STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 2222
14 februari
2019
Kraamzorg 2019
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
11 februari 2019 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Kraamzorg
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van de Brancheorganisatie (Bo) Geboortezorg mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij(en) ter ener zijde: Brancheorganisatie (Bo) Geboortezorg;
Partij(en) ter andere zijde: FNV, CNV Zorg en Welzijn, onderdeel van CNV Connectief, NU ’91, Beroepsorganisatie van de Verpleging en FBZ, Federatie van de Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek, vertegenwoordiger van AVBZ/ VHP-Zorg, Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:
HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN EN WERKINGSSFEER
Artikel 1.1 Definities
In deze CAO Kraamzorg wordt verstaan onder:
1. Werkgever
De privaatrechtelijke organisatie, dan wel een al of niet juridisch zelfstandig onderdeel hiervan, al dan niet met rechtspersoonlijkheid en al dan niet met winstoogmerk.
Deze organisatie richt zich deels of in zijn geheel op het verlenen van bij of krachtens de Zorgverzeke- ringswet (Staatsblad 2005, nr. 649) bepaalde kraamzorg, waaronder in ieder geval het huisbezoek, partusassistentie, verzorging en controle van kraamvrouw en pasgeborene, voorlichting en instructie aan het gezin, observeren en signaleren van risico’s op psychosociaal en lichamelijk gebied, waarborgen van hygiëne tijdens partus en kraamperiode, huishoudelijke verzorging, opvang van overige gezinsleden en de overdracht naar de jeugdgezondheidszorg.
2. Werknemer
Als je (m/v) op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bent bij je werkgever. In deze CAO wordt de werknemer, voor zover mogelijk, aangesproken met ‘je’. Je bent geen werknemer op grond van de CAO, als:
• je directeur en eindverantwoordelijke bent belast met de beleidsvoorbereiding en het beheer van de organisatie en daarvoor rechtstreeks verantwoording verschuldigd is aan het bestuur of de raad van toezicht;
• je werkzaam bent als vakantiekracht;
• je incidenteel doceerwerkzaamheden verricht als uurdocent.
3. Arbeidsduur
Het tussen jou en je werkgever overeengekomen gemiddeld aantal uren per week voor het verrichten van je werkzaamheden, inclusief:
• alle verlofuren waarover salaris wordt betaald;
• vergoedingen in vrije tijd volgens regelingen in deze CAO;
• verzuim tijdens vastgestelde werktijden door ziekte/arbeidsongeschiktheid. Xxx je ambulant, dan gelden voor jou ook de volgende bepalingen:
• reis- en wachttijden, in geval van door je werkgever opgedragen werkzaamheden: als deze reistijden meer bedragen dan de voor jou gebruikelijke reistijden voor het woon-werkverkeer;
• reistijden als gevolg van een gebroken dienst.
4. Bereikbaarheidsdienst
Als je in een aaneengesloten periode verplicht bent om bereikbaar te zijn om, zo nodig naast het verrichten van de overeengekomen arbeid, op oproep zo spoedig mogelijk de overeengekomen arbeid te verrichten. Een bereikbaarheidsdienst is mogelijk voor arbeid die bestaat als je planningswerkzaam- heden verricht.
5. Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL)
Onderwijs, waarbij je naast leerling tijdens de beroepspraktijkvorming ook werknemer bent en waarbij de eindverantwoordelijkheid voor de opleiding berust bij de onderwijsinstelling. Voor kwalificatie- niveau 5 wordt deze leerweg aangeduid met de term duale leerweg.
6. Feest- en gedenkdagen
Nieuwjaarsdag, Eerste en Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag en de door de overheid erkende nationale feest- en gedenkdagen, waaronder 5 mei en Koningsdag òf de door de overheid aangewezen dag waarop Koningsdag gevierd wordt.
Je kunt ervoor kiezen om, in plaats van deze dagen, verlof op te nemen op andere bij je godsdienst of je levensbeschouwing passende dagen.
7. Leerling-werknemer
Als je in het kader van de Beroepsbegeleidende leerweg een (leer)arbeidsovereenkomst met je werkgever hebt.
8. Periode
Een aaneengesloten tijdvak van vier weken.
9. Periodiek
Het verschil tussen twee opeenvolgende bedragen in een salarisschaal.
10. Relatiepartner
a. Echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner of
b. Degene met wie je duurzaam samenleeft, een gemeenschappelijke huishouding voert; dit laatste blijkt uit een notariële akte die je (desgevraagd) aan je werkgever geeft.
11. Salaris
Het salaris dat je maandelijks of per vier weken ontvangt van je werkgever, zoals vermeld in de salaristabel in bijlage 1.
Het salaris is een bruto bedrag waarop de werkgever sociale premies en belastingen inhoudt. Dit is exclusief toeslagen, bijdragen, uitkeringen, vergoedingen en tegemoetkoming op basis van deze CAO.
12. Stagiair
Je bent een leerling die een MBO- of een HBO-opleiding volgt binnen het OCW-opleidingsstelsel (beroepsopleidende leerweg) en vanuit je opleiding een stage volgt.
13. Uurloon
Onder uurloon wordt voor het maandsalaris verstaan 1/156 deel van het salaris dat gebaseerd is op een voltijd dienstverband of het periodesalaris 1/144 deel van het salaris gebaseerd op een voltijd- dienstverband (1.878 uur per jaar, gemiddeld 36 uur per week).
14. Vakantiekracht
a. Je bent incidenteel tijdens de schoolvakanties werkzaam voor een periode niet langer dan ten hoogste 6 aaneengesloten weken;
b. Je bent geen werknemer in de zin van deze CAO.
15. Wachtdienst
Dit is een dienst van maximaal 16 uur waarbinnen jij beschikbaar bent om op eerste oproep een partusassistentie en/of verzorging te verrichten.
16. Weekend
Een periode van 48 uur waarin je vrij van dienst bent, vallend op zaterdag en zondag.
17. Werktijden
De uren waarop dient te worden gewerkt.
18. Medezeggenschapsorgaan
Met het medezeggenschapsorgaan wordt in deze CAO Ondernemingsraad of Personeelsvertegen- woordiging bedoelt. Een kraamzorgorganisatie met minder dan 10 medewerkers regelt dit middels het werkoverleg.
HOOFDSTUK 2: XXX XXXXXXXXXxxxxxx
Artikel 2.1 Werkingssfeer, toepassing en ontheffingen
Werkingssfeer
1. Deze CAO is van toepassing op de individuele arbeidsovereenkomst met je werkgever, zoals bedoeld in artikel 1.1 lid 1.
6. De beperkingen van deze CAO hebben een minimum karakter. Dat wil zeggen dat alleen afwijkin- gen in positieve zin, ten gunste van de werknemer, zijn toegestaan.
Artikel 2.2 Karakter van de cao
De bepalingen van deze CAO hebben een minimum karakter. Dat wil zeggen dat alleen afwijkingen in positieve zin, ten gunste van de werknemer, zijn toegestaan.
Artikel 2.3 Commissie van Interpretatie
1. De Commissie van Interpretatie is ingesteld door de gezamenlijke partijen bij deze CAO.
2. Alleen CAO-partijen kunnen vragen over de interpretatie van de tekst van deze CAO voorleggen aan de Commissie van Interpretatie.
HOOFDSTUK 3: DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 3.1 De arbeidsovereenkomst
2. Minimaal een week voor je indiensttreding ontvang je van je werkgever:
• twee door je werkgever ondertekende exemplaren van de arbeidsovereenkomst. Nadat je deze hebt ondertekend, ontvangt je werkgever een exemplaar retour;
Artikel 3.2 Einde van de arbeidsovereenkomst
Automatisch einde
1. Naast de bepalingen die in het Burgerlijk Wetboek Boek 7 over het einde van je arbeidsovereen- komst zijn aangegeven, eindigt je arbeidsovereenkomst van rechtswege op de dag waarop je de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Opzegging
2. a. In geval van opzegging (of tussentijdse opzegging als dit in je arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is opgenomen) gelden de wettelijke opzegtermijnen. Opzegging kan alleen schriftelijk per de eerste van een kalendermaand gebeuren. Je werkgever kan, als je arbeidson- geschikt bent, pas opzeggen nadat je ziekte/arbeidsongeschiktheid twee jaren heeft geduurd.
b. Als je met je werkgever een langere opzegtermijn bent overeengekomen dan de wettelijke opzegtermijn en deze opzegtermijn is niet langer dan drie maanden, dan geldt voor je werkgever dezelfde opzegtermijn. Als je met je werkgever een langere opzegtermijn dan drie maanden bent overeengekomen, dan geldt voor je werkgever het dubbele van deze opzegter- mijn.
Artikel 3.3 Arbeidsovereenkomst na AOW-gerechtigde leeftijd
AOW-gerechtigde leeftijd
1. Als je de AOW-gerechtigde leeftijd hebt bereikt, kan een arbeidsovereenkomst met je worden aangegaan voor bepaalde tijd conform artikel 7:668a Burgerlijk Wetboek of voor onbepaalde tijd.
Artikel 3.4 Uitkering bij overlijden
Overlijdensuitkering
1. Ingeval de werknemer overlijdt verstrekt de werkgever een overlijdensuitkering aan:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e) of relatiepartner van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, en bij het ontbreken van deze aan
b. zijn minderjarige kinderen, en bij het ontbreken van hen aan
x. xxxxxx met wie de werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag.
2. Indien de overleden werknemer geen nabestaanden heeft zoals bedoeld in artikel 7:674 Burgerlijk Wetboek en genoemd in lid 1, kan de werkgever de uitkering of een gedeelte daarvan doen toekomen aan de persoon of de personen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever op grond van billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
3. In aanvulling op artikel 7:674 Burgerlijk Wetboek wordt de overlijdensuitkering uitgekeerd op basis van het laatstgenoten salaris van de werknemer over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de derde maand na die waarin het overlijden plaatsvond.
4. De overlijdensuitkering wordt belasting- en premievrij uitbetaald met uitzondering van het salaris over de maand van overlijden.
5. De overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag van de uitkering in verband met overlijden die op grond van de sociale verzekeringswetten wordt toegekend.
Artikel 3.5 Op non-actiefstelling en schorsing
Als je werkgever je op non-actief stelt of schorst, behoud je je recht op salaris in deze periode. Conform artikel 7:628 Burgerlijk Wetboek.
HOOFDSTUK 4: ARBEIDSDUUR EN ARBEIDS- EN RUSTTIJDEN
Artikel 4.1 Arbeidsduur
1. De arbeidsduur die je met je werkgever overeenkomt, wordt uitgedrukt in een gemiddeld aantal uur per week.
Voltijd dienstverband
2. Bij een voltijd dienstverband werk je gemiddeld 36 uur per week.
Arbeidsduur
3. Binnen een dienstverband wordt de gemiddelde arbeidsduur gemeten over de periode van een jaar.
Hogere arbeidsduur
4. In afwijking van lid 2 kun je met je werkgever een hogere wekelijkse gemiddelde arbeidsduur dan gemiddeld 36 uur overeenkomen, met een maximum van 40 uur.
5. Je kunt met je werkgever overeenkomen om, gedurende een nader af te spreken periode, maximaal gemiddeld 4 uur per week meer te werken dan de overeengekomen wekelijkse gemiddelde arbeidsduur. Je hebt voor deze uren recht op compensatie in tijd. Alle arbeidsvoor- waarden van deze CAO blijven gebaseerd op je overeengekomen arbeidsduur, tenzij in de CAO anders is bepaald.
Arbeidsduur leerling-werknemer
6. Als je als leerling-werknemer werkzaam bent en een arbeidsovereenkomst van gemiddeld 36 uur per week bent overeengekomen, wordt je arbeidsduur over een periode van een praktijkleerjaar gemeten. Je hebt als leerling-werknemer recht om met behoud van je salaris je werk te onderbre- ken voor lestijd op school met een maximum van (4×52) 208 uur per praktijkleerjaar.
Als je als leerling-werknemer een arbeidsovereenkomst van minder dan gemiddeld 36 uur per week bent overeengekomen dan wordt de omvang van je lestijd op school tenminste naar verhouding vastgesteld.
Artikel 4.2 Inzet- en contractenbeleid van flexibele arbeid
Algemene uitgangspunten
1. Er moet een evenwicht zijn tussen de doelstellingen van je werkgever betreffende de kwaliteit en
betrouwbaarheid, het rendement en de doelmatigheid van de zorgverlening en jouw belangen zoals inkomen en werkzekerheid, het kunnen combineren van werk met je privésituatie, zorgtaken, studie of hobby’s of kunnen bijhouden van vaardigheden die voor een deskundige uitoefening van je functie noodzakelijk zijn.
a. Je werkgever voert daarom een beleid zodat de inzet van de medewerkers zo goed mogelijk aansluit bij de zich voordoende veranderingen en wisselingen in de zorgvraag van de cliënten.
b. Actieve betrokkenheid van het medezeggenschapsorgaan is van groot belang voor het bereiken van het evenwicht tussen de bedrijfsbelangen en de belangen van de medewerkers. Om dit te ondersteunen overlegt je werkgever minimaal eenmaal per jaar met het medezeg- genschapsorgaan over ten minste de volgende onderwerpen:
• het inzet-, rooster- en contractenbeleid;
• de analyse van de toepassing van het gebruik van nulurencontracten als bedoeld in lid 2a en het gebruik van min/max-contracten als bedoeld in lid 3 en de mogelijkheden tot terugdringing daarvan ter uitvoering van de doelstellingen van dit artikel;
• de mogelijkheden voor het aanbieden van arbeidsovereenkomsten met een hogere arbeidsduur of het uitbreiden van het aantal arbeidsovereenkomsten;
• knelpunten bij de uitvoering van de werktijdenregeling;
• omvang van het gebruik van extern personeel en de mogelijkheden tot verlaging daarvan.
c. Het medezeggenschapsorgaan heeft het recht om een of meer van de werknemersorganisaties, partij bij de cao, om advies te vragen of te raadplegen over de onderwerpen van lid 1 sub b.
d. CAO-partijen bevelen nadrukkelijk aan dat het medezeggenschapsorgaan de medewerkers, waaronder medewerkers met een flexibel contract, raadpleegt over de uitgangspunten en de uitvoering van het inzet- en contractenbeleid.
Nul-urencontracten
2. a. Je werkgever zal geen nulurencontracten gebruiken tenzij in uitzonderlijke situaties, waarbij sprake is van:
• opvang van onvoorziene en onplanbare cliëntvragen en/of
• opvang van onvoorziene en onplanbare uitval van personeel, die niet door je collega werknemers kan worden geleverd of alleen door onevenredige aantasting van geplande roosters van jouw of je collega’s mogelijk is.
b. Als je werkt op basis van een nulurencontract biedt je werkgever je jaarlijks de gelegenheid aan te geven of je jouw nulurencontract wilt omzetten naar een arbeidsovereenkomst waarin wel een gemiddelde wekelijks arbeidsduur is opgenomen. In dat geval overlegt je werkgever met jou om, als dat mogelijk is, te komen tot een arbeidsovereenkomst met een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur.
c. Je werkgever mag geen gebruik maken van een zgn. voorovereenkomst. Bij deze overeen- komst geldt dat als je gehoor geeft aan de oproep, voor elke periode waarin je werkt, je een nieuwe tijdelijke arbeidsovereenkomst krijgt, waarbij de afspraken in de voorovereenkomst gelden.
Min/xxx xxxxxxxxxx
3. a. Met een min/max contract wordt je bereidheid uitgedrukt om, als dat nodig is, extra ingezet te worden. Met het maximum wordt wel een duidelijke bovengrens aan je bereidheid gesteld. Boven de maximum arbeidsduur zal je werkgever geen beroep op je doen.
b. Als je een min/max contract bent overeengekomen dan bedraagt de maximum arbeidsduur hooguit anderhalf maal (150% van) de minimum arbeidsduur.
c. Als je dit wenst is je werkgever verplicht, aan de hand van het wettelijk rechtsvermoeden van artikel 7:610b Burgerlijk Wetboek, te beoordelen of de overeengekomen minimum arbeidsduur nog aansluit bij je feitelijk structureel gewerkte uren. Indien dat niet het geval is, dan moet je werkgever in overleg met jou de minimum arbeidsduur in de arbeidsovereenkomst verhogen, gebaseerd op een representatieve referteperiode.
d. Indien er sprake is van een min/max contract kun je bij je werkgever aangeven op welke dagen of tijden je wel of niet inzetbaar bent.
Min- en plusuren
4. a. Wanneer in jouw geval sprake is van min- en plus uren wordt dit per kwartaal bijgehouden.
b. Je werkgever houdt hiervoor een signaleringssysteem bij.
c. Op basis van dit systeem maak jij samen met je werkgever afspraken om te komen tot een oplossing voor de openstaande min- en plus uren.
Artikel 4.3 Werk- en Rusttijden
ATW
1. Je werkgever kan voor het vaststellen van de werktijden gebruik maken van de mogelijkheden die de Arbeidstijdenwet en het daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit bieden, tenzij in deze CAO iets anders is bepaald. Je werkgever stelt jouw werktijden vast vanuit de arbeidsduur die jij met je werkgever bent overeengekomen. Je werkgever moet hierbij rekening houden met jouw belang, waaronder voldoende hersteltijd tijdens en na het werk.
Maximum per dienst
2. Je werkt maximaal tien uur per dienst binnen de door je werkgever vastgestelde werktijden. Indien er sprake is van een incidentele, onvoorziene wijziging van omstandigheden mag je werkgever je vragen maximaal twaalf uur per dienst te werken.
57 jaar
Dit lid gaat in per 1-1-2019
4. Als je 57 jaar of ouder bent dan geldt het volgende:
De werkgever en de medewerker in de leeftijd van 57 jaar of ouder besteden tijdens het jaarge- sprek aandacht aan het al dan niet werken tijdens nachtdienst en zo ja, de frequentie daarvan. Gedurende het jaar, bij het vaststellen van de procedures voor planning en inzet van kraamverzor- genden worden daarover in overleg afspraken gemaakt, waarbij het overeenstemmingsvereiste van toepassing is.
Rusttijd
5. Bij het vaststellen van de voor jou geldende werktijden moet je werkgever een onafgebroken rusttijd in elke aaneengesloten periode van 7×24 uur van tenminste 36 uur toepassen of in elke aaneengesloten periode van 9 x 24 uur moet je werkgever een onafgebroken rusttijd van tenmin- ste 60 uur toepassen.
In dat laatste geval geldt eenmalig de mogelijkheid om de rusttijd te verkorten tot 32 uur in elke periode van vijf achtereenvolgende weken.
Als je werkzaam bent als kraamverzorgende kan je werkgever een afwijkende rusttijd toepassen, namelijk per elke aaneengesloten periode van 11×24 uur een onafgebroken rusttijd van tenminste 72 uur. Als je werkzaam bent als kraamverzorgende mag je werkgever je geen wachtdienst opdragen in de voorgeschreven periodes van onafgebroken rust.
Procedures voor planning en inzet van kraamverzorgenden
6. Ten behoeve van een beter evenwicht tussen belangen en wensen van kraamverzorgenden, kwaliteit van de zorg en de eisen die gesteld worden aan de bedrijfsvoering kan gewerkt worden met planning- en inzetprotocol.
a. In overleg met het medezeggenschapsorgaan wordt besproken wat de verdeling is tussen op rooster werken (planning- en inzetprotocol) en niet op rooster werken (flexibele inzet).
b. In overleg met het medezeggenschapsorgaan worden de kaders omtrent het werken op rooster afgestemd.
c. Je werkgever maakt in overleg met het medezeggenschapsorgaan afspraken over de bekend- making van het rooster. Indien je op rooster werkt en er geen afspraken worden gemaakt geldt dat je werkgever tenminste 14 etmalen van te voren de vastgestelde werkdagen aan jou bekend maakt.
d. Na overleg tussen jou en je werkgever kan in geval van bijzondere omstandigheden met een incidenteel karakter:
– worden afgeweken van de reeds vastgestelde werktijden.
e. Overige bepalingen:
– In het rooster worden in ieder geval de te verrichten diensten en de werktijden opgenomen.
– Overdracht van dienst vindt plaats binnen werktijd.
– Bij planning en inzet wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met evenwicht tussen werkdruk en herstel tijdens en na je werk.
f. Indien het medezeggenschapsorgaan afspraken maakt over het inzet- en planningsprotocol dient de medezeggenschap een aantoonbare achterbanraadpleging te houden, alvorens in te stemmen, voor het bestendigen van draagvlak. Bij het ontbreken van een medezeggenschaps- orgaan is de achterbanraadpleging een verantwoordelijkheid van de werkgever.
Artikel 4.4 Pauzes
1. Per ochtend, middag, avond of nacht kan je eenmaal gebruik maken van een koffie-/theepauze.
2. Je werkgever kan met instemming van het medezeggenschapsorgaan afwijken van de arbeidstij- denwet vanwege organisatorische belangen of bedrijfsvoering.
3. Uitgangspunten zijn:
a. Als je koffie- en theepauze minder dan vijftien minuten duurt, behoort het tot je dagelijkse werktijd;
b. Als je pauze vijftien minuten of langer duurt en als eigen tijd geldt, dan moet onafgebroken rust zijn gewaarborgd.
Artikel 4.5 Vrije weekenden
Je bent jaarlijks in ieder geval 22 weekenden vrij. Je kunt je werkgever verzoeken minder vrije weekenden in te plannen, echter dit kan nooit minder zijn dan 17 vrije weekenden per jaar.
Als je uitsluitend werkzaam bent in de weekenden kan je je werkgever verzoeken afwijkende afspraken te maken over het aantal vrije weekenden.
Artikel 4.6 Wachtdiensten Kraamverzorgenden
Definitie
1. Als je als kraamverzorgende werkt kan je werkgever wachtdiensten aan je opdragen.
2. Het accepteren van een wachtdienst door beide partijen leidt altijd tot vergoeding. Bij een wachtdienst heb je de verplichting om aan de oproep van de kraamzorgorganisatie te voldoen.
3. Je werkgever mag je geen wachtdienst opdragen in de voorgeschreven periodes van onafgebro- xxx xxxx zoals opgenomen in artikel 4.3 lid 5.
4. Je werkgever kan in overleg met het medezeggenschapsorgaan voor werknemers die uitsluitend in partusdiensten werken, afspraken maken die afwijkend zijn van leden 5 t/m 8.
Voorwaarden inzet
5. Je mag maximaal twee aaneengesloten blokken van 8 uur wachtdienst draaien. Hierna volgt minimaal 8 uur rust voor een volgende wachtdienst kan worden gestart.
6. Als onderdeel van je wachtdienst kan je maximaal twee maal worden opgeroepen per blok van 8 uur voor een partusassistentie. Bij slechts één van deze oproepen kun je ook worden ingezet voor de verzorging.
7. Als je tijdens je wachtdienst wordt opgeroepen tellen deze uren mee voor je arbeidsduur en wordt je wachtdienst als onderbroken of beëindigd beschouwd.
8. Als je in de nacht bent opgeroepen, bepaal je in overleg met je werkgever en de cliënt op welk tijdstip de zorg de volgende dag aanvangt.
Vergoeding
9. Als je als kraamverzorgende een wachtdienst verricht ontvang je een vergoeding op basis van onderstaande normen:
Maandag t/m vrijdag:
a. Als je wachtdienst meer dan 8 uur en maximaal 16 uur is, ontvang je een brutovergoeding van
€ 22,88.
b. Als je wachtdienst maximaal 8 uur is, ontvang je een brutovergoeding van € 11,44. Zaterdag-, zondag- en feestdagen:
a. Als je wachtdienst meer dan 8 uur en maximaal 16 uur is, ontvang je een brutovergoeding van
€ 34,32.
b. Als je wachtdienst maximaal 8 uur is, ontvang je een brutovergoeding van € 17,16.
10. Je werkgever heeft de mogelijkheid in afwijking van lid 10 met het medezeggenschapsorgaan af te spreken om de hierboven weergegeven bedragen om te zetten in een compensatie in tijd. Je ontvangt dan een compensatie op basis van onderstaande normen:
a. Maandag t/m vrijdag: respectievelijk 172, 114 of 57 minuten.
b. Zaterdag-, zondag- en feestdagen: respectievelijk 257,172 of 86 minuten.
Artikel 4.7 Bereikbaarheidsdienst
1. Een bereikbaarheidsdienst kan niet worden opgedragen aan kraamverzorgenden.
2. Je werkgever maakt in overleg met het medezeggenschapsorgaan afspraken over de inzet en vergoeding (in tijd of geld) van de bereikbaarheidsdienst. Indien er geen afspraken worden gemaakt gelden de leden 3 t/m 6.
3. Als je in een aaneengesloten periode van maximaal 24 uur verplicht bent om bereikbaar te zijn om, zo nodig naast het verrichten van de overeengekomen arbeid, op oproep zo spoedig mogelijk de overeengekomen arbeid te verrichten dan is er sprake van een bereikbaarheidsdienst. Een bereikbaarheidsdienst is mogelijk voor arbeid die bestaat als je planningswerkzaamheden verricht.
4. In uitzondering op het gestelde in lid 3 mag je een weekenddienst opgedragen krijgen die langer duurt dan 24 uur.
5. Je ontvangt een compensatie in vrije tijd voor de uren doorgebracht in een bereikbaarheidsdienst. Je ontvangt voor elk vol etmaal op maandag tot en met vrijdag anderhalf uur compensatie in tijd. Voor elk vol etmaal op zaterdag-, zondag- en feestdagen ontvang je drie uur compensatie in tijd.
6. Als je minder dan 24 uur een bereikbaarheidsdienst verricht, dan ontvang je een compensatie naar evenredigheid van het aantal uren.
Artikel 4.8 Gebroken dienst
1. Je werkgever heeft de mogelijkheid je werktijd eenmalig te onderbreken zonder dat deze onderbre- king werktijd of pauze is. Het is mogelijk je werktijd vaker te onderbreken, maar daar moet jij mee instemmen. Als je werkgever je werktijd onderbreekt moet je minimaal twee maal twee uur aaneengesloten werkzaam zijn. Dit minimum is niet van toepassing als je werkzaamheden (werk)overleg betreffen.
Voor de kosten die je maakt voor het heen en weer reizen tussen woon- en werkplaats tijdens de onderbreking ontvang je een vergoeding als bedoeld in artikel 6.2 (tegemoetkoming voor reizen van huis naar cliënten).
2. De beperkingen voor je werkgever, namelijk een minimale inzet van twee maal twee uur en instemming van de werknemer zijn niet op jou van toepassing als je uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tijdens de avond (vanaf 20.00 uur), de nacht of in de weekenden werkzaam bent.
Artikel 4.9 Overwerk
Definitie overwerk
1. Er is sprake van overwerk als je in opdracht van je werkgever moet werken en je de voor jou geldende gemiddelde arbeidsduur per week overschrijdt, gemeten over een periode van 13 weken:
• vanwege een incidentele onvoorziene wijziging van omstandigheden of
• omdat de aard van je werk incidenteel een afwijking van de voor jou geldende gemiddelde arbeidsduur per week noodzakelijk maakt.
Als je langer dan een half uur overwerkt, wordt dit afgerond op een heel uur. Als je langer dan een uur overwerkt, wordt deze periode naar boven afgerond op halve of hele uren.
2. Je ontvangt geen overwerkvergoeding als je:
a. niet op verzoek of in opdracht van je werkgever overwerkt;
b. incidenteel korter dan een half uur overwerkt voorafgaand aan of aansluitend op de voor jou bij rooster of regeling vastgestelde werktijden;
c. een voltijd dienstverband bent overeengekomen met een salaris volgens salarisschaal FWG 65 of hoger.
10% overwerk
3. Het aantal uren overwerk mag niet meer zijn dan 10% boven de met jou overeengekomen arbeidsduur gemeten over een periode van 13 weken. Als je het percentage overschrijdt moet je werkgever op jouw verzoek overgaan tot het verlenen van assistentie.
Compensatie
4. De vergoeding is afhankelijk van je salaris en of je in vol- of deeltijd werkt. De vergoedingen zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Voltijd / deeltijd dienstverband | Salaris | vergoeding | Voorwaarde |
Voltijd | < FWG 65 | Vrije tijd gelijk aan het aantal uren overwerk | |
Deeltijd | < FWG 65 | Vrije tijd gelijk aan het aantal uren overwerk | |
Voltijd | ≥ FWG 65 | Geen | |
Deeltijd | ≥ FWG 65 | Vrije tijd gelijk aan het aantal uren overwerk | Overwerk moet minder zijn dan het verschil tussen de met jou overeengekomen arbeidsduur en de arbeids- duur bij een voltijd dienstverband |
5. De compensatie in vrije tijd moet je uiterlijk opnemen in het kwartaal volgend op de periode waarin je hebt overgewerkt, tenzij je met je werkgever andere afspraken maakt/hebt gemaakt.
6. Je werkgever kan de compensatie in vrije tijd omzetten in een financiële vergoeding op basis van het voor jou geldende uurloon. Als je een deeltijd dienstverband bent overeengekomen en je minder dan het verschil tussen de met jou overeengekomen arbeidsduur en de arbeidsduur bij een voltijd dienstverband hebt overgewerkt, is de financiële vergoeding in dat geval het voor jou geldende uurloon. Je bouwt over deze uren ook vakantie-uren op en je ontvangt hierover vakantiebijslag.
Artikel 4.10 Inconveniënte uren
Definitie
1. Er is sprake van inconveniënte uren als je in opdracht van je werkgever werkt op uren die vallen op:
• maandag tot en met vrijdag vóór 07.00 uur en vanaf 20.00 uur;
• op zaterdag;
• op zon- en feestdagen.
2. Als je korter dan één uur achtereen werkt telt dit niet mee voor de berekening van het aantal inconveniënte uren.
3. Het volgen van een opleiding of bijscholing leidt niet tot een toeslag voor inconveniënte uren.
Toeslag
4. Als je in opdracht van je werkgever op inconveniënte uren werkt ontvang je een toeslag van 40% van het voor jou geldende uurloon. De toeslag wordt maximaal berekend over het maximum salaris van salarisschaal FWG 35.
Artikel 4.11 Doorbetaling onregelmatigheidstoeslag tijdens vakantie-uren en overige verlof
ORT tijdens vakantie
1. Als je onregelmatige diensten verricht en je neemt betaalde vakantie-uren of betaald verlof op uit je wettelijke of (extra) bovenwettelijke uren als bedoeld in Hoofdstuk 7, dan ontvang je daarover tevens een gemiddelde aan onregelmatigheidstoeslag. Dit gemiddelde wordt berekend over de afgelopen 6 maanden voorafgaand aan de opname van de vakantie-uren respectievelijk het verlof.
HOOFDSTUK 5: SALARIËRING
Artikel 5.1 Functiewaardering
Functiewaarding
1. Je werkgever hanteert voor het indelen van je functie in een van de functiegroepen 5 t/m 80 het actuele computerondersteunde systeem FWG Geboortezorg. Jij of je werkgever hebben het recht
het functiewaarderingssysteem FWG 3.0 en FWG Geboortezorg en de relatie hiervan met de indeling van de functie in de functiegroepen als bedoeld in dit artikel en bijlage 3 gratis in te zien. Dit is mogelijk als hiervoor een verzoek bij CAO-partijen wordt ingediend. Zie voor meer informatie bijlage 3.
2. Lid 1 is niet van toepassing als je:
a. leerling-werknemer bent en een opleiding volgt zoals is weergegeven in de artikelen 5.11, 5.12 en 5.13.
x. xxxx aangesteld in het kader van de Wet werk en bijstand of Participatiewet, Staatsblad 2014, nr. 270).
c. jonggehandicapt of arbeidsgehandicapt bent als bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheids- voorziening voor jonggehandicapten.
d. behoort tot de ‘doelgroep loonkostensubsidie’ als bedoeld in artikel 6 lid 1 sub e en artikel 7 lid 1 sub a Participatiewet.
3. De wijze van (her)indelen van je functie en de procedure die daarbij gevolgd wordt, is vastgesteld in bijlage 3. Lid 1 van dit artikel is daarbij ook van toepassing.
Combifunctie
4. De procedure van bepalen van een combinatiefunctie wordt beschreven door FWG in haar ‘systeemgegevens’.
Artikel 5.2 Salaris
Salarisschaal
1. Je werkgever bepaalt op basis van de functie-indeling uit artikel 5.1 welke salarisschaal op jou van toepassing is. Het nummer van de salarisschaal komt overeen met het nummer van de functie- groep waarin je functie is ingedeeld. De opgenomen bedragen in de salarisschalen in bijlage 1 gelden bij een voltijd arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week.
2. Bij een hogere of lagere arbeidsduur worden de bedragen in de salarisschalen naar verhouding aangepast.
Als je bijvoorbeeld een dienstverband van gemiddeld maximaal 40 uur per week bent overeenge- komen worden de bedragen in de tabellen 1 en 2 naar verhouding verhoogd om je salaris vast te stellen.
Als je een opleiding volgt wordt je salaris bepaald op basis van bijlage 4 of bijlage 5.
3. Je wordt ingeschaald op één van de volgende bedragen:
• het bedrag behorend bij je leeftijd of;
• het bedrag van aanloopperiodiek 0 uit de schaal die van toepassing is of;
• een hoger bedrag uit die schaal die van toepassing is als je ervaring daartoe aanleiding geeft.
4. Als je functie is ingedeeld in FWG 10 dan past je werkgever deze salarisschaal toe, tenzij de bedragen van FWG 5 (zijn gelijk aan het wettelijk minimum (jeugd)loon) behorend bij jouw leeftijd hoger zijn dan de bedragen in deze salarisschaal.
5. Indien je direct voorafgaand aan je indiensttreding bij een andere, onder de werkingssfeer van deze CAO vallende kraamzorgorganisatie hebt gewerkt en daar eenzelfde functie hebt uitgevoerd in dezelfde salarisschaal dan wordt de verworven periodiek bij je vorige werkgever in je nieuwe functie gehandhaafd.
Artikel 5.3 Uitbetalen salaris
Uitbetalen salaris
1. Je ontvangt uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand, zon- en feestdagen niet meegerekend, je salaris. De vergoedingen uit de artikelen 4.6 (wachtdiensten kraamverzorgenden),
4.10 (inconveniënte uren), 6.1 (vergoeding woon- werkverkeer), 6.2 (tegemoetkoming voor reizen van huis naar cliënten), 6.3 sub b. (vergoeding voor reizen vanaf de vaste locatie naar andere locaties of naar cliënten) en 6.4 (vergoeding reis- en verblijfkosten voor incidentele dienstreizen) ontvang je uiterlijk aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin je aanspraken zijn ontstaan.
2. Als je salaris of de salarisberekening wijzigt dan ontvang je hiervan schriftelijk bericht via een specificatie.
Artikel 5.4 Periodieke verhogingen
Periodieke verhogingen
1. Je ontvangt eenmaal per jaar een salarisverhoging binnen de schaal, tenzij hierover in je arbeids- overeenkomst andere afspraken zijn gemaakt. Deze periodieke verhoging wordt (voor de eerste keer) toegekend:
a. één jaar nadat je in dienst bent gekomen;
b. als je bevorderd wordt naar een functie uit een hogere functiegroep;
c. één jaar na de datum waarop je overgaat naar de aanloopperiodiek nul die hoort bij de betreffende salarisschaal door het vervallen van de leeftijdsperiodieken.
Afwijking
2. Je werkgever kan je op basis van de toepassing van een systeem van personeelsbeoordeling in een jaar géén of juist op één of meerdere momenten wél een salarisverhoging binnen de schaal toekennen.
Artikel 5.5 Bevordering
Bevordering
1. Als je wordt bevorderd naar een functie in een hogere functiegroep wordt je salaris, op basis van de salarisschaal van je nieuwe functie, als volgt vastgesteld: het salaris dat je voor je promotie ontving wordt met twee periodieken van de oude schaal verhoogd. Hierbij geldt de voorwaarde dat je nieuwe salaris tenminste gelijk moet zijn aan het minimum van de schaal van je nieuwe functie, maar het mag ook niet meer bedragen dan het maximum van de bij de nieuwe functie behorende schaal.
Afwijking
2. Je werkgever kan in overleg met het medezeggenschapsorgaan een afwijkend systeem van salarisaanpassing hanteren.
Artikel 5.6 Bijzondere beloningen
Je werkgever kan je eenmalige of tijdelijke extra beloningselementen toekennen. Als je werkgever dit toepast kan het voorkomen dat het maximum van de salarisschaal, welke op jou van toepassing is, wordt overschreden.
Artikel 5.7 Structurele eindejaarsuitkering
Hoogte eindejaarsuitkering
1. Je ontvangt in december een eindejaarsuitkering. De opbouw van je eindejaarsuitkering is per 1 januari 2018 gebaseerd op 6,2% van het door jou in dat kalenderjaar verdiende salaris. Het
salaris is inclusief de vakantiebijslag en eventueel meerwerk, maar exclusief alle overige toeslagen en vergoedingen die in deze CAO zijn opgenomen.
Als je een gedeelte van het kalenderjaar in dienst bent (geweest) dan ontvang je een eindejaarsuit- kering naar verhouding van het aantal maanden dat je in dienst bent (geweest).
2. Als je op 1 januari 2008 in dienst was van een kraamzorgorganisatie en je er voor hebt gekozen om 1,5%-punt van je eindejaarsuitkering uit lid 1 om te zetten in 25 vakantie-uren, dan komen deze uren bovenop je totaal aantal vakantie-uren, zoals in artikel 6.1 is weergegeven.
3. Als je 22 jaar of ouder bent wordt je eindejaarsuitkering tenminste berekend over het actuele bedrag van inpassingstabelnummer 12 dat van toepassing is (zie bijlage 1) en dit wordt verhoogd met 8% vakantiebijslag.
Artikel 5.8 Vakantiebijslag
Hoogte vakantiebijslag
1. Je hebt recht op een vakantiebijslag voor ieder (deel van) de maand waarin je salaris hebt ontvangen. Deze vakantiebijslag is 8% van je maandelijks ontvangen salaris.
2. Je vakantiebijslag wordt in de maand mei of in periode 5 uitbetaald en wordt berekend over de periode van 12 maanden of 13 periodes. Deze periode begint in juni of periode 6 van het vorige kalenderjaar. Je vakantiebijslag wordt eerder uitbetaald als je uit dienst treedt.
3. In afwijking van lid 2 kan je vakantiebijslag maximaal twee keer per jaar worden uitbetaald, maar moet uiterlijk in mei of periode 5 van het kalenderjaar zijn uitbetaald.
Minimum vakantiebijslag
4. Als je 22 jaar of ouder bent ontvang je, bij een vol jaar dienstverband, op jaarbasis minimaal
€ 1.878,97 (vanaf 1 mei 2018) / € 1.969,64 (vanaf 1 mei 2019) als vakantiebijslag. Dit minimumbe- drag wordt in mei van het jaar waarin je de bijslag ontvangt, verhoogd met:
a. eventuele algemene loonaanpassingen die in het kader van deze cao hebben plaatsgevonden;
b. het effect van de eventuele verhoging van het vakantiebijslagpercentage in het vorige jaar.
Artikel 5.9 Pensioen
Pensioenregeling
1. De rechten en de verplichtingen van jou en je werkgever, betrekking hebbend op de voor de werknemer geldende pensioenregeling, daaronder begrepen de regeling inzake de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse premie, worden geregeld in de bepalingen van het pensioenreglement van het Pensioenfonds Zorg & Welzijn, of in een in het kader van dit pensioenfonds goedgekeurde regeling.
Artikel 5.10 Gratificatie
Gratificatie
1. Als je in dienst bent geweest van één of meer (thuis- en/of) kraamzorgorganisaties (met of zonder onderbreking) die onder de werkingssfeer van deze CAO, of rechtsvoorgangers, vallen en dit uit feiten blijkt, heb je recht op een jubileumgratificatie bij een dienstverband van 25, 40 en 50 jaar. Onder het hier genoemde dienstverband wordt ook het dienstverband meegeteld in de sector gezinsverzorging bij een werkgever die onder de werkingssfeer van de XXX Xxxxxxx viel. Indien het dienstverband niet bij één zelfde werkgever (inclusief diens rechtsvoorgangers) heeft plaatsgevon- den, is het aan jou dit doorlopende dienstverband binnen de relevante sector(en) aannemelijk te maken bijvoorbeeld via pensioenfondsgegevens.
Hoogte
2. De hoogte van de in lid 1 bedoelde jubileumgratificatie is:
a. een bruto half maandsalaris bij een dienstverband van 25 jaar;
b. een bruto heel maandsalaris bij een dienstverband van 40 jaar;
c. een bruto heel maandsalaris bij een dienstverband van 50 jaar.
Het maandsalaris is in dit lid je bruto maandsalaris vermeerderd met je vakantiebijslag over een maand, waarbij een en ander wordt afgerond op (een veelvoud van) € 2,50.
Artikel 5.11 Leerlingsalarissen Verzorgende of Verzorgende IG (BBL)
Salaris praktijkleerjaar
1. De salaristabellen voor de leerlingsalarissen Verzorgende of Verzorgende IG (BBL) staan in bijlage
4. In deze tabellen staat het salaris voor leerlingen met een dienstverband van 36 uur. Als het Wettelijk minimum(jeugd)loon hoger ligt dan de vermelde bedragen dan geldt het Wettelijk minimum(jeugd)loon.
De weergegeven salarissen zijn inclusief maximaal (4×52) 208 uren (gemeten per praktijkleerjaar) lestijd binnen de onderwijsinstelling.
Als je in deeltijd werkt, wordt het salaris naar verhouding berekend.
Aspirant-leerling
2. Als je als aspirant leerling in dienst treedt voorafgaand aan een opleiding weergegeven, ontvang je een salaris behorend bij het eerste praktijkleerjaar.
Garantieregeling
3. Als je voor de opleiding al in dienst bent en je, anders dan als aspirant leerling, de opleiding verzorgende of verzorgende-IG gaat volgen, dan val je onder de salarisschaal voor leerlingen. Om te voorkomen dat je er nominaal mogelijk op achteruit gaat, ontvang je tijdens je opleiding minimaal een bruto bedrag dat overeenkomt met het nominale bruto salarisbedrag dat je ontving voorafgaand aan de opleiding. Dit garantiebedrag wordt verhoogd met de algemene loonsverho- gingen. Vanaf het moment dat het bruto salarisbedrag van de leerling-schaal dat geldt voor jouw arbeidsduur hoger is dan het garantiebedrag, volg je het leerling-salaris van lid 1.
4. Je werkgever kan positief afwijken van het leerling-salaris als jij als leerling-werknemer elders een hoger salaris verdiende op basis van betaalde arbeid voorafgaand aan je indiensttreding.
Artikel 5.12 Leerlingsalarissen verkorte opleiding tot Kraamverzorgende (BBL)
Leerlingsalaris Kraamverzorgende
1. Als je als leerling-werknemer een verkorte opleiding tot kraamverzorgende volgt dan is één van de salaristabellen in bijlage 5 op jou van toepassing. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
• de verkorte opleiding voor anders opgeleiden: als je al een andere zorgopleiding hebt afgerond;
• de verkorte opleiding voor niet-opgeleiden: als je nog geen relevante opleiding in de zorg hebt afgerond.
2. De salarisbedragen zijn gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Als je een lagere arbeidsduur bent overeengekomen, ontvang je een salaris naar verhouding. Als het Wettelijk minimum(jeugd)loon (op basis van een werkweek van 36 uur) hoger ligt dan de vermelde bedragen dan geldt het Wettelijk minimum(jeugd)loon.
3. Als je bij je werkgever al in dienst bent voor een andere functie en je gaat de verkorte opleiding volgen dan blijft de bestaande salarisaanspraak gehandhaafd.
4. Het uitgangspunt is een arbeidsduur van gemiddeld 32 uur per week. De tijd dat je op school doorbrengt (opleidingstijd) wordt ook als arbeidsduur meegeteld. Je kunt als leerling-werknemer in overleg met je werkgever afwijken van het uitgangspunt van de gemiddelde 32-urige arbeids- duur.
5. Als je het certificaat van de opleiding hebt behaald, word je bij het aangaan van de arbeidsover- eenkomst ingeschaald in de bij de functie van kraamverzorgende behorende salarisschaal. Je wordt ingeschaald in aanloopperiodiek 1 tenzij je werkgever op basis van artikel 5.2 of 5.5 een hoger volgnummer toepast.
Artikel 5.13 Zakgeld en stagevergoeding leerlingen BOL
Voorbereidende periode
1. Als je leerling-verzorgende-IG bent dan is er mogelijk sprake van een voorbereidende periode van respectievelijk 9 en 7 maanden. Ook als je leerling-verzorgende bent kan er sprake zijn van een voorbereidende periode. Tijdens een voorbereidende periode ontvang je zakgeld:
Zakgeld
a. € 347,– bruto per maand of als je werkgever periodebedragen toepast dan ontvang je € 319,– per periode;
b. als je een uitkering ontvang die gelijk of hoger is dan de zakgeldvergoeding weergegeven onder a. dan ontvang je geen zakgeldvergoeding.
Stagevergoeding
2. Als je een opleiding volgt tot verzorgende, en je in het kader van de beroepsopleidende leerweg (BOL) een stage loopt van tenminste 144 uur per beroepspraktijkvormingsjaar bij een werkgever,
dan ontvang je een stagevergoeding van € 337,53 (2018) bruto per maand. De vergoeding is gebaseerd op een voltijdstage van gemiddeld 4 dagen per week. Als je minder stage loopt dan wordt de vergoeding naar verhouding van het aantal dagen toegekend. De stagevergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd met de Consumenten Prijs Index (CPI).
HOOFDSTUK 6: ONKOSTENVERGOEDINGEN
Artikel 6.1 Vergoeding woon-werkverkeer
1. Als je werkzaam bent op een vaste door je werkgever aangewezen locatie (je werklocatie) ontvang je een tegemoetkoming in de reiskosten voor woon-werkverkeer.
Onder werklocatie wordt niet verstaan de woning van een cliënt in de thuissituatie, zie hiervoor artikel 6.2.
Hoogte tegemoetkoming
2. Je ontvangt een tegemoetkoming van € 0,11 per kilometer voor woon-werkverkeer om eenmaal per werkdag van je huisadres naar je werklocatie te reizen en weer terug.
3. In overleg met de medezeggenschapsorgaan kan je werkgever een afwijkende regeling voor de vergoeding van woon-werkverkeer treffen.
Artikel 6.2 Tegemoetkoming voor reizen van huis naar cliënten
1. Als je werkzaam bent bij cliënten in de wijk en rechtstreeks vanaf je woning naar de cliënt(en) reist, ontvang je een tegemoetkoming in verband met de reiskosten naar de cliënt(en). Deze tegemoet- koming is voor de eerste 10 kilometer € 0,15 netto per afgelegde kilometer en na 10 kilometer
€ 0,26 netto per afgelegde kilometer.
2. De vergoeding zoals beschreven in lid 1 geldt ongeacht het type vervoer.
3. Parkeerkosten, tolgelden en veerkosten worden volledig door je werkgever vergoed. Als je werkgever daarom vraagt, moet je bewijzen hiervan overleggen.
4. Als de in het voorgaande lid genoemde vergoedingen in het kalenderjaar fiscaal bovenmatig zijn, worden zij geacht mede te strekken tot vergoeding van reiskosten die je werkgever in zoverre nog wel aanvullend belastingvrij kan vergoeden (kijk voor de recente regels op de website van de belastingdienst).
5. a. Indien je werkgever je een vervoermiddel ter beschikking stelt op basis van een medezeggen- schapsorgaan overeengekomen regeling, ontvang je geen vergoeding als bedoeld in dit artikel.
b. Je werkgever kan in overleg met medezeggenschapsorgaan aanvullende regelingen afspreken voor de vergoeding van reiskosten van huis naar cliënten.
Artikel 6.3 Vergoeding voor reizen vanaf de vaste locatie naar andere locaties of naar cliënten
Als je werkzaam bent op een vaste door je werkgever aangewezen locatie en van daaruit naar cliënten thuis of naar een andere door je werkgever aangewezen locatie reist om daar werkzaamheden te verrichten, ontvang je:
a. vergoeding van je woon-werkverkeer zoals geregeld in artikel 6.1 lid 1.
b. vergoeding van de kosten voor de reis vanaf de vaste werklocatie naar cliënten thuis of naar een andere door je werkgever aangewezen locatie zoals geregeld in artikel 6.2.
Artikel 6.4 Vergoeding reis- en verblijfkosten voor incidentele dienstreizen
Incidentele dienstreis
1. Als je in opdracht van je werkgever in verband met je werkzaamheden incidenteel reis- en verblijfkosten, wegens een dienstreis moet maken, ontvang je hiervoor een vergoeding volgens het onder a en b bepaalde:
a. de kosten van de laagste klasse van het openbaar vervoer. Als je werkgever daarom vraagt, moet je je vervoersbewijzen kunnen overleggen.
b. als je met toestemming van je werkgever met eigen auto reist ontvang je een vergoeding van
€ 0,26 netto per kilometer.
2. De vergoeding voor reiskosten wordt geïndexeerd met de mutatie Consumenten Prijsindex (CPI)
afgeleid betreffende het lopende kalenderjaar, dat het CPB in december van dat kalenderjaar publiceert.
3. Je werkgever vergoedt de noodzakelijk door jou gemaakte verblijfskosten in verband met een dienstreis. Als je werkgever daarom vraagt, moet je bewijzen van gemaakte kosten kunnen overleggen.
4. Parkeerkosten, tolgelden en veerkosten worden volledig door je werkgever vergoed. Als je werkgever daarom vraagt, moet je bewijzen hiervan overleggen.
5. In overleg met het medezeggenschapsorgaan kan je werkgever een afwijkende regeling treffen voor de vergoeding van de gemaakte reis- en verblijfkosten. Als dat het geval is, dan zijn de leden 1 tot en met 4 van dit artikel niet van toepassing.
HOOFDSTUK 7: VAKANTIE EN VERLOF
Artikel 7.1 Opbouw vakantie-uren
1. Je bouwt iedere kalendermaand dat je in dienst bent 1/12e deel van je vakantie-uren op. Dit betreft de wettelijke, bovenwettelijke en extra bovenwettelijke vakantie-uren. Als je niet kunt werken door ziekte, dan bouw je je vakantie-uren op alsof je niet ziek zou zijn geweest.
Ben je in dienst gekomen vóór de 16e van de maand, dan telt deze hele maand mee voor de opbouw van vakantie-uren.
Xxx je uit dienst gegaan na de 15e van de maand, dan telt deze hele maand mee voor de opbouw van vakantie-uren.
Aantal vakantie-uren
2. Je hebt per kalenderjaar recht op 144 wettelijke en 80 bovenwettelijke doorbetaalde vakantie-uren bij een gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per week. Daarnaast heb je recht op 35 extra boven- wettelijke vakantie-uren.
Werk je meer of minder dan de gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per week, dan zijn je vakantie- uren naar verhouding berekend op basis van je eigen arbeidsduur.
3. Het aantal vakantie-uren wordt naar boven afgerond op halve of hele uren.
4. Op jouw verzoek worden je (extra) bovenwettelijke vakantie-uren uitbetaald, daarbij wordt rekening gehouden met het wettelijke fiscale regime.
5. Je hebt de mogelijkheid je vakantieverlof te sparen met inachtneming van het wettelijke fiscale regime.
Artikel 7.2 Opnemen van vakantie-uren
Opnemen vakantie
1. Ieder jaar is je werkgever verplicht je in de gelegenheid te stellen de door jou gewenste vakantie- uren op te nemen (desgewenst ononderbroken). Je werkgever kan de gewenste opname van vakantie-uren voor een bepaalde periode afwijzen als de belangen van de afdeling of dienst zich hiertegen verzetten.
2. Je kunt tenminste aanspraak maken op een periode van 3 aaneengesloten weken vakantie-uren. Dit is inclusief de weekenden voorafgaand en aansluitend aan je vakantie.
Ziek en opname
3. Als je ziek bent en vakantie-uren wil opnemen, vraag je vooraf toestemming aan je werkgever.
Wijzigen tijdvak vakantie
4. Je werkgever kan het vastgestelde tijdvak van vakantie-uren wijzigen, als hij op het moment waarop het tijdvak is vastgesteld niet kon voorzien dat zich omstandigheden zouden voordoen als gevolg waarvan het functioneren van de instelling, dienst of afdeling ernstig in gevaar komt. Je werkgever zal het nieuwe tijdvak van vakantie-uren in overleg met jou vaststellen. Als je schade hebt als gevolg van deze wijziging, zal je werkgever deze vergoeden.
Artikel 7.3 Verjaren vakantie-uren
Lid 2 en 3 gelden per 1-1-2019
2. Je wettelijke vakantie-uren verjaren 6 maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin je deze hebt opgebouwd conform artikel 7:640a BW.
3. Je bovenwettelijke en extra-bovenwettelijke vakantie-uren verjaren vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin je deze hebt opgebouwd.
Artikel 7.4 Feestdagen
Opnemen vakantie feestdag
1. Wil je vrij zijn op een ingeroosterde werkdag die samenvalt met een feestdag (zie artikel 1.1 lid 6) dan neem je vakantie-uren op. Je kunt er voor kiezen om in plaats van op de genoemde feestda- gen in artikel 1.1 lid 6 op een andere dag, die past bij jouw godsdienst of levensbeschouwing vakantie-uren op te nemen.
2. Voor alle dagen genoemd onder lid 1 geldt dat je alleen vakantie-uren kan opnemen als de aard van de werkzaamheden dit toelaten.
3. Als je in een vast patroon maximaal drie dagen per week werkzaam bent op in ieder geval een maandag en/of donderdag, dan heb je de mogelijkheid op (een) andere dag(en) je werkzaamheden te verrichten als deze werkdag(en) samenvallen met een feestdag. Je hoeft dan geen vakantie-uren voor deze feestdag op te nemen.
Artikel 7.5 Calamiteiten- en ander kort verzuimverlof
Bijzondere persoonlijke omstandigheden
1. Je vakantie-uren zijn ook bedoeld voor verlof vanwege bijzondere persoonlijke omstandigheden en wettelijke verplichtingen. Dit betekent dat je jouw vakantie-uren onder andere inzet voor:
• huwelijk;
• registratie van partnerschap;
• verhuizing;
• bevalling van je relatiepartner inclusief kraamverlof;
• huwelijksjubilea;
• het overlijden van een huisgenoot of bloed- en aanverwant in rechte lijn en in tweede graad van de zijlijn.
Rouwverlof
2. Je werkgever is verplicht je in de gelegenheid te stellen vakantie-uren op te nemen als je, door het overlijden van je huisgenoten of een van je bloed- of aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn, rouwverlof wil opnemen. Dit geldt ook als je vooraf niet in de gelegenheid bent geweest je vakantie-uren tijdig in overleg met je werkgever vast te stellen. Je stemt met je werkgever af wat de redelijke omvang is, dit is afhankelijk van de aard van de persoonlijke gebeurtenis.
3. Als je onvoldoende vakantie-uren hebt opgebouwd om verlof op te nemen voor de in lid 1 en lid 2 weergegeven situaties, dan heb je recht op onbetaald verlof als je voldoet aan de voorwaarden van de Wet Arbeid en Zorg.
(Tand)arts/specialist
4. In afwijking van het onder lid 1 bepaalde hoef je geen vakantie-uren op te nemen als je noodzake- lijkerwijs onder werktijd de (tand)arts/specialist bezoekt.
Ziekte in gezin
5. In afwijking van het onder lid 1 bepaalde hoef je geen vakantie-uren op te nemen als je regelingen moet treffen om zorg voor een zieke in je gezin te regelen. Je hebt recht op een maximum van 24 uur verlof per kalenderjaar met behoud van salaris ongeacht je arbeidsduur. Als dit ontoereikend is heb je recht op onbetaald verlof als je voldoet aan de voorwaarden van de Wet Arbeid en Zorg.
Artikel 7.6 Zorgverlof bij zeer ernstige ziekte
Zorgverlof
1. Je hebt recht op zorgverlof volgens de Wet arbeid en Zorg (Wazo).
Zorgverlof bij zeer ernstige ziekte
2. Als aanvulling op lid 1 heb je na overleg met je werkgever de mogelijkheid betaald verlof op te nemen voor een aaneengesloten periode van maximaal drie maanden als je noodzakelijke thuisverpleging en/of -verzorging verleent aan je zeer ernstig zieke relatiepartner, (pleeg)ouders, (pleeg)kind of een verwant waarmee je samenwoont. Je geeft je werkgever een verklaring van de arts/behandelaar waaruit de noodzaak voor de verpleging/verzorging blijkt.
Het verlof dat je opbouwt tijdens het zorgverlof bij zeer ernstige ziekte wordt verrekend met de totale periode van dit zorgverlof.
Artikel 7.7 Mantelzorg
1. Werknemers die als mantelzorger meer dan 8 uur per week en meer dan 3 maanden mantelzorg verrichten geven dit aan hun werkgever aan. Samen met de werkgever worden de mogelijkheden nagegaan om te voorkomen dat werknemers als mantelzorger worden overbelast. Daarbij zal gekeken worden naar de mogelijkheden die artikel 7.5 biedt.
2. Onder mantelzorg in deze CAO wordt verstaan: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.
Artikel 7.8 Verlenging bevallingsverlof
Je hebt de mogelijkheid onbetaald verlof voor een periode van maximaal vier weken op te nemen aansluitend aan je bevallingsverlof. Je dient tijdig een verzoek in voor dit onbetaalde verlof bij je werkgever. Uiterlijk drie maanden voor de vermoedelijke bevallingsdatum maak je hierover afspraken met je werkgever.
Artikel 7.9 (Gedeeltelijk) afwijzen verlof
Je werkgever heeft de mogelijkheid je geheel of gedeeltelijk geen vakantie-uren toe te staan of verlof te verlenen, indien het instellings- of cliëntenbelang dit in redelijkheid niet toelaat.
Artikel 7.10 Premies tijdens onbetaald verlof/levensloopregeling
1. Je werkgever heeft de mogelijkheid verschuldigde premies die ten laste van de werkgever komen over de periode van onbetaald verlof op jou te verhalen.
Pensioenpremie
2. Xxx neemt jouw deel van de pensioenpremie voor rekening en je werkgever neemt zijn deel van de pensioenpremie voor zijn rekening indien het pensioenreglement van het pensioenfonds Zorg en Welzijn de mogelijkheid biedt de pensioenverzekering vrijwillig voort te zetten en het verlof betrekking heeft op:
• verlenging bevallingsverlof;
• ouderschapsverlof;
• verlof via de levensloopregeling indien je daaruit een inkomen hebt van tenminste 70% van je laatstgenoten xxxxxxx.
3. Je werkgever betaalt niet meer dan het voor zijn rekening komend deel van de premies die in de periode van onbetaald verlof aan het Pensioenfonds Zorg & Welzijn of het IZZ volledig verschul- digd zijn. Als je werkgever de volledige premie afdraagt, dan zal hij het deel dat niet voor zijn rekening is op je verhalen.
4. De vorige leden zijn alleen op jou van toepassing als je na het onbetaalde verlof tenminste zes maanden in dienst blijft bij je werkgever. Indien jij het dienstverband binnen deze termijn eindigt, dien je de voor rekening van de werkgever komend deel van de betaalde premies in de periode van onbetaald verlof, terug te betalen. Je werkgever zal hiervoor een regeling met je treffen.
HOOFDSTUK 8: ZIEKTE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 8.1 Loon bij ziekte/arbeidsongeschiktheid
1. Als je door ziekte niet in staat bent je overeengekomen werk uit te voeren, dan gelden de bepalin- gen van artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek.
Loon bij ziekte
Dit lid gaat in per 1-1-2019
3. Als je ziek bent, ontvang je van je werkgever:
• In de eerste 26 weken 100% van je loon bij ziekte.
• In de tweede 26 weken 95% van je loon bij ziekte, maar ten minste het voor jou geldende wettelijk minimum(jeugd)loon.
• In de derde 26 weken 75% van je loon bij ziekte, maar ten minste het voor jou geldende wettelijk minimum(jeugd)loon.
• In de vierde 26 weken 70% van je loon bij ziekte, maar ten minste het voor jou geldende wettelijk minimum(jeugd)loon.
Definitie loon bij ziekte
4. Onder loon bij ziekte wordt in dit hoofdstuk verstaan:
De som van het bruto-maandsalaris dat je ontvangt op het moment dat je ziek wordt en de overige structurele loonbestanddelen. De hoogte van deze structurele loonbestanddelen wordt op maandbasis berekend over het gemiddelde van de laatste zes maanden voordat je ziek werd. Je loon bij ziekte wordt verminderd met:
• de aanspraak die je als gevolg van ziekte hebt op een uitkering op basis van een bij de wet geldende verzekering of op grond van een arbeidsongeschiktheidspensioen of een samenloop daarvan en
• inkomsten voor werkzaamheden die je hebt verricht in de tijd dat je je overeengekomen werk had kunnen verrichten in de eerste 52 weken van ziekte, zowel op grond van je arbeidsovereen- komst als elders. Hieronder zijn ook inkomsten uit eigen bedrijf begrepen.
5. Als je arbeidsovereenkomst met je werkgever eindigt, dan krijg je geen loon bij ziekte meer.
Artikel 8.2 Loon bij ziekte/arbeidsongeschiktheid voor werknemers met min/max-contract
Min/max-contract
Als je een min/max-contract hebt, zoals bedoeld in artikel 4.2 en je hebt nog geen afspraak gemaakt over het te werken variabele gedeelte, dan wordt, in afwijking van artikel 8.1 lid 3 eerste zin, je salaris tijdens ziekte vastgesteld op basis van het gemiddelde salaris over de drie maanden of drie periodes, voorafgaand aan de maand of de periode waarin je ziek bent geworden. De hoogte van structurele looncomponenten wordt berekend over het gemiddelde van de laatste zes maanden voordat je ziek werd. Artikel 8.1 blijft van toepassing.
Artikel 8.3 Verlagen van loondoorbetaling
Als blijkt dat je de verplichtingen niet bent nagekomen die je werkgever op grond van de wet en/of een eigen regeling aan je stelt tijdens je ziekte, dan kan je werkgever de doorbetaling van het loon tijdens ziekte verlagen tot 70% van je loon, zoals dit is voorgeschreven in artikel 7:629 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Het bepaalde in artikel 7:629 lid 3 en lid 6 Burgerlijk Wetboek blijft van kracht.
Artikel 8.4 Geheel of gedeeltelijk vervallen van loondoorbetaling
Je werkgever kan jouw recht op loondoorbetaling bij ziekte geheel of gedeeltelijk laten vervallen wanneer jouw aanspraak op een uitkering (op grond van de Ziektewet, WIA, WAO of WW) geheel of gedeeltelijk komt te vervallen. Behalve wanneer dit aan je werkgever is te wijten.
Artikel 8.5 Salarisaanpassingen bij ziekte
Als je maandsalaris verandert doordat je een periodieke verhoging krijgt in de eerste 52 weken van ziekte of door een algemene salarisaanpassing op grond van deze CAO, dan verandert daardoor ook je loon bij ziekte.
Artikel 8.6 Eindejaarsuitkering bij ziekte
Je houdt recht op de eindejaarsuitkering (artikel 5.7) over maximaal 104 weken dat je ziek bent.
Artikel 8.7 Productieve arbeid en re-integratie tijdens ziekte
Als je in de tweede periode van 52 weken ziekte productieve arbeid verricht bij je werkgever of bij een andere werkgever en/of re-integratieactiviteiten verricht, zoals je bent overeengekomen met je werkgever in het plan van aanpak, als bedoeld in artikel 7:658a lid 2 Burgerlijk Wetboek, geldt het volgende:
a. de uren die zijn besteed aan productieve arbeid en/of de uren die direct zijn besteed aan re-integratieactiviteiten worden doorbetaald tegen 100% van jouw loon bij ziekte;
b. de overige uren betaalt je werkgever door op basis van 75% (in de eerste 6 maanden in het tweede ziektejaar) en 70% (in de tweede 6 maanden van het tweede ziektejaar) van xxxx xxxx bij ziekte.
c. je inkomsten kunnen op basis van de uren onder sub a en/of b afzonderlijk of tezamen niet meer dan 100% van jouw loon bij ziekte bedragen en nooit minder dan 70%, met een minimum van het voor jouw geldende wettelijk minimum (jeugd)loon.
Artikel 8.8 Loonaanvulling vervroegde IVA-uitkering
Als je door een vervroegde keuring, zoals bedoeld in de WIA, gedurende de eerste 52 weken van ziekte recht hebt op een IVA-uitkering volgens de WIA, dan heb je aanspraak op een aanvulling van je werkgever tot 100% van je loon bij ziekte.
Je loon bij ziekte wordt verminderd met:
• de aanspraak die je hebt op een uitkering op basis van een bij de wet geldende verzekering of op grond van een arbeidsongeschiktheidspensioen of een samenloop daarvan;
• inkomsten voor werkzaamheden die je hebt verricht in de tijd dat je recht had op de hiervoor genoemde IVA-uitkering, zowel op grond van je arbeidsovereenkomst als elders. Hieronder zijn ook inkomsten uit eigen bedrijf begrepen.
HOOFDSTUK 9: MEERKEUZESYSTEEM ARBEIDSVOORWAARDEN
Artikel 9.1 Meerkeuzesysteem
1. Je kunt verschillende arbeidsvoorwaarden tegen elkaar uitruilen via een meerkeuzesysteem. Zowel de in te zetten arbeidsvoorwaarden (de bronnen) als de arbeidsvoorwaarden waartegen geruild kan worden (de doelen), kunnen worden uitgedrukt in geld of tijd.
2. Je werkgever bepaalt in overleg met het medezeggenschapsorgaan hoe het meerkeuzesysteem wordt ingericht en wat de bronnen en doelen zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden van artikel 9.2.
Artikel 9.2 Randvoorwaarden
1. Als je gebruik maakt van het meerkeuzesysteem worden je toeslagen voor overwerk, onregelma- tige dienst, of inconveniënte uren berekend alsof er geen uitruil heeft plaatsgevonden.
2. Als je een tijdbron ruilt voor een doel in het kader van oriëntatie op je loopbaan, is de waarde van de tijdbron 120% van de waarde die de bron normaal gesproken heeft.
HOOFDSTUK 10: VERGOEDING BIJ ONTSLAG
Artikel 10.1 Wachtgeld
Voorwaarden wachtgeld
1. Je krijgt vanaf de dag dat je arbeidsovereenkomst is geëindigd wachtgeld toegekend als je voldoet aan de voorwaarden genoemd onder a t/m c:
a. Je arbeidsovereenkomst niet op je eigen verzoek eindigt, maar vanwege:
• opzegging door je werkgever na toestemming van het UWV op basis van het Buitenge- woon Besluit Arbeidsverhoudingen òf
• ontslag na toestemming van de kantonrechter òf
• een uitspraak van het Scheidsgerecht òf
• een uitspraak van de gewone rechter.
b. En deze beëindiging plaatsvindt vanwege:
• gehele of gedeeltelijke opheffing van je functie òf
• een reorganisatie waardoor je werkzaamheden geheel of gedeeltelijk overbodig zijn geworden óf
• een fusie, liquidatie of gehele of gedeeltelijke sluiting van de instelling òf
• onbekwaamheid die niet aan jou is toe te rekenen en je 50 jaar of ouder bent en minimaal 15 jaar bij je werkgever of zijn rechtsvoorganger(s) in dienst bent.
c. En je door de beëindiging van je arbeidsovereenkomst een WW-uitkering is toegekend en je alles doet wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van uitkeringen zoals in lid 3 sub a. weergege- ven.
2. Als je na de schriftelijke mededeling van je werkgever, dat je arbeidsovereenkomst eindigt vanwege één van de onder lid 1 sub b genoemde redenen en je voor de dag van het ontslag een nieuwe arbeidsovereenkomst met een lager salaris bij een andere werkgever accepteert, dan ontvang je vanaf de dag van indiensttreding een aanvulling op je salaris ter hoogte van het wachtgeld. Dit geldt ook bij inkomsten uit eigen bedrijf.
Definitie wachtgeld
3. Onder wachtgeld wordt verstaan de som van a., b. en c.
a. De uitkeringen waarop je recht hebt op basis van:
• de Werkloosheidswet (WW);
• de Ziektewet (ZW);
• de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);
• de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA);
• de loonsuppletieregelingen;
• de Overbruggingsuitkering (OBU) of het Flexpensioen, die verplicht tot uitkering komt, ingevolge de pensioenregeling van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn.
b. De inkomsten uit arbeid of eigen bedrijf, voor zover lid 2 of artikel 10.6 (vermindering van wachtgeld) leden 1 t/m 3 van toepassing is.
c. De aanvulling van je werkgever op a. en b.
4. Een wachtgelduitkering wordt maandelijks uitgekeerd door je werkgever, zoals de uitbetaling van salaris ook plaatsvindt.
5. Het recht op wachtgeld kan in overleg tussen jou en je werkgever geheel of gedeeltelijk vervangen worden door een afkoopsom.
6. Je werkgever is verplicht bij een sluiting van de instelling tijdig maatregelen te nemen die de financiering van de wachtgeldverplichting waarborgt.
Artikel 10.2 Duur van het wachtgeld
Wachtgeldperiode
1. Het wachtgeld wordt je toegekend gedurende drie maanden plus drie maanden voor elk vol jaar dat je in dienst was bij je werkgever. De in de vorige zin bedoelde duur van het wachtgeld is gemaximeerd tot de duur van de voor jou geldende loongerelateerde WW-uitkering.
2. Als je binnen vijf jaar na je ontslagdatum, de AOW-gerechtigde leeftijd zal bereiken én direct voorafgaand aan het ontslag minimaal 10 jaar in dienst geweest bent bij je werkgever, wordt de duur van je recht op wachtgeld verlengd tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
3. Tijdens de in lid 2 van dit artikel vermelde verlengde wachtgeldperiode is het bepaalde in artikel
10.3 lid 1 met betrekking tot de hoogte van het wachtgeld van toepassing.
4. Voor de bepaling van het aantal dienstjaren als bedoeld in het eerste lid, tellen de jaren mee die je hebt doorgebracht bij je huidige werkgever en diens rechtsvoorganger(s).
Artikel 10.3 Hoogte van het wachtgeld
Hoogte wachtgeld – Berekeningsgrondslag
1. De hoogte van het wachtgeld is de eerste zes maanden gelijk aan je laatst verdiende salaris. Na deze periode wordt de hoogte van het wachtgeld afgebouwd en bedraagt het vervolgens de volgende drie maanden 80% van je salaris, de daarop volgende twee jaar 75% van je salaris en vervolgens 70% van je salaris.
De berekeningsgrondslag voor het wachtgeld is gelijk aan je laatstverdiende salaris vermeerderd
met vakantiebijslag en structurele eindejaarsuitkering.
Indien de hoogte van je salaris wisselde, wordt het gemiddelde salaris per maand over de laatste twaalf volle kalendermaanden voor het einde van het dienstverband als berekeningsgrondslag genomen. Als deel van de berekeningsgrondslag geldt ook het bedrag dat je voorafgaand aan je ontslag over een periode van twaalf volle kalendermaanden gemiddeld als toelage inconveniënte uren hebt ontvangen.
Gedurende de wachtgeldperiode bedraagt het wachtgeld nooit minder dan 80% van het wettelijk minimumloon.
Flexpensioen
2. Als je een Flexpensioen ontvangt, die verplicht tot uitkering komt, vanuit de pensioenregeling Pensioenfonds Zorg en Welzijn dan wordt deze uitkering aangevuld tot de hoogte van het wachtgeld.
Loonaanpassing
3. Als er sprake is van een algemene loonaanpassing voor deze CAO, waarop je recht gehad zou hebben als je nog steeds in dienst was van je werkgever, dan wordt dit in de berekening van het wachtgeld meegenomen. In dat geval worden voor de berekening van het netto-inkomen de op dat moment geldende premiehoogten in acht genomen.
4. Als de berekening zoals bedoeld in dit artikel leidt tot een voor jou ongunstig resultaat, doordat je werkzaamheden geleidelijk worden afgebouwd, dan wordt in je voordeel van dit artikel afgeweken.
Artikel 10.4 Pensioenbijdrage bij wachtgeld
Tegemoetkoming kosten – pensioenregeling
1. In de periode waarin je recht hebt op wachtgeld, kun je in het geval van vrijwillige voortzetting van je deelname aan de pensioenregeling – voor tenminste de helft – recht hebben op een tegemoetko- ming in de kosten hiervan. Deze tegemoetkoming bedraagt de helft van het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat je werkgever voor jou, over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was.
2. Het bepaalde in het vorige lid is alleen van toepassing, indien je zelf (tenminste) de helft van het werknemersaandeel in de pensioenpremie, die je verschuldigd was over de volle maand vooraf- gaand aan het ontslag, voor je rekening neemt.
3. Zodra er sprake is van een algemene aanpassing van de hoogte van het premiepercentage die ook van toepassing zou zijn geweest als je nog steeds in dienst was, dan geldt vanaf dat moment het bepaalde in leden 1 en lid 2 met de aangepaste premie als uitgangspunt.
Artikel 10.5 Overige voorwaarden om in aanmerking te komen voor wachtgeld
Overige voorwaarden
1. Je bent verplicht om je direct na de schriftelijke mededeling van je werkgever dat je arbeidsover- eenkomst eindigt wegens ontslag, zoals in artikel 10.1 lid 1 is weergegeven, als werkzoekende in te schrijven bij het UWV.
2. Je bent verplicht gebruik te maken van geboden mogelijkheden om inkomsten uit arbeid of uit eigen bedrijf te verwerven, tenzij je kunt aantonen dat het nakomen van deze verplichting in alle redelijkheid niet van je gevraagd kan worden.
3. Als je in de periode waarin je recht hebt op wachtgeld inkomsten verwerft als bedoeld onder lid 2 of uit uitkeringen als genoemd in artikel 10.1 lid 3 a., ben je verplicht om je werkgever hierover en over de hoogte ervan direct te informeren. Als je werkgever hierom vraagt ben je verplicht alle gewenste inlichtingen en bewijsstukken hierover te verstrekken.
Artikel 10.6 Vermindering van het wachtgeld
Inkomsten arbeid of eigen bedrijf
1. Als je inkomsten uit arbeid of uit eigen bedrijf ontvangt met ingang van of na de dag waarop je wachtgeld is ingegaan, worden deze inkomsten op je wachtgeld in mindering gebracht als de
inkomsten samen met je wachtgeld hoger zijn dan je laatstverdiende salaris.
2. Lid 1 is ook van toepassing als je inkomsten uit arbeid of in verband met of uit eigen bedrijf ontvangt in de periode van non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaand aan je ontslag, waarvoor je wachtgeld is toegekend.
3. Lid 1 is ook van toepassing als je werk bij een andere werkgever hebt of een eigen bedrijf bent begonnen vóór de dag van je ontslag, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag hieruit inkomsten ontvangt. Als je aannemelijk maakt dat (een gedeelte van) je inkomsten of de vermeerdering van je inkomsten niet het gevolg is van een toename van werkzaamheden of verband houden met je ontslag dan worden (een gedeelte van) je meerdere inkomsten niet meegenomen in de toepassing van lid 1.
Strafkorting WW
4. Als er sprake is van strafkorting in verband met je WW-uitkering, wordt de verplichting van je werkgever tot de aanvulling zoals in artikel 10.3 weergegeven overeenkomstig aangepast en kan je geen beroep doen op loonbetaling ex artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek.
5. Als je inkomsten uit arbeid of uit eigen bedrijf, als bedoeld in lid 1, tot een (gedeeltelijke) korting leiden op je wettelijke uitkering, dan behoort het gedeelte van je inkomsten dat in mindering wordt gebracht op je wettelijke uitkering tot het begrip wachtgeld.
Artikel 10.7 Einde van het recht op wachtgeld
1. Het recht op wachtgeld eindigt:
a. met ingang van de dag, volgend op die waarop de werknemer is overleden;
b. met ingang van de dag waarop je aanspraak maakt op ouderdomspensioen of arbeidsonge- schiktheidspensioen volgens de pensioenregeling van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn als het recht hierop is ontstaan tijdens het dienstverband op basis waarvan je wachtgeld ontvangt;
c. als je onvoldoende meewerkt aan een medisch onderzoek voor het verkrijgen van invaliditeits- pensioen of van een wettelijke uitkering wegens arbeidsongeschiktheid;
d. als je niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 10.5.
e. als één van de in artikel 10.1 lid 3 genoemde uitkeringen wordt stopgezet, omdat de wachtgeld- gerechtigde niet het bepaalde in artikel 10.1 lid 1 sub c, in acht neemt.
2. Tijdens een beroepsprocedure op grond van een van de genoemde wettelijke regelingen wordt de uitkering van het wachtgeld opgeschort.
Artikel 10.8 Uitkering bij overlijden bij wachtgeld
Overlijdensuitkering
1. Xxxxxxx degene die recht heeft op wachtgeld overlijdt, verstrekt de werkgever een overlijdensuitke- ring aan:
1. de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, en bij het ontbreken van deze aan
2. zijn minderjarige kinderen, en bij het ontbreken van hen aan
3. degene met wie de werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag.
2. Indien de overleden werknemer geen nabestaanden heeft zoals bedoeld in artikel 7:674 Burgerlijk Wetboek en genoemd in lid 1, kan de werkgever de uitkering of een gedeelte daarvan verstrekken aan de persoon of de personen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever op grond van billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
3. In aanvulling op artikel 7:674 Burgerlijk Wetboek wordt de overlijdensuitkering uitgekeerd ter hoogte van het wachtgeld dat over de eerste drie maanden volgend op de maand van overlijden zou zijn uitgekeerd.
4. Deze overlijdensuitkering vervalt als er vanwege het overlijden uitkeringen worden verstrekt die op grond van de sociale verzekeringswetten wordt toegekend.
Artikel 10.9 Positieve afwijking wachtgeldregeling
Als er sprake is van een (dreigend) collectief ontslag waarvoor een sociaal plan, als bedoeld in artikel
11.2 Reorganisatie, wordt afgesproken met (regionale) vakbonden, dan is je werkgever verplicht de wachtgeldregeling van hoofdstuk 10 met de vakbonden te bespreken. Je werkgever moet hierbij een positieve afwijking van deze regeling met de vakbonden overeenkomen.
HOOFDSTUK 11: SOCIALE BEGELEIDING BIJ ORGANISATIEVERANDERINGEN
Artikel 11.1 Fusie
1. Met fusie wordt gelijkgesteld iedere vorm van overdracht van zeggenschap over een (deel van een) organisatie die valt onder de werkingssfeer van deze CAO aan een andere rechtspersoon.
2. Als je werkgever betrokken is bij een fusie zijn de “Fusiegedragsregels 2015 ter bescherming van de belangen van werknemers” (kortweg SER-fusiecode genoemd) van toepassing, ongeacht het aantal werknemers dat bij de fusie betrokken is.
Artikel 11.2 Reorganisatie
Definitie reorganisatie
1. Onder reorganisatie wordt verstaan: het wijzigen, anders organiseren, verminderen of beëindigen van de werkzaamheden van een (deel van een) organisatie.
2. In geval van reorganisatie met verlies van werkgelegenheid zijn de kaders van de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO) leidend voor de volgende leden van dit artikel.
Reorganisatieplan/afvloeiingsplan
3. Als je werkgever overgaat tot reorganisatie waardoor op een of meer binnen het tijdsverloop van de totale reorganisatie gelegen tijdstippen:
• de arbeidssituatie van 20 of meer werknemers aanmerkelijk wordt gewijzigd of
• de arbeidsovereenkomst van 20 of meer werknemers beëindigd moeten worden, is je werkgever verplicht na overleg met het medezeggenschapsorgaan een voorlopig reorganisa- tieplan en/of afvloeiingsplan op te stellen.
4. Als er voor de betrokken werknemers sprake is van beëindiging of wijziging in aard of omvang van de arbeidsovereenkomst of functie, is je werkgever verplicht hierover tijdig overleg te voeren met de vakbonden. Na het overleg met het medezeggenschapsorgaan en vakbonden stelt je werkgever het reorganisatieplan definitief vast. Hij stuurt een exemplaar van het definitieve reorganisatieplan aan het medezeggenschapsorgaan en de betrokken vakbonden.
Na de uitvoering van het reorganisatieplan ontvangt het medezeggenschapsorgaan het nieuwe organisatieschema van je werkgever.
5. Je werkgever beargumenteert ontslagaanvragen schriftelijk.
HOOFDSTUK 12: FACILITEITEN (LEDEN) WERKNEMERSORGANISATIES EN EXTRA BEVOEGDHEDEN ONDERNEMINGSRAAD
Artikel 12.1 Scholing
Verplichtingen werkgever
1. Naast de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet op de ondernemingsraden, is je werkgever verplicht:
a. Jaarlijks in overleg met de Ondernemingsraad een scholingsplan inclusief budget vast te stellen. Het scholingsplan bevat functiegerichte, beroepsgerichte en op inzetbaarheid gerichte scholing en een faciliteitenregeling. Het scholingsbudget bedraagt minimaal 2% van de loonsom.
b. De kosten van de door het KCKZ verplicht gestelde functie- en beroepsgerichte scholingen en de kosten van herregistratie in het register volledig te vergoeden. Deze kosten zijn onderdeel van het scholingsbudget van minimaal 2% van de loonsom. Ook de verplichte re-certificerings- en examenkosten volgens IBCLC voor lactatiekundigen worden vergoed.
c. In overleg met de medezeggenschap en/of de medewerkers afspraken te maken over de vergoeding van de cursus-/studietijd, voor zover dit past binnen het scholingsbudget van minimaal 2% van de loonsom.
d. De invulling van het desbetreffende budget schriftelijk vast te leggen. Deze informatie is voor medewerkers toegankelijk of opvraagbaar.
Artikel 12.2 Verlof voor vakbondsactiviteiten
Vakbondsverlof
1. Als je deel wilt nemen aan activiteiten van de vakbond waarvan je lid bent, stelt je werkgever je daartoe in de gelegenheid. Als deze activiteiten plaatsvinden op uren waarop je volgens je arbeidsovereenkomst inzetbaar bent, krijg je hiervoor betaald verlof tot een maximum van 200 uur per jaar.
2. Onder de onder lid 1 bedoelde activiteiten worden verstaan:
• statutaire vergaderingen of vergaderingen van statutaire regionale organen van de vakbond als je door de vakbond als bestuurslid en/of afgevaardigde bent aangewezen;
• conferenties, landelijke en regionale vergaderingen en werkgroepen als je daarvoor door het hoofdbestuur van de vakbond bent uitgenodigd;
• cursussen als je deze op verzoek van het hoofdbestuur van de vakbond verzorgt of bijwoont.
BIJLAGEN
BIJLAGE 1 SALARISSCHALEN
* Salarisbedragen van toepassing voor zover het wettelijk minimum (jeugdloon) niet hoger is.
Salarisreeks per 1 januari 2019
Salarisschalen per 1 januari 2019
Salarisreeks per 1 mei 2019
Salarisschalen per 1 mei 2019
* Salarisbedragen van toepassing voor zover het wettelijk minimum (jeugdloon) niet hoger is.
** Vervalt per 1 juli 2019.
BIJLAGE 3 PROCEDURE FWG
Uitgangspunten FWG
1. Je werkgever hanteert voor het indelen van je functie in een van de functiegroepen 5 t/m 80 het actuele computerondersteunde systeem FWG Geboortezorg. FWG Geboortezorg is een vereenvou- digde toepassing van FWG 3.0. De invoering van FWG Geboortezorg leidt niet tot een wijziging in de zwaarte van je functie, waardoor het opnieuw indelen van je functie niet nodig is.
2. Je werkgever houdt hierbij rekening met de volgende uitgangspunten:
a. Basis voor de indeling is de beschrijving van de functie die jij uitoefent. De functiebeschrijving wordt vastgelegd op basis van de door cao-partijen overeengekomen kwaliteitscriteria.
b. Indeling van je functie vindt plaats met behulp van het functiewaarderingssysteem FWG Geboortezorg nadat je functie op basis van de overeenkomstige functiebeschrijving is vastgesteld.
c. Bij het vaststellen van je functiebeschrijving, de waardering en de indeling van de functie die je vervult geldt de procedure uit dit hoofdstuk.
3. Je werkgever geeft aan wie binnen de instelling bevoegd is tot het beheer van de FWG- instellingsbestanden (‘de systeemdeskundige’) en tot het maken van een indelingsvoorstel met het FWG Geboortezorg systeem (‘de indelers’).
4. Je werkgever waarborgt een juiste systeemtoepassing en draagt in dit verband zorg voor een adequate opleiding en training van FWG-deskundigen en indelers.
5. Je werkgever kan in geval van onzekerheid bij het waarderen en indelen van de functie de FWG helpdesk om advies vragen. Je werkgever geeft hierbij op basis van een gemotiveerd indelings- voorstel en een organogram aan op welke wijze hij tot een bepaalde indeling is gekomen.
6. Jij of je werkgever hebben het recht het functiewaarderingssysteem FWG 3.0 en FWG Geboorte- zorg en de relatie hiervan met de indeling van de functie in de functiegroepen als bedoeld in dit artikel kosteloos in te zien. Dit is mogelijk als hiervoor een verzoek bij cao-partijen wordt inge- diend.
Herindeling
7. Na de eerste indeling van functies volgens het functiewaarderingssysteem zullen zich regelmatig situaties voordoen, waarin (indeling of) herindeling van functies moet plaatsvinden. De in dit Hoofdstuk opgenomen herindelingsprocedure kan niet eerder starten dan één jaar na de datum van het (her)indelingsbesluit waarbij de functie als laatste is vastgesteld bij de (her)indeling.
8. Uitgangspunten voor een herindeling:
1. Als cao-partijen na de introductie van het functiewaarderingssysteem FWG Geboortezorg overeenkomen om het systeem of de systeeminhoud aan te passen, dan moet je werkgever overgaan tot heroverweging van (een) bestaande functie-indeling(en) zodra sprake is van aanpassingen die direct betrekking hebben op die bestaande functie- indeling(en).
2. Je werkgever moet tot toetsing of heroverweging van (een) functie-indeling(en) overgaan, als sprake is van een wezenlijke verandering van de inhoud van (een) functie(s). Voor de herinde- ling maakt de werkgever gebruik van de procedure uit dit hoofdstuk.
Er is sprake van een wezenlijke verandering van je functie wanneer redelijkerwijs verondersteld mag worden dat je functie-inhoud en/of functie-eisen niet meer aansluiten bij de meest recente beschrijving van je functie of indelingsniveau op basis van een (her)indeling.
9. Als je werkgever je nieuwe functie voorlopig heeft ingedeeld, kan je zes maanden na deze voorlopige indeling een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot herindeling indienen. Vervolgens zal je werkgever binnen drie maanden overgaan tot het starten van de herindelingsprocedure.
Herindelingsprocedure
10. Op basis van de onder het kopje Xxxxxxxxxxx omschreven aanleidingen kan jij en/of je werkgever het initiatief nemen tot het starten van een herindelingsprocedure.
Fasen herindeling
11. De herindelingsprocedure vindt plaats in de volgende fasen:
a. Fase 1:
• Je werkgever (of een door je werkgever daartoe aangewezen functionaris) toetst het initiatief tot herindeling.
• Eventueel geeft je werkgever een nadere overweging of er gevolgen zijn van wijzigingen van en/of aanvullingen op het systeem en zo ja welke dit zijn.
• Bij de beoordeling of sprake is van een wezenlijke verandering van de functie-inhoud dient de inhoud van je functie te worden geïnventariseerd. Werknemer kan zich laten bijstaan door zijn vakbond cq. externe adviseur. Hierna kan worden vastgesteld in hoeverre
wijziging van het als laatste vastgestelde indelingsniveau noodzakelijk is.
b. Fase 2:
• Je werkgever legt de functiebeschrijving aan je voor. Je werkgever houdt hierbij rekening met de inhoud van het kopje Vaststellen functiebeschrijving
c. Fase 3:
• Je werkgever stelt de waardering van je functie vast en biedt deze aan je aan. Je werkgever houdt hierbij rekening met de inhoud van het kopje Waardering en indeling van de functie.
Vaststellen functiebeschrijving
12. Je werkgever neemt een voorlopig besluit over je functiebeschrijving en legt dit aan je voor.
13. Als je niet instemt met dit voorlopige besluit kun je bezwaar maken bij je werkgever.
14. Je moet je bezwaar schriftelijk en gemotiveerd bij je werkgever indienen.
15. Je moet het bezwaar binnen een termijn van 30 dagen of binnen de met de Ondernemingsraad of PVT medezeggenschapsorgaan overeengekomen termijn indienen.
16. Je werkgever vraagt binnen 14 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift advies in bij de door hem ingestelde Interne Bezwaren Commissie FWG (IBC-FWG). De taak, samenstelling en werkwijze van de IBC-FWG wordt vastgelegd in een tussen je werkgever en de Ondernemingsraad of PVT overeengekomen reglement.
17. Je werkgever beslist en informeert je schriftelijk binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het advies van de IBC-FWG over je bezwaarschrift definitief over de vaststelling van je functiebeschrijving. Eventueel geldt binnen de instelling een afwijkende termijn die met de Ondernemingsraad of PVT is overeengekomen.
18. Het besluit van je werkgever in het vorige lid betekent het einde van de procedure binnen de instelling voor de vaststelling van je functiebeschrijving.
19. Als je het niet eens bent met het definitieve besluit van je werkgever is er sprake van een geschil over de arbeidsovereenkomst.
Waardering en indeling van de functie
20. Je werkgever bepaalt de herwaardering en -indeling van je functie met behulp van het functie- waarderingssysteem FWG Geboortezorg.
21. Na de vaststelling van de herwaardering en -indeling van je functie vindt een herindelingsgesprek plaats tussen jou en je werkgever (of een door je werkgever daartoe aangewezen functionaris) over de waardering en indeling van je functie. Je kunt je tijdens dit gesprek laten bijstaan door een derde.
22. Van het herindelingsgesprek maakt je werkgever een gespreksverslag. Dit geldt ook voor ieder eventueel volgend gesprek.
23. Je ontvangt binnen 14 dagen na het herindelingsgesprek een voorlopig herindelingsvoorstel en het gespreksverslag.
24. Als je akkoord gaat met het herindelingsvoorstel moet je dit binnen 30 dagen na ontvangst van het voorstel schriftelijk aan je werkgever kenbaar te maken.
25. Je werkgever bevestigt binnen 14 dagen na je akkoord het herindelingsvoorstel en stelt je schriftelijk op de hoogte van het definitieve besluit conform het voorstel.
26. Als je niet akkoord gaat met het herindelingsvoorstel dan moet je binnen 30 dagen na ontvangst van het herindelingsvoorstel schriftelijk en gemotiveerd bij je werkgever een bezwaar indienen.
27. Je werkgever wint binnen 14 dagen na ontvangst van je bezwaarschrift advies in bij de IBC-FWG, over je bezwaar, de herwaardering en -indeling van de vastgestelde functie.
28. Je werkgever beslist en informeert je schriftelijk binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het advies van de IBC-FWG over je bezwaarschrift. Het is mogelijk dat binnen de instelling in overeenstemming met de Ondernemingsraad of PVT van deze termijn van 30 dagen wordt afgeweken.
Deskundigenoordeel
Als je na het doorlopen van de interne bezwarenprocedure het niet eens bent met de definitieve indeling van je functie, kan je een deskundigenoordeel aanvragen bij de systeemhouder FWG. Het deskundigenoordeel is een integraal advies op basis van het functiewaarderingssysteem FWG 3.0.
Hiervoor volg je de volgende procedure:
29. Je dient bij systeemhouder FWG schriftelijk een verzoek in voor een deskundigenoordeel. Dit verzoek moet je doen binnen 30 dagen nadat je de indeling schriftelijk hebt ontvangen, zoals aangegeven in het kopje Waardering en indeling van de functie. Dit verzoekschrift bevat de vastgestelde functiebeschrijving, het definitieve indelingsbesluit, het advies van de IBC en een gemotiveerde beschrijving van je bezwaren. Je stelt je werkgever op de hoogte van dit verzoek.
30. De kosten van het deskundigenoordeel bedragen € 55,– administratiekosten en € 290,– behandel-
kosten en zijn bij de aanvraag voor jouw rekening. Je moet deze kosten betalen alvorens je aanvraag in behandeling wordt genomen.
31. Je kunt je laten bijstaan door bijvoorbeeld een werknemersorganisatie.
32. De systeemhouder FWG kan, als zij dat noodzakelijk vindt, nadere informatie inwinnen bij zowel jou als je werkgever waarbij het beginsel van hoor en wederhoor wordt toegepast.
33. De systeemhouder FWG stuurt binnen 60 dagen, mits de benodigde informatie tijdig is ontvangen, een advies naar jou en je werkgever. De systeemhouder FWG kan ook concluderen dat de functiebeschrijving belemmerend is om tot een goede indeling te komen. In dat geval krijg je de behandelkosten terug.
34. Het deskundigenoordeel is een zwaarwegend advies.
35. Als je het niet eens bent met het besluit van je werkgever na het deskundigenoordeel, dan is sprake van een arbeidsrechtelijk geschil.
36. Als de systeemhouder FWG jou in het gelijk stelt, betaalt je werkgever de behandelkosten als bedoeld in lid 2 aan je terug.
37. Je stuurt het verzoek om een deskundigenoordeel naar de FWG systeemhouder. Op de website van de systeemhouder tref je een modelbrief en toelichting op de procedure aan.
BIJLAGE 4 LEERLINGSALARISSEN VERZORGENDE OF VERZORGENDE IG (BBL)
Xxxxxxxx-verzorgende of leerling-verzorgende-IG (kwalificatieniveau 3/3-IG)
Per januari 2019
Per mei 2019
BIJLAGE 5 LEERLINGSALARISSEN VERKORTE OPLEIDING TOT KRAAMVERZORGENDE (BBL)
Per 1 januari 2019
Salaristabellen bij verkorte opleiding kraamverzorgende anders opgeleiden
Salaristabellen bij verkorte opleiding kraamverzorgende niet-opgeleiden
Per 1 mei 2019 (geen wijziging)
Salaristabellen bij verkorte opleiding kraamverzorgende anders opgeleiden
Salaristabellen bij verkorte opleiding kraamverzorgende niet-opgeleiden
BIJLAGE 6 VERLOFUREN OVERGANGSREGELING 50 JAAR OF OUDER
Afwijking voor 50+
1. In afwijking van artikel 7.1 heb je bij het bereiken van je 55 jarige leeftijd jaarlijks recht op de onderstaande extra bovenwettelijke vakantie-uren indien je op 31 december 2011:
• 50 jaar of ouder was, maar jonger dan 55 jaar én
• in dienst was bij een VVT werkgever.
Leeftijd op 31 december 2011 | Extra bovenwettelijke uren bij bereiken leeftijd van 55 jaar, bij een gemiddelde arbeids- duur van 36 uur per week |
50 jaar | 45 |
51 jaar | 55 |
52 jaar | 60 |
53 jaar | 70 |
54 jaar | 80 |
2. Je behoudt dit recht op extra bovenwettelijke vakantie-uren ook, als je aan de voorwaarden in lid 1 voldoet en je nadien bij een andere Kraamzorg werkgever in dienst treedt.
BIJLAGE 7 VERLOFUREN GARANTIEREGELING 55 JAAR OF OUDER
Afwijking voor 55+
1. In afwijking van de vorige artikelen heb je:
Jaarlijks recht op 93 extra bovenwettelijke vakantie-uren (dit is gelijk aan het aantal leeftijdsuren waarop je recht had in 2011) als je op 31 december 2011:
• 55 jaar of ouder was én
• in dienst was bij een VVT werkgever
Je behoudt dit recht op extra bovenwettelijke vakantie-uren ook, als je aan de voorwaarden in dit artikel voldoet als je nadien bij een andere Kraamzorg werkgever in dienst treedt.
BIJLAGE 8 GARANTIEBEPALINGEN THUISZORGORGANISATIES
Artikel 1 Garantiebepalingen Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 1 sub 2 1.
1. Voor werknemers in dienst van een Thuiszorgorganisatie blijven de in lid 2 genoemde garantiere- gelingen uit de CAO-Thuiszorg 2007-2008 gehandhaafd onder de daarbij behorende voorwaarden.
2. De in lid 1 genoemde garantieregelingen zijn:
a. Artikel 89 CAO-Thuiszorg;
b. Artikel 93 CAO-Thuiszorg;
c. Uitvoeringsregeling A, artikel 9 leden 3 en 4 CAO-Thuiszorg;
d. Uitvoeringsregeling A, artikel 10 CAO-Thuiszorg.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2019.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetge- ving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Dictum IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2020 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 11 februari 2019
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx