervalt het oude TOR contract en geldt voor iedereen bovengenoemde “Tegemoetkoming Ouderen Regeling”.
d. De medewerker die op 1 januari 2019 de TOR al volledig heeft genoten, is uitgesloten van deze regeling.
Dit betekent:
* Geen verplichte eigen inleg meer;
* Vervallen van het TOR-contract per 1 januari 2019 (ook alle bestaande);
* Medewerkers die gedurende de looptijd van deze CAO de leeftijd van 58 jaar bereiken krijgen de mogelijkheid op basis van eigen inleg in periodiciteit verlof op te nemen, tenzij zwaarwegende bedrijfsomstandigheden dit niet toelaten;
Deze regeling is aangepast op 1 januari 2018.
HOOFDSTUK VI - DEELTIJD
Artikel 50. Algemene bepaling
1. Onder deeltijdmedewerker wordt verstaan de medewerker met wie op vrijwillige basis en volgens een regelmatig patroon een arbeidsduur ingevolge de arbeidsovereenkomst is overeengekomen van minder dan de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 38.
2. Een verzoek van de medewerker om zijn arbeidsduur aan te passen zal worden gehonoreerd,
▪ Voor zover het betreft het tijdstip van ingang en de omvang van de aanpassing,
− in geval van vermindering van de arbeidsduur, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten;
− In geval van vermeerdering van de arbeidsduur, tenzij dit op grond van bedrijfsbelang redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
▪ wat het arbeidspatroon betreft, tenzij dit op grond van bedrijfsbelang redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
3. Tijdige aanvraag
Om de personeelsplanning adequaat te organiseren dient een aanvraag voor wijziging contracturen (minder of meer) minimaal zes maanden van te voren te worden ingediend bij de direct leidinggevende. De directe leidinggevende bespreekt de aanvraag met de medewerker en is verantwoordelijk voor de uitvoering van het (deeltijd)rooster max. zes maanden na de aanvraag.
Een aanvraag voor uitbreiding van het aantal uren kan worden geweigerd als dit niet past binnen de formatie/P-budget.
4. Mate van deeltijd
Deeltijd werk is mogelijk in alle functies van OCI Nitrogen, met een ondergrens van de beschikbaarheid van 0,8fte. Dat wil zeggen dat binnen OCI Nitrogen alle medewerkers de mogelijkheid hebben om tot 0,2 fte minder te werken. Voor sommige functies (denk aan een korte aanleertijd, beperkte (her)instructiebelasting) is een hoger deeltijdpercentage bespreekbaar. Dit is altijd in overleg met de leidinggevende en HRM (en wordt met motivatie gemeld aan de OR).
De ondergrens van 0,8fte (dan wel het andere overeengekomen %) is inclusief de inzet van vaste TOR-dagen. Met andere woorden: een medewerker met een contract van 0,9fte, kan nog voor 0,1fte aan vaste TOR dagen inzetten. De regelingen ten aanzien van deeltijd en de inzet van TOR verlof kunnen dus gestapeld worden tot maximaal 0,2fte.
5. Invulling deeltijd
Het invullen van de deeltijd over de werkdagen/diensten is het resultaat van overleg tussen leidinggevende en medewerker. Een voorwaarde is dat alle werkdagen/diensten binnen een afdeling/ ploeg voldoende bezet zijn en blijven. De leidinggevende probeert zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de medewerker zonder het belang van de organisatie en het team (en andere individuele medewerkers) uit het oog te verliezen. De planning van de werkdagen/diensten voor een medewerker in deeltijd worden jaarlijks geëvalueerd en indien nodig bijgesteld.
De leidinggevende draagt zorg voor een werkbelasting passend bij het aantal uren dat de medewerker werkzaam is, in overleg met de medewerker en evt. het team.
6. Salarisconsequenties
Per ingangsdatum van het deeltijdwerk wordt het basissalaris aangepast aan het deeltijdpercentage. De ploegentoeslag blijft 31% over het aangepaste basissalaris.
7. Extra diensten/overwerk
Indien een medewerker die werkt in deeltijd of door vaste inzet van TOR dagen minder dan fulltime werkzaam is, dan worden extra uren tot aan de fulltime uren norm (40 uur in dagdienst/33,6 uur in continudienst) in tijd voor tijd gecompenseerd. Van overwerk is pas sprake boven de fulltime uren norm.
De noodzaak van extra uren wordt door de leidinggevende bepaald, echter dienen zo veel mogelijk te worden beperkt.
8. De werkgever deelt de beslissing schriftelijk aan de medewerker mede, bij afwijzing van het verzoek dan wel bij vaststelling van een arbeidspatroon afwijkend van de wens van de medewerker, onder opgave van de redenen daartoe. Bij niet-inwilliging zal het besluit, geanonimiseerd, worden gemeld aan de secretaris van de Ondernemingsraad met vermelding van de beweegredenen die tot die beslissing hebben geleid.
9. Voor zover ten aanzien van de deeltijdmedewerker regels gelden die een aanvulling vormen op c.q. een afwijking inhouden van het bepaalde in de andere hoofdstukken van de CAO zijn deze opgenomen in de artikelen 50 tot en met 54.
Artikel 51. Naar evenredigheid toe te passen arbeidsvoorwaarden
De navolgende arbeidsvoorwaarden worden voor de deeltijdmedewerker naar evenredigheid van de overeengekomen arbeidsduur ten opzichte van de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 38 toegepast:
- Beloning als bedoeld hoofdstuk III, in artikelen 20 tot en met 27 en in artikel 30.
- Vakantie als bedoeld in artikel 41.
- De opbouw van extra vrije tijd als bedoeld in artikel 42, welke is ondergebracht in de MyChoice regeling.
- Aanwezigheidsbonus als bedoeld in artikel 42a, welke is ondergebracht in de MyChoice regeling.
Artikel 52. Toeslagen en compensatie in vrije tijd
1. De artikelen 28, 33 en 40 zijn niet van toepassing. De toeslagen als geregeld in de artikelen 29, 31, 32 en 34, alsmede de toeslagen als bedoeld in de leden 2 en 3 van dit artikel worden berekend over het salaris, dat zou worden ontvangen indien in een volledig dienstverband zou worden gewerkt.
2. Indien de deeltijdmedewerker in enige ploegendienst wordt geplaatst zal door partijen een op maandbasis berekende toeslag worden vastgesteld waarbij de uitkomst van het in artikel 28 lid 1 bedoelde berekeningsmodel als uitgangspunt wordt gehanteerd. De toeslag wordt geacht te zijn een toeslag als bedoeld in artikel 28.
3. De deeltijdmedewerker kan in gevallen waarin de werkgever dat om bedrijfsredenen strikt noodzakelijk acht - binnen de grenzen der redelijkheid - verplicht worden tot het verrichten van werkzaamheden buiten het overeengekomen arbeidspatroon. De deeltijdmedewerker ontvangt voor elk uur dat uitgaat boven de overeengekomen arbeidsduur, één uur compenserend vrij.
Dit compenserend vrij zal met prioriteit ten opzichte van andere vormen van contractueel vrijaf worden opgenomen.
Op gewerkte meeruren buiten het zogenaamde dagdienstvenster is de bijzondere uren toeslag conform artikel 32 van toepassing. Voor overwerk - ergo de gewerkte uren boven 40 per week - geldt de overwerkvergoeding ingevolge CAO artikel 33.
Artikel 53. Buitengewoon verlof en brugdag
1. Aan de deeltijdmedewerker kan buitengewoon verlof uitsluitend worden toegekend voor de volgens het overeengekomen arbeidspatroon te werken dagen.
2. In afwijking van het daaromtrent bepaalde in artikel 44 heeft de deeltijdmedewerker die per week gedurende minder dagen werkt dan bij een volledig dienstverband, bij zijn huwelijk, bij de bevalling van zijn echtgenote, resp. bij zijn 25-/40-/50-jarig dienstjubileum recht op een evenredig deel buitengewoon verlof.
3. Op een vastgestelde brugdag wordt aan de deeltijdmedewerker niet tewerkgesteld in continudienst vrijaf gegeven, indien deze valt op een volgens het overeengekomen arbeidspatroon te werken dag. Indien de brugdag valt op een niet volgens het overeengekomen arbeidspatroon te werken dag, wordt geen compenserend vrij verleend. Aan de deeltijdmedewerker die volgens zijn dienstrooster een gehele of gedeeltelijke dienst verricht die aanvangt op een brugdag, wordt op een andere dag compenserend vrij gegeven tot het aantal van de op de brugdag gewerkte uren. Artikel 39, lid 4 is niet van toepassing.
Artikel 54. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten
De arbeidsovereenkomst met de medewerker die met een uitkering krachtens de WAO en/of WAJONG of de WIA blijvend minder werkt dan de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 38, wordt dienovereenkomstig aangepast.
Artikel 55. Partieel leerplichtigen
1. Ten aanzien van de medewerker die partieel leerplichtig is, vindt, zolang de partiële leerplicht voortduurt, het bepaalde in de artikelen 49 tot en met 52 zo veel mogelijk overeenkomstige toepassing.
2. De medewerker die partieel leerplichtig is, kan op de dagen waarop hij een school, vormingsinstituut of cursus zou hebben moeten bezoeken indien de onderwijsinstelling niet wegens vakantie zou zijn gesloten, door de werkgever niet worden verplicht arbeid te verrichten.
HOOFDSTUK VII - DIVERSEN
Artikel 56 Gereserveerd
Artikel 57. Opdracht extern organisatiebureau
Tenzij zwaarwichtige redenen van bedrijfsbelang zich daartegen verzetten, zal de werkgever de Ondernemingsraad OCI Nitrogen B.V. (verder te noemen Ondernemingsraad) en indien de werkgelegenheid in het geding is ook de vakorganisaties informeren over haar voornemen tot het verlenen van een definitieve opdracht aan een extern organisatiebureau om een onderzoek in te stellen m.b.t. de organisatie bij OCI Nitrogen B.V. over de beweegredenen daartoe en zo mogelijk over de inrichting en de doelstelling van het onderzoek. Over de uitkomsten van het onderzoek wordt overleg gepleegd met de Ondernemingsraad onder handhaving en erkenning van de verantwoordelijkheid van de werkgever.
Tenzij zwaarwichtige redenen van bedrijfsbelang zich daartegen verzetten, zal de werkgever ook de vakorganisaties daarover informeren. De procedure met betrekking tot de uitvoering en informatie aan de medewerkers vormt een punt van overleg in de Ondernemingsraad.
Artikel 58. Fusie en reorganisatie
1. Onverminderd de verplichtingen ter zake van een fusie die voortvloeien uit de SER-fusie gedragsregels, zal de werkgever eveneens wanneer wordt overwogen een fusie aan te gaan, een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of de personeelsbezetting daarvan ingrijpend te reorganiseren zo spoedig als de noodzakelijke geheimhouding dit mogelijk maakt de vakorganisaties, de Ondernemingsraad en de medewerkers inlichten over de overwogen maatregelen.
Aansluitend hierop zal de werkgever de overwogen maatregelen en daaruit eventueel voor de medewerkers of een aantal medewerkers voortvloeiende gevolgen bespreken met de vakorganisaties en de Ondernemingsraad, teneinde hen in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen om hierdoor de beslissing van de werkgever te kunnen beïnvloeden.
2. Indien van de overwogen maatregelen gevolgen voor de medewerkers zijn te verwachten, zal de werkgever met de vakorganisaties overleggen over het opstellen van een sociaal plan.
3. De financiële regelingen, voorkomende in een sociaal plan, komen ten laste van de werkgever, voor zover daarin niet wordt voorzien door een wettelijke regeling.
Artikel 59. Vakbondsoverleg
OCI Nitrogen B.V. en de vakorganisaties zullen periodiek (ten minste 2x per jaar) met elkaar overleg voeren over het bedrijfseconomische en het sociale beleid van de onderneming.
Onderwerpen die in dit verband o.a. aan de orde zijn: de meerjaren strategie, het business plan, het investeringsbeleid, het sociale beleid, het werkgelegenheidsbeleid, het opleidingsbeleid en het financiële beleid.
Artikel 60. Geschillen
Indien tussen de werkgever en één of meer vakorganisaties een geschil rijst over de uitleg van deze overeenkomst, zullen partijen trachten dit geschil in goed overleg tot een oplossing te brengen. Eerst wanneer gebleken is dat in dit overleg het geschil niet tot een oplossing kan worden gebracht kunnen de werkgever en/of de vakorganisaties zowel samen als ieder afzonderlijk dit geschil aan de rechter voorleggen.
Artikel 61. Vredesplicht
1. De vakorganisaties zullen een ongestoorde voortgang van het bedrijf zo veel mogelijk bevorderen en verstoringen van de arbeidsrust trachten tegen te gaan.
Zij zullen tijdens de duur van deze overeenkomst geen staking toepassen en stakingen van derden niet steunen.
2. Het eerste lid geldt niet wanneer overwogen of besloten wordt tot het aangaan van een fusie, het sluiten van een bedrijf of bedrijfsonderdeel of het ingrijpend reorganiseren van de personeelsbezetting, wanneer de belangen van de medewerkers daarbij zijn betrokken en de vakorganisaties daartegen uit het oogpunt van werknemersbelang zeer ernstige bezwaren hebben. De vakorganisaties zullen evenwel een staking niet toepassen dan na overleg met de werkgever.
3. De werkgever zal alleen uitsluiting toepassen als tegenmaatregel bij staking en hiertoe niet overgaan dan na overleg met de vakorganisaties.
4. Bij staking of arbeidsonrust zullen de vakorganisaties voor zover mogelijk ertoe bijdragen dat de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de veiligheid alsmede het behoud van materiaal en installaties, voortgang zullen vinden.
5. De vakorganisaties verplichten zich tijdens de duur van de regeling inzake extra vrije tijd en van de regelingen inzake continudienst tevens geen staking te zullen toepassen en geen actie te zullen voeren of bevorderen, die beogen wijziging daarin aan te brengen gedurende de looptijd van deze regelingen.
Artikel 62. Afwijking in individuele gevallen
De werkgever kan met de medewerker die behoort tot een nader aangegeven categorie van de medewerkers in een solitaire functie, overeenkomen welke bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst aanpassing behoeven dan wel buiten toepassing blijven.
Artikel 63. Leemtebepaling
Bepalingen van de geëindigde collectieve arbeidsovereenkomst blijven op de medewerkers van toepassing voor zover het vervallen van bedoelde overeenkomst een leemte tot gevolg zou hebben die door partijen kennelijk niet is bedoeld.
Artikel 64. Subsidies
Indien OCI Nitrogen B.V. gebruik wenst te maken van subsidies uit het Europees Sociaal Fonds, loopt de aanvraag via de Stichting Opleidingsfonds Vakopleiding Procesindustrie (OVP). OCI Nitrogen B.V. verstrekt een vrijwillige bijdrage aan OVP, teneinde het fonds in de gelegenheid te stellen zorg te dragen voor de publiekrechtelijke co-financiering.
Aldus overeengekomen en getekend.
OCI Nitrogen B.V. FNV
Vakbond De Unie
Vakbond ABW
VHP2
BIJLAGE 1 – SALARISSCHALEN
Salarisschalen (in euro per maand) per 1 mei 2024
Salarisschalen | C32 | C33 | C34 | C35 | C36 | C37 | C38 | C39 | C40 | C41 |
Minimum | 2541 | 2651 | 2830 | 3115 | 3474 | 3889 | 4354 | 4923 | 5562 | 6285 |
Schaalmidden | 2722 | 2840 | 3051 | 3378 | 3795 | 4289 | 4853 | 5541 | 6329 | 7232 |
te ontwikkelen | 2764 | 2883 | 3115 | 3463 | 3912 | 4457 | 5086 | 5858 | 6747 | 7780 |
Maximum (100%) | 2903 | 3029 | 3271 | 3640 | 4115 | 4688 | 5351 | 6159 | 7095 | 8179 |
Extra uitloop (104%) | 0000 | 0000 | 0000 | 3786 | 4280 | 4876 | 5565 | 6405 | 7379 | 8506 |
JAARBASIS (104%) | 42.266 | 44.100 | 47.628 | 53.004 | 59.920 | 68.264 | 77.910 | 89.670 | 103.306 | 119.084 |
BIJLAGE 1A – SALARISSCHAAL MINIMUMLOON I.V.M. PARTICIPATIEWET
Minimumloonschaal (in Euro per maand), per 1 januari 2024, 21 jaar en ouder
Salarisschalen ML * 1e jaar 2e jaar 3e jaar 4e jaar e.v.
schaalsalaris € 2.300,09 € 2.453,43 € 2.606,77 € 2.760,11 (max. 120% ML)
bij 40-urige werkweek
* het minimumloon wordt tweemaal per jaar (1 januari en 1 juli) vastgesteld door de overheid
Minimum vakantieuitkering 8%
BIJLAGE 2 – JAARUITKERING
2.A Minimum bedrag van de jaaruitkering als bedoeld in artikel 24
Minimum bedrag van de jaaruitkering waarin begrepen vakantiebijslag per 1 mei 2024, in euro
voor alle medewerkers | in mei | waarvan uitbetaald in november | dagbedrag |
€ 6.658,20 | € 3.329,10 | € 3.329,10 | € 151,32 |
2.B. Gecumuleerde aanspraak op uitkering | |
aantal volle kalendermaanden | gedeelte van het maandinkomen |
1 | 2/12 |
2 | 4/12 |
3 | 6/12 |
4 | 8/12 |
5 | 10/12 |
6 | 12/12 |
7 | 14/12 |
8 | 16/12 |
9 | 18/12 |
10 | 20/12 |
11 | 22/12 |
12 | 24/12 |
2.C. Uitkering/betaling ingevolge artikel 25, lid 4
Datum indiensttreding
evenredig deel jaarrecht
betaling per ultimo
in gedeelte van het maandinkomen | mei | november | december | |
1 januari | 24/12 | 12/12 | 12/12 | |
1 februari | 22/12 | 10/12 | 12/12 | |
1 maart | 20/12 | 08/12 | 12/12 | |
1 april | 18/12 | 06/12 | 12/12 | |
1 mei | 16/12 | 04/12 | 12/12 | |
1 juni | 14/12 | 12/12 | 02/12 | |
1 juli | 12/12 | 12/12 | ||
1 augustus | 10/12 | 10/12 | ||
1 september | 08/12 | 08/12 | ||
1 oktober | 06/12 | 06/12 | ||
1 november | 04/12 | 04/12 | ||
1 december | 02/12 | 02/12 |
BIJLAGE 3 – BIJBETALINGSREGELING
Artikel 1. Algemeen
1. De medewerker die om bedrijfsredenen, zijnde reorganisatie, boventalligheid of verplaatsing op last van de werkgever, blijvend aan minder betaald werk wordt geplaatst en hierdoor maandinkomen derft, ontvangt indien voldaan is aan de hierna te stellen voorwaarden, een blijvende en/of aflopende toeslag.
2. Gereserveerd
3. Onder minder betaald werk wordt verstaan:
a) werk van een lagere salarisschaal;
b) verlies of verlaging van:
− De toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 28.
− De toeslag voor wachtdienst als bedoeld in artikel 31, lid 3.
4a. Onder vroeger en nieuw inkomen wordt verstaan de som van de navolgende inkomenselementen:
- Het salaris als bedoeld in artikel 20.
- De toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 28.
- De toeslag voor wachtdienst als bedoeld in artikel 31, lid 3.
- De gemiddelde feestdagvergoeding als bedoeld in artikel 2, letter g.
- De uitkering ingevolge de WAO en/of WAJONG of WIA.
Voor de aflopende toeslag wordt mede tot het vroeger en nieuw inkomen gerekend de blijvende en/of aflopende toeslag ingevolge deze regeling.
4b. Het vroegere inkomen wordt bepaald naar de situatie zoals deze op de datum van verplaatsing voor de medewerker zou hebben gegolden. Het nieuwe inkomen wordt maandelijks bepaald.
4c. De toeslagen voor ploegendienst en voor wachtdienst worden slechts tot het vroeger inkomen gerekend, indien de bedoelde toeslag gedurende een aantal jaren onmiddellijk aan de verplaatsing voorafgaande door de medewerker voor ten minste 2/3 van de verrichte diensten in zijn normale dienstrooster is genoten.
Het aantal jaren is voor de blijvende toeslag gesteld op vijf en voor de aflopende toeslag op drie, terwijl voor de aflopende toeslag nog als voorwaarde geldt dat de medewerker ten minste drie jaar in dienst is. De gemiddelde feestdagvergoeding wordt slechts tot het vroeger inkomen gerekend, indien met betrekking tot de toeslag voor ploegendienst is voldaan aan het voren gestelde.
4d. Het vroeger inkomen bedraagt maximaal het inkomen laatstelijk genoten vóór de datum van ingang van een uitkering als bedoeld in artikel 45 lid 10.
Artikel 2. Blijvende toeslag
1. De medewerker ontvangt een blijvende toeslag mits op het tijdstip van verplaatsing aan minder betaald werk de som van leeftijd en dienstjaren bij de werkgever ten minste 60 bedraagt.
Bij verlies of verlaging van de toeslag(en) als bedoeld in artikel 1, lid 3, letter b van deze bijlage ontvangt de medewerker eerst een blijvende toeslag, indien de inkomensachteruitgang als gevolg van dit verlies of deze verlaging ten minste 3% bedraagt van het salaris als bedoeld in artikel 20.
2a. De toeslag bedraagt bij: | ||
minder dan 26 dienstjaren : | 60% | van het verschil, |
26 dienstjaren : | 65% | van het verschil, |
27 dienstjaren : | 70% | van het verschil, |
28 dienstjaren : | 75% | van het verschil, |
29 dienstjaren : | 80% | van het verschil, |
30 dienstjaren : | 85% | van het verschil, |
31 dienstjaren : | 90% | van het verschil, |
32 dienstjaren : | 95% | van het verschil, |
33 of meer dienstjaren : | 100% | van het verschil, |
tussen het vroeger en nieuw inkomen
Voor de medewerker die op het tijdstip van verplaatsing de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt, bedraagt de toeslag 100% van het verschil tussen het vroeger en het nieuw inkomen.
2b. Bij overwerk waarvoor geen compenserend vrij wordt opgenomen wordt per uur overwerk 1/174 gedeelte van de toeslag toegekend.
Voor degene die een uitkering ingevolge de WAO en/of WAJONG of WIA ontvangt, wordt hierbij onder toeslag verstaan de toeslag welke zou zijn ontvangen indien de medewerker geen van deze wettelijke uitkeringen zou ontvangen.
3a. Bij een verdere verplaatsing is voor de hoogte van de toeslag bepalend de leeftijd, het aantal bij de werkgever doorgebrachte dienstjaren en het vroeger inkomen op het tijdstip waarop de medewerker voor het eerst voor een toeslag in aanmerking komt.
3b. Indien echter bij een verdere verplaatsing toepassing van de regeling uitsluitend voor deze verdere verplaatsing voor de medewerker gunstiger is, is voor de hoogte van de toeslag bepalend de leeftijd, het aantal dienstjaren en het vroeger inkomen op het tijdstip van de verdere verplaatsing.
3c. Indien op het tijdstip van verdere verplaatsing de medewerker ten minste 33 dienstjaren heeft vervuld dan wel de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt, bedraagt de toeslag steeds 100% van het verschil tussen het vroeger en het nieuw inkomen. Uitgegaan wordt alsdan van het vroeger inkomen op de datum van de verdere verplaatsing. Onder het vroeger inkomen wordt alsdan mede begrepen de blijvende toeslag.
4. Het vroeger inkomen wordt indien en zodra er sprake is van een algemene aanpassing van
a) de salarissen en/of
b) de toeslagen genoemd in artikel 1 lid 4 sub a, indien en voor zover die toeslagen ook deel uitmaken van het nieuw inkomen,
dienovereenkomstig aangepast.
5. De medewerker die op het tijdstip van verplaatsing 57 jaar of ouder is c.q. 33 of meer dienstjaren heeft vervuld, blijft de voor de verplaatsing geldende salarisschaal titulair/administratief gehandhaafd.
Artikel 3. Aflopende toeslag
1. In aanvulling op art. 1, lid 1, van deze bijlage komt eveneens voor een aflopende toeslag in aanmerking de medewerker die in verband met zijn opleiding aan minder betaald werk wordt geplaatst, tenzij deze opleiding reeds bij indiensttreding is overeengekomen.
2. De medewerker ontvangt een toeslag indien de inkomensachteruitgang als gevolg van de verplaatsing ten minste 0,5% van het vroeger inkomen bedraagt.
3a. De toeslag bedraagt 100% van het verschil tussen het vroeger en het nieuw inkomen. Na de eerste volle kalendermaand wordt het vroeger inkomen maandelijks verminderd met 0,25% van het vroeger inkomen.
Indien de verplaatsing is geschied in de periode gedurende welke de medewerker loondoorbetaling bij ziekte ontvangt, wordt de vermindering eerst toegepast met ingang van de eerste volle kalendermaand na afloop van deze periode.
3b. Bij overwerk waarvoor geen compenserend vrij wordt opgenomen, wordt per uur overwerk 1/174 gedeelte van de toeslag toegekend.
3c. Met ingang van de maand waarin de medewerker de 57-jarige leeftijd bereikt, vindt geen verdere vermindering van de toeslag plaats.
4. Het afgebouwde vroeger inkomen wordt, indien en zodra er sprake is van een algemene aanpassing van
a) de salarissen en/of
b) de toeslagen genoemd in artikel 1 lid 4 sub a, indien en voor zover die toeslagen ook deel uitmaken van het nieuw inkomen,
aangepast met het bedrag waarmee het nieuw inkomen wordt aangepast.
BIJLAGE 4 – COMPENSATIEREGELING LANGDURIGE ARBEIDSONGESCHIKTHEID
(zie ook artikel 46)
Artikel 1. Algemeen
1. De medewerker die om medische redenen blijvend aan minder betaald werk wordt geplaatst en hierdoor maandinkomen derft, wordt hiervoor gecompenseerd.
2. Onder een verplaatsing om medische redenen wordt verstaan een verplaatsing die als zodanig door de bedrijfsarts is geadviseerd.
3. Onder minder betaald werk wordt verstaan:
a. werk van een lagere salarisschaal;
b. verlies of verlaging van:
- De toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 28;
- De toeslag voor wachtdienst als bedoeld in artikel 31, lid 3;
c. blijvend minder werken dan de contractuele arbeidsduur als bedoeld in artikel 38.
4a. Onder vroeger inkomen wordt verstaan het maandinkomen als bedoeld in artikel 2 letter e, verhoogd met voor de medewerker werkzaam in continudienst de gemiddelde feestdagvergoeding als bedoeld in artikel 2 letter g, zoals geldend de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 2 lid 5 van deze bijlage van toepassing is vanaf de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
4b. Onder nieuw inkomen wordt verstaan de som van de navolgende inkomenselementen:
- het salaris als bedoeld in artikel 20;
- de toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 28;
- de toeslag voor wachtdienst als bedoeld in artikel 31, lid 3;
- de uitkering ingevolge de WIA.
Het nieuwe inkomen wordt maandelijks bepaald.
4c. Onder garantietoeslag wordt verstaan het bedrag dat nodig is om het verschil tussen het nieuwe inkomen en het inkomensniveau waarop de medewerker op grond van artikel 2 van deze bijlage aanspraak heeft te overbruggen.
4d. Onder garantie-inkomen wordt verstaan de som van het nieuw inkomen en de garantie- toeslag.
5. De toeslagen voor ploegendienst en voor wachtdienst worden slechts tot het vroeger inkomen gerekend, indien de bedoelde toeslag gedurende vijf jaren onmiddellijk aan de verplaatsing voorafgaande door de medewerker voor ten minste 2/3 van de verrichte diensten in zijn normale dienstrooster is genoten. De gemiddelde feestdagvergoeding wordt slechts tot het vroeger inkomen gerekend, indien met betrekking tot de toeslag voor ploegendienst is voldaan aan het voren gestelde.
6. Het vroegere inkomen bedraagt maximaal het inkomen zoals geldend de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
Artikel 2. De inkomensgarantieregeling
1. Voor de medewerker die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, geldt een inkomensgarantie afhankelijk van het aantal volle dienstjaren op het moment dat de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte eindigt, conform navolgende tabel:
Dienstjaren | Garantie inkomen |
0 t/m 4 | 70% |
5 t/m 9 | 70% |
10 t/m 14 | 70% |
15 t/m 19 | 70% |
20 t/m 24 | 75% |
25 t/m 29 | 75% |
30 t/m 32 | 75% |
≥ 33 | 80% |
Het genoemde percentage wordt berekend over het vroeger inkomen.
2. Voor de medewerker die 35% of meer arbeidsongeschikt is, doch minder dan 80%, geldt een inkomensgarantie als volgt:
2.1. Bij benutting van minder dan 50% van de restcapaciteit bedraagt gedurende de periode waarin een loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA wordt ontvangen, het garantie- inkomen – zo nodig door toekenning van een garantietoeslag – 70% van het vroeger inkomen.
2.2. Indien sprake is van benutting van minder dan 50% van de restcapaciteit in de periode na afloop van de loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA (en aanspraak op een vervolguitkering aan de orde is), zal bespreking hiervan plaatsvinden in de Hardship commissie.
2.3. Bij benutting van meer dan 50% maar minder dan 100% van de restcapaciteit bedraagt zowel gedurende de periode waarin een loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA wordt ontvangen, als die waarin een loonaanvullingsuitkering aan de orde is, het garantie- inkomen – zonodig door toekenning van een garantietoeslag – 75% van het vroeger inkomen.
2.4. Bij benutting van 100% of meer van de restcapaciteit bedraagt zowel gedurende de periode waarin een loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA wordt ontvangen als die waarin een loonaanvullingsuitkering aan de orde is, het garantie-inkomen – zo nodig door toekenning van een garantietoeslag – 80% van het vroeger inkomen.
3. Bij overwerk waarvoor geen compenserend vrij wordt opgenomen wordt per uur overwerk 1/174 gedeelte van de toeslag toegekend.
Voor degene die een uitkering ingevolge de WAO en/of WAJONG of de WIA ontvangt, wordt hierbij onder toeslag verstaan de toeslag welke zou zijn ontvangen indien de medewerker geen van deze wettelijke uitkeringen zou ontvangen.
4. Indien sprake is van een garantie-inkomen mag de medewerker 50% van de toename van het maandinkomen behouden.
5. Het vroeger inkomen wordt indien en zodra er sprake is van een algemene aanpassing van
a. de salarissen en/of
b. de toeslagen genoemd in artikel 1 lid 3 sub b, indien en voor zover die toeslagen ook deel uitmaken van het nieuw inkomen, dienovereenkomstig aangepast.
Artikel 3. De afkoop-/afbouwregeling
1. De inkomensachteruitgang wordt gecompenseerd door een bedrag dat enerzijds afhankelijk is van het inkomensverschil en anderzijds van een tijdvak gerelateerd aan het aantal volle dienstjaren op het moment dat de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte eindigt, conform navolgende tabel:
Dienstjaren 0 t/m 4
5 t/m 9
10 t/m 14
15 t/m 19
20 t/m 24
25 t/m 29
30 t/m 32
≥ 33
Afbouwperiode
-
12 mnd
24 mnd
36 mnd
48 mnd
60 mnd
72 mnd
tot AOW-gerechtigde leeftijd
2. De grondslag voor de compensatie betreft het verschil tussen het vroeger inkomen en het nieuw inkomen na het verstrijken van het tijdvak van loondoorbetaling bij ziekte, met dien verstande dat indien het nieuw inkomen hoger is dan het garantie-inkomen, het nieuw inkomen in aanmerking wordt genomen en in het andere geval het garantie-inkomen. Het gedefinieerde verschil wordt bij 5 of meer dienstjaren lineair afgebouwd tot 0 in het aantal maanden als in voorgaande tabel.
3. De berekening van het bedrag van de compensatie vindt éénmalig plaats, in principe bij het einde van de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte, onder de voorwaarde dat een blijvende (her)plaatsing is gerealiseerd.
4. De compensatie wordt, verhoogd met een opslag van 50% mede ten behoeve van compensatie voor pensioenverlies, uitgekeerd als een bedrag ineens, met dien verstande dat de medewerker desgewenst een deel van dit bedrag kan laten inhouden voor inleg in een pensioenspaarregeling.
Artikel 4. Overgangsregelingen
1. Voor de medewerkers die arbeidsongeschikt waren op 1 januari 2004 en aan wie in verband daarmee een WAO- en/of WAJONG-uitkering is toegekend, blijft de Bijbetalingsregeling zoals deze gold op 29 december 2005 van toepassing.
2. Voor de medewerker van wie het tijdvak van loondoorbetaling als bedoeld in artikel 45 in de periode van 29 december 2005 tot 1 april 2006 is verstreken, geldt bij wijze van overgangsregeling dat, in plaats van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage, de Bijbetalingsregeling zoals deze gold op 29 december 2005, analoog wordt toegepast.
3. Voor de medewerker waarvan op 1 april 2006 de som van leeftijd en dienstjaren 60 of meer bedraagt, geldt bij wijze van overgangsregeling dat, indien en voor zover dit aan de orde zal komen, in plaats van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage, de Bijbetalingsregeling zoals deze gold op 29 december 2005, analoog wordt toegepast.
Artikel 5. Inwerkingtreding
Deze Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid is in werking getreden met ingang van 1 januari 2009.
De datum waarop de WIA [Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen] in werking is getreden is 29 december 2005.
BIJLAGE 5 – ROOSTERS EN NORMEN ARBEIDS- EN RUSTTIJDEN
Roosters, overwerk en normen arbeids- en rusttijden
1. Vaste roosters
A. Algemeen geldende vaste standaardroosters
Dagdienst:
1. De dagen waarop ingevolge het dienstrooster arbeid wordt verricht zijn maandag tot en met vrijdag.
2. Ingevolge dit dienstrooster geldt:
- hetzij een vaste dagelijkse arbeidsduur van 8 uur waarbij de werktijdengrenzen liggen tussen
8.00 uur en 17.45 uur en de pauzeduur minimaal 30 minuten bedraagt;
- hetzij - conform het Reglement/regeling variabele werktijden - een gemiddelde dagelijkse arbeidsduur van 8 uur met dien verstande dat de maximumarbeidsduur per dienst 9 uur en in elke voortschrijdende periode van 16 weken gemiddeld 44 uur per week bedraagt.
Ploegendienst:
Tweeploegendienst
Zo - - | Ma O M | Di O M | Wo O M | Do O M | Vr O M | Za - - |
Drieploegendienst | ||||||
Zo | Ma | Di | Wo | Do | Vr | Za |
- | O | O | O | O | O | - |
N | N | N | N | N | - | |
- | M | M | M | M | M | - |
Vijfploegendienst | ||||||
Zo | Ma | Di | Wo | Do | Vr | Za |
O | O | M | M | N | N | - |
- | - | - | O | O | M | M |
N | N | - | - | - | - | O |
O | M | M | N | N | - | - |
- | - | O | O | M | M | N |
N | - | - | - | - | O | O |
M | M | N | N | - | - | - |
- | O | O | M | M | N | N |
- | - | - | - | O | O | M |
M | N | N | - | - | - | - |
dan wel | ||||||
Zo | Ma | Di | Wo | Do | Vr | Za |
N | - | - | - | M | M | M |
M | - | - | O | O | O | - |
- | N | N | N | N | - | - |
- | M | M | M | - | - | O |
O | O | O | - | - | N | N |
Bij toepassing van een vijfploegendienst wordt de keuze van het rooster bepaald door de eisen van een doelmatige bedrijfsorganisatie en door de wensen van de fabrieksbezetting. Het zoge- naamde 2-2-2-rooster geldt als norm. Op dit rooster wordt overgegaan indien dit niet op bedrijfsorganisatorische bezwaren stuit, tenzij een meerderheid (meer dan 50%) van de fabrieksbezetting dit rooster afwijst.
De werktijden in genoemde roosters zijn: O = ochtenddienst, van 7.00 - 15.00 uur M = middagdienst, van 15.00 - 23.00 uur N = nachtdienst, van 23.00 - 7.00 uur
B. Specifieke vaste maatwerkroosters
Maatwerkroosters ten behoeve van een specifiek bedrijfsonderdeel worden vastgesteld in overleg met de Ondernemingsraad. Hierbij geldt ten aanzien van de arbeidstijden als uitgangspunt een rooster met 8-urige diensten en een gemiddelde arbeidsduur van 40 uur per week.
In voorkomende gevallen kan hiervan gemotiveerd en binnen de standaard- en overlegnormen als weergegeven in onderstaande tabel worden afgeweken.
De roosters moeten ten aanzien van de overige aspecten voldoen aan de standaard- dan wel overlegnormen uit onderstaande tabel of een combinatie van beiden.
Indien het bedrijfsonderdeel gebruik wil maken van een of meer overlegnormen dient er vooroverleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
Medewerkers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Arbeidstijd per dienst | 9 uur | 12 uur |
48 uur | 56 uur | |
Arbeidstijd in elke periode van 4 weken | Gemiddeld 46 uur per week | Gemiddeld 52 uur per week |
Arbeidstijd per referentieperiode | In elke periode van 16 weken gemiddeld 44 uur per week; indien sprake is van 16 of meer nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week | In elke periode van 52 weken gemiddeld 44 uur per week; indien sprake is van nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week |
Wekelijkse onafgebroken rusttijd | 36 uur per 7 x 24 uur, of 72 uur per 14 x 24 uur, welke opgesplitst kan worden in perioden van minimaal 32 uur | |
Dagelijkse onafgebroken rusttijd | 11 uur per 24 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) | |
Arbeidsverbod en uitzonderingen | Op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij: (a) het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit of (b) de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en het medezeggenschapsorgaan, of bij het ontbreken daarvan de belanghebbende medewerkers, daarmee instemt, en de betrokken medewerker daar voor dat geval mee instemt. |
1 Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde arbeidstijden met een kwartier worden verlengd.
2 Waar in het schema sprake is van een week wordt de periode van maandag 00:00 uur tot de daaropvolgende zondag 24:00 uur bedoeld. Is sprake van een veelvoud van een aantal achtereenvolgende weken, dan worden evenzoveel
veelvouden van deze periode bedoeld.
3 De referentieperiode van 24 uur of een veelvoud daarvan waarbinnen de voorgeschreven rusttijden moeten worden genoten vangt aan op het eerste tijdstip van iedere kalenderdag waarop de medewerker voor het eerst op die dag arbeid verricht. Indien een dienst begint op de ene dag en eindigt op de volgende dag, is dat tijdstip 0:00 uur van die volgende dag (tenzij op dat moment net gepauzeerd wordt; in dat geval bepaalt het einde van de pauze het tijdstip). Is op de ene dag voorafgaand aan die betreffende dienst niet ook nog in een andere dienst gewerkt, dan
is op die dag het begintijdstip van de dienst het tijdstip waarop de referentieperiode van 24 uur of een veelvoud daarvan aanvangt. Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde rusttijden met een kwartier worden ingekort.
4 Met de zondag wordt de periode van zondag 0:00 uur tot zondag 24:00 uur bedoeld.
Medewerkers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Zondagsbepaling | In geval van arbeid op zondag minimaal 4 vrije zondagen in elke periode van 13 weken | In geval van arbeid op zondag minimaal 13 vrije zondagen in elke periode van 52 weken. In geval van arbeid op zondag mag alle zondagen gewerkt worden, waarbij uitsluitend op 40 of meer zondagen in elke periode van 52 weken arbeid wordt verricht mits bij collectieve regeling afgesproken en als de betrokken medewerker daar voor dat geval mee instemt. |
Nachtarbeid en diensten | ||
Onafgebroken rusttijd na een nachtdienst 5 die eindigt na 2:00 uur | 14 uur | 14 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) |
Onafgebroken rusttijd na een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten 6 | 48 uur | 46 uur |
Arbeidstijd per nachtdienst | 8 uur | 10 uur (tussen vrijdag 18:00 uur en maandag 8:00 uur maximaal 2x te verlengen tot 11 uur 7 onder gelijktijdige inkorting van de rust na die verlengde nachtdienst tot minimaal 12 uur, onder voorwaarde dat 26x in elke periode van 52 weken geen arbeid tussen zaterdag 0:00 uur en zondag 24:00 uur wordt verricht) |
Maximumaantal nachtdiensten of nachturen | In elke periode van 16 weken 36 nachtdiensten eindigend na 2:00 uur | In elke periode van 52 weken 140 8* nachtdiensten eindigend na 2:00 uur, of in elke periode van 2 weken 38 uur arbeid tussen 0:00 uur en 6:00 uur *uitsluitend bij collectieve regeling |
7 | 8 | |
Maximumaantal achtereenvolgende diensten in een reeks met één of meer nachtdiensten | 6 | 7 |
5 Een nachtdienst is een dienst waarin geheel of gedeeltelijk tussen 00:00 uur en 6:00 uur arbeid wordt verricht. Een (avond)dienst die door overwerk na 24:00 uur eindigt wordt alleen als nachtdienst aangemerkt als er meer dan 1 uur arbeid na 24:00 uur plaatsvindt.
6 Een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten bestaat uit een serie van achtereenvolgende nachtdiensten die niet wordt onderbroken door een wekelijkse rusttijd of een andere dienst dan een nachtdienst. Een dergelijke reeks eindigt altijd zodra sprake is van na zo’n reeks door de standaardnorm voorgeschreven rusttijd van 48 uur.
7 Indien door alleenarbeid of de aard van de arbeid geen pauze kan worden genoten, mag de nachtdienst verlengd worden tot 12 uur.
8 Bij collectieve regeling mag het aantal nachtdiensten worden verhoogd van 117 naar 140 nachtdiensten per jaar. Over deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
9 Een reeks diensten is een serie achtereenvolgende diensten die niet door een wekelijkse rusttijd worden onder- broken. Met andere woorden: voorafgaand en volgend op een reeks is altijd sprake van een wekelijkse rust.
Medewerkers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Arbeidstijd per dienst > 5½ uur | Minimaal ½ uur (op te splitsen in 2x ¼ uur) | *Uitsluitend bij collectieve regeling |
Arbeidstijd per dienst > 10 uur | Minimaal ¾ uur (op te splitsen in pauzes van minimaal ¼ uur) |
Mededeling vaste roosters/registratie
De werkgever deelt de vastgestelde roosters ten minste 28 dagen voor invoering aan de betrokken medewerkers mede. Afwijking van deze termijn is middels afspraken met de Ondernemingsraad mogelijk.
De vastgestelde roosters worden schriftelijk vastgelegd en op een zodanige wijze bewaard, dat iedere medewerker de mogelijkheid heeft hiervan desgewenst kennis te nemen.
De arbeids- en rusttijden worden geregistreerd met historische vastlegging, en in de bijbehorende brondocumenten/ESS.
2. Overwerk
Overwerk vindt zijn basis in de CAO. Het overwerkartikel stelt onder meer dat onder overwerk verstaan wordt het werk dat in opdracht van de werkgever wordt verricht boven de normale arbeidsduur per dienst welke volgens dienstrooster geldt. Niet als overwerk wordt beschouwd het op enige kalenderdag verrichte werk van een dienst volgens het geldende dienstrooster, waarvan het aanvangsuur is verlegd en de arbeidsduur gelijk is gebleven.
Overwerk zal zowel in het algemeen als voor iedere medewerker afzonderlijk door een actief beleid worden beperkt tot gevallen, waarin de werkgever het om bedrijfsredenen strikt noodzakelijk acht.
Wanneer overwerk aldus noodzakelijk is, gelden na overleg met de medewerker de in onderstaande tabel opgenomen standaardnormen. Wanneer men verder gebruik wil maken van de overlegnormen uit die tabel, kan dit alleen geschieden in overleg met de medewerker.
Met betrekking tot eventueel overwerk op zondag dient de nodige terughoudendheid te worden betracht.Het overwerk (uitgesplitst naar overwerk binnen de standaardnormen en de overlegnormen) dient per kwartaal in een nader met de Ondernemingsraad af te spreken vorm aan de Ondernemingsraad te worden gerapporteerd.
Medewerkers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Arbeidstijd per dienst | 11 uur | |
55 uur | 60 uur | |
Arbeidstijd in elke periode van 4 weken | Gemiddeld 50 uur per week | Gemiddeld 5515 uur per week |
10 Een pauze is een aaneengesloten periode van minimaal 15 minuten waarmee de arbeid gedurende een dienst wordt onderbroken en waarin de medewerker geen enkele verplichting heeft ten aanzien van de bedongen arbeid.
11 *Bij deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
12 Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde arbeidstijden met een kwartier worden verlengd. 13 Indien dit vanwege een feestdag noodzakelijk is, mag de arbeidstijd 2x in de 7 x 24 uur voorafgaand aan die feest- dag worden verlengd tot 14 uur. Indien sprake is van noodzakelijke werkzaamheden die geen uitstel gedogen en
niet anders zijn te organiseren, mag de arbeidstijd 1x in elke periode van 2 weken worden verlengd tot 14 uur.
14 Waar in het schema sprake is van een week wordt de periode van zondag 0:00 uur tot de daaropvolgende zaterdag 24:00 uur bedoeld. Is sprake van een veelvoud van een aantal achtereenvolgende weken, dan worden evenzoveel veelvouden van deze periode bedoeld.
15 In collectief overleg tussen werkgever en vakorganisaties mag worden afgeweken van de norm van gemiddeld 55 uur per week.
Medewerkers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Arbeidstijd per referentieperiode | In elke periode van 16 weken gemiddeld 45 uur per week; indien sprake is van 16 of meer nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week | In elke periode van 16 weken gemiddeld 48 uur per week; In elke periode van 5217 weken gemiddeld 48 uur per week; indien sprake is van nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week |
Wekelijkse onafgebroken rusttijd | 36 uur per 7 x 24 uur of 72 uur per 14 x 24 uur, welke opgesplitst kan worden in perioden van minimaal 32 uur | |
Dagelijkse onafgebroken rusttijd | 11 uur per 24 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8uur) | |
Arbeidsverbod en uitzonderingen | Op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij: (a) het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit, of (b) de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en het mede- zeggenschapsorgaan, of bij het ontbreken daarvan de belanghebbende medewerkers, daarmee instemt, en de betrokken medewerker daar voor dat geval mee instemt | |
Zondagsbepaling | In geval van arbeid op zondag minimaal 4 vrije zondagen in elke periode van 13 weken | In geval van arbeid op zondag minimaal 13 vrije zondagen in elke periode van 52 weken. In geval van arbeid op zondag mag alle zondagen gewerkt worden, waarbij uitsluitend op 40 of meer zondagen in elke periode van 52 weken arbeid wordt verricht mits bij collectieve regeling afgesproken en als de betrokken medewerker daar voor dat geval mee instemt |
Nachtarbeid en diensten | ||
Onafgebroken rusttijd na een nacht- dienst20 die eindigt na 2:00 uur | 14 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) |
16 Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde arbeidstijden met een kwartier worden verlengd.
17 Voor deze verlenging moet er tussen partijen op CAO niveau overeenstemming zijn.
18 De referentieperiode van 24 uur of een veelvoud daarvan waarbinnen de voorgeschreven rusttijden moeten worden genoten vangt aan op het eerste tijdstip van iedere kalenderdag waarop de medewerker voor het eerst op die dag arbeid verricht.
Indien een dienst begint op de ene dag en eindigt op de volgende dag, is dat tijdstip 0:00 uur van die volgende dag (tenzij op dat moment net gepauzeerd wordt; in dat geval bepaalt het einde van de pauze het tijdstip). Is op de ene dag voorafgaand aan die betreffende dienst niet ook nog in een andere dienst gewerkt, dan is op die dag het begintijdstip van de dienst het tijdstip waarop de referentieperiode van 24 uur of een veelvoud daarvan aanvangt. Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde rusttijden met een kwartier worden ingekort.
19 Met de zondag wordt de periode van zondag 0:00 uur tot zondag 24:00 uur bedoeld.
20 Een nachtdienst is een dienst waarin geheel of gedeeltelijk tussen 00:00 uur en 6:00 uur arbeid wordt verricht. Een (avond)dienst die door overwerk na 24:00 uur eindigt wordt alleen als nachtdienst aangemerkt als er meer| dan 1 uur arbeid na 24:00 uur plaatsvindt.
Medewerkers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Nachtarbeid en diensten | ||
Onafgebroken rusttijd na een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten21 | 48 uur | 46 uur |
Arbeidstijd per nachtdienst | 9 uur | 10 uur (hetzij maximaal 5x in elke periode van 14 x 24 uur en 22x in elke periode van 52 weken te verlengen tot 12 uur onder gelijktijdige inkorting van de rust na die verlengde nachtdienst tot minimaal 12 uur, hetzij tussen vrijdag 18:00 uur en maandag 8:00 uur maximaal 2x te verlengen tot 11 uur22 onder gelijktijdige inkorting van de rust na die verlengde nachtdienst tot minimaal 12 uur, onder voorwaarde dat 26x in elke periode van 52 weken geen arbeid tussen zaterdag 0:00 uur en zondag 24:00 uur wordt verricht) |
Maximumaantal nachtdiensten of nachturen | In elke periode van 16 weken 36 nachtdiensten eindigend na 2:00 uur | In elke periode van 52 weken 14023 nachtdiensten eindigend na 2:00 uur, of in elke periode van 2 weken 38 uur arbeid tussen 0:00 uur en 6:00 uur |
7 | 11 | |
Maximumaantal achtereenvolgende diensten in een reeks met één of meer nachtdiensten | 7 | 8 |
Arbeidstijd per dienst > 5½ uur | Minimaal ½ uur (op te splitsen in 2x ¼ uur) | *Uitsluitend bij collectieve regeling |
Arbeidstijd per dienst > 10 uur | Minimaal ¾ uur (op te splitsen in pauzes van minimaal ¼ uur) |
Mededelingstermijn
Omtrent overwerk wordt zo tijdig mogelijk met de medewerker overleg gepleegd.
21 Een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten bestaat uit een serie van achtereenvolgende nacht- diensten die niet wordt onderbroken door een wekelijkse rusttijd of een andere dienst dan een nachtdienst.
Een dergelijke reeks eindigt altijd zodra sprake is van na zo’n reeks door de standaardnorm voorgeschreven rusttijd van 48 uur.
22 Indien door alleenarbeid of de aard van de arbeid geen pauze kan worden genoten, mag de nachtdienst verlengd worden tot 12 uur.
23 Bij collectieve regeling mag het aantal nachtdiensten worden verhoogd van 117 naar 140 nachtdiensten per jaar. Over deze verlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
24 Een reeks diensten is een serie achtereenvolgende diensten die niet door een wekelijkse rusttijd worden onder- broken. Met andere woorden: voorafgaand en volgend op een reeks is altijd sprake van een wekelijkse rust.
25 Een pauze is een aaneengesloten periode van minimaal 15 minuten waarmee de arbeid gedurende een dienst wordt onderbroken en waarin de medewerker geen enkele verplichting heeft ten aanzien van de bedongen arbeid.
26 *Bij deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
3. Overige situaties
De onder 2. vermelde normen gelden ook voor een aantal overige situaties te weten:
- voor reservisten ingeval er sprake is van invallen,
- bij wisseling van dienstrooster of verlegging van het aanvangsuur van de dienst; de wisseling/verschuiving wordt geregistreerd in de bijbehorende brondocumenten/ESS.
In deze gevallen is voor het gebruik van de overlegnorm niet de individuele instemming van de medewerker vereist.
4. Bijzondere situaties zoals spoedeisende werkzaamheden, stops en speciale projecten
Spoedeisende werkzaamheden
Onder spoedeisende werkzaamheden, ook wel noodzakelijke werkzaamheden genoemd, wordt verstaan de arbeid die geen uitstel gedoogt en door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet is te voorkomen.
Spoedeisende werkzaamheden kunnen door het bedrijf eenzijdig worden opgedragen.
Voor spoedeisende werkzaamheden gelden in beginsel de onder 2. genoemde overlegnormen, zonder dat daarvoor de individuele instemming van de medewerker is vereist.
Indien sprake is van een onvoorziene situatie met ernstig gevaar voor personen of goederen, zijn de normen onder 1. en 2. genoemd niet van toepassing, met uitzondering van de onder 2. genoemde overlegnorm met betrekking tot de maximumarbeidstijd per referentieperiode. Indien hierdoor de medewerker rusttijd als genoemd onder 2. mist, moet deze zo spoedig mogelijk na afloop van de onvoorziene situatie worden gecompenseerd.
Stops en speciale projecten
Voor stops en speciale projecten (bijv. opstart fabriek) kunnen in overleg met de Ondernemingsraad tijdelijke bijzondere roosters resp. werktijden worden afgesproken binnen de onder 2. vermelde normen.
Rapportage
Over de bijzondere situaties, zoals spoedeisende werkzaamheden, stops en speciale projecten, dient per kwartaal aan de Ondernemingsraad te worden gerapporteerd over de terzake met de Ondernemingsraad besproken aspecten.
5. Wachtdienst
Wachtdienst kan worden toegepast, mits instemming van de Ondernemingsraad is verkregen. Onder wachtdienst, ook wel consignatie genoemd, wordt - in overeenstemming met de Arbeids- tijdenwet - verstaan de tijdruimte tussen twee elkaar opeenvolgende diensten of tijdens een pauze, waarin de medewerker uitsluitend verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoor- ziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.
Voorwaarden
Bij het opleggen van wachtdienst dienen de in onderstaande tabel opgenomen standaard- en overlegnormen in acht genomen te worden. Voor toepassing van de overlegnorm is overleg met de Ondernemingsraad vereist.
Normen
Medewerkers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Periode zonder consignatie in elke periode van 28 x 24 uur | 14 x 24 uur, op te splitsen in perioden van minimaal 24 uur waarbij ten minste tweemaal gedurende een periode van 48 uur ook geen arbeid wordt verricht | 14 x 24 uur, op te splitsen in perioden van minimaal 24 uur waarbij ten minste tweemaal gedurende een periode van 48 uur ook geen arbeid wordt verricht; in afwijking hiervan kan elke pauze consignatie worden opgelegd |
Consignatie voor en na een nachtdienst | 11 uur voor en 14 uur na een nachtdienst niet toegestaan | |
Maximumarbeidstijd per 24 uur | 13 uur | |
Maximumarbeidstijd per week | 60 uur | |
Maximumarbeidstijd in elke periode van 16 weken | 45 uur | 48 uur |
Maximumarbeidstijd in elke periode van 16 weken indien per 16 weken 16 keer of meer keer in die periode consignatie tussen 00.00 uur en 06.00 uur wordt opgelegd | Xxxxxxxxx 40 uur per week | Xxxxxxxxx 45 uur per week, mits bij arbeid uit een oproep tussen 0:00 uur en 6:00 uur uiterlijk om 24:00 uur daarop 8 uur onafgebroken rusttijd is |
Minimumarbeidstijd bij een oproep tijdens consignatie | ½ uur; bij een oproep binnen een ½ uur na afloop van de arbeid uit de vorige oproep, wordt de arbeid uit beide oproepen als één beschouwd | |
Zondagsbepaling | In geval van arbeid op zondag minimaal 4 vrije zondagen in elke periode van 13 weken of minimaal 13 vrije zondagen in elke periode van 52 weken. | In geval van arbeid op zondag mag alle zondagen gewerkt worden, waarbij uitsluitend op 40 of meer zondagen in elke periode van 52 weken arbeid wordt verricht als de betrokken medewerker daar voor dat geval mee instemt |
Met betrekking tot wachtdienst dient per kwartaal aan de Ondernemingsraad te worden gerapporteerd over de gerealiseerde arbeidstijden.
27 Consignatie is de bereikbaarheid van de medewerker tussen twee opeenvolgende diensten of tijdens de pauze om in onvoorziene omstandigheden bij oproep zo spoedig mogelijk aan het werk te gaan. Een dergelijke oproep gaat dan boven de voorschriften over de rusttijden en pauzes. Een oproep wordt niet aangemerkt als (nacht)dienst, maar vanaf het moment van oproep is wel sprake van arbeidstijd.
28 Bij deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.