MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 8780
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 7-5-1997, nr. 86
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET ZIEKENHUISWEZEN
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Nederlandse Zorgfederatie als partij te ener zijde mede namens de ABVA/KABO, de CFO/SBG en de Federatie van Verenigingen van hogere functionarissen in de gezondheids- en bejaar- denzorg als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereen- komst voor het Ziekenhuiswezen, strekkende tot algemeen verbindend- verklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst,
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijke bezwaren zijn inge- bracht door:
A. mw. S. G. Xxxxxx Xxxxxxxxx;
B. het Landelijk overleg van medezeggenschapscommissies en onder- nemingsraden van ziekenhuizen (LOMOZ);
C. mr. X. X. Xxxxxx namens Nieuwe Unie ’91 (Nu’91)
dat deze bezwaren als volgt kunnen worden samengevat: Ad. A en B
Beide bezwaarden tekenen bezwaar aan tegen artikel 11 van de Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden – waarin een regeling is opgenomen omtrent de arbeidsduur van werknemers van 55 jaar en ouder (55+-regeling) – omdat het desbetreffende artikel in strijd is met
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1997 CAO878097
6C0229 1
het bepaalde in de Nederlandse Grondwet, c.q. de Algemene Wet Gelijke behandeling.
Ad. C
De wijzigingen in de uitvoeringsregeling onregelmatige dienst (ORT) zijn volgens bezwaarde in strijd met de wet, danwel het effect ervan is in strijd met de wet. De wijzigingen zijn voornamelijk voor het verple- gend personeel nadelig en hebben als gevolg een verminderde beloning voor deze groep werknemers, waarvan 64 procent parttime werkt. Van deze groep is 78 procent vrouw. Er is dus sprake van een ruime meer- derheid vrouwelijke deeltijdwerkers. Derhalve is er volgens bezwaarde sprake van een inbreuk op het verbod van indirect onderscheid tussen mannen en vrouwen ex artikel 0000xx XX en Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen (WBG).
Bezwaarde heeft als betrokken werknemersorganisatie tegen het principe- akkoord gestemd en de onderhavige CAO niet ondertekend, omdat de leden geen belangstelling hebben voor de 36-urige werkweek omdat er geen sprake is van herbezetting. Vanwege het tekort aan verplegend en verzorgend personeel op de arbeidsmarkt zijn de leden van NU’91 ervan overtuigd dat de werkdruk zal toenemen ten koste van de kwaliteit van de zorg.
Het bezwaar richt zich tevens tegen avv van artikel 4 van de uitvoerings- regeling verlof betreffende verlof in verband met het lidmaatschap werk- nemersorganisatie. Nu’91 is niet langer partij bij de onderhavige CAO, waardoor derhalve aan de leden geen verlof en geen faciliteiten voor vakbondswerk zullen worden verleend. Deze ongeoorloofde bevoorde- ling van werknemers aangesloten bij een bepaalde vakvereniging is in strijd met goed werkgeverschap en met het recht op collectief onderhan- delen en een beperking van het recht om vrijelijk werkzaamheden te ont- plooien. De bepaling is volgens bezwaarde in strijd met artikel 19 van de Grondwet en internationale regelgeving.
Overwegende ten aanzien van de bezwaren:
Ad. A en B
Artikel 11 van de uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden bepaalt, dat voor de werknemer van 55 jaar of ouder die meer dan 32 uur per week werkzaam is, het aantal uren waarop arbeid wordt verricht op gemiddeld 32 uur per week wordt vastgesteld met volledige doorbetaling van loon, maar met inlevering van ADV- en leeftijdsdagen, tenzij de werknemer hiervan geen gebruik wenst te maken. Naar de mening van bezwaarden worden door deze regeling deeltijdwerkers ongelijk behan- deld en omdat deeltijdwerkers meestal vrouwen zijn, is de bepaling in strijd met wetgeving gelijke behandeling.
Sinds 1 noveber 1996 is van kracht een verbod tot het maken van onder- scheid tussen werknemers naar arbeidsduur tenzij een dergelijk onder-
2
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
scheid objectief gerechtvaardigd is (artikel 7:648 BW). Bij een beroep hierop is – in tegenstelling tot een beroep op de Wet gelijke behande- ling van mannen en vrouwen – niet relevant of vooral vrouwen worden getroffen. Wel relevant is en blijft, dat afwijking van het verbod moge- lijk is mits daarvoor een objectieve rechtvaardiging kan worden aange- voerd.
Krachtens staand avv-beleid komen niet voor avv in aanmerking, omdat zij indirect onderscheid maken, CAO-bepalingen op grond waarvan de basisbeloning en de vakantiebijslag van (kleine)deeltijdwerkers niet naar evenredigheid wordt berekend van de beloning van vergelijkbare voltijd- werkers, alsmede bepalingen in VUT-CAO’s op grond waarvan deeltijd- werkers die geen toegang hebben tot de VUT niettemin premieplichtig zijn. Afwijking van het verbod van onderscheid bij deze arbeidsvoor- waarden moet in zijn algemeenheid als niet te rechtvaardigen worden geoordeeld. Getoetst aan de criteria die krachtens de Wet en blijkens ont- wikkelde jurisprudentie aan een objectieve rechtvaardiging worden ge- steld, is dit onderscheid niet te rechtvaardigen.
Weigering van avv wegens strijd met artikel 7:648 BW is alleen moge- lijk als duidelijk is dat de objectieve rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid ontbreekt. Dit is bij genoemde bepaling op voorhand niet vast te stellen.
Het uiteindelijke oordeel of een afwijking van het verbod tot het maken van onderscheid tussen werknemers naar arbeidsduur objectief gerecht- vaardigd is, is aan de rechter.
Ad. C
De inhoud van de uitvoeringsregeling onregelmatige dienst (ORT) is een zaak van CAO-partijen. Algemeen verbindendverklaring is een CAO- ondersteunend instrument, waardoor onder meer concurrentie op het gebied van de kosten van arbeidsvoorwaarden wordt tegengegaan. Bij zowel de toekenning van de ORT als bij de wijziging van de uren waar- over ORT wordt toegekend wordt overigens blijkens het commentaar van CAO-partijen geen onderscheid gemaakt tussen voltijd- en deeltijd- werkers.
De invoering van de 36-urige werkweek is nog niet in de CAO geregeld. Het is derhalve nog niet mogelijk hiertegen bezwaar tegen te maken.
Artikel 4 van de uitvoeringsregeling verlof betreft verlof in verband met lidmaatschap werknemersorganisatie ,,partij bij de CAO’’. Een derge- lijke bepaling komt niet voor algemeen verbindendverklaring in aanmer- king, tenzij neutraal geformuleerd en in duur begrensd, omdat dit een ongeoorloofd onderscheid tussen georganiseerden en xxxxxx xxxxxxxx- seerden zou veroorzaken.
3
Overwegende tenslotte dat de bezwaren van dien aard zijn dat zij – behoudens het bezwaar van NU’91 tegen artikel 4 van de uitvoerings- regeling verlof – algemeen verbindendverklaring van de onderhavige CAO niet in de weg staan;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Gezien het overleg met de Stichting van de Arbeid Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1998 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Ziekenhuiswezen, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
I. STATUUT SOCIAAL BELEID Karakter van het Statuut Sociaal Beleid
Partijen bij deze CAO zijn van mening dat in instellingen een verant- woord sociaal beleid dient te worden gevoerd. Gezien de ontwikkelin- gen in de samenleving dient dit beleid dynamisch te zijn en zich proces- matig te ontwikkelen. Dit houdt in dat het Statuut Sociaal Beleid een richtsnoer is waarlangs het sociaal beleid in de instellingen zich met name in het overleg tussen werkgever en ondernemingsraad behoort te ontwikkelen.
Doelstellingen sociaal beleid
– gestalte geven aan een zodanige organisatie en zodanige gezagsver- houdingen, dat daarin de medewerkers hun bijdrage aan het goed functioneren van de instelling willen en kunnen geven;
– het zodanig organiseren van werkzaamheden, dat er sparke is van zinvolle arbeid met een zo groot mogelijke eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid, aangepast aan aanleg, capaciteit en ambities van de medewerkers;
– medewerkers betrekken bij het inrichten van de eigen werksituatie en bij het bepalen van het beleid binnen de instelling;
– voorwaarden scheppen voor de ontplooiing van de medewerkers;
– het binnen de mogelijkheden van de instelling goede materiële voor- zieningen voor de medewerkers scheppen volgens maatschappelijk
4
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
verantwoorde, voor iedereen inzichtelijke, zo objectief mogelijke cri- teria;
– daar waar opleidingen worden gegeven in de organisatie, een zoda- nige leer- en werksituatie met de daarmede samenhangende referen- tiekaders scheppen, dat beide facetten tot hun recht komen.
Middelen
Het gebruik van de hieronder genoemde middelen dient geënt te zijn op de stand van zaken in een zich steeds ontwikkelende maatschappij. De hieronder aangegeven volgorde houdt geen prioriteit in: deze middelen vertonen samenhang en worden veelal gelijktijdig aangewend in de hierna te vermelden aandachtgebieden.
– Structuur en dynamiet van de organisatie
Met het oog op openheid en duidelijkheid naar allen dienen de struc- tuur van de organisatie en veranderingen daarin kenbaar en bespreek- baar te zin binnen de instelling.
– Wederzijdse afstemming
Informatie en communicatie zijn in instellingen van gezondheidszorg van groot belang, temeer omdat door de vele zelfstandig werkende afdelingen onderlinge uitwisseling van informatie vaak moeilijk is. Voor het volwaardig laten functioneren van mensen in een samen- werkingsverband is wederzijdse informatie- en communicatie- bereidheid een eerste vereiste.
– Zeggenschapsverhoudingen
Bij de vormgeving en uitvoering van het sociaal beleid dient de medezeggenschap van de medewerkers bevorderd te worden, opdat de medewerkers invloed kunnen uitoefenen op het uitwerken en rea- liseren van de doelstellingen van het totale beleid.
– Spreiding van verantwoordelijkheden en bevoegdheden
De spreiding van verantwoordelijkheden en bevoegdheden zal erop gericht zijn dat allen die binnen de instelling werkzaam zijn – met gebruikmaking van kennis en ervaring – op zinvolle wijze gestalte kunnen geven aan de uitoefening van hun functie.
– Vermenselijking van de arbeid
Het beleid zal zoveel mogelijk bevorderen dat een voor betrokkenen aanvaardbaar evenwicht geschapen wordt tussen de door de organi- satie aan de arbeid te stellen eisen en de mogelijkheden, wensen, vei- ligheid en gezondheid van de medewerkers.
– Opleiding en vorming
Opleidings- en vormingsmogelijkheden, mede gericht op de attitude- vorming en relatievaardigheid, nemen in belangrijkheid toe, vooral
5
omdat zij dikwijls een integrerend onderdeel vormen van andere op gang te brengen zaken.
– Arbeidsvoorwaarden
Het beleid t.a.v. de arbeidsvoorwaarden beoogt de arbeidsverhou- ding, zowel voor wat betreft de daarvoor geldende regels als voor wat betreft hun uitvoering, aan algemene beginselen van rechtvaar- digheid, rechtszekerheid en doelmatigheid te doen beantwoorden.
Aandachtsgebieden
Hoofdgroep Personeelsbeleid
Aandachtsgebied personeelsplanning
Teneinde de continuïteit van de werkgelegenheid – ook van de indivi- duele medewerker – zo goed mogelijk te waarborgen zal de opbouw en de omvang van het personeelsbestand gebaseerd worden op een ade- quate planning, gelet op de functie van de instelling en met inachtne- ming van de gestelde normen. Voor de vaststelling van het medewerkers- bestand dient te worden gekomen tot een formatieplaatsenplan. De vaststelling van dit plan zal in de eerste plaats gericht zijn op het doen bezetten van een zodanig aantal formatieplaatsen dat binnen alle dien- sten en afdelingen een normaal verloop van het werk zal kunnen plaats- vinden binnen de overeengekomen uren. Bij de realisering van het formatieplaatsenplan dienen de effecten van wettelijke regelingen en de bepalingen van deze CAO mede uitgangspunt te zijn. De personeels- planning anticipeert op de te verwachten ontwikkelingen van de instel- ling. Rekening zal daarbij worden gehouden met de loopbaanplanning en de opvang van de invloeden, die gewijzigde eisen aan opbouw, des- kundigheid en omvang van het personeelsbestand stellen.
Aandachtsgebied personeelsvoorziening
– Deeltijdarbeid
De werkgever voert een stimulerend beleid ten aanzien van deeltijdar- beid, ook voor hogere en leidinggevende functies.
Aan verzoeken van personeelsleden en sollicitanten om in deeltijd te gaan werken zal zoveel mogelijk worden tegemoet gekomen. Bij de besluitvorming op individuele verzoeken zullen de belangen van de betrokkenen terdege worden afgewogen, mede tegen de achtergrond van de voorwaarden die gesteld worden door het behoud van kwaliteit en kwantiteit van de dienstverlening, de beheersbaarheid van de organisa- tie en de belangen van de andere medewerkers.
In het personeelsbeleid zal bij de vacaturestelling aandachtspunt zijn of openvallende dan wel nieuwe arbeidsplaatsen ook door twee of meer deeltijdwerkers vervuld kunnen worden, teneinde hiermee in het wervingsbeleid rekening te houden.
6
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– Werving en selectie
Ervan uitgaande dat door het bekendmaken van een vacature en een reactie daarop een relatie ontstaat, die over en weer verplichtingen geeft, wordt bij de bezetting van vacatures het onderstaande beleid nagestreefd:
– Binnen de instelling zal, alvorens buiten de instelling bekendheid wordt gegeven aan bestaande vacatures, een interne sollicitatie- procedure worden gehouden. Indien interne kandidaten aan de functie-eisen voldoen, dan genieten zij de voorkeur.
– Aan afroepmedewerkers, van wiens diensten reeds geruime tijd gebruik wordt gemaakt, wordt de gelegenheid geboden om bij- ontstane vacatures voor een vast dienstverband als interne solli- citant te reflecteren met de daaruit voortvloeiende voorrang bo- ven externe gegadigden. Omvat deze vacature in feite dezelfde functie-inhoud als die welke men als afroepmedewerker uitvoert, dan wordt het uitoefenen van de afroepfunctie gezien als geble- ken geschiktheid voor de vacature in vast dienstverband.
– In personeelsadvertenties wordt relevante informatie verstrekt met betrekking tot de functie-eisen, organisatie- en afdelings- structuur, salarisindicaties, noodzakelijke opleidings- en ervaringseisen en een eventueel psychologisch onderzoek.
– De instelling bericht de sollicitant zo mogelijk binnen 14 dagen na de ontvangst van de sollicitatie dat hij/zij wordt afgewezen of uitgenodigd of dat zijn/haar sollicitatie wordt aangehouden onder vermelding van de termijn waarbinnen nader bericht volgt.
– Met de sollicitanten worden in het eerste stadium van de sollici- tatie afspraken gemaakt over de te volgen procedure, het al of niet gebruik maken van selectiehulpmiddelen, het inwinnen van inlichtingen, de duur van het selectieproces en de kosten- vergoedingen.
– De sollicitant wordt deugdelijk voorgelicht ontrent het doel van een eventueel psychologisch onderzoek en de voor een dergelijk onderzoek algemeen geldende regels. De sollicitant krijgt de mogelijkheid om als eerste en bij terugtrekking als enige van het onderzoekresultaat kennis te nemen.
– Aan de sollicitanten wordt alle informatie verstrekt, welke nood- zakelijk is om een zo volledig mogelijk beeld van de functie te kunnen vormen. Deze informatie wordt voorts zodanig gepresen- teerd dat in voorkomende gevallen de sollicitant kan voorzien of bij hem levende, ernstige gewetensbezwaren tegen bepaalde han- delingen, relevant zijn voor de uitoefening van de functie. Als- dan worden – indien geïndiceerd – mogelijke oplossingen nage- gaan.
7
– Indien de instelling aan derden informatie wil vragen over de sol- licitant, is daartoe toestemming van deze vereist.
– Bij afwijzing wordt de redengeving schriftelijk medegedeeld aan de sollicitant met de mogelijkheid tot het verstrekken van een mondelinge toelichting.
– De door de sollicitant verstrekte dan wel over hem ingewonnen gegevens blijven vertrouwelijk. Schriftelijk gegevens afkomstig van een sollicitant worden uiterlijk 4 weken na de afwijzing aan hem teruggezonden tenzij anders wordt afgesproken.
Bij afwijzing wordt het eventuele psychologisch rapport terug- gestuurd naar de psycholoog en worden andere schriftelijke ge- gevens betreffende de sollicitant – voor zover niet teruggezonden
– vernietigd.
– Introductie
Een goede introductie binnen de instelling moet ertoe leiden dat de medewerker zo vroeg mogelijk vertrouwd raakt met de orga- nisatie en zijn plaats daarin.
Hulpmiddelen kunnen daarbij zijn een introductieboekje en introductiedagen.
– Dossiervorming
De instelling dient regels vast te stellen met betrekking tot de samenstelling, de bewaring, het gebruik en de inzage van dos- siers van medewerkers.
– Beëindiging dienstverband
– Bij het beëindigen van het dienstverband zal, met inachtneming van wettelijke- en CAO-bepalingen hierover, rekening gehouden dienen te worden met de sociale gevolgen voor de medewerker. In het bij- zonder zal tijdig aandacht dienen te worden besteed aan de begelei- ding van medewerkers die een beëindiging van hun dienstverband tegemoet gaan op grond van arbeidsongeschiktheid en (vervroegde) pensionering.
Aandachtsgebied personeelsbeoordeling en loopbaanontwikkeling
– Personeelsbeoordeling
Gestreefd moet worden naar een periodieke systematische perso- neelsbeoordeling. Teneinde de mogelijkheden tot een objectieve be- oordeling te bevorderen zal een systematiek moeten worden toege- past, die:
– voor de gehele instelling gebaseerd is op dezelfde uitgangspun- ten
– voor de medewerker doorzichtig en begrijpelijk is
– voor de medewerker mogelijkheden tot het instellen van beroep inhoudt
– bij een negatieve beoordeling overleg met de werknemer inhoudt om in de toekomst negatieve beoordeling zo mogelijk te voorko- men.
8
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– Loopbaanontwikkeling
Het beleid van de instelling is er in deze op gericht om, gebaseerd op het formatieplaatsenplan, iedere medewerker de gelegenheid te geven overeenkomstig eigen capaciteit, mogelijkheden en ambities een opti- male bijdrage te leveren aan het functioneren van de instelling.
Belangrijke instrumenten kunnen hierbij zijn het resultaat van een belangstellingsonderzoek, zoals dat bijvoorbeeld uit de personeels- beoordeling naar voren kan komen, alsmede het bevorderen van interne sollicitatie bij vacatures.
Aandachtspunt hierbij is het wegnemen van belemmeringen die het doorstromen van vrouwen naar hogere functies bemoeilijken.
Voldoen zij aan de functie-eisen dan genieten zij bij gebleken gelijke geschiktheid de voorkeur.
– Functioneren
De werknemer dient zich optimaal te kunnen ontplooien in zijn functie. Functioneringsgesprekken kunnen hiertoe een bijdrage leveren. Gestreefd moet worden naar een periodiek systeem van functioneringsgesprekken.
Aandachtsgebied leeftijdsbewust personeelsbeleid
In het kader van een leeftijdsbewust personeelsbeleid treft de werkgever een regeling waarin ondermeer maatregelen zijn opgenomen om de werkbelasting van de oudere werknemer te verlichten. Deze maatrege- len kunnen betreffen:
– scholing
– doorstroming naar andere functies
– functie-aanpassing
Aandachtsgebied werklastbeheersing
Een systeem van werklastbeheersing maakt deel uit van het door de instelling te voeren beleid ten aanzien van de zorgverlening met als doel afstemming van zorgvraag en zorgaanbod.
Aandachtgebied personele organisatie en fucntiewaardering
In het proces dat leidt tot een goede personele organisatie kan een sys- teem van functiewaardering een belangrijk hulpmiddel zijn.
9
Hoofdgroep opleiding en vorming
Aandachtsgebied in- en externe beroepsopleiding, her- en bijscholing
Hierin zijn samengebundeld die activiteiten die voortvloeien uit beroeps- opleidingen, her- en bijscholing, welke gericht zijn op het verkrijgen van resp. instandhouden van kennis, inzicht en vaardigheid, waaronder be- grepen sociale vaardigheid, benodigd voor een goede taakvervulling.
Het beleid van de instelling dient er op gericht te zijn dat bevorderende maatregelen worden genomen om medewerkers in de gelegenheid te stellen om beroepsopleidingen, her- en bijscholing te volgen, voorzover nodig ook waar deze extern worden gegeven.
Daar waar een inservice-opleiding wordt gegeven in de instelling dient een zodanige onderwijsleersituatie en werksituatie met de daarmede samenhangende referentiekaders te worden geschapen, dat de beide facetten van het leerling/werknemer zijn tot hun recht kunnen komen. Ten aanzien van stagiaires dient de instelling zich te realiseren, dat de stagiare boventallig is en zijn aanwezigheid ten doel heeft te leren.
Dat wil zeggen dat participatie in het arbeidsproces pas dan verantwoord is als dat gebeurt op basis van leerdoelen. De instelling draagt zorg dat de praktijkbegeleiding volgens de vigerende Regeling opleiding diploma verpleegkundige en Regeling opleiding diploma Ziekenverzorging of de samenwerkingsovereenkomst wordt gerealiseerd.
Aandachtsgebied vorming, management- en kaderopleidingen
Aan deze leerprocessen, dia alle met vorming te maken hebben zal door- gaans verbonden moeten zijn, dat het operationeel maken van de opge- dane leerervaring in de werksituatie begeleid wordt. Het beleid van de instelling dient erop gericht te zijn dat medewerkers in de gelegenheid worden gesteld zich ten aanzien hiervan te ontwikkelen.
Behalve dat dat voor de medewerkers in het algemeen van belang is, kan het in de instelling bijdragen aan de beïnvloeding van de wijze van leidinggeven, de wijze van invoering van functiewaardering, de wijze van toepassing van beoordelingssystemen, werkoverleg en relatie- vorming tussen patiënten/familie en medewerkers.
Hoofdgroep sociaal proces
Aandachtsgebied veranderingsprocessen
Veranderingsprocessen worden veelal ingeleid door ontwikkelingen welke zich in de maatschappij voordoen en worden daardoor beïnvloed. Binnen het raam van het sociaal beleid vereisen deze processen goede begeleiding.
Aandachtpunten daarbij zijn goede arbeidsverhoudingen en een doelma- tige organisatie.
10
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Aandachtsgebied werkoverleg
Het beleid van de instelling is erop gericht mede door middel van werk- overleg de mogelijkheden te vergroten voor alle medewerkers zich meer en sterker bij hun werk betrokken te voelen.
Onder werkoverleg wordt met name verstaan:
Open overleg binnen afdelingsgebonden groepen van medewerkers en niet overleg op individuele basis. In beginsel behoren alle medewerkers deel te (kunnen) nemen aan werkoverleg. Daarmee komen dus de mede- werkers als groep, en de groepsprocessen dich zich daarbij voordoen, in de aandacht te staan.
Bij werkoverleg gaat het om regelmatig en integraal geregeld overleg, niet over een incidentele en willekeurige aktiviteit.
Werkoverleg is niet vrijblijvend; eenmaal ingevoerd kan het niet zonder meer, naar believen van de leiding, worden afgeschaft; het is een weder- kerig rechtens aanvaarde nieuwe relatie.
Werkoverleg houdt in dat binnen de desbetreffende afdelingsgebonden groepen de medewerkers deelnemen in en invloed uitoefenen op het beleid onder meer betreffende:
a. de structuur van het werk: werkverdeling, werkorganisatie, werk- methoden en outillage, afdelingstaken zoals:
– de inhoud van de totale te verrichten taak alsmede van alle onder- delen daarvan
– de wijze waarop deze taak, resp. taken word(t)en verricht
– het geven van leiding binnen de werkeenheid
– het toekennen van zo groot mogelijke directe verantwoordelijk- heden aan eenieder.
b. de doelstellingen en de daarvan afgeleide normen: bezetting, oplei- ding, kosten, produktienormen.
c. sociale verhoudingen: samenwerking, informatie en communicatie, delegatie.
d. werkomstandigheden: fysieke voorwaarden als temperatuur, verlich- ting en veiligheid.
e. de werkwijze in relatie tot de resultaten daarvan.
Aandachtsgebied informatie/communicatie
De instelling zorgt voor een goede algemene voorlichting over de orga- nisatie en de werkwijze ervan alsmede ten aanzien van organisatorische en sociale zaken ook voorzover deze niet tot het specifieke terrein van een dienst behoren.
Gestructureerde afspraken, zowel horizontaal als verticaal, alsmede goede en snelle informatie langs korte en open communicatielijnen,
11
nodig voor het volwaardig functioneren van mensen in een samenwer- kingsverband, dienen te worden bevorderd.
Tevens bevordert de instelling de noodzakelijke informatie en commu- nicatie, die nodig zijn voor het goed functioneren van de medewerker binnen zijn afdeling.
Hoofdgroep verzorging
Aandachtsgebied gezondheid
De instelling draagt zorg voor het scheppen en instandhouden van arbeidsomstandigheden, die een gezond leef- en werkklimaat waarbor- gen.
Daarbij zal ook aandacht worden geschonken aan bedrijfsgeneeskundige aspecten, o.m. bij aanstelling, in het kader van periodiek onderzoek, met het oog op beroeps- en andere ziekten alsmede aan arbeidshygiënische en ergonomische facetten en de relatie van deze tot de gezondheid van de medewerker, zowel collectief als individueel.
Aandachtsgebied individuele medewerker
Het beleid van de instelling zal zich ook in preventieve zin richten op het bevorderen van het welzijn en het goed functioneren van de indivi- duele medwerker.
Daarbij zal bijzondere aandacht worden geschonken aan medewerkers die met name in de relationele sfeer bekneld dreigen te raken.
De werkgever zal op verzoek van de ondernemingsraad maatregelen treffen ter voorkoming van ongewenste intimiteiten en een regeling tref- fen waarmede wordt voorzien in een zorgvuldige behandeling van klach- ten inzake ongewenste intimiteiten.
Aandachtsgebied gezond roosteren
Bij het opstellen van dienstroosters wordt gestreefd naar mogelijkheden voor voldoende herstel tijdens en na het werk en naar efficiënte bedrijfs- voering. Om aan deze doelen optimaal invulling te geven zal de werk- gever dienstroosters volgens de WHAW-methodiek invoeren.
II. WERKINGSSFEER EN BEGRIPSBEPALINGEN Begripsbepalingen
In deze CAO wordt verstaan onder:
a. de werkgever
1. De Stichting of Vereniging niet zijnde lichaam in de zin van de ABP-wet die zonder winstoogmerk e´e´n of meer verplegingsin- richtingen beheert of doet beheren, waaronder wordt verstaan een
12
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
inrichting bestemd voor de geneeskundige behandeling alsmede verpleging en/of verzorging van personen die daarvoor op grond van hun lichamelijke of geestelijke toestand in aanmerking ko- men. De hiervoor genoemde inrichtingen worden omschreven in bijlage a, die van deze CAO deel uitmaakt.
2. De Stichting of Vereniging niet zijnde lichaam in de zin van de ABP-wet, die is opgericht door e´e´n of meer rechtspersonen als bedoeld onder 1 en uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verleent aan deze rechtspersonen, welke diensten bestaan uit werkzaamheden die gebruikelijk in inrichtingen als bedoeld on- der 1. worden of werden verricht. Onder de hiervoor omschreven Stichting en Vereniging wordt te dezen verstaan zodanige die beheren een:
– laboratorium
– computercentrum
– centrale administratie
– samenwerkingsverband
– centrum voor revalidatie en/of arbeidstherapie en/of reactive- ring
– centrum geestelijke verzorging
– radiotherapeutisch of oncologisch instituut
– audiologisch centrum
– instituut voor thuisdialyse
– buitenpolikliniek
– arbodienst
3. De Stichting of Vereniging niet zijnde lichaam in de zin van de ABP-wet, voorzover niet vallend onder 1. of 2., die beheert een:
– audiologisch centrum
4. – Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW): instel- ling die de hulp verleent als bedoeld in artikel 2 van de Rege- ling hulp door of vanwege een regionale instelling voor beschermd wonen;
– Beschermende Woonvorm: organisatorische eenheid binnen een RIBW waarbinnen het hulpverleningsproces vorm krijgt;
– Dagactiviteitencentrum (onderdeel uitmakend van een RIBW): een op grond van artikel 38 derde lid onder h van de Wet financiering volksverzekeringen (Stb. 1989, 129) gefi- nancierde voorziening voor dagbesteding in het kader van de geestelijke gezondheidszorg;
– centrale bureaus c.q. samenwerkingsverbanden die ten be- hoeve van voorzieningen bedoeld in het bovenstaande van dit artikellid werkzaam zijn;
– Psychiatrische Woonvoorzieningen als bedoeld in de Rege-
13
xxxx Xxxxxxxxxxxxxxx subsidie¨ring psychiatrische woon- voorzieningen 1996.
5. – In Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende, pri- vaatrechtelijke instellingen voor ambulante geestelijke ge- zondheidszorg als bedoeld in artikel 1 van het besluit Hulp door of vanwege een regionale instelling voor AGGZ Bijzon- dere Ziektekostenverzekering
– het Nederlands Psychoanalytisch Instituut
– de SAD-Schorerstichting te Amsterdam
– de Regionale Instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg
– de Regionale Instellingen voor Nascholing en Opleiding
– het Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs
– het Nederlands Centrum voor Geestelijke Volksgezondheid
– de Stichting Pharos
– het Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onder- zoek
– In Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende, pri- vaatrechtelijke instellingen die door de in dit artikellid be- doelde instellingen in het leven zijn geroepen en die een taak op het gebied van die instellingen hebben.
b. de werknemer
de persoon die een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan met de onder a. genoemde werkgever tenzij betrokkene
1. de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
2. ambtenaar is in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioen- wet;
3. directeur is, waarbij onder directeur te dezen wordt verstaan degene, die als zodanig full-time belast is met de beleids- voorbereiding alsmede het totale beheer van de instelling en daarvoor rechtstreeks verantwoording verschuldigd is aan het bestuur.
De werkgever, genoemd onder a, bepaalt wie volgens deze be- gripsbepaling directeur in de instelling is;
4. incidenteel gedurende de schoolvakanties werkzaam is voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen;
5. incidenteel werkzaamheden verricht op afroep;
6. uurdocent is;
7. in de instelling werkzaam is uitsluitend ter vervulling van een stage.
8. is aangesteld voor het op projectbasis verrichten van tijdelijke activiteiten.
c. relatiepartner
de persoon met wie de werknemer, met het oogmerk duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een ten bewijze daarvan door de werknemer aan de werk- gever overgelegde notarie¨le verklaring.
e. het salaris
het voor de werknemer geldende bruto-maandsalaris, exclusief de in
14
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
hoofdstuk VIII en de in de artikelen 7 en 10 van de uitvoerings- regeling salarie¨ring genoemde vergoedingen, voorzover in de bepa- lingen van de CAO niet uitdrukkelijk anders is vermeld.
f. uurloon
onder uurloon wordt verstaan 1⁄173 deel van het salaris dat gebaseerd is op een volledige dagtaak. Voor leerlingen, vallend onder de vige- rende Regeling opleiding diploma A/B/Z-verpleegkundige en Rege- ling opleiding diploma ziekenverzorging wordt na indiensttreding onder uurloon verstaan 1⁄165 deel van het salaris.
g. zakgeld
de voor de leerling geldende bruto tegemoetkoming per maand van de werkgever in de kosten gedurende de voorbereidende periode, behorend bij de vigerende Regeling opleiding diploma verpleegkun- dige, Regeling opleiding diploma ziekenverzorging danwel gedu- rende de landelijk gestructureerde introductieperiode van de overige in deze CAO genoemde inservice-opleidingen.
h. voorbereidende periode
de als zodanig in de vigerende Regeling opleiding diploma verpleeg- kundige en Regeling opleiding diploma ziekenverzorging genoemde periode, alsmede hetgeen voor wat betreft overige inservice- opleidingen wordt aangeduid als introductie- resp. preklinische pe- riode.
i. feestdagen
Nieuwjaarsdag, Paasmaandag, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, Eerste en Tweede Kerstdag, en de als zodanig door de overheid erkende nationale feest- en gedenkdagen alsmede de bijzondere feest- en gedenkdagen door de werkgever in overleg met de onder- nemingsraad vastgesteld.
Desgewenst kan de werknemer feest- en gedenkdagen inwisselen voor de voor zijn levensovertuiging geldende feest- en gedenkdagen (zie ook artikel 8, Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden).
j. instelling
de onder a sub 1 genoemde inrichting.
k. patie¨nt
waar in de CAO wordt gesproken van patie¨nt dient hieronder tevens te worden verstaan pupil en clie¨nt.
l. inservice-opleiding
een vorm van onderwijs waarbij de leerling tevens werknemer is en waarbij de eindverantwoordelijkheid voor de opleiding berust bij de werkgever.
15
Werkingssfeer, toepassing en ontheffing
Deze CAO is van toepassing op werkgever en werknemer als hierboven omschreven.
A. Ingeval de werkgever tevens beheert:
a. andere voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg en/of de welzijnszorg dan hierboven onder a omschreven
b. dan wel een bejaardenoord, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Bejaardenoorden
dan is deze CAO – met inachtneming van het hieronder, sub B bepaalde – niet van toepassing op de werknemers, werkzaam in de onder a en b genoemde voorzieningen.
B. De bepalingen van deze CAO kunnen door een commissie, daartoe ingesteld door partijen bij deze CAO, niet van toepassing worden verklaard op de arbeidsverhouding tussen een werkgever als bedoeld onder A en al zijn werknemers, indien deze werkgever tevens valt onder de werkingssfeer van een andere CAO. Het bepaalde in de vorige volzin kan slechts toepassing vinden, indien partijen bij de andere CAO hiermee instemmen en de bepalingen van die CAO van toepassing zijn op de werknemers, die door het besluit, als in de vorige volzin bedoeld, niet onder de CAO-Ziekenhuiswezen vallen.
C. Voorts kunnen partijen bij deze CAO een commissie instellen, die bevoegd is om bij strijdigheid van de werkingssfeer van deze CAO met een andere bindende regeling van arbeidsvoorwaarden, in over- leg met partijen bij voornoemde regeling een oplossing vast te stel- len.
D. Het hiervoor onder A sub a met betrekking tot andere voorzieningen op het gebied van de welzijnszorg bepaalde, is niet van toepassing op de Van Ouwenallervereniging.
F. Indien bij of ingevolge wettelijke bepalingen regelen zijn of moch- ten worden gesteld, waarvan afwijking niet is geoorloofd, is deze CAO slechts van toepassing voorzover zij niet in strijd is met de vorenbedoelde wettelijke bepalingen.
G. Voorzover daarin niet anders is bepaald, is het de werkgever niet toe- gestaan af te wijken van de bepalingen van deze CAO of arbeids- voorwaarden met de werknemer overeen te komen die in deze CAO geen regeling vinden.
Toelichting van CAO-partijen
Eveneens in de begripsbepalingen is aangegeven welke werknemers van de instelling niet onder de CAO vallen. Het staat aan de werkgever ter beoordeling of hij bepalingen van deze CAO geheel of gedeeltelijk wil toepassen op deze werknemers.
Zo kan de werkgever bijvoorbeeld besluiten om aan vakantiewerkers een reiskostenvergoeding toe te kennen.
Aangezien niet exact valt te omschrijven, wat onder het begrip uurdo- cent dient te worden verstaan, stellen partijen dat met de tekst onder b.6
16
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
beoogd is aan te geven, dat een uurdocent, hoewel hij een arbeidsover- eenkomst met de werkgever is aangegaan, niettemin niet onder de wer- kingssfeer van de CAO valt, indien partijen bij die overeenkomst niet een part-time dienstverband voor ogen heeft gestaan, doch een dienst- verband krachtens welke de werkgever de werknemer incidenteel enkele werkzaamheden laat verrichten, hetgeen alsdan in de arbeidsovereen- komst wordt vastgesteld.
Bij de tekst onder b.8. wordt gedacht aan normaliter niet in de instelling voorkomende functies, bijv. een bouwcoo¨rdinator of een medewerker die voor de uitvoering van een automatiseringsproject wordt aangetrokken. De onder feestdagen aangeduide bijzondere feest- en gedenkdagen zijn die feest- en gedenkdagen die door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad als zodanig zijn aangewezen in verband met een bij- zondere aangelegenheid de instelling betreffende (b.v. 50-jarig bestaan van de instelling).
De bepaling over het standaardkarakter van de CAO onder G laat onver- let de mogelijkheid dat de werkgever de volgende algemene regelingen treft waarvan de werknemers gebruik kunnen maken:
– een spaarregeling
– een kredietverstrekkingsregeling
– een regeling op het gebied van collectieve verzekering (voorzover niet bij Wet of CAO geregeld)
– een regeling m.b.t. sociaal-/bedrijfsfonds.
– een meerij-regeling.
III. REGELING VAN ARBEIDSVOORWAARDEN
A. Reglement
HOOFDSTUK I
Artikel 1
Algemene bepalingen
1. De in dit Reglement genoemde uitvoeringsregelingen zijn de vol- gende:
a. arbeidsduur en werktijden
b. salarie¨ring
c. overwerk
d. onregelmatige dienst
e. bereikbaarheids- en aanwezigheidsdienst
f. crisisdienst (GGz)
17
g. slaapdienst
h. vakantiebijslag
i. reiskosten woon-werkverkeer en bezoek ouderlijke woning
j. reis- en verblijfkosten
k. verhuiskosten
l. voorgeschreven kleding
m. vakantie
n. verlof
o. wachtgeld.
HOOFDSTUK II
Artikel 2
De arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd en wordt in tweevoud opgemaakt; de werkgever draagt zorg dat de werknemer een door beide partijen ondertekend exemplaar ontvangt van deze overeenkomst of de wijziging daarvan.
Voordat tot ondertekening van de arbeidsovereenkomst door de werk- nemer wordt overgegaan, ontvangt hij tijdig en uiterlijk een week voor indiensttreding een door de werkgever ondertekend exemplaar. De werkgever is verplicht de werknemer bij zijn indiensttreding schriftelijk te informeren over de plaats van zijn functie binnen de instelling.
2. De schriftelijke overeenkomst vermeldt:
a. de naam, vestigingsplaats en adres van de werkgever alsmede de functie(s) van degene(n) die de werkgever te dezen vertegenwoordigt(en);
b. de naam, voornaam, adres, geboorteplaats, geboortedatum en de nationaliteit van de werknemer;
c. de datum van ingang van het dienstverband;
d. of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dan wel voor bepaalde tijd is aangegaan met in het laatste geval een uitdruk- kelijke aanduiding van de grond en de tijdsduur;
e. de opzegtermijn, indien afwijkend van de wettelijke;
f. de duur van de proeftijd in de zin van artikel 1639n van het Bur- gerlijk Wetboek, indien zulk een proeftijd is overeengekomen;
g. een omschrijving in hoofdlijnen van de functie, welke door de werknemer zal worden vervuld;
h. het salaris alsmede het recht op uitloopperiodieken conform arti- kel 6, lid 3 van de uitvoeringsregeling salarie¨ring, zo mogelijk onder aanduiding van de desbetreffende schaal;
i. voorzover van toepassing, het tijdstip waarop de eerste periodiek wordt toegekend;
18
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
j. de gemiddelde arbeidsduur;
k. het aantal vakantiedagen, waarop de werknemer voor het lopende kalenderjaar recht heeft, indien de arbeidsovereenkomst niet in de loop van dat kalenderjaar wordt bee¨indigd;
l. of de werknemer door de werkgever aangemeld zal worden bij het Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maat- schappelijke Belangen;
n. regeling van die aangelegenheden, waarvoor deze CAO geen bepaling geeft en die werkgever en werknemer toch wensen te regelen, met inachtneming van het bepaalde onder G van de Wer- kingssfeer van deze CAO;
o. het in het Statuut voor de opleiding vermelde, wanneer de ar- beidsovereenkomst wordt aangegaan met het oog op een door de werknemer te volgen opleiding als bedoeld onder B en C van het Statuut;
p. of de werknemer verplicht is om bij indiensttreding te verhuizen dan wel dat de werknemer te kennen geeft in verband met het aangaan van de arbeidsovereenkomst zich al dan niet te gaan ves- tigen in het door de werkgever aangewezen woongebied.
Artikel 3
Duur van de arbeidsovereenkomst, proeftijd
1. De arbeidsovereenkomst wordt als regel voor onbepaalde tijd aange- gaan.
2. Van het in lid 1 bepaalde kan de werkgever in overleg met de OR conform art. 27 WOR afwijken. Deze afwijking kan geen betrekking hebben op de arbeidsovereenkomst met het oog op een door de werknemer te ontvangen opleiding, als bedoeld in art. 2, tweede lid sub o.
4. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan eenmalig worden voortgezet zonder dat dit leidt tot een opzeggingsverplichting als bedoeld in boek 7A: artikel 1639f, lid 3 BW.
19
HOOFDSTUK III
Artikel 4
Geneeskundig en psychologisch onderzoek
1. Een arbeidsovereenkomst kan niet worden aangegaan, alvorens uit een verklaring van een geneeskundige blijkt, dat de gezondheidstoe- stand van de aspirant-werknemer zodanig is, dat hij geschikt is voor de te vervullen functie. In bijzondere gevallen kan, ter beoordeling van de werkgever, ondanks ongunstig advies van de geneeskundige, een arbeidsovereenkomst worden aangegaan.
2. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst die ten hoogste twee maanden zal duren, is afwijking van lid 1 van dit artikel mogelijk, met dien verstande dat, wanneer na die periode de arbeidsovereen- komst doorloopt, lid 1 van dit artikel alsnog dient te worden toege- past.
3. De geneeskundige wordt door de werkgever aangewezen en mag
a. geen enkele binding hebben met de instelling, tenzij hij in dienst is van een erkende Bedrijfsgeneeskundige Dienst of is geregi- streerd bij de Sociaal Geneeskundige Registratie Commissie.
b. geen huisarts of familie zijn van de sollicitant.
4. a. De gegevens van dit onderzoek blijven onder verantwoordelijk- heid van de geneeskundige.
b. de aspirant-werknemer heeft het recht het advies van de genees- kundige in te zien voordat de geneeskundige dit toezendt aan de werkgever.
De kosten, verbonden aan dit onderzoek, komen ten laste van de werkgever.
Onder kosten worden tevens de reis- en verblijfkosten van de solli- citant verstaan. Deze worden hem vergoed overeenkomstig de uitvoeringsregeling reis- en verblijfkosten.
6. Indien bij het uit de indiensttreding voortvloeiende deelnemerschap aan een pensioenvoorziening bepaalde pensioenafspraken afhanke- lijk worden gesteld van de uitslag van een geneeskundig onderzoek, dient dit onderzoek als regel gelijktijdig plaats te vinden met de in lid 1 genoemde keuring.
7. Wanneer aan de aanstelling een psychologisch onderzoek voorafgaat, geschiedt dit door een psycholoog, van wie vaststaat dat hij zich gebonden acht aan de regels van de code vervat in de beroepsethiek voor Psychologen geformuleerd door het Nederlands Instituut van Psychologen. Het bepaalde in de leden 3, 4 en 5 is van overeenkom- stige toepassing met dien verstande dat de arbeids- of organisatie-
20
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
psycholoog, die uitsluitend binnen een personeels- c.q. organisatie- afdeling is aangesteld, mede voor het verrichten van selectiewerkzaamheden, het psychologisch onderzoek mag uitvoe- ren.
Artikel 5
Medisch onderzoek
De werknemer is verplicht zich te onderwerpen aan een door de werk- gever met redenen omkleed noodzakelijk geacht medisch onderzoek, indien het een onderzoek betreft met een preventieve werking ten op- zichte van de gezondheidssituatie in de instelling.
HOOFDSTUK IV
Artikel 6
Wederzijdse verplichtingen van werkgever en werknemer
1. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar zijn beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aanwijzingen door of vanwege de werkgever gegeven. Niettemin heeft de werknemer het recht op grond van ernstige gewetensbezwa- ren het uitvoeren van bepaalde opdrachten te weigeren.
In dit geval draagt de directie er zorg voor dat binnen de afdeling van betrokken werknemers zodanige maatregelen worden getroffen dat dit recht effectueerbaar is. De directie draagt zorg voor een juiste informatie aan alle betrokkenen binnen de afdeling.
2. Binnen redelijke grenzen en voor zover zulks direct of indirect voort- vloeit uit het belang van het werk of de instelling dan wel indien zich zodanige bijzondere omstandigheden voordoen, dat voorafgaand overleg niet mogelijk is, is de werknemer verplicht in te stemmen met:
a. wijziging voor korte tijd en ten hoogste een maand van de aan zijn functie verbonden werkzaamheden;
b. wijziging voor korte tijd en ten hoogste een maand in de rege- ling van zijn arbeidstijd;
c. deelneming aan vormen van aanvullende opleiding en bijscholing voor zover zulks vereist is voor het vervullen van de overeenge- komen functie.
21
3. In geval van het in lid 2 sub c gestelde is altijd voorafgaand overleg met de werknemer vereist.
Artikel 7
Aanwijzen woongebied
Indien de werkgever zulks in verband met het belang van de instelling noodzakelijk acht kan hij, bij wijziging van de functie van de werkne- mer dan wel van de omstandigheden waarbinnen de functie wordt uit- geoefend, een woongebied aanwijzen, waar de werknemer verplicht is zich te vestigen.
Artikel 8
Geheimhoudingsplicht
1. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis komt, voorzover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
2. De in lid 1 bedoelde verplichting bestaat niet tegenover hen, die delen in de verantwoordelijkheid voor een goede vervulling van de functie van de werknemer noch ook tegenover hen, wier medewer- king tot die vervulling noodzakelijk is te achten, indien en voorzo- ver deze zelf tot geheimhouding verplicht zijn of zich verplichten, e´e´n en ander met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het beroepsgeheim.
3. De werkgever is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem met betrekking tot de persoon van de werknemer uit hoofde van diens functie bekend is, tenzij de werknemer tot het verstrekken van op zijn persoon betrekking hebbende gegevens toestemming geeft.
Artikel 9
Verhindering
Indien de werknemer verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, is hij onverminderd het bepaalde in artikel 36 verplicht daarvan, onder opgave van redenen, zo spoedig mogelijk mededeling te doen of te laten doen aan de werkgever.
22
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 10
Nevenfuncties
Het is de werknemer niet toegestaan een al dan niet gehonoreerde neven- functie te vervullen of al dan niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden te verrichten welke redelijkerwijs geacht kunnen worden onverenigbaar te zijn met zijn functie dan wel met de belangen of het aanzien van de instelling.
Artikel 11
Geschenken, beloningen, erfenissen
1. Het is de werknemer verboden:
a. direct of indirect deel te nemen aan ten behoeve van de werkge- ver uit te voeren aannemingen en leveringen.
b. direct of indirect geschenken, beloningen of provisie aan te nemen of te vorderen van:
– instanties of personen ten behoeve van de werkgever werk- zaam
– leveranciers van de werkgever
– instanties of personen met wie hij uit hoofde van zijn functie in aanraking komt.
2. De werknemer zal, behoudens toestemming van de werkgever, geen erfenis of legaat aanvaarden van een persoon, die voor dan wel ten tijde van overlijden was opgenomen in de instelling en geen bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad, echtgenoot of relatie- partner van de werknemer is1).
Artikel 12
Beheren goederen
1. De werknemer is verplicht de goederen, welke door de werkgever aan zijn zorgen zijn toevertrouwd zorgvuldig te beheren.
2. De werknemer kan slechts worden verplicht tot gehele of gedeelte- lijke vergoeding van door de werkgever geleden schade, voorzover deze is ontstaan door opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid.
1) Het bepaalde in artikel 953 van het Burgerlijk Wetboek is onverkort van toepassing.
23
Artikel 13
Verplichtingen werkgever
1. De werkgever is verplicht al datgene te doen of na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen of na te laten.
2. De werkgever is verplicht het beleid ten aanzien van zorg-ethische kwesties, voorzover dit voor de functievervulling van de werkne- mer(s) noodzakelijk is, bekend te maken.
3. De werkgever verschaft de werknemer, na overleg met betrokkene en binnen het raam van de mogelijkheden van de instelling, de beno- digde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen.
4. De werkgever zal, indien de ondernemingsraad de noodzakelijkheid daarvan voor de instelling heeft duidelijk gemaakt, samen met de ondernemingsraad nagaan welke de mogelijkheden zijn met betrek- king tot kinderopvang ten behoeve van werknemers in de instelling.
5. De werkgever zal een actief beleid voeren ten aanzien van de deel- name van vrouwen aan hogere en leidinggevende functies. Daartoe zal een beleidsplan worden opgesteld, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan:
– functies, waarin sprake is van ondervertegenwoordiging;
– afspraken met betrekking tot het opheffen van onderverte- genwoordiging;
– werving;
– loopbaanbegeleiding en scholing.
Artikel 14
Aansprakelijkheid van de werknemer voor schade
De werkgever verplicht zich een verzekeringsovereenkomst te sluiten, welke de persoonlijke burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de werk- nemer dekt wegens dood, lichamelijk letsel en/of zaakschade, aan der- den toegebracht in de uitoefening van zijn functie, met inbegrip van schade toegebracht aan derden door degene die door de werknemer in opdracht van de werkgever in de werksituatie wordt begeleid.
De werkgever vrijwaart de werknemer voor aansprakelijkheid ter zake en ziet af van de eventuele mogelijkheid van regres op de werknemer. Ee´n en ander behoudens voor de gevallen, dat de schade het gevolg is van opzet, roekeloosheid of grove schuld van de werknemer.
24
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 15
Vergoeding materie¨le schade
1. Materie¨le schade welke aan de werknemer is toegebracht door een patie¨nt en welke redelijkerwijs niet voorkomen kon worden, wordt door de werkgever vergoed op voet van het onderstaande.
2. Onder materie¨le schade wordt te dezen uitsluitend verstaan:
a. schade aan goederen van de werknemer
b. schade t.g.v. verwonding, voorzover het betreft herstelkosten en kosten wegens blijvende invaliditeit, een en ander voor ten hoog- ste 24 maanden te rekenen vanaf de dag waarop de schade- veroorzakende gebeurtenis plaatsvond.
De onder a en b genoemde schaden worden tezamen vergoed tot een maximum van f 5 000,– per gebeurtenis.
3. Om voor vergoeding in aanmerking te komen dient de werknemer aan te tonen dat:
a. een patie¨nt de schade heeft toegebracht
b. hij op geen andere wijze te dezer zake schadeloos gesteld kan worden
c. de schade is toegebracht in de uitoefening van zijn functie
d. hij zich overigens naar het oordeel van de werkgever genoeg- zaam heeft verzekerd voor risico’s, waarvan zulks gebruikelijk is.
4. Door de werknemer op grond van dit artikel schadeloos te stellen, treedt de werkgever tot een maximum van f 5 000,– in de rechten van de werknemer die deze mocht hebben tegenover degene die schade heeft veroorzaakt.
Artikel 16
Belangenbehartiging van werknemer
Onverminderd de bevoegdheid van de werknemer persoonlijk zijn be- langen bij de werkgever te bepleiten, stelt de werkgever de vertegen- woordiger(s) van de werknemer op een daartoe strekkend verzoek van de werknemer of zijn vertegenwoordiger(s), op korte termijn in de gele- genheid mondeling of schriftelijk de belangen van de werknemer bij de werkgever te bepleiten. De werknemer heeft te allen tijde het recht hier- bij aanwezig te zijn.
25
Artikel 17
Ter beschikking stellen woonruimte
Wanneer de werkgever woonruimte ter beschikking stelt en hij huisre- gels wenselijk acht worden deze in overleg met de OR vastgesteld.
Artikel 18
Kost en inwoning
Wanneer de werknemer van de ter beschikking gestelde woonruimte gebruik maakt kan de werkgever geen betaling ter zake van kost verlan- gen, indien de werknemer geen gebruik maakt van de vanwege de instel- ling verstrekte maaltijden. Genoten kost en inwoning worden afzonder- lijk in rekening gebracht.
Artikel 18a
Voortschrijdend plan Sociaal beleid
De werkgever dient volgens plan gestalte te geven aan de uitwerking en realisering van het sociaal beleid, zoals dit als wenselijk beleid staat omschreven in het Statuut Scoiaal Beleid van de CAO.
Daartoe stelt de werkgever jaarlijks, na overleg met de ondernemings- raad, een voortschrijdend plan op, waarin is aangegeven welke onderde- len van dat sociaal beleid in de eerst komende jaren in uitvoering zullen worden genomen, onder uiteenzetting in grote lijnen van de wijze waarop en onder vermelding van de tijdsduur die met de realisering naar verwachting gemoeid zal zijn.
Onverminderd de wettelijke bevoegdheden van de ondernemingsraad
t.a.v. regelingen die onderdeel uitmaken van het sociaal beleid van de instelling, zal de uitvoering van dit plan in ieder geval onderwerp van bespreking zijn in de overlegvergaderingen als bedoeld in artikel 24 van de Wet op de ondernemingsraden, waarin de algemene gang van zaken van de instelling wordt besproken.
Indien naar het oordeel van de werkgever om redenen van instellings- belang in het plan wijziging moet worden aangebracht, dan wel de rea- lisering een aanmerkelijk langere tijdsduur dan geschat zal vergen, doet hij daarvan tijdig onder opgave van redenen mededeling aan de onder- nemingsraad en stelt hij deze in de gelegenheid daarover advies uit te brengen.
26
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 18b
Sociaal jaarverslag
De werkgever is verplicht jaarlijks een sociaal jaarverslag uit te bren- gen, hetwelk onderwerp van bespreking is in een overlegvergadering. Dit jaarverslag wordt ter beschikking gesteld van alle werknemers die daarom verzoeken. De onderstaande onderwerpen zullen in ieder geval in het sociaal jaarverslag worden behandeld:
1. een samenvatting van de resultatenrekening;
2. de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden voorzover deze niet in de CAO zijn geregeld;
3. personeelsbezetting, personeelsverloop, ziekteverzuim en splitsing van deze gegevens naar deeltijdwerkers en werknemers met een vol- ledige dagtaak, werknemers die incidenteel werkzaamheden verrich- ten op afroep etc;
4. gespecificeerde personeelslasten naar kostensoorten;
5. opleidingsactiviteiten en -kosten, gespecificeerd naar relevante cate- goriee¨n;
6. werkzaamheden van de overlegvergaderingen en verslaglegging daar- van;
7. verslagen van instellingen, fondsen etc. die ten behoeve van het per- soneel zijn opgericht.
Tevens is de werkgever verplicht, jaarlijks in het sociaal jaarverslag de faktoren, die afzonderlijk en in hun samenhang de personeelsbezetting hebben be¨ınvloed, te behandelen. In het bijzonder komen daarbij aan de orde de effecten van beleidsbeslissingen die genomen zijn over de beschikbare gelden voor herbezetting in verband met arbeidsduur- verkorting.
Artikel 18c
(Extra) bevoegdheden ondernemingsraad
1. De ondernemingsraad wordt door de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over een door hem voorgenomen besluit tot benoeming van een lid van het bestuur; hierbij wordt de proce- dure overeenkomstig artikel 30 van de Wet op de ondernemingsra- den toegepast.
2. De ondernemingsraad heeft naast het in artikel 30 van de Wet op de ondernemingsraden geregelde adviesrecht met betrekking tot benoe- ming of ontslag van directieleden, bovendien het recht van advies, indien in een directiefunctie, anders dan wegens kortdurende afwe-
27
zigheid, door het bestuur een tijdelijke voorziening tot waarneming wordt getroffen.
De ondernemingsraad heeft recht van bespreking van de concept- begroting van de instelling, in het bijzonder t.a.v. de personeels- begroting, alsmede t.a.v. het aanschaffingsbeleid.
4. Indien er sprake is van een belangrijke tussentijdse wijziging van de personeelsbegroting heeft de ondernemingsraad recht van advies conform artikel 25 WOR. De ondernemingsraad heeft recht op me- dedeling van de uiteindelijke vaststelling van de begroting, in het bij- zonder de personeelsbegroting en van de wijzigingen die zijn aange- bracht.
Artikel 18d
Afroepmedewerkers
Terzake van inschakeling door de werkgever van personen die inciden- teel werkzaamheden verrichten op afroep in de instelling gelden de vol- gende bepalingen:
a. de totale werktijd waarop personen die incidenteel werkzaamheden verrichten op afroep in een jaar in een instelling mogen worden inge- zet, mag maximaal 4% bedragen van het totaal aantal arbeidsuren, dat volgens de formatie in de instelling beschikbaar is.
b. een persoon die incidenteel werkzaamheden verricht op afroep mag maximaal 16 uren gemiddeld per week, gemeten op kwartaalbasis, worden ingezet.
HOOFDSTUK V
Artikel 19
Arbeidsduur en werktijden
De arbeidsduur en de werktijden van de werknemer worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden.
HOOFDSTUK VI
Artikel 20
Functiewaardering
1. a. De functie van de werknemer is met inachtneming van het onder- staande door de werkgever ingedeeld in e´e´n van de functie-
28
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
groepen 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75
en 80.
b. De indeling als voornoemd is vastgelegd in de functieboeken 2 t/m 6. Voor iedere in bijlage b van de CAO omschreven catego- rie van functies geldt een functieboek.
c. Deze functieboeken worden voor de toepassing van dit artikel tevens aangemerkt als behorend tot dit artikel.
De werknemer heeft recht op inzage van de functieboeken.
d. Het in sub a bepaalde vindt geen toepassing indien en zolang:
– voor de werknemer, in dienst getreden voor 1 januari 1985, ingevolge artikel 13 van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag, voor 1 januari 1985 ontheffing van deze Wet is verkregen dan wel aangevraagd;
– voor de werknemer, in dienst getreden na 31 december 1984, ingevolge artikel 13 van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag, dan wel – na 30 juni 1986 – ingevolge arti- kel 8 van de Wet arbeid gehandicapte werknemers ontheffing is aangevraagd en verkregen.
De werking van deze bepaling is beperkt tot de periode waarvoor ontheffing is verkregen.
2. De wijze van herindelen van de functie van een werknemer en de daarbij te volgen procedure zijn vastgelegd in functieboek 1. Het in de leden 1a, 1b en 1c bepaalde is hierbij van overeenkomstige toe- passing.
HOOFDSTUK VII
Artikel 21
Salarie¨ring
De salarie¨ring geschiedt volgens de bepalingen van de uitvoerings- regeling salarie¨ring.
Ingevolge artikel 2 van voornoemde uitvoeringsregeling stelt de werk- gever de met de functiegroep (waarin de functie van de werknemer is ingedeeld) corresponderende salarisschaal vast.
29
Artikel 22
Opzettelijk verzuim
Over de tijd gedurende welke de werknemer in strijd met zijn verplich- tingen opzettelijk nalaat zijn werkzaamheden te verrichten, is de werk- gever hem geen salaris verschuldigd.
Artikel 23a
Uitbetaling salaris
1. De werknemer dient uiterlijk twee dagen, zon- en feestdagen niet meegerekend, voor het einde van de kalendermaand over zijn salaris over die maand te kunnen beschikken.
2. De vergoedingen als bedoeld in hoofdstuk VIII worden uiterlijk aan het einde van de kalendermaand, volgende op die waarin de aanspra- ken zijn ontstaan, aan de werknemer uitbetaald.
3. Van wijzigingen in het salaris en in de salarisberekening, ontvangt de werknemer telkens schriftelijk, door middel van een specificatie, mededeling.
Artikel 23b
Bijdragen kost en inwoning
2. Xxxxxxx xxx xxxxxxxx wordt aan de werknemer tenminste een inwoningsbedrag in rekening gebracht zoals opgenomen in de tabel
,,waardering loon in natura’’ terzake kost en inwoning, onder aftrek van het eveneens in deze tabel aangegeven bedrag van volle kost. De tabel ,,waardering loon in natura’’ wordt jaarlijks in het kader van de uitvoeringsbesluiten van de Coo¨rdinatiewet Sociale Verzekering (artikel 6, 10e lid en artikel 8 2e lid) vastgesteld.
3. Aan de werknemer, die in het kader van de uitoefening van zijn func- tie in opdracht van de werkgever aan een maaltijd met patie¨nten deelneemt, wordt daarvoor geen bijdrage gevraagd.
Artikel 23c
Spaarregelingen
De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan een premiespaar- en/of spaarloonregeling, zoals bedoeld in de Wet van
1 november 1993 betreffende winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers (Stb. 573).
30
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK VIII
VERGOEDINGEN
Artikel 24
Overwerk
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, dat aan een werknemer werkzaamheden worden opgedragen boven de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde arbeidsduur, wordt een vergoeding toegekend over- eenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling overwerk.
Artikel 25
Onregelmatige dienst
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, dat aan een werknemer werkzaamheden worden opgedragen die volgens het rooster vallen bui- ten de in artikel 2 van de uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden genoemde perioden, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling onregelmatige dienst.
Artikel 26
Bereikbaarheids- en aanwezigheidsdienst
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, dat een werknemer bui- ten de werktijdenregeling of rooster vastgestelde werktijden bereik- baarheids- dan wel aanwezigheidsdienst verricht, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling bereikbaarheids- en aanwezigheidsdienst.
Artikel 26a
Crisisdienst GGz
Indien de werkgever het noodzakelijk acht, dat een werknemer buiten de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde werktijden crisisdienst ver- richt, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling crisisdienst GGz.
31
Artikel 26b
Slaapdienst
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, dat een werknemer bui- ten de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde werktijden slaap- dienst verricht, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling slaapdienst.
Artikel 27
Vakantiebijslag
De werknemer heeft recht op vakantiebijslag overeenkomstig de bepa- lingen van de uitvoeringsregeling vakantiebijslag.
Artikel 28
Reiskosten woon–werkverkeer en bezoek ouderlijke woning
De werknemer kan voor het heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk en/of voor het bezoeken van de ouderlijke woning aanspraak maken op een vergoeding overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling reiskosten woon-werkverkeer en bezoek ouderlijke woning.
Artikel 29
Reis- en verblijfkosten
Aan de werknemer worden de in opdracht van de werkgever gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling reis- en verblijfkosten.
Artikel 29a
Registratiekosten
Aan de werknemer worden vergoed de kosten die voortvloeien uit de verplichte (her)registratie in het kader van de wet BIG.
Artikel 30
Bij- en nascholing
1. Aan de werknemer wordt op diens verzoek een tegemoetkoming toe- gekend in de kosten van een studie en wordt verlof gegeven, voor zover die studie in verband met de uitoefening van de functie of voor
32
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
het vervullen van een andere functie naar het oordeel van de werk- gever voor de instelling van belang is.
2. De werkgever stelt ter uitvoering van dit artikel een regeling studie- kosten en studieverlof op. Vaststelling en wijziging van die regeling behoeft de instemming van de ondernemingsraad.
3. In deze regeling zal tenminste aandacht worden besteed aan:
– studies die in opdracht van de werkgever gevolgd worden;
– de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en in welke mate, met dien verstande dat van studies die in opdracht van de werkgever worden gevolgd de kosten volledig worden vergoed;
– de tijd waarvoor studieverlof wordt verleend en in welke mate, met dien verstande dat van studies die in opdracht van de werk- gever worden gevolgd, de voor het volgen van de lessen en het afleggen van examens benodigde tijd als werktijd wordt aange- merkt;
– de terugbetaling van reeds verstrekte vergoeding.
4. Deze regeling kan geen betrekking hebben op de in bijlage B van de uitvoeringsregeling salarie¨ring onder I.A. genoemde opleidingen.
5. De uitvoering van deze regeling zal plaatsvinden op basis van een jaarlijks door de werkgever vast te stellen budget alsmede een opleidingsplan.
Artikel 31
Verhuiskosten
Aan de werknemer, die zich bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst vestigt dan wel tijdens het dienstverband door de werkgever verplicht wordt zich te vestigen in een door hem aangewezen woongebied, dan wel de door de werkgever verplichtgestelde dienstwoning dient te ver- laten anders dan op grond van dringende, door de werknemer veroor- zaakte en hem te verwijten redenen, wordt een verhuiskostenvergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling verhuiskosten.
33
Artikel 33
Voorgeschreven kleding
Aan de werknemer die verplicht is door de werkgever voorgeschreven kleding te dragen, wordt deze kleding verstrekt overeenkomstig de bepa- lingen van de uitvoeringsregeling voorgeschreven kleding.
Artikel 34
Begeleiding tijdens vakantie van patie¨nten
1. Voor het gedurende de volledige etmalen begeleiden van patie¨nten tijdens een vakantieperiode van tenminste een etmaal ontvangt de werknemer een vergoeding van 4 uren per etmaal. Het bepaalde in de artikelen 24, 25, 26 en 26a is niet van toepassing.
2. De vergoeding wordt voor tweevijfde in vrije tijd gegeven en voor het overige omgezet in een geldbedrag bestaande uit een evenredig deel van het salaris.
HOOFDSTUK IX
Artikel 35
Vakantie en verlof
1. De werknemer heeft jaarlijks recht op vakantie overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling vakantie.
2. Het recht op betaald en onbetaald verlof van de werknemer wordt vastgesteld overeenkomstig de uitvoeringsregeling verlof.
HOOFDSTUK X
Artikel 36
Arbeidsongeschiktheid en Reglement ziekmelding
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werknemer die arbeidsonge- schikt is en op wie artikel 0000x XX van toepassing is, of, indien de termijn waarover de werkgever op grond van artikel 1638c ver- plicht is het loon door te betalen, verstreken is, arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
34
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De in lid 1 bedoelde werknemer is onverminderd de op hem krach- tens die wetten alsmede op de CAO rustende verplichtingen, gehou- den het hierna genoemde reglement ziekmelding na te leven.
3. De werkgever stelt een reglement ziekmelding vast, waarin tenmin- ste bepaald wordt:
– wanneer de werknemer zich in geval van arbeidsongeschiktheid, ook tijdens vakantie, uiterlijk bij de werkgever dient ziek te mel- den;
– aan welke voorschriften de werknemer zich bij arbeidsongeschikt- heid dient te houden;
– welke controle- en begeleidingsactiviteiten door de werkgever kunnen worden uitgevoerd.
Artikel 37
Loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid
1. De werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van arti- kel 36 verhinderd is werkzaamheden te verrichten en de werkgever hiervan terstond op de hoogte heeft gesteld, heeft gedurende een ter- mijn van maximaal 24 maanden aanspraak op doorbetaling van zijn inkomen door de werkgever. Deze loondoorbetalingsverplichting strekt ertoe dat de werknemer zijn netto-inkomen behoudt.
2. Onder netto-inkomen als bedoeld in dit artikel wordt verstaan het inkomen dat wordt afgeleid van de som van:
a. het bruto-maandsalaris dat de werknemer geniet op het moment dat de arbeidsongeschiktheid ontstaat;
b. de overige bestanddelen die als loon worden aangemerkt in de dagloonregelen Ziektewet, Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering dan wel de Werkloosheidswet van de Bedrijfsvereni- ging voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Be- langen.
De hoogte van de onder b genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over een periode van drie maanden vooraf- gaand aan de maand waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetre- den.
3. Het netto-inkomen wordt verminderd met:
a. het bedrag van de netto-uitkering door de werknemer ontvangen op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering, alsmede op grond van het invaliditeitspensioen ingevolge het pensioenreglement PGGM;
35
b. het bedrag aan netto-inkomsten in of buiten dienstbetrekking door de werknemer genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, indien hij niet arbeidsonge- schikt geweest was, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.
4. Wanneer aan de werknemer geen invaliditeitspensioen ingevolge het pensioenreglement PGGM wordt toegekend ten gevolge van het feit dat hij gedurende enige periode van onbetaald verlof zijn PGGM- verzekering niet heeft gecontinueerd, vindt de vermindering van het netto-inkomen als bedoeld in lid 3, onder a, laatste zinsdeel, plaats vanaf de dag waarop de WAO-uitkering een aanvang neemt, alsof de werknemer het bedrag van het invaliditeitspensioen dat voor hem zou hebben gegolden indien hij verzekerd was geweest, heeft geno- ten.
5. Bijstelling van het in lid 2 bedoelde netto-inkomen zal plaatsvinden:
a. indien het maandsalaris wijziging ondergaat ten gevolge van:
1. toekenning van een periodieke verhoging gedurende de eer- ste 52 weken van arbeidsongeschiktheid;
2. algemene salarisaanpassingen ingevolge deze CAO;
b. door fiscale wijzigingen en wijzigingen in de sociale verzeke- rings- en/of de pensioenpremies, zoals deze zouden zijn ingehou- den ingeval van arbeidsgeschiktheid.
6. Gedurende de in lid 1 genoemde periode behoudt de werknemer recht op vakantiebijslag, onder aftrek van de op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering, alsmede op grond van het invaliditeitspensioen ingevolge het pensioenreglement PGGM toege- kende vakantiebijslag.
7. Indien de werknemer na bee¨indiging van zijn arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden heeft hervat en binnen de termijn, genoemd in artikel 1638c, lid 9, BW, na deze hervatting opnieuw arbeidsonge- schikt wordt, zal de tweede arbeidsongeschiktheid voor de vaststel- ling van de in lid 1 bedoelde duur als een voortzetting van de eerste worden beschouwd.
8. Het recht op doorbetaling van het inkomen als bedoeld in lid 1 ver- valt op het tijdstip dat de dienstbetrekking eindigt.
Artikel 38
Arbeidsongeschiktheid door derden
1. Ingeval de arbeidsongeschiktheid van de werknemer het gevolg is van een gebeurtenis, terzake waarvan de werkgever rechten tegen- over derden kan doen gelden, zal, indien de werknemer dit wenst, de werkgever de mogelijk aan de werknemer tegenover de wettelijk
36
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
aansprakelijke derde toekomende persoonlijke vorderingen, gelijktij- dig met de vordering van de werkgever tegenover deze derde gel- dend maken.
Artikel 39
Verlagen of vervallen van loondoorbetaling
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1638c, lid 3 en lid 5 BW, kan de werkgever de doorbetaling van het inkomen als bedoeld in artikel 37, lid 1, verlagen tot het in artikel 1638c, lid 1 BW, voorgeschre- ven niveau, indien blijkt dat de werknemer de verplichtingen inge- volge artikel 36 niet is nagekomen.
2. Het recht op loondoorbetaling als bedoeld in artikel 37, lid 1, kan door de werkgever geheel respectievelijk gedeeltelijk vervallen ver- klaard worden, wanneer de aanspraak op uitkering ingevolge de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet geheel respectievelijk gedeeltelijk komt te verval- len, tenzij zulks aan de werkgever te wijten is.
Artikel 40
Herplaatsing arbeidsongeschikte werknemer
1. Bij gebleken gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zal de werkgever de werknemer herplaatsen, tenzij de werkgever aan betrokken werk- nemer aantoont, dat xxxxx niet mogelijk is.
2. Xxxxxxx van herplaatsing van een werknemer die arbeidsongeschikt is geworden tijdens de uitoefening van zijn functie en voor deze her- plaatsing her-, om- of bijscholing noodzakelijk is, wordt er 100% tegemoetkoming in de studiekosten verstrekt. Geen kosten worden vergoed, indien en voorzover de werknemer hiervoor een uitkering kan verkrijgen krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.
37
HOOFDSTUK XI
Artikel 41
Uitkering bij overlijden1)
1. Xxxxxxx van overlijden van de werknemer wordt door de werkgever aan:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e), van wie de werknemer niet duurzaam ge- scheiden leefde, en bij ontstentenis van deze aan
b. diens minderjarige kinderen, en bij ontstentenis van deze aan
c. degene ten aanzien van wie de werknemer grotendeels in de kos- ten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde,
een uitkering verstrekt op basis van diens laatstgenoten xxxxxxx over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de derde maand na die waarin het overlijden plaatsvond.
2. Voor de toepassing van het eerste lid sub a van dit artikel worden mede als echtgeno(o)t(e) aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht, die duurzaam een gezamenlijke huis- houding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwant- schap in de eerste graad bestaat.
Van een gezamenlijke huishouding als in de vorige volzin bedoeld, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamen- lijk voorzien in de huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
3. De overlijdensuitkering wordt belasting- en premievrij uitbetaald met uitzondering van het salaris over de maand van overlijden.
4. Indien de overledene geen betrekkingen nalaat als hierboven ge- noemd, kan de werkgever de uitkering of een gedeelte daarvan doen toekomen aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oor- deel van de werkgever op grond van billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
5. De overlijdensuitkering als bedoeld in het eerste lid wordt vermin- derd met het bedrag der uitkering ter zake van overlijden krachtens de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
c.q. Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.
1) Artikel 1639l van het BW is onverkort van toepassing.
38
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK XII
Artikel 42
Einde van de arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst eindigt:
a. met wederzijds goedvinden;
b. wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
c. door het verstrijken van de termijn of door de bee¨indiging van de werkzaamheden, waarvoor de overeenkomst is aangegaan;
d. ingeval van een overeenkomst voor onbepaalde tijd door opzeg- ging met inachtneming van artikel 43;
e. door bee¨indiging om dringende redenen, als bedoeld in de arti- kelen 1639 p en q van het Burgerlijk Wetboek;
f. door ontbinding door de kantonrechter ingevolge artikel 1639 w van het Burgerlijk Wetboek;
g. tijdens de proeftijd zonder opgaaf van redenen xxxxxxxx, ook ingeval van ziekte, wanneer de werknemer dan wel de werkge- ver dat te kennen geeft;
h. xxxxxxx van overlijden van de werknemer.
2. Ingeval het bepaalde in lid 1, sub b, van toepassing is, eindigt de overeenkomst met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de in dit lid genoemde gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
Artikel 43
Opzegging
1. a. Ingeval van opzegging, als bedoeld in artikel 42, lid 1 sub d of, indien in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een bepa- ling over tussentijdse opzegging is opgenomen, zijn de wettelijke bepalingen omtrent opzegtermijnen van toepassing, tenzij in de arbeidsovereenkomst – met inachtneming van de wettelijke bepa- lingen – uitdrukkelijk anders wordt overeengekomen.
b. Indien de werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt, dient zulks schriftelijk te geschieden.
2. De datum van ingang van het ontslag als in dit artikel bedoeld is de eerste van de kalendermaand.
39
3. Opzegging door de werkgever op grond van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte kan slechts geschieden nadat de arbeidsongeschikt- heid twee jaren heeft geduurd.
Artikel 43a
Bee¨indiging na bevalling en herintreding
2. De werknemer die in verband met een bevalling of in verband met de verzorging van zijn/haar kind(eren) de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, heeft tot maximaal 2 jaar na zijn/haar ontslag recht op een voorkeursbehandeling in een sollicitatieprocedure bij de instelling waar dit ontslag heeft plaatsgevonden.
Artikel 44
Wachtgeld
1. Ingeval de arbeidsovereenkomst eindigt:
a. wegens opheffing van de functie van de werknemer;
b. wegens reorganisatie, waardoor de werkzaamheden van de werk- nemer overbodig zijn geworden;
c. wegens fusie, liquidatie of gehele dan wel gedeeltelijke sluiting van een instelling;
d. wegens onbekwaamheid van de werknemer welke niet aan zijn schuld of toedoen is te wijten;
wordt bij bee¨indiging van de arbeidsovereenkomst aan de werkne- mer een wachtgeld toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling wachtgeld.
2. Bij ontslag wegens onbekwaamheid wordt slechts wachtgeld uitge- keerd indien de werknemer tenminste de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en 15 jaar of langer bij de werkgever of diens rechts- voorganger in dienst is.
Artikel 46
Pensioen
De rechten en de verplichtingen van de werkgever en de werknemer, betrekking hebbend op de voor de werknemer geldende pensioenregeling, daaronder begrepen de regeling inzake de door de werkgever verschul- digde pensioenpremie en door de werknemer verschuldigde bijdrage in die premie, worden geregeld in de bepalingen van het pensioenreglement van de Stichting ,,Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen’’, c.q. in een in het kader van dit pensioen- fonds goedgekeurde regeling.
40
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK XIII
Artikel 47
Op non-actiefstelling
1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste drie weken op non-actief stellen, indien naar het oordeel van de werkgever de voortgang van de werkzaamheden – door welke oor- zaak dan ook – ernstig wordt belemmerd.
De werkgever kan de werknemer, nadat een rechtsgeldige opzegter- mijn is ingegaan, voor de verdere duur van deze opzegtermijn op non-actief stellen, indien zwaarwegende belangen naar het oordeel van de werkgever zulks noodzakelijk maken.
2. De in lid 1 genoemde periode kan door de werkgever met maximaal 3 weken worden verlengd. Met toestemming van de werknemer of diens vertegenwoordiger kan nogmaals een verlenging van maximaal 3 weken worden overeengekomen.
3. Het besluit tot op non-actiefstelling alsmede het besluit tot verlen- ging ervan wordt door de werkgever zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de werknemer medegedeeld onder vermelding van de redenen waarom deze maatregel is vereist.
4. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van alle overige rechten voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst/CAO.
5. De werkgever is gedurende de periode van op non-actiefstelling gehouden te bevorderen dat de werknemer zijn werkzaamheden kan hervatten.
6. Na het verstrijken van de periode van non-actiefstelling is de werk- nemer gerechtigd zijn werkzaamheden te hervatten.
7. De op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel wor- den gebruikt.
41
HOOFDSTUK XIV
Artikel 48
Schorsing
1. De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste een week met behoud van xxxxxxx xxxxxxxx, om zodanige ernstige redenen, dat voortzetting van de werkzaamheden door de werknemer naar het oordeel van de werkgever niet langer verantwoord is.
De schorsing wordt onverwijld, gemotiveerd en bij aangetekend schrijven, aan de werknemer ter kennis gebracht of bevestigd.
2. De werknemer wordt binnen vier dagen na dagtekening van het aan- getekend schrijven (zaterdagen, zondagen en feestdagen niet meege- rekend) in de gelegenheid gesteld zich tegenover de werkgever te verantwoorden.
Hij kan zich daarbij door een raadsman doen bijstaan.
3. De werkgever kan de schorsing e´e´nmaal met ten hoogste een week verlengen. De werkgever kan niet gelijktijdig met het uitspreken van de eerste schorsing deze schorsing terstond verlengen.
4. Xxxxxxx inmiddels een ontslagprocedure bij de RDA (Regionaal Di- recteur Arbeidsvoorziening) door de werkgever in gang is gezet of een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de rech- ter is ingediend kan de schorsing worden verlengd tot de datum van ingang van het ontslag of bee¨indiging van de arbeidsovereenkomst.
5. Xxxxxxx xxx xxxxxxxxxx van de schorsing behoudt de werknemer zijn salaris.
6. De werkgever is bevoegd de werknemer gedurende de periode van schorsing de toegang tot de gebouwen en terreinen van de instelling te ontzeggen voorzover geen betrekking hebbende op de leefruimte van de werknemer.
7. Xxxxxxx mocht blijken dat de werknemer kennelijk ten onrechte door de werkgever werd geschorst, zal de werkgever op verlangen van de werknemer deze openlijk rehabiliteren en hem de aantoonbare schade vergoeden.
Artikel 52
Overgangsbepalingen bij collectieve toetreding
5. Met ingang van 31 maart 1996 is deze CAO van toepassing op werk- nemers in dienst van Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen,
42
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Beschermende Woonvormen, Dagactiviteitencentra en Centrale bu- reaus c.q. samenwerkingsverbanden die ten behoeve van voorzienin- gen als hierboven bedoeld werkzaam zijn. Daarbij gelden voor deze werknemers tevens de overgangsbepalingen die zijn opgenomen in de ,,Uitvoeringsregeling: overgang RIBW’s van de CAO-DTG naar de CAO-Z per 31 maart 1996’’.
5. Met ingang van 31 maart 19961) is deze CAO van toepassing op werknemers in dienst van instellingen genoemd onder de begrips- bepalingen, a de werkgever sub 5. Daarbij gelden voor deze werk- nemers tevens de overgangsbepalingen die zijn opgenomen in het
,,Overzicht overgangsbepalingen XXX XXXX’’, dat tussen CAO- partijen is overeengekomen en van deze CAO deel uitmaakt.
HOOFDSTUK XIX
Artikel 54
Uitzendkrachten
Aan de arbeidskrachten die door de houder van een vergunning voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (als bedoeld in artikel 90 van de Arbeidsvoorzieningswet) ter beschikking gesteld worden aan een organisatie, die onder de werkingssfeer van de CAO voor het Ziekenhuis- wezen valt, zal die vergunninghouder overeenkomstige lonen en overige vergoedingen toekennen als die, welke worden toegekend aan werkne- mers, werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies, in dienst van de inlenende organisatie.2)
B. Uitvoeringsregelingen
a. Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden
Artikel 1
Arbeidsduur
1. Voor alle categoriee¨n werknemers bedraagt bij een volledige dagtaak
1) Avv heeft geen terugwerkende kracht.
2) Deze bepaling vindt geen toepassing indien en voor zover het uitzendbureau gehouden is de Algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de) CAO voor Uitzendkrachten na te leven. Zie in dit verband artikel 15 van de CAO voor Uitzendkrachten.
43
het aantal uren waarop arbeid wordt verricht, gemiddeld 38 uur per week. Boven dit aantal arbeidsuren wordt gemiddeld per week 2 uur als (doorbetaalde) vrije tijd toegekend.
2. De in lid 1 bedoelde vrije tijd wordt toegekend in de vorm van 12 ADV-dagen c.q. 24 ADV-dagdelen per jaar.
3. Onverlet het bepaalde in de leden 1 en 2 geldt voor leerling verpleeg- kundigen en leerling-ziekenverzorgenden, die op of na 1 september 1986 de opleiding aanvangen na indiensttreding, dat zij op jaarbasis 84 uur onbetaald verlof genieten. Deze uren worden bij de bepaling van de arbeidsduur meegeteld. De vormgeving van dit onbetaald ver- lof zal per instelling, op jaarbasis, vastgesteld worden.
Artikel 2
Werktijden
1. Met inachtneming van hetgeen bij of ingevolge de wet is bepaald, wordt de indeling van de werktijden door de werkgever geregeld, met dien verstande dat de werktijden bij voorkeur liggen tussen
07.00 en 18.00 uur op maandag tot en met vrijdag.
2. Indien door de werkgever aan de ondernemingsraad ingevolge arti- kel 27, lid 1 sub c WOR wordt voorgesteld voor bepaalde afdelin- gen of diensten een rooster in te voeren, hetwelk afwijkt van de onder 1. genoemde tijden, dan kan hiertegen niet als bezwaar wor- den ingebracht, dat de CAO een dergelijke regeling uitsluit.
3. Indien er sprake is van een rooster met wisselende diensten, dienen deze diensten voorwaarts te roteren.
4. Diensten waarin de uren tussen 23.00 en 07.00 uur geheel of ten dele zijn begrepen, kunnen uitsluitend worden opgedragen aan werkne- mers van 18 jaar en ouder.
5. De diensten worden aaneengesloten verricht, tenzij de aard van de werkzaamheden verbonden aan de functie zich hiertegen verzet. Indien naar het oordeel van de werkgever sprake is van de hier bedoelde omstandigheid, dan zal hij dit gemotiveerd aan de werkne- mer ter bespreking voorleggen, alvorens tot vaststelling van de niet aaneengesloten diensten over te gaan.
44
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 2a
Maximaal aantal nachtdiensten
1. De werknemer mag maximaal 5 achtereenvolgende nachtdiensten verrichten.
2. Voor de werknemer die een aantal jaren aaneengesloten nachtdien- sten in een patroon van 7 op 7 af heeft verricht, kan de werkgever, in afwijking van lid 1, een afbouwregeling conform het Arbeids- tijdenbesluit afspreken.
3. Voor de werknemer voor wie reeds een afbouwregeling conform het WBVV geldt zijn de leden 1 en 2 van dit artikel niet van toepassing.
Artikel 3
ADV
1. Voor iedere werknemer geldt een werktijdenregeling dan wel een rooster.
2. Van de in artikel 1, lid 2, genoemde 12 ADV-dagen/24 ADV-dagdelen per jaar worden 2 dagen/4 dagdelen per kwartaal aangewezen door de werkgever en 1 dag/2 dagdelen per kwartaal aangewezen door de werknemer. De ADV-dagen/dagdelen dienen, voorzover de perso- neelsbezetting dat mogelijk maakt, zoveel mogelijk te worden toe- gekend aansluitend aan vrije dagen.
3. De werktijdenregeling c.q. het rooster wordt door de werkgever zo spoedig mogelijk, doch tenminste 14 etmalen voor de aanvang van de periode waarop het betrekking heeft, ter kennis van de betrokken werknemers gebracht.
4. a. Zowel de werktijden als de door zowel werkgever als werknemer aan te wijzen ADV-dagen/dagdelen dienen in de werktijden- regeling c.q. het rooster te worden opgenomen.
b. Het recht op de in een werktijdenregeling c.q. rooster vermelde ADV-dagen/dagdelen vervalt, indien deze ADV-dagen/dagdelen niet door de werknemer worden genoten. Bij verschuiving van diensten behoudt de werknemer echter het recht op daardoor op verzoek van de werkgever verschoven ADV-dag/dagdelen, ook indien de werknemer arbeidsongeschikt is op het tijdstip waarop de/het verschoven ADV-dag/dagdeel valt.
45
Met instemming van de werknemer kan de werkgever de met een te verschuiven ADV-dag/dagdeel overeenkomende vrije tijd om- zetten in een geldbedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
c. Indien bij het vaststellen van de werktijdenregeling c.q. het roos- ter redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat een werknemer gedurende de periode, waarop de werktijdenregeling c.q. het rooster betrekking heeft, arbeidsongeschikt is, dan vervalt de aanspraak van de werknemer op ADV-dagen/dagdelen naar even- redigheid van de duur van de arbeidsongeschiktheid, te rekenen vanaf de periode waarvoor de werktijdenregeling c.q. het rooster geldt.
5. Op verzoek van de werknemer zal de werkgever de vanwege het instellingsbelang niet opgenomen ADV-dagen/dagdelen uitbetalen.
Artikel 4
Afwijkende regeling ADV
Van het in lid 2 van artikel 3 bepaalde kan door de werkgever worden afgeweken. Wanneer de werkgever, overeenkomstig het bepaalde in arti- kel 27 van de Wet op de ondernemingsraden, zijn voorgenomen besluit tot afwijking als in de vorige volzin bedoeld aan de ondernemingsraad voorlegt, kan hiertegen niet als bezwaar worden ingebracht dat de CAO een dergelijke regeling uitsluit. Het in de vorige volzin bedoelde besluit van de werkgever heeft dezelfde rechtskracht als de bepalingen van deze CAO.
Artikel 5
Roostervrije dagen/vrije weekends
1. Indien de werktijden bij rooster worden geregeld, geniet de werkne- mer – naast de in artikel 1, sub 2 genoemde ADV-dagen c.q. dagde- len – vier vrije dagen per veertien dagen. De werknemer geniet in ieder geval 22 vrije weekends per jaar.
2. Indien uitsluitend in het geval van dienstwisseling de in de begrips- bepalingen bedoelde perioden vrij van dienst niet kunnen worden gehaald, mag hiervan ten hoogste 2 maal in een periode van 28 dagen worden afgeweken.
Artikel 6
Verschoven diensten
1. Indien door bijzondere omstandigheden met een incidenteel karakter 46
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
het dienstbelang zulks vordert, kan de werkgever, de werknemer xxxxxxx:
– afwijken van het bepaalde in artikel 3, lid 3
– afwijken van het bepaalde in artikel 5, lid 1
– wijziging aanbrengen in een reeds vastgesteld(e) werktijden- regeling c.q. rooster.
2. Indien de werkgever toepassing geeft aan het in lid 1 bepaalde en daarmee wijziging aanbrengt in een reeds vastgesteld(e) werktijden- regeling c.q. rooster ontvangt de werknemer schadeloosstelling inge- val hij terzake van vrijetijdsbesteding reeds uitgaven heeft gedaan.
3. Indien de werkgever toepassing geeft aan het in lid 1 bepaalde en ten gevolge daarvan in een vastgesteld(e) werktijdenregeling c.q. rooster binnen 24 uur, na zijn mededeling hiervan aan de werknemer, een verschuiving optreedt, ontvangt de werknemer – onverkort het be- paalde in lid 2 van dit artikel – naast het uurloon over de uren van die verschoven dienst uitsluitend een vergoeding als bedoeld in arti- kel 3, lid 2 van de uitvoeringsregeling overwerk.
Artikel 7
Overdracht
Overdracht van dienst vindt plaats binnen werktijd.
Artikel 8
Compensatie feestdagen
1. Op feestdagen, niet vallend op zaterdag of op zondag, heeft de werk- nemer, met inachtneming van het gestelde in de volgende leden, een vrije dag met behoud van salaris.
2. Indien het belang van de dienst naar het oordeel van de werkgever het noodzakelijk maakt dat een werknemer werkzaam volgens roos- ter, op een feestdag, niet vallend op zaterdag of op zondag, arbeid verricht, wordt voor het gewerkte aantal uren compensatie toegekend met behoud van salaris.
3. Indien voor de werknemer een rooster met wisselende diensten geldt, wordt voor elke feestdag welke niet op zaterdag of zondag valt een dag ter compensatie toegekend met behoud van salaris. Deeltijdwer-
47
kers ontvangen compensatie naar rato van de contractuele arbeids- duur.
4. De werkgever geeft de werknemer de gelegenheid een vrije dag te genieten op de met hem afgesproken feest- en gedenkdagen, die in de plaats treden van de bij de begripsbepalingen genoemde feesten gedenkdagen, voor zover de bedrijfsvoering zulks toelaat. De werk- nemer geeft bij indiensttreding of voorafgaande aan enig kalender- jaar aan wanneer hij deze dag(en) wil genieten.
Artikel 9
Inservice-opleiding
De inservice-opleiding van de leerling-werknemer, met wie een leer- arbeidsovereenkomst is aangegaan, wordt volledig in werktijd gegeven.
Artikel 10
Pauzes
1. Binnen elke dagelijkse diensttijd wordt gelegenheid voor twee koffie/ theepauzes gegeven, te weten per ochtend, middag, avond of nacht
– eenmaal.
2. Koffie- en theepauzes, welke minder dan eenkwartier duren, worden als werktijd aangemerkt.
Artikel 11
55+-regeling
1. Tenzij de werknemer daarvan geen gebruik wenst te maken, wordt voor de werknemer van 55 jaar of ouder en werkzaam op een arbeidsovereenkomst van meer dan 32 uur per week, in afwijking van artikel 1, lid 1 het aantal uren waarop arbeid wordt verricht op gemiddeld 32 uur per week vastgesteld en wordt daarnaast het ver- schil tussen de contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur van ge- middeld 32 uur per week als doorbetaalde vrije tijd toegekend. Tijdens deze vrije dag is de werknemer vrij van iedere dienst.
2. Wanneer toepassing wordt gegeven aan lid 1 van dit artikel heeft de werknemer geen recht op de in artikel 1, lid 2 genoemde ADV-dagen en de in artikel 3 van de uitvoeringsregeling vakantie genoemde extra vakantiedagen. Voor de werknemer met een arbeidsduur van 32 uur of meer wordt voor de berekening van het aantal ADV-dagen en de extra vakantiedagen het ,,naar rato’’ beginsel toegepast.
48
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. In overleg met de werknemer kan de vermindering van de arbeids- duur als genoemd in lid 1 over kortere en langere perioden dan een week worden gerealiseerd.
De werknemer en de werkgever kunnen overeenkomen dat de ver- mindering van de arbeidsduur geheel wordt genoten direct vooraf- gaande aan de bee¨indiging van het dienstverband. De werkgever kan een desbetreffend verzoek van de werknemer slechts afwijzen, indien zwaarwegend instellingsbelang zulks vordert. De werknemer kan een desbetreffend verzoek van de werkgever niet afwijzen, indien zwaar- wegend instellingsbelang zulks vordert.
4. Indien het belang van de instelling of de dienst dat verlangt, kan de werkgever ten aanzien van de werknemer, die gebruik maakt van de regeling als bedoeld in lid 1 van dit artikel, afwijken van de volgende bepalingen:
– artikel 2, lid 4 van de uitvoeringsregeling overwerk;
– artikel 2, lid 2 van de uitvoeringsregeling onregelmatige dienst;
– artikel 3 van de uitvoeringsregeling bereikbaarheids- en aan- wezigheidsdienst;
– artikel 3 van de uitvoeringsregeling slaapdienst.
Artikel 12
Inroostering en vergoeding vergaderuren ondernemingsraad
Aan een gekozen lid dat deelneemt aan vergaderingen van de onderne- mingsraad en van commissies van die raad, wordt het aantal vergader- uren in de vorm van vrije tijd toegekend, voorzover die vergaderingen buiten zijn werktijd plaatsvinden.
De vergaderingen van de ondernemingsraad en van commissies van die raad dienen in de werktijdenregeling c.q. het rooster te worden opgeno- men.
b. Uitvoeringsregeling salarie¨ring
Artikel 1
Algemeen
De salarisschalen zijn opgenomen in bijlage A van deze uitvoerings- regeling.
Er zijn functionele salarisschalen, jeugdschalen en aanloopschalen. De in de salarisschalen opgenomen bedragen gelden bij een volledige dag- taak. Het salaris van werknemers die een opleiding volgen, wordt vast-
49
gesteld overeenkomstig het in bijlage B en C van deze uitvoerings- regeling bepaalde.
De aanloopschalen zoals die golden voor 1 juli 1994 blijven van toepas- sing op de werknemers die voor 1 juli 1994 op basis van een leer- arbeidsovereenkomst in dienst zijn getreden.
Artikel 2
Indeling functionele schaal
De werkgever bepaalt op grond van de functie-indeling ingevolge arti- kel 20 van de CAO, welke functionele salarisschaal voor de werknemer van toepassing is. Het nummer van de functionele salarisschaal corres- pondeert met het nummer van de functiegroep, waarin de functie van de werknemer is ingedeeld.
Artikel 3
Toepassing salarisschalen
1. Voor de werknemer die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, geldt de bij zijn functionele salarisschaal behorende jeugdsala- risschaal en het hierin bij zijn leeftijd vermelde salaris.
2. De werknemer, voor wie e´e´n van de functionele schalen 05 t/m 80 geldt, dient voor de toepassing hiervan over het hieronder genoemde aantal functiejaren te beschikken:
– bij de functionele salarisschalen 05 t/m 40 e´e´n functiejaar.
– bij de functionele salarisschalen 45 t/m 60 twee functiejaren.
– bij de functionele salarisschalen 65 t/m 80 drie functiejaren. De werkgever kan met de werknemer overeenkomen dat voor de toe- passing van de functionele schaal het aantal benodigde functiejaren lager is dan in dit lid bepaald.
3. Beschikt de werknemer niet over het in lid 2 bij zijn functionele sala- risschaal genoemde aantal functiejaren, dan geldt voor hem de bij die schaal behorende aanloopsalarisschaal en wel het bij 0 functiejaren vermelde bedrag, dan wel, indien voor de werknemer zijn al dan niet elders verkregen ervaring daartoe aanleiding geeft, een hoger bedrag uit die schaal. De werkgever is bevoegd om voor de werknemer de aanloopsalarisschaal langer toe te passen dan het in lid 2 genoemde aantal jaren, indien de functievervulling van de werknemer aanlei- ding geeft om nog niet de functionele salarisschaal toe te passen. De werkgever doet hiervan schriftelijk en gemotiveerd mededeling aan de werknemer.
4. De werknemer, voor wie de functionele schaal geldt, wordt op het bij 0 functiejaren vermelde bedrag uit die schaal, dan wel, indien zijn
50
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
al dan niet elders verkregen ervaring daartoe aanleiding geeft, op een hoger bedrag uit die schaal ingeschaald.
5. Voor werknemers die in opleiding zijn in het kader van het leerling- stelsel of partieel leerplichtig zijn, bedraagt het salaris bij e´e´n dag onderwijs per week 4/5, bij twee dagen onderwijs 3/5 van het lid 1,
c.q. lid 2, bedoelde salaris.
Artikel 4
Salarisgarantieregeling
A. Salarisgarantieregeling van reeds in dienst zijnde werknemers.
1. Indien op het moment, waarop ten aanzien van de functiecategorie waartoe de functie van de werknemer behoort, de in artikel 1 genoemde salarisschalen voor zijn functie in werking traden, voor de werknemer die voor 1 januari 1985 in dienst is getreden een salaris geldt (zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst) dat gelijk of hoger is dan het hierna bij de, overeenkomstig arti- kel 2 voor hem vastgestelde, functionele salarisschaal aangege- ven inpassingstabelnummer, dan wordt het voor de werknemer geldende salaris gefixeerd, met inachtneming van de algemene loonaanpassingen in het kader van de CAO-Ziekenhuiswezen.
2. Indien op het moment, waarop ten aanzien van de functiecategorie waartoe de functie van de werknemer behoort de in artikel 1 genoemde salarisschalen voor zijn functie in werking traden, voor de werknemer die voor 1 januari 1985 in dienst is getreden een salaris geldt (zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst) dat lager is dan het hierna bij de overeenkomstig artikel 2 voor hem vastgestelde, functionele salarisschaal aangegeven inpassings- tabelnummer, doch in zijn arbeidsovereenkomst is vastgelegd dat hij een hoger salaris kan verwerven dan geldt als bereikbaar maximum het onderstaande inpassingstabelnummer.
Functionele schaal | maximum inpassingstabelnummer | |
5 | 12 | |
10 | 14 | |
15 | 16 | |
20 | 18 | |
25 | 20 | |
30 | 22 | |
35 | 25 | |
51 |
Functionele schaal | maximum inpassingstabelnummer |
40 | 29 |
45 | 33 |
50 | 39 |
55 | 46 |
60 | 55 |
65 | 67 |
70 | 82 |
75 | 95 |
80 | maximum FWG-salarisschaal 80 vermeer- |
derd met 10% van dit maximum |
B. Garantie oude uitloopperiodieken.
Voor de werknemer die boven het maximum van zijn salarisschaal aanspraak had op e´e´n of twee nog niet genoten uitloopperiodieken als bedoeld in artikel 6, lid 3 van de uitvoeringsregeling salarie¨ring van deze CAO, geldt het volgende.
Wanneer op het tijdstip, waarop de hiervoor bedoelde uitloop- periodiek(en) aan de werknemer zouden zijn toegekend, zijn salaris lager is dan het bedrag dat hij volgens die uitloopperiodiek(en) zou hebben genoten, dan geldt op dat tijdstip laatstgenoemd bedrag als zijn salaris.
Het bovenstaande laat onverlet de bij zijn functionele salarisschaal behorende uitloopperiodieken.
C. De werknemer, die bij indiensttreding:
– direct voorafgaand aan het dienstverband op basis van een ar- beidsovereenkomst werkzaam was bij een instelling die viel onder de werkingssfeer van deze CAO
e´n
– in genoemde instelling een functie vervulde waarop artikel 4A, lid 1 of lid 2 van de uitvoeringsregeling salarie¨ring van toepas- sing was,
behoudt, bij aanvaarding van een ten opzichte van zijn vorige func- tie tenminste gelijk functieniveau aanspraak op toepassing van arti- kel 4A, lid 1 of lid 2 van de uitvoeringsregeling salarie¨ring.
D. 1. Indien tengevolge van herindeling als bedoeld in FWG- functieboek I – Algemeen, hoofdstuk 4, een lagere functiegroep van kracht wordt, geldt per de eerste van de kalendermaand vol- gend op het indelingsbesluit het volgende:
a. Indien ten gevolge van het herindelingsbesluit een lagere functiegroep voor de werknemer van kracht wordt, wordt het salaris zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst bevroren,
52
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ingeval het salaris meer bedraagt dan het maximum salaris van de lagere functiegroep vermeerderd met 10%.
Dit bevroren salaris wordt aangepast met de algemene loon- aanpassingen zoals van toepassing voor de CAO- Ziekenhuiswezen.
b. Indien ten gevolge van het herindelingsbesluit een lagere functiegroep voor de werknemer van kracht wordt, dan kan hij het maximum salaris zoals vastgelegd in de arbeidsover- eenkomst bereiken, voorzover dit het maximum salaris plus 10% behorende bij de lagere functiegroep niet overstijgt.
2. Indien tengevolge van herindeling als bedoeld in FWG- functieboek I Algemeen, hoofdstuk 4, een hogere functiegroep van kracht wordt, geldt per de eerste van de kalendermaand vol- gend op het indelingsbesluit, het volgende:
a. De salarisschalen behorend bij de hogere functiegroep wor- den van toepassing.
b. Bij de vaststelling van het salaris uit de nieuwe salarisschaal geldt ten minste het bedrag dat overeenkomt met het salaris dat per de eerste van voornoemde kalendermaand gold. Wan- neer dit bedrag niet in de nieuwe salarisschaal voorkomt, dan geldt het naasthogere bedrag van die salarisschaal.
c. Bij de toepassing van het hiervoor bepaalde geldt tenminste het eerste bedrag van de functionele of aanloopsalarisschaal die voor de werknemer geldt.
Bij de vaststelling van het salaris geldt voor de werknemer die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, het in de jeugdsalarisschaal bij zijn leeftijd vermelde bedrag.
Komt het salaris, dat voor de werknemer, die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, direct voorafgaand aan het besluit tot herindeling gold, niet voor in een jeugd- salarisschaal, dan geldt hetzelfde dan wel het naasthogere bedrag van de aanloopsalarisschaal respectievelijk de functio- nele salarisschaal.
d. Artikel 9, lid 1 en 2, (promotie-artikel), zijn ten deze niet van toepassing.
3. Indien voorafgaand aan het besluit tot herindeling artikel 4 (salarisgarantie/FWG) van toepassing is, geldt het volgende: Voorzover toepassing van leden 1 of 2 van dit artikel leidt tot een lager salaris dan het in artikel 4 bepaalde salaris(-verloop), dan heeft de werknemer tenminste aanspraak op een salaris conform het in artikel 4A, lid 1 of 2, danwel artikel 4B bepaalde.
53
Is vervallen.
Artikel 5
Artikel 6
Periodieke verhogingen en uiloopperiodieken
1. Tenzij hierover in de arbeidsovereenkomst anders is bepaald, wordt e´e´nmaal per jaar een salarisverhoging binnen de aanloop- of functio- nele schaal toegekend.
De periodieke verhoging wordt voor de eerste maal toegekend e´e´n jaar na indiensttreding dan wel bevordering tot een functie welke is ingedeeld in een hogere functiegroep.
2. Indien de toepassing van een systeem van personeelsbeoordeling dat gebaseerd is op de uitgangspunten zoals opgenomen in het Statuut Sociaal Beleid van deze CAO naar het oordeel van de werkgever daartoe aanleiding geeft, kan de werkgever besluiten in enig jaar ge´e´n dan wel op meerdere momenten in dat jaar een salarisverhoging binnen de aanloop- of functionele schaal toe te kennen.
3. In de functionele salarisschaal 5 t/m 30 zijn als laatste, twee salaris- bedragen opgenomen, die achtereenvolgens aan de werknemer wor- den toegekend, nadat respectievelijk zes en twee jaar zijn verlopen sedert het voorafgaande salarisbedrag uit die schaal aan de werkne- mer is toegekend.
Indien de werkgever toepassing geeft aan een systeem van perso- neelsbeoordeling zoals bedoeld in lid 2 worden de in de vorige vol- zin bedoelde salarisbedragen op basis hiervan toegekend.
4. Het salaris als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt jaarlijks vastgesteld op het bij de leeftijd van de werknemer vermelde bedrag van de jeugdsalarisschaal en wel per de eerste van de maand, waarin hij ver- jaart.
Artikel 7
Bijzondere toeslagen
1. De werkgever kan een gratificatie toekennen.
2. Indien voor e´e´n of meer specifieke functie(s) sprake is van een arbeidsmarktknelpunt kan in bijzondere gevallen aan de werknemer een tijdelijke toeslag worden toegekend ter grootte van maximaal 10% van het voor de werknemer geldende salaris.
3. Voorzover en zolang naar het oordeel van de werkgever ten aanzien 54
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
van de functievervulling sprake is van bijzondere omstandigheden kan aan de werknemer een toeslag worden toegekend.
Bij toekenning van deze toeslag geldt dat de som van het voor de werknemer geldende salaris en de toeslag ten hoogste het maximum van de naast hogere functionele salarisschaal bedraagt.
De toeslag kan echter niet meer bedragen dan maximaal 8 opeenvol- gende regelnummers van de inpassingstabel vanaf het voor de werk- nemer geldende salaris.
Artikel 8
Minimum salaris 55+-er
Aan de werknemer, die:
a. tenminste de 55-jarige leeftijd heeft bereikt en
b. daaraan direct voorafgaand onafgebroken 5 jaren in dienst van de- zelfde werkgever is geweest,
wordt geen lager salaris toegekend dan het maximum vastgestelde sala- ris van de schaal, waarin betrokkene is ingedeeld;
Toepassing van deze bepaling geldt uitsluitend voor werknemers die een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan vo´o´r 1 juli 1994.
Artikel 9
Bevordering
1. Bij bevordering tot een functie welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, wordt het salaris ontleend aan de functionele schaal van de nieuwe functie, met dien verstande dat het tot dan toe geno- ten salaris met 2 periodieken wordt verhoogd en het nieuwe salaris tenminste gelijk moet zijn aan het minimum van de functionele schaal van de functie, waarnaar de werknemer werd bevorderd, doch nimmer meer mag bedragen dan het maximum van de bij deze hogere functie behorende schaal. Hierbij worden buiten beschouwing gelaten de in de functionele schalen opgenomen uitloopperiodieken, als bedoeld in artikel 6, lid 3.
2. Indien bij een bevordering als bedoeld in het vorige lid de werkne- mer nog niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3, lid 2 dan geldt, overeenkomstig het in artikel 3, lid 3 bepaalde, de aanloopschaal.
3. Van het in de leden 1 en 2 bepaalde kan door de werkgever worden afgeweken. Wanneer de werkgever, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden, zijn voorgenomen
55
besluit tot afwijking als in de vorige volzin bedoeld aan de onderne- mingsraad voorlegt, kan hiertegen niet als bezwaar worden inge- bracht dat de CAO een dergelijke regeling uitsluit. Het in de vorige volzin bedoelde besluit van de werkgever heeft dezelfde rechtskracht als de bepalingen van deze CAO.
Artikel 10
Waarneming
1. De werknemer, die is aangewezen om, anders dan in het geval van vervanging wegens vakantie, gedurende langere tijd dan e´e´n maand aaneengesloten een hoger ingedeelde functie, welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, van een andere werknemer geheel of nage- noeg geheel waar te nemen, ontvangt voor elke maand van de waar- neming een vergoeding, gelijk aan het verschil tussen zijn huidige salaris en het aanvangssalaris van de hoger ingedeelde functie, welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, met een minimum van 2 periodieken. Het salaris vermeerderd met voornoemde vergoeding kan niet meer bedragen dan het maximum van de schaal van de hoger ingedeelde functie die wordt waargenomen.
2. De werknemer, die is aangewezen om anders dan in het geval van vervanging wegens vakantie gedurende langere tijd dan e´e´n maand aaneengesloten een hoger ingedeelde functie, welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, van een andere werknemer voor tenminste de helft van de dagelijkse arbeidsduur waar te nemen, ontvangt voor elke maand van de waarneming een vergoeding gelijk aan het ge- stelde in lid 1, welke wordt berekend naar het gedeelte van zijn waar- neming.
3. Van het in de leden 1 en 2 bepaalde kan door de werkgever worden afgeweken. Wanneer de werkgever, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden, zijn voorgenomen besluit tot afwijking als in de vorige volzin bedoeld aan de onderne- mingsraad voorlegt, kan hiertegen niet als bezwaar worden inge- bracht dat de CAO een dergelijke regeling uitsluit. Het in de vorige volzin bedoelde besluit van de werkgever heeft dezelfde rechtskracht als de bepalingen van deze CAO.
Artikel 11
Gratificatie
De werknemer, die onafgebroken in dienst van de werkgever is geweest, heeft recht op een e´e´nmalige gratificatie ten bedrage van een kwart van het maandsalaris bij 12,5 jaar, de helft van het maandsalaris bij 25 jaar, en een vol maandsalaris bij 40 jaar dienst. Indien de contractuele arbeids-
56
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
duur in de relevante dienstjaren wijziging(en) heeft ondergaan, wordt het maandsalaris naar evenredigheid van die contractuele arbeidsduur ver- hoogd of verlaagd.
Bij toekenning van hetzij ouderdomspensioen hetzij volledige overbrug- gingsuitkering, heeft de werknemer recht op een gratificatie ten bedrage van de helft van het maandsalaris.
Artikel 12
Toepassing instroomschaal
Voor werknemers die in overleg met Arbeidsvoorziening worden aange- steld in een door de instelling nieuw gecree¨erde functie, welke functie als zodanig bij partijen is aangemeld, vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de ondernemingsraad dan wel personeelsvertegen- woordiging, en door partijen is bevestigd, geldt voor het opdoen van ervaring gedurende het eerste jaar van functievervulling het bij instroom- schaal 01 genoemde (naar rato) wettelijk minimumloon. Toekenning van het wettelijk minimumloon kan met maximaal 1 jaar worden verlengd. De in bijlage E vermelde instroomschaal 01 wordt maximaal 2 jaar toe- gepast.
Voor de werknemer die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, geldt (naar rato) de bij de instroomschaal behorende jeugdschaal con- form het wettelijk minimum jeugdloon en het hierin bij zijn leeftijd ver- melde salaris.
57
BIJLAGE A
BIJ UITVOERINGSREGELING SALARIËRING PER 1 APRIL 19961)
Salarisschalen Instroomschaal 1
jeugdschaal 01 instroomschaal 01
17 jr. | 1087 | 0 | 1 | 2174* |
18 jr. | 1304 | 1 | 2 | 2215 |
19 jr. | 1522 | 2 | 3 | 2255 |
20 jr. | 1739 | |||
21 jr. | 1957 |
* Zo nodig wettelijk minimum loon toekennen.
Salarisschalen functiegroep 5
jeugdschaal 03 aanloopschaal 04 functionele schaal 05
17 jr. | 1128 | 0 | 1 | 2174* | 0 | 3 | 2255 |
18 jr. | 1353 | 1 | 2 | 2215 | 1 | 4 | 2343 |
19 jr. | 1579 | 2 | 3 | 2255 | 2 | 5 | 2429 |
20 jr. | 1804 | 3 | 4 | 2343 | 3 | 6 | 2477 |
21 jr. | 2030 | 4 | 7 | 2542 | |||
5 | 8 | 2607 | |||||
11 | 9 | 2675 | |||||
13 | 10 | 2749 |
* Zo nodig wettelijk minimum loon toekennen.
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
58
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Salarisschalen functiegroep 10
jeugdschaal 08 aanloopschaal 09 functionele schaal 10
17 jr. | 1172 | 0 | 1 | 2174* | 0 | 4 | 2343 |
18 jr. | 1406 | 1 | 2 | 2215 | 1 | 5 | 2429 |
19 jr. | 1640 | 2 | 3 | 2255 | 2 | 6 | 2477 |
20 jr. | 1875 | 3 | 4 | 2343 | 3 | 7 | 2542 |
21 jr. | 2109 | 4 | 5 | 2429 | 4 | 8 | 2607 |
5 | 9 | 2675 | |||||
6 | 10 | 2749 | |||||
12 | 11 | 2833 | |||||
14 | 12 | 2921 |
* Zo nodig wettelijk minimum loon toekennen.
Salarisschalen functiegroep 15
jeugdschaal 13 aanloopschaal 14 functionale schaal 15
17 jr. | 1215 | 0 | 2 | 2215 | 0 | 5 | 2429 |
18 jr. | 1458 | 1 | 3 | 2255 | 1 | 6 | 2477 |
19 jr. | 1701 | 2 | 4 | 2343 | 2 | 7 | 2542 |
20 jr. | 1943 | 3 | 5 | 2429 | 3 | 8 | 2607 |
21 jr. | 2186 | 4 | 6 | 2477 | 4 | 9 | 2675 |
5 | 10 | 2749 | |||||
6 | 11 | 2833 | |||||
7 | 12 | 2921 | |||||
13 | 13 | 3019 | |||||
15 | 14 | 3119 |
Salarisschalen functiegroep 20
jeugdschaal 18 aanloopschaal 19 functionale schaal 20
17 jr. | 1238 | 0 | 3 | 2255 | 0 | 6 | 2477 |
18 jr. | 1486 | 1 | 4 | 2343 | 1 | 7 | 2542 |
19 jr. | 1734 | 2 | 5 | 2429 | 2 | 8 | 2607 |
20 jr. | 1981 | 3 | 6 | 2477 | 3 | 9 | 2675 |
21 jr. | 2229 | 4 | 7 | 2542 | 4 | 10 | 2749 |
5 | 11 | 2833 | |||||
6 | 12 | 2921 | |||||
7 | 13 | 3019 | |||||
8 | 14 | 3119 |
59
jeugdschaal | 18 | aanloopschaal 19 | functionale | schaal 20 | ||
17 jr. | 1238 | 0 3 | 2255 | 0 | 6 | 2477 |
14 | 15 | 3211 | ||||
16 | 16 | 3315 |
Salarisschalen functiegroep 25
jeugdschaal 23 aanloopschaal 24 functionale schaal 25
17 jr. | 1271 | 0 | 4 | 2343 | 0 | 7 | 2542 |
18 jr. | 1525 | 1 | 5 | 2429 | 1 | 9 | 2675 |
19 jr. | 1780 | 2 | 6 | 2477 | 2 | 10 | 2749 |
20 jr. | 2034 | 3 | 7 | 2542 | 3 | 11 | 2833 |
21 jr. | 2288 | 4 | 8 | 2607 | 4 | 12 | 2921 |
5 | 9 | 2675 | 5 | 13 | 3019 | ||
6 | 14 | 3119 | |||||
7 | 15 | 3211 | |||||
8 | 16 | 3315 | |||||
14 | 17 | 3398 | |||||
16 | 18 | 3498 |
Salarisschalen functiegroep 30
jeugdschaal 28 aanloopschaal 29 functionale schaal 30
17 jr. | 1303 | 0 | 6 | 2477 | 0 | 8 | 2607 |
18 jr. | 1564 | 1 | 7 | 2542 | 1 | 10 | 2749 |
19 jr. | 1825 | 2 | 8 | 2607 | 2 | 12 | 2921 |
20 jr. | 2085 | 3 | 9 | 2675 | 3 | 13 | 3019 |
21 jr. | 2346 | 4 | 10 | 2749 | 4 | 14 | 3119 |
5 | 11 | 2833 | 5 | 15 | 3211 | ||
6 | 16 | 3315 | |||||
7 | 17 | 3398 | |||||
8 | 18 | 3498 | |||||
14 | 19 | 3590 | |||||
16 | 20 | 3686 |
60
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Salarisschalen functiegroep 35
jeugdschaal 33 aanloopschaal 34 functionale schaal 35
17 jr. | 1375 | 0 | 8 | 2607 | 0 | 10 | 2749 |
18 jr. | 1650 | 1 | 9 | 2675 | 1 | 12 | 2921 |
19 jr. | 1924 | 2 | 10 | 2749 | 2 | 14 | 3119 |
20 jr. | 2199 | 3 | 11 | 2833 | 3 | 15 | 3211 |
21 jr. | 2474 | 4 | 12 | 2921 | 4 | 16 | 3315 |
5 | 13 | 3019 | 5 | 17 | 3398 | ||
6 | 18 | 3498 | |||||
7 | 19 | 3590 | |||||
8 | 20 | 3686 | |||||
9 | 21 | 3781 |
Salarisschalen functiegroep 40
jeugdschaal aanloopschaal 39 functionale schaal 40
0 | 10 | 2749 | 0 | 12 | 2921 |
1 | 11 | 2833 | 1 | 14 | 3119 |
2 | 12 | 2921 | 2 | 16 | 3315 |
3 | 13 | 3019 | 3 | 17 | 3398 |
4 | 14 | 3119 | 4 | 18 | 3498 |
5 | 15 | 3211 | 5 | 19 | 3590 |
6 | 20 | 3686 | |||
7 | 21 | 3781 | |||
8 | 22 | 3876 | |||
9 | 23 | 3972 | |||
10 | 24 | 4069 |
Salarisschalen functiegroep 45
jeugdschaal aanloopschaal 44 functionale schaal 45
0 | 10 | 2749 | 0 | 16 | 3315 |
1 | 12 | 2921 | 1 | 18 | 3498 |
2 | 14 | 3119 | 2 | 20 | 3686 |
3 | 16 | 3315 | 3 | 21 | 3781 |
4 | 17 | 3398 | 4 | 22 | 3876 |
5 | 18 | 3498 | 5 | 23 | 3972 |
6 | 19 | 3590 | 6 | 24 | 4069 |
7 | 25 | 4167 | |||
8 | 26 | 4271 | |||
9 | 27 | 4376 | |||
10 | 28 | 4469 |
61
Salarisschalen functiegroep 50
jeugdschaal aanloopschaal 49 functionale schaal 50
0 | 14 | 3119 | 0 | 21 | 3781 |
1 | 16 | 3315 | 1 | 23 | 3972 |
2 | 18 | 3498 | 2 | 25 | 4167 |
3 | 20 | 3686 | 3 | 27 | 4376 |
4 | 21 | 3781 | 4 | 28 | 4469 |
5 | 22 | 3876 | 5 | 29 | 4574 |
6 | 23 | 3972 | 6 | 30 | 4677 |
7 | 31 | 4774 | |||
8 | 32 | 4872 | |||
9 | 33 | 4974 | |||
10 | 34 | 5077 |
Salarisschalen functiegroep 55
jeugdschaal aanloopschaal 54 functionale schaal 55
0 | 19 | 3590 | 0 | 26 | 4271 |
1 | 21 | 3781 | 1 | 28 | 4469 |
2 | 23 | 3972 | 2 | 30 | 4677 |
3 | 25 | 4167 | 3 | 32 | 4872 |
4 | 26 | 4271 | 4 | 34 | 5077 |
5 | 27 | 4376 | 5 | 35 | 5172 |
6 | 28 | 4469 | 6 | 36 | 5269 |
7 | 37 | 5378 | |||
8 | 38 | 5490 | |||
9 | 39 | 5600 | |||
10 | 40 | 5699 |
62
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Salarisschalen functiegroep 60
jeugdschaal aanloopschaal 59 functionale schaal 60
0 | 25 | 4167 | 0 | 32 | 4872 |
1 | 27 | 4376 | 1 | 34 | 5077 |
2 | 29 | 4574 | 2 | 36 | 5269 |
3 | 31 | 4774 | 3 | 38 | 5490 |
4 | 32 | 4872 | 4 | 40 | 5699 |
5 | 33 | 4974 | 5 | 42 | 5915 |
6 | 34 | 5077 | 6 | 44 | 6121 |
7 | 45 | 6213 | |||
8 | 46 | 6307 | |||
9 | 47 | 6404 | |||
10 | 48 | 6499 |
Salarisschalen functiegroep 65
jeugdschaal aanloopschaal 64 functionale schaal 65
0 | 32 | 4872 | 0 | 40 | 5699 |
1 | 34 | 5077 | 1 | 42 | 5915 |
2 | 36 | 5269 | 2 | 44 | 6121 |
3 | 38 | 5490 | 3 | 46 | 6307 |
4 | 40 | 5699 | 4 | 48 | 6499 |
5 | 41 | 5808 | 5 | 50 | 6696 |
6 | 42 | 5915 | 6 | 52 | 6890 |
7 | 43 | 6021 | 7 | 54 | 7086 |
8 | 56 | 7282 | |||
9 | 57 | 7377 | |||
10 | 58 | 7475 | |||
11 | 59 | 7575 | |||
12 | 60 | 7671 |
63
Salarisschalen functiegroep 70
jeugdschaal aanloopschaal 69 functionale schaal 70
0 | 42 | 5915 | 0 | 50 | 6696 |
1 | 44 | 6121 | 1 | 53 | 6991 |
2 | 46 | 6307 | 2 | 56 | 7282 |
3 | 48 | 6499 | 3 | 59 | 7575 |
4 | 50 | 6696 | 4 | 62 | 7867 |
5 | 51 | 6794 | 5 | 64 | 8064 |
6 | 52 | 6890 | 6 | 66 | 8307 |
7 | 53 | 6991 | 7 | 68 | 8551 |
8 | 70 | 8794 | |||
9 | 71 | 8916 | |||
10 | 72 | 9040 | |||
11 | 73 | 9162 | |||
12 | 74 | 9284 |
Salarisschalen functiegroep 75
jeugdschaal aanloopschaal 74 functionale schaal 75
0 | 54 | 7086 | 0 | 62 | 7867 |
1 | 56 | 7282 | 1 | 65 | 8183 |
2 | 58 | 7475 | 2 | 68 | 8551 |
3 | 60 | 7671 | 3 | 71 | 8916 |
4 | 62 | 7867 | 4 | 74 | 9284 |
5 | 63 | 7963 | 5 | 76 | 9530 |
6 | 64 | 8064 | 6 | 78 | 9786 |
7 | 65 | 8183 | 7 | 80 | 10059 |
8 | 82 | 10334 | |||
9 | 83 | 10468 | |||
10 | 84 | 10606 | |||
11 | 85 | 10765 | |||
12 | 86 | 10928 | |||
13 | 87 | 11085 | |||
14 | 88 | 11247 |
64
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Salarisschalen functiegroep 80
jeugdschaal aanloopschaal 79 functionale schaal 80
0 | 66 | 8307 | 0 | 74 | 9284 |
1 | 68 | 8551 | 1 | 77 | 9651 |
2 | 70 | 8794 | 2 | 80 | 10059 |
3 | 72 | 9040 | 3 | 83 | 10468 |
4 | 74 | 9284 | 4 | 86 | 10928 |
5 | 75 | 9407 | 5 | 88 | 11247 |
6 | 76 | 9530 | 6 | 90 | 11565 |
7 | 77 | 9651 | 7 | 92 | 11885 |
8 | 94 | 12207 | |||
9 | 95 | 12367 | |||
10 | 96 | 12529 | |||
11 | 97 | 12689 | |||
12 | 98 | 12849 | |||
13 | 99 | 13012 | |||
14 | 100 | 13172 |
65
BIJLAGE B
BIJ UITVOERINGSREGELING SALARIËRING
Salarisschalen van werknemers die een opleiding volgen
I. A. De basisopleidingen:
a. Voor de onder d genoemde werknemers geldt het bij het leer- jaar onder d vermelde salaris.
b. Voor leerling-verpleegkundigen en leerling-ziekenverzorgen- den geldt na indiensttreding bij de werkgever het bij het leer- jaar onder e. vermelde salaris.
c. De leerling-verpleegkundige, die in het bezit is van een di- ploma ziekenverzorging of diploma verpleegkundige, en de leerling operatie-assistent die in het bezit is van een diploma verpleegkundige, worden gedurende de gehele nieuwe oplei- dingsperiode gesalarieerd:
– bij het bezit van het diploma ziekenverzorging: volgens de jeugdschaal dan wel volgens een van de inpassingsta- belnummers, behorende bij de salarisschalen van functie- groep 30.
– bij het bezit van het diploma verpleegkundige: volgens de jeugdschaal dan wel volgens een van de inpassingstabel- nummers, behorende bij de salarisschalen van functie- groep 35.
Indien de werkgever het behalen van het diploma in het belang van de instelling acht, kan zij met betrokkenen bij individuele arbeidsovereenkomst voor de duur van de gehele nieuwe opleidingsperiode een hogere salarie¨ring overeenko- men.
De leerling-verpleegkundige die in het bezit is van een di- ploma MDGO en tenminste over e´e´n jaar functionele werk- ervaring beschikt, wordt gedurende de gehele nieuwe opleidingsperiode gesalarieerd volgens de jeugdschaal dan wel volgens een van de inpassingstabelnummers behorende bij de salarisschalen van functiegroep 30.
De leerling-ziekenverzorgende die in het bezit is van een diploma MDGOVZ , die een verkorte inservice-opleiding ziekenverzorgende volgt en tenminste over e´e´n jaar functio- nele werkervaring beschikt, wordt gedurende de gehele nieuwe opleidingsperiode gesalarieerd volgens de jeugdschaal danwel volgens een van de inpassingstabelnummers beho- rende bij de salarisschalen van functiegroep 25.
Voor leerling-verpleegkundigen en leerling-ziekenverzorgen- den, die op of na 1 september 1986 met de vervolgopleiding starten, dient het alsdan bepaalde salarisbedrag te worden vermenigvuldigd met de factor 38/40.
Voornoemde factor 38/40 wordt niet toegepast, indien de leer-
66
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
xxxx op of na 1 september 1986 direct wordt toegelaten tot een leerjaar waarvoor de per 1 september 1986 gewijzigde opleidingsbeschikkingen over leerling-verpleegkundigen en leerling-ziekenverzorgenden (nog) niet van toepassing zijn.
d. Xxxxxxxx-operatie-assistent a) Leerling-radiodiagnostisch laborant b) Leerling-radiotherapeutisch laborant c)
Leerling-laborant klinische neurofysiologie Leerling-longfunctie-assistent
a) xxxxxxxxx niet in het bezit van het diploma operatie- assistent studierichting chirurgie dan wel studierichting anaesthesiologie
b) voorzover niet in het bezit van het diploma radio- therapeutisch laborant
c) voorzover niet in het bezit van het diploma radio- diagnostisch laborant.
01-01-’97*1) 01-07-’97*
1e leerjaar 1615 1623
2e leerjaar 1897 1907
3e leerjaar 2455 2468
4e leerjaar 2455 2468
* Voorzover het minimumloon niet hoger ligt.
1 Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
De achter de leerjaren vermelde bedragen gelden zodra de werknemer in het daarboven vermelde jaar tot het betrokken leerjaar wordt toegelaten.
e. Leerling-verpleegkundigen Leerling-ziekenverzorgenden
(voorzover de opleiding op of na 1 september 1986 is gestart)
67
01-01-’97**1) | 01-07-’97** | |
1e leerjaar | 1522 | 1530 |
2e leerjaar | 1795 | 1804 |
3e leerjaar | 2322 | 2333 |
4e leerjaar | 2322 | 2333*** |
** Voorzover het minimumloon, vermenigvuldigd met de factor 38/40, niet hoger ligt.
*** Voor de toepassing van de CAO wordt de leerling-verpleegkundige en leerling-ziekenverzorgende geacht een volledige dagtaak te hebben met dien ver- stande dat het salaris als deeltijdsalaris in de verhouding 38/40 wordt aangemerkt. Deze salarissen zijn al met deze factor aangepast.
I. B. Renteloze lening basisopleidingen inservice leerlingen:
1. Tijdens de voorbereidende periode, met uitzondering van de periode die geldt voor de hierna onder I.B.2 genoemde leer- lingen, vindt met inachtneming van het bepaalde in bijlage B van de uitvoeringsregeling salarie¨ring geen betaling, vergoe- ding of verstrekking om niet plaats.
Leermiddelen worden in bruikleen verstrekt. Wel zal op ver- zoek van de leerling gedurende deze periode een renteloze lening worden verstrekt met een maximum van 90% per maand van het netto-salaris van de 1e-jaars leerling. Terug- betaling van de lening dient plaats te vinden in de periode gedurende welke met de werknemer na de voorbereidende periode een leer-arbeidsovereenkomst is aangegaan. De ter- mijn van terugbetaling bedraagt maximaal 24 maanden.
2. Tijdens de voorbereidende periode, welke van toepassing is voor leerling-verpleegkundigen en leerling-ziekenverzorgen- den, wordt conform bijlage B van de uitvoeringsregeling salarie¨ring gedurende de voorbereidende periode een zakgeld toegekend. Leermiddelen worden in bruikleen verstrekt. Daar- naast zal op verzoek van de leerling gedurende deze periode een renteloze lening worden verstrekt met een maximum van 50% per maand van het netto-salaris van de 1e-jaars leerling. Terugbetaling van de lening dient plaats te vinden in de periode, gedurende welke met de werknemer na de voorbe- reidende periode een leer/arbeidsovereenkomst is aangegaan. De termijn van terugbetaling bedraagt maximaal 24 maanden.
II. De leerlingstelsel-opleidingen
1. Bij indiensttreding vanaf 1 augustus 1988 geldt voor de werkne- mer die in opleiding is in het kader van een leerlingstelsel de jeugdschaal (bij leeftijd van 22 jaar of ouder: de aanloopschaal)
1) Algemeen verbindend verklaring heeft geen terugwerkende kracht.
68
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
behorende bij een door de werkgever vastgestelde functionele schaal die ligt onder de laagst voorkomende functionele schaal voor de functie waarvoor wordt opgeleid.
2. Bij e´e´n dag onderwijs per week bedraagt het salaris 4/5, bij twee dagen onderwijs per week bedraagt het salaris 3/5 van het onder 1 bedoelde salaris.
III. Overige opleidingen
Indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met het oog op een opleiding in het kader waarvan het een vereiste is praktisch werkzaam te zijn en waarvoor de eindverantwoordelijkheid niet bij de werkgever berust, geldt het volgende:
1. Voor de vaststelling van het salaris zijn van toepassing de artike- len 20 en 21 en de uitvoeringsregeling salarie¨ring.
2. Voor de salarisvaststelling worden de uren in aanmerking geno- men waarop daadwerkelijk arbeid wordt verricht. Bij hoge uit- zondering kan in overleg tussen werkgever en werknemer wor- den overeengekomen dat de lesuren geheel dan wel gedeeltelijk als werktijd worden aangemerkt.
IV. Aspirant leerlingen
Indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voorafgaand aan een te ontvangen opleiding, als bedoeld in artikel 2, tweede lid sub o, geldt het salaris behorende bij het 1e leerjaar zoals genoemd in deze bijlage onder I.A., Basisopleidingen.
Het onder III overige opleidingen, bepaalde geldt o.a. voor de volgende opleidingen:
– MBO/HBO-inrichtingswerkenden;
– MBO-arbeidstherapeuten.
69
BIJLAGE C
BIJ UITVOERINGSREGELING SALARIËRING
Salarisschalen van werknemers die een (vervolg)opleiding volgen
I. a. De vervolg-opleidingen
Onder vervolg-opleidingen wordt verstaan inservice-opleidingen in aanvulling op de in Bijlage B onderdeel I.A. genoemde basis- opleidingen of daarmee door de werkgever gelijkgestelde vervolg- opleidingen.
b. Voor de werknemer die een, zoals hierboven aangegeven, vervolg- opleiding volgt, geldt tenminste de aanloopschaal van de laagste functionele schaal die binnen de instelling wordt toegepast ten aanzien van de functie waarvoor de betreffende opleiding wordt gevolgd.
c. Voor de werknemer die het diploma behorend bij een vervolg- opleiding, zoals aangegeven in I.a., heeft gehaald geldt het vol- gende:
Indien de werknemer voor het begin van die opleiding reeds in dienst was van de werkgever en na de opleiding voor hem dezelfde functionele salarisschaal geldt als voor de opleiding, dan behoudt hij tenminste aanspraak op:
– hetzelfde salaris als hij genoot, voordat hij aan de opleiding begon;
– periodieke verhoging van dit xxxxxxx op hetzelfde tijdstip als voor de opleiding gold.
d. Terzake Ia, b en c is artikel 9 van de uitvoeringsregeling salarie¨- ring niet van toepassing.
III. Opleiding tot verpleeghuisarts
Voor de werknemers die deze opleiding volgen, geldt tenminste de aanloopschaal van de laagst voorkomende functionele schaal voor de artsenfunctie.
Voor de salarisvaststelling worden de uren in aanmerking genomen waarop daadwerkelijk arbeid wordt verricht. Bij hoge uitzondering kan in overleg tussen werkgever en werknemer worden overeenge- komen dat de lesuren geheel dan wel gedeeltelijk als werktijd wor- den aangemerkt.
70
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE D
I. DE INPASSINGSTABELLEN
Salarisniveau 01-01-19971) 01-07-1997
1 | 2206* | 2217* |
2 | 2248 | 2259 |
3 | 2289 | 2301 |
4 | 2379 | 2390 |
5 | 2466 | 2478 |
6 | 2514 | 2527 |
7 | 2581 | 2593 |
8 | 2646 | 2659 |
9 | 2715 | 2728 |
10 | 2791 | 2804 |
11 | 2875 | 2890 |
12 | 2965 | 2980 |
13 | 3065 | 3080 |
14 | 3166 | 3182 |
15 | 3259 | 3275 |
16 | 3364 | 3381 |
17 | 3449 | 3466 |
18 | 3550 | 3568 |
19 | 3644 | 3662 |
20 | 3742 | 3760 |
21 | 3838 | 3857 |
22 | 3935 | 3954 |
23 | 4032 | 4052 |
24 | 4130 | 4150 |
25 | 4229 | 4251 |
26 | 4335 | 4357 |
27 | 4442 | 4464 |
28 | 4536 | 4558 |
29 | 4642 | 4666 |
30 | 4747 | 4771 |
31 | 4846 | 4870 |
32 | 4945 | 4970 |
33 | 5049 | 5074 |
34 | 5153 | 5179 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
71
Salarisniveau 01-01-19971) 01-07-1997
35 | 5249 | 5276 |
36 | 5348 | 5375 |
37 | 5458 | 5486 |
38 | 5572 | 5600 |
39 | 5684 | 5713 |
40 | 5784 | 5813 |
41 | 5895 | 5925 |
42 | 6003 | 6033 |
43 | 6111 | 6142 |
44 | 6213 | 6244 |
45 | 6306 | 6338 |
46 | 6401 | 6433 |
47 | 6500 | 6533 |
48 | 6597 | 6629 |
49 | 6696 | 6730 |
50 | 6796 | 6830 |
51 | 6896 | 6930 |
52 | 6994 | 7028 |
53 | 7096 | 7131 |
54 | 7192 | 7228 |
55 | 7291 | 7327 |
56 | 7392 | 7429 |
57 | 7488 | 7525 |
58 | 7587 | 7625 |
59 | 7689 | 7727 |
60 | 7786 | 7825 |
61 | 7884 | 7923 |
62 | 7985 | 8025 |
63 | 8082 | 8123 |
64 | 8185 | 8225 |
65 | 8306 | 8348 |
66 | 8431 | 8473 |
67 | 8554 | 8597 |
68 | 8679 | 8722 |
69 | 8803 | 8847 |
70 | 8926 | 8970 |
71 | 9050 | 9095 |
72 | 9176 | 9222 |
73 | 9300 | 9346 |
74 | 9424 | 9471 |
75 | 9548 | 9595 |
76 | 9673 | 9721 |
77 | 9796 | 9844 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
72
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Salarisniveau 01-01-19971) 01-07-1997
78 | 9933 | 9983 |
79 | 10074 | 10125 |
80 | 10210 | 10261 |
81 | 10350 | 10401 |
82 | 10489 | 10541 |
83 | 10625 | 10678 |
84 | 10765 | 10819 |
85 | 10927 | 10982 |
86 | 11092 | 11148 |
87 | 11252 | 11308 |
88 | 11416 | 11473 |
89 | 11576 | 11634 |
90 | 11738 | 11797 |
91 | 11900 | 11959 |
92 | 12063 | 12123 |
93 | 12226 | 12287 |
94 | 12390 | 12452 |
95 | 12553 | 12616 |
96 | 12717 | 12780 |
97 | 12880 | 12944 |
98 | 13042 | 13107 |
99 | 13207 | 13273 |
100 | 13370 | 13437 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
* Zo nodig wettelijk minimum loon toekennen.
II. DE JEUGDSCHALEN functiegroep 5 / jeugdschaal 03
niveau per | 01-01-19971) | 01-07-1997 |
17 jaar | 1145 | 1150 |
18 jaar | 1373 | 1380 |
19 jaar | 1602 | 1610 |
20 jaar | 1831 | 1840 |
21 jaar | 2060 | 2070 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
73
functiegroep 10 / jeugdschaal 08
niveau per | 01-01-19971) | 01-07-1997 |
17 jaar | 1189 | 1195 |
18 jaar | 1427 | 1434 |
19 jaar | 1665 | 1673 |
20 jaar | 1903 | 1912 |
21 jaar | 2141 | 2151 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
functiegroep 15 / jeugdschaal 13
niveau per | 01-01-19971) | 01-07-1997 |
17 jaar | 1233 | 1239 |
18 jaar | 1479 | 1487 |
19 jaar | 1726 | 1735 |
20 jaar | 1973 | 1983 |
21 jaar | 2219 | 2230 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
functiegroep 20 / jeugdschaal 18
niveau per | 01-01-19971) | 01-07-1997 |
17 jaar | 1257 | 1263 |
18 jaar | 1508 | 1516 |
19 jaar | 1760 | 1769 |
20 jaar | 2011 | 2021 |
21 jaar | 2263 | 2274 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
74
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
functiegroep 25 / jeugdschaal 23
niveau per | 01-01-19971) | 01-07-1997 |
17 jaar | 1290 | 1297 |
18 jaar | 1548 | 1556 |
19 jaar | 1806 | 1815 |
20 jaar | 2064 | 2075 |
21 jaar | 2322 | 2334 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
functiegroep 30 / jeugdschaal 28
niveau per | 01-01-19971) | 01-07-1997 |
17 jaar | 1323 | 1330 |
18 jaar | 1588 | 1596 |
19 jaar | 1852 | 1861 |
20 jaar | 2117 | 2127 |
21 jaar | 2381 | 2393 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
functiegroep 35 / jeugdschaal 33
niveau per | 01-01-19971) | 01-07-1997 |
17 jaar | 1395 | 1402 |
18 jaar | 1674 | 1683 |
19 jaar | 1953 | 1963 |
20 jaar | 2232 | 2244 |
21 jaar | 2511 | 2524 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
75
BIJLAGE E
BIJ DE UITVOERINGSREGELING SALARIËRING
Instroomschaal 01:1)
c. Uitvoeringsregeling overwerk Artikel 1 Definities
1. Onder overwerk wordt verstaan: arbeid die incidenteel wordt verricht boven de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde arbeidsduur, voorzover er geen sprake is van verschoven dienst.
2. Vergoeding voor overwerk wordt gegeven, indien de werknemer opdracht tot overwerk heeft gekregen, dan wel redelijkerwijs mocht aannemen, dat hij opdracht tot overwerk zou hebben gekregen.
Artikel 2
Bepaling aantal overwerkuren en vrijgestelde werknemers
1. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode van een half uur of korter voorafgaande aan of aansluitend op de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde werktijd, komt deze pe- riode niet voor vergoeding in aanmerking.
2. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode, langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een heel uur.
3. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode, langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond op halve res- pectievelijk hele uren.
4. Aan de werknemer van 55 jaar of ouder en de zwangere werknemer na de derde maand van de zwangerschap zal geen overwerk worden opgedragen tenzij de werknemer er mee instemt om overwerk te ver- richten.
Artikel 3
Vergoedingsregeling voor werknemer met een volledige dagtaak
1. De vergoeding voor overwerk wordt – voorzover lid 3 van dit arti-
1) Voor deze schaal gelden de bedragen het van het wettelijk minimum(jeugd)loon.
76
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
kel niet anders bepaalt – verstrekt in de vorm van vrije tijd, gelijk aan het aantal uren dat het overwerk heeft geduurd en daarenboven in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld onder lid 2 van dit artikel.
2. De onder 1 genoemde geldelijke beloning bestaat uit een percentage van het uurloon en wel:
– 25% voor overwerk verricht tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrijdag, met dien verstande dat in een periode van zeven dagen het aantal aldus te belonen uren maxi- maal 5 bedraagt; de overige uren worden beloond met 50%;
– 50% voor overwerk verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maandag tot en met vrijdag;
– 75% voor overwerk verricht op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen;
– 100% voor overwerk verricht op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 24.00 uur en op 24 en 31
december tussen 18.00 en 24.00 uur.
Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel ver- staan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop de werkne- mer volgens zijn werktijdenregeling of rooster niet zou behoeven te werken.
3. Het recht op vergoeding van overwerk als genoemd onder lid 1 wordt toegekend in de volgende gevallen:
a. indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingsta- bel niet overschrijdt;
b. indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingsta- bel te boven gaat doch nr. 74 van die tabel niet overschrijdt: indien en voorzover het aantal gewerkte uren boven de in de werktijdenregeling of rooster opgenomen arbeidsduur me´e´r dan 6 gemiddeld per week bedraagt, te meten over de periode waar- voor de werktijdenregeling c.q. het rooster geldt;
c. indien het salaris van de werknemer boven nr. 74 van de inpassingstabel ligt: indien en voorzover het aantal gewerkte uren boven de in de werktijdenregeling of het rooster opgenomen arbeidsduur me´e´r dan 16 gemiddeld per week bedraagt, te meten over de periode waarvoor de werktijdenregeling c.q. het rooster geldt.
4. In afwijking van het gestelde in lid 3 onder a, b en c kunnen partijen bij deze CAO voor bepaalde categoriee¨n van werknemers een andere urennorm voor het overwerk vaststellen. Ten aanzien van assistent-
77
geneeskundigen in opleiding tot specialist geldt het bepaalde in lid 3 sub b met dien verstande dat daarin voor 6 gelezen wordt 10.
Artikel 4
Vergoedingsregeling voor de deeltijdwerker
1. De vergoeding van overwerk bestaat uit het voor de werknemer gel- dende uurloon, indien en voorzover het aantal overuren, gemiddeld per week, te meten over de periode waarvoor de werktijdenregeling
c.q. het rooster geldt, niet me´e´r bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeids- duur bij een volledige dagtaak.
2. Daarenboven wordt een vergoeding als genoemd in artikel 3 toege- kend, indien en voorzover het aantal overuren, gemiddeld per week, te meten over de periode waarvoor de werktijdenregeling c.q. het rooster geldt, me´e´r bedraagt dan het verschil tussen de voor de werk- nemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak.
Artikel 5
Maximaal aantal uren overwerk, vacaturestelling
1. Het aantal uren overwerk mag gemiddeld per week, te meten per kwartaal niet me´e´r bedragen dan 10%:
a. van 40 uur, indien het salaris van de werknemer overeenkomt met nr. 48 van de inpassingstabel of daaronder;
b. van 46 uur, indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingstabel te boven gaat doch nr. 74 van die tabel niet over- schrijdt;
c. van 56 uur, indien het salaris van de werknemer boven nr. 74 van de inpassingstabel ligt.
2. Indien het percentage van 10 in het eerste lid wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken werknemer overgegaan tot of het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
3. De ondernemingsraad ontvangt op zijn verzoek met betrekking tot de in het 1e lid vermelde salariscategoriee¨n een overzicht van de bin- nen een afdeling of groep per werknemer per kalenderkwartaal gemaakte overuren teneinde de raad in de gelegenheid te stellen zich een oordeel te vormen omtrent het gevoerde beleid ten aanzien van vacaturestelling dan wel assistentieverlening.
4. Indien een deeltijdwerker over enig kwartaal meer dan 10% overuren maakt dan zijn contractuele arbeidsduur, wordt op verzoek van de
78
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
betrokken werknemer hem een contract voor de meerdere uren aan- geboden. Indien betrokkene hier niet om verzoekt, wordt overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
Artikel 6
Opnemen vergoeding overwerk
a. De in artikel 3 bedoelde vrije tijd dient na overleg met de betrokken werknemer te worden verleend en opgenomen uiterlijk in het kwar- taal, volgens op het kwartaal waarin het overwerk is verricht, tenzij tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is overeenge- komen.
b. In geval het belang van de werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd omgezet in een geldbedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
c. De ondernemingsraad ontvangt op zijn verzoek inzicht in de toepas- sing van het bepaalde in artikel 6 sub b.
d. Uitvoeringsregeling onregelmatige dienst
Artikel 1
Definities
Onder onregelmatige dienst wordt verstaan arbeid die volgens xxxxxxx wordt verricht op de uren als vermeld in artikel 4. Onder onregelmatige dienst wordt mede verstaan, arbeid die door een deeltijdwerker niet vol- gens rooster wordt verricht op de uren als vermeld in art. 4, boven het bij zijn arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal uren, voorzover zij de 40 uren niet te boven gaan.
Artikel 2
Werkingssfeer onregelmatige dienst
1. Recht op vergoeding voor het verrichten van onregelmatige dienst hebben die werknemers, die zijn ingedeeld in functiegroep 65 of lager.
2. Aan de werknemer van 55 jaar of ouder en de zwangere werknemer
79
na de derde maand van de zwangerschap wordt geen onregelmatige dienst opgedragen, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar maakt.
Artikel 3
Vergoedingsregeling onregelmatige dienst
1. De vergoeding voor onregelmatige dienst wordt verstrekt in de vorm van een geldelijke beloning dan wel, indien de werknemer daarom verzoekt in de vorm van vrije tijd. De vrije tijd wordt bepaald door de ingevolge artikel 4 berekende geldelijke vergoeding te delen door het geldende uurloon van de werknemer.
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt, tenzij de belangen van de instelling zich hiertegen verzetten, door de werkgever ingewilligd.
3. Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient in de eerste helft van enig kalenderjaar te worden gedaan.
Bij inwilliging van het verzoek gaat de vergoeding in de vorm van vrije tijd in op 1 januari daaropvolgend en blijft tenminste voor 1 kalenderjaar gehandhaafd.
4. Op uiterlijk 30 juni van enig kalenderjaar kunnen werkgever en werknemer mededelen dat de vergoeding niet meer in de vorm van vrije tijd, doch in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld in lid 1 dient te geschieden.
Deze wijziging gaat alsdan in op 1 januari daaropvolgend.
De werkgever is bevoegd om aan de mededeling van de werknemer als bedoeld in dit lid geen gevolg te geven, indien de belangen van de instelling zich hiertegen verzetten.
Artikel 4
Berekening vergoeding onregelmatige dienst
De in artikel 3 genoemde geldelijke beloning wordt berekend uitgaande van het geldende uurloon, waarbij echter voor de berekening als maxi- mum geldt het uurloon afgeleid van nummer 19 van de inpassingstabel voor het ziekenhuiswezen, op basis van de volgende percentages: 22% (gewijzigd per 1-1-1997)1)
voor onregelmatige dienst op uren vallende tussen 06.00 uur en 07.00 uur, en tussen 20.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrijdag; 38% op uren vallende tussen 06.00 uur en 22.00 uur op zaterdag; 44% op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en
24.00 uur op maandag tot en met vrijdag;
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
80
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
49% op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en
24.00 uur op zaterdag.
55% op uren vallende tussen 00.00 uur en 24.00 uur op zon- en feest- dagen en op uren vallende tussen 18.00 uur en 24.00 uur op 24 en 31 december.
Artikel 5
Afbouwregeling ORT
1. Indien de onregelmatige dienst van de werknemer door de werkge- ver wordt bee¨indigd of verminderd dan wel de bee¨indiging of ver- mindering plaatsvindt op medisch advies en niet is te wijten aan eigen schuld of toedoen van de werknemer heeft deze aanspraak op een tegemoetkoming op de voet van de volgende leden.
2. Voorwaarden voor de in het eerste lid genoemde tegemoetkoming zijn, dat:
1. de werknemer in dezelfde instelling op het moment van de in het eerste lid bedoelde bee¨indiging dan wel vermindering tenminste 3 jaren onafgebroken onregelmatige dienst heeft verricht.
2. dat het verschil tussen:
a. enerzijds het salaris verhoogd met de gemiddeld per maand in de voorgaande 12 maanden genoten vergoeding voor onre- gelmatige dienst;
b. anderzijds het – al dan niet nieuwe – salaris verhoogd met de eventueel nog te genieten gemiddelde vergoeding voor onre- gelmatige dienst (over een periode van 3 maanden na de in het eerste lid bedoelde bee¨indiging of vermindering te me- ten:;
meer bedraagt dan 2% van het onder sub a genoemde bedrag e´n het onder sub b berekende bedrag lager is dan het onder sub a berekende bedrag.
3. De tegemoetkoming bedraagt gedurende het eerste jaar 75%, gedu- rende het tweede jaar 50% en gedurende het derde jaar 25% van het in het tweede lid genoemde verschil, voorzover dit meer bedraagt dan het in het tweede lid genoemde percentage.
De berekeningsgrondslag voor de tegemoetkoming blijft gedurende de hiervoor genoemde periode ongewijzigd.
81
e. Uitvoeringsregeling bereikbaarheids- en aanwezigheidsdienst
Artikel 1
Definities
1. Onder bereikbaarheidsdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer – buiten de vastgestelde werktijd – beschikbaar moet zijn om op oproep zo spoedig mogelijk arbeid te verrichten.
2. Onder dagaanwezigheidsdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer – buiten de vastgestelde werktijd – gedurende de uren tussen 06.00 – 24.00 uur in de instelling aanwezig en beschik- baar moet zijn om op oproep onverwijld arbeid te verrichten.
3. Onder nachtaanwezigheidsdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer – buiten de vastgestelde werktijd – gedurende de uren tussen 24.00 – 06.00 uur in de instelling aanwezig en beschik- baar moet zijn om op oproep onverwijld arbeid te verrichten.
Artikel 2
Maximaal aantal diensten
In elke periode van 28 achtereenvolgende dagen mag de werknemer maximaal 14 dagen voor bereikbaarheidsdienst dan wel nacht- aanwezigheidsdienst dan wel maximaal 7 dagen voor dagaanwezigheids- dienst worden ingezet, mits de werknemer tenminste 2 weekends in bedoelde 28 dagen vrij is van genoemde diensten.
Bij combinatie van voormelde diensten en/of slaapdienst wordt voor de toepassing van dit artikel e´e´n dag dagaanwezigheidsdienst gelijkgesteld met 2 dagen bereikbaarheidsdienst dan wel 2 dagen nachtaanwezigheids- dienst dan wel 2 dagen slaapdienst.
Artikel 3
Vrijgestelde werknemers
Aan de werknemer van 55 jaar of ouder en de zwangere werknemer na de derde maand van de zwangerschap wordt geen bereikbaarheids- of aanwezigheidsdienst opgedragen, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar maakt.
82
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
Maximale aanwezigheid
Het aantal uren waarop de werknemer uit hoofde van zijn vastgestelde werktijd en hierop aansluitende aanwezigheidsdienst achtereen in de instelling moet zijn mag van maandag tot en met vrijdag ten hoogste 24 uren en gedurende het weekend ten hoogste 40 uren bedragen.
Aansluitend aan deze periode wordt een rustperiode verleend van e´e´n vierde van de totale aanwezigheidsperiode met een minimum van 6 uren.
Artikel 5
Vergoeding van arbeid tijdens bereikbaarheids- en aanwezigheidsdienst
Wanneer tijdens de in artikel 1 genoemde diensten arbeid wordt verricht zijn, onverminderd de in artikel 9 vermelde compensaties, artikel 2, 3, 5 en 6 van de uitvoeringsregeling overwerk van toepassing.
Ingeval de werknemer tijdens de dag- en nachtaanwezigheidsdienst wordt opgeroepen, wordt voor de berekening van de overwerkvergoeding uitgegaan van een periode van tenminste een half uur; indien deze oproep geschiedt tijdens de bereikbaarheidsdienst wordt voor genoemde berekening uitgegaan van een periode van tenminste een half uur, te ver- meerderen met de werkelijke reistijd.
Artikel 6
Vergoeding van arbeid tijdens bereikbaarheids- en aanwezigheidsdienst
1. De vergoeding voor arbeid verricht tijdens de in artikel 1 genoemde diensten wordt verstrekt in de vorm van vrije tijd, gelijk aan het aan- tal uren dat de arbeid heeft geduurd en daarenboven in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld onder lid 2 van dit artikel.
2. De onder 1 genoemde geldelijke beloning bestaat uit een percentage van het uurloon en wel:
– 25% voor arbeid verricht tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maan- dag tot en met vrijdag, met dien verstande dat in een periode van zeven dagen het aantal aldus te belonen uren maximaal 5 be- draagt; de overige uren worden beloond met 50%;
– 50% voor arbeid verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maan- dag tot en met vrijdag;
83
– 75% voor arbeid verricht op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije- dagen;
– 100% voor arbeid verricht op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 24.00 uur en op 24 en 31 decem-
ber tussen 18.00 en 24.00 uur.
Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel ver- staan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop de werk- nemer volgens zijn werktijdenregeling of rooster niet zou behoe- ven te werken.
3. Ingeval de werknemer tijdens de dag- en nachtaanwezigheidsdienst wordt opgeroepen, wordt voor de berekening van de vergoeding uit- gegaan van een periode van tenminste een half uur; indien deze oproep geschiedt tijdens de bereikbaarheidsdienst wordt voor ge- noemde berekening uitgegaan van een periode van tenminste een half uur, te vermeerderen met de werkelijke reistijd.
Artikel 7
Spoedeisende arbeid
Tijdens de in artikel 1 genoemde diensten mag slechts arbeid worden verricht voor zover deze geen uitstel toelaat.
Artikel 8
Minimale rusttijd na oproep
Wanneer tijdens de in artikel 1 genoemde diensten in de uren die liggen tussen 00.00 uur en 06.00 uur gedurende meer dan 2 uren arbeid is ver- richt, dan wel meer dan tweemaal aan een oproep gevolg is gegeven zal de werknemer voor de eerstkomende nacht niet voor enige dienst wor- den ingezet, tenzij hij – aansluitend aan de laatste periode, waarin hij gedurende voormelde uren daadwerkelijk arbeid heeft verricht – tenmin- ste 6 uren rust kan hebben genoten.
Artikel 9
Vergoedingsregeling bereikbaarheids- en aanwezigheidsdienst
1. De werknemer van wie het salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer 88 van de inpassingstabel voor het ziekenhuiswezen aange- geven bedrag, ontvangt voor de uren doorgebracht in bereikbaar- heidsdienst, dag- en nachtaanwezigheidsdienst een compensatie in vrije tijd.
Voor de werknemer die aanspraak heeft op toepassing van artikel 4 (garantiebepaling) van de uitvoeringsregeling salarie¨ring, geldt in
84
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
plaats van voornoemd nummer 88 het nummer 48 van de inpassings- tabel.
2. De in het vorige lid bedoelde compensatie bedraagt per uur in het geval van:
a. bereikbaarheidsdienst
– op erkende feestdagen: 3/18
– op zaterdagen/zondagen: 2/18
– op overige dagen: 1/18
b. dagaanwezigheidsdienst
– op erkende feestdagen: 5/18
– op zaterdagen/zondagen: 4/18
– op overige dagen: 2/18
c. nachtaanwezigheidsdienst
– op erkende feestdagen: 7/18
– op zaterdagen/zondagen: 6/18
– op overige dagen: 3/18
3. Indien de werknemer in een tijdvak van 3 achtereenvolgende perio- den van 28 dagen met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, gedurende meer dan 8 weekenddagen bereikbaarheids- en/of aanwezigheidsdienst verricht, ontvangt hij boven de in lid 2 ge- noemde compensatie, voor de meerdere bereikbaarheids- en aanwezigheidsdiensten op weekeindedagen een toeslag van 50% van deze compensatie. De beperking vermeld in de tweede volzin van artikel 10 lid 1 is op deze toeslag niet van toepassing.
Artikel 10
(Opnemen) vergoeding bereikbaarheids- en aanwezigheidsdienst
1. De in artikel 9 genoemde vrije tijd dient te worden verleend en opge- nomen binnen een tijdvak van twee maanden na het verrichten van de bereikbaarheids- c.q. aanwezigheidsdienst, tenzij tussen de werk- gever en de werknemer anders wordt overeengekomen.
Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft omgezet in een geldbedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
2. Ingeval bereikbaarheids- c.q. aanwezigheidsdienst wordt verricht op een door de werkgever aangewezen vakantiedag, als bedoeld in arti- kel 1, 2e lid van de uitvoeringsregeling vakantie, blijft de aanspraak van de werknemer op die dag behouden.
85
Artikel 11
Maaltijdverstrekking en telefoonkostenvergoeding
1. Tijdens het verrichten van aanwezigheidsdienst worden de maaltij- den door de werkgever gratis verstrekt.
2. Indien de werkgever het noodzakelijk acht dat de werknemer over telefoon beschikt om bereikbaar te zijn in het kader van de bereik- baarheidsdienst worden hem vergoed:
– de volledige abonnementskosten en de volledige kosten van aan- sluiting indien zijn salaris niet meer bedraagt dan het onder num- mer 21 van de inpassingstabel aangegeven bedrag;
– de helft van de abonnementskosten en de helft van de kosten van aansluiting indien zijn salaris hoger is dan het onder nummer 21 van de inpassingstabel aangegeven bedrag;
– de gemaakte zakelijke gesprekskosten.
f. Uitvoeringsregeling crisisdienst (GGZ)
Artikel 1
Definitie
Onder crisisdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer
– buiten de vastgestelde werktijd – beschikbaar moet zijn om op oproep zo spoedig mogelijk arbeid te verrichten. Deze arbeid wordt in de regel verricht buiten de plaats waar de werknemer gewoonlijk arbeid verricht.
Artikel 2
Maximaal aantal diensten
In elke periode van 28 achtereenvolgende dagen mag de werknemer maximaal 7 dagen voor crisisdienst worden ingezet, mits de werknemer tenminste 2 weekeinden in bedoelde 28 dagen vrij is van genoemde diensten.
Voor deeltijdwerkenden dienen deze maxima naar evenredigheid te wor- den toegepast, tenzij de werknemer tegen het hanteren van de genoemde maxima geen bezwaar heeft.
Artikel 3
Vrijgestelde werknemers
Aan de werknemer van 55 jaar of ouder en de zwangere werknemer na de derde maand van de zwangerschap wordt geen crisisdienst opgedra- gen, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar maakt.
86
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
Vergoedingsregeling crisisdienst
De werknemer ontvangt voor de uren waarin de werknemer beschikbaar moet zijn een compensatie in vrije tijd.
Deze compensatie bedraagt per uur in het geval van crisisdienst:
– de erkende feestdagen: 3/18
– op zaterdagen/zondagen: 2/18
– op overige dagen: 1/18.
Artikel 5
Vergoedingsregeling van arbeid tijdens crisisdienst
De werknemer ontvangt voor de uren waarin tijdens crisisdienst daad- werkelijk arbeid wordt verricht een compensatie in vrije tijd gelijk aan de tijd waarin arbeid werd verricht.
De werkelijke reistijd wordt hierbij als gewerkte tijd aangemerkt. Daarenboven ontvangt de werknemer voor elk gewerkt uur een toeslag in geld als percentage van het uurloon en wel:
– 25% voor de gewerkte tijd tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maan- dag tot en met vrijdag;
– 50% voor de gewerkte tijd tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maan- dag tot en met vrijdag;
– 75% voor de gewerkte tijd op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen;
– 100% voor de gewerkte tijd op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 0.00 uur en 24.00 uur en op 24 en 31 december
tussen 18.00 uur en 24.00 uur.
Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop de werknemer volgens zijn werktijdenregeling of rooster niet zou behoeven te werken.
Artikel 6
(Opnemen) vergoeding crisisdienst
De in artikel 4 genoemde vrije tijd dient te worden verleend en opgeno- men binnen een tijdvak van twee maanden na het verrichten van de crisisdienst, tenzij tussen werkgever en werknemer anders wordt over- eengekomen.
Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werk- gever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten
87
hoogste de helft omgezet in een geldbedrag, bestaande uit een evenre- dig deel van het salaris.
Ingeval de crisisdienst wordt verricht op een door de werkgever aange- wezen vakantiedag, als bedoeld in artikel 1, 2e lid van de Uvr vakantie, blijft de aanspraak van de werknemer op die dag behouden.
Artikel 7
Telefoonkostenvergoeding
Indien de werkgever het noodzakelijk acht dat de werknemer over tele- foon beschikt om bereikbaar te zijn in het kader van de crisisdienst wor- den aan de werknemer vergoed:
– 50% van de abonnementskosten en de eventuele kosten van aanslui- ting;
– de gemaakte zakelijke gesprekskosten.
g. Uitvoeringsregelling slaapdienst
Artikel 1
Definities
Onder slaapdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer
– buiten de vastgestelde werktijd – gedurende de uren tussen 23.00 en
07.00 uur in de directe omgeving van patie¨nten moet slapen en anders dan na een oproep als bedoeld in artikel 1 van de uitvoeringsregeling bereikbaarheidsdienst- en aanwezigheidsdienst direct hulp biedt indien de situatie van de patie¨nt zulks noodzakelijk maakt.
Artikel 2
Maximaal aantal diensten
In elke periode van 28 achtereenvolgende dagen mag de werknemer maximaal 14 dagen voor slaapdienst worden ingezet, mits de werkne- mer tenminste 2 weekends in bedoelde 28 dagen vrij is van genoemde dienst.
Bij combinatie van slaapdienst en bereikbaarheidsdienst dan wel nacht- aanwezigheidsdienst dan wel dagaanwezigheidsdienst wordt voor de toepassing van dit artikel e´e´n dag slaapdienst gelijk gesteld aan e´e´n dag bereikbaarheidsdienst dan wel e´e´n dag nachtaanwezigheidsdienst dan wel e´e´n halve dag dagaanwezigheidsdienst.
88
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 3
Vrijgestelde werknemers
Aan de werknemer van 55 jaar of ouder wordt geen slaapdienst opge- dragen, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar maakt.
Artikel 4
Maximale aanwezigheid
Het aantal uren waarop de werknemer uit hoofde van zijn vastgestelde werktijd en hierop aansluitende slaapdienst achtereen in de instelling moet zijn, mag van maandag tot en met vrijdag ten hoogste 24 uren en gedurende het weekend ten hoogste 40 uren bedragen.
Aansluitend aan deze periode wordt een rustperiode verleend van e´e´n vierde van de totale aanwezigheidsperiode met een minimum van 6 uren.
Artikel 5
Vergoeding slaapdienst
1. De werknemer, van wie het salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer 48 van de inpassingstabel voor het ziekenhuiswezen aange- geven bedrag ontvangt als vergoeding:
a. een bedrag van f 40,– voor elke slaapdienst, ongeacht het aantal uren dat deze dienst bedraagt; en
b. een vergoeding in vrije tijd voor de uren doorgebracht in slaap dienst.
2. De in het vorige lid onder b bedoelde vergoeding bedraagt 1⁄4 van de tijd doorgebracht in slaapdienst.
3. In het belang van de afdeling/dienst kan de werkgever, na overleg met de Ondernemingsraad, in afwijking van de in lid 1 en 2 ge- noemde vergoedingsregeling een vergoeding toekennen in uitslui- tend vrije tijd.
Deze vergoeding bedraagt 1/2 van de tijd doorgebracht in slaap- dienst.
89
Artikel 6
(Opnemen) slaapdienstregeling
1. De in artikel 5 genoemde tijd dient te worden verleend en opgeno- men binnen een tijdvak van twee maanden na het verrichten van de slaapdienst, tenzij tussen de werkgever en de werknemer anders wordt overeengekomen. Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft omgezet in een geld- bedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
2. Ingeval slaapdienst wordt verricht op een door de werkgever aange- geven vakantiedag, als bedoeld in artikel 1, 2e lid, van de uitvoerings- regeling vakantie, blijft de aanspraak van de werknemer op die dag behouden.
h. Uitvoeringsregeling vakantiebijslag
Artikel 1
Uitbetaling vakantiebijslag
De vakantiebijslag wordt e´e´nmaal per jaar in de maand mei uitgekeerd over een periode van 12 maanden, aanvangende met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.
Artikel 2
Hoogte van de vakantiebijslag
a. De vakantiebijslag bedraagt voor de werknemer die op 31 mei een vol jaar full-time in dienst is geweest, 8% van het jaarsalaris.Voor de toepassing hiervan wordt verstaan onder jaarsalaris: twaalf maal het op 1 mei geldende salaris.
b. Voor werknemers van 22 jaar of ouder bedraagt in enig jaar de vakantiebijslag bij een vol jaar full-time dienstverband minimaal f 2743,– per jaar.1) Het minimumbedrag wordt in de maand mei van het uitkeringsjaar verhoogd met:
1. de eventuele algemene loonaanpassingen die in het kader van de CAO-Ziekenhuiswezen hebben plaatsgevonden;
2. het effect van de eventuele verhoging in het afgelopen jaar van het vakantiebijslag-percentage;
1) Per 1 januari 1997: 27841)
Per 1 juli 1997: 2798.
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
90
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
c. Wanneer de werknemer slechts een deel van de periode waarover vakantiebijslag wordt berekend in dienst is geweest dan wel in die periode of een deel daarvan in deeltijd heeft gewerkt, heeft hij naar evenredigheid recht op vakantiebijslag.
d. Indien de werknemer de dienst verlaat voor de uitkeringsdatum, wordt op basis van het ten tijde van de bee¨indiging van het dienst- verband geldende maandsalaris de vakantiebijslag naar evenredig- heid uitgekeerd.
i. Uitvoeringsregeling reiskosten woon-werkverkeer en bezoek ouderlijke woning
Artikel 1
Definitie en hoogte van vergoeding
1. Aan de werknemer wordt een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het eenmaal dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk, met inachtneming van het bepaalde in het hiernavolgende.
2. Onder de in het eerste lid genoemde kosten worden verstaan de reis- kosten gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar vervoer als- mede de kosten voortvloeiend uit gebruik van brug, tunnel of veer.
3. Het bedrag van de vergoeding als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal f 188,– per maand. Op het bedrag van de vergoeding komt in mindering een eigen bijdrage van de werknemer ad f 84,50.
4. Voor de werknemer, die gebruik maakt van eigen vervoer wordt de vergoeding met inachtneming van het bepaalde in het derde lid gefixeerd op het tarief, dat met inachtneming van het aantal af te leg- gen kilometers, bij vervoer per trein laagste klasse geldt.
Artikel 2
Uitgebreide definitie
1. Aan de werknemer wordt een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk ten gevolge van:
– gebroken diensten met een onderbreking langer dan 2 uren;
– een oproep in het kader van de bereikbaarheidsdienst;
91
– overwerk op uren die niet aansluiten op de normale arbeidstijd;
– aanwezigheidsdienst op uren die niet aansluiten op de normale arbeidstijd.
2. Onder reiskosten wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan:
– de kosten gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar ver- voer;
– indien de werknemer van eigen auto gebruik maakt: het bedrag van het tarief dat, met inachtneming van het aantal afgelegde kilometers, bij vervoer per trein laagste klasse geldt;
– bij een oproep al dan niet in het kader van de bereikbaarheids- dienst, de werkelijk gemaakte reiskosten dan wel indien van een eigen auto gebruik wordt gemaakt een vergoeding van 67 ct. per km.
Artikel 3
Bezoek ouderlijke woning
1. De minderjarige ongehuwde werknemer, van wie het salaris niet meer bedraagt dan het bedrag als is aangegeven onder nummer 5 van de inpassingstabel, ontvangt een vergoeding van de kosten van het tweemaal per maand naar de ouderlijke woning binnen Nederland reizen, voorzover deze kosten een bedrag van f 5,– per heen- en terugreis te samen te boven gaan.
2. Onder de in het eerste lid genoemde kosten worden verstaan de kos- ten, gebaseerd op de laagste klasse van openbaar vervoer.
3. Van de in lid 1 bedoelde leeftijdsgrens kan door de werkgever naar boven worden afgeweken.
Artikel 4
Aanpassen bedragen
De in de artikelen 1, 2 en 3 genoemde bedragen worden gelijktijdig met de wijziging van de vervoerstarieven van de NS aangepast.
Artikel 5
Overleggen bescheiden
Op verzoek van de werkgever dient de werknemer de bescheiden over te leggen waaruit het bedrag van de tegemoetkoming kan worden vast- gesteld.
92
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 6
Instellingsregeling
De werkgever kan in overleg met de Ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen voor (de) werknemer(s) ten aanzien van de vergoeding voor het dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk en het bezoeken van de ouderlijke woning.
Deze regeling treedt dan in de plaats van het bepaalde in deze uitvoerings- regeling. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft deze uitvoeringsregeling van toepassing.
j. Uitvoeringsregeling reis- en verblijfkosten
Artikel 1
Werkingssfeer en hoogte vergoeding
Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden incidenteel reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen moet maken worden deze kosten vergoed met inachtneming van de navolgende richtlijnen.
Voor de verblijfkosten: de noodzakelijk gemaakte kosten. Voor de reiskosten:
– de kosten van openbaar vervoer op basis van laagste klasse tarief.
– een vergoeding van 67 cent per kilometer indien de werknemer met toestemming van de werkgever van eigen auto gebruikt maakt. Dit bedrag wordt gelijktijdig met de wijziging van de vervoerstarieven van de NS aangepast.
Artikel 2
Overleggen bescheiden
Op verzoek van de werkgever dient de werknemer de bescheiden over te leggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld.
Artikel 3
Instellingsregeling
De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen ten aanzien van het toekennen van een vergoeding aan (de) werknemer(s) voor de gemaakte reis- en verblijfkosten.
93
Deze regeling treedt dan in de plaats van het bepaalde in deze uitvoerings- regeling. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft deze uitvoeringsregeling van toepassing.
k. Uitvoeringsregeling verhuiskosten
Artikel 1
Definities
In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:
a. gezinsleden: de echtgeno(o)t(e), de relatiepartner, de eigen, stief- en pleegkinderen van de werknemer, die deel uitmaken van zijn gezin;
b. eigen huishouding voeren: het bewonen van woonruimte, bestaande uit tenminste twee vertrekken, met een eigen inboedel en eigen keukenuitrusting; onder vertrekken worden verstaan woonkamers, slaapkamers en/of keuken;
c. jaarsalaris:
– 12 maal het salaris van de maand waarin de verhuizing plaats- vindt waarvoor ten deze als minimum geldt het salaris als aan- gegeven onder nummer 16 van de inpassingstabel en als maxi- mum het salaris onder nr. 90 van de inpassingstabel;
– wanneer de verhuizing voor de indiensttreding plaatsvindt, 12 maal het salaris zoals overeengekomen als aanvangssalaris in de arbeidsovereenkomst met inachtneming van voornoemd mini- mum en maximum;
– de vakantiebijslag over het hiervoor genoemde bedrag;
– voor de deeltijdwerker wordt voor de vaststelling of voornoemd minimum of maximum van toepassing is zijn salaris tot een salarisbedrag bij volledige dienstbetrekking herleid.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Een verhuiskostenvergoeding wordt toegekend aan:
a. de werknemer die zich in verband met het aangaan van de arbeidsovereenkomst vestigt in het door de werkgever na overleg met de OR vastgestelde woongebied;
b. de werknemer die tijdens het dienstverband verplicht wordt zich te vestigen in een nader door de werkgever na overleg met de OR aan te wijzen woongebied.
2. De verhuiskostenvergoeding wordt niet toegekend indien en voorzo- ver de werknemer aanspraak heeft op een andere regeling voor tege- moetkoming in de verhuiskosten.
3. Indien de echtgeno(o)t(e) dan wel de relatiepartner van de werkne- 94
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mer gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig met de werknemer aan- spraak kan doen gelden bij dezelfde werkgever op de vergoeding als bepaald in artikel 4, wordt de vergoeding slechts aan e´e´n belangheb- bende uitbetaald, waarbij voor de berekening het hoogste salaris in aanmerking wordt genomen.
Artikel 3
Verhuiskostenvergoeding en dienstwoning
1. Ook bestaat aanspraak op verhuiskostenvergoeding bij het betrekken van een dienstwoning of bij het verlaten daarvan, ingeval dit verla- ten:
a. samenhangt met het bee¨indigen van de arbeidsovereenkomst we- gens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd dan wel in het genot gesteld worden van een overbruggingsuitkering als bedoeld in het reglement van het Pensioenfonds voor de Gezond- heid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen of wegens het blijvend ongeschikt zijn voor het vervullen van de betrokken functie;
b. xxxxxx op een daartoe door de werkgever opgelegde verplichting anders dan op grond van dringende, door de werknemer xxxxxx- zaakte en hem te verwijten redenen.
2. Indien het verlaten van een dienstwoning verband houdt met het overlijden van de werknemer, hebben zijn gezinsleden recht op verhuiskostenvergoeding.
Artikel 4
Hoogte van de verhuiskostenvergoeding
1. De verhuiskostenvergoeding bestaat voor degene die een eigen huis- houding voert uit:
a. vergoeding van de kosten van vervoer van de werknemer en zijn gezinsleden en van de bagage en de inboedel naar de nieuwe woning, de kosten van het in- en uitpakken daaronder begrepen;
b. vergoeding van de ten laste van de werknemer komende huur- kosten van de oude woning tot een maximum van 2 maanden, indien tegelijkertijd reeds de huur voor de nieuwe woning moet worden betaald;
c. vergoeding van overige uit de verhuizing voortvloeiende kosten tot een maximum van 12% van het jaarsalaris van de werknemer op het moment van de verhuizing;
95
d. vergoeding van f 100,– per meeverhuizend kind.
2. De verhuiskostenvergoeding bestaat voor degene die geen eigen huishouding voert uit:
a. vergoeding van de kosten van vervoer van de bagage en de inboedel naar de nieuwe woning, de kosten van het in- en uitpak- ken daaronder begrepen;
b. vergoeding van de ten laste van de werknemer komende huur- kosten van de oude woning tot een maximum van 2 maanden, indien tegelijkertijd reeds de huur voor de nieuwe woning moet worden betaald;
c. vergoeding van overige uit de verhuizing voortvloeiende kosten tot een maximum van 4% van het jaarsalaris van de werknemer, tenzij door de werkgever gestoffeerde woonruimte ter beschik- king wordt gesteld.
3. In bijzondere gevallen kan de werkgever, als de werknemer geen gebruik maakt van de hem aangeboden gestoffeerde woonruimte, de vergoeding als genoemd in het tweede lid onder c toekennen.
4. Ter bepaling van de verhuiskostenvergoeding van de werknemer, als bedoeld in artikel 2, lid 1 sub a, wordt voor de beantwoording van de vraag, of betrokkene al dan niet een eigen huishouding voert, de situatie op de dag van indiensttreding in aanmerking genomen.
5. Ten aanzien van de werknemer, met wie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, worden – onverminderd het be- paalde in artikel 6 – onder de leden 1 sub c en 2 sub c van dit arti- kel vermelde verhuiskosten vergoeding verminderd met 1⁄24e voor iedere maand, dat het dienstverband korter duurt dan 2 jaar na de datum van verhuizing.
Artikel 5
Overige te vergoeden kosten
Aan de werknemer die:
a. een eigen huishouding voert en
b. bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst zich vestigt dan wel tij- dens het dienstverband door de werkgever verplicht wordt zich te vestigen in een door hem aangewezen woongebied en
c. ondanks redelijke en aantoonbare pogingen niet onmiddellijk slaagt in het vinden van een hem passende woongelegenheid in het nieuwe woongebied, worden vergoed:
1. gedurende e´e´n jaar, de kosten op basis van openbaar vervoer van het dagelijks heen en weer reizen tussen zijn woning en zijn werk;
2. de pensionkosten in de gemeente van vestiging van de werkge-
96
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ver, alsmede de reiskosten naar de oude woning e´e´nmaal per week, wanneer de belangen van de instelling of de werknemer het dagelijks heen en weer reizen van de werknemer niet gedo- gen, e´e´n en ander in overleg met de werkgever.
Artikel 6
Terugbetaling verhuiskosten
1. De in artikel 4, 1e en 2e lid onder c omschreven vergoeding zal moe- ten worden terugbetaald indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer of tengevolge van dringende, door de werknemer veroorzaakte en hem verwijtbare redenen binnen 2 jaar na de verhui- zing als hier bedoeld wordt bee¨indigd.
2. De terugbetaling als bedoeld in lid 1 vindt niet plaats in het geval de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer op medische grond wordt bee¨indigd en deze bee¨indiging ook naar het oordeel van de werkgever op die grond geboden is.
3. De terugbetaling als bedoeld in het eerste lid bedraagt het bedrag der vergoeding als bedoeld in artikel 4, 1e en 2e lid onder c, verminderd met 1/24 voor elke volle maand dat de arbeidsovereenkomst na de dag van de verhuizing heeft voortgeduurd.
Artikel 7
Afwijkende regeling
De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen voor (de) werknemer(s) ten aanzien van de verhuiskosten- vergoeding. Deze regeling treedt dan in de plaats van het bepaalde in deze uitvoeringsregeling. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft deze uitvoeringsregeling van toepassing.
l. Uitvoeringsregeling voorgeschreven kleding
Artikel 1
Werkingssfeer, definities en aansprakelijkheid
1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer, die, gezien de aard van zijn functie, door de werkgever na overleg met de OR ver- plicht wordt voorgeschreven kleding te dragen.
97
2. Onder voorgeschreven kleding wordt ten deze, afhankelijk van de aard van de functie van de werknemer, verstaan:
a. uniformkleding
b. uniforme werkkleding
c. specifieke kleding
3. De in het eerste lid genoemde kleding wordt door de werkgever aan de werknemer in bruikleen verstrekt.
4. De werknemer is aansprakelijk voor een goed gebruik van de voor- geschreven kleding.
Artikel 2
Kosten onderhoud
De kosten verbonden aan het onderhoud van de voorgeschreven kleding komen ten laste van de werkgever.
Artikel 3
Vereiste kleding en schoeisel
De werknemer is verplicht om tijdens het verrichten van zijn werkzaam- heden verzorgd en naar de eisen van de functie gekleed en geschoeid te gaan.
Artikel 4
Afwijkende regeling
De werkgever kan in overleg met de Ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen voor (de) werknemer(s) ten aanzien van de voorgeschre- ven kleding. Deze regeling treedt dan in de plaats van het bepaalde in deze uitvoeringsregeling. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft deze uitvoeringsregeling van toepassing.
m. Uitvoeringsregeling vakantie
Artikel 1
Aantal vakantiedagen
1. De werknemer heeft met behoud van het salaris recht op het hieron- der volgende aantal vakantiedagen per kalenderjaar bij een salaris
a. xxxxxxx niet overschrijdt het bedrag conform nr. 35 van de inpassingstabel, 23 dagen
98
Ziekenhuiswezen 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. hetwelk overschrijdt het bedrag conform nr. 35 van de inpassings- tabel, 24 dagen.
2. De werkgever kan bepalen dat de werknemer op twee door de werk- gever aan te wijzen werkdagen vakantieverlof geniet. Bedoelde da- gen zijn begrepen in het aantal dagen, genoemd in het vorige lid. Deze aanwijzing vindt plaats
– in overleg met de ondernemingsraad;
– uiterlijk aan het einde van de maand januari;
– voor e´e´n of meer groepen van werknemers.
Artikel 2
Jeugddagen
Onverminderd het in artikel 1 bepaalde heeft de werknemer die in een kalenderjaar de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, recht op twee dagen extra vakantie met behoud van salaris.
Artikel 3
Vergrijzingsdagen
Onverminderd het in artikel 1 bepaalde geniet de werknemer met be- houd van salaris in het jaar waarin hij de 45-jarige leeftijd bereikt en de daarop volgende vier jaren 2 dagen extra vakantie;
in het jaar waarin de werknemer de 50-jarige leeftijd bereikt en de daarop volgende vier jaren 4 dagen extra vakantie;
in het jaar waarin de werknemer de 55-jarige leeftijd bereikt en de daarop volgende vier jaren 8 dagen extra vakantie;
in het jaar waarin de werknemer de 60-jarige leeftijd bereikt en de daarop volgende vier jaren 10 dagen extra vakantie.
Artikel 4
Opbouw vakantiedagen
1. Voor elke kalendermaand waarin de werknemer in dienst is of zal zijn, bedraagt de vakantie 1/12 deel van de per jaar vastgestelde vakantie. Een maand, waarin het dienstverband voor de 16e is inge- gaan of na de 15e is gee¨indigd, wordt voor de bepaling van de vakantie als een volle kalendermaand beschouwd.
2. a. Ten aanzien van de werknemer die tengevolge van arbeids-
99