OVEREENKOMST TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA INZAKE DE BEVORDERING
EN
BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
OVEREENKOMST TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA INZAKE DE BEVORDERING
EN
BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
De Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, vertegenwoordigd door de Regering van het Koninkrijk België,
handelend zowel in eigen naam als in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg krachtens bestaande overeenkomsten, de Regering van het Vlaamse Gewest, de Regering van het Waalse Gewest en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest,
enerzijds, en
de Regering van de Republiek India, anderzijds,
hierna te noemen de twee “Overeenkomstsluitendc Partijen”,
Verlangende gunstige voorwaarden te scheppen om investeringen door investeerders van de ene Partij op het grondgebied van de andere Partij aan te moedigen,
In het besef dat de aanmoediging en de wederzijdse bescherming van dergelijke investeringen uit hoofde van een internationale overeenkomst zal leiden tot het stimuleren van het particulier initiatief om zaken te doen en de welvaart in beide Staten zal vergroten;
Zijn het volgende overeengekomen:
ARTIKEL 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Overeenkomst, betekent de term:
(a) “ondernemingen “:
(i) wat India betreft vennootschappen, firma’s en samenwerkingsverbanden, opgericht of gevormd overeenkomstig het in elk deel van India geldende recht;
(ii) wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft: elke rechtspositie die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg en die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg;
(iii) wat beide Overeenkomstsluitende Partijen betreft ondernemingen opgericht in een derde land overeenkomstig de wetgeving van dat land en waarvan ten minste eenenvijftig procent eigendom is van investeerders van een van de Overeenkomstsluitende Partijen
(b) “investeringen”: om het even welke vorm van activa en elke inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd ofgeherinvesteerd in om het even welke economische sector,
in overeenstemming met de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partij waar de investering werd gedaan en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
(i)
(ii)
(iii)
(iv)
(v)
roerende en onroerende goederen, alsmede andere rechten zoals hypotheken, voorrechten, vruchtgebruik en pandrechten;
aandelen, effecten en promessen van een bedrijf en iedere soortgelijke vorm van deelneming in een bedrijf, met inbegrip van minderheidsdeelnemingen;
recht op geld of op iedere prestatie die uit hoofde van een overeenkomst financiële waarde heeft;
intellectuele eigendomsrechten in overeenstemming met de desbetreffende wetgeving van de onderscheiden Overeenkomstsluitende Partijen;
krachtens het recht of een overeenkomst verleende concessies aan bedrijven waaronder die tot het opsporen, de prospectie, de teelt, de ontginning, het exploiteren of winning van olie, delfstoffen of andere natuurlijke rijkdommen;
c) “investeerders”, elke onderdaan of onderneming van een Overeenkomstsluitende Partij;
d) “onderdanen”:
(i) wat India betreft: personen die hun hoedanigheid van Indiaas onderdaan ontlenen aan het in India geldende recht;
(ii) wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft: elke natuurlijke persoon die overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg beschouwd wordt als onderdaan van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg;
(e) “opbrengst”: de geldbedragen die een investering vermogensaanwas, dividenden, royalty’s en honoraria.
oplevert, en met name, winst, rente,
Veranderingen in de rechtsvorm geherinvesteerd doen geen afbreuk toepassing van deze Overeenkomst.
waarin activa en kapitaal aan de omschrijving ervan
werden geïnvesteerd of als “investering” voor de
(f) “grondgebied”:
(i) wat India betreft: het grondgebied van de Republiek India, met inbegrip van haar territoriale wateren en het luchtruim daarboven en andere zeegebieden, waaronder de exclusieve economische zone en het continentale plat waarover de Republiek India soevereiniteit, soevereine rechten of exclusieve rechtsmacht uitoefent in
overeenstemming met haar van kracht zijnde wetgeving, het VN-Verdrag inzake het recht van de zee van 1982 en het volkenrecht;
(ii) wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft: het grondgebied van het Koninkrijk België of het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg alsmede de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betrokken Staten uitstrekken en waarin deze, overeenkomstig het internationaal recht, hun soevereine rechten en rechtsmacht uitoefenen met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van natuurlijke rijkdommen.
ARTIKEL 2
Toepassingsgebied van de Overeenkomst
Deze Overeenkomst is van toepassing op alle investeringen gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, die overeenkomstig de procedures en voorschriften van deze Overeenkomstsluitende Partij zijn toegestaan, ongeacht of ze vóór of na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn gedaan.
ARTIKEL 3
Bevordering en bescherming van investeringen
(1)
(2)
Elke Overeenkomstsluitende Partij steunt en schept gunstige voorwaarden voor investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij om investeringen op haar grondgebied te doen en laat zulke investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving en het beleid binnen het kader van haar wetten. Ze vergemakkelijkt het vervullen van procedure- en technische voorschriften die van toepassing zijn op de met een investering verband houdende activiteiten.
Investeringen en opbrengsten van investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij genieten te allen tijde een eerlijke en rechtvaardige behandeling op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
ARTIKEL 4
Nationale behandeling en behandeling van meestbegunstigde natie
(1)
(2)
(3)
(1)
(2
Elke Overeenkomstsluitende Partij kent aan investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de nationale behandeling of de behandeling van meestbegunstigde natie toe, naar gelang van wat voor de betrokken investeerder het gunstigst is.
Daarnaast kent elke Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, ook wat de opbrengsten van hun investeringen betreft, de behandeling van meestbegunstigde natie toe.
De bepalingen van de eerste twee paragrafen mogen niet zodanig worden uitgelegd dat de ene Overeenkomstsluitende Partij wordt verplicht de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij mede het voordeel te laten genieten van een behandeling, preferentie of voorrecht voortvloeiend uit:
(a) een bestaande of toekomstige douane-unie, een vrijhandelszone, een gemeenschappelijke markt of soortgelijke internationale overeenkomst waarbij één van de Overeenkomstsluitende Partijen partij is of zal kunnen worden, of
(b) elke aangelegenheid die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingen.
ARTIKEL 5
Onteigening
Investeringen van investeerders van elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen worden op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij niet genationaliseerd, onteigend of onderworpen aan maatregelen die een soortgelijk gevolg hebben (hierna te noemen “onteigening”), behalve in het algemeen belang en in overeenstemming met het recht, op non- discriminatoire basis en tegen een eerlijke en billijke schadeloosstelling. Met bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de werkelijke waarde van de onteigende investering onmiddellijk voordat de onteigening plaats vindt of wordt bekendgemaakt, naargelang van welke situatie zich eerder voordoet, omvat de rente tegen een passende handelskoers tot op de datum waarop ze wordt uitgekeerd, kan daadwerkelijk te gelde worden gemaakt en kan vrij worden overgemaakt binnen een redelijke termijn.
De desbetreffende investeerder heeft het recht zijn zaak en de waardebepaling van zijn investering te doen toetsen, overeenkomstig het recht van de Overeenkomstsluitende Partij die tot onteigening overgaat, door een rechterlijke of andere onafhankelijke instantie van die Overeenkomstsluitende Partij, met inachtneming van de in deze paragraaf genoemde beginselen. De Overeenkomstsluitende Partij die tot onteigening overgaat, stelt alles in het werk om te waarborgen dat de toetsing spoedig plaatsvindt.
(3) Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij vermogensbestanddelen onteigent van een onderneming die is opgericht overeenkomstig het in om het even welk deel van haar grondgebied geldende recht of deel uitmaakt van een dergelijke onderneming en waarin investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aandelen bezitten, verzekert ze dat de bepalingen van de eerste paragraaf van dit artikel worden toegepast voor zover nodig om een eerlijke en billijke schadeloosstelling ten aanzien van de desbetreffende investering te waarborgen voor investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij die eigenaar van die aandelen zijn.
ARTIKEL 6
Schadeloosstelling voor verliezen
Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij van wie de investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij verliezen lijden wegens oorlog of een ander gewapend conflict, een nationale noodtoestand of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of andere vormen van schikking betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de desbetreffende investeerder. Hieruit voortvloeiende betalingen dienen vrij te kunnen worden overgemaakt.
ARTIKEL 7
Overmaking van kapitaal, investering en opbrengsten
) Elke Overeenkomstsluitende Partij staat ten aanzien van investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, de vrije overmaking toe van:
(a) kapitaal en bijkomende hoeveelheden kapitaal, gebruikt om investeringen tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;
(b) netto exploitatiewinstcn, met inbegrip van dividenden cn interesten in verhouding tot hun aandelen;
(c) terugbetalingen van leningen, met inbegrip van de intrest daarover, met betrekking tot de investering;
(d) de betaling van xxxxxxx’x en honoraria die met de investering verband houden;
(e) de opbrengsten van de verkoop van hun aandelen;
(f) de door investeerders ontvangen opbrengsten van de verkoop dan wel gedeeltelijke verkoop of liquidatie;
(g) inkomsten van staatsburgers/onderdanen van een Overeenkomstsluitende Partij die arbeid verrichten in verband met investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
(2) Het bepaalde in paragraaf (1) van dit artikel doet geen afbreuk aan de in artikel 6 van deze Overeenkomst bedoelde overmaking van schadeloosstelling.
ARTIKEL 8
Subrogatie
Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij dan wel de door haar aangewezen instantie een investering van één van haar investeerders met betrekking tot niet-commerciële risico’s op enigerlei wijze heeft gewaarborgd op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en de vergoeding aan deze investeerders overeenkomstig de bij deze Overeenkomst vastgelegde vordering heeft uitgekeerd, stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij dan wel de door haar aangewezen instantie gesubrogeerd is om de rechten van deze investeerders uit te oefenen en aanspraak te maken op hun vorderingen. De gesubrogeerde rechten of vorderingen mogen de oorspronkelijke rechten of vorderingen van bedoelde investeerders niet overtreffen.
ARTIKEL 9
Regeling van investeringsgeschillen
(1) Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt door de meest gerede van de partijen bij het geschil schriftelijk kennis gegeven. Deze kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.
De Partijen proberen in de mate van het mogelijke het geschil via onderhandelingen te regelen, waarbij eventueel het deskundig advies van een derde wordt ingeroepen of door bemiddeling.
(2) Wanneer de Partijen bij het geschil niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling hebben kunnen regelen binnen zes maanden na de kennisgeving ervan, wordt het voorgelegd aan de bevoegde rechterlijke of scheidsrechterlijke instanties van de Staat waar de investering werd gedaan ofwel onderworpen aan internationale arbitrage, naar gelang van de keuze van de investeerder. De door de investeerder bepaalde keuze is bindend en definitief.
(3) In geval van internationale arbitrage, kan de volgende handelwijze worden gevolgd:
(i) indien de Staat waarvan de investeerder een onderdaan is of de Staat waar de investering werd gedaan beide partij zijn bij het Verdrag van 1965 inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten en beide Partijen
bij het geschil er schriftelijk mee instemmen het geschil voor te leggen aan het Internationale Centrum voor Beslechting van lnvesteringsgeschillen, kan een dergelijk geschil aan het Centrum worden voorgelegd;
(ii) indien beide Partijen bij het geschil daarmee instemmen, wordt het geschil onderworpen aan de regels betreffende de Aanvullende Voorziening voor de Toepassing van Conciliatie- Arbitrage en Onderzoeksprocedures;
(iii) indien het geschil niet kan worden geregeld volgens de in letter (i) en (ii) hierboven beschreven handelwijze, wordt het voorgelegd aan een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens het arbitragereglement van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (UNCITRAL). Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage ad hoc te onderwerpen.
Het UNCITRAL-reglement is van toepassing onder voorbehoud van de volgende bepalingen:
(a) Overeenkomstig artikel 7 van het Reglement worden de benoemingen verricht door de president, de vice-president of de rechter die na hem het hoogst in anciënniteit is van het Internationale Gerechtshof, die geen onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen. De derde arbitragerechter mag geen onderdaan zijn van
één van beide Overeenkomstsluitende Partijen.
(b)
(c)
Elke Partij benoemt binnen twee maanden een arbitragerechter.
De scheidsrechterlijke uitspraak wordt gedaan in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst.
(4)
(5)
(d) Het scheidsgerecht vermeldt waarop zijn beslissing is gegrond en omkleedt deze met redenen op verzoek van één van beide Partijen.
Geen van de bij het geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 8 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.
De scheidsrechterlijke uitspraak is onherroepelijk en bindend voor de Partijen bij het geschil. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
ARTIKEL 10
Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen
(1)
(2)
Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst dienen, zo mogelijk, te worden beslecht door middel van onderhandelingen.
Indien een geschil tussen de Overeenkomstsluitende Partijen niet op die manier kan worden beslecht binnen zes maanden nadat het geschil zich heeft voorgedaan, wordt het op verzoek van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht.
(3 Het arbitragegerecht wordt voor elk geval afzonderlijk op de Binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek
Overeenkomstsluitende Partij een lid van het arbitragegerecht.
volgende wijze samengesteld. om arbitrage, benoemt elke Beide arbitragerechters kiezen
(4)
(5)
een onderdaan van een derde Staat die, mits beide Overeenkomstsluitende Partijen hiermee instemmen, wordt benoemd tot voorzitter van het arbitragegerecht. De voorzitter wordt benoemd binnen twee maanden na het tijdstip waarop de twee andere arbitragerechters werden benoemd.
Indien de noodzakelijke benoemingen niet binnen de in de derde paragraaf van dit artikel genoemde termijnen zijn verricht, kan één van beide Overeenkomstsluitende Partijen, indien er geen andere afspraken zijn, de president van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de president onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of indien hij anderszins belet is om bedoelde functie te vervullen, wordt de vice-president verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de vice-president onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of indien ook hij belet is om bedoelde functie te vervullen, wordt het Lid van het Internationale Gerechtshof dat na hem het hoogst in anciënniteit is en dat geen onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
Het arbitragegerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is bindend voor beide Overeenkomstsluitende Partijen. Elke Overeenkomst-sluitende Partij draagt de kosten van haar eigen lid van het arbitragegerecht en van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure; de kosten van de voorzitter en de overige kosten worden in gelijke mate door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen. Het arbitrage- gerecht kan evenwel in zijn beslissing bepalen daar door één van de twee Overeenkomstsluitende Partijen een groter gedeelte van de kosten wordt gedragen, en deze beslissing is bindend voor beide Overeenkomstsluitende Partijen. Het arbitragegerecht stelt zijn eigen procedure vast.
ARTIKEL II
Binnenkomst en verblijf van personeel
Een Overeenkomstsluitende Partij verleent, in overeenstemming met haar wetgeving en haar beleid met betrekking tot de binnenkomst en het verblijf van niet-ingezetenen, aan het kaderpersoneel en technisch gekwalificeerd personeel (met inbegrip van stagedoend personeel) dat werkt in dienst van investeerders van de andere Ovcrcenkomstsluitende Partij, de toelating tot binnenkomst en verblijf- op haar grondgebied, zolang hun aanwezigheid aldaar vereist is om deel te nemen aan werkzaamheden die verband houden met de totstandbrenging en de werking van de investeringen.
ARTIKEL 12
Toepasselijke wetgeving
(1) Tenzij anders bepaald in deze Overeenkomst, worden alle investeringen beheerst door de wetgeving die van kracht is op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waarop die investeringen worden gedaan.
(2) De bepalingen van deze Overeenkomst kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen geenszins het recht ontnemen om verboden of beperkingen toe te passen, voor zover nodig ter bescherming van haar wezenlijke veiligheidsbelangen of ter voorkoming van ziekten en plagen
ARTIKEL 13
Toepassing van andere regels
Indien naast deze Overeenkomst de wettelijke bepalingen van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, algemene of bijzondere regels bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling, die gunstiger is dan in deze Overeenkomst is voorzien, hebben die regels, in zoverre zij gunstiger zijn, voorrang boven deze Overeenkomst.
ARTIKEL 14
Andere verbintenissen
Elke Overeenkomstsluitende Partij dient de verbintenissen die ze is aangegaan ten aanzien van investeringen door een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij, na te komen. Wat deze verbintenissen betreft, is de in artikel 9 omschreven regeling van geschillen evenwel alleen van toepassing bij gebreke van de gewone nationale rechtsmiddelen.
ARTIKEL 15
Inwerkingtreding
Deze Overeenkomst wordt ter bekrachtiging voorgelegd en treedt in werking op de datum waarop dc akten van bekrachtiging worden uitgewisseld.
ARTIKEL 16
Werkingsduur en beëindiging
(1) Deze Overeenkomst blijft van kracht voor een tijdvak van tien jaar en wordt daarna geacht stilzwijgend te zijn verlengd, tenzij één van beide Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij schriftelijk in kennis stelt van haar voornemen de Overeenkomst te beëindigen. De Overeenkomst komt ten einde één jaar na de datum van ontvangst van zulke
schriftelijke kennisgeving.
(2) Niettegenstaande de beëindiging van deze Overeenkomst als bedoeld in lid (2) van dit artikel, blijft de Overeenkomst van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf de datum van
beeindiging, ten aanzien van investeringen die gedaan of verworven zijn vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst.
TEN BLIJKE waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te New Delhi, op 1997 in twee oorspronkelijke exemplaren, in het Nederlands, het Frans, het Engels en het Hindi, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.
INDIA :
VOOR DE BELGISCH-LUXEMBURGSE VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ECONOMISCHE UNIE :
Voor de van het Koninkrijk handelend zowel in eigen naam als in naam van het Groothenogdom Luxemburg
Voor de van het Vlaamse Gewest
Voor de Regering van het Waalse Gewest
Voor de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest