Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 18.27 d.d. 11 juli 2018 te Amsterdam (mr. H.M. Xxxxxx, mr. C.P. Xxxxxxx, X.X. Xxxxxxxxxx, mr. X.X. Xxxxxxxxxx).
0. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen. De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 11 juni 2018 te Amsterdam.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een hypotheek met contractnummer ***955. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een bijzonderheidscode 2 ((restant) vordering geheel opeisbaar) op 20 april 2016. De overeenkomst staat in het CKI als niet beëindigd.
De betrokkene heeft de klacht als volgt toegelicht.
Xxxxxxxxxx had samen met haar ex-partner een hypotheek. Op 20 oktober 2010 is betrokkene gescheiden. In het convenant is afgesproken dat de ex-partner de volledige hypotheekschuld op zich neemt en dat betrokkene werd ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Dit heeft betrokkene bij de notaris op 8 december 2017 laten vastleggen. De registratie is ontstaan door de ex-partner, na twee maanden achterstand van de betalingstermijnen. Xxxxxxxxxx kwam hier te laat achter, en stelt nooit benaderd te zijn door de deelnemer. Betrokkene komt haar verplichtingen altijd na.
Betrokkene stelt dat de deelnemer geen rekening heeft gehouden met haar persoonlijke situatie.
Op het verweer van de deelnemer reageert de betrokkene met de erkenning van de financiële problemen in 2006. Samen met haar ex-partner had zij een tandartspraktijk wat is uitgedraaid op een financieel fiasco, waardoor zij in de 2006/2007 in de schuldsanering zijn terechtgekomen. In 2010 kreeg zij een schone lei. In 2010 gingen zij uit elkaar. Betrokkene is uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ontslagen. De registratie is onterecht omdat code 2 een verkeerd beeld geeft van de huidige situatie. Er is geen sprake van restschuld na executieverkoop. De ex-partner woont nog in het huis. Er is geen einddatum omdat de vordering niet bij een incassobureau ligt. De deelnemer stelt
zich onmenselijk op, aldus betrokkene. Betrokkene is geen gevaar voor de financiële sector. Dit is aantoonbaar vanaf de schone lei in 2010 tot heden.
3. Standpunt van de deelnemer
De deelnemer licht het verweer als volgt toe. Op 5 november 2003 is de hypotheekakte voor de hypothecaire geldlening van de heer [X] en betrokkene gepasseerd. Voor de verplichtingen die hieruit voortvloeiden waren zij hoofdelijk aansprakelijk. Vanaf 2006 ontstaan achterstanden in de betaling van de maandtermijnen. De deelnemer stuurt kopieën van een uitgebreide correspondentie. In 2013 is ter meerdere zekerheid van terugbetaling van de lening de aan de deelnemer verpande levensverzekering bij [Y] premievrij gemaakt in verband met het onbetaald blijven van de premies.
De deelnemer heeft contact gezocht met [X] per telefoon en brieven d.d. 12 januari 2016, 11 maart 2016 en 24 maart 2016 maar kreeg geen reactie. Op 20 april 2016 is de lening opgeëist. De lening is opgeëist en overgedragen, waarna code 2 is gemeld. Een vooraankondiging is niet nodig. De deelnemer was er niet van op de hoogte dat betrokkene de woning had verlaten. Doordat zij zich heeft verbonden als hoofdelijk schuldenaar dient zij zich te vergewissen van de stand van zaken met betrekking tot eventuele verplichtingen die voortvloeien uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid.
Afspraken in een echtscheidingsconvenant staan los van de verplichtingen jegens de deelnemer. De deelnemer dient 5 jaar na melding van code 2 de registratie opnieuw te beoordelen. Gezien het feit dat de achterstand na de opeising alsnog werd voldaan, de maandtermijnen sindsdien tot op heden stipt worden voldaan, er weer sprake is van een aflosvorm en betrokkene per 1 december 2017 is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, ziet de deelnemer wellicht te zijner tijd reden om de code te verwijderen.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken, de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in CKI van een hypotheek met contractnummer
***955. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een code 2 op 20 april 2016. De overeenkomst staat in het CKI als niet beëindigd.
Nadat er sprake was van achterstanden in de betalingstermijnen van de hypotheek heeft de deelnemer de lening opgeëist en gemeld met code 2. De deelnemer heeft brieven gestuurd gericht aan betrokkene en haar ex-man. De registratie van de code 2 is technisch juist. Dat de betrokkene – op dat moment elders woonachtig was – tast de geldigheid van de geregistreerde 2 niet aan.
De Commissie heeft getoetst of de registratie voldoet aan het proportionaliteitsbeginsel. Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een (negatieve) registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
Bij de in deze zaak te maken belangenafweging dienen de volgende (vaststaande) feiten en omstandigheden in aanmerking te worden genomen.
Hoewel betrokkene na de echtscheiding hoofdelijk aansprakelijk bleef voor de schuld, totdat de deelnemer haar daaruit had ontslagen, had zij daarover afspraken gemaakt met haar ex-partner. De ex-partner bleef wonen in de echtelijke woning en was derhalve verantwoordelijk voor de betaling van hypotheekrente en aflossing. Xxxxxxxxxx verliet de woning en mocht er in beginsel van uitgaan dat haar ex-partner aan zijn verplichtingen zou voldoen. Toen zich vervolgens toch betalingsproblemen voordeden, heeft de deelnemer daarover gecorrespondeerd en gebeld met de ex-partner, maar niet met betrokkene en ook heeft de deelnemer zich geen inspanningen getroost om met betrokkene in contact te treden. Van de deelnemer mocht in dat verband enige alertheid worden verwacht omdat betrokkene in december 2015 al had geprobeerd om uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te worden ontslagen. De Commissie acht aannemelijk dat betrokkene – als zij op de hoogte was geweest van de achterstand – deze had kunnen betalen omdat zij haar ex-partner al een groot geldbedrag had geleend opdat hij aan zijn verplichtingen kon voldoen. Betrokkene kan wel worden verweten dat zij de deelnemer zelfstandig geen adreswijziging heeft gestuurd, dan had dat de problemen kunnen voorkomen, maar op zichzelf is dat geen omstandigheid die noopt de belangenafweging in haar nadeel te laten uitvallen.
Xxxxxxxxx heeft betrokkene zich sinds de schone lei van 2010 als een goed debiteur gedragen. Zij heeft geen andere negatieve registraties in het CKI dan de onderhavige. Betrokkene heeft voorts aangetoond een concreet belang te hebben bij schrapping van de registratie.
Op grond van alle genoemde omstandigheden oordeelt de Commissie, dat het thans nog laten voortduren van de registratie in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel. De op dit moment bekende feiten duiden erop dat sprake is geweest van een incident en dat betrokkene geen structurele wanbetaler is. Ongewijzigde instandhouding van de registratie zou betekenen dat de negatieve registratie in ieder geval nog tot 2021 in het register zou zijn opgenomen en afhankelijk van de herbeoordeling door de deelnemer dan wel of niet zal worden verwijderd. En dat staat - gelet op alle genoemde omstandigheden - niet in redelijke verhouding tot de omvang en de duur van de niet nagekomen betalingsverplichting, mede gelet op het doel dat de registratie dient. De negatieve code 2 moet ook daarom worden verwijderd.
5. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing bijzonderheidscode 2 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.