GEDAAGDE In naam van de Koning
GEDAAGDE In naam van de Koning
S
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8469422 CV EXPL 20-7516
vonnis van: 24 december 2021
fno.: 25
vonnis van de kantonrechter
Inzake
[EISER]
wonende te Wijk en Aalburg eiser
nader te noemen: [EISER] gemachtigde: mr. M.P.M. Riep
t e g e n
1. de naamloze vennootschap Vivat Schadeverzekeringen N.V. tevens handelend onder de naam Reaal Schadeverzekeringen
thans overgenomen door
de naamloze vennootschap Nationale Nederlanden Schadeverzekeringen N.V. gevestigd te Den Haag
2. de besloten vennootschap Aannemingsbedrijf X. xxx xxx Xxx B.V.
gevestigd te Brakel
hierna ook te noemen: Xxx xxx Xxx gezamenlijk ook te noemen: gedaagden gemachtigde: mr. X. xxx Xxxxxxx
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 18 juni 2021 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis is op 18 november 2021 een comparitie van partijen gehouden.
Verschenen zijn:
- [XXXXX] in persoon, bijgestaan door zijn echtgenote en gemachtigde;
- X. xxx xxx Xxx als bestuurder namens Xxx xxx Xxx, vergezeld door de gemachtigde van gedaagden.
Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Na een schorsing is vonnis bepaald op heden.
rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, 8469422 CV EXPL 20-7516
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Beoordeling
1. Het tussenvonnis van 18 juni 2021 (hierna: het tussenvonnis) bevat een aantal tikfouten/omissies, onder meer in de weergave van de vordering. Volledigheidshalve wordt deze hier opnieuw, maar dan volledig, opgenomen:
[EISER] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. voor recht te verklaren dat werkgever Xxx xxx Xxx aansprakelijk is voor de door [EISER] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het bedrijfsongeval en de dientengevolge geleden en nog te lijden schade aan de zijde van [EISER] dient te vergoeden;
b. Reaal en Xxx xxx Xxx hoofdelijk, des dat de één betaalt de ander wordt bevrijd, te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
€ 425.355,00 als zijnde schadevergoeding, althans een zodanig bedrag als in goede justitie bepaald;
c. Reaal en Xxx xxx Xxx hoofdelijk, des dat de één betaalt de ander wordt bevrijd, te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
€ 100.000,00 als zijnde smartengeld, althans een zodanig bedrag als in goede justitie bepaald;
d. Reaal en Xxx xxx Xxx hoofdelijk, des dat de één betaalt de ander wordt bevrijd, te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 10.000,00 als zijnde smartengeld, althans een zodanig bedrag als in goede justitie bepaald;
e. Reaal en Xxx xxx Xxx hoofdelijk, des de één betaalt de ander wordt bevrijd, te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van €4.451,78 bij wijze van buitengerechtelijke incassokosten, althans een zodanig bedrag als in goede justitie bepaald;
x.Xxxxx en Xxx xxx Xxx hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
De overige inhoud van het tussenvonnis wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Namens gedaagden is ter zitting naar voren gebracht dat Vivat N.V. inmiddels is overgenomen door Nationale Nederlanden Schadeverzekeringen N.V.
3. In het tussenvonnis van 18 juni 2021 is onder meer overwogen - samengevat - dat het aan [EISER] als eisende partij is om te bewijzen dat hij schade heeft geleden als gevolg van het ongeval dat hem op 3 februari 2012 is overkomen tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden voor Xxx xxx Xxx.
4. [XXXXX] heeft ter zitting nogmaals naar voren gebracht dat uit de rapportage van [NEUROCHIRURG] uit 2019 blijkt dat de kans op blijvende invaliditeit na het ongeval 19% is en de kans op acute verslechtering 58%. [EISER] stelt dat hij v66r het ongeval arbeidsgeschikt was en na het ongeval (grotendeels) arbeidsongeschikt. Hij wijst er op dat hij na het ongeval een week volledig arbeidsongeschikt is geweest en in de periode daarna uitzonderlijk veel atv-dagen heeft opgenomen omdat hij het werken niet volhield. Er is dus geen sprake van een ongewijzigde continuering van de arbeid na
rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, 8469422 CV EXPL 20-7516
3
het ongeval. [XXXXX] stelt dat hij in feite tegen een dwarslaesie aanzat en dat gebeurt niet zomaar.
5. Mocht geoordeeld worden dat hij niet heeft kunnen aantonen dat zijn gezondheidsschade volledig is veroorzaakt door het ongeval, dan vordert [EISER] eventueel een evenredige vermindering van zijn aanspraak in verband met reeds bestaande klachten.
6. [XXXXX] stelt voor om de zaak ambtshalve door te verwijzen naar de schadestaatprocedure, omdat in een dergelijke procedure de omvang van de door hem geleden schade kan worden vastgesteld.
7. Op de vraag van de kantonrechter of [EISER] in staat is om aan te tonen dat zich na het ongeval een "acute verslechtering" van zijn gezondheid heeft voorgedaan, naar aanleiding van de opmerking van [NEUROCHIRURG] dat bij het uitblijven daarvan niet aannemelijk is dat het ongeval de oorzaak is voor de latere gezondheidsklachten van [EISER] (zie rechtsoverweging 1.25 in het tussenvonnis), heeft [EISER] bij monde van zijn gemachtigde laten weten dat dat heel moeilijk is te reconstrueren door het tijdsverloop, maar niettemin biedt [XXXXX] aan dit te bewijzen.
8. [XXXXX] wijst erop dat het uiteindelijk steeds slechter gaat met zijn gezondheid: hij heeft veel pijn en lijdt aan slapeloosheid.
9. Op de vraag van de kantonrechter om nog eens in zijn eigen woorden de toedracht van het ongeval te beschrijven, geeft [EISER] aan dat het behoorlijk lang geleden is en dat hij door het gebruik van zware medicatie problemen heeft met zijn geheugen. In zijn
herinnering liep [XXXXX] achter de kar langs, keek hij over zijn rechterschouder, had hij oogcontact met de kraanmachinist die met zijn gezicht naar hem was toegekeerd, maar reed de kraan toch plotseling achteruit, waarna [XXXXX] een balk of balken tegen zijn hoofd kreeg. De kar zat vast aan de mobiele kraan. Door de klap vloog zijn helm af en had hij bloed in zijn gezicht. [EISER] wijst erop dat in het ongevallenformulier staat dat er sprake was van een hoofdwond (productie 9 bij dagvaarding). Dat is weliswaar niet letterlijk aangevinkt, maar volgens deskundige [NEUROCHIRURG] was dit ook niet echt van belang, aldus [EISER].
10. Op de vraag van de kantonrechter of hij kort voor het ongeval de huisarts heeft bezocht, heeft [EISER] ontkennend geantwoord. [XXXXX] stelt dat hij pas op 7 februari 2012 naar de huisarts is gegaan om een verwijzing te vragen voor de fysiotherapeut. [XXXXX] verwijst naar onder meer de berichten van de fysiotherapie van 11 december 2014 en 19 mei 2016, waaruit blijkt dat hij is verwezen na het ongeval. Dat de verwijzing naar de fysiotherapeut door de huisarts was gedateerd op 27 januari 2012, zoals ook is opgenomen in het tussenvonnis onder rechtsoverweging 1.4, klopt dan ook niet. [XXXXX] heeft geprobeerd de huisarts, die indertijd zelf met gezondheidsklachten kampte en mogelijk daarom zijn administratie niet op orde had, dit te laten corrigeren, maar dat is niet gelukt.
11. Gedaagden hebben ter zitting onderstreept dat wat hen betreft de feiten helder zijn: [EISER] heeft zich v66r het ongeval van 3 februari 2012 al tot de huisarts gewend met pijnklachten, zoals blijkt uit het huisartsenjournaal. Vervolgens heeft de fysiotherapeut op 7 februari 2012 bij de intake geen melding gemaakt van het ongeval. Pas in de
rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, 8469422 CV EXPL 20-7516
nieuwe intake op 15 mei 2014 door een nieuwe fysiotherapeut wordt er melding van gemaakt, op basis van door [XXXXX] zelf gegeven informatie.
12. Dit geldt ook voor de deskundigenrapportages waaronder die van [NEUROCHIRURG] met betrekking tot de vraag of het ongeval aanleiding was tot een acute verslechtering van de medische toestand van [EISER]: deze geeft zelf toe dat hij aanvankelijk niet goed was voorgelicht door [EISER] en dat daardoor dingen over het hoofd zijn gezien.
13. Gedaagden herhalen hun standpunt dat [EISER] aanvankelijk in dienst was voor bepaalde tijd, maar dat het dienstverband naderhand vanaf het begin op 15 augustus 2011 is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit toont volgens gedaagden aan dat het met de gezondheidstoestand en het ziekteverzuim indertijd wel meeviel, anders had Xxx xxx Xxx als ondernemer hem vanzelfsprekend niet alsnog in vaste dienst genomen. Gedaagden bieden in het verlengde hiervan aan te bewijzen dat [EISER] in het jaar na het ongeval gewoon heeft gewerkt en niet opmerkelijk veel heeft verzuimd of vrij genomen en zelfs flink heeft overgewerkt. Gedaagden voegen hieraan toe dat indien zonder ongeval al sprake was van 19% invaliditeit, zoals [NEUROCHIRURG] ten onrechte op basis van de volgens hen onjuiste informatie concludeert, het toch ondenkbaar was dat [EISER] kon functioneren als grondwerker. Wel heeft [EISER] in het verleden, dus véér het ongeval, al periodes aanspraak gehad op een WAO-uitkering. Ook dat wijst op reeds bestaande klachten.
14. Voor het geval er ondanks het verweer, onderbouwd door de mededeling van deskundige [NEUROCHIRURG], nog twijfel zou bestaan over de vraag of de (toename van de) klachten zouden samenhangen met ongeval, menen gedaagden dat er dan reden is om een nieuwe deskundige te benoemen. De kosten daarvoor zouden dan vooralsnog wel voor rekening van [EISER] dienen te komen.
15. [XXXXX] heeft nog naar voren gebracht dat het feit dat hij achteraf alsnog een contract voor onbepaalde tijd kreeg aangeboden niet zoveel aantoont, anders dan dat er op dat moment geen mogelijkheid meer was voor een verdere tijdelijke verlenging voor bepaalde tijd. [XXXXX] betwist dat hij in geval van 19% invaliditeit helemaal niet meer had kunnen werken. [EISER] onderstreept dat de conclusie van [NEUROCHIRURG] ten aanzien van de vraag over de acute verslechtering in antwoord was op een expliciete vraag van gedaagden.
16. Na schorsing van de zitting heeft [XXXXX] meegedeeld dat hij geen behoefte heeft aan een aanvullend deskundigenbericht, omdat dit voor hem emotioneel te belastend is.
17. De kantonrechter stelt voorop dat hem zonder meer duidelijk is dat [EISER] kampt met ernstige gezondheidsklachten, die zijn functioneren in het dagelijks leven ernstig belemmeren. De vraag blijft echter of [XXXXX] voldoende heeft aangetoond dat deze klachten (deels) een gevolg zijn van het ongeval van 3 februari 2012.
18. Ondanks het omvangrijke dossier in deze zaak, waarin een scala aan medische oordelen is opgenomen, kan dit niet worden vastgesteld. Dit is gelegen in de op dit moment wél vaststaande feiten, waaronder het feit dat [XXXXX] op 27 januari 2012 de huisarts heeft verzocht om een verwijzing voor fysiotherapie wegens op dat moment - en dus al
w
rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, 8469422 CV EXPL 20-7516
5
voor het ongeval - bestaande nek- arm- en schouderklachten. [XXXXX] heeft niet kunnen aantonen dat hij niet al véér het ongeval kampte met klachten die uiteindelijk hebben geleid tot zijn sindsdien helaas steeds verder verslechterde gezondheidstoestand. Evenmin heeft hij aangetoond dat zich met betrekking tot de klachten waarmee hij op 27 januari 2012 naar de huisarts is gegaan na 3 februari 2012 een acute verslechtering heeft voorgedaan.
19. [XXXXX] heeft daarnaast onvoldoende aangevoerd tegenover de aangepaste conclusie van [NEUROCHIRURG], dat het ongeval niet heeft bijgedragen aan een gedeeltelijke verslechtering van zijn gezondheidstoestand, omdat zich na 3 februari 2012 geen acute verslechtering heeft voorgedaan.
20. Het is te betreuren dat ondanks het lange traject en alle inspanningen van betrokkenen het niet mogelijk is om een duidelijke conclusie te trekken ten aanzien van de eventuele gevolgen van het ongeval, temeer nu het door het tijdsverloop ook steeds lastiger wordt om de feiten omtrent de exacte toedracht van het ongeval nog te achterhalen. Het zou kunnen dat een nieuwe, onbevooroordeelde deskundige op basis van een eenduidige lezing van beide partijen van de toedracht en verdere feiten een definitief oordeel zou
kunnen geven, maar zeker is dat niet. Nu [EISER] van de benoeming van een dergelijke deskundige om hem moverende redenen heeft afgezien, moet de conclusie zijn dat [EISER] onvoldoende heeft gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat zijn eventuele schade een gevolg is van het ongeval. De vorderingen moeten dan ook worden afgewezen.
21. Bij deze uitkomst zal [EISER] worden belast met de kosten van de procedure
BESLISSING
De kantonrechter:
1. wijst de vordering af;
II. veroordeelt [EISER] in de proceskosten die aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot worden op € 996,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt [XXXXX] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [EISER] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
IV. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken
op 24 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Voor gros De griffier sector